KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Wonen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Artikel 6 Algemene Gebruiksregels
Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 8 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 9 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
Artikel 11 Slotregel
Bijlage 1 Landschapsplan
Bijlage 1 Ruimtelijk Kwaliteitsplan
Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai
Bijlage 3 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 4 Standaard Waterparagraaf: Korte Procedure

Buitengebied herziening 2005 PH Leertendijk 2

Bestemmingsplan - gemeente Twenterand

Vastgesteld op 18-04-2017 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan "Buitengebied herziening 2005 PH Leertendijk 2" met identificatienummer NL.IMRO.1700.201503BPBGPH-vas1 van de gemeente Twenterand;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan huis verbonden beroep:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, maatschappelijk, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of een daarmee gelijk te stellen gebied dat door zijn beperkte omvang in een woning of een aangebouwd ondergeschikt gebouw, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

1.6 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, met uitzondering van glastuinbouwbedrijf, paardenhouderij, tuincentrum, hoveniersbedrijf, champignonkwekerij, sierteeltbedrijf behoudens vollegrondsteelt en boomkwekerijen;

1.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.8 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.9 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.10 bijlage:

een bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende bijlage;

1.11 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.12 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.13 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.14 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.15 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.16 dagrecreatie:

extensief medegebruik van gronden zoals niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen medegebruik;

1.17 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan degenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.18 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

1.19 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.20 hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel in stedenbouwkundig opzicht als het belangrijkste gebouw is aan te merken;

1.21 nadere eis:

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder d van de Wet ruimtelijke ordening;

1.22 ondergeschikt gebouw:

een gebouw of een onderdeel van een gebouw, dat op een bouwperceel in stedenbouwkundig opzicht qua omvang en situering als ondergeschikt aan het hoofdgebouw valt aan te merken. Hiervan is sprake indien het gebouw minimaal 1,50 m lager is dan het hoofdgebouw en voor zover het niet als onderdeel van de woning in gebruik is;

1.23 paardenbak:

een niet overdekt terrein ingericht ten behoeve van het paardrijden;

1.24 prostitutiebedrijf:

een gebouw, voer- of vaartuig, dan wel enig gedeelte daarvan, geheel of gedeeltelijk bestemd voor het daar uitoefenen van prostitutie; prostitutie is het tegen betaling hebben van seksuele omgang met anderen op een naar buiten toe kenbare wijze;

1.25 seks- en/of pornobedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel voor detailhandel in seks- en/of pornoartikelen, zoals een seksbioscoop, seksclub, seksautomaat of sekswinkel;

1.26 wijziging:

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.27 woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden en in geval van inwoning voor de huisvesting van maximaal twee huishoudens;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van de regels van het plan wordt als volgt gemeten:

2.1 Gebouwen en bouwwerken

2.1.2 De bouwhoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.1.3 De goothoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. Daksierelementen (o.a. dakkapellen) over maximaal een derde van de gezamenlijk goot- en/of boeiboord- en/of druiplijnlengten worden niet meegerekend;

2.1.4 De inhoud van een bouwwerk:

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

Ruimten, zoals kelders, niet zijnde kruip- en soortgelijke ruimten, onder de onderzijde van de begane grondvloer en tussen de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) worden niet meegerekend, tenzij de onderzijde van de begane grondvloer op meer dan 0,3 m boven peil is gelegen of de kelder van buiten een directe toegang heeft.

2.1.5 De oppervlakte van een bouwwerk:

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

2.3 Maatvoering

Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:

  1. a. voor lengten in meters (m);
  2. b. voor oppervlakten in vierkante meters (m² );
  3. c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
  4. d. voor verhoudingen in procenten (%);
  5. e. voor hoeken/hellingen in graden (°).

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf, met dien verstande dat:
    1. 1. een sierteeltbedrijf niet is toegestaan;
    2. 2. een intensieve veehouderij niet is toegestaan;
  2. b. watergangen ten behoeve van de waterhuishouding;
  3. c. het vasthouden, bergen en afvoeren van water voor bestaande watergangen;
  4. d. ontsluitingswegen en parkeervoorzieningen ten behoeve van de bestemming 'Wonen'; ;
  5. e. tuinen en erven aangrenzend aan de bestemming 'Wonen';
  6. f. dagrecreatieve voorzieningen in de vorm van een toeristisch informatiepunt, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'dagrecreatie';


een en ander met bijbehorende bebouwing en voorzieningen.

3.2 Bouwregels

Uitsluitend de volgende bebouwing is toegestaan:

  1. a. bouwwerken, geen gebouw zijnde, met een hoogte van maximaal 2 m, met dien verstande dat geen sleufsilo's en mestopslagplaatsen mogen worden opgericht,
  2. b. bouwwerken, geen gebouw zijnde ten behoeve van dagrecreatie met een hoogte van maximaal 1,5 m, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'dagrecreatie', waaronder in ieder geval wordt begrepen een informatiebord en zitvoorziening.

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ´Wonen´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een woning met bijbehorende tuinen en erven;
  2. b. de uitoefening van een aan huis verbonden beroep, mits de woonfunctie als overwegende functie blijft gehandhaafd en de ruimtelijke uitwerking of uitstraling met de woonfunctie in overeenstemming is;
  3. c. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;

een en ander met bijbehorende bebouwing en voorzieningen.

4.2 Bouwregels

De bebouwing dient te voldoen aan de volgende regels

  1. a. Per bouwvlak is één woning toegestaan met:
    1. 1. Een maximale inhoud van 900 m³;
    2. 2. Een maximale hoogte van 9 m;
    3. 3. Een maximale goothoogte van 3,5 m.
  2. b. Voor ondergeschikte gebouwen geldend de volgende regels:
    1. 1. De gezamenlijke oppervlakte bedraagt maximaal 100 m²;
    2. 2. De bouwhoogte bedraagt niet meer dan 6 m;
    3. 3. De goothoogte bedraagt niet meer dan 3 m;
    4. 4. Ondergeschikte gebouwen zijn toegestaan op geen grotere afstand dan 25 meter van de woning, met dien verstande dat een ondergeschikt gebouw zowel binnen als buiten het bouwvlak is toegestaan.
  3. c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldende de volgende regels:
    1. 1. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte ten behoeve van antennemasten maximaal 15 m mag bedragen.

4.3 Specifieke gebruiksregels

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde:

  1. a. in lid 4.3.1 indien in plaats van de landschappelijke inpassing, zoals opgenomen in Bijlage 1, andere landschapsmaatregelen worden getroffen, met dien verstande dat:
    1. 1. de landschapsmaatregelen minimaal gelijk zijn aan de in Bijlage 1 opgenomen landschapsmaatregelen en voorzien in een minimaal gelijk beschermingsniveau van de landschappelijke waarden waarvoor de in Bijlage 1 genoemde landschapsmaatregelen zijn bepaald;
    2. 2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden.
  2. b. ten behoeve van inwoning, onder de volgende voorwaarden:
    1. 1. ruimtelijk gezien sprake blijft van één woning;
    2. 2. er een rechtstreekse doorgang dient te bestaan tussen de hoofdwoning en het inwoongedeelte, zowel op de begane grond als op de eventueel aanwezige verdieping;
    3. 3. uitbreiding van ondergeschikte gebouwen niet is toegestaan.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene Gebruiksregels

Onder verboden gebruik in verband met alle bestemmingen wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- en/of opslagplaats voor normaal gebruik;
  2. b. een gebruik voor (detail)handel;
  3. c. een gebruik van gebouwen, niet zijnde een toegestane woning, voor bewoning;
  4. d. een gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seks- en/of pornobedrijf en/of prostitutiebedrijf;
  5. e. een gebruik van de gronden ten behoeve van het oprichten van niet voor bedrijfsdoeleinden bestemde buitenbakken voor paarden.

Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels

7.1 Afwijkingsbevoegdheden

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken ten behoeve van:

  1. a. het oprichten van bouwwerken voor doeleinden van openbaar nut met een oppervlakte, voor zover het een gebouw betreft, van maximaal 25 m² en een maximale bouwhoogte van 3 m, in verband waarmee bij het oprichten van bedoelde bouwwerken langs een weg, de kade of een waterloop, de wegbeheerder en/of het waterschap gehoord worden;
  2. b. het aanbrengen van geringe wijzigingen van maximaal 10 m in de plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen of bouwgrenzen ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden dan wel, uitsluitend ten aanzien van bouwgrenzen, ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan, waarbij belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
  3. c. het oprichten van vlaggenmasten, voor zover deze geen grotere bouwhoogte hebben dan 7 m;
  4. d. het oprichten van niet voor bedrijfsdoeleinden bestemde paardenbakken voor het beoefenen van de paardensport, met dien verstande dat:
    1. 1. de paardenbak op of aansluitend aan het bouwperceel dient te worden gesitueerd;
    2. 2. de oppervlakte van de buitenbak niet meer mag bedragen dan 800 m2;
    3. 3. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 2 m bedraagt met uitzondering van lichtmasten ten behoeve van de verlichting van de paardenbak met dien verstande dat de bouwhoogte van deze lichtmasten maximaal 7 m bedraagt, mits deze lichtmasten geen onevenredige hinder veroorzaken voor omliggende (dienst- c.q. bedrijfs)woningen of de verkeersveiligheid in gevaar brengen.

7.2 Uitzonderingen

Er kan niet worden afgeweken bij een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7.1 ten behoeve van:

  1. a. gasdrukregel- en gasdrukmeetkastjes met een grotere inhoud dan 8 m3 en voor verkooppunten voor motorbrandstoffen.

Artikel 8 Algemene Wijzigingsregels

8.1 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen:

  1. a. voor wat betreft het opnemen van nieuwe waterlopen en wegen ten behoeve van de landinrichting;
  2. b. voor wat betreft het veranderen van de bestemmingsgrenzen van waterlopen ten behoeve van de inrichting van de waterlopen tot een afstand van maximaal 10 m.

8.2 Afwegingskader

Alvorens een wijzigingsbesluit te nemen als bedoeld in artikel 8.1 dienen burgemeester en wethouders aan te tonen dat de waarden en functies alsmede de belangen van de gebruikers en/of eigenaren van de nabijgelegen gronden en agrarische bedrijven niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 9 Overige Regels

9.1 Parkeren en laden/lossen

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 overgangsrecht bouwwerken

10.2 overgangsrecht gebruik

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied herziening 2005 PH Leertendijk 2'.

Bijlage 1 Landschapsplan

Bijlage 1 Landschapsplan

Bijlage 1 Ruimtelijk Kwaliteitsplan

Bijlage 1 Ruimtelijk kwaliteitsplan

Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai

Bijlage 2 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai

Bijlage 3 Verkennend Bodemonderzoek

Bijlage 3 Verkennend bodemonderzoek

Bijlage 4 Standaard Waterparagraaf: Korte Procedure

Bijlage 4 Standaard waterparagraaf: korte procedure