Buitengebied herziening 2005, PH Noorderweg 40
Bestemmingsplan - Gemeente Twenterand
Vastgesteld op 02-02-2016 - geheel onherroepelijk in werking
Bestanden
1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan het bestemmingsplan Buitengebied herziening 2005 PH Noorderweg 40 met identificatienummer NL.IMRO.1700.201501BPBGPH van de gemeente Twenterand;
1.2 bestemmingsplan de geometrische bepaalde planobjecten met bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 aaneengesloten lintbebouwing een lijnvormig verband van vrijstaande woningen en gegroepeerde woningen welke als duidelijke eenheid herkenbaar en begrensd zijn;
1.6 aan huis verbonden beroep een dienstverlenend beroep dat op kleine schaal in een woning en/of aangebouwd ondergeschikt gebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de betreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse;
1.7 afwijken van de bouwregels en/of van de gebruiksregels een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening
1.8 ander-werk een werk, geen bouwwerk zijnde, of een werkzaamheid;
1.9 andere geluidsgevoelige gebouwen gebouwen als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder;
1.10 bebouwing één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouw zijnde;
1.11 beperkt kwetsbaar object een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;
1.12 bestaand aantal woningen het aantal woningen binnen één bouwperceel dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan , met uitzondering van woningen die reeds in strijd waren met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling(en) van dat plan;
1.13 bestaand bebouwingspercentage het percentage van het bouwperceel dat de grootte van het deel van het bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd en dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het be-stemmingsplan, met uitzondering van (het deel van) de bouwwerken die niet legaal gebouwd zijn;
1.14 bestaand bouwwerk Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning voor het bouwen, met uitzon-dering van (het deel van) de bouwwerken die niet legaal gebouwd zijn;
1.15 bestaand gebouw een gebouw dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoe-ring is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning voor het bouwen, met uitzondering van (het deel van) de gebouwen die niet legaal gebouwd zijn;
1.16 bestaand gebruik het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het be-stemmingsplan, met uitzondering van het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling(en) van dat plan;
1.17 bestemmingsgrens de grens van een bestemmingsvlak;
1.18 bestemmingsvlak een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.19 bijlage een bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende bijlage uit de Bijlagen bij de regels;
1.20 bouwen het oprichten of veranderen van een bouwwerk of een standplaats;
1.21 bouwgrens de grens van een bouwvlak;
1.22 bouwperceel een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.23 bouwperceelgrens een grens van een bouwperceel;
1.24 bouwvlak een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels be-paalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.25 bouwwerk Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;
1.26 detailhandel het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan degenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.27 dienstverlenend beroep de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juri-disch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, vastgesteld-technisch of hieraan gelijk te stellen gebied;
1.28 dienstverlening het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij afnemers rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen;
1.29 erf al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;
1.30 gebouw elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.31 hoofdbouw een gebouw dat op een bouwperceel in stedenbouwkundig opzicht als het belangrijkste gebouw is aan te merken;
1.32 landbouwontwikkelingsgebied gebied waar het primaat ligt bij de landbouw;
1.33 kwetsbaar object een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risico-afstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht moet worden geno-men;
1.34 landschapswaarden de aan een gebied toegekende waarden in visueel-ruimtelijk en/of cultuurhistorisch en/of ecologisch opzicht;
1.35 nadere eis een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder d van de Wet ruimtelijke ordening;
1.36 nevenactiviteit een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de op de ingevolge dit bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie op een bouwperceel;
1.37 normaal onderhoud, -gebruik en –beheer het onderhoud dat, gelet op de bestemming, regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden die tot de betreffende bestemming behoren;
1.38 ondergeschikt gebouw een gebouw of een onderdeel van een gebouw, dat op een bouwperceel in stedenbouwkundig op-zicht qua omvang en situering als ondergeschikt aan de hoofdbouw valt aan te merken. Hiervan is sprake indien het gebouw minimaal 1,50 m lager is dan de hoofdbouw en voor zover het niet als onderdeel van de woning in gebruik is;
1.39 paardenbak een niet overdekt terrein ingericht ten behoeve van het paardrijden;
1.40 peil: - voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang plus 0,25 m;
- voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
bewoning door een persoon of groepen van personen van een voor recreatieve bewoning bedoelde ruimte als hoofdverblijf;
1.42 prostitutiebedrijf een gebouw, voer- of vaartuig, dan wel enig gedeelte daarvan, geheel of gedeeltelijk bestemd voor het daar uitoefenen van prostitutie; prostitutie is het tegen betaling hebben van seksuele omgang met anderen op een naar buiten toe kenbare wijze;
1.43 seks- en/of pornobedrijf een inrichting of instelling gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel voor detailhandel in seks- en/of pornoartikelen, zoals een seksbioscoop, seksclub, seksautomaat of sekswinkel;
1.44 transportleidingen een aaneengesloten stelsel van buizen en/of kabels bestemd voor het transport van vloeistoffen en/of gas, stoom, elektriciteit, signaal, drinkwater of anderszins;
1.45 wijziging een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening;
1.46 woning een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden en in geval van inwoning voor de huisvesting van maximaal twee huishoudens.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van de regels van het plan wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de inhoud van een bouwwerk tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. Onderkelderingen voor zover onder de woning gelegen worden niet meegerekend bij de berekening van de inhoud;
2.4 de oppervlakte van een bouwwerk tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojec-teerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.5 bebouwingspercentage de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen op een bouwvlak, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van dat bouwvlak, tenzij in de regels anders bepaald.
2.6 uitzonderingen Voor wat betreft (bedrijfs)woningen wordt bij de toepassing van de bepalingen van artikel 2.1 en 2.2 niet meegerekend voor de:
- ondergeschikte gebouwen bij de inhoud van een bouwwerk;
- ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, masten, lichtkoepels, windvanen en daksierele-menten bij de bouwhoogte van een bouwwerk;
- maximaal een derde van de gezamenlijke goot- en/of boeiboord- en/of druiplijnlengten bij de goothoogte van een bouwwerk.
2.7 relatie
Daar waar twee of meer bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken door middel van de aanduiding 'relatie' met elkaar zijn verbonden, gelden die bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken bij de toe-passing van deze regels als één bestemmingsvlak respectievelijk één bouwvlak.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen
3.1 bestemmingsomschrijving
De voor ´Wonen´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- woningen met bijbehorende tuinen en erven;
- de uitoefening van een aan huis verbonden beroep, mits de woonfunctie als overwegende func-tie blijft gehandhaafd en de ruimtelijke uitwerking of uitstraling met de woonfunctie in overeen-stemming is;
tevens zijn deze gronden bestemd voor:
- de bescherming van karakteristieke, cultuurhistorische bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden';
een en ander met bijbehorende bebouwing en voorzieningen.
3.2 bouwregels De bebouwing dient te voldoen aan de volgende regels:
- per bestemmingsvlak is één woning toegestaan met:
- een maximale inhoud van 900 m3;
- een maximale bouwhoogte van 11,5 m dan wel de op het tijdstip van de terinzagelegging van het vastgesteldplan bestaande grotere bouwhoogte;
- een maximale goothoogte van 6 m dan wel de op het tijdstip van de terinzagelegging van het vastgesteldplan bestaande grotere goothoogte;
- het herbouwen van een woning is uitsluitend toegestaan op de bestaande locatie binnen het bestemmingsvlak;
- ondergeschikte gebouwen zijn toegestaan, op geen grotere afstand dan 25 m van de woning, met per woning een gezamenlijke maximale oppervlakte van 100 m2, een maximale bouwhoogte van 6 m en een maximale goothoogte van 3 m;
- de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van antennemasten maximaal 15 m mag bedragen.
Bij de beslissing omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk ten behoeve van een ondergeschikt gebouw, kunnen burgemeester en wethouders nade-re eisen stellen aan de situering van bebouwing, indien en voor zover dat nodig is om te voorkomen dat ondergeschikte gebouwen tussen de woning en de openbare weg worden geplaatst.
3.4 afwijken van de bouwregels Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels:
- ten behoeve van de herbouw van de woning op een andere locatie binnen het bestemmingsvlak, mits:
- de herbouw geen belemmeringen oplevert voor de ter plaatse aanwezige agrarische bedrij-ven;
- er zekerheid bestaat dat de bestaande woning zal worden afgebroken;
- de herbouw voldoet aan de bouwregels zoals deze zijn opgenomen in artikel 3.2 onder a;
- de nieuwe woning op maximaal 25 m van de oorspronkelijke bouwplaats wordt opgericht, met dien verstande dat deze afstand groter mag zijn indien de woning wordt herbouwd in aansluiting op een cluster van reeds bestaande woningen;
- de herbouw niet zodanig wordt gesitueerd dat de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische- en/of landschaps- en/of natuurwaarden onevenredig worden geschaad;
- de herbouw geen belemmeringen oplevert voor een veilige verkeerssituatie;
- ingeval de oppervlakte van de bestaande ondergeschikte gebouwen groter is dan 75 m2 toe te staan dat de bestaande ondergeschikte gebouwen worden vervangen door maximaal twee vrijstaande ondergeschikte gebouwen, met dien verstande dat:
- ingeval de oppervlakte van de bestaande ondergeschikte gebouwen groter is dan 100 m2, teneinde toe te staan dat de bestaande ondergeschikte gebouwen één op één worden vervangen door maximaal twee vrijstaande ondergeschikte gebouwen, met dien verstande dat:
- de totale oppervlakte van de ondergeschikte gebouwen op het bouwperceel na deze vervangende nieuwbouw c.q. verbouw maximaal 250 m2 bedraagt;
- de bouwhoogte respectievelijk de goothoogte van de ondergeschikte ge bouwen maximaal 6 m respectievelijk 3 m bedraagt;
- door de vervangende nieuwbouw c.q. verbouw geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische- en/of land schaps- en/of natuurwaarden;
- door de vervangende nieuwbouw c.q. verbouw ruimtelijk een betere situatie ontstaat;
- De afstand van de ondergeschikte gebouwen tot de woningen maximaal 25 meter bedraagt.
- ingeval de oppervlakte van de bestaande ondergeschikte gebouwen groter is dan 100 m2, teneinde toe te staan dat de bestaande ondergeschikte gebouwen één op één worden vervangen door maximaal twee vrijstaande ondergeschikte gebouwen, met dien verstande dat:
- Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 3.1 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in bijlage 1 van de bij dit plan behorende regels opgenomen landschapsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing;
- in afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 3.1 opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen een jaar na tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in bijlage 1 van de bij dit plan behorende regels opgenomen landschapsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing.
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels:
- ten behoeve van inwoning, onder de volgende voorwaarden:
- ruimtelijk gezien sprake te blijft van één woning;
- er een rechtstreekse doorgang dient te bestaan tussen de hoofdwoning en het inwoonge-deelte, zowel op de begane grond als op de eventueel aanwezige verdieping;
- uitbreiding van ondergeschikte gebouwen niet is toegestaan.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig artikel 3.6 eerste lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming te wijzigen voor wat betreft het wijzigen van de bestemmings-grenzen ten behoeve van de herbouw van de woning op een andere locatie buiten het bestaande bestemmingsvlak, mits:
- de herbouw geen belemmeringen oplevert voor de ter plaatse aanwezige agrarische bedrijven;
- er zekerheid bestaat dat de bestaande woning zal worden afgebroken;
- de herbouw voldoet aan de bouwregels zoals deze zijn opgenomen in artikel 3.2 onder a;
- de nieuwe woning op maximaal 25 m van de oorspronkelijke bouwplaats wordt opgericht, met dien verstande dat deze afstand groter mag zijn indien de woning wordt herbouwd in aansluiting op een cluster van reeds bestaande woningen;
- de herbouw niet zodanig wordt gesitueerd dat de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische- en/of landschaps- en/of natuurwaarden onevenredig worden geschaad;
- de herbouw geen belemmeringen oplevert voor een veilige verkeerssituatie.
3 Algemene Regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Algemene Bouwregels
Het toestaan van bebouwing beperkt zich tot die bebouwing, welke behoort bij de functies zoals omschreven in de per bestemming gegeven bestemmingsomschrijving.
Artikel 6 Algemene Gebruiksregels
6.1
Onder verboden gebruik in verband met alle bestemmingen wordt in ieder geval verstaan:
- een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- en/of opslagplaats voor normaal gebruik;
- een gebruik voor (detail)handel, met uitzondering van:
- een gebruik voor een kleinschalig kampeerterrein en/of verenigingskampeerterrein en/of na-tuurkampeerterrein voor verblijfsrecreatie, met uitzondering van:
- verblijfsrecreatie zoals uitdrukkelijk toegestaan in de bestemming ´Recreatie - Verblijfs-recreatie´;
- kleinschalig kamperen binnen het bouwvlak;
- een gebruik voor een kleinschalig kampeerterrein en/of verenigingskampeerterrein en/of na-tuurkampeerterrein voor verblijfsrecreatie, met uitzondering van:
- een gebruik van gebouwen, niet zijnde een toegestane (bedrijfs)woning, voor bewoning;
- een gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seks- en/of pornobedrijf en/of prostitutiebedrijf;
- een gebruik van de gronden ten behoeve van het oprichten van niet voor bedrijfsdoeleinden bestemde buitenbakken voor paarden.
Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels
7.1
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan ten behoeve van:
- het oprichten van bouwwerken voor doeleinden van openbaar nut met een oppervlakte, voor zover het een gebouw betreft, van maximaal 25 m2 en een maximale bouwhoogte van 3 m, in verband waarmee bij het oprichten van bedoelde bouwwerken langs een weg, de kade of een waterloop, de wegbeheerder en/of het waterschap gehoord worden;
- het aanbrengen van geringe wijzigingen van maximaal 10 m in de plaats, richting en/of afmetin-gen van bestemmingsgrenzen of bouwgrenzen ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurighe-den dan wel, uitsluitend ten aanzien van bouwgrenzen, ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan, waarbij belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
- het oprichten van vlaggenmasten, voor zover deze geen grotere bouwhoogte hebben dan 7 m;
- ten behoeve van het oprichten van niet voor bedrijfsdoeleinden bestemde paardenbakken voor het beoefenen van de paardensport, met dien verstande dat:
- de paardenbak op of aansluitend aan het (agrarisch) bouwperceel dient te worden gesitu-eerd;
- de oppervlakte van de buitenbak niet meer mag bedragen dan 800 m2;
- de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 2 m bedraagt met uitzondering van lichtmasten ten behoeve van de verlichting van de paardenbak met dien verstande dat de bouwhoogte van deze lichtmasten maximaal 7 m bedraagt, mits deze lichtmasten geen onevenredige hinder veroorzaken voor omliggende (bedrijfs)woningen of de verkeersveiligheid in gevaar brengen.
7.2
Afwijkingen als bedoeld in artikel 7.1 kunnen niet worden verleend voor:
- gasdrukregel- en gasdrukmeetkastjes met een grotere inhoud dan 8 m3 en voor verkooppunten voor motorbrandstoffen.
Artikel 8 Algemene Wijzigingsregels
8.1
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig artikel 3.6 eerste lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen:
- voor wat betreft het opnemen van nieuwe waterlopen en wegen ten behoeve van de landin-richting;
- voor wat betreft het veranderen van de bestemmingsgrenzen van wegen, fietspaden en overige verkeersvoorzieningen ten behoeve van het mogelijk maken van de aanleg van rotondes tot een afstand van maximaal 10 m;
- voor wat betreft het veranderen van de bestemmingsgrenzen van waterlopen ten behoeve van de inrichting van de waterlopen tot een afstand van maximaal 10 m.
8.2
Alvorens een wijzigingsbesluit te nemen als bedoeld in artikel 8.1 dienen burgemeester en wethou-ders aan te tonen dat de waarden en functies alsmede de belangen van de gebruikers en/of eigena-ren van de nabijgelegen gronden en agrarische bedrijven niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 9 Algemene Procedureregels
Een besluit omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning of het stellen van nadere eisen wordt niet genomen dan nadat belanghebbenden gedurende twee weken in de gelegenheid zijn gesteld schriftelijk of mondeling hun zienswijze kenbaar te maken aan burgemeester en wethouders.
Artikel 10 Nadere Eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van bebouwing in ver-band met in acht te nemen afstanden tot wegen ten aanzien van de verkeersveiligheid en in verband met in te nemen afstanden tot watergangen.
Artikel 11 Uitsluiting Aanvullende Werking Bouwverordening
De regels van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blij-ven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
- de richtlijnen voor het verlenen van ontheffing van de stedenbouwkundige bepalingen in de bouwverordening;
- de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
- de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
- de ruimte tussen bouwwerken;
- erf- en terreinafscheidingen.
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
12.1 overgangsrecht bouwwerken 12.1.1
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk , en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk wordt gedaan
- binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
12.1.2
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 12.1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 12.1.1 met maximaal 10%.
12.1.3 Artikel 12.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwer-kingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor gel-dende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
12.2 overgangsrecht gebruik 12.2.1 Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het be-stemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
12.2.2 Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 12.2.1, te verande-ren of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
12.2.3 Indien het gebruik, bedoeld in artikel 12.2.1, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
12.2.4 Artikel 12.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 13 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan buitengebied herziening 2005 PH Noorderweg 40 van de gemeente Twenterand.