Buitengebied Twenterand
Bestemmingsplan - Gemeente Twenterand
Vastgesteld op 13-03-2018 - deels onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplan Buitengebied Twenterand met identificatienummer NL.IMRO.1700.201520BPBGMP-vas1 van de gemeente Twenterand;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aan huis verbonden beroep
een dienstverlenend beroep dat op kleine schaal in of bij een (bedrijfs)woning wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van de woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is, met dien verstande dat er geen detailhandel is toegestaan met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis verbonden beroep;
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van agrarische producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, niet zijnde: een glastuinbouwbedrijf, gebruiksgerichte paardenhouderij, tuincentrum, hoveniersbedrijf en champignonkwekerij;
1.7 bebouwing
ƩƩn of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.8 bed and breakfast
een verblijfsrecreatieve medegebruiksvorm als ondergeschikte nevenactiviteit in een (bedrijfs)woning, waarbij in de (bedrijfs)woning periodiek kortdurend recreatief verblijf wordt verschaft en ontbijt wordt geserveerd, gedreven door de bewoner(s) van die (bedrijfs)woning. Onder bed and breakfast wordt in ieder geval niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur;
1.9 bedrijf
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, een aan huis verbonden beroep daaronder niet begrepen;
1.10 bedrijfsgebouw
een gebouw, niet zijnde een woning, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.11 bedrijfsmatig
gericht op het behalen van winst;
1.12 bedrijfsmatige exploitatie
het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer c.q. exploitatie;
1.13 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor ( het huishouden van) een persoon die een functionele binding heeft met het bedrijf ten behoeve van beheer en/of toezicht op het bedrijf;
1.14 beperkt kwetsbaar object
- a. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare;
- b. dienst- en bedrijfswoningen van derden;
- c. kantoorgebouwen, hotels en restaurants, winkels, sporthallen, sportterreinen, zwembaden, speeltuinen en bedrijfsgebouwen, voor zover zij niet onder artikel 1.62, onder c, vallen;
- d. kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voorzover zij niet onder de artikel 1.62, onder d, vallen;
- e. objecten die met de onder a, b en c genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voorzover die objecten geen kwetsbare objecten zijn;
- f. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voorzover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval;
1.15 berging
een aan de recreatieve woonfunctie gerelateerde ruimte, bedoeld voor het stallen van bijvoorbeeld fietsen en het opbergen van (tuin)gereedschap en tuinmeubelen;
1.16 bestaand
legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
1.17 bestaand aantal (bedrijfs)woningen
het aantal (bedrijfs)woningen binnen ƩƩn bouwperceel dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan , met uitzondering van (bedrijfs)woningen die reeds in strijd waren met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling(en) van dat plan;
1.18 bestaand bebouwingspercentage
het percentage van het bouwperceel c.q. bouwvlak of bestemmingsvlak dat de grootte van het deel van het bouwperceel c.q. bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd en dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, met uitzondering van (het deel van) de bouwwerken die niet legaal gebouwd zijn;
1.19 bestaand bouwwerk
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning voor het bouwen, met uitzondering van (het deel van) de bouwwerken die niet legaal gebouwd zijn;
1.20 bestaand gebouw
een gebouw dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning voor het bouwen, met uitzondering van (het deel van) de gebouwen die niet legaal gebouwd zijn;
1.21 bestaand gebruik
het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, met uitzondering van het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling(en) van dat plan;
1.22 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.23 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.24 bijgebouw
een gebouw of een onderdeel van een gebouw, dat op een bouwperceel in stedenbouwkundig opzicht qua omvang en situering als ondergeschikt aan het hoofdgebouw valt aan te merken. Hiervan is sprake indien het gebouw minimaal 1,50 m lager is dan het hoofdgebouw en voorzover het niet als onderdeel van de woning in gebruik is;
1.25 bijzondere woonvormen
- a. een woonvorm waar bewoners niet nagenoeg zelfstandig wonen, met (voorzieningen voor) verzorging en begeleiding (ook 24-uurs begeleiding);
- b. een groep personen die geen (duurzame) gemeenschappelijk huishouden voert, er is geen sprake van continuĆÆteit in de samenstelling en onderlinge verbondenheid;
- c. woongroepen: een groep personen die er bewust voor kiezen om met elkaar in ƩƩn woning samen te wonen, zonder dat er sprake is van een gezinsverband of samenlevingsvorm.
1.26 boerderijkamers
een gedeelte van een (voormalig) agrarisch gebouw, ingericht als appartement en bestemd voor recreatief nachtverblijf door enkele personen, gezinnen of daaraan gelijk te stellen kleine groepen van personen, al dan niet met gebruikmaking van voor meerdere appartementen bestemde gemeenschappelijke keuken- en/of sanitaire voorzieningen;
1.27 bosbouw
het geheel van bedrijfsmatig handelen en activiteiten dat gericht is op de duurzame instandhouding en ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen ten behoeve van houtproductie, een en ander met bijbehorende voorzieningen;
1.28 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.29 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.30 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.31 bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel;
1.32 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.33 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;
1.34 brutovloeroppervlak (bvo)
de som van de oppervlaktes van alle bouwlagen van een ruimte of een groep van ruimten, gemeten op de vloer van de bouwlaag, langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies, die de desbetreffende ruimte of groep van ruimten omhullen;
1.35 containerteelt
een niet grondgebonden agrarische bedrijfsactiviteit gericht op het telen van gewassen in potten waarbij tevens is inbegrepen de nodige verhardingen, bouwwerken t.b.v. technische installaties een waterbassin en beregeningsinstallatie;
1.36 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen, die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.37 dienstverlenend beroep
de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerp-technisch of hieraan gelijk te stellen gebied.
1.38 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen;
1.39 erfinrichtingsplan
een inrichtingsplan waaruit blijkt hoe de nieuwe ontwikkeling op een streekeigen wijze wordt ingepast in de omgeving, waarbij aandacht wordt besteed aan:
- de landschappelijke inpassing;
- de locatie van de nieuwe bebouwing;
- de overige erfinrichting;
- de wijze waarop rekening is gehouden met de aanwezige beschermde flora en fauna;
1.40 evenement
een voor het publiek toegankelijke verrichting van vermaak op het gebied van sport, muziek, kunst, hobby, tuin, vrije tijd en sociaal cultureel vlak;
1.41 extensieve recreatie
recreatief gebruik van gronden, zoals paardrijden, wandelen, fietsen, varen, zwemmen, vissen en daarmee gelijk te stellen activiteiten, dat geen specifiek beslag legt op de ruimte behoudens ruimtebeslag door voet-, fiets- en ruiterpaden alsmede rust- en picknickplaatsen met bijbehorend meubilair;
1.42 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.43 gebruiksgerichte paardenhouderij
een bedrijf, niet zijnde een manege, gericht op het stallen, houden, voederen, laten grazen, huisvesten, opleiden en/of africhten van paarden;
1.44 geluidszoneringsplichtige inrichting
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;
1.45 geurgevoelig object
gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt;
1.46 glastuinbouwbedrijf
een bedrijf dat (nagenoeg) volledig is gericht op het telen van tuinbouwgewassen, waarbij de productie (nagenoeg) volledig plaatsvindt in kassen;
1.47 groepsaccommodatie
een (deel van) een gebouw dat blijvend is bestemd voor recreatief nachtverblijf door groepen, waarbij wordt overnacht in slaapzalen en/of slaapkamers en waar een dagverblijf beschikbaar is voor de gasten. Een kampeerboerderij valt onder het begrip groepsaccommodatie;
1.48 grondgebonden agrarisch bedrijf
de agrarische bedrijfsvoering die geheel of hoofdzakelijk afhankelijk is van de grond als agrarisch productiemiddel, zoals akkerbouw, veeteelt, tuinbouw- en/of bosbouwbedrijf en/of sierteeltbedrijf;
1.49 grootschalige ontwikkelingen
ontwikkelingen die van groot openbaar belang zijn;
1.50 hobbymatig agrarisch gebruik
het voortbrengen van agrarische producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van dieren op niet bedrijfsmatige wijze (niet gericht op het genereren van winst) en voor eigen particulier gebruik. Onder hobbymatig agrarisch gebruik wordt niet verstaan een volkstuin;
1.51 hoofdgebouw
een gebouw dat op een bouwperceel in stedenbouwkundig opzicht als het belangrijkste gebouw is aan te merken;
1.52 horeca
een bedrijf waar hoofdzakelijk dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin logies wordt verstrekt, zoals bijvoorbeeld een cafƩ, restaurant, hotel, pension, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
1.53 huishouden
een persoon, of groep personen die een (duurzame) gemeenschappelijke huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuĆÆteit in de samenstelling ervan.
Kenmerken van continuĆÆteit in de samenstelling en een onderlinge verbondenheid zijn:
- a. voor onbepaalde tijd samenleven;
- b. een ieder neemt deel aan het gezinsleven, bijvoorbeeld samen eten en verdeling huishoudelijke taken;
- c. eigen kamer, maar gemeenschappelijk sanitair, keuken en woonkamer;
- d. personen worden niet door instelling geplaatst, er vindt geen behandelingstraject plaats.
Bedrijfsmatige kamerverhuur en bijzondere woonvormen vallen niet onder het begrip 'huishouden'.
1.54 intensieve veehouderij
een agrarisch bedrijf of een deel daarvan met tenminste 250 m2 bedrijfsvloeroppervlak dat wordt gebruikt voor veehouderij volgens de Wet milieubeheer en waar geen melkrundvee, schapen of paarden worden gehouden, of waar geen dieren biologisch gehouden worden en waar geen dieren worden gehouden uitsluitend of in hoofdzaak ten behoeve van natuurbeheer;
1.55 inwoning
twee huishoudens die ƩƩn (bedrijfs)woning bewonen, met dien verstande dat:
- a. de (bedrijfs)woning de uiterlijke verschijningsvorm van ƩƩn bouwmassa behoudt;
- b. de (bedrijfs)woning zowel op de begane grond als op de eventueel aanwezige verdieping door middel van een volwaardige, rechtstreekse doorgang onderling is verbonden;
1.56 kampeermiddel
een tent, kampeerauto of caravan, niet zijnde een stacaravan, dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.57 kantoor
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen/het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij afnemers niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord worden gestaan en geholpen;
1.58 karakteristiek
gebouw(en) met een voor Twenterand typische bouwstijl of bebouwing die deel uitmaakt van een beeldbepalend ensemble;
1.59 kas
een bedrijfsgebouw van glas of ander lichtdoorlatend materiaal met een bouwhoogte van 1,50 m of meer ten behoeve van de teelt of veredeling van gewassen, trek-, tunnel-, schaduw-, boog-, gaas- en rolkassen daaronder begrepen;
1.60 kelder
een onder het peil gelegen deel van een gebouw;
1.61 kleinschalig kampeerterrein
kampeerterrein voor maximaal 35 kampeerplaatsen, waarbij uitsluitend gedurende de periode 15 maart tot en met 31 oktober kampeermiddelen aanwezig mogen zijn;
1.62 kwetsbaar object
- a. woningen, woonschepen en woonwagens, niet zijnde woningen, woonschepen of woonwagens als bedoeld in artikel 1.14, onder a;
- b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
- 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
- 2. scholen;
- 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
- c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:
- 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m2 per object;
- 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m2 per winkel, voorzover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
- d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;
1.63 landgoed
een op zichzelf staande landschappelijke eenheid van minimaal 5 ha, bestaande uit een landhuis, aan het landhuis ruimtelijk ondergeschikte gebouwen en bestaande voor ten minste 30% uit houtopstanden of natuurterrein;
1.64 landhuis
een woning gelegen in een cultuurhistorische en landschappelijke waardevolle omgeving dat door omvang, centrale positionering en monumentale architectonische uitstraling is aan te merken als belangrijkste gebouw op een landgoed;
1.65 landschapswaarden
de aan een gebied eigen zijnde visueel-ruimtelijke, ecologische en/of cultuurhistorische waarden;
1.66 loonbedrijf
een bedrijf dat is gericht op het leveren van diensten aan agrarische bedrijven met behulp van agrarische werktuigen en apparatuur, met dien verstande dat het leveren van diensten anders dan aan agrarische bedrijven hieronder is begrepen, voor zover dit is aan te merken als een ondergeschikt en niet zelfstandig bestanddeel van de bedrijfsvoering;
1.67 maaiveld
het oppervlak (of de hoogte daarvan) van het land of de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft;
1.68 maatschappelijke voorziening
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.69 manege
een bedrijf met een publieksgericht karakter, dat is gericht op het bieden van gelegenheid tot het stallen van paarden en/of pony's en het berijden en verzorgen van paarden en pony's, waaronder het lesgeven, de verhuur of het organiseren van wedstrijden en/of andere hippische evenementen;
1.70 normaal onderhoud
het onderhoud dat, gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer, behoud en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;
1.71 natuurwaarden
de aan een gebied eigen zijnde ecologische waarden;
1.72 Nederlands natuurnetwerk (NNN)
samenhangend netwerk van natuurgebieden met bestaande en potentiƫle natuurwaarden van (inter)nationaal belang met als doel het veiligstellen van ecosystemen met de daarbij behorende soorten;
1.73 nevenactiviteiten
een activiteit ondergeschikt aan de hoofdactiviteit in zowel omvang (m2) als de effecten op het woon- en leefklimaat;
1.74 niet-grondgebonden agrarisch bedrijf
de agrarische bedrijfsvoering die niet geheel of hoofdzakelijk van de grond als agrarisch productiemiddel afhankelijk is, zoals de varkens-, kalver- of pluimveefokkerij, eendenmesterij of -fokkerij, witlof- of champignonkwekerij;
1.75 ondergeschikte horeca
het qua aard en omvang beperkt verstrekken van dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse als ondergeschikte activiteit in direct verband met andere ter plaatse toegestane hoofdactiviteiten (niet zijnde horeca) met dien verstande dat:
- a. het houden van op zichzelf staande feesten en partijen niet is toegestaan;
- b. openingstijden tussen 8.00 uur en 22.00 uur liggen;
- c. er geen reclame wordt gemaakt ten behoeve van de horecavoorziening en;
- d. de toegang tot de horecavoorziening dezelfde is als de toegang van de hoofdfunctie.
Hieronder wordt in ieder geval begrepen een boerderijterras, een theetuin en ijsverkoop.
1.76 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat dient ter overdekking en niet, of slecht met ƩƩn wand is omgeven;
1.77 paardenbak
een omheinde ruimte (geen gebouw zijnde) welke geschikt is gemaakt voor het berijden, trainen of africhten van paarden. De ondergrond is veelal vervangen door een zandbed, al dan niet aangevuld met een dempende en drainerende laag;
1.78 peil
- a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang plus 25 cm;
- b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
1.79 perceelsgrens
een grenslijn tussen bouwpercelen onderling;
1.80 permanente bewoning
een gebruik van een (gedeelte van een) gebouw of kampeermiddel door eenzelfde persoon of groep van personen als hoofdverblijf;
1.81 plattelandswoning
een bedrijfswoning, (voorheen) behorend tot een agrarisch bedrijf, die tevens mag worden bewoond door derden, die geen relatie hebben met het, binnen hetzelfde bouwvlak gelegen, agrarisch bedrijf, en die voor de toepassing van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de daarop rustende bepalingen wordt beschouwd als onderdeel van dat agrarisch bedrijf;
1.82 primaire watergebieden
gebieden bestemd voor wateropvang in extreme situaties;
1.83 productiegerichte paardenhouderij
een agrarisch bedrijf waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan en/of met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen, africhten en trainen en verhandelen van paarden;
1.84 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.85 recreatiewoning
een gebouw, niet zijnde een stacaravan, dat dient voor periodiek recreatief (nacht)verblijf door personen die hun hoofdverblijf elders ter vrije beschikking hebben;
1.86 scheuren van grasland
het omzetten van blijvend grasland (zoals in Natura 2000-gebieden, danwel gebieden met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - scheuren van grasland') naar andere teeltvormen dan blijvend grasland;
1.87 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.88 sierteeltbedrijf
een agrarisch bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van beplantingsgewassen zoals bos- en haagplantsoen, laan- en parkbomen, vruchtbomen, rozenstruiken, sierconiferen, overige sierheesters, klimplanten en vaste planten, een en ander in de vorm van vollegrondsteelt dan wel containerteelt en al dan niet in kassen;
1.89 stacaravan
een kampeermiddel in de vorm van een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen dat, mede gelet op de afmeting, kennelijk niet bestemd is in regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen ook over grotere afstanden als aanhangsel van een auto te worden voortbewogen;
1.90 standplaats
een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;
1.91 streekproducten
al dan niet bewerkte agrarische producten afkomstig van het eigen agrarische bedrijf of van andere agrarische bedrijven, alsmede ambachtelijk vervaardigde producten uit de streek;
1.92 teeltondersteunende voorzieningen
tijdelijke en permanente voorzieningen in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten wordt gebruikt om de volgende doelen na te streven:
- a. verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en -verlating, terugdringing van onkruidgroei en beperking van vraatschade;
- b. verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen;
- c. bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodembescherming, terugdringen onkruidbestrijding, effectief omgaan met water);
voorbeelden van teeltondersteunende voorzieningen zijn: aardbeiteelttafels, afdekfolies, antiworteldoek, boomteelthekken, hagelnetten, insectengaas, plastic tunnels, ondersteunende kas, schaduwhallen en vraatnetten;
1.93 tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen
teeltondersteunende voorzieningen die uitsluitend zijn toegestaan zolang de teelt het vereist met een maximum van 6 maanden, bijvoorbeeld insectengaas, afdekfolies, acryldoek dan wel menstoegankelijke wandelkappen en schaduwhallen;
1.94 trekkershut
een recreatieverblijf van eenvoudige houtenconstructie en beperkte omvang, voor (nacht)verblijf en niet permanente bewoning door passanten;
1.95 veldschuur
een vrijstaand gebouw, dat uitsluitend wordt gebruikt voor het onderbrengen van vee tegen weersinvloeden, voor het stallen of het melken van vee, voor de opslag van agrarische producten en/ of voor de opslag van agrarische werktuigen ten dienste van het agrarisch bedrijf;
1.96 verblijfsrecreatie
recreatie die mede gericht is op het verstrekken van nachtverblijf;
1.97 vloeroppervlak
de grootte van de oppervlakte van een vloer;
1.98 vloerpeil
het peil van de afgewerkte begane grondvloer van een bouwwerk;
1.99 volkstuin
een perceel grond, dat geen deel uitmaakt van de grond waarop de (bedrijfs)woning van de gebruiker staat, waarop de gebruiker gewassen kweekt voor eigen gebruik;
1.100 voor bestrijdingsmiddelen gevoelige functies
alle functies waar geregeld en gedurende langere perioden mensen verblijven, met uitzondering van bedrijfswoningen behorende bij het bedrijf dat de open teelt uitoefent;
1.101 voor stikstof gevoelige habitats in een Natura 2000-gebied
voor stikstof gevoelige natuurlijke habitats of habitats van voor stikstof gevoelige soorten in een Natura 2000-gebied waarvoor een instandhoudingsdoelstelling geldt;
1.102 voormalige agrarische bebouwing
bebouwing die op 1 januari 2001 of op een latere datum behoorde bij een agrarische bedrijf met een agrarische bestemming waarvan de bedrijfsvoering is beƫindigd;
1.103 weg
alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten;
1.104 wezenlijke kenmerken en waarden
de actuele en potentiƫle waarden, gebaseerd op de natuurdoelen van het gebied. Gedacht kan worden aan de natuurdoelen en kwaliteit, geomorfologische en aardkundige waarden en processen, de waterhuishouding, de kwaliteit van de bodem, water en lucht, rust, stilte, donkerte en openheid, de landschapsstructuuren de belevingswaarde;
1.105 wonen
het gehuisvest zijn in een woning;
1.106 woning
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van ƩƩn huishouden en in geval van inwoning voor de huisvesting van maximaal twee huishoudens;
1.107 woonwagen
een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 Algemeen
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde over het bouwen binnen bouwvlakken worden ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouwgrens met niet meer dan 1 meter wordt overschreden.
2.3 Relatie
Daar waar op de verbeelding twee of meer bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken door middel van de aanduiding 'relatie' met elkaar zijn verbonden, gelden die bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken bij de toepassing van deze regels als ƩƩn bestemmingsvlak respectievelijk ƩƩn bouwvlak.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf, met dien verstande dat:
- 1. uitsluitend de bestaande sierteeltbedrijven [Hammerdijk 14] zijn toegestaan, met uitzondering ter plaatse van de aanduiding 'sierteelt' [Bouwmeesterstraat ong.] waar ook nieuwvestiging is toegestaan;
- 2. een intensieve veehouderij uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de in Bijlage 2 'Intensieve veehouderijen' opgenomen adressen;
- 3. in aanvulling op het bepaalde onder 2 is een pelsdierhouderij uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - pelsdierhouderij' [Hoffmansweg 12 en Weitemansweg 45/47];
- 4. bosbouw uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bosbouw' is toegestaan [Oostermaatweg 4];
- 5. een loonbedrijf uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - loonbedrijf' is toegestaan [Daarlerveenseweg 15a];
- 6. ter plaatse van de aanduiding 'opslag', uitsluitend opslag en stalling ten behoeve van het ter plaatse gevestigde agrarische bedrijf is toegestaan [Hammerdijk 20, Westerhoevenweg 15, Assenhoek 3];
- 7. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch uitgesloten - vee' het houden van vee niet is toegestaan [Westerhoevenweg 16].
- b. het bestaande aantal bedrijfswoningen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aangegeven aantal bedrijfswoningen is toegestaan [Hammerdijk 14, Harmsenweg 16, Westerhoevenweg 3, Westerhoevenweg ong.];
- c. een aan huis verbonden beroep, met dien verstande dat per bedrijfswoning maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de begane grond van de bedrijfswoning en aangebouwde bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van het aan huis verbonden beroep met een maximum van 50 m2;
- d. hobbymatig agrarisch gebruik;
- e. extensieve recreatie;
- f. stalling en opslag, uitsluitend ten behoeve van het ter plaatse gevestigde agrarische bedrijf;
- g. paardenbakken voor eigen hobbymatig gebruik, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch uitgesloten - paardenbak' paardenbakken niet zijn toegestaan [Molenstraat ong, Vroomshoopseweg 20/22, Vroomshoopseweg 28, Vroomshoopseweg ong.];
- h. een bed and breakfast, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- 1. de bed and breakfast voorziening mag alleen in de bedrijfswoning worden gevestigd;
- 2. het aantal kamers bedraagt maximaal 2;
- 3. de maximale oppervlakte per kamer bedraagt maximaal 25 m2;
- 4. het gezamenlijke aantal bedden bedraagt maximaal 4;
- 5. het parkeren vindt plaats op het eigen erf;
- i. verwerking van en (detail)handel in (semi)agrarische producten en streekproducten met een maximaal brutovloeroppervlak van 100 m2;
- j. de bestaande inwoning;
- k. de bestaande nevenactiviteiten;
- l. de bestaande mestzakken buiten het bouwvlak;
- m. de bestaande kuilvoerplaten en sleufsilo's buiten het bouwvlak;
- n. de bestaande kleinschalige kampeerterreinen;
- o. het bewerken van mest afkomstig van de eigen locatie, zoals mengen, roeren, homogeniseren, scheiden van mest in fracties, drogen, hygiƫniseren van mest en vergelijkbare vormen van bewerken, waaronder niet het vergisten van mest wordt verstaan;
- p. een plattelandswoning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning' [Linderweg 14, Rohorst 11b, Lindrot 6, Kooiweg 1c, Boslandweg 13a, Zomerweg 58, Rohorst 3a];
- q. een nutsvoorziening ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' [Westerveenweg ong.];
- r. een zend- en ontvangstinstallatie ter plaatse van de aanduiding 'zend- en ontvangstinstallatie' [Rijksweg N36 ong.];
- s. een ijsbaan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan' [Marleseweg ongenummerd];
- t. een bewegingscentrum, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - bewegingscentrum' [Dalweg 20];
- u. de bestaande boerderijkamers, met dien verstande dat:
- 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - boerderijkamers 1' maximaal zes boerderijkamers met een oppervlakte van maximaal 50 m2 per kamer of maximaal drie boerderijkamers met een oppervlakte van maximaal 100 m2 per kamer en een gezamenlijke totale oppervlakte van maximaal 300 m2 zijn toegestaan [Westerhoevenweg 16];
- 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - boerderijkamers 2' maximaal vier boerderijkamers, met een oppervlakte van maximaal 50 m2 per kamer en een gezamenlijke totale oppervlakte van maximaal 200 m2 zijn toegestaan [Verzetstraat 61];
- v. een kampeerterrein, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' , met dien verstande dat het aantal kampeerplaatsen maximaal 35 mag bedragen en stacaravans niet zijn toegestaan [Hoffmansweg 5];
- w. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2', horecabedrijven in de categorie 1 en 2, zoals genoemd in de bij deze regels behorende en in Bijlage 10 opgenomen Staat vanhoreca-activiteiten, met een bijbehorend terras van maximaal 150 m2 [Tonnedijk 176, Hoffmansweg 11, Greftenweg 14/16];
- x. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - destilleren' een destilleerderij [Tonnendijk 167];
- y. ter plaatse van de aanduiding 'speeltuin' een speeltuin, speelhal en/of kinderboerderij [Hoffmansweg 11];
- z. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' volkstuinen [Aadorpweg ong.];
- aa. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veldschuur', een veldschuur;
- ab. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - bijbelse tuin', een bijbelse tuin [Vroomshoopsweg 5];
- ac. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - kleindierenmarkt' een kleindierenmarkt voor maximaal 1 dagdeel per week [Hoffmansweg 11];
- ad. zonnepanelen binnen het bouwvlak ten behoeve van het eigen gebruik.
met de daarbij behorende ontsluitings-, parkeer- en groenvoorzieningen, tuinen en erven, water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. per bestemmingsvlak uitsluitend het type bedrijfsactiviteit zoals opgenomen in de kolom 'type bedrijfsactiviteit' van Bijlage 5 'Typen bedrijvigheid';
- b. het bestaande aantal bedrijfswoningen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan [Nieuwe Daarlerveenseweg 2a];
- c. een aan huis verbonden beroep, met dien verstande dat per woning maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de begane grond van de woning en aangebouwde bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van een aan huis verbonden beroep met een maximum van 50 m2;
- d. de bestaande inwoning;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2', horecabedrijven in de categorie 1 en 2, zoals genoemd in de bij deze regels behorende en in Bijlage 10 opgenomen Staat vanhoreca-activiteiten, met een bijbehorend terras van maximaal 150 m2 [Achteres 15];
- f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - streekeigen productiegebonden detailhandel' streekeigen, productiegebonden detailhandel [Achteres 15];
- g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - handelsonderneming' [Achteres 8 en 8a-c]:
1. een loon-, en grondverzetbedrijf gericht op het leveren van diensten, goederen, producten en aanneming ten behoeve van agrarische- en cultuurtechnische werken, landschapsinrichting, onderhouds-, transport-, grond-, water-, en wegenbouwactiviteiten, containerverhuur, sloopwerkzaamheden, ondersteuning bij calamiteiten, zoals branden en dergelijke; 2. een bedrijf dat gericht is op de inname van grond en ongebroken puin, bouw- en sloopafval, groenafval en oud ijzer afkomstig uit bedrijfsmatige activiteiten; 3. opslag en handel in zand, grond en bouwstoffen als granulaat en bestratingsmateriaal; 4. de verhuur van (landbouw-)machines, motorrijtuigen met beperkte snelheid, vrachtwagens, bedrijfsauto's en dergelijke inclusief bemanning; 5. het op-, en overslaan van diverse stoffen en goederen voor duurzaam hergebruik, zoals bouw- en (bouw)afvalstoffen zoals ongebroken puin, bouw- en sloopafval welke vrijkomen van buiten de inrichting en welke rechtstreeks of na behandeling duurzaam hergebruikt kunnen worden c.q. als product nuttig kunnen worden toegepast. Tevens vindt hier opslag plaats van overige bouwstoffen, zoals PVC buizen, klinkers, granulaat, zand, grond, grind, asfalt, oud ijzer en dergelijke; 6. het bepaalde onder b wordt uitsluitend aangemerkt als een gebruik in overeenstemming met de bestemming indien de bouw- en (bouw)afvalstoffen afkomstig zijn uit bedrijfsmatige activiteiten. en transport en handel gerelateerd aan de werkzaamheden zoals genoemd onder 1, 2 en 3 en het zeven licht puinhoudende grond gerelateerd aan de werkzaamheden zoals genoemd onder 2. - h. ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch' tevens agrarische bedrijfsactiviteiten [Horstweg 10/10a];
- i. zonnepanelen ten behoeve van het eigen gebruik;
met de daarbij behorende ontsluitings-, parkeer- en groenvoorzieningen, tuinen en erven, water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
4.5 Specifieke gebruiksregels
Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening
5.1 Bestemmingsomschrijving
5.2 Bouwregels
Uitsluitend de volgende bouwwerken zijn toegestaan:
- a. gebouwen met een gezamenlijke maximale oppervlakte en een maximale bouwhoogte zoals hieronder in de tabel per aanduiding aangegeven:
aanduiding adres soort voorziening oppervlakte in m2 bouwhoogte in m 'specifieke vorm van bedrijf - gasreduceerstation' Tonnendijk 33a gasreduceerstation 100 10 'specifieke vorm van bedrijf - pompstation 1' Bakkersweg 5 pompstation t.b.v. de waterwinning 765 10 'specifieke vorm van bedrijf - pompstation 2' Kolenmieten ong. pompstation t.b.v. de waterwinning 5980 10 'specifieke vorm van bedrijf - rioolwaterzuiveringsinstallatie' Meersendijk 2a rioolwater-zuiveringsinstallatie 300 10 - b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
- 1. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen mag maximaal 3,5 m bedragen;
- 2. de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen en lichtmasten mag maximaal 15 m bedragen;
- 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 10 m bedragen.
Artikel 6 Bos
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bos en bosbouw;
- b. het behoud en de ontwikkeling van natuurwaarden en landschapswaarden;
- c. extensieve recreatie;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - klimbos' recreatieve voorzieningen, zonder overnachtingsgelegenheid, ten behoeve van een klimbos, outdoor lasergamen en archery tag [Flierdijk 4];
met de daarbij behorende ontsluitings-, parkeer- en groenvoorzieningen, water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.
6.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:
- a. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 2 m bedragen;
- b. in afwijking van het bepaalde onder a mag de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van recreatieve voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - klimbos' maximaal 9 m bedragen.
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 7 Detailhandel
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. per bestemmingsvlak uitsluitend het type detailhandel zoals opgenomen in Bijlage 5 'Typenbedrijvigheid';
- b. het bestaande aantal bedrijfswoningen;
- c. een aan huis verbonden beroep, met dien verstande dat per woning maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de begane grond van de woning en aangebouwde bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van een aan huis verbonden beroep met een maximum van 50 m2;
- d. de bestaande inwoning;
- e. zonnepanelen ten behoeve van het eigen gebruik;
met de daarbij behorende ontsluitings-, parkeer- en groenvoorzieningen, tuinen en erven, water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.
7.2 Bouwregels
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 8 Horeca
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. horecabedrijven in de categorie 1, 2 en 3, zoals genoemd in de bij deze regels behorende en in Bijlage 10 opgenomen Staat van horeca-activiteiten;
- b. het bestaande aantal bedrijfswoningen;
- c. een aan huis verbonden beroep, met dien verstande dat per woning maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de begane grond van de woning en aangebouwde bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van een aan huis verbonden beroep met een maximum van 50 m2;
- d. de bestaande inwoning;
- e. zonnepanelen ten behoeve van het eigen gebruik;
met de daarbij behorende ontsluitings-, parkeer- en groenvoorzieningen, tuinen en erven, water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.
8.2 Bouwregels
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 9 Maatschappelijk
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. per bestemmingsvlak uitsluitend het type bedrijfsactiviteit zoals opgenomen in Bijlage 5 'Typenbedrijvigheid';
- b. het bestaande aantal bedrijfswoningen;
- c. een aan huis verbonden beroep, met dien verstande dat per woning maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de begane grond van de woning en aangebouwde bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van een aan huis verbonden beroep met een maximum van 50 m2;
- d. de bestaande inwoning;
- e. zonnepanelen ten behoeve van het eigen gebruik;
met de daarbij behorende ontsluitings-, parkeer- en groenvoorzieningen, tuinen en erven, water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.
9.2 Bouwregels
9.3 Afwijken van de bouwregels
9.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 10 Natuur
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden;
- b. een hondendressuurterrein, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - hondendressuurterrein' [Hazenpad 2];
- c. watergangen, waterpartijen en voorzieningen voor de waterhuishouding;
- d. extensieve recreatie;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - bestaand agrarisch gebruik' het agrarisch gebruik zoals dit bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan [Walstraat ong.].
10.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:
- a. gebouwen zijn niet toegestaan;
- b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 2 m bedragen.
10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 11 Recreatie
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor recreatie in de vorm van:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - dagrecreatie 1' [Flierdijk 1-3];
- 1. een dagrecreatieterrein;
- 2. recreatief (nacht)verblijf in de vorm van de bedrijfsmatige exploitatie van logiesverblijven en groepsaccommodaties;
- 3. ondergeschikte horeca;
- 4. een bedrijfswoning;
- b. een hondendressuurterrein ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - hondendressuurterrein' [Schottenweg ong.];
- c. een modelvliegterrein ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - modelvliegtuigbaan twistweg' [Twistweg ong.];
- d. actieve dagrecreatie en pitch en putt ter plaatse van de aanduiding 'pitch & putt' [Flierdijk 4];
- e. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2', horecabedrijven in de categorie 1 en 2, zoals genoemd in de bij deze regels behorende en in Bijlage 10 opgenomen Staat vanhoreca-activiteiten, met een bijbehorend terras van maximaal 150 m2 [Flierdijk 4];
- f. een aan huis verbonden beroep, met dien verstande dat per woning maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de begane grond van de woning en aangebouwde bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van een aan huis verbonden beroep met een maximum van 50 m2;
- g. zonnepanelen ten behoeve van het eigen gebruik;
met de daarbij behorende ontsluitings-, parkeer- en groenvoorzieningen, tuinen en erven, water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.
11.2 Bouwregels
11.3 Afwijken van de bouwregels
11.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 12 Recreatie - Recreatiewoning
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Recreatiewoning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. verblijfsrecreatie in de vorm van niet permanente bewoning;
- b. recreatiewoningen, waarbij het aantal recreatiewoningen niet meer mag bedragen dan het bestaande aantal, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal recreatiewoningen' maximaal 5 recreatiewoningen zijn toegestaan.
met bijbehorende bebouwing en voorzieningen.
12.2 Bouwregels
Artikel 13 Recreatie - Verblijfsrecreatie
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een recreatieterrein, met dien verstande dat;
- 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - de zandstuve' uitsluitend zijn toegestaan [Dennenweg 11]:
- maximaal 33 recreatiewoningen;
- maximaal 1 groepsaccommodatie;
- 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - de horst' uitsluitend zijn toegestaan [Meersendijk 34]:
- maximaal ƩƩn bedrijfswoning;
- maximaal 9 recreatiewoningen;
- 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - de zegge' uitsluitend zijn toegestaan [Marleseweg]:
- maximaal 5 recreatiewoningen;
- 4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - melody ranch' uitsluitend zijn toegestaan [Ruiterpad 4]:
- maximaal 1 recreatiewoning;
- een groepsaccommodatie;
- een sauna in de vorm van een blokhut;
- maximaal ƩƩn bedrijfswoning;
- dagrecreatieve activiteiten;
- 5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - canada resort' uitsluitend zijn toegestaan [nabij Ruiterpad 4]:
- de bedrijfsmatige exploitatie van maximaal 33 recreatiewoningen;
- maximaal ƩƩn bedrijfswoning;
- ondergeschikte horeca;
- 6. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - flierbelten' uitsluitend zijn toegestaan [Flierdijk ong.]:
- de bedrijfsmatige exploitatie van maximaal 35 recreatiewoningen;
- maximaal ƩƩn bedrijfswoning;
- een retentiegebied van ten minste 4.200 m2 voor het bergen en vasthouden van water;
- 7. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - nevernever farm' uitsluitend zijn toegestaan [Geerdijk 17]:
- de bedrijfsmatige exploitatie van kamers voor bed & breakfast, met een maximaal oppervlak van 50 m2 per kamer en een totaal oppervlak van maximaal 200 m2 met in totaal maximaal 15 slaapplaatsen;
- de bedrijfsmatige exploitatie van ondersteunende accommodaties in de vorm van recreatie- en/of kantineruimten;
- maximaal ƩƩn bedrijfswoning;
- paardenstalling met een maximale oppervlakte van 350 m2;
- sanitaire voorzieningen en ruimten ten behoeve van opslag/stalling;
- 8. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - de posthoeve' uitsluitend zijn toegestaan [Daarleseweg 34]:
- maximaal twee bedrijfswoningen;
- maximaal 35 recreatiewoningen;
- verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van staanplaatsen voor kampeermiddelen;
- 9. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - de zeven zaligheden' uitsluitend zijn toegestaan [Geerdijk 36b]:
- maximaal ƩƩn bedrijfswoning;
- maximaal vijf trekkershutten;
- verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van staanplaatsen voor kampeermiddelen;
- 10. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - erve de meester' uitsluitend zijn toegestaan [Gravenlandweg 27]:
- verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van staanplaatsen voor kampeermiddelen;
- 11. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - de westerhoeven' uitsluitend zijn toegestaan [Westerhoevenweg 16]:
- recreatiewoningen, met dien verstande dat het aantal recreatiewoningen maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal recreatiewoningen' aangegeven aantal mag bedragen;
- 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - de zandstuve' uitsluitend zijn toegestaan [Dennenweg 11]:
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - lourenshoeve' [Flierdijk 1-3]:
- 1. de bedrijfsmatige exploitatie van maximaal 49 recreatiewoningen;
- 2. voorzieningen voor de hiervoor genoemde functies, waaronder ondergeschikte horeca, ondergeschikte dagrecreatieve activiteiten, opslag en berging, met dien verstande dat detailhandel niet is toegestaan;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - westerweilandweg 20':
- 1. de bedrijfsmatige exploitatie van recreatieverblijven voor het verblijf van totaal maximaal 20 personen;
- 2. maximaal ƩƩn bedrijfswoning;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2', horecabedrijven in de categorie 1 en 2, zoals genoemd in de bij deze regels behorende en in Bijlage 10 opgenomen Staat van Horeca-activiteiten, met een bijbehorend terras van maximaal 150 m2 [Geerdijk 36b];
- e. de bescherming van de landschapswaarden van de bestaande opgaande beplanting als terreinomheining;
- f. een aan huis verbonden beroep, met dien verstande dat per woning maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de begane grond van de woning en aangebouwde bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van een aan huis verbonden beroep met een maximum van 50 m2;
- g. zonnepanelen ten behoeve van het eigen gebruik;
met de daarbij behorende ontsluitings-, parkeer- en groenvoorzieningen, tuinen en erven, water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.
13.2 Bouwregels
13.3 Afwijken van de bouwregels
13.4 Specifieke gebruiksregels
13.5 Afwijken van de gebruiksregels
13.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.7 Specifieke gebruiksregels
Artikel 14 Sport
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een ijsbaan ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan' [Hammerweg 75];
- b. een manege ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van sport - manege prinsenweg' [Prinsenweg 16], 'specifieke vorm van sport - manege flierdijk' [Flierdijk ong.] en 'specifieke vorm van sport - manege ruiterpad' [Ruiterpad 3];
- c. een sportterrein ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van sport - sportveld bosrand' [Flierdijk 5/5a/5c], 'specifieke vorm van sport - sportveld rohorst' [Rohorst ong.] en 'specifieke vorm van sport - sportveld vroomshoopseweg' [Vroomshoopseweg 42];
- d. een zwembad ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - zwembad hammerweg' [Hammerweg 75];
- e. een tafeltennisvereniging ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - tafeltennis' [Kerkallee 3];
- f. het bestaande aantal bedrijfswoningen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - manege flierdijk' ƩƩn nieuwe bedrijfswoning is toegestaan;
- g. een aan huis verbonden beroep, met dien verstande dat per woning maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de begane grond van de woning en aangebouwde bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van een aan huis verbonden beroep met een maximum van 50 m²;
- h. ondergeschikte horeca ten dienste van de sportdoeleinden;
- i. dagrecreatieve activiteiten, evenementen en kleinschalig kamperen verband houdende met de manege ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - manege flierdijk';
met de daarbij behorende ontsluitings-, parkeer- en groenvoorzieningen, tuinen en erven, water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.
14.2 Bouwregels
14.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 14.2.2 onder d voor het vergroten van de inhoud van de bedrijfswoning tot maximaal 900 m3, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- a. er is voorzien in een streekeigen landschappelijke inpassing;
- b. per saldo dient sprake te zijn van een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit, welke wordt aangetoond in een erfinrichtingsplan.
14.4 Specifieke gebruiksregels
14.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 15 Verkeer
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen met hoofdzakelijk een verkeersfunctie;
- b. groenvoorzieningen, waaronder bermen;
- c. de bescherming van de ecologische en landschapswaarden van onverharde paden;
- d. parkeervoorzieningen, met dien verstande dat voor zover binnen het bestemmingsvlak de aanduiding 'parkeerterrein' is opgenomen, parkeervoorzieningen uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van die aanduiding [Ruiterpad 4, Canada resort];
- e. voorzieningen van algemeen nut;
- f. kunstwerken en straatmeubilair;
- g. evenementen;
- h. watergangen en waterpartijen;
- i. transport, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater.
15.2 Bouwregels
Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
- a. gebouwen mogen niet worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de verkeersregeling, de wegaanduiding of de verlichting, mag maximaal 10 m bedragen;
- c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 6 m bedragen.
15.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 16 Verkeer - Railverkeer
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. spoorwegen met ten hoogste 2 sporen (exclusief eventuele rangeersporen);
- b. wegen met een functie van hoofd- en buurtontsluiting ter plaatse van de spoorwegovergangen ten behoeve van het wegverkeer;
- c. verhardingen;
- d. groen- en parkeervoorzieningen;
- e. kunstwerken;
- f. geluidwerende voorzieningen.
16.2 Bouwregels
Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels :
- a. gebouwen mogen niet worden gebouwd
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de verkeersregeling, de wegaanduiding of de verlichting, mag maximaal 10 m bedragen;
- c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 6 m bedragen.
Artikel 17 Water
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterberging;
- b. waterhuishouding;
- c. watergangen en waterpartijen;
- d. groenvoorzieningen en taluds;
- e. infiltratievoorzieningen;
- f. kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden;
- g. aanlegsteigers;
- h. extensieve recreatie;
- i. natuurontwikkeling.
17.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
- a. gebouwen mogen niet worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet zijnde aanlegsteigers mag maximaal 3 m bedragen.
17.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 17.2, onder b, voor de bouw van een aanlegsteiger, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- a. de oppervlakte mag maximaal 20 m2 bedragen;
- b. de bouwhoogte gemeten vanaf het waterpeil mag maximaal 2 m bedragen.
17.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
Artikel 18 Wonen
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het bestaande aantal woningen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' maximaal het aangegeven aantal woningen is toegestaan [Lindrot 4, Zomerweg 44/44a, Russenweg 12/14, 3e Blokweg ong, Hallerhoek 11, Hallerhoek 11a, Esweg 42, Bisschopsweg ong., Assenhoek 2, Lindrot 3a/3b];
- b. een aan huis verbonden beroep, met dien verstande dat per woning maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de begane grond van de woning en aangebouwde bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van een aan huis verbonden beroep met een maximum van 50 m2;
- c. een bed and breakfast, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- 1. de bed and breakfast voorziening mag alleen in de woning worden gevestigd;
- 2. het aantal kamers bedraagt maximaal 2;
- 3. de maximale oppervlakte per kamer bedraagt maximaal 25 m2;
- 4. het gezamenlijke aantal bedden bedraagt maximaal 4;
- 5. het parkeren vindt plaats op het eigen erf;
- d. de bestaande inwoning;
- e. de bestaande nevenactiviteiten;
- f. paardenbakken voor eigen hobbymatig gebruik;
- g. hobbymatig agrarisch gebruik uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch' [Meersendijk 36, Zomerweg 33/33a, Zomerweg 40, Zomerweg 42, Zomerweg 42a, Lindrot 12, Dennenhofweg 3, Geerdijk 26/26a, Bossinkkamp 9/9a, Geerdijk 21, 3e blokweg 13, Daarleseweg 47, Hoofdweg 2a, 4e Blokweg 22, Geerdijk 44/44a, Westerveenweg 6, Zomerweg 44, 44a, Tonnendijk 99-101];
- h. maximaal 8 boerderijkamers uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - boerderijkamers' [Hoffmansweg 5];
- i. woonwagens ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats', met dien verstande dat uitsluitend het bestaande aantal woonwagens is toegestaan [Kerkallee ong.];
- j. ter plaatse van de aanduiding 'opslag' de statische opslag van caravans [Hallerhoek 5];
- k. zonnepanelen ten behoeve van het eigen gebruik;
met de daarbij behorende ontsluitings-, parkeer- en groenvoorzieningen, tuinen en erven, water- en waterhuishoudkundige voorzieningen en overige voorzieningen.
18.2 Bouwregels
18.3 Afwijken van de bouwregels
18.4 Nadere eisen
Bij de beslissing omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning ten behoeve van bijgebouwen en overkappingen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bijgebouwen 4' , kunnen burgemeester en wethouders nadere eisen stellen aan de situering van bebouwing, indien en voor zover dat nodig is om te voorkomen dat bijgebouwen en overkappingen tussen de woning en de openbare weg worden geplaatst [Vroomshoopseweg ong, Vroomshoopseweg 38, Geerdijk 48].
18.5 Specifieke gebruiksregels
18.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 19 Wonen - Landhuis
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Landhuis' aangewezen gronden zijn bestemd voor [Lindrot 10]:
- a. woningen met bijbehorende tuinen en erven;
- b. een aan huis verbonden beroep, met dien verstande dat per woning maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de begane grond van de woning en aangebouwde bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van een aan huis verbonden beroep met een maximum van 50 m2;
- c. zonnepanelen ten behoeve van het eigen gebruik;
met de daarbij behorende bebouwing en voorzieningen.
19.2 Bouwregels
19.3 Nadere eisen
Bij de beslissing omtrent het verlenen van een bouwvergunning ten behoeve van een bijgebouw, kunnen burgemeester en wethouders nadere eisen stellen aan de situering van bebouwing, indien en voor zover dat nodig is om te voorkomen dat bijgebouw tussen de woning en de openbare weg worden geplaatst.
19.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 20 Leiding - Gas
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een ondergrondse leiding voor het transport van gas ter plaatse van de aanduiding:
- a. 'hartlijn leiding - gas 1' met een uitwendige diameter van ten hoogste 168 mm en een druk van ten hoogste 40 Bar;
- b. 'hartlijn leiding - gas 2' met een uitwendige diameter van ten hoogste 219 mm en een druk van ten hoogste 40 Bar;
- c. het beheer en onderhoud van de leiding;
- d. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding;
- e. bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
20.2 Bouwregels
Op of in de in artikel 20.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de leiding(en) worden gebouwd. Overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn niet toegestaan uit het oogpunt van externe veiligheid en energieleveringszekerheid.
20.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 20.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 21 Leiding - Hoogspanningsverbinding
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor:
- a. een hoogspanningsverbinding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanningsverbinding';
- b. het beheer en onderhoud van de leiding;
- c. bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
21.2 Bouwregels
Uitsluitend hoogspanningsmasten mogen worden opgericht, met een bouwhoogte van maximaal 45 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - laagvliegroute' maximaal 40 meter mag bedragen, dan wel de bestaande bouwhoogte.
21.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 21.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de leidingbeheerder.
21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 22 Leiding - Riool
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. een ondergrondse rioolpersleiding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - riool';
- b. het beheer en onderhoud van de leiding;
- c. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding;
- d. bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
22.2 Bouwregels
- a. Op de tot 'Leiding - Riool' bestemde grond mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht, die ten dienste staan van de primaire bestemming met een maximale hoogte van 1,5 meter en een oppervlakte van ten hoogste 5 m2;
- b. In aanvulling op het bepaalde onder a mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, welke krachtens de aan de betreffende gronden gegeven bestemming zijn toegelaten, indien de belangen van de primaire bestemming niet op een onevenredige manier worden geschaad;
- c. Ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag -met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels- uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik gemaakt van de bestaande fundering.
22.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 23 Leiding - Water
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
- a. de bescherming van een ondergrondse hoofdwatertransportleiding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - water';
- b. het beheer en onderhoud van de leiding;
met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
23.2 Bouwregels
Op de in artikel 23.1 genoemde gronden mag, in afwijking van het bepaalde in de voorafgaande artikelen, niet worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen ten behoeve van het leidingbeheer met per gebouw een maximale bouwhoogte van 1,5 m en een bebouwde oppervlakte van 5 m2.
23.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 23.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits advies is verkregen van de leidingbeheerder.
23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
23.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door:
- a. het verplaatsen van de aanduiding 'hartlijn leiding - water' in verband met de verplaatsing van de ondergrondse waterleiding;
- b. het wijzigen van de bestemmingsgrenzen van de (dubbel)bestemming 'Leiding - Water' in verband met de verplaatsing van de ondergrondse waterleiding.
Artikel 24 Waarde - Archeologie Amk-terrein
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie AMK-terrein' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.
24.2 Bouwregels
24.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de afmetingen van bouwwerken, de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 25 Waarde - Archeologie Hoge Verwachting
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie hoge verwachting' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.
25.2 Bouwregels
25.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de afmetingen van bouwwerken, de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 26 Waarde - Archeologie Hoge Verwachting Cultuurhistorisch Element
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie hoge verwachting cultuurhistorisch element' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden in de bodem.
26.2 Bouwregels
26.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de afmetingen van bouwwerken, de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 27 Waarde - Archeologie Lage Verwachting
27.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie lage verwachting' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.
27.2 Bouwregels
Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:
- a. voor bouwwerken die volledig worden gebouwd binnen de bestemming 'Waarde - Archeologie lage verwachting' gelden geen regels aanvullend aan het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen;
- b. voor bouwwerken die deels worden gebouwd binnen de bestemming 'Waarde - Archeologie lage verwachting en deels worden gebouwd binnen de bestemming 'Waarde - Archeologie AMK-terrein', 'Waarde - Archeologie hoge verwachting', 'Waarde - Archeologie hoge verwachting bij cultuurhistorisch element' en/of 'Waarde - Archeologie middelhoge verwachting' zijn de regels van de bestemming die ziet op de hoogste archeologische waarde ter plaatse, van toepassing op het hele bouwwerk, voor zover gelegen binnen een afstand van 10 m vanaf de betreffende bestemming met de hoogste archeologische waarde;
- c. voor bouwwerken die worden gebouwd grenzend aan de bestemming 'Waarde - Archeologie AMK-terrein' zijn de regels van de bestemming 'Waarde - Archeologie AMK-terrein' van toepassing op het hele bouwwerk voor zover gelegen binnen een afstand van 10 m vanaf de bestemming 'Waarde - Archeologie AMK-terrein'.
27.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:
- a. voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die volledig worden uitgevoerd binnen de bestemming 'Waarde - Archeologie lage verwachting' gelden geen regels aanvullend aan het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen;
- b. voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die deels worden uitgevoerd binnen de bestemming 'Waarde - Archeologie lage verwachting en deels worden uitgevoerd binnen de bestemming 'Waarde - Archeologie AMK-terrein', 'Waarde - Archeologie hoge verwachting', 'Waarde - Archeologie hoge verwachting bij cultuurhistorisch element' en/of 'Waarde - Archeologie middelhoge verwachting' zijn de regels van de bestemming die ziet op de hoogste archeologische waarde ter plaatse, van toepassing op het hele werk of de hele werkzaamheid, voor zover gelegen binnen een afstand van 10 m vanaf de betreffende bestemming met de hoogste archeologische waarde;
- c. voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die worden uitgevoerd grenzend aan de bestemming 'Waarde - Archeologie AMK-terrein' zijn de regels van de bestemming 'Waarde - Archeologie AMK-terrein van toepassing op het hele werk of de hele werkzaamheid voor zover gelegen binnen een afstand van 10 m vanaf de bestemming 'Waarde - Archeologie AMK-terrein'.
Artikel 28 Waarde - Archeologie Middelhoge Verwachting
28.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie middelhoge verwachting' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden in de bodem.
28.2 Bouwregels
28.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de afmetingen van bouwwerken, de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
28.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 29 Waarde - Landschap
29.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Landschap' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, bestemd voor het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden.
29.2 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering, afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ter plaatse van de aanduiding 'openheid' ter waarborging van de openheid van het landschap.
29.3 Afwijken van de gebruiksregels
In afwijking van en aanvulling op het bepaalde bij de andere bestemmingen wordt bij een besluit:
- a. tot het verlenen van een omgevingsvergunning ter plaatse van de bestemming 'Waarde - Landschap' voor het afwijken van de bouw- of gebruiksregels;
- b. in verband met het toepassen van een in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheid;
het behoud, herstel en/of ontwikkeling van:
- c. de openheid ter plaatse van de aanduiding 'openheid';
- d. de beplantingselementen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - beplantingselementen';
- e. de hoogteverschillen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - hoogteverschillen';
- f. de waterhuishoudkundige situatie ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - waterhuishouding';
- g. de landschappelijke en ecologische waarde ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - scheuren grasland';
meegewogen.
29.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 30 Waarde - Nnn
30.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - NNN' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, uitsluitend gericht op het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van deze gebieden.
Artikel 31 Waterstaat - Primair Watergebied
31.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Primair watergebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen mede bestemd voor de instandhouding van primaire watergebieden met de daarbij behorende voorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
31.2 Bouwregels
31.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 31.2 voor het bouwen van in de andere daar voorkomende bestemming(en) genoemde bebouwing, mits daardoor het functioneren van het gebied als waterbergingsgebied niet onevenredig wordt belemmerd.
31.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 32 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 33 Algemene Bouwregels
33.1 Bestaande afmetingen
- a. In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen meer bedraagt dan in de bouwregels in Hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
- b. In afwijking van het bepaalde onder a dient ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - vrijgekomen gebouwen' de bestaande maatvoering van de bestaande gebouwen wat betreft oppervlakte, bouw- en goothoogte als maximum worden beschouwd, ook in geval van herbouw [Hoffmansweg 5].
33.2 Bestaande afstanden
In die gevallen dat de bestaande afstand van een bouwwerk tot enige op de verbeelding of in de regels aangegeven lijn dan wel tot een ander bouwwerk, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen minder bedraagt dan in de bouwregels in Hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.
33.3 Bestaande percentages
In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
Artikel 34 Algemene Gebruiksregels
34.1 Parkeren en laden/lossen
- a. Een omgevingsvergunning voor het bouwen of uitbreiden van een gebouw bedoeld voor wonen of een ander soort verblijf van mensen wordt slechts verleend, indien wordt of zal worden voorzien in de aanleg van voldoende parkeerplaatsen, waarbij ten minste voldaan moet worden aan de maximum parkeernormen zoals die zijn opgenomen in publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' van CROW, met dien verstande dat het totale aantal benodigde parkeerplaatsen wordt afgerond op het dichtstbijzijnde hele getal.
- b. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw waarvoor een behoefte bestaat voor ruimte voor het laden of lossen van goederen wordt slechts verleend, indien is aangetoond dat op het betreffende bouwperceel in voldoende mate ruimte voor het laden of lossen van goederen wordt of zal worden aangebracht.
- c. Parkeerplaatsen dienen aangelegd te worden op het eigen terrein.
- d. De afmetingen van een parkeerplaats bedragen ten minste 1,80 m bij 5 m en ten hoogste 3,25 m bij 6 m.
- e. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het onder a, b en c bepaalde:
- 1. indien het voldoen aan de parkeerbehoefte als gevolg van bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, of;
- 2. voor zover op andere wijze in de benodigde parkeergelegenheid of laad- of losruimte wordt voorzien;
- f. Het bevoegd gezag kan aan een omgevingsvergunning als bedoeld onder a voorwaarden koppelen met betrekking tot de verplichting het benodigde aantal parkeerplaatsen in stand te houden.
- g. Het onder a bepaalde is niet van toepassing ingeval een bouwwerk ten gevolge van een calamiteit geheel verloren is gegaan en dit bouwwerk, indien en voor zover sprake is van dezelfde functie en omvang, wordt herbouwd en op gelijke wijze in de parkeerbehoefte wordt voorzien als voor de calamiteit feitelijk het geval was, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.
34.2 Evenementen
Onder een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt niet verstaan:
het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden of bouwwerken ten behoeve van evenementen, festiviteiten en/of manifestaties met een maximum van drie keer per kalenderjaar en een duur van ten hoogste tien dagen per evenement, festiviteit en /of manifestatie, het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement, de festiviteit en/of de manifestatie hieronder begrepen. Voor paasvuren geldt dat drie maanden voorafgaand aan het ontsteken van het paasvuur benut kunnen worden voor de opbouw.
34.3 Strijdig gebruik
Onder gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval verstaan:
- a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van ƩƩn of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- c. een gebruik van gronden voor opslag van mest in mestzakken of in andere opslagmiddelen, niet zijnde een bouwwerk, anders dan als opslag voor normaal gebruik binnen het agrarisch bouwvlak
- d. een gebruik van gronden en bouwwerken voor (detail)handel of containerteelt, anders dan de regels van de bestemmingen toestaan;
- e. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie;
- f. een gebruik van gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatie, anders dan de regels van de bestemmingen toestaan;
- g. het gebruik van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van reclame-uitingen, anders dan voor de eigen bedrijfsvoering of de verkoop van eigen producten;
- h. een gebruik van bijgebouwen, recreatiewoningen, boerderijkamers, plattelandskamers, groepsaccommodaties, kampeermiddelen en stacaravans ten behoeve van permanente bewoning;
- i. het (zelfstandig) bewonen van vrijstaande gebouwen, niet zijnde woningen;
- j. een gebruik van gronden en bouwwerken voor het beproeven van voertuigen, voor het racen of crossen met motorvoertuigen of bromfietsen en voor het beoefenen van de modelvliegsport.
Artikel 35 Algemene Aanduidingsregels
35.1 geluidzone - industrie
35.2 milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied
35.3 milieuzone - intrekgebied
35.4 milieuzone - rioolwaterzuiveringsinstallatie
35.5 milieuzone - waterwingebied
35.6 veiligheidszone - bedrijven
35.7 veiligheidszone - gasreduceerstation
35.8 vrijwaringszone - laagvliegroute
35.9 veiligheidszone - lpg
35.10 overige zone - aardgas- en aardolieconcessies
35.11 overige zones - evenementen
Artikel 36 Algemene Afwijkingsregels
36.1 Afwijkingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan ten behoeve van:
- a. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals luchtkokers, liftschachten en lichtkappen met maximaal 10% van de oppervlakte van het betreffende gebouw wordt vergroot, mits:
- 1. deze vergroting niet meer dan 20 m2 bedraagt;
- 2. de vergroting niet leidt tot een bouwhoogte welke meer dan ƩƩn maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
- b. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen voor het verhogen van de bouwhoogte voor installaties en dergelijke voor ten hoogste 20% van de oppervlakte van de gebouwen tot maximaal 15 m om te kunnen voldoen aan de milieuvoorwaarden;
- c. het afwijken van bebouwingsgrenzen en overige aanduidingen op de verbeelding met maximaal 5 m ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven onder voorwaarde dat deze afwijkingen noodzakelijk zijn in verband met de uitmeting van het terrein, dan wel uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de grond gewenst zijn;
- d. het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
- e. het bepaalde in het plan voor het bouwen van antennes, waarvan de bouwhoogte ten hoogste 10 m mag bedragen en voor een centrale antenne tot een bouwhoogte van ten hoogste 25 m;
- f. het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes en bouwwerken geen gebouw zijnde, worden gebouwd, mits:
- 1. de inhoud per gebouwtje niet meer dan 100 m3 bedraagt;
- 2. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouw zijnde, ten hoogste 15 m bedraagt;
- g. het bepaalde in het plan voor het bouwen van kunstwerken, met dien verstande dat de hoogte niet meer mag bedragen dan 6 m.
36.2 Voorwaarden voor afwijken
De in artikel 36.1 bedoelde afwijkingen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de milieusituatie;
- d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- e. de verschijningsvorm van de gebouwen.
Artikel 37 Algemene Wijzigingsregels
37.1 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten aanzien van:
- a. de plaats en richting van bebouwingsgrenzen en bestemmingsgrenzen en overige aanduidingen op de verbeelding met maximaal 10 m ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven;
- b. een transformatorstation, gasdrukmeet- en regelstation, rioolgemaal en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken van openbaar nut tot een maximum inhoud van 400 m3 en een maximum bouwhoogte van 4 m;
- c. het aanpassen van opgenomen regels in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp van het plan, worden gewijzigd.
37.2 Voorwaarden voor wijziging
De onder lid a en lid b van artikel 37.1 bedoelde wijzigingen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
- a. er is voorzien in een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit, in verband waarmee maatregelen worden genomen voor een streekeigen landschappelijke inpassing;
- b. er is voorzien in een erfinrichtingsplan waarmee de ruimtelijke kwaliteit en het behoud of de versterking van de landschappelijke gebiedskenmerken wordt aangetoond;
- c. aangetoond wordt dat de stikstofdepositie op voor stikstofgevoelige habitats in Natura 2000-gebieden niet toeneemt;
- d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
- e. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
Artikel 38 Algemene Procedureregels
Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van een nadere eis is de volgende procedure van toepassing:
- a. een ontwerp van het besluit ligt met de bijbehorende stukken gedurende 4 weken op het gemeentehuis ter inzage;
- b. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging vooraf bekend in ƩƩn of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze;
- c. de bekendmaking houdt de mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
- d. gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen omtrent het ontwerp van het besluit.
Artikel 39 Overige Regels
Indien en voorzover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het moment van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 40 Overgangsrecht
40.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig krachtens een omgevingsvergunning afwijken van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
- c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
40.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 41 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied Twenterand'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
De gemeente Twenterand is voornemens het bestemmingsplan voor haar buitengebied integraal te herzien. Gelet op het streven van de gemeente om een vitale agrarische sector te behouden en tegelijkertijd de ruimtelijke kwaliteit van het platteland te verbeteren krijgt het bestemmingsplan vooral een beheersmatig karakter met ruimte voor het doorontwikkelen van bestaande functies en het toevoegen van nieuwe initiatieven van een beperkte omvang. Er dient een balans te worden gevonden tussen de maximale ontwikkelingsruimte en het behouden van ruimtelijke en natuurlijke kwaliteit.
De uitgangspunten voor het bestemmingsplan Buitengebied zijn opgenomen in de Nota Platteland die op 17 december 2013 door de gemeenteraad is vastgelegd. Zoals in de Nota Platteland is beschreven was er onzekerheid over de mogelijkheden voor uitbreiding van veehouderijen vanwege de stikstofdepositie die daarmee samenhangt op Natura 2000-gebieden. Er is berekend dat de opvulling van uitbreiding van het feitelijke aantal dieren dat nu gehouden wordt, naar het vergunde aantal dierplaatsen leidt tot een aanzienlijke toename van de stikstofdepositie. Tevens is bekend dat de Natura 2000-gebieden in de omgeving van het plangebied nu reeds kampen met een overbelasting aan stikstof. Vanwege deze overbelasting kan een plan alleen worden vastgesteld als vaststaat dat iedere toename van stikstofdepositie wordt voorkomen. Om een negatief effect op de Natura-2000 gebieden uit te sluiten worden de mogelijkheden van veehouderijen beperkt tot de bestaande stikstofdepositie.
De voorgenomen activiteit bestaat daarom uit het opstellen van een bestemmingsplan voor het buitengebied, op basis van de Nota Platteland waarbij de mogelijkheden van veehouderijen worden beperkt tot de bestaande stikstofdepositie.
1.2 Het Plangebied
De gemeente Twenterand is gelegen in de provincie Overijssel. De gemeente ligt op de overgang van Salland en het Vecht-Reggegebied naar Twente. Landschappelijk gezien ligt de gemeente op de grens van twee landschappen: de meer besloten zandgronden met nog herkenbare essen aan de westzijde en het open veenkoloniaal landschap in het oosten.
Het plangebied bevat de hele gemeente Twenterand, met uitzondering van de bedrijventerreinen en het stedelijk gebied van de kernen Den Ham, Geerdijk, Vriezenveen, Vroomshoop en Westerhaar-Vriezenveensewijk, Bruinehaar en De Pollen. De buurtschappen Weitemanslanden, Westerhoeven, Linde, Magele en Meer maken wel deel uit van het plangebied. Daarnaast vallen de Natura 2000-gebieden inclusief een zone van 1000 m rondom deze gebieden buiten het plangebied. Onderstaande afbeelding geeft een globale begrenzing weer van het plangebied. Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de verbeelding bij dit bestemmingsplan.
Figuur: globale begrenzing van het plangebied (bron: Google Earth)
1.3 De Te Vervangen Bestemmingsplannen
In het plangebied geldt nu het bestemmingsplan Buitengebied herziening 2005, dat is vastgesteld door de gemeenteraad van Twenterand op 7 november 2006 en onherroepelijk is geworden op 31 augustus 2007.
De Wet ruimtelijke ordening schrijft voor dat alle bestemmingsplannen om de 10 jaar geactualiseerd moeten worden. Voor het vigerende bestemmingsplan heeft bovendien destijds geen volledige inventarisatie plaatsgevonden. Ten slotte zijn er diverse nieuwe ontwikkelingen en inzichten ten aanzien van het buitengebied. Om deze redenen vindt een volledige herziening van het vigerende plan plaats.
Figuur: uitsnede van het vigerende bestemmingsplan Buitengebied herziening 2005
1.4 Doelen/visie
Het doel van de gemeente is om te komen tot een helder en overzichtelijk juridisch plan, dat duidelijkheid en rechtszekerheid biedt aan de gebruikers en bewoners van het gebied. Daarnaast moet het plan flexibiliteit bieden voor gewenste ontwikkelingen bij bestaande functies, die niet altijd op voorhand te voorzien zijn. Deze flexibiliteit moet passen binnen de mogelijkheden die de Wet ruimtelijke ordening biedt.
Het bestemmingsplan is in beginsel een conserverend plan, dat voortbouwt op bestaand beleid (zie Bijlage 1) en waarin geen grote nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Nieuwe ontwikkelingen, waarover al besluitvorming heeft plaatsgevonden, worden wel meegenomen. Daarbij worden ook de mogelijkheden gerekend zoals die in de nota Platteland zijn opgenomen. Concrete, onderbouwde, initiatieven die gedurende de voorbereiding worden ingediend, zijn getoetst en zijn, voor zover ze aanvaardbaar zijn geacht, meegenomen in de procedure voor dit plan.
Voor nieuwe ontwikkelingen, waarover nog onzekerheid bestaat, zal nadat meer zekerheid is verkregen een aparte procedure worden doorlopen.
1.5 Leeswijzer
In hoofdstuk 2 wordt de huidige situatie in het buitengebied van Twenterand geschetst. Hierbij wordt ingegaan op de kenmerken van het landschap, de aanwezige natuur, de geomorfologie (bodem), de waterhuishouding en de archeologische en cultuurhistorische kwaliteiten van het buitengebied. Ook wordt ingegaan op de gebruiksfuncties die in het gebied aanwezig zijn: landbouw, bedrijvigheid, horeca en recreatie en woningen. Tenslotte komt de infrastructuur aan bod.
Hoofdstuk 3 beschrijft de regelingen die in dit plan worden opgenomen voor alle genoemde aspecten. Hierbij wordt duidelijk gemaakt welke regelingen uit het vigerende bestemmingsplan worden voortgezet en welke nieuwe regelingen worden opgenomen. Specifiek wordt ingegaan op de flexibiliteit en ontwikkelingsmogelijkheden die worden geboden om het buitengebied vitaal en leefbaar te houden. Het beleid van andere overheden dat bij het formuleren van de regels is betrokken is samengevat in de beleidsbijlage.
Hoofdstuk 4 gaat in op de onderzoeken die zijn uitgevoerd en geeft daarmee een verantwoording van de keuzes die zijn gemaakt. De uitkomsten van het opgestelde milieueffectrapport (MER) worden besproken en de haalbaarheid van het plan wordt aangetoond voor achtereenvolgens de aspecten bodem, luchtkwaliteit, geluid, geur, bedrijven en milieuzonering, externe veiligheid, water en flora en fauna. Ook de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan wordt besproken.
Hoofdstuk 5 bevat een uitleg van de regeling die is opgesteld. Waar in hoofdstuk 3 de regeling inhoudelijk is besproken, gaat dit hoofdstuk in op de juridische termen die worden gebruikt, de manier waarop flexibiliteitsbepalingen kunnen worden toegepast en de betekenis van de verbeelding bij dit plan.
In hoofdstuk 6 wordt de procedure beschreven die dit plan doorloopt. Er wordt ingegaan op de manier waarop de gemeente Twenterand burgers en belanghebbende instanties (zoals buurgemeenten, de provincie, etc.) informeert over het plan. Daarnaast worden de resultaten van het vooroverleg, de ter inzagelegging van het voorontwerp en de ter visielegging van het ontwerpbestemmingsplan opgenomen.
Hoofdstuk 2 Huidige Situatie
2.1 Landschap En Cultuurhistorie
Er zijn maar liefst elf verschillende landschapstypen te onderscheiden in Twenterand, die elk een eigen verschijning hebben in beeld en karakteristiek. De kracht van het Twenterandse landschap zit dan ook in zijn grote verscheidenheid. Deze verscheidenheid laat zich niet alleen zien in het landschap, maar ook in de vormgeving en situering van de (vooral agrarische) bebouwingsensembles en hun omringende beplanting.
De aanwezigheid van verschillende landschappen met een eigen cultuurhistorie zijn een kwaliteit van Twenterand. De verschillen beperken zich niet alleen in zandgebieden en veengebieden, maar vooral in de wijze waarop ze in cultuur zijn gebracht en hoe de stedelijke laag er zijn plaats in heeft gevonden. Het grillige en verrassende wegenpatroon met erfensembles die volledig geĆÆntegreerd zijn in het landschap zijn kenmerkend voor het kampen- en essenlandschap.
De ontginningslandschappen laten op hun beurt vooral zien hoe de mens in verschillende tijden de ondergrond volgens vastgelegde patronen heeft ontgonnen en soms later heeft herverkaveld. Een opvallend element is de Mageleresch bij Den Ham, die prominent boven het landschap uitsteekt. Het enige bos in Twenterand, dat recreatief hoog wordt gewaardeerd, is de Zandstuve.
2.1.1 Ontstaansgeschiedenis
Figuur: uitsnede kaart 'natuurlijke laag' van de Omgevingsvisie (bron: provincie Overijssel)
Oorspronkelijk bestond het landschap in de gemeente Twenterand uit dekzandvlakten en ruggen. Deze ruggen en vlakten zijn gevormd doordat er na de ijstijden in grote delen van de omgeving een reliĆ«frijk ā door de wind gevormd ā zandlandschap achter is gebleven. Het dekzandgebied wordt gekenmerkt door relatief grote verschillen tussen hoog/droog en laag/nat. Soms zijn deze gebieden vlak bij elkaar, soms verder van elkaar verwijderd. In de laagtes van het dekzandgebied stagneerde het water doordat het water niet goed kon afvloeien naar de beken en rivieren. Door de stagnatie van water ontstonden in de dekzandlaagtes moerassen en broekbossen. Door eeuwenlange afsterving en ophoping van plantmateriaal ontstond veen. Veenvorming ontstaat door gebrek aan zuurstof en een hoge zuurgraad in een voortdurend vochtige bodem. Deze veenvorming wordt ook wel laagveen genoemd. In verloop van tijd groeide het veen boven de grondwaterspiegel uit. Het veen dat boven de grondwaterspiegel groeit is niet meer onder invloed van het grondwater en dit wordt hoogveen genoemd. Het hoogveen voedt zich met mineraalarm regenwater.
De hogere delen (de zandruggen) bleven gevrijwaard van veenvorming en hier ontstonden weelderige eiken/beukenbossen. In de bronstijd (3000-800 v.Chr.) ontstonden op de hogere zandruggen nabij beken en rivieren de eerste kleinschalige landbouwgebieden en kleine nederzettingen. Deze kleinschalige landbouwgebieden en nederzettingen namen pas een vlucht in de hoge Middeleeuwen (900-1250). De bevolking nam in die periode snel toe en daardoor ook de hoeveelheid land dat tot wei- en akkerland werd omgevormd. De natte moerassen, beekdalen en broekgebieden dienden als weiden en hooiland. Op de drogere plekken kwamen akkers te liggen. In dit onderscheid van het agrarisch gebruik ligt de oorsprong van het kampenlandschap verscholen. Een boerderij stond in die tijd vaak op of aan de rand van een akker. De bebouwing vormde samen met de akker een huiskamp. De middeleeuwse structuren die bij boerderijen met huiskampen horen zijn meestal onregelmatig en blokvormig. De bevolkingstoename leidde tot het ontstaan van meer huiskampen en het uitgroeien van huiskampen tot kleine nederzettingen. Vermoedelijk is de nederzetting Den Ham op soortgelijke wijze ontstaan.
In de late Middeleeuwen (1250-1500) werden ook de hogere zandgronden rondom de groeiende nederzettingen verbeterd, door het land vruchtbaar te maken met mest, plaggen en huisvuil. Plaggen zijn afgestoken heidevelden. Het afgestoken heideveld werd vermengd met mest van het vee en op het land gebracht. Door eeuwenlang deponeren van plaggen op de landbouwgronden liggen de landbouwcomplexen rondom de oude dorpen hoger dan de omgeving. Grootschalige landbouwcomplexen rondom de nederzetting ontstonden en worden essen genoemd. Ten oosten van het dorp Den Ham is de es tot op de dag van vandaag herkenbaar.
Heidevelden ontstonden doordat na de kap van het bos de inwoners van nabij gelegen nederzettingen het vee en met name schapen op de vrijkomende gronden lieten grazen. Het vee at de jonge boompjes op en door de intensieve begrazing ontwikkelde zich geen nieuwe bosvegetatie.
Naast de hogere zandgronden werden sinds de Middeleeuwen ook de natte gebieden zoals het hoogveenlandschap gebruikt voor landbouw en grondstofwinning. Om het Hoogveen toegankelijk te maken was een goede afwatering nodig. In de 15e eeuw werd een begin gemaakt met de ontginning van het hoogveen ter hoogte van de Vriezenveense polder. Oorspronkelijk was het Vriezenveense gebied verdeeld in 40 hoeven van elk 112 meter breed. De hoeven werden gescheiden door sloten. De hoeven strekten zich naast elkaar uit van de tegenwoordige Schipsloot tot aan het Overijssels Kanaal. Omstreeks 1600 strekten de landerijen zich uit tot aan de tegenwoordige Dorpsstraat. Een nieuwe, jonge generatie ging ook meer noordelijk gelegen woeste gronden ontginnen en vestigde zich daarvoor op een nieuwe plek: nieuwe woningen verschenen aan de tegenwoordige Dorpsstraat. Dit was het begin van het huidige dorp Vriezenveen.
Het was gebruikelijk dat bij vererving de kavels eerlijk werden verdeeld. Dit gebeurde in de lengterichting, zodat ieder lid van de familie de beschikking had over zowel weide- als bouwland en veengrond. Kavels werden in de loop der eeuwen erg smal. Het ontgonnen land rondom het dorp Vriezenveen werd gekenmerkt door dit typische slagenlandschap met lange opstrekkende kavels. Het kenmerkende slagenlandschap verdween grotendeels door grootschalige ruilverkaveling na de Tweede Wereldoorlog.
Eind 19e en begin 20e eeuw werden ook de heidevelden ontgonnen. Door de uitvinding van kunstmest konden deze arme gronden ook voor landbouwdoeleinden gebruikt worden. De heidevelden werd op een grootschalige en rationele wijze ontgonnen, wat resulteerde in een orthogonale kavelstructuur waarin nieuwe wegen en boerderijen zijn ingepast. Rondom de Zandstuve was tot in de 19e eeuw een groot heidegebied, dat aan het einde van die eeuw is ontgonnen. De Zandstuve was eeuwenlang een zandverstuiving en is begin 20e eeuw beplant om verdere verstuiving tegen te gaan.
Met de ruilverkaveling en de bijbehorende herinrichting is het grootste deel van het historisch kavelpatroon van het veenlandschap rondom Vriezenveen verdwenen. De kavels zijn na de ruilverkaveling 90° gedraaid en de vele verspreid gelegen minikavels zijn samengevoegd tot grotere, aaneengesloten blokken. Na de ruilverkaveling zijn tientallen boerderijen uitgeplaatst naar nieuw gevormde kavels. Ook werd ongeveer 200 ha cultuurgrond toegevoegd. Dit waren de tot dan toe onontgonnen gronden (rondom Dalweg en Westerveenweg. Door de ruilverkaveling is het fijne netwerk van kavelsloten grotendeels gedempt. Er zijn meerdere nieuwe ontsluitingswegen aangelegd en de ontsluitingswegen zijn als vestigingsassen voor nieuwe boerenbedrijven benut. Zo zijn er enkele boerderijstraten ontstaan met linten van voor de jaren '50 en '60 typerende boerderijen, merendeels met (half)vrijstaande woongedeelten. In het noordelijk deel van het gebied zijn de boerderijen ā net als in oude kern ā meestal schuin op de ontsluitingsas geplaatst. De bedrijven werden na oplevering vaak ook omzoomd met opgaande singelbeplanting.
2.1.2 Landschapstypen
In de gemeente Twenterand zijn elf verschillende landschapstypen te onderscheiden, die elk een eigen verschijning hebben in beeld en karakteristiek. De kracht van het Twenterandse landschap zit dan ook in zijn grote verscheidenheid. Deze verscheidenheid laat zich niet alleen zien in het landschap, maar ook in de vormgeving en situering van de (vooral agrarische) bebouwingsensembles en hun omringende beplanting.
De aanwezigheid van verschillende landschappen met een eigen cultuurhistorie zijn een kwaliteit van Twenterand. De verschillen beperken zich niet alleen in zandgebieden en hoogveengebieden, maar vooral in de wijze waarop ze in cultuur zijn gebracht.
2.2 Natuur
Er zijn twee Natura 2000-gebieden aanwezig in Twenterand: de Engbertsdijksvenen en het gebied Vecht en Benedenregge.
Figuur: Natura 2000-gebieden in en rondom de gemeente Twenterand (bron: OSM & Kadaster, PDOK)
Engbertsdijksvenen
Engbertsdijksvenen is een restant van een groot voormalig veengebied. De Engbertsdijkvenen is nu een vrijwel geheel afgegraven hoogveengebied. De meest grootschalige vervening vond plaats in de periode 1850 tot 1950. Omdat de randen geheel zijn afgegraven, steekt het gebied ver boven het omringende landschap uit. Het gebied herbergt een restant niet afgegraven veen. Deze omvangrijke hoogveenkern is voor boekweitbrandcultuur gebruikt, maar niet verveend en tijdig tegen verdere verdroging beschermd. Een groot deel van het overige veen is tot circa 1940 in gebruik geweest voor boekweitcultuur. Om wegzijging tegen te gaan, was het nodig het gebied (hydrologisch) te isoleren. Daartoe is het gebied gecompartimenteerd door middel van dammen. Buiten de actieve hoogveenkern bestaat het gebied uit natte heide, waarin ook drogere delen aanwezig zijn. Langs de randen van het gebied zijn enkele kleine berkenbossen te vinden.
Vecht en Beneden-Reggegebied
Het Vecht en Beneden-Reggegebied ligt in twee zeer verschillende landschappen: in het rivierengebied (uiterwaarden van de Vecht en de Beneden-Regge) en in de hogere zandgronden (Boswachterij Ommen, Beerze, het landgoed Eerde en de Archermer- en Lemelerberg). De bodem van de hogere zandgronden is van oorsprong zuur en voedselarm, langs Vecht en Regge komen voedselrijkere bodemtypes voor. De Overijsselse Vecht is een kleine rivier waarin veel transport van zand plaatsvindt door erosie en sedimentatie. De rivier is hier niet bedijkt en er zijn reliƫfrijke rivierduinen, hoge oeverwallen en oude meanders. De rivier is, onder andere bij de koelanden van Junne en Arriƫn, rechtgetrokken, er zijn stuwen in aangebracht en het zomerbed is verbreed. Inundaties met rivierwater zijn afgenomen en daarmee nieuwe zandafzettingen in het beekdal. De Regge is een kleine laaglandrivier in het Twentse zandgebied. Oude meanders worden aangetakt en bieden extra ruimte in het stroomprofiel. De natuur mag zich hier ontwikkelen. Langs de Vecht bevinden zich oude meanders in verschillende stadia van verlanding, rivierduinen, natte en droge schraalgraslanden (waaronder stroomdalgraslanden), ruigten, struwelen gedomineerd door sleedoorn, heiderestanten met jeneverbesstruweel en loofbos. In de ongestoorde kronkelwaarden is een grote verscheidenheid aan milieuomstandigheden die worden bepaald door hoogteligging, vochtigheid, voedselrijkdom, kalkgehalte, expositie en microklimaat. Het dekzandgebied is een groot complex van naald- en loofbossen, heiden, stuifzanden en vennen. Het grootste deel van de heiden bestaat uit droge struikheibegroeiingen. In laagten komen natte heiden met dophei en soms veenmossen voor. Plaatselijk komen vochtige, schrale graslanden voor waarin klokjesgentiaan en borstelgras kenmerkend zijn. In Beerze liggen daarnaast een mooi kamduin en uitgebreide veenputtencomplexen. Op de hogere gronden ten oosten van de Regge komen goede voorbeelden van zure vennen voor. Landgoed Eerde bestaat uit oud kampenlandschap en jongere heideontginningen met heiderestanten en jeneverbessen. De Archemer en Lemelerberg bestaan uit gestuwde rivierzanden en dekzanden. Hier komt droge heiden, jeneverbesstruweel, een hellingveentje en stuifzand voor.
Nederlands natuurnetwerk
Naast deze gebieden met een hoge natuurwaarde is in de gemeente meer natuur aanwezig, vaak kleinschaliger van aard. Provinciale Staten hebben op 12 april 2017 de Omgevingsverordening Overijssel 2017 vastgesteld, waarmee onder meer de begrenzing van het Nederlands natuurnetwerk(NNN) vaststaat.
Figuur: uitsnede NNN in de gemeente Twenterand en globale aanduiding plangebied (rode lijn)(bron: provincie Overijssel)
Het NNN is hierin opgedeeld in verschillende deelgebieden, waarvan deelgebied 18 Engbertsdijkvenen/ Veenschap in de gemeente Twenterand ligt. In bijlage 1b van de Omgevingsverordening Overijssel 2017 zijn navolgende actuele waarden (gebiedsbeschrijving) en de beoogde natuurdoelen met benodigde omgevingscondities (streefbeeld) voor dit deelgebied opgenomen.
Gebiedsbeschrijving Het Natura 2000 gebied de Engbertsdijkvenen betreft een restant van een zeer groot hoogveengebied. Vanaf 1953 zijn delen aangekocht en de vervening ging door tot 1984. Circa 12 ha, de hoogveenkern, is in oorspronkelijke staat gebleven en de rest min of meer vergraven. Het gebied is aangewezen voor de habitattypen Droge heide, Actief hoogveen en Herstellend hoogveen en voor Geoorde Fuut, Toendrarietgans en Kraanvogel. Het gebied bestaat uit open water, hoogveenmoeras,- heide, Pijpestro-velden en berkenbos.'s Winters is het gebied van belang als pleister- en slaapplaats voor Toendrarietganzen, Kraanvogels en de Blauwe kiekendief. In het gebied broeden ca. 100 vogelsoorten, met belangrijke populaties van Geoorde fuut, Dodaars, Wintertaling, Waterral, Blauwborst en Roodborsttapuit. De Engbertsdijkvenen behoren tot ƩƩn van de rijkste libellengebieden in Overijssel. In 2003 werden 39 soorten waargenomen waaronder de Noordse glazenmaker, Venwitsnuitlibel en Gevlekte witsnuitlibel. Wat dagvlinders betreft is de grote populatie van het Heideblauwtje van grote betekenis. Het gebied is belangrijk voor reptielen. Vijf soorten komen voor waaronder de Adder, Gladde slang en Levendbarende hagedis. Van het gebied zijn 16 -soorten sprinkhanen bekend en ƩƩn soort krekel. Relatief belangrijk is het voorkomen van Veenmol, Moerassprinkhaan, Zompsprinkhaan en Negertje. Het Veenschap is het enige voorbeeld bovenveengraslanden in Overijssel. Hier komt een afwisseling voor van vochtige heide op verdroogd hoogveen, Berkenbos en witbolgraslanden. Enkele voor hoogveen karakteristieke soorten als Lavendelheide en Veenbes komen nog spaarzaam voor. Het gebied is aan alle kanten omgeven door cultuurgebied met een laag waterpeil, wat een verdrogend effect heeft op dit gebied. Het gebied heeft een relatief hoge dichtheid van de Gekraagde roodstaart. Streefbeeld Voor de Engbertsdijkvenen is het streefbeeld te komen tot een actief Hoogveen (N06.03) met daaromheen overgangszones van actief hoogveen met daarin lage zones met o.a. hoogveenbossen en zure vennen. Hierin ontstaat ook geschikt biotoop voor de N2000 broedvogelsoorten porseleinhoen, paapje en watersnip. Om dit te kunnen realiseren moet er vooral aan de oostkant een hydrologische bufferzone gerealiseerd worden waarin de grondwaterstand wordt verhoogd. Een deel van deze zone zal ingericht worden als natuurgebied. Een deel van de bufferzone kan mogelijk binnen het landbouwgebied gerealiseerd worden via een vergoeding voor natschade. Bij de verdere uitwerking zal dit nader geconcretiseerd worden. |
Overige natuur
Naast de natuur die is aangewezen als Natura 2000 of NNN bevinden zich veel kleinschalige, waardevolle beplantingselementen in het plangebied. Deze beplantingselementen (houtwallen, houtsingels, hagen, bosjes, boomgroepen, weg- en erfbeplanting) vormen ecologische verbindingen tussen de grotere bossen en natuurterreinen in de omgeving.
Tevens zijn in het plangebied diverse kleinere begroeiingselementen en lijnvormige elementen met een vochtig karakter aanwezig, zoals slootkantvegetaties, halfnatuurlijke waterlopen en dergelijke. De aanwezigheid van vochtige milieus/kwelomstandigheden is ecologisch van grote waarde.
2.3 Bodem (Geomorfologie)
De gemeente Twenterand ligt in het oostelijk dekzandgebied. Binnen de gemeente komen stuwwallen, grondmorene, eskerafzettingen, dalen, dekzand, stuifzand en veenresten voor. De afzettingen die zich momenteel aan de oppervlakte bevinden, zijn gevormd en afgezet in het Pleistoceen en het Holoceen.
Stuwwallen
In het Pleistoceen bereikte het landijs ons land gedurende de Saalien ijstijd. Aan de rand van de ijslobben werden oudere afzettingen door de druk van het ijs opgestuwd. Binnen het plangebied komen een aantal restanten van de hierdoor ontstane stuwwallen voor: de Mageleresch bij Den Ham en de stuwwal bij De Garstelanden. Op de stuwwallen is keileem (grondmorene) aanwezig, dat is ontstaan door het uitsmelten van puin uit het landijs in combinatie met gedeformeerd materiaal dat door het schuiven van het ijs over de ondergrond ontstond. Keileem is relatief ondoorlatend en heeft een grote invloed op de grondwaterstanden.
Smeltwaterrug
In de noordoosthoek van de gemeente Twenterand, bij Bruinehaar, is een smeltwaterrug (esker) aanwezig. Smeltwaterruggen ontstonden door de aanwezigheid van een smeltwaterstroom onder een landijstong, die sediment transporteerde dat laagsgewijs in de ontstane 'smeltwatertunnel' werd afgezet. Na het smelten van het landijs bleef het sediment als een rug in het landschap achter. Andere delen van de smeltwaterrug liggen nabij Harberinkhoek, Borne en Delden. De eskers bestaan meestal uit zeer grofzandig en grindig materiaal, dat goed doorlatend is.
Dekzand
Tijdens de Weichselien ijstijd bereikte het landijs Nederland niet, al was de ondergrond permanent bevroren en was er weinig vegetatie. Zand kon gemakkelijk door de wind verplaatst worden en werd vervolgens in het gehele plangebied afgezet. Daardoor is dekzand aanwezig in de vorm van dekzandruggen, dekzandwelvingen, dekzandvlaktes en gordeldekzandruggen.
Veenvorming
Vanaf het Midden- Atlanticum (circa 6500 jaar voor heden) vond rond Vriezenveen door de vochtige lokale omstandigheden en slechte afwatering veenvorming plaats. In de beekdalen (zie paragraaf 2.4) werd laagveen gevormd. Vanuit depressies in het landschap breidde het laagveen en vervolgens het hoogveen zich uit over de dekzandafzettingen.
In het Laat-Atlanticum (circa 5100 jaar voor heden) is het gehele gebied vanaf Bruinehaar tot Vroomshoop een veengebied geworden. Alleen de stuwwal bij De Garstelanden en de esker bij Bruinehaar steken boven het veengebied uit. Tussen Vroomshoop en de westelijke gemeentegrens komt dekzand aan de oppervlakte voor. Het laagveen bevindt zich vooral ten westen van het huidige Overijssels kanaal. Het hoogveen bevindt zich ten oosten van het kanaal.
2.4 Waterparagraaf
2.4.1 Plangebied en historie
Het ontstaan van Twenterand heeft veel met water te maken. De topografische namen in de gemeente herinneren daar nog steeds aan. De herkomst van namen is duidelijk: bijvoorbeeld Vriezenveen, ontstaan in de tijd van de vervening en Broekmaten, dat verwijst naar de natte gronden in de omgeving.
Den Ham wordt als een van de eerste kernen in 1333 al genoemd in een leenakte. Vroomshoop en Geerdijk zijn pas in de 19e eeuw ontstaan, in de tijd van de vervening en de aanleg van het kanaal Almelo-Coevorden. De geschiedenis van Vriezenveen begint in 1364. De woeste en ruige omgeving werd door kolonisten gecultiveerd. Na enkele verplaatsingen ontstond het dorp op een zandrug. De verplaatsingen waren nodig vanwege de bedreiging van het water.
Hoofdwatergangen in het plangebied en de omgeving (bron: Waterschap Vechtstromen)
2.4.2 Watersysteem op hoofdlijnen
De meeste waterlopen binnen de gemeente Twenterand voeren hun water in noordwestelijke richting af. Een aantal waterlopen stromen door dalvormige laagten: de Linderbeek, de Bevert, de Hammerwetering en de Daarlerbeek. Mogelijk zijn deze beeklopen reeds in het Weichselien ontstaan. Al het water wordt uiteindelijk naar de Regge afgevoerd.
De gemeente Twenterand ligt voornamelijk in het benedenstroomse deel van het stroomgebied van de Stads Regge (zie navolgende figuur). De Hammerwetering ligt in het stroomgebied van de Laagland Regge. Het Geesters stroomkanaal en de Engbertsdijksvenen behoren tot het watersysteem van de Vecht.
Figuur: overzicht watersystemen in Twenterand
2.4.3 Grondwater
De grondwaterstroming in de gemeente Twenterand is west tot noordwest gericht. In de veengebieden rondom Vriezenveen regelen stuwen het waterpeil in de waterlopen. Dit geldt ook voor het gebied rondom Den Ham. De dichtheid aan waterlopen en perceelsloten en het stuwpeil in de waterlopen hebben naast andere factoren invloed op de hoogte van de grondwaterstanden in het gebied.
Ten noordwesten van Vroomshoop ligt het grondwaterbeschermingsgebied van de waterwinning Hammerflier. En in het gebied ten zuidwesten van Vriezenveen ligt een gedeelte van het intrekgebied van de winning Hoge Hexel (buiten plangebied);
Winning en gebruik drinkwater
Vitens distribueert drinkwater vanuit het winningsgebied Hammerflier. Het water vanuit Hammerflier wordt gemengd met water vanuit het winningsgebied Archemerberg (gemeente Ommen). Het verlaagt de hardheid van het water uit Hammerflier. De huidige productie van het pompstation in Hammerflier bedraagt 1 miljoen m3. De winning wordt uitgebreid naar de vergunningscapaciteit van circa 5 miljoen m3 per jaar. Het huidige beschermingsgebied is op deze uitbreiding aangepast. De winningslocatie is een kwelgebied. Daardoor is het effect voor natuur en landbouw in het winnings- en beschermingsgebied beperkt.
De totale levering aan drinkwater in de gemeente Twenterand bedraagt circa 2 miljoen m3/jaar.
Zoektocht drinkwatercapaciteit Twente
In het project 'zoektocht drinkwatercapaciteit Twente' zoeken de provincies Overijssel en Gelderland, Vitens, waterschap Vechtstromen, waterschap Drents Overijsselse Delta en waterschap Rijn & IJssel in Twente en de Achterhoek naar extra drinkwatercapaciteit met een omvang van 7 miljoen m3 per jaar. De aanleiding voor deze zoektocht wordt gevormd door de sluiting van de winning Weerseloseweg en de bestuursovereenkomst voor de locatie Mander tussen Vitens en waterschap Vechtstromen. In deze overeenkomst is afgesproken, dat Mander wordt gesloten als er goede alternatieven in of nabij Twente worden gevonden.
Momenteel is de discussie of de winning hoog in het gebied (Sallandse Heuvelrug) moet plaatsvinden vanwege veiligheid (voorkeur provincie en Vitens) of laag in het gebied (gunstig voor het watersysteem) zoals het waterschap wil. Medio 2017 loopt nog het onderzoek naar de voorkeurslocatie.
2.4.4 Functioneren van water aan- en afvoer
Het Overijssels kanaal (Almelo-De Haandrik en het Zwols Kanaal), het Lateraalkanaal en het Nieuwe Stroomkanaal doorsnijden het grondgebied van de gemeente Twenterand. Een drietal onderleiders zorgt ervoor dat het water vanuit het oostelijk gebied richting het Lateraalkanaal kan afstromen. Op verschillende punten is inlaat van water vanuit het Nieuwe Stroomkanaal mogelijk om de waterpeilen in naastliggende gebieden te handhaven.
De belangrijkste waterlopen met de gemalen en verdeelwerken zijn aangegeven in onderstaande figuur.
Figuur: waterlopen voor aan- en doorvoer van oppervlaktewater in de gemeente Twenterand
2.4.5 Waterkwaliteit
Het regenwater dat in de stedelijke gebieden van Enschede, Hengelo en Almelo tot afstroming komt, wordt via Twenterand naar de Beneden Regge afgevoerd. Op de wateren van dit met stedelijk water gedomineerde stroomgebied lozen ook de rioolwaterzuiveringen. Deze lijn volgt het waterschap Vechtstromen al lange tijd. Dit maakt het mogelijk om in de overige gebieden de kwaliteit voor water en natuur zo goed mogelijk te krijgen.
Naast afvoer tijdens pieken wordt het Overijssels kanaal benut voor aanvoer van water. Voor de Engbertsdijksvenen zijn maatregelen genomen om water zolang mogelijk in het gebied vast te houden en wordt instroom van voedselrijk landbouwwater in het natuurreservaat voorkomen.
2.4.6 Riolering
Het grootste deel van de dorpskernen van Twenterand is voorzien van een gemengd rioolstelsel. Meer en meer is de laatste jaren bij nieuwe woningbouwlocaties en bedrijventerreinen een gescheiden stelsel of een verbeterd gescheiden stelsel gerealiseerd. In het buitengebied is ca. 98% van de percelen aangesloten op de drukriolering. De overige 2% heeft een eigen voorziening in de vorm van een IBA (Individuele Behandeling Afvalwater). Drukriolering is alleen bestemd voor huishoudelijk afvalwater. Regenwater mag hier niet op geloosd worden. Regenwater kan geĆÆnfiltreerd worden in de bodem of via een berging worden afgevoerd naar oppervlaktewater.
Het ingezamelde afvalwater van de drukriolering in het buitengebied en van het gemengde stelsel in de kernen voert een groot deel van het regenwater en het vuile water uit huishoudens en bedrijven af naar de drie rioolwaterzuiveringsinstallaties (rwzi's):
- rwzi Den Ham (ontwerpcapaciteit 460 m3/ uur)
Het verzorgingsgebied is Den Ham. De rwzi loost op de Linderbeek; - rwzi Vroomshoop (capaciteit 1000 m3/uur )
Het verzorgingsgebied is Vroomshoop, Westerhaar-Vriezenveensewijk en Geerdijk. Ook het afvalwater van Daarlerveen loost op deze rwzi. De rwzi loost op de Veeneleiding; - rwzi Vriezenveen (capaciteit 1.200 m3/uur)
Het verzorgingsgebied is Vriezenveen en De Pollen. De rwzi loost op het Lateraalkanaal. In 2017 zullen de aanpassingen aan de rioolwaterzuivering zijn uitgevoerd. De capaciteit is dan teruggebracht naar 1.000 m3/uur.
2.4.7 Tegengaan wateroverlast
Om wateroverlast tegen te gaan zijn voor het ruimtelijke spoor een aantal zaken van belang:
- Primaire watergebieden
In de omgevingsvisie van de provincie Overijssel zijn deze gebieden vastgelegd. Daarvoor geldt, dat na een integrale afweging, de conclusie is dat waterberging de hoofdfunctie is. Kapitaalsintensieve functies zijn daarom niet toegestaan in deze gebieden.
Figuur: Primaire watergebieden (rood)
- Waterretentiegebieden
Het waterschap Vechtstromen heeft het retentiecompensatie beleid 'Water op maaiveld' vastgesteld.
In overleg met de grondeigenaren en -gebruikers is vastgelegd op welke locaties op het maaiveld retentie plaatsvindt onder natte omstandigheden. Bouwen is toegestaan, mits de verloren gegane waterberging wordt gecompenseerd. - In het buitengebied ten zuidwesten van Den Ham zijn rond woningen en boerderijen kades aangebracht door het waterschap om het beschermingsniveau tegen hoog water naar eens in de 100 jaar te brengen.
Figuur: Regionale keringen
Om de kans op gevaarlijke overstromingen rond het Nieuwe Stroomkanaal te verminderen heeft het waterschap in o.a. in 2002 het Nieuwe Stroomkanaal losgekoppeld van het Overijssels Kanaal.
Het Lateraalkanaal komt in het zuidoosten van de gemeente binnen. Het Lateraalkanaal splitst zich bij het verdeelwerk in Vroomshoop. De basisafvoer van het Lateraal kanaal gaat naar de Linderbeek. Bij hoge afvoeren wordt het Overijssels kanaal benut.
2.4.8 Natte natuur
Op diverse plaatsen is sprake van een bijzondere waterhuishoudkundige situatie (zie paragraaf 2.2, figuur NNN). Bijvoorbeeld in en rondom het Natura 2000-gebied Engbertsdijksvenen ten noordoosten van het plangebied en het Vecht en Beneden-Reggegebied ten noordwesten van het plangebied. In deze gebieden komt veen(ontwikkeling) voor, dat een leefgebied kan bieden aan de geoorde fuut en aan de habitattypen actieve hoogvenen en herstellend hoogveen.
2.5 Archeologie En Cultuurhistorie
2.5.1 Resten en vindplaatsen
In de gemeente Twenterand zijn nog maar relatief weinig vondsten bekend die duidelijkheid scheppen over de bewoningsgeschiedenis. Binnen de gemeentegrens zijn vijf terreinen aanwezig met een vastgestelde archeologische waarde (AMKterreinen), die als zodanig op de archeologische monumentenkaart zijn weergegeven. Twee van deze terreinen bevinden zich binnen het plangebied.
Figuur: Archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart Gemeente Twenterand (bron: BAAC)
In de archeologische database ARCHIS staan 49 locaties in de gemeente Twenterand geregistreerd waar archeologische vondsten en/of waarnemingen zijn gedaan. Hierbij dient te worden aangetekend dat lang niet alle vondsten worden gemeld. Weinig waarnemingen wil dus niet perse betekenen dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn. Van de vondsten die wel gemeld zijn, zijn de meeste gevallen afkomstig uit het neolithicum, de bronstijd en de middeleeuwen. Uit de IJzertijd en Romeinse tijd zijn weinig resten bekend, hetgeen goed te verklaren valt uit het feit dat het gebied destijds een groot veenmoeras was.
2.5.2 Verwachtingswaarden
De relatief kleine hoeveelheid waarnemingen binnen de gemeente laat het niet toe een statistische relatie tussen het landschap en de vindplaatsen te geven. Het archeologische verwachtingsmodel in de gemeente Twenterand is daarom gebaseerd op eerder vervaardigde verwachtingskaarten en algemeen geldende relaties tussen locatiekeuze en landschappelijke ligging.
Vooral de hogere delen van het landschap, zoals de dekzandruggen, grondmoreneruggen, stuwwallen en de esker in het oostelijke deel van de gemeente, werden gebruikt om te wonen, voor (doorgaande) wegen en voor begraving van overledenen. Daarnaast waren ook de delen van de beekdalen die grensden aan hogere landschapselementen door de mens in gebruik. Ze werden gebruikt om te vissen, dienden als oversteekplaats (later in de vorm van bruggetjes) en er zijn jachtkampementen te verwachten.
Hoewel het veen niet bewoond is geweest en daardoor vooral een lage verwachting heeft, is de aanwezigheid van archeologische resten in het veen niet uit te sluiten. Met name losse vondsten in de vorm van bijlen zijn hier te verwachten, naast rituele giften. De aanwezigheid van een veenweg in de omgeving van Vroomshoop duidt er op dat men het veengebied wel degelijk gebruikte.
In onderstaande tabel is te zien welke archeologische verwachting gekoppeld is aan elke landschappelijke eenheid.
Landschappelijke eenheid | Archeologische verwachting |
Beekdal (door dekzandvlakte) | Lage verwachting |
Beekdal (bij dekzandrug) | (middel)hoge verwachting |
Dekzandvlakte | Lage verwachting |
Dekzandvlakte met veen | Lage verwachting |
Dekzandwelving | Middelhoge verwachting |
Dekzandwelving met veen | Hoge verwachting |
Dekzandrug | Hoge verwachting |
Zone van 100 m om dekzandrug | Middelhoge verwachting |
Dekzandrug met veen | Middelhoge verwachting |
Gordeldekzand | Hoge verwachting |
Lage esker | Hoge verwachting |
Esker | Hoge verwachting |
Grondmorenerug | Hoge verwachting |
Lage stuwwal | Hoge verwachting |
Stuwwal | Hoge verwachting |
Stuwwal met dekzand | Hoge verwachting |
Veenrestrug | Lage verwachting |
Stuifduinen | Lage tot middelhoge verwachting |
2.5.3 Cultuurhistorische waarden
Het begrip cultuurhistorische waarden kan worden uitgelegd als 'het samenspel van historische landschappen, historisch geografische elementen en structuren, cultuurhistorisch waardevolle gebouwen en bouwwerken en archeologische vindplaatsen die iets vertellen over het verleden'. Cultuurhistorie uit zich daarmee direct in het landschapsbeeld. Het zit verweven in de eigenheid van een gebied.
De gemeente Twenterand beschikt over tal van cultuurhistorische waarden van hoge kwaliteit. De gemeente telt 26 inschrijvingen in het rijksmonumentenregister. Van deze inschrijvingen bevinden er zich 25 in de kernen van de gemeente of andere delen van de gemeente die buiten het plangebied vallen.
De gebouwde cultuurhistorische waarden (monumenten) worden reeds beschermd via de Monumentenwet. Daarom wordt in dit bestemmingsplan geen aparte regeling voor deze bouwwerken opgenomen.
In het plangebied bevindt zich ƩƩn monument aan de Hallerhoek 7 in Den Ham. Hier ligt een boerderij met wolfdak en schuur uit 1938.
Daarnaast ligt binnen de gemeente Twenterand het wederopbouwgebied ruilverkaveling Vriezenveen. Dit is een door de Rijksdienst van het Cultureel Erfgoed geselecteerde locatie uit de periode 1940-1965 die van nationaal cultuurhistorisch belang is. Deze locatie is geselecteerd vanwege:
- De ingrijpende ruilverkaveling met gedraaid en vergroot kavelpatroon;
- Nog herkenbare hoogveenontginning;
- Jonge boerderijlinten, deel met rijke groensingels;
- Contrastrijk gebied: open/gesloten en oud/nieuw.
In de Nota Platteland 2013-2025 van de gemeente Twenterand zijn 8 aanbeveling opgenomen met betrekking tot het behoud en de ontwikkeling van landschapswaarden, natuurwaarden en cultuurhistorische waarden in het ruilverkavelingsgebied. Deze aanbevelingen zijn verwerkt in de uitvoeringsagenda bij de Nota Platteland en de gemeente Twenterand verleend in dit kader medewerking aan het project 'Wederopbouwgebied ruilverkaveling Vriezenveen'.
2.6 Grondgebruik / Landbouw
Het buitengebied van de gemeente Twenterand manifesteert zich overwegend als een agrarisch gebied: circa 75% van het grondgebied van de hele gemeente bestaat uit agrarisch terrein.
Het gebruik van de agrarische gronden ziet er als volgt uit (bron: CBS Statline, 2014):
Figuur: weergave van het grondgebruik van de agrarische gronden in Twenterand (bron: CBS Statline)
Zoals in bovenstaande figuur duidelijk te zien is, zijn de agrarische gronden van de gemeente vooral in gebruik voor grasland en het telen van groenvoedergewassen.
In het buitengebied van Twenterand is een groot aantal gemengde bedrijven aanwezig. Door schaalvergroting en intensivering is het aantal bedrijven licht gedaald. Wel vindt schaalvergroting plaats. Op basis van gegevens van het CBS over 2014 zijn er 260 agrarische bedrijven in de gemeente aanwezig. Zij oefenen de volgende activiteiten uit, waarbij ƩƩn bedrijf soms meerdere agrarische activiteiten combineert:
Type agrarische activiteit | Aantal bedrijven dat de activiteit uitvoert: |
Akkerbouw | 47 |
Tuinbouw open grond | 20 |
Tuinbouw onder glas | 2 |
Grasland en groenvoedergewassen | 249 |
Graasdieren | 205 |
Hokdieren | 35 |
Diverse agrarische bedrijven hebben zich verbreed door nevenactiviteiten aan de bedrijfsvoering toe te voegen. Het gaat om bijvoorbeeld stalling van caravans, hobbyruimte, loodsverhuur voor droge opslag en transport.
2.7 Bedrijvigheid
Naast de landbouw komt verspreid in het buitengebied op zo'n 69 locaties ook andere bedrijvigheid voor, al dan niet in vrijgekomen agrarische bebouwing. Het betreft bijvoorbeeld loonwerkersbedrijven, bouwbedrijven, kwekerijen, transportbedrijven, tuincentra, opslagbedrijven etc.
2.8 Horeca
In het buitengebied van de gemeente Twenterand komt ƩƩn horecabedrijf voor: Partycentrum De Zandstuve aan de Dennenweg 11.
Verder is op verschillende locaties ondersteunende horeca aanwezig, zoals bij de natuurcamping aan de Geerdijk 36b en de bierbrouwerij aan Achteres 15. Ook is op meerdere locaties ondergeschikte en kleinschalige horeca aanwezig ten behoeve van kleinschalige nevenfuncties bij bijvoorbeeld boerderijen.
Naast de hiervoor genoemde accommodaties komen er in het buitengebied van Twenterand enkele (sport)accommodaties voor, die bevoegd zijn om horeca uit te oefenen, uitsluitend ten behoeve van de sportaccommodatie.
2.9 Maatschappelijke Functies
In het buitengebied worden op meerdere locaties maatschappelijke functies uitgeoefend, of zijn maatschappelijke voorzieningen aanwezig.
Het betreft bijvoorbeeld de begraafplaatsen aan de Striepeweg (Bruinehaar), de Vroomshoopseweg (Den Ham en de Haarweg (Westerhaar-Vriezenveensewijk).
Daarnaast bevinden zich in het buitengebied maatschappelijke functies zoals de Scoutingvereniging Azoelen (Dennenweg, Den Ham), drie kerken (Wittenbrink, Bakkersweg en Lindenlaan), dierenpensions, een dierenarts, een zorgboerderij en een tandartspraktijk.
2.10 Wonen
In het gemengd landelijk gebied is wonen erg in trek, niet in het minst om de kwaliteit van het landschap. De woonfunctie is steeds meer aanwezig in het buitengebied. Naast de bedrijfswoningen bij landbouwbedrijven liggen in het buitengebied woningen van of in vrijgekomen landbouwbedrijven. Daarnaast bestaan er enkele bebouwingslinten en zijn in het verleden vrijstaande woningen in het buitengebied gebouwd. In het plangebied bevinden zich ruim 1000 burgerwoningen.
2.11 Infrastructuur
In deze paragraaf wordt de infrastructuur die zich in het plangebied beschreven. Het betreft hier de wegen, spoorwegen en transportverbindingen van bijvoorbeeld gas, energie, water etc.
2.11.1 Wegen en spoorwegen
Door het plangebied loopt de spoorlijn Almelo-Mariƫnberg. Het betreft een traject met enkel spoor.
Daarnaast bevinden zich de rijksweg N36 en de provinciale wegen N341, N749, N750 en N343 in het gebied.
2.11.2 Leidingen
Hoofdstuk 3 Het Plan
Dit bestemmingsplan is overwegend conserverend van aard, wat betekent dat de bestaande situatie wordt vastgelegd en bestaande waarden worden beschermd.
Waar dat mogelijk en passend is, worden echter ook (kleinschalige) ontwikkelingen toegestaan (door middel van flexibiliteitsbepalingen). Hierdoor blijft het buitengebied vitaal en economisch gezond.
In dit hoofdstuk wordt eerst een toelichting gegeven op de manier waarop in dit bestemmingsplan de verschillende waardevolle landschapstypen van Twenterand wordt beschermd. Vervolgens wordt ingegaan op de flexibiliteitsbepalingen, die in meerdere bestemmingen voorkomen. Daarna volgt een toelichting per bestemming.
Enkele juridische termen die hierbij veel zullen worden gebruikt zijn:
- 'Bij recht': het bestemmingsplan staat een specifieke ontwikkeling toe zonder dat hiervoor verder procedures moeten worden doorlopen;
- 'Bij afwijking': het bestemmingsplan staat een ontwikkeling onder voorwaarden toe. Er moet eerst een omgevingsvergunning worden aangevraagd bij de gemeente;
- 'Wijzigingsbevoegdheid': het bestemmingsplan kan gewijzigd worden om een bepaalde ontwikkeling mogelijk te maken. Hiervoor moet aan diverse voorwaarden worden voldaan. Er moet een wijzigingsplan worden opgesteld, dat door het college van burgemeester en wethouders wordt vastgesteld;
- 'Bestaand': daar waar in het bestemmingsplan wordt gesproken over bestaande bebouwing, bestaande activiteiten et cetera, wordt gedoeld op bebouwing of activiteiten die legaal aanwezig zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
Een uitgebreide toelichting op de juridische aspecten en termen van het bestemmingsplan wordt gegeven in Hoofdstuk 5.
3.1 Bescherming En Versterking Van Het Landschap
Het landschap in het buitengebied van Twenterand wordt als waardevol beschouwd. In de verschillende bestemmingen, die in dit bestemmingsplan zijn opgenomen, zijn diverse regelingen opgenomen die moeten zorgen voor de bescherming van het landschap, of die mogelijkheden bieden voor de versterking of ontwikkeling ervan.
Bescherming gebiedskenmerken
De provincie Overijssel heeft in haar Omgevingsverordening (2017) aangegeven dat ruimtelijke kwaliteit ƩƩn van de belangrijkste thema's is. De provincie streeft naar het leggen van nieuwe verbindingen tussen bestaande gebiedskwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen, waarbij bestaande kwaliteiten worden beschermd en versterkt en nieuwe kwaliteiten worden toegevoegd.
De ruimtelijke kenmerken van een gebied of gebiedstype zijn uitgangspunt. Het gaat om de herkenbaarheid en zichtbaarheid van de verschillende gebiedstype die kenmerkend zijn voor Overijssel. Het vergroten van de herkenbaarheid en het in stand houden en versterken van de verschillen en contrasten van de verschillende gebiedstypen zijn van provinciaal belang. Zo blijft het rijke palet en de grote variatie in landschapstypen in stand voor de toekomst. Per gebiedslaag zijn specifieke gebiedskenmerken en kwaliteitsambities beschreven in de Catalogus Gebiedskenmerken, een bijlage bij de Omgevingsverordening. De provincie beperkt zich hierbij tot de hoofdlijnen. In het bestemmingsplan hanteren we maatwerk.
De Catalogus Gebiedskenmerken onderscheidt verschillende lagen in de aanwezige gebiedskenmerken en kwaliteitsambities, namelijk:
- Natuurlijke laag (in en op de bodem):
- ontwikkelen robuust, aaneengesloten natuulrijk landschap;
- continu en beleefbaar watersysteem als dragende structuur;
- herstel kwaliteiten van de natuurlijke laag;
- Laag van het agrarische cultuurlandschap (gebruik en inrichting van de bodem):
-voortbouwen op kenmerkende structuren;
- versterken, behouden en ontwikkelen contrasten verschillende agrarische cultuurlandschappen;
- samenhang creƫren tussen dorp, erf en landschap;
- Stedelijke laag (bebouwing en infrastructuur):
-elk buurtschap, dorp en stad zijn eigen kleur;
- contrast tussen dynamische en luwe gebieden;
- Lust & leisure (beleving, toerisme, cultuurhistorie en landgoederen):
- zichtbaar en beleefbaar mooi landschap;
- sterke ruimtelijke identiteiten als merken van Overijssel.
Figuur: gebiedskenmerken in Twenterand en omgeving (bron: Provincie Overijssel)
Het bestemmingsplan borgt de hiervoor beschreven ambities en geeft ruimte aan het versterken ontwikkelen ervan. De in Twenterand voorkomende landschapstypen hebben allemaal eigen specifieke gebiedskenmerken. Uitgangspunt is het behouden, versterken en ontwikkelen van de contrasten en verschillen tussen de verschillende landschapstypen van Twenterand en het behouden en versterken van de specifieke elementen en patronen die kenmerkend zijn voor de landschapstypen afzonderlijk. Het gaat dan om structuren en patronen van bijvoorbeeld houtwallen of slotenpatronen. Niet de individuele watergang of houtwal wordt beschermd maar het samenhangende patroon of netwerk. Of het karakteristieke reliƫf en openheid van de oude essen en grootschalige veenontginningen.
In de bestemmingsregeling is ervoor gekozen om de aanwezige waardevolle gebiedskenmerken aan te duiden binnen de dubbelbestemming Waarde - Landschap. Het betreft bijvoorbeeld hoogteverschillen, openheid, beplantingsstructuren, reliƫf en waardevolle waterhuishoudkundige situaties en patronen.
Ter plaatse van deze aanduidingen zijn de gebiedskenmerken beschermd. Bij diverse afwijkingen en wijzigingsbevoegdheden is opgenomen dat aangetoond moet worden dat de specifieke gebiedskenmerken van dat landschapstype niet onevenredig worden aangetast. Daarnaast is het uitvoeren van werken en werkzaamheden binnen deze gronden gekoppeld aan een omgevingsvergunningplicht die specifiek op de hieronder genoemde waarden is afgestemd.
Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (voorheen aanlegvergunning) geeft particulieren of bedrijven toestemming om in gebieden met landschappelijke of cultuurhistorische waarde werkzaamheden te verrichten. De gemeente verstrekt in principe deze omgevingsvergunning, mits de beschreven waarden niet worden aangetast.
In onderstaande opsomming worden de gebiedskenmerken van de voorkomende landschapstypen, die voorkomen in Twenterand en waarbij voor werken en werkzaamheden een vergunning noodzakelijk is toegelicht:
- Openheid:
Voor veel landschapstypen in Twenterand vormt de openheid een belangrijk gebiedskenmerk.
Op de verbeelding bij dit bestemmingsplan is de openheid als zodanig aangeduid. Het gaat dan niet alleen om de grootschalige openheid van de veen- en broekontginningen. Maar ook de karakteristieke kleinschaligere open ruimtes in het jonge heideontginningslandschap aan de oostzijde van het buitengebied. De open ruimtes in het bosgebied zijn karakteristiek en specifiek voor dit gebiedstype. Ook de karakteristieke openheid van de essen aan de westzijde van het buitengebied worden zo beschermd.
Ter plaatse van de aanduiding 'openheid' is het verboden om zonder omgevingsvergunning bomen en opgaande beplanting aan te planten. - Beplantingselementen:
In het essen- en kampenlandschap is het kleinschalige en besloten patroon van struwelen, erfbeplanting, houtwallen en bos kenmerkend voor dit landschapstype. Aan de westzijde van het buitengebied zijn deze nog veelvuldig te vinden. In de broek-, veen- en heideontginningen vormen de beplantingspatronen geen wezenlijk gebiedskenmerk en worden daarom als zodanig niet apart beschermd. Met uitzondering van het oude hoogveenontginningslandschap waar de opstrekkende smalle verkaveling met bospercelen juist een wezenlijk gebiedskenmerk vormt. Ook de beplantingsstructuren en patronen van het jong ontginningslandschap Geerdijk-zuid vormen een wezenlijk gebiedskenmerk van dit landschapstype.
De gebieden waar de beplantingspatronen en -structuren een wezenlijk gebiedskenmerk vormen zijn op de verbeelding aangeduid als 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - beplantingselementen'. Ter plaatse van deze aanduidingen is het verboden om zonder omgevingsvergunning houtgewas te vellen en te rooien. - Hoogteverschillen:
Daar waar hoogteverschillen (reliƫf en steilranden) een karakteristiek onderdeel vormen van het landschapstype, zoals op in het essenlandschap, is het afgraven, ophogen en egaliseren van gronden niet toegestaan zonder een omgevingsvergunning. Ook in het oude hoogveenontginningslandschap is deze bescherming opgenomen. - Bijzondere waterhuishoudkundige situaties:
Grote delen van het buitengebied van Twenterand zijn veenontginningen. De hoge grondwaterstanden en de karakteristieke patronen van de watergangen zijn belangrijke specifieke gebiedskenmerken van dit landschapstype. Deze gronden zijn aangeduid als 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - waterhuishouding'. Ter plaatse van deze aanduiding is het verboden om zonder omgevingsvergunning wijzigingen aan te brengen in de waterhuishouding (onderbemalingen, drainages), en om watergangen, poelen en vijvers te dempen, aan te leggen etc. - Grasland:
daar waar de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - scheuren grasland' is opgenomen, is het verboden om zonder omgevingsvergunning grasland te scheuren.
Naast de specifieke regels die gelden voor alle afzonderlijke gebiedskenmerken is het overal verboden om zonder vergunning wegen, paden en parkeergelegenheden aan te leggen of te verharden en om andere oppervlakteverhardingen aan te brengen, met uitzondering van koepaden.
Kwaliteitsimpuls groene omgeving
Naast het voorkomen of beperken van aantasting van landschappelijke kwaliteiten is ook versterking van de kwaliteiten wenselijk. Om dit te bereiken wenst de provincie Overijssel dat aan het bieden van extra bouw- of gebruiksmogelijkheden bij woningen en (agrarische) bedrijven de voorwaarde wordt gekoppeld dat een kwaliteitsimpuls voor de omgeving plaatsvindt. Deze kwaliteitsimpuls kan diverse vormen aannemen. Of daadwerkelijk landschappelijke winst wordt geboekt, wordt beoordeeld door de gemeente aan de hand van het werkboek Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving van de provincie Overijssel.
De provincie maakt hierbij onderscheid tussen kleinschalige ontwikkelingen met een geringe impact op de omgeving (hiervoor kan worden volstaan met een basisinspanning op het gebied van landschappelijke inpassing) en grootschalige ontwikkelingen met een bijbehorende impact op de omgeving.
Een grootschalige ontwikkeling is bijvoorbeeld de uitbreiding van een agrarisch bedrijf boven de 1,5 hectare. Dergelijke ontwikkelingen vragen om maatwerk voor iedere situatie afzonderlijk en om een overeenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemer. Daarom zijn deze mogelijkheden niet opgenomen in dit generieke bestemmingsplan: ze zullen via een afzonderlijke procedure kunnen worden geboden. In deze situaties kan niet alleen worden volstaan met een basisinspanning, zoals de landschappelijke inpassing van het bouwperceel, maar zal ook een versterking van de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit in de omgeving dienen plaats te vinden. Hiertoe is maatwerk vereist, dat in overleg tussen de initiatiefnemer en de gemeente Twenterand zal worden ingevuld.
3.2 Flexibiliteit En Ontwikkelingsmogelijkheden
Zoals in paragraaf 1.4 aangegeven heeft dit bestemmingsplan onder andere tot doel om (beperkt) ruimte te bieden aan nieuwe bedrijvigheid en tegelijkertijd het karakteristieke landschap te behouden of te versterken. Kleinschalige initiatieven van gebruikers van het buitengebied, waarvan op voorhand duidelijk is dat zij geen schade kunnen berokkenen aan het woon- of leefmilieu, natuur of landschap, worden bij recht toegestaan.
Voor initiatieven die een beoordeling vereisen om de instandhouding van bestaande waarden en belangen te kunnen garanderen en te kunnen sturen op de gemeentelijke ambities gelden de flexibiliteitsregels die worden beschreven in deze paragraaf. Met deze flexibiliteitsregels worden burgers in dit bestemmingsplan uitgenodigd en gestimuleerd om het buitengebied mee te ontwikkelen, bijvoorbeeld door diverse soorten van nevenactiviteiten te ontplooien.
Onderstaand volgt een toelichting op de flexibiliteitsbepalingen die bestemmingsoverstijgend zijn, gevolgd door een toelichting op de afzonderlijke bestemmingen in paragraaf 3.3 en verder.
3.2.1 Aan huis gebonden beroepen en bedrijven
Bij recht: aan huis verbonden beroep
Onder het uitoefenen van beroep-aan-huis wordt verstaan: āeen dienstverlenend beroep dat op kleine schaal in of bij een (bedrijfs)woning wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van de woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is, met dien verstande dat er geen detailhandel is toegestaan met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis verbonden beroepā.
Een aan huis gebonden beroep is in (bedrijfs)woningen bij recht toegestaan tot een maximale vloeroppervlakte van 30% van de vloeroppervlakte van de woning en bijgebouwen, met een maximum van 50 m².
Bij afwijking: aan huis verbonden activiteiten
Via een afwijkingsbevoegdheid kunnen aan huis verbonden activiteiten worden toegestaan die, wat betreft hun relatie tot de omgeving, vergelijkbaar zijn met aan huis verbonden beroepen. Aan de afwijkingsbevoegdheid zijn diverse voorwaarden verbonden, die gericht zijn op het beperkt houden van eventuele negatieve effecten van de activiteiten op de omgeving en op de landschappelijke inpassing ervan.
3.2.2 Nevenactiviteiten
Bij agrarische bedrijven en voormalige agrarische bedrijven worden verschillende nevenactiviteiten toegestaan in de bestaande bebouwing. Een neventak is een vorm van semi- of niet-agrarische bedrijvigheid, opslag (geen buitenopslag) of recreatie naast de agrarische hoofdfunctie.
3.2.3 Paardenbakken
In dit bestemmingsplan zijn paardenbakken bij recht toegestaan met een oppervlakte van 800 m2. Binnen de bestemming 'Agrarisch' zijn paardenbakken enerzijds toegestaan binnen het bouwvlak en anderzijds buiten het bouwvlak, onder de voorwaarde dat de paardenbak direct aansluitend aan het bouwvlak of direct aansluitend aan de bestemming 'Wonen' wordt gebouwd. Binnen de bestemming 'Wonen' zijn paardenbakken toegestaan binnen het bestemmingsvlak.
De definitie van een paardenbak luidt: āeen omheinde ruimte (geen gebouw zijnde) welke geschikt is gemaakt voor het berijden, trainen of africhten van paarden. De ondergrond is veelal vervangen door een zandbed, al dan niet aangevuld met een dempende en drainerende laag.ā
3.2.4 Hobbymatig houden van dieren
Het hobbymatig houden van dieren kenmerkt zich door het ontbreken van een winstoogmerk en de beperkte omvang van het aantal dieren.
Het hobbymatig houden van dieren is bij recht toegestaan op agrarische gronden en is bij burgerwoningen uitsluitend op de bestaande, aangeduide locaties toegestaan.
Het betreft de volgende adressen:
- Meersendijk 36
- Zomerweg 33/33a
- Zomerweg 40
- Zomerweg 42
- Zomerweg 42a
- Zomerweg 44/44a
- Lindrot 12
- Dennenhofweg 3
- Geerdijk 26/26a
- Geerdijk 44/44a
- Bossinkkamp 9/9a
- Geerdijk 21
- 3e blokweg 13
- 4e blokweg 22
- Westerveenweg 6
- Daarleseweg 47
- Hoofdweg 2a
- Tonnendijk 99-101
3.2.5 Inwoning en mantelzorg
Vanuit sociaal-maatschappelijk oogpunt is er een toenemende behoefte aan mogelijkheden voor inwoning van en zorg voor bijvoorbeeld zorgbehoevende familieleden. De bestaande inwoning en mantelzorg zijn bij recht toegestaan.
Voor nieuwe gevallen van inwoning in de woning geldt dat de woning de uiterlijke verschijningsvorm van ƩƩn bouwmassa moet behouden, dat de woning zowel op de begane grond als op de eventueel aanwezige verdieping door middel van een volwaardige, rechtstreekse doorgang onderling verbonden moet blijven en dat de woning of bijgebouwen niet uitgebreid mogen worden tot meer dan de toegestane inhoud c.q. oppervlakte.
Het bouwen van (tijdelijke) nieuwe bebouwing ten behoeve van mantelzorg is sinds de wijziging van het Besluit omgevingsrecht op 1 november 2014 vergunningvrij en wordt niet langer getoetst aan het bestemmingsplan. Om die reden zijn hiervoor in het bestemmingsplan geen mogelijkheden opgenomen.
3.2.6 Plattelandswoning
Per 1 januari 2013 is het mogelijk zogenaamde plattelandswoningen toe te staan. De plattelandswoning is een agrarische bedrijfswoning die wordt bewoond door personen die niet verbonden zijn aan het bijbehorende agrarisch bedrijf. Wanneer deze bewoning planologisch wordt toegestaan door de woning als plattelandswoning aan te duiden, dan volgt uit de wet dat de beschermingseisen op het gebied van milieuhinder die gelden voor burgerwoningen niet gelden voor de plattelandswoning wanneer het gaat om hinder die wordt veroorzaakt door het bedrijf waarvan de plattelandswoning deel uitmaakt.
In dit bestemmingsplan is deze mogelijkheid verwerkt door in de regels bij de agrarische bestemming een afwijkingsbevoegdheid op te nemen om het gebruik van een tweede of derde bedrijfswoning door derden toe te staan, mits de plattelandswoning gedurende minimaal 3 jaar als agrarische bedrijfswoning is gebruikt en minimaal ƩƩn woning binnen het bouwvlak wordt gebruikt als bedrijfswoning. Aangetoond moet worden dat wordt voldaan aan de normen voor luchtkwaliteit. Dit is van belang om het achterblijvende agrarische bedrijf niet te hinderen.
3.2.7 Hergebruik
De sloop van landschapontsierende agrarische bedrijfsgebouwen en overige verbeteringen van de ruimtelijke kwaliteit kunnen recht geven op het bouwen van een (of meerdere) woning(en) in het kader van de rood-voor-roodregeling. Omdat per initiatief en per locatie door de gemeente moet worden aangegeven waaraan de ruimtelijke kwaliteit dient te voldoen, is deze mogelijkheid niet in dit bestemmingsplan opgenomen. Hiervoor zal een partiƫle herziening moeten worden opgesteld.
3.3 Agrarische Bestemming
3.3.1 Het toekennen van de agrarische bestemming
Op basis van het vigerende bestemmingsplan zijn agrarische bestemmingen en bouwvlakken toegekend. Hierbij is tevens gekeken naar de werkelijke situatie. Indien op een perceel geen sprake meer was van een agrarisch bedrijf, is de agrarische bestemming niet meer opgenomen. Veelal is in zulke gevallen een woonbestemming opgenomen.
Ook voor de begrenzing van de agrarische bouwvlakken is waar mogelijk aangesloten bij het vigerende bestemmingsplan. De bouwvlakken zijn zodanig ingetekend dat binnen elk bouwvlak ruimte is voor een beperkte toename aan bebouwing.
De agrarische gronden in de gemeente Twenterand hebben, naast hun bedrijfsmatige functie, vaak landschappelijke of natuurlijke waarden. Om de voorkomende waarden te beschermen zijn ze op de verbeelding aangeduid en zijn in de regels diverse beschermende maatregelen opgenomen. Een uitgebreide toelichting op de voorkomende waarden en de manier waarop ze beschermd worden is te vinden in paragraaf 3.1.
3.3.2 Typen bedrijvigheid en toegestane activiteiten
Overal binnen de agrarische bestemming zijn grondgebonden agrarische bedrijven toegestaan die gericht zijn op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren. Uitsluitend waar aangeduid op de verbeelding zijn bijzondere agrarische bedrijfsvormen (zoals gebruiksgerichte paardenhouderijen of pelsdierhouderijen) toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'sierteelt', is de nieuwvestiging van een sierteeltbedrijf toegestaan. Binnen de agrarische bestemming zijn verder uitsluitend de bestaande sierteeltbedrijven en de bestaande intensieve veehouderijen toegestaan. Deze intensieve veehouderijen zijn opgenomen in Bijlage 2 bij de regels.
Naast het gebruik voor het agrarisch bedrijf zijn de gronden met deze bestemmingen bestemd voor de bestaande bedrijfswoningen, hobbymatig agrarisch gebruik en, indien van toepassing, voor natuurontwikkeling. Ook bestaande nevenactiviteiten zijn in de bestemmingsomschrijving opgenomen.
3.3.3 Veehouderij
Veehouderij is toegestaan bij agrarische bedrijven. Binnen de grenzen van het plangebied en in de directe omgeving ervan bevinden zich echter Natura 2000-gebieden waarbinnen habitats voorkomen die gevoelig zijn voor vermesting en verzuring, processen die onder andere het gevolg zijn van stikstofdepositie vanaf veehouderijen. De gemeente wil daarom in het bestemmingsplan geen mogelijkheden bieden die een toename van de stikstofdepositie tot gevolg kunnen hebben.
Op basis hiervan is in de regels de depositie vastgelegd. Wanneer een bedrijf beschikt over een Natuurbeschermingswetvergunning dan is dit bepalend wat maximaal mogelijk is qua depositie. Het gaat daarbij om de vergunning ten tijde van het moment van vaststellen van het bestemmingsplan. Indien het bedrijf niet over een dergelijke vergunning beschikt, dan wordt de depositie vastgelegd die hoort bij de feitelijke emissie van een bedrijf met de diersoorten, stalsystemen en maximaal aantal dieren als opgenomen in de bijlage bij re regels. In deze regels is dus voor veehouderijen een adreslijst opgenomen, waarop per adres is aangegeven welke diersoorten (+ aantal dieren) en stalsystemen zijn toegestaan.
Bij afwijking kan het aantal dieren worden vergroot en kan de diersoort of het stalsysteem worden gewijzigd, mits wordt aangetoond dat de stikstofdepositie op voor stikstof gevoelige habitats in Natura 2000-gebieden niet toeneemt.
Het bestemmingsplan biedt geen mogelijkheden voor nieuwvestiging en/of verplaatsing van veehouderijen.
3.3.4 Bebouwing
3.3.5 Afwijkingsbevoegdheden
3.3.6 Wijzigingsbevoegdheden
3.4 Bedrijfsbestemmingen
In het buitengebied van de gemeente Twenterand zijn meerdere niet-agrarische bedrijven gevestigd. Het betreft onder meer transportbedrijven, gebruiksgerichte paardenhouderijen, meubelmakerijen, een timmerbedrijf, een autohandel en bedrijfsmatige opslag. Aan deze niet-agrarische bedrijven in het buitengebied is in dit bestemmingsplan de bestemming 'Bedrijf' toegekend. In Bijlage 5 bij de regels is het type bedrijvigheid dat op een locatie aanwezig is weergegeven. Dit geldt eveneens voor het toegestane oppervlak aan bebouwing.
Bij bedrijven zijn de bestaande bedrijfswoningen toegestaan. Bij bedrijven waar geen bedrijfswoningen zijn toegestaan is hiervoor een specifieke aanduiding opgenomen. Voor bedrijfswoningen gelden dezelfde bouwregels als voor agrarische bedrijfswoningen.
Via een afwijkingsbevoegdheid is het mogelijk een ander bedrijf binnen de bedrijfsbestemming te vestigen. Het moet een bedrijf betreffen dat is opgenomen in categorie 1 of 2 van de in Bijlage 6 (Staat van bedrijfsactiviteiten), dan wel een bedrijf dat naar aard, milieubelasting en/of ruimtelijke impact vergelijkbaar is hiermee. Er moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op het eigen erf en er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van functies en waarden in de omgeving.
Binnen de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' zijn de in het plangebied aanwezige nutsvoorzieningen opgenomen, zoals een gasreduceerstation, twee pompstations en een rioolwaterzuiveringsinstallatie. In de regels zijn de maximale bouwmaten voor deze voorzieningen opgenomen en is opgenomen dat een bedrijfswoning bij deze voorzieningen niet is toegestaan.
3.5 Bos
Aan verschillende bosgebieden is in dit bestemmingsplan de bestemming 'Bos' toegekend.
Binnen de bestemming 'Bos' is bos en bosbouw toegestaan. Bebouwing is niet toegestaan, met uitzondering van overige bouwwerken met een hoogte van maximaal 2 m. Bestaande voorzieningen ten behoeve van dagrecreatief medegebruik in de vorm van paden, banken, parkeervoorzieningen, wandelroutes en picknickplaatsen zijn toegelaten.
De bestemming is tevens opgenomen voor de groenstroken rondom diverse locaties in het buitengebied, zoals sport- en recreatieterreinen. Deze groenstroken onttrekken de voorzieningen aan het zicht vanaf omliggende wegen en zorgen voor landschappelijke inpassing.
Ter bescherming van de landschappelijke en natuurwaarden van het bos en van de groenstroken is een omgevingsvergunningstelsel opgenomen. Selectieve kap van bomen in het kader van multifunctionele bosbouw wordt gezien als normaal onderhoud en beheer waarvoor geen omgevingsvergunning is vereist.
3.6 Detailhandel
Voor enkele detailhandelsvestigingen in het buitengebied is de bestemming 'Detailhandel' opgenomen. Het betreft bijvoorbeeld enkele tuincentra.
In de regels die horen bij de bestemming 'Detailhandel' is opgenomen dat per locatie uitsluitend het type detailhandel is toegestaan dat is opgenomen in Bijlage 5. Daarbij is ook een maximale oppervlakte van de bedrijfsbebouwing aangegeven. Via een afwijkingsbevoegdheid kan deze oppervlakte onder voorwaarden worden vergroot tot een oppervlakte die eveneens per adres in Bijlage 5 is weergegeven. Indien een bouwvlak is ingetekend op de verbeelding moet de bedrijfsbebouwing binnen dit bouwvlak worden gerealiseerd. Er geldt een maximale bouwhoogte voor bedrijfsgebouwen van 10 meter, tenzij op de verbeelding anders is aangegeven. Verlichtingsarmaturen en lichtmasten zijn tot 15 m hoog toegestaan.
Verder is het bestaande aantal bedrijfswoningen toegestaan, waarin de bestaande inwoning is toegestaan. Bedrijfswoningen hebben een maximale inhoud van 750 m3, die via een afwijkingsbevoegdheid onder voorwaarden kan worden vergroot tot maximaal 900 m3. De maximale goot- en bouwhoogte van de bedrijfswoning bedragen 4,5 m en 9 m.
Bijgebouwen zijn toegestaan tot een oppervlakte van 100 m2. Via een afwijkingsbevoegdheid kan deze oppervlakte onder voorwaarden worden vergroot tot 150 m2, mits minimaal 1 hectare eigen grond aan de woning grenst.
3.7 Horeca
In het buitengebied is sprake van een drietal vormen van horeca-activiteiten.
- 1. Horeca als (bedrijfs)bestemming:
Dit zijn bedrijven die horeca als functie hebben en als zodanig bestemd zijn in het bestemmingsplan. Deze bedrijven zijn gericht op het aantrekken van bezoekers van buiten en dus extern gericht, bijvoorbeeld een partycentrum. - 2. Horeca als nevenactiviteit:
Dit zijn bedrijven met een horeca-activiteit ondergeschikt aan de in het bestemmingsplan aangeduide hoofdactiviteit, bijvoorbeeld een theetuin of een boerderijterras. - 3. Ondersteunende horeca ten behoeve van de nevenactiviteit:
Dit zijn bedrijven met een horeca-activiteit als ondersteuning van een nevenfunctie anders dan horeca. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een educatieve activiteit op een boerderij. Hier is een directe relatie tussen de ondersteunende horeca voor die nevenfunctie en de hoofdfunctie (bijvoorbeeld consumpties tijden een rondleiding op een bedrijf, bij boerengolf, bij een workshop, of proeven van producten van het agrarisch bedrijf). Kortom, het gaat om intern gerichte horeca. De horeca-activiteit is hier ondersteunend aan de nevenactiviteit.
Partycentrum de Zandstuve in Den Ham heeft horeca als (bedrijfsbestemming), hiervoor is de bestemming 'Horeca' opgenomen. Daar waar horeca als nevenactiviteit of ondersteunende activiteit wordt bedreven, bijvoorbeeld bij een agrarisch bedrijf of een sportcomplex, is dit binnen de regels van de daar geldende bestemming geregeld door het toestaan van ondergeschikte horeca.
Voor zes bedrijven is in het bestemmingsplan een specifieke aanduiding opgenomen, op basis waarvan hier horecabedrijven in de categorie 1 en 2 mogelijk zijn. De verschillende categorieƫn horecabedrijven zijn beschreven in de Staat van horeca-activiteiten (Bijlage 10 bij de regels).
Consequentie van het bestemmen van deze bedrijven is dat daarmee eventuele nieuwe initiatieven voor zaalaccommodatie en dergelijke in VAB's niet gehonoreerd worden, tenzij zich een dermate innovatief concept aandient dat hiervoor maatwerk geleverd kan worden in de vorm van een bestemmingsplanherziening. Tegen 'illegale' horeca-activiteiten zal dan handhavend worden opgetreden.
3.8 Maatschappelijk
De bestemming 'Maatschappelijk' is toegekend aan een aantal functies, waaronder de kerken en bijbehorende bebouwing aan de Wittenbrink en Bakkersweg in Den Ham en de Lindenlaan in Vroomshoop en de begraafplaatsen aan de Striepeweg (Bruinehaar), de Dennenweg (Den Ham) en de Haarweg (Westerhaar-Vriezenveensewijk). Verder is het terrein van de scouting van Den Ham als Maatschappelijk bestemd, evenals dierenpensions, een dierenkliniek en een tandartspraktijk.
Per locatie is in Bijlage 5 bij de regels aangegeven welk type maatschappelijke functie is toegestaan. Daarbij is ook een maximale oppervlakte van de bedrijfsbebouwing aangegeven. Via een afwijkingsbevoegdheid kan deze oppervlakte onder voorwaarden worden vergroot. Indien een bouwvlak is ingetekend op de verbeelding moet de bedrijfsbebouwing binnen dit bouwvlak worden gerealiseerd. Er geldt een maximale bouwhoogte voor bedrijfsgebouwen van 10 meter, tenzij op de verbeelding of in de regels anders is aangegeven.
Verder is het bestaande aantal bedrijfswoningen toegestaan, waarin het uitoefenen van een beroep-aan-huis onder voorwaarden is toegestaan. Bedrijfswoningen hebben een maximale inhoud van 750 m3, die via een afwijkingsbevoegdheid onder voorwaarden kan worden vergroot tot maximaal 900 m3. De maximale goot- en bouwhoogte van de bedrijfswoning bedragen 4,5 m en 9 m. De bedrijfswoning kan, onder voorwaarden, op een betere locatie worden herbouwd.
Bijgebouwen zijn toegestaan tot een oppervlakte van 100 m2.
3.9 Natuur
Een deel van het buitengebied bestaat uit terreinen die zijn aangemerkt als natuurgebied. Vaak zijn deze terreinen in bezit en beheer bij natuurbeherende organisaties. Voor de natuurterreinen wordt geen ondergrens wat betreft oppervlakte gehanteerd, omdat het hier gaat om speciale gebieden met een bijzondere waarde. De gebieden zijn bestemd als 'Natuur'.
Natuurgebieden zijn in het algemeen kwetsbare gebieden. Daarom worden in deze gebieden geen activiteiten toegestaan die het natuurlijk karakter aantasten. Dit betekent dat alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 2 m hoogte zijn toegestaan. Wat betreft gebruik (anders dan voor natuurdoeleinden) is alleen het gebruik voor extensieve recreatie toegestaan.
Ter bescherming van de natuurwaarden is een omgevingsvergunningstelsel opgenomen. Dit betekent dat voordat activiteiten mogen plaatsvinden, er eerst een vergunning moet worden aangevraagd bij de gemeente. Het gaat bijvoorbeeld om activiteiten als het egaliseren van gronden, het bebossen van gronden, het vellen en rooien van houtgewas, het aanleggen en verharden van wegen en het aanleggen van waterlopen.
3.10 Recreatie
3.10.1 Dagrecreatie
Verschillende locaties hebben de bestemming 'Recreatie' toegekend gekregen. Deze terreinen zijn bestemd voor actieve dagrecreatie in de vorm van bijvoorbeeld een hondendressuurterrein, een pitch & putt of een volkstuin.
De toegestane afmetingen van de bebouwing ter plaatse van deze locaties is opgenomen in de regels.
3.10.2 Verblijfsrecreatie
Aan de terreinen met een verblijfsrecreatieve functie is in dit bestemmingsplan de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' toegekend. Op een deel van de locaties is verblijfsrecreatie in de vorm van een kampeerterrein toegestaan. Aanvullend daaraan is op meerdere locaties bebouwing toegestaan. Het betreft de volgende terreinen:
Verblijfsrecreatieterrein | Adres | Toegestane (recreatie)woningen en accommodaties |
De Zandstuve | Boerweg 7-19 en 27 oneven en 12-54 even | -33 recreatiewoningen -1 groepsaccommodatie |
De Horst | Meersendijk 34 | -9 recreatiewoningen -1 bedrijfswoning |
De Zegge | Marleseweg | -5 recreatiewoningen |
Melody Ranch | Ruiterpad 4 | -1 groepsaccommodatie -1 recreatiewoning -1 sauna in de vorm van een blokhut -1 bedrijfswoning - dagrecreatieve activiteiten |
Canada Resort | nabij Ruiterpad 4 | -33 recreatiewoningen -1 bedrijfswoning -ondergeschikte horeca |
Flierbelten | Flierdijk (ong) | -35 recreatiewoningen -1 bedrijfswoning |
De Posthoeve | Daarleseweg 34 | -35 recreatiewoningen -2 bedrijfswoningen |
Erve de Meester | Gravenlandweg 27 | / |
De zeven zaligheden | Geerdijk 36b | -5 trekkershutten -1 bedrijfswoning |
Lourenshoeve | Flierdijk 1-3 | -49 recreatiewoningen |
Nevernever farm | Geerdijk 17 | -bedrijfsmatige exploitatie van een bed&breakfast en ondersteunende accommodaties -1 bedrijfswoning -paardenstalling -sanitaire voorzieningen en ruimten ten behoeve van opslag/stalling |
Westerweilandweg 20 | Westerweilandweg 20 | -de bedrijfsmatige exploitatie van recreatieverblijven voor het verblijf van maximaal 20 personen -1 bedrijfswoning |
In de bouwregels is opgenomen aan welke afmetingen bedrijfswoningen, bedrijfsgebouwen, recreatiewoningen, stacaravans, trekkershutten en overige bouwwerken moeten voldoen. Op elk terrein is buiten het bouwvlak een gebouw van maximaal 200 m2 toegestaan voor sanitaire voorzieningen etc.
Verder is een omgevingsvergunningstelsel opgenomen dat ervoor zorgt dat het groen dat de terreinen omringt en aan het oog onttrekt niet zonder vergunning mag worden verwijderd.
Recreatiewoningen mogen niet permanent worden bewoond.
3.10.3 Recreatiewoningen
De 16 solitair gelegen recreatiewoningen in het buitengebied zijn in dit bestemmingsplan bestemd als 'Recreatie - Recreatiewoning'. In deze recreatiewoningen is verblijfsrecreatie toegestaan in de vorm van niet-permanente bewoning.
De inhoud van een recreatiewoning mag maximaal 300 m3 bedragen en per recreatiewoning is ƩƩn berging toegestaan met een oppervlakte van maximaal 15 m2.. Recreatiewoningen mogen niet permanent worden bewoond.
3.11 Sport
De sportterreinen binnen het plangebied zijn bestemd als 'Sport'. Het betreft onder meer een ijsbaan, een tafeltennisvereniging, drie maneges en de sportterreinen aan de Flierdijk in Vroomshoop en de Rohorst in Den Ham. Binnen de bestemming Sport is ondergeschikte horeca toegestaan, ten dienste van de sportdoeleinden.
Per afzonderlijke sportvoorziening is geregeld welke bebouwing is toegestaan en met welke afmetingen.
3.12 Verkeer
De diverse wegen en spoorwegen zijn conform de bestaande situatie opgenomen in het bestemmingsplan met de bestemmingen 'Verkeer' en 'Verkeer - Railverkeer'. Binnen beide bestemmingen zijn bouwwerken ten behoeve van de verkeersregeling, de wegaanduiding of de verlichting toegestaan met een maximale hoogte van 10 m.
Onverharde wegen in het buitengebied zijn van ecologische, recreatieve en landschappelijke waarde. Ze zijn daarom beschermd door het verharden ervan aan een omgevingsvergunning te binden, waarbij als voorwaarde geldt dat geen afbreuk mag worden gedaan aan de landschappelijke of ecologische waarden.
3.13 Water
De belangrijke waterlopen in het buitengebied zijn op de verbeelding als 'Water' bestemd.
Figuur: weergave van de bestemming 'Water' in het bestemmingsplan
Het betreft de Linderbeek, Hammerwetering, Kanaal Almelo-De Haandrik, Veenleiding, Verbindingsleiding, Nieuwe Stroomkanaal, Vriezenveensche Veenkanaal, Geestersche Stroomkanaal en Lateraalkanaal.
3.14 Wonen
Bestaande, legale burgerwoningen zijn als 'Wonen' bestemd in dit bestemmingsplan. De in de loop der jaren verleende vrijstellingen (WRO), ontheffingen (Wro) en afwijkingen (Wabo) zijn hierbij meegenomen.
3.14.1 Toegestane functies
Binnen de bestemming 'Wonen' is het bestaande aantal woningen toegestaan, op de bestaande locatie. Op enkele locaties is op de verbeelding een maximum aantal wooneenheden aangeduid. Er mag worden gewoond in de woning en in aangebouwde bijgebouwen. Vrijstaande bijgebouwen mogen niet voor wonen worden gebruikt.
3.14.2 Bouwregels
3.14.3 Nieuwe burgerwoningen
Met nieuwe burgerwoningen in het buitengebied wordt heel terughoudend omgegaan. In principe worden nieuwe burgerwoningen in het buitengebied niet toegestaan.
3.15 Dubbelbestemmingen
Dubbelbestemmingen worden opgenomen wanneer bepaalde (ruimtelijk relevante) belangen moeten worden veiliggesteld, die niet of onvoldoende worden gewaarborgd in de hoofdbestemming. Een dubbelbestemming heeft altijd betrekking op een geometrisch bepaald vlak, dat is weergegeven op de verbeelding.
Er zijn drie hoofdgroepen van dubbelbestemmingen:
- Leiding
- Waarde
- Waterstaat
3.15.1 Leidingen
3.15.2 Archeologie
3.15.3 NNN
De voor 'Waarde - NNN' aangewezen gronden zijn behalve de daar voorkomende bestemmingen uitsluitend gericht op het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van deze gebieden.. De wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN zijn opgenomen in bijlage 1b van de Omgevingsverordening Overijssel 2017 (zie paragraaf 2.2).
3.15.4 Waterstaat
De voor 'Waterstaat - Primair watergebied' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de instandhouding van de primaire watergebieden met de daarbij behorende voorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Op gronden binnen deze dubbelbestemming zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen toegestaan ten behoeve van de waterberging. Bovendien mag worden gebouwd binnen het bouwvlak en ter vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken. Voor het toevoegen van andere bebouwing kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen wanneer het functioneren van het gebied als waterbergingsgebied niet onevenredig wordt belemmerd. Ook voor het ophogen of egaliseren van de bodem en het (gedeeltelijk) dempen van beken, sloten of daarmee gelijk te stellen waterlopen geldt een omgevingsvergunningplicht.
3.16 Algemene Gebruiksregels
In het bestemmingsplan zijn voor parkeren, laden/lossen en evenementen algemene regels opgenomen. Daarnaast is opgenomen welk gebruik in ieder geval strijdig is met alle bestemmingen. De algemene gebruiksregels zijn van toepassing binnen het gehele plangebied van het voorliggende bestemmingsplan.
3.16.1 Parkeren en laden en lossen
Wanneer er een gebouw wordt uitgebreid of gebouwd waar mensen in gaan verblijven, dan moeten hierbij voldoende parkeerplaatsen worden aangelegd. Daarnaast moet, indien van toepassing, worden voorzien in voldoende ruimte voor het laden en lossen van goederen. De parkeernormen waaraan moet worden voldaan volgen uit publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' van CROW. De gemeente stelt deze publicatie vast als beleid.
3.16.2 Evenementen
Het gebruiken van gronden en bouwwerken voor evenementen, festiviteiten en manifestaties van maximaal tien dagen (inclusief het op- en afbreken) is binnen het gehele voorliggende plangebied toegestaan. Er mogen maximaal drie van deze gebeurtenissen per kalenderjaar plaatsvinden. Paasvuren mogen vanaf 3 maanden voor het ontsteken opgebouwd worden.
Wanneer evenementen niet aan bovenstaande voorwaarden voldoen, kan in overleg met de gemeente naar een maatwerk oplossing worden gezocht.
3.17 Algemene Aanduidingen
Naast de dubbelbestemmingen zijn er in het bestemmingsplan enkele zaken geregeld via algemene aanduidingen. Het betreft waarden of beschermingszones die overal in het buitengebied voor kunnen komen en niet gebonden zijn aan een bepaalde hoofdbestemming.
Het bestemmingsplan kent de volgende algemene aanduidingen:
3.17.1 geluidzone - industrie
Er is de gemeente sprake van ƩƩn gezoneerd bedrijf, aan de Daarlerveenseweg te Vriezenveen (gelegen buiten het plangebied). De geluidzone van dit bedrijf strekt zich uit over het achtergelegen buitengebied en is op onderstaande afbeelding weergegeven.
Figuur: geluidzone (rood) vanwege industrieel bedrijf
Binnen de voor geluidzone - industrie aangewezen gronden mogen geen nieuwe woningen en andere geluidgevoelige gebouwen worden gebouwd, tenzij kan worden aangetoond dat de geluidbelasting vanwege het industrielawaai niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende maximale geluidbelasting.
3.17.2 milieuzones: intrekgebied en grondwaterbeschermingsgebied
Voor de bescherming van de drinkwaterkwaliteit in waterwingebieden zijn zones aangewezen rondom deze wingebieden. In deze grondwaterbeschermingsgebieden en intrekgebieden mogen van de provincie alleen functies worden toegestaan die harmoniƫren met de functie voor de drinkwatervoorziening.
Figuur: uitsnede grondwaterbeschermingsgebieden (blauwe lijnen), waterwingebieden (blauwe vlakken) en intrekgebieden (bruine arcering) in Twenterand met globale aanduiding plangebied (rode lijn) (bron: provincie Overijssel)
Binnen deze milieuzones mag pas worden gebouwd ten behoeve van de onderliggende bestemmingen als advies is gevraagd aan de drinkwaterbeheerder. Bovendien is op de gronden met de aanduiding milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied een omgevingsvergunningstelsel opgenomen voor allerlei werkzaamheden, zoals het vergraven, afgraven en egaliseren van gronden, het aanleggen en verbreden van verharding of sloten, het gebruiken, storten en opslaan van meststoffen en bestrijdingsmiddelen, etc. Voor normaal onderhoud en beheer is geen vergunning nodig.
3.17.3 milieuzone - rioolwaterzuiveringsinstallatie
Rondom de rioolwaterzuiveringsinstallatie is een zone opgenomen waarin specifieke regels gelden ter bescherming van het woon- en leefmilieu. Binnen de zone zijn geen nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten toegestaan, mits voor deze objecten (bijvoorbeeld woningen) een aanvaardbaar verblijfsklimaat kan worden gerealiseerd.
3.17.4 veiligheidszone - gasreduceerstation
Rondom het gasreduceerstation wordt een veiligheidszone aangehouden, waarbinnen geen gebouwen mogen worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen ten behoeve van het leidingbeheer. Om binnen deze zone toch te mogen bouwen is een omgevingsvergunning nodig, in verband waarmee altijd eerst de beheerder van het gasreduceerstation moet worden gehoord.
3.17.5 veiligheidszone - lpg
Voor de lpg-vulpunten bij het tankstation aan de Rijksweg is vanwege het plaatsgebonden risico een veiligheidscontour van 45 m opgenomen in het bestemmingsplan, waarbinnen geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden opgericht. Via een afwijkingsbevoegdheid is het mogelijk toch nieuwe kwetsbare objecten toe te staan, mits er een aanvaardbaar verblijfsklimaat kan worden gerealiseerd.
3.17.6 vrijwaringszone - laagvliegroute
De Rijksoverheid heeft met de ministeriƫle regeling "Regeling algemene regels ruimtelijke ordening" (Rarro) begrenzingen vastgelegd van zones die van nationaal belang zijn. Een deel van het plangebied is bijvoorbeeld aangeduid als laagvliegroute voor militaire jacht- en transportvliegtuigen. Ter plaatse van deze zone, die op onderstaande afbeelding is weergegeven, mag niet hoger worden gebouwd dan 40 m.
Figuur: laagvliegroute jacht- en transportvliegtuigen (bron: Rijksoverheid)
3.17.7 overige zones - evenementen
Op de verbeelding zijn aanduidingen opgenomen voor alle evenementen die in Bijlage 19 van de regels zijn genoemd. Ter plaatse van die aanduidingen mogen de in de bijlage corresponderende evenementen plaatsvinden. Zo mag ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - evenement 1' een internationaal motortreffen met 150 gelijktijdig aanwezige bezoekers plaatsvinden dat maximaal 3 dagen duurt exclusief 2 dagen opbouw en 1 dag afbouw.
3.17.8 overige zones
De Rijksoverheid heeft met de ministeriƫle regeling "Regeling algemene regels ruimtelijke ordening" (Rarro) de maximale bouwhoogte vastgelegd in verband met de diverse voorzieningen die van nationaal belang zijn. Het betreft bijvoorbeeld ook de beperking van de hoogte van bouwwerken in verband met de werking van radarstations. De gemeente Twenterand bevindt zich in een zone waarin een beperking geldt met betrekking tot de hoogte van molens (tiphoogte maximaal 118 m). Omdat in dit plan een maximale tiphoogte van 25 m is vastgelegd, is het overbodig deze zone in het bestemmingsplan op te nemen.
Figuur: radarstations en radarverstoringsgebieden (bron: Rijksoverheid)
3.18 Perceelsgericht - Overige Wijzigingen
3.18.1 Positieve bestemming initiatiefplan
Recreatiewoningen en aanpassing bouwvlak aan de Westerhoevenweg 16
In het voorliggende bestemmingsplan is het bouwvlak aangepast van het agrarisch bedrijf aan de Westerhoevenweg 16 in Vriezenveen. Hierdoor kan een wagenberging worden gerealiseerd en de bestaande kuilvoerplaten kunnen worden verplaatst. Daarnaast is een positieve bestemming opgenomen voor vijf recreatiewoningen. Er is een ruimtelijke onderbouwing opgesteld om deze ontwikkeling mogelijk te maken. De recreatiewoningen worden in het weiland, op korte afstand van het bestaand agrarisch erf, landschappelijk ingepast. Hiervoor is een landschappelijke inpassing opgesteld. In Bijlage 6 is de ruimtelijke onderbouwing met de benodigde onderzoeken opgenomen.
Vergroting agrarisch bouwvlak aan de Westerweilandweg 15-17
In het voorliggende bestemmingsplan is het agrarisch bouwvlak van het bedrijf aan de Westerweiland 15-17 in Vriezenveen vergroot. Door de vergroting van het bouwvlak kunnen twee vleeskuikenstallen worden gerealiseerd. Er is een ruimtelijke onderbouwing opgesteld om deze vergroting mogelijk te maken. In Bijlage 7 is de ruimtelijke onderbouwing met de benodigde onderzoeken opgenomen. Vanuit de watertoets volgt dat 10% van de toe te voegen verharding gecompenseerd moet worden in de vorm van waterberging.
Klimbos, ondersteunende horeca en verruiming bouwmogelijkheden aan de Flierdijk 4
In het voorliggende bestemmingsplan zijn aan de Flierdijk 4 in Den Ham een klimbos, middelzware horeca en 200 m2 extra gebouwen ten behoeve van recreatie en toerisme mogelijk gemaakt. Aan de Flierdijk 4 ligt op dit moment een recreatieterrein voor pitch en put. Door het voorliggende bestemmingsplan kunnen daarnaast een klimbos, opslagruimte en een kantine worden gerealiseerd. Er is een ruimtelijke onderbouwing opgesteld om deze ontwikkelingen mogelijk te maken. In Bijlage 8 is de ruimtelijke onderbouwing met de benodigde onderzoeken opgenomen.
Uitbreiden bedrijfsactiviteiten aan de Achteres 8b
In het voorliggende bestemmingsplan zijn aan de Achteres 8b in Den Ham de vergunde bedrijfsactiviteiten mogelijk gemaakt. Aan de Achteres 8b bevindt zich een loon- en grondverzetbedrijf, dat daarnaast actief is in de handel en op- en overslag van allerlei (bouw)stoffen. Op basis van het vigerende bestemmingsplan zijn voornamelijk de opslag activiteiten van het bedrijf niet toegestaan. Door het vergroten van de gebruiksmogelijkheden voor dit bedrijf kunnen deze activiteiten blijven plaatsvinden. Er is een ruimtelijke onderbouwing opgesteld om deze ontwikkelingen mogelijk te maken. In Bijlage 9 is de ruimtelijke onderbouwing met de benodigde onderzoeken opgenomen.
Vergroting agrarisch bouwvlak Westerveenweg 7
In het voorliggende bestemmingsplan is het agrarisch bouwvlak van het bedrijf aan de Westerveenweg 7 in Vriezenveen vergroot naar 1,5 ha. Door de vergroting van het bouwvlak vallen de ligboxenstal en krachtvoersilo's binnen het bouwvlak en kunnen een mestopslag en een wasplaats worden gerealiseerd. Daarnaast is er ruimte voor het verlengen van een werktuigenberging, de aanleg van sleufsilo's en het uitbouwen van de bedrijfswoning. Er is een ruimtelijke onderbouwing opgesteld om deze ontwikkelingen mogelijk te maken. In Bijlage 10 zijn de ruimtelijke onderbouwing en de benodigde onderzoeken opgenomen.
Horecaruimte en bakhuisjes aan de Geerdijk 36b
In het voorliggende bestemmingsplan zijn aan de Geerdijk 36b in Den Ham middelzware horeca en vijf trekkershutten/bakhuisjes met bouwhoogte van 4 m mogelijk gemaakt. Aan de Geerdijk 36b is op dit moment een bedrijf gevestigd dat een natuurcamping exploiteert in combinatie met ondersteunende horeca in de vorm van een huiskamerrestaurant en een kookstudio. Door het voorliggende bestemmingplan kan het bedrijf de horeca-activiteiten jaarrond uitoefenen en kunnen op het campingterrein vijf bakhuisjes worden gerealiseerd. Er is een ruimtelijke onderbouwing opgesteld om de ontwikkeling mogelijk te maken. In Bijlage 11 is de ruimtelijke onderbouwing opgenomen.
Vergroting bouwvlak aan de Grintweg 16
In het voorliggende bestemmingsplan is het bouwvlak van het bedrijf aan de Grintweg 16 in Westerhaar vergroot. Het bouwvlak wordt aan de noordzijde en de zuidzijde vergoot. Door de vergroting aan de zuidzijde is het mogelijk om het bedrijfsgebouw te vergroten, zodat inpandig materieel kan worden opgeslagen en voertuigen kunnen worden gestald. De uitbreiding aan de zuidzijde dient om ruimte te bieden voor verplaatsing van het bijgebouw bij de woning. Bedrijfsgebouwen zijn in dit deel van het bouwvlak uitgesloten. Er is een ruimtelijke onderbouwing opgesteld om deze ontwikkelingen mogelijk te maken. Daarnaast wordt de regeling- 'Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving' toegepast om de ontwikkeling mogelijk te maken. In het kader van deze regeling is voor de locatie een landschappelijke inpassing gemaakt, welke als voorwaardelijke verplichting in het voorliggende bestemmingsplan is opgenomen. In Bijlage 12 zijn de ruimtelijke onderbouwing en de benodigde onderzoeken opgenomen.
Plattelandswoning aan de Boslandweg 13a
In het voorliggende bestemmingsplan is aan de Boslandweg 13a een plattelandswoning bestemd. De woning is een tweede bedrijfswoning, welke niet meer gebruikt wordt door de eigenaren van het bedrijf. Door de bestemming als plattelandswoning kan de woning worden verhuurd aan derden. Er is een ruimtelijke onderbouwing opgesteld om deze ontwikkelingen mogelijk te maken. In Bijlage 13 zijn de ruimtelijke onderbouwing en de benodigde onderzoeken opgenomen.
Woonbestemming aan de Twistveenweg 7c
In het voorliggende bestemmingsplan is aan de Twistveenweg 7c een woonbestemming toegekend aan de voormalige bedrijfswoning. De woning is in het vigerende plan bestemmingsplan bestemd als bedrijfswoning, maar wordt niet meer gebruikt door de eigenaren van het bedrijf. Door de bedrijfswoning los te koppelen van het bedrijf is normale bewoning toegestaan. Er is een ruimtelijke onderbouwing opgesteld om deze ontwikkeling mogelijk te maken. In Bijlage 14 is de ruimtelijke onderbouwing opgenomen.
Bijbelse tuin aan de Vroomshoopseweg 5
In het voorliggende bestemmingsplan is op de gronden ten noorden van de Vroomshoopseweg 5 in Den Ham een Bijbelse tuin aangeduid. De gronden zijn op dit moment in agrarisch in gebruik. Door de ligging tussen twee joodse begraafplaatsen is het een geschikte locatie voor de aanleg van een tuin waarin planten en kruiden groeien die ook in de Bijbel worden genoemd. Door het vergroten van de gebruiksmogelijkheden van het perceel is de aanleg van een Bijbelse tuin mogelijk. Er is een ruimtelijke onderbouwing opgesteld om deze ontwikkeling mogelijk te maken. In Bijlage 15 is de ruimtelijke onderbouwing opgenomen.
Uitbreiding bewegingscentrum aan de Dalweg 20
In het voorliggende bestemmingsplan is aan de Dalweg 20 in Westerhaar-Vriezenveensewijk de uitbreiding van een bewegingscentrum in een bestaande schuur mogelijk gemaakt en wordt de overige bedrijfsbebouwing (met uitzondering van een kapschuur) gesloopt.
In het vigerende plan is het perceel agrarisch bestemd en is alleen in het gebouw aansluitend op de woning een bewegingscentrum toegestaan. Het bedrijf is omgeschakeld van een veehouderij naar een kwekerij, waardoor meerdere agrarische bedrijfsgebouwen (gedeeltelijk) zijn vrijgekomen. De afbouw van de kwekerij zorgt in de toekomst voor het vrijkomen van de overige bedrijfsbebouwing. Het erf is een karakteristiek wederopbouw erf, door de functieverandering van een deel van de bebouwing op het erf blijft het beeld van een wederopbouwerf grotendeels intact. Daarnaast wordt door de sloop van een deel van de bedrijfsbebouwing geĆÆnvesteerd in de ruimtelijke kwaliteit. Deze sloop is in het voorliggende bestemmingsplan gewaarborgd door middel van een voorwaardelijke verplichting. Er is een ruimtelijke onderbouwing opgesteld om deze ontwikkelingen mogelijk te maken. In Bijlage 16 is de ruimtelijke onderbouwing met de benodigde onderzoeken opgenomen.
Plattelandswoning aan de Zomerweg 58
In het voorliggende bestemmingsplan is aan de Zomerweg 58 in Den Ham een plattelandswoning bestemd. De woning is een tweede bedrijfswoning. In de toekomstige situatie is er geen werkgerelateerde binding tussen de bewoner van deze woning en het agrarisch bedrijf. Door de bestemming als plattelandswoning kan de woning worden bewoond door derden die geen binding hebben met het bedrijf. Er is een ruimtelijke onderbouwing opgesteld om deze ontwikkelingen mogelijk te maken. In Bijlage 17 zijn de ruimtelijke onderbouwing en de benodigde onderzoeken opgenomen.
Plattelandswoning aan de Rohorst 3a
In het voorliggende bestemmingsplan is aan de Rohorst 3a in Den Ham een plattelandswoning bestemd. De woning is een tweede bedrijfswoning. In de toekomstige situatie is er geen werkgerelateerde binding tussen de bewoner van deze woning en het agrarisch bedrijf. Door de bestemming als plattelandswoning kan de woning worden bewoond door derden die geen binding hebben met het bedrijf. Er is een ruimtelijke onderbouwing opgesteld om deze ontwikkelingen mogelijk te maken. In Bijlage 18 zijn de ruimtelijke onderbouwing en de benodigde onderzoeken opgenomen.
Vergroten bedrijfsperceel aan de Vroomshoopseweg 33d
In het voorliggende plan is de aan de Vroomshoopseweg 33d in Den Ham het bedrijfsperceel vergroot ten opzichte van het vigerende plan. Initiatiefnemer heeft de voormalige gemeentewerf gekocht en was voornemens het aan te wenden ten behoeve van kleinschalige bedrijfsactiviteiten. Hiertoe is het bestemmingsplan gewijzigd waarbij het bedrijfsperceel de bestemming 'Bedrijf' heeft gekregen. Abusievelijk is in het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied, herziening 2005, partiƫle herziening Vroomshoopseweg 33d' niet het gehele bedrijfsperceel meegenomen. Er is een ruimtelijke onderbouwing opgesteld om de uitbreiding mogelijk te maken. In Bijlage 19 is de ruimtelijke onderbouwing opgenomen.
Functieverandering naar verblijfsrecreatie aan de Westerweilandweg 20
In het voorliggende bestemmingsplan is de bestemming van het perceel aan de Westerweilandweg 20 in Vriezenveen gewijzigd naar Recreatie - Verblijfsrecreatie'. Hierdoor kunnen binnen het bestaande bedrijfsgebouw recreatieverblijven (kamers/appartementen) voor maximaal 20 personen worden gerealiseerd. Er is een ruimtelijke onderbouwing opgesteld om deze ontwikkeling mogelijk te maken. Ten behoeve van de landschappelijke inpassing van het plan is een erfinrichtingsplan opgesteld. In Bijlage 20 is de ruimtelijke onderbouwing met de benodigde onderzoeken opgenomen.
Vergroten bouwvlak aan het Ruiterpad 3 in Den Ham
In het voorliggende plan is aan het Ruiterpad 3 in Den Ham het bouwvlak vergoot, ten behoeve van uitbreiding van het manegegebouw. Hiermee krijgt de manege een duurzaam toekomstperspectief en kan meer ruimte worden geboden aan overdekte lesruimte. Tevens kan de kantine hierdoor worden vergroot. In een ruimtelijke kwaliteitsplan voor het perceel is uitwerking gegeven aan de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving (KGO). Er is een ruimtelijke onderbouwing opgesteld om de ontwikkeling mogelijk te maken. In Bijlage 21 is de ruimtelijke onderbouwing opgenomen.
Vergroten bedrijfsbestemming en vormverandering van het bouwvlak aan de Westerhoevenweg 7
In het voorliggende plan is aan het Westerhoevenweg 7 in Vriezenveen het de bedrijfsbestemming vergroot en de situering van het bouwvlak gewijzigd. Hiermee krijgt het bedrijf een duurzaam toekomstperspectief, doordat er voldoende ruimte is voor de stalling van landbouwmachines en de wagenberging kan worden uitgebreid. In een erfinrichtingsplan voor het perceel is uitwerking gegeven aan de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving (KGO). Er is een ruimtelijke onderbouwing opgesteld om de ontwikkeling mogelijk te maken. In Bijlage 22 is de ruimtelijke onderbouwing opgenomen.
Vergroting agrarisch bouwvlak Tonnendijk 107
In het voorliggende bestemmingsplan is het agrarisch bouwvlak van het bedrijf aan de Tonnendijk 107 in Vroomshoop vergroot naar 1,2 ha. Door de vergroting van het bouwvlak kan aan de noordzijde van het perceel een werktuigberging worden gerealiseerd. Er is een ruimtelijke onderbouwing opgesteld om deze ontwikkeling mogelijk te maken. In Bijlage 23 zijn de ruimtelijke onderbouwing en de benodigde onderzoeken opgenomen.
Vergroting agrarisch bouwvlak en beƫindigen intensieve veehouderij Kooiweg 3
In het voorliggende bestemmingsplan is het agrarisch bouwvlak van het bedrijf aan de Kooiweg 3 in Den Ham aangepast en vergroot naar ca 1 ha. De intensieve veehouderij bestemming is verwijderd. Het agrarisch bedrijf beschikt over meerdere locaties. Door de vergroting van het bouwvlak kan het bouwperceel aan de Kooiweg 3 volledig worden benut als rundveelocatie van het bedrijf en kunnen hiertoe twee nieuwe stallen worden gebouwd. Ten behoeve van de landschappelijke inpassing van het plan is een erfinrichtingsplan opgesteld. Er is een ruimtelijke onderbouwing opgesteld om deze ontwikkeling mogelijk te maken. In Bijlage 24 zijn de ruimtelijke onderbouwing en de benodigde onderzoeken opgenomen.
Aanpassen bestemmingsvlak 'Bedrijf' ten behoeve van op- en overslag Horstweg 10/10a
In het voorliggende bestemmingsplan is het bestemmingsvlak 'Bedrijf' aan de Horstweg 10 en 10a aangepast, zodat de op- en overslag binnen de bestemming plaatsvindt en een drietal werktuigenbergingen verlengd kan worden. Ten behoeve van de landschappelijke inpassing van het plan is een landschappelijk inpassingsplan opgesteld. Er is een ruimtelijke onderbouwing opgesteld om deze ontwikkeling mogelijk te maken. In Bijlage 25 zijn de ruimtelijke onderbouwing en de benodigde onderzoeken opgenomen.
Hoofdstuk 4 Onderzoek En Verantwoording
Dit bestemmingsplan is een plan waarmee geen grote ruimtelijke veranderingen worden beoogd te realiseren. Het accent ligt op behoud en ontwikkeling van bestaande functies, op bestaande locaties. Er wordt bijvoorbeeld, bij recht, geen bebouwing toegestaan op locaties waar nu nog in het geheel geen bebouwing aanwezig is. Ook het uitbreiden van huidige gebruiksfuncties en het starten van nieuwe functies zijn aan diverse regels gebonden. Deze ontwikkelingen zijn dus vooraf al beperkt in hun mogelijke invloed op de waarden en belangen in het gebied.
Deze milieuparagraaf heeft daarom een beschouwend karakter: er zijn, behalve in het kader van het Milieueffectrapport, geen onderzoeken verricht en de benoemde milieuthema's zijn algemeen beschreven.
Zodra een ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt via het toepassen van een afwijking van de gebruiks- en/of bouwregels of wijzigingsbevoegdheid, is het meestal noodzakelijk dat die ontwikkeling vanuit de milieutechnische kant onderzocht en onderbouwd wordt. Onderstaande beschreven thema's als geluid, lucht en bodem dienen hierbij als eerste aanzet.
4.1 Voortoets
De Voortoets, die is opgenomen als onderdeel van de Passende Beoordeling (zie Bijlage 4), is opgesteld om, op basis van de geldende natuurwetgeving, te toetsen of uitgesloten kan worden dat de ontwikkelingen die mogelijk worden gemaakt in het bestemmingsplan leiden tot negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van de nabijgelegen Natura 2000-gebieden. De Voortoets is uitgevoerd op basis van het concept voorontwerpbestemmingsplan Buitengebied.
Figuur: Natura 2000-gebieden in het invloedsgebied van de gemeente Twenterand (bron: OSM & Kadaster, PDOK)
In de Voortoets zijn de primaire en secundaire ontwikkelingsmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt onderzocht op hun effecten op de in de gemeente Twenterand gelegen Natura 2000-gebieden en de Natura 2000-gebieden die de gemeente omringen.
Natura 2000-gebieden
In het plangebied van het bestemmingsplan Buitengebied Twenterand liggen twee Natura 2000-gebieden. Het betreft de gebieden Engbertsdijksvenen en een klein gedeelte van het Vecht- en Beneden-Reggegebied. Binnen een zone van tien kilometer vanaf de rand van het bestemmingsplan liggen de navolgende Natura 2000-gebieden: Wierdense Veld; Itterbecker Heide (DLD), Springendal & Dal van de Mosbeek en Sallandse Heuvelrug. Deze gebieden liggen op respectievelijk 3,7 kilometer, 5,7 kilometer, 7,0 kilometer en 10,0 kilometer afstand van de gemeente Twenterand.
Tussen de 10 en 25 kilometer van de rand van gemeente Twenterand liggen de volgende Nederlandse Natura 2000-gebieden: Bergvennen & Brecklenkampse Veld; Achter de Voort, Agelerbroek & Voltherbroek; Dinkelland; Landgoederen Oldenzaal; Lemselermaten; Lonnekermeer; Borkeld; Boetelerveld; Rijntakken ā deelgebied Uiterwaarden IJssel en Uiterwaarden Zwarte Water & Vecht. Op Duits grondgebied bevindt zich op circa 23 kilometer afstand het gebied Dalum-Wietmarscher Moor und Georgs-dorfer Moor. In voorgaande afbeelding zijn de verschillende Natura 2000-gebieden weergegeven.
Effecten
Alle effecten die worden genoemd in de effectenindicator van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw & Infrastructuur zijn onderzocht. De door het ministerie benoemde storingsfactoren zijn: oppervlakteverlies, versnippering, verzuring, vermesting, verzoeting, verzilting, verontreiniging, verdroging, vernatting, verandering stroomsnelheid, verandering overstromingsfrequentie, verandering dynamiek substraat, verstoring door geluid, licht en trillingen, optische verstoring, mechanische effecten, verandering in populatiedynamiek en bewuste verandering soortensamenstelling.
Uit de effectenbeoordeling blijkt dat met de toekomstige ontwikkelingsmogelijkheden die in het bestemmingsplan geboden worden significante negatieve effecten op instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden in het plangebied (Engbertsdijksvenen en Vecht- en Beneden Regge gebied) niet op voorhand zijn uit te sluiten. Het betreft mechanische effecten en effecten op het gebied van verzilting, verontreiniging, verdroging, geluid, licht en optische verstoring.
4.2 Passende Beoordeling
Aangezien uit de voortoets blijkt dat vanwege de ontwikkelingsmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt significante negatieve effecten op instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden Engbertsdijksvenen en Vecht- en Beneden Regge gebied op voorhand niet zijn uit te sluiten, is een passende beoordeling uitgevoerd (zie Bijlage 4). De passende beoordeling biedt een uitgebreidere analyse, die duidelijk maakt of de beoogde ontwikkelingen daadwerkelijk een significant negatief effect hebben op de Natura 2000-gebieden.
4.2.1 Ecologische beoordeling van de effecten
4.2.2 Conclusie
Voor de Natura 2000-gebieden Engbertsdijksvenen en Vecht- en Beneden-Regge gebied zijn significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van de voor deze gebieden aangewezen habitattypen, habitatrichtlijn- en vogelrichtlijnsoorten niet uitgesloten. Negatieve effecten van verdroging, verontreiniging en verlichting alsmede negatieve effecten door verstoring van rust zijn bij maximalisatie van het bestemmingsplan onvermijdelijk. Om die reden is een pakket aan mitigerende maatregelen voorgesteld. De mitigerende maatregelen voorzien in de uitsluiting en of beperking van activiteiten in specifieke gebieden in en rondom de Natura 2000-gebieden. Met voorstaand pakket aan maatregelen worden negatieve effecten van het plan verzacht dan wel voorkomen.
Uit de uitgevoerde passende beoordeling blijkt daarmee dat verzekerd is dat als gevolg van het bestemmingsplan buitengebied Twenterand, het plan op zichzelf en in cumulatie met andere plannen c.q. projecten gelet op de instandhoudingsdoelstelling, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in de binnen de invloedssfeer van het plangebied gelegen Natura 2000-gebieden niet verslechteren en geen significant verstorend effect heeft op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen.
4.3 Milieueffectrapportage
4.3.1 Inleiding
Voor dit bestemmingsplan is een plan-MER opgesteld (zie Bijlage 2). Het MER heeft tot doel het milieu een volwaardige plaats te geven in het beleid. Het MER wordt niet als zelfstandig stuk door de raad vastgesteld, maar vormt een vast onderdeel bij dit bestemmingsplan.
De verplichting tot het opstellen van een plan-MER komt voort uit het feit dat significant negatieve effecten op de nabij gelegen Natura 2000-gebieden vooraf niet zijn uit te sluiten. Ook in het kader van de Wet milieubeheer en het daaraan gekoppelde Besluit m.e.r. 1994 geldt voor dit bestemmingsplan de verplichting om een m.e.r.- procedure te volgen.
In het MER wordt ingegaan op de voorgenomen ontwikkeling (het vast te stellen bestemmingsplan). In het MER wordt een beschrijving gegeven van wat met de voorgenomen activiteit wordt beoogd en van de alternatieven daarvoor, die redelijkerwijs in beschouwing dienen te worden genomen.
4.3.2 Alternatief
In dit MER wordt ƩƩn alternatief onderzocht. Om te komen tot een alternatief is eerst de beschikbare beleid- en milieugebruiksruimte in kaart gebracht. Hiervoor is gekeken naar de uitkomsten van de voortoets en de passende beoordeling (zie bijlage 6 bij het planMER).
Uit de voortoets blijkt dat enkele regelingen uit het voornemen kunnen leiden tot negatieve effecten op Natura 2000-gebieden Vecht- en Beneden-Reggegebied en Engbertsdijksvenen. Om deze negatieve effecten te voorkomen worden in de passende beoordeling mitigerende maatregelen voorgesteld binnen de natuurgebieden en in bepaalde zones eromheen, die in het alternatief zijn meegenomen als alternatieve regelingen. Het gaat om maatregelen die gericht zijn op het voorkomen van verdroging en verzilting, verontreiniging, verstoring van rust en verstoring door licht.
Naast de alternatieve regelingen die zijn opgesteld ter bescherming van de Natura 2000-gebieden, zijn voor enkele andere aspecten alternatieve regelingen onderzocht. Voor geur is onderzocht wat het effect is wanneer in het bestemmingsplan geen afwijkingsbevoegdheid wordt opgenomen voor het wijzigen van de diersoort bij een veehouderij.
Voor het aspect landschap is het effect onderzocht van een ruimere toekenning van te beschermen landschapswaarden (openheid, hoogteverschillen, lokale waterhuishouding, landschappelijk karakteristieke beplantingselementen, etc.). Concreet betekent dit dat in het alternatief meer gronden zijn aangeduid vanwege 'openheid' of 'waardevolle beplanting'. Hoogteverschillen worden beter beschermd doordat het afvlakken van hoogteverschillen in alle gevallen vergunningplichtig is en niet pas vanaf 40 cm verschil, zoals in het voornemen. Daarnaast is onderzocht wat het effect is wanneer in 'open' gebieden buiten het bouwvlak geen teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan. Ook is een alternatieve regeling opgenomen het voorkomen van het dichtslibben van het landschap in de omgeving Geerdijk Zuid, Hallerhoek.
4.3.3 Conclusies planMER
In het planMER zijn het voornemen (het bestemmingsplan) en het alternatief onderzocht op hun effect ten aanzien van de milieuthema's bodem, geur, gezondheid, landschap en cultuurhistorie, luchtkwaliteit, natuur en water. In onderstaand schema is de effectbeoordeling samengevat.
Effecten per milieuthema
Bodem
In zowel het voornemen als het alternatief kan een maximalisatie leiden tot een grotere belasting van de bodem als gevolg van een toename van de aanwending van dierlijke meststoffen en een toename van het gebruik van bestrijdingsmiddelen.
Vanwege de aard van de ondergrond (overwegend venige of zandige gronden) is de bodem overwegend weinig kwetsbaar. In het alternatief is het effect minder negatief doordat in de omgeving van de Natura 2000-gebieden geen teeltvormen zijn toegestaan waarbij een groter gebruik van gewasbeschermingsmiddelen noodzakelijk is dan in de feitelijke situatie.
Geur
In de maximalisatie van het voornemen is in het grootste deel van het plangebied nog steeds sprake van een goede milieukwaliteit op het gebied van geurhinder. Rondom enkele veehouderijen is sprake van een matige tot redelijk goede milieukwaliteit en direct nabij enkele veehouderijen is de milieukwaliteit op het gebied van geur slecht.
Vooral ten zuidwesten van Den Ham en ten noorden van Vriezenveen is de geurbelasting hoger dan in de referentiesituatie. Het alternatief leidt slechts tot een zeer beperkte toename van de geurbelasting ten opzichte van de referentie.
Gezondheid
Effecten van ontwikkelingen bij veehouderijbedrijven op gezondheidsrisico's van omwonenden hebben met name te maken met het aantal dieren op een bedrijf en de afstand van het bedrijf tot burgerwoningen. In de maximalisatie van het voornemen worden beide ontwikkelingen uitsluitend toegestaan wanneer ze niet leiden tot een toename in de ammoniakemissie van het bedrijf.
Door deze voorwaarde zullen de dieraantallen en de afstand van veehouderijen tot burgerwoningen in de maximalisatie van het voornemen niet tot nauwelijks toenemen. Om te kunnen uitbreiden zijn bedrijven genoodzaakt modernere bedrijfssystemen te introduceren, die er tevens op gericht zijn om uitbraken van infectieziekten te voorkomen.
In het voornemen en het alternatief is geregeld dat nieuwe toepassingen van gewasbeschermingsmiddelen niet zijn toegestaan binnen een afstand van 50 meter van de bestemmingsgrenzen van gevoelige bestemmingen (woningen), In het alternatief zijn bovendien geen bestrijdingsmiddelen toegestaan binnen de Natura 2000-gebieden en binnen een afstand van 300 meter van Natura 2000-gebieden. Zowel het voornemen als het alternatief scoren hiermee neutraal ten opzichte van de referentiesituatie. Zowel in het voornemen als in het alternatief worden geen negatieve effecten op de gezondheidsrisico's van omwonenden van akkerbouwbedrijven en veehouderijen verwacht.
Landschap en cultuurhistorie
Effecten op het landschap hangen vooral samen met het vergroten van bouwvlakken en het realiseren van voorzieningen aansluitend op de bouwvlakken. Bij een maximalisatie heeft dit tot effect dat in het kampen en essenlandschap gesloten clusters van erven ontstaan en het doorzicht door het landschap lokaal wordt geblokkeerd. In de grootschalige open gebieden (met name het jong hoogveenontginningslandschap Fortwijk en het herverkaveld hoogveenontginningslandschap) leidt de vergroting van bouwvlakken tot verdichte linten, waardoor het zicht op het achterliggende grootschalige open landschap wordt geblokkeerd. Dit geldt zowel voor het voornemen als voor het alternatief.
In het voornemen leidt ook de mogelijkheid om de agrarische bestemming om te zetten in bos tot een mogelijke bedreiging van de openheid. Dit betreft zowel de gebieden die in het voornemen niet als open zijn aangemerkt, zoals een deel van het essenlandschap in Hallerhoek en Linderbeek en in grote delen van het hoogveenontginningslandschap. In het alternatief is de openheid in veel meer gebieden beschermd en doet dit effect zich niet voor.
Beplanting is met name een karakteristiek element in het essenlandschap in Hallerhoek en Linderbeek. In het voornemen zijn houtsingels en bosjes beschermd maar niet de verspreid voorkomende losse beplantingselementen. Hierdoor is het bij een maximalisatie mogelijk dat beplanting wordt verwijderd. In het alternatief zijn ook deze verspreid voorkomende beplantingselementen beschermd. Ook in Geerdijk-zuid is relatief veel beplanting aanwezig. Deze bevindt zich vooral op percelen van burgerwoningen. Bij de maximalisatie van het voornemen zou een groot effect op kunnen treden als de beplanting zou worden verwijderd. De bescherming van de beplanting op de agrarische percelen in het alternatief leidt niet tot een wezenlijke vermindering van dit effect omdat de beplanting zich op woonpercelen bevindt.
Met name in het Essen/kampenlandschap wordt het reliƫf van de essen in het voornemen niet volledig beschermd en kan door egalisatie worden bedreigd. In het alternatief is het reliƫf in meer delen van dit gebied beschermd, waardoor het reliƫf behouden blijft.
In de deelgebieden Westerhoeven en Buitenkuilen binnen het Herverkaveld hoogveenontginningslandschap blijkt kwel met potenties voor weidevogels een bijzondere waarde te zijn. Doordat in het voornemen de openheid en de waterhuishouding niet zijn beschermd kan deze waarde worden aangetast. In het alternatief is zij echter beschermd tegen negatieve effecten.
In de omgeving van het Veenschap kunnen in het voornemen graslanden omgezet worden in bouwland, met een negatief effect op het ecologisch en landschappelijk waardevolle micro reliƫf. In het alternatief is deze omzetting niet mogelijk en is geen effect op het micro reliƫf te verwachten.
Lucht
Effecten op het gebied van luchtkwaliteit in het plangebied worden vooral afgemeten aan een eventuele toe- of afname van de fijn stof concentratie in de lucht. In de gemeente Twenterand is in de referentiesituatie nergens sprake van een te hoge concentratie aan fijn stof. Fijn stof kan afkomstig zijn van verkeer, industrie en veehouderijen. Met betrekking tot verkeer en industrie worden in het bestemmingsplan geen mogelijkheden tot groei geboden. Veehouderijen kunnen (beperkt) uitbreiden, om welke reden een toename van de fijn stof emissie niet is uit te sluiten. Voor het alternatief zijn de milieueffecten beperkter dan voor het voornemen, omdat in het alternatief de agrariƫrs niet van diersoort mogen wijzigen. Dit betekent dat niet iedereen in de 'worst-case' situatie de diersoort gaat houden met de grootste fijn stof emissie. Bovendien speelt hier ook de beperking van de maximale oppervlaktemaat van het bouwvlak in de omgeving Geerdijk-Zuid en Hallerhoek.
Natuur
Bij uitvoering van het voornemen zijn significante effecten op Natura 2000-gebieden niet uit te sluiten. Er worden als gevolg van de ontwikkelingen effecten verwacht voor verdroging, verontreiniging en verstoring van rust in het Natura 2000-gebied Engbertsdijksvenen ('-). Ook zijn significante effecten te verwachten op de instandhoudingsdoelstellingen die gelden voor de aangewezen habitats en soorten in het Natura 2000-gebied Vecht-Beneden-Reggegebied, namelijk verdroging, verontreiniging en verstoring door licht ('-'). De uit de passende beoordeling voorkomende mitigerende maatregelen zijn onderdeel van het alternatief. Daarmee scoort het alternatief voor de effecten op Natura 2000-gebieden een '0'.
Voor wat betreft de EHS scoort het voornemen negatief ('-'). Dit heeft met name te maken met de mogelijkheid om het bouwvlak te vergroten en door de ontwikkelingsmogelijkheden buiten het bouwvlak die in het voornemen zijn toegestaan. Bij de maximalisatie is er daarbij vanuit gegaan dat dit op alle locaties plaats zal vinden. Een gedeelte van deze negatieve effecten vindt niet plaats binnen het alternatief (score '0/-'), waarin onder meer een aanvullende bescherming plaatsvindt van landschapwaarden en gebieden zijn aangewezen waar het scheuren van grasland is uitgesloten. Voor wat betreft de conclusie voor 'overige natuur' kan worden aangesloten bij hetgeen is geconcludeerd ten aanzien van de effecten van het voornemen en het alternatief op de EHS.
De bos en natuurgebieden buiten de EHS vergroten doordat de oppervlakte van de gronden waarop de bestemming 'Bos' dan wel 'Natuur' wordt geprojecteerd groter is dan in de thans vigerende bestemmingsplannen. Het alternatief verschilt voor dit aspect niet van het voornemen. Beiden worden derhalve positief ('+') beoordeeld.
De maximalisatie van het voornemen leidt tot verstoring van de landschappelijke openheid en mogelijk tot afname van beschikbaar ganzen- en weidevogelleefgebied ten opzichte van de referentie situatie. Deze afname wordt niet alleen veroorzaakt door oppervlakteverlies, in die zin at er ontwikkelingen plaatsvinden in weidevogelgebieden, maar daarnaast door de invloed van verlichting bij bijvoorbeeld paardenbakken en geluid als gevolg van de mogelijke toename van recreanten in het gebied. Ook de realisatie van de windturbines is negatief voor de weidevogels en ganzen. Daarmee scoort het voornemen negatief ('-').
Water
Met betrekking tot waterkwaliteit treden er bij een maximalisatie van het voornemen en het alternatief met name negatieve effecten door verontreiniging als gevolg van uitspoeling van nutriƫnten naar het oppervlaktewater, de grondwaterbeschermingsgebieden en de KRW-waterlichamen. In het alternatief is dit effect minder aanwezig, doordat uitspoeling van gewasbeschermingsmiddelen nabij de Natura 2000-gebieden wordt voorkomen.
Het effect op de waterkwantiteit wordt bij de maximalisatie van het voornemen en van het alternatief vooral veroorzaakt door perceelsontwatering door greppels, sloten of drainage in landbouwpercelen en door grondwateronttrekkingen voor beregening, bevloeiing, veedrenking of spoelwater op het agrarische erf. Ook treden er negatieve effecten op door het telen van gewassen met een hogere verdamping. Ook met betrekking tot waterkwantiteit wordt in het alternatief een negatief effect nabij de Natura2000-gebieden voorkomen.
4.3.4 Doorwerking planMER in het bestemmingsplan
Om tot een plan te komen dat met nachtneming van artikel 2.7 lid 1 van de Wet natuurbescherming vastgesteld kan worden, dienen alle mitigerende maatregelen uit de Passende Beoordeling een plek te krijgen in de regels van voorliggend bestemmingsplan. Deze mitigerende maatregelen leiden tot een beperking van de gebruiksmogelijkheden van de desbetreffende gronden, dit zijn de gronden gelegen binnen de Natura 2000-gebieden Engbertsdijksvenen en Vecht- en Beneden-Reggegebied alsmede gronden tot maximaal 1000 meter rond Engbertsdijksvenen en maximaal 700 meter rond Vecht- en Beneden-Reggegebied.
De provincie Overijssel heeft aangegeven in het kader van de beheerplannen nog nader onderzoek te gaan verrichten naar welke maatregelen binnen en buiten de Natura 2000-gebieden noodzakelijk zijn. In de visie van de provincie kan dit tot andere maatregelen leiden, dan thans uit de Passende Beoordeling volgen. Om die reden is in onderling overleg besloten om de gronden waarop de mitigerende maatregelen betrekking hebben buiten het plangebied van voorliggend bestemmingsplan Buitengebied te laten en hiervoor een passend planologisch regime op te stellen, op het moment dat het nader onderzoek is afgerond.
Aanpassingen aan het bestemmingsplan ten aanzien van landschapswaarden
Verder zien de aanpassingen aan het bestemmingsplan vooral op de bescherming van het landschap:
- In het essen- en kampenlandschap Hallerhoek - Linderbeek is voor de bescherming van de openheid van de essen en het beekdeel van de Linderbeek is het alternatief gevolgd. De open gebieden zijn zorgvuldig geselecteerd waarbij grote aandacht uitgegaan is naar de essen in het landschap die vanouds een open karakter hebben.
- Kenmerkend voor het essen- en kampenlandschap Hallerhoek - Linderbeek is de kamerstructuur die ontstaat door de afwisseling van open gebieden en de aanwezigheid van beplantingen zoals houtsingels. Omdat de beplantingen een belangrijk kenmerk vormen en tevens onder druk staan worden deze beschermd. De houtsingels zijn reeds specifiek aangeduid en beschermd. Aanvullend worden naar aanleiding van de effectbeoordeling ook alle andere beplantingen (relicten van houtsingels) beschermd via een omgevingsvergunningstelsel. Niet alleen voor de landschappelijke waarden, maar ook voor het behoud van de ecologische waarden is dit waardevol.
- Tevens heeft het alternatief aanleiding gegeven om de bolling van de es beter te beschermen. Het gaat met name om de Mageleresch, waar niet alleen egalisatiewerken vanaf 40 cm aan een omgevingsvergunning worden gebonden, maar alle egalisatiewerken. Hierdoor is het behoud van de geleidelijke glooiing beter gegarandeerd.
- Broekontginning Geerdijk noord: de openheid in Geerdijk noord is zeker aanwezig, maar heeft op zichzelf niet een bijzonder grootschalig karakter. De broekontginning Geerdijk loopt echter naar het noorden door richting het gebied Munnikenmaten in de gemeente Ommen. Geleidelijk neemt de openheid sterkt toe, hetgeen aansluit op de duidelijk waarneembare ontginningsrichting vanaf de Hammerflier naar het noorden. In het gebied Munnikenmaten is de openheid door de gemeente Ommen beschermd. Vanwege de samenhang tussen Geerdijk noord en Munnikenmaten wordt ook de openheid in Geerdijk noord beschermd in het bestemmingsplan.
- In het Kleinschalig jong ontginningslandschap Geerdijk-zuid is de aanwezigheid van beplanting een belangrijk kenmerk. Veel beplanting komt voor rondom de erven met een woonbestemming. De verwachting is dat deze beplanting over het algemeen gehandhaafd blijft vanwege de gewenste privacy op het eigen terrein. Verspreid over het gebied zijn lokaal restanten van houtsingels aanwezig. De houtsingels zelf zijn beschermd. Omdat beplanting een belangrijk kenmerk van dit landschapstype vormt worden aanvullend ook de overige nog aanwezige opgaande beplantingselementen beschermd via een omgevingsvergunningstelsel. Niet alleen voor de landschappelijke waarden, maar ook voor het behoud van de ecologische waarden is dit waardevol.
- Ook in de hoogveenontginningslandschappen blijkt uit de beoordeling van het alternatief dat de bescherming van de openheid een belangrijke kernwaarde van dit landschapstype vormt en beter beschermd kan worden dan in het voornemen. Het betreft het gehele jong hoogveenontginningslandschap Fortwijk en grote delen van het Herverkaveld hoogveenontginningslandschap. De bescherming van de openheid betekent ten eerste dat het aanbrengen van hoogopgaande beplanting (met uitzondering van erfbeplanting) en fruitteelt aan een omgevingsvergunning wordt gebonden. In de praktijk zal de agrarische bedrijfsvoering hierdoor niet bijzonder door gehinderd worden, terwijl er wel een potentiele dreiging voor het landschap wordt weggenomen. Ten tweede richt de bescherming van de openheid zich op het behouden van het zicht op de opengebieden vanaf de openbare weg. Bij het verlenen van bouwvergunningen kan de gemeente nadere eisen stellen ten aanzien van de locatie van de bebouwing om het doorzicht te behouden. Ook zal het behoud van de openheid worden meegewogen bij het bepalen van de oriƫntatie van het agrarische bouwvlak als er sprake is van een vergroting van het bouwvlak. In de praktijk zal dit betekenen dat het bouwvlak bij een uitbreiding eerder loodrecht op de weg georiƫnteerd kan zijn, dan parallel aan de weg.
- In het Herverkaveld hoogveenontginningslandschap blijkt uit het alternatief dat de waterhuishouding vanwege de aanwezigheid van kwel, gecombineerd met de potenties voor weidevogels en kwelvegetaties extra bescherming behoeft. Dit betreft met name de deelgebieden Westerhoeven en Buitenkuilen. In deze gebieden zijn daarom in het bestemmingsplan ingrepen die leiden tot een mogelijke wijziging van de waterhuishouding aan een omgevingsvergunning gebonden.
- Ook in de omgeving van het Veenschap blijkt uit het alternatief dat er zich nog met name negatieve effecten voor kunnen doen doordat graslanden omgezet kunnen worden in bouwland. Hoewel in lijn met het hiervoor geldende bestemmingsplan het micro reliƫf is beschermd, zou dit ecologisch en landschappelijk waardevolle micro reliƫf alsnog kunnen worden aangetast bij de omzetting van grasland in bouwland. Daarom is in het bestemmingsplan het scheuren van grasland alsnog aan een omgevingsvergunning gebonden.
- Verspreid over het gebied komt beschermde flora en fauna voor, waarvan een aantal soorten specifiek op de agrarische erven te verwachten is. Om effecten op deze flora en fauna te voorkomen is in de regels opgenomen dat bij het verplichte erfinrichtingsplan dat moet worden opgesteld, ook aandacht moet worden besteed aan het voorkomen van effecten op beschermde flora en fauna.
- In het kader van het streven naar opwekking van duurzame energie wordt het mogelijk gemaakt, niet alleen op daken, maar ook buiten het bouwvlak op het maaiveld 150 m2 aan zonnepanelen te plaatsen. Duurzaamheid prevaleert boven het risico op een negatief effect op landschap.
- Ook windturbines met een maximale tiphoogte van 25 m. zijn op het agrarische bouwvlak (buiten het invloedsgebied van de Natura 2000-gebieden) toegestaan en dragen bij aan de opwekking van duurzame energie. Ook voor deze windturbines geldt dat het effect op het landschap niet opweegt tegen het belang van het opwekken van duurzame energie. Via erfinrichtingsplan wordt gestimuleerd dat het effect op het landschap en op de ecologische waarden op het betreffende erf wordt geminimaliseerd.
- Vanwege de negatieve effecten van de toevoeging van grote oppervlakten verharding voor de afvoer van hemelwater is in het plan de verplichting opgenomen om bij de vormverandering of vergroting van een agrarisch bouwvlak dat leidt tot een verhard oppervlakte van 1.500 m2 of meer ten opzichte van de bestaande verharding minimaal 10% van het bouwvlak te benutten voor waterberging. Deze waterberging mag ook direct aansluitend op het bouwvlak worden gerealiseerd.
Aanpassingen aan het bestemmingsplan ten aanzien van geur
Voor geur is onderzocht wat het effect is wanneer in het bestemmingsplan geen afwijkingsbevoegdheid wordt opgenomen voor het wijzigen van de diersoort bij een veehouderij.
Voor het overige zijn de effecten geen aanleiding om het plan te wijzigen. Dat de geschetste maximalisatie zal optreden wordt als zeer onwaarschijnlijk ingeschat. Deze inschatting laat geen ruimte om de economisch al te zeer te benadelen door extra regels op te leggen. Bovendien heeft de gemeente voldoende middelen om tijdig te kunnen ingrijpen en het bestemmingsplan zo nodig aan te passen.
4.4 Aanvulling Mer
Ten tijde van de terinzagelegging van het voorontwerpbestemmingsplan is het plan MER tevens ter advisering aan de Commissie voor de m.e.r. (hierna: Commissie) voorgelegd. De Commissie heeft op 17 mei 2016 advies uitgebracht over het opgestelde planMER (rapportnummer 3097). De Commissie stelt in haar advies dat het ter toetsing voorgelegde MER op een aantal essentiƫle punten tekortkomingen bevat. De Commissie adviseert om een aanvulling op het MER op te stellen voordat het besluit over het bestemmingsplan wordt genomen.
De tekortkomingen zien op de navolgende punten:
- het MER maakt niet duidelijk welke uitbreidingsmogelijkheden agrarische bedrijven maximaal hebben binnen de randvoorwaarde 'geen toename stikstofdepositie binnen Natura 2000-gebieden';
- het MER bevat geen uitvoerbaar alternatief binnen de kaders van de Natuurbeschermingswet 1998 omdat de beschikbaarheid en de haalbaarheid van maatregelen om de toename van stikstofdepositie te voorkomen niet is aangetoond;
- de milieueffecten van de uitbreidingsmogelijkheden van agrarische bedrijven binnen de randvoorwaarde 'geen toename stikstofdepositie binnen Natura 2000-gebieden' zijn onvoldoende onderzocht in het MER. Tevens zijn de mogelijke effecten van het voornemen op beschermde Wav-gebieden en geur onvoldoende in beeld gebracht in het MER, evenals de mogelijke mitigerende maatregelen om de effecten op flora en fauna te voorkomen of te verminderen.
In de Aanvulling MER (d.d. 13 oktober 2017), Bijlage 3 bij de toelichting, worden de aanvullende onderzoeken op het MER beschreven. In de Aanvulling MER wordt per onderdeel ingegaan op de tekortkomingen die door de Commissie zijn benoemd en is daarop een Aanvulling gegeven. Samengevat staan hieronder per onderdeel de conclusies die getrokken kunnen worden en op welke wijze daarmee wordt omgegaan in het ontwerpbestemmingsplan.
Maximale mogelijkheden agrarische bedrijven
De Commissie is van oordeel dat het MER niet duidelijk maakt welke uitbreidingsmogelijkheden agrarische bedrijven maximaal hebben binnen de randvoorwaarde 'geen toename stikstofdepositie binnen Natura 2000-gebieden'. Deze beperkende voorwaarde hoeft namelijk niet te betekenen dat de agrarische bedrijven niet kunnen uitbreiden.
De Commissie geeft aan dat duidelijk moet worden gemaakt welke uitbreidingsmogelijkheden er zijn binnen het bestemmingsplan, waarbij de flexibiliteitsbepalingen meegenomen moeten worden. Voor de bepaling van de maximale mogelijkheden mag worden uitgegaan van een representatieve invulling van de maximale mogelijkheden, waarbij inzichtelijk moet worden gemaakt van welke gegevens is uitgegaan.
Uit de in de Aanvulling MER beschreven theoretische groeimogelijkheden, groeimogelijkheden van diverse bedrijfstypen en de representatieve invulling, blijkt dat binnen de gemeente Twenterand nog veel bedrijven aanwezig zijn die kunnen uitbreiden binnen de randvoorwaarde 'geen toename stikstofdepositie binnen Natura 2000-gebieden'. Daarmee sluiten de mogelijkheden aan bij de te verwachten trends binnen de gemeente.
Uitvoerbaar alternatief
De Commissie is van oordeel dat het MER geen uitvoerbaar alternatief bevat binnen de kaders van de Natuurbeschermingswet 19983, omdat de beschikbaarheid en de haalbaarheid van maatregelen om de toename van stikstofdepositie te voorkomen niet is aangetoond.
In de Aanvulling MER is inzichtelijk gemaakt dat aan de randvoorwaarde 'geen toename van de stikstofdepositie' berekeningen ten grondslag liggen, die deze randvoorwaarde rechtvaardigen. Dat desondanks toch bouwvlakvergroting mogelijk wordt gemaakt binnen het bestemmingsplan heeft te maken met een aantal aspecten. De eerste en belangrijkste is dat er bij de meeste bedrijven nog wel stikstofreducerende maatregelen mogelijk zijn en niet is uitgesloten dat gedurende de looptijd van het plan, welke naar verwachting langer is dan tien jaar, ontwikkelingen zijn ten aanzien van deze maatregelen die een verdere uitbreiding rechtvaardigen. Overigens is de uitbreiding ook voor andere bedrijfsactiviteiten dan bedrijfsgebouwen ten behoeve van het houden van vee bedoeld.
Milieueffecten
De Commissie is van oordeel dat de randvoorwaarde 'geen toename van de stikstofdepositie' in de effectbeoordeling te beperkend is uitgelegd, terwijl er wel uitbreidingsmogelijkheden zijn. Daardoor kan het aantal dieren in het plan toenemen. De Commissie vindt dat er naar de effectbeoordeling gekeken moet worden en noemt een paar specifieke effecten met name, te weten de beschermde flora en fauna, Wav-gebieden en geur.
Algemene milieueffecten
In de eerste plaats wordt in de Aanvulling MER ingegaan op de in het MER beoordeelde milieuaspecten die niet expliciet zijn benoemd door de Commissie: bodem, gezondheid, landschap en cultuurhistorie, lucht (fijn stof), natuur en water. Voor deze aspecten wordt niet tot andere conclusies gekomen met betrekking tot de inhoudelijke beoordeling en de effectbeoordeling.
WAV-gebieden
De Commissie is van oordeel dat de effecten op de zogenaamde Wav (Wet ammoniak en veehouderij)-gebieden meegenomen moeten worden in de beoordeling van de effecten vanwege het bestemmingsplan Buitengebied. Het bestemmingsplan stelt namelijk alleen beperkingen aan de depositie van stikstof in Natura 2000-gebieden, maar niet aan de emissie van ammoniak. Bovendien zijn er meer Wav-gebieden dan Natura 2000-gebieden in en om het plangebied gelegen.
Omdat het plangebied van het bestemmingsplan Buitengebied is aangepast, maakt het grootste gedeelte van de Wav-gebieden en de zone van 250 meter daaromheen geen deel meer uit van het bestemmingsplan. Er ligt maar ƩƩn intensieve veehouderij binnen deze zone en dat is een pelsdierhouderij. Een cumulatieve beoordeling in het kader van het MER vanwege de milieueffecten, heeft dan ook thans geen toegevoegde waarde meer. Om welke reden in de Aanvulling niet verder op dit aspect is ingegaan
Geur
De Commissie adviseert om in een Aanvulling op het MER de effecten van het plan door geurhinder nauwkeuriger in beeld te brengen en tenminste uit te werken volgens de rekenmethodiek van de Regeling geurhinder en veehouderij. Kijk of er geuroverlast situaties ontstaan en werk eventueel maatregelen uit om deze te verminderen of te voorkomen.
In de Aanvulling MER is aan de hand van een aangepast onderzoek gekomen tot een effectbeoordeling voor geur. In het aangepaste onderzoek is de wettelijke systematiek als basis gebruikt. Er is een onderscheid gemaakt tussen de zogenaamde odeur - unit dieren en vaste afstand dieren. Voor de eerstgenoemde diersoorten zijn berekeningen uitgevoerd om inzicht te krijgen in de achtergrondconcentratie. De vaste afstand dieren zijn kwalitatief beoordeeld.
De effectbeoordeling wijkt niet af van de effectbeoordeling uit het MER. De daarin beschreven mitigerende maatregel om geureffecten te beperken door te gaan werken met de best beschikbare technieken c.q. geurreducerende maatregelen, is hier ook van toepassing.
Beschermde flora en fauna
De Commissie constateert dat het MER voldoende inzicht geeft in de mogelijke aanwezigheid van beschermde soorten in het plangebied en de mogelijke effecten hierop. Wel adviseert ze om in een Aanvulling mitigerende maatregelen te beschrijven die negatieve effecten op beschermde soorten moeten voorkomen.
In de Aanvulling MER is de aanwezigheid van beschermde soorten in het plangebied en de mogelijke effecten daarop beschreven. Daarnaast zijn diverse mitigerende (verzachtende) maatregelen opgenomen die de negatieve effecten voor beschermde soorten tot een minimum beperken en de functionaliteit voor een gunstige staat van instandhouding van soorten garanderen. De maatregelen kunnen gericht zijn op het behoud van de kwaliteit van het gebied maar ook op de kwantiteit. Bij het toepassen van deze maatregelen bij projecten, worden grote effecten op de flora en fauna voorkomen.
4.5 Milieuaspecten
Zoals in de inleiding aangegeven worden in dit bestemmingsplan bij recht geen grote ruimtelijke veranderingen mogelijk gemaakt. De benoemde milieuthema's zijn hieronder daarom algemeen beschreven.
4.5.1 Bodem
In het document 'Gebiedsgericht Milieubeleid Gemeente Twenterand 2011-2015' geeft de gemeente haar ambities weer voor diverse milieuaspecten, verdeeld over de gebiedscategorieƫn 'woongebied', 'bedrijventerrein', 'buitengebied' en 'natuurgebied'. Voor de eerste drie gebieden streeft de gemeente ernaar dat op onverdachte locaties (locaties waar geen bodemvervuiling wordt verwacht) de bodemkwaliteit gelijk blijft of beter wordt. Binnen natuurgebieden streeft de gemeente voor zowel verdachte als onverdachte locaties naar de kwaliteitsklasse AW2000 ("schone grond": grond die voldoet aan de achtergrondwaarden en zonder restricties vrij toepasbaar is).
Vooralsnog komen uit dit beleid geen specifieke aspecten naar voren die een regeling in het bestemmingsplan behoeven.
Bij elke nieuwe ruimtelijke ontwikkeling dient te worden nagegaan of de bodem en het grondwater vrij zijn van verontreiniging en daarmee geschikt zijn voor de nieuwe functie. Zodra zich een ontwikkeling voordoet die met een afwijking van de gebruiks- en/of bouwregels of wijziging mogelijk wordt gemaakt, wordt op dat moment het aspect bodem onderzocht aan de op dat moment geldende wet- en regelgeving en normen.
4.5.2 Luchtkwaliteit
Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet Milieubeheer ten aanzien van Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen. Deze wet is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit, waarin onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu.
Bij nieuwe ontwikkelingen dient te worden gekeken naar het effect van de ontwikkeling op de luchtkwaliteit in de omgeving. Projecten die in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging worden opgenomen in het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) in de provincies c.q. regio's waar overschrijdingen plaatsvinden. Projecten die 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan luchtverontreiniging hoeven niet langer individueel getoetst te worden aan de Europese grenswaarden, aangezien ze niet leiden tot een significante verslechtering van de luchtkwaliteit.
Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening moet bovendien worden bekeken of het aanvaardbaar is om een plan op een bepaalde plaats te realiseren. Hierbij speelt de blootstelling van mensen in het plangebied aan luchtverontreiniging een rol. Er is sprake van een significante blootstellingsduur als de verblijfsduur, die gemiddeld bij de functie te verwachten is, significant is ten opzichte van een etmaal. Dit is onder andere het geval bij een woning, school of sportterrein.
Zodra een ontwikkeling zich voordoet, die met een afwijking van de gebruiks- en/of bouwregels of wijziging mogelijk kan worden gemaakt, wordt op dat moment het aspect luchtkwaliteit onderzocht aan de op dat moment geldende wet- en regelgeving en normen.
4.5.3 Geluid
Het aspect geluid vloeit voort uit de Wet geluidhinder (Wgh) en kan worden verdeeld in geluid afkomstig van wegverkeer, railverkeer en industrie. De Wet geluidhinder vormt het kader voor toetsing van initiatieven.
De gemeente Twenterand heeft in de nota 'Gebiedsgericht Milieubeleid Gemeente Twenterand 2011-2015' vastgelegd welk geluidsniveau zij per gebied aanvaardbaar vindt. Voor het buitengebied is de gemeentelijke ambitie dat het geluidsniveau wat betreft verkeerslawaai onder de 55 decibel (dB) blijft. Het geluidniveau vanwege bedrijven mag in het buitengebied maximaal 45 dB bedragen.
Gebiedstype | Geluidsbelasting vanwege | Gebiedsambitie | |
Woongebied | Wegverkeer Railverkeer Bedrijven | 43-48 dB (A) 50-55 dB (A) 45-50 dB (A) | redelijk rustig |
Bedrijventerrein | Wegverkeer Railverkeer Bedrijven | 43-48 dB (A) 50-55 dB (A) 50-55 dB (A) | redelijk rustig tot onrustig |
Buitengebied | Wegverkeer Railverkeer Bedrijven | 43-48 dB (A) 50-55 dB (A) 40-45 dB (A) | rustig tot redelijk rustig |
Natuurgebied | Wegverkeer Railverkeer Bedrijven | 43-48 dB (A) 50-55 dB (A) max. 40 dB (A) | zeer rustig tot redelijk rustig |
Ambitietabel geluidsbelasting Twenterand
Weg- en railverkeerslawaai
Met dit bestemmingsplan worden bij recht geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt. Woningen zijn uitsluitend toegestaan op hun huidige locatie. Wel is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor herbouw van woningen op een nieuwe plek. Aangezien als voorwaarde aan deze afwijkingsbevoegdheid is gekoppeld dat de nieuwe plek van de woning milieutechnisch gezien een betere moet zijn dan de oude, bestaat echter geen gevaar dat nieuwe geluidgevoelige bestemmingen in de buurt van een weg of spoorlijn worden gerealiseerd.
Industrielawaai
In de Wgh is bepaald dat rond industrieterreinen waarop bepaalde, krachtens de Wet milieubeheer, aangewezen inrichtingen zijn gevestigd of zich mogen vestigen (grote lawaaimakers), een geluidszone moet zijn vastgesteld.
Buiten de geluidszone rondom een industrieterrein mag de gezamenlijke geluidbelasting van de op het industrieterrein gevestigde inrichtingen niet hoger zijn dan 50 dB(A) etmaalwaarde. Met zonering wordt beoogd rechtszekerheid te bieden aan zowel lawaaimakers als aan woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen. Lawaaimakers kunnen aan de ene kant hun geluidproducerende activiteiten niet onbeperkt uitbreiden ter bescherming van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen (gezondheidsgebouwen, onderwijsgebouwen), binnen en buiten de zone. Aan de andere kant wordt, ter bescherming van hun akoestische ruimte, voorkomen dat woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen te veel oprukken naar de lawaaimakers toe.
Binnen de gemeente Twenterand bevindt zich ƩƩn bedrijf waarvoor een geluidzone is ingesteld. Deze zone bevindt zich gedeeltelijk in het buitengebied en is te zien in paragraaf 3.17.1.
4.5.4 Geur
Sinds 1 januari 2007 geldt voor heel Nederland de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv). Deze wet schrijft voor hoe de gemeente de geurbelasting op gebouwen moet beoordelen bij een vergunningaanvraag voor een nieuwe veehouderij of vergroting van een veehouderij. Een vergunning wordt geweigerd als de geurbelasting op zogenaamde geurgevoelige objecten (bijvoorbeeld woningen) hoger wordt dan de voor het gebied vastgestelde waarde.
In Twenterand gelden de geurnormen van 3 odour units (ou) per m3 98 percentiel voor geurgevoelige objecten in de bebouwde kom (woongebied en bedrijventerrein) en van 14 ou voor geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom (buitengebied en natuurgebied).
Gebiedstype | Gebiedsambitie m.b.t. geur |
Woongebied | Maximaal 3 odour units ter hoogte van geurgevoelige objecten |
Bedrijventerrein | Maximaal 3 odour units ter hoogte van geurgevoelige objecten |
Buitengebied | Maximaal 14 odour units ter hoogte van geurgevoelige objecten |
Natuurgebied | Maximaal 14 odour units ter hoogte van geurgevoelige objecten |
Ambitietabel geurbelasting Twenterand
Voor bepaalde veehouderijbedrijven (met bijvoorbeeld koeien of paarden) geldt een vaste afstand die in acht genomen dient te worden tussen een woning en een veehouderij.
Zodra een ontwikkeling zich voordoet, die met een afwijking van de gebruiks- en/of bouwregels of wijziging mogelijk kan worden gemaakt, wordt op dat moment het aspect geur onderzocht aan de op dat moment geldende wet- en regelgeving en normen.
4.5.5 Bedrijven en milieuzonering
Voorliggend plan biedt bij recht geen mogelijkheden om nieuwe milieubelastende functies te realiseren die van invloed kunnen zijn op gevoelige functies.
Nieuwe ontwikkelingen in het buitengebied die met een afwijking van de gebruiks- en/of bouwregels- of wijzigingsbevoegdheid mogelijk worden gemaakt, worden getoetst aan de brochure Bedrijven en Milieuzonering van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG). Daarin zijn richtafstanden van milieubelastende functies ten opzichte van milieugevoelige functies opgenomen. Indien voldaan kan worden aan de gestelde richtafstanden, mag verondersteld worden dat de op te richten (hinderveroorzakende) functie geen belemmeringen en/of hinder geeft voor omliggende gevoelige functies als wonen. Dit is tevens als voorwaarde opgenomen bij de mogelijkheden die via afwijkings- of wijzigingsbevoegdheden worden geboden.
4.5.6 Externe veiligheid
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) bevat regels op grond waarvan de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen, tot een aanvaardbaar minimum dienen te worden beperkt.
In het plangebied bevinden zich meerdere inrichtingen en transportroutes die ruimtelijk relevant zijn vanwege hun invloed op het plaatsgebonden risico of het groepsrisico. Dit zijn onder andere:
- de tankstations aan de N36 met lpg;
- zwembaden met een chloorbleekloogtank;
- het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg (N36);
- transport van gas
Het gemeentelijk externe veiligheidsbeleid is opgenomen in de nota 'Gebiedsgericht Milieubeleid Gemeente Twenterand 2011-2015'. Voor het buitengebied is de gemeentelijke ambitie dat voor nieuwe risicovolle inrichtingen de 10-6 contour binnen de inrichtingsgrenzen ligt. Nieuwe beperkt kwetsbare objecten (zoals woningen) kunnen eventueel gemotiveerd worden toegestaan binnen een bestaande 10-6 contour.
De komst van nieuwe inrichtingen met enige risicobelasting kan onder voorwaarden worden toegestaan. Een dergelijke ontwikkeling dient echter te worden onderzocht en moet daarom via een herziening van dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt.
Voor de hogedruk aardgasleidingen waarvoor nog geen berekeningen zijn uitgevoerd is nader onderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 5). Hierbij is gebruik gemaakt van het rekenpakket CAROLA (Computer Applicatie voor Risicoberekeningen aan Ondergrondse Leidingen met Aardgas). Het rekenpakket is gebaseerd op een rekenmethodiek die is ontwikkeld door de Gasunie en het RIVM.
Figuur: uitsnede van de Risicokaart
Plaatsgebonden risico
Binnen het plangebied is sprake van meerdere plaatsgebonden 10-6 risicocontouren vanwege de gasleidingen. Uit het onderzoek blijkt dat de plaatsgebonden 10-6 risicocontour van de gasleidingen in (de omgeving van) het plangebied niet reikt tot over (beperkt) kwetsbare functies. Het plaatsgebonden risico vormt derhalve geen belemmering voor het bestemmingsplan Buitengebied.
Groepsrisico
Het plangebied is deels binnen enkele invloedsgebieden van buisleidingen van Gasunie gelegen. Omdat de invloedsgebieden het plangebied deels overlappen, is de hoogte van het groepsrisico inzichtelijk gemaakt. Uit de CAROLA-berekening blijkt dat voor buisleiding N527-40-deel 1 sprake is van een groepsrisico. De oriƫntatiewaarde wordt echter niet overschreden. De hoogte van het groepsrisico vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan Buitengebied Twenterand.
Het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen vormt geen belemmering voor de herziening van het bestemmingsplan Buitengebied Twenterand.
4.6 Water
4.6.1 Inleiding
Om te garanderen dat water voldoende aandacht krijgt bij het opstellen van ruimtelijke plannen is de zogenaamde 'watertoets' in het leven geroepen. Hiertoe hebben Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen de 'Bestuurlijke notitie Waterbeleid in de 21e eeuw' en de 'Handreiking watertoets' ondertekend. Doel van de watertoets is het vroegtijdig en expliciet betrekken van de waterbeheerders bij het planproces. Het resultaat hiervan wordt vastgelegd in de zogenaamde 'waterparagraaf'.
De belangrijkste partners op het gebied van waterbeleid zijn op hoofdlijnen de Europese Unie en het Rijk en de provincie en meer specifiek Rijkswaterstaat, de waterschappen en gemeenten. Het Rijk geeft richting aan het beleid op hoofdlijnen, daarbij rekening houdend met de Europese 'Kaderrichtlijn Water'. Binnen deze kaders zorgen provincies, waterschappen en gemeenten voor een integraal waterbeheer waarbij belangen worden afgewogen. Het waterschap Vechtstromen (samenvoeging van de voormalige waterschappen Regge & Dinkel en Velt & Vecht) behartigt alle aspecten van het beheer van de regionale wateren. Een uitzondering betreffen de grondwateraspecten, waarvoor de provincie als waterbeheerder geldt.
4.6.2 Keur
Zaken die in de Keur van de waterschappen zijn geregeld zijn in het bestemmingsplan niet opgenomen. Dit zou immers resulteren in een dubbele regelgeving. Werkzaamheden die tot het normale onderhoud van watergangen behoren zijn vrij van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden. Vanwege de Keur kan het waterschap echter wel aanvullende regels stellen. Doel van de Keur is het veiligstellen van de waterstaatkundige en daaraan verbonden ecologische belangen. De Keur bevat daartoe geboden en verboden (met betrekking tot wateren) ter bescherming van de aan- en afvoer van water en het bergend vermogen van het waterhuishoudkundig systeem. De Keur bestaat uit drie gedeelten: een algemeen gedeelte, een gedeelte met betrekking tot wateren en een gedeelte met betrekking tot waterkeringen.
4.6.3 Water in dit bestemmingsplan
De gemeente acht een duurzaam en veilig watersysteem van belang en zoekt bij het opstellen van het bestemmingsplan afstemming met het waterschap Vechtstromen. De hoofdwatergangen zijn rechtstreeks opgenomen met een bestemming Water op de verbeelding.
Aangezien het bestemmingsplan conserverend van aard is en verder geen directe ontwikkelingen mogelijk maakt, zijn effecten op de waterhuishouding verder niet te verwachten. Wanneer zich een ontwikkeling voordoet dient op dat moment aan het aspect water te worden getoetst. In algemene zin zijn ingrepen die significant effect kunnen hebben op de waterhuishouding, zoals het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van verhardingen, niet bij recht toegestaan, maar gekoppeld aan een omgevingsvergunning.
4.7 Flora En Fauna
In het kader van gebiedsbescherming en soortenbescherming zoals geregeld in de Natuurbeschermingswet (waarin de Vogel- en Habitatrichtlijn zijn opgenomen) en de Flora- en faunawet dient bij ruimtelijke ingrepen te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op mogelijk aanwezige beschermde soorten. Het voorliggende plan is vooral gericht op het beheersmatig bestemmen van de huidige situatie, maar er worden ook kleinschalige ontwikkelingsmogelijkheden geboden. Zo kunnen agrarische bedrijven binnen hun bouwpercelen bebouwing oprichten en is natuurontwikkeling in bepaalde gebieden mogelijk. Deze ingrepen hebben mogelijk invloed op beschermde planten en dieren die ter plaatse voorkomen.
De ruimtelijke ingrepen die in dit bestemmingsplan buitengebied mogelijk worden gemaakt, hebben over het algemeen een beperkte schaal en zullen vooral in het agrarisch gebied en bovendien op bestaande bouwpercelen plaatsvinden.
Deze ingrepen zullen mogelijk plaatselijk leiden tot negatieve effecten op beschermde soorten, bijvoorbeeld door verontrusting van de soorten of het aantasten van holen of broedplaatsen. Indien dit het geval is zal hiervoor in het kader van de natuurwetgeving een ontheffing moeten worden aangevraagd. Een ontheffing wordt in de meeste gevallen verleend; voor veel soorten kan zelfs worden volstaan met een algemene vrijstelling. Er zijn daarom op voorhand geen aanwijzingen dat deze recente wetgeving zal leiden tot onoverkomelijke problemen bij de uitvoering van dit bestemmingsplan. Het kan echter voorkomen dat een bepaalde ingreep op basis van de natuurwetgeving niet kan worden uitgevoerd (omdat er alternatieven zijn die minder of geen schade aan beschermde flora en fauna aanbrengen) of dat verzachtende of compenserende (inrichtings)maatregelen moeten worden getroffen.
Zodra een initiatief zich voordoet waaraan door middel van afwijking van de gebruiks- en/of bouwregels of wijziging medewerking verleend kan worden, wordt op dat moment het aspect soortenbescherming en gebiedsbescherming onderzocht aan de op dat moment geldende wet- en regelgeving.
4.8 Economische Uitvoerbaarheid
Voorliggend bestemmingsplan is een plan dat vooral is gericht op het beheer van de bestaande ruimtelijke situatie van het landelijk gebied van de gemeente Twenterand.
Op grond van de Wro kan de gemeenteraad van Twenterand een exploitatieplan vaststellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorzien. Onder een bouwplan wordt in dit kader het volgende verstaan:
- de bouw van een of meer woningen;
- de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen;
- de uitbreiding van een gebouw met ten minste 1.000 m² of met een of meer woningen;
- de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd;
- de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor detailhandel, dienstverlening, kantoor of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1.000 m² bedraagt;
- de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1.000 m².
De gemeenteraad kan besluiten om geen exploitatieplan vast te stellen als:
- het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins verzekerd is;
- het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld niet noodzakelijk is, en
- het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels niet noodzakelijk is.
Er worden met dit bestemmingsplan geen (grootschalige) ontwikkelingen in het landelijk gebied toegestaan waarvan de economische uitvoerbaarheid ter discussie zou kunnen staan. De mogelijkheden die het plan biedt ten aanzien van ontwikkelingen kunnen op particulier initiatief toegepast worden (met instemming van de gemeente).
Bij het oprichten van particuliere initiatieven binnen de bepalingen van het bestemmingsplan bestaan geen kosten voor de gemeente.
Via de legesverordening worden kosten reeds doorgerekend aan initiatiefnemers. Ook het aspect planschade wordt doorberekend aan initiatiefnemers. Van het stellen van nadere eisen, regels, e.d. is in dit plan geen sprake. Ook het aspect uitwerking of fasering is in dit plan niet aan de orde. Het opstellen van een exploitatieplan wordt daarom niet noodzakelijk geacht en is achterwege gelaten.
Hoofdstuk 5 Juridische Opzet Van Het Plan
5.1 Algemeen
In dit hoofdstuk wordt een juridische toelichting gegeven. Uitgelegd wordt hoe het bestemmingsplan is opgebouwd en hoe de diverse onderdelen van het plan werken.
Het bestemmingsplan omvat een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen kunnen niet los van elkaar worden gezien en dienen te allen tijde in onderlinge samenhang te worden toegepast. De toelichting heeft geen eigen rechtskracht, maar vormt wel een belangrijk onderdeel van het plan.
5.2 De Verbeelding
Sinds de Wro in 2008 in werking is getreden, is het digitale bestemmingsplan leidend. De verbeelding bij dit plan is te raadplegen via de website www.ruimtelijkeplannen.nl en via de gemeentelijke website. Per locatie worden via deze digitale verbeelding alle relevante aspecten op eenvoudige wijze ontsloten. De analoge verbeelding, die te raadplegen is op het gemeentehuis, bestaat uit 10 kaartbladen met een bijbehorende legenda.
Op de verbeelding hebben alle binnen het plangebied gelegen gronden een bestemming gekregen. Als uitgangspunt geldt daarbij dat de bestemming overeenstemt met het bestaande gebruik van de betreffende gronden. Slechts wanneer aannemelijk is dat het bestaande gebruik binnen afzienbare termijn (in elk geval binnen de planperiode) wordt beƫindigd, kan van dat uitgangspunt zijn afgeweken. Voorwaarde hierbij is dat de haalbaarheid voldoende is aangetoond.
Binnen de bestemmingen zijn op de verbeelding diverse aanduidingen aangegeven. Aanduidingen hebben slechts juridische betekenis voor zover deze daaraan in de regels is toegekend. Een aantal aanduidingen heeft geen enkele juridische betekenis en is uitsluitend op de verbeelding aangegeven ten behoeve van de leesbaarheid van de verbeelding (bijvoorbeeld topografische gegevens en de gemeentegrens). Deze aanduidingen worden verklaringen genoemd.
Naast bestemmingen en aanduidingen komen op de verbeelding zogenaamde zones voor. Deze zones zijn gebiedsaanduidingen en ze geven gebieden aan waarbinnen bijzondere beperkende en/of aanvullende regels gelden ten behoeve van de bescherming van een specifiek belang of een specifieke waarde (bijvoorbeeld een zone ter bescherming van een aardgasleiding). Zones vallen niet samen met bestemmingen, maar liggen over (een gedeelte van) ƩƩn of meer bestemmingen heen.
5.3 De Regels
De regels van het plan zijn conform de standaard ondergebracht in vier hoofdstukken:
- Hoofdstuk 1 bevat inleidende regels. Deze regels beogen een eenduidige interpretatie en toepassing van de overige, meer inhoudelijke bestemmingsregels en van de verbeelding te garanderen.
- Hoofdstuk 2 bevat de regels in verband met de bestemmingen. Per op de verbeelding aangegeven bestemming bevat dit hoofdstuk inhoudelijke regels, die specifiek voor die bestemming gelden.
- Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels van het plan waaronder een aantal algemene ontwikkelingsbepalingen die zijn opgenomen in de vorm van wijzigingsbevoegdheden voor het college van burgemeester en wethouders.
- Hoofdstuk 4 bevat overgangs- en slotregels.
5.3.1 Bestemmingen
Om recht te doen aan het uitgangspunt dat het plan niet meer dient te regelen dan noodzakelijk is, kent het plan een beperkt aantal bestemmingen. Ook de bijbehorende bouw- en gebruiksregels zijn waar mogelijk beperkt in aantal en in mate van gedetailleerdheid. De regels hebben voor elke bestemming dezelfde opbouw met achtereenvolgens, voor zover aanwezig, de volgende leden:
- bestemmingsomschrijving;
- bouwregels;
- nadere eisen;
- afwijking van de bouwregels;
- specifieke gebruiksregels;
- afwijking van de gebruiksregels;
- omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden;
- wijzigingsbevoegdheid.
Centraal staat de bestemmingsomschrijving. Daarin worden limitatief de functies en waarden genoemd, die binnen de bestemming zijn toegestaan respectievelijk worden beschermd. In een aantal gevallen geeft de bestemmingsomschrijving daarbij nog een nadere beperking in de vorm van een bestemmingscategorie of bijvoorbeeld een gebiedsbegrenzing, een maximale oppervlakte- of inhoudsmaat dan wel een beperking tot de bestaande bebouwing.
De bouwregels zijn direct aan de bestemmingsomschrijving gerelateerd. Ook de gebruiksregels zijn gerelateerd aan de bestemmingsomschrijving, zij het dat deze regels zijn opgenomen in de algemene gebruiksregels in hoofdstuk 3. Hierin is bepaald dat het verboden is de onbebouwde grond en/of de daarop aanwezige bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel in strijd met het in het plan bepaalde. Bedoeld wordt een gebruik in strijd met de bestemmingsomschrijving.
De afwijking van gebruiks- of bouwregels en wijzigingsregels geven burgemeester en wethouders bevoegdheden om onder voorwaarden een afwijking van een regel toe te staan dan wel onder voorwaarden het plan te wijzigen.
5.3.2 Flexibiliteitsbepalingen
Zoals uit het voorgaande al bleek, zijn in de regels verschillende afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden opgenomen. In alle gevallen gaat het om afwijkingsmogelijkheden van in de bestemmingsbepalingen opgenomen regels. Indien ƩƩn van deze bevoegdheden wordt gebruikt, zal een (belangen)afweging moeten plaatsvinden. Het gaat immers om de toepassing van bevoegdheden. Dat wil zeggen, dat de geboden afwijkingsmogelijkheden mogen worden gebruikt, maar dat er ook voor kan worden gekozen geen gebruik te maken van de bevoegdheid. Dit laatste houdt in dat een eventueel verzoek om toepassing te geven aan een bevoegdheid wordt afgewezen. Teneinde richting te geven aan de (belangen)afweging, zijn bij elke afwijkings- of wijzigingsbevoegdheid een of meerdere afwegingscriteria/voorwaarden opgenomen.
De individuele belangen van de betrokkenen, de betrokken waarden en het algemene belang zullen tegen elkaar moeten worden afgewogen. Een enkele keer is bepaald dat door de verzoeker of door het bevoegd gezag het ƩƩn en ander moet worden aangetoond. Wanneer iets voldoende is aangetoond is het aan het bevoegd gezag om een verzoek te beoordelen. In enkele gevallen wordt het advies van een onafhankelijk deskundige verlangd.
De bevoegdheden zijn concreet begrensd, om duidelijk te maken waar de scheiding ligt tussen de bevoegdheid van bijvoorbeeld burgemeester en wethouders en de gemeenteraad. Deze begrenzing is uitgedrukt in bijvoorbeeld een maximale oppervlakte, inhoud, enz. Bij de toepassing van de bevoegdheid wordt niet standaard de maximale ruimte geboden, maar vindt maatwerk plaats waarbij de concrete situatie ter plekke, in relatie tot het verzoek, bepalend is.
5.4 Overgangsrecht
Ter waarborging van bestaande rechten dient een nieuw bestemmingsplan te voorzien in overgangsrecht. Eenvoudig gezegd houdt dit in dat bestaande aanspraken met betrekking tot het gebruik van bepaalde gronden dienen gerespecteerd te worden.
De basis voor het opnemen van overgangsrechtelijke bepalingen in een bestemmingsplan vormt het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dat samen met de Wro op 1 juli 2008 in werking is getreden. In hoofdstuk 3 van het Bro is geregeld dat een bestemmingsplan enkele verplichte onderdelen moet bevatten. Daaronder valt onder andere de verplichte opneming van overgangsbepalingen. Artikel 3.2.1 Bro stelt regels voor bouwovergangsrecht, artikel 3.2.2 stelt regels voor gebruiksovergangsrecht.
In de praktijk leidt de zinsnede āgedeeltelijk worden vernieuwd en veranderdā bij de bepaling over bouwwerken tot veel onduidelijkheden, met name in het geval van een voormalige agrarische schuur op de bestemming Wonen. De bestemming Wonen laat vrijstaande bijgebouwen tot maximaal 150 m² toe (bij sloop van de bestaande bijgebouwen kan eventueel afwijking worden verleend tot maximaal 250 m²), terwijl de van oudsher bestaande schuren op deze percelen vaak deze oppervlakte ruim overstijgen. Omdat een nieuw te bouwen bijgebouw dus kleiner moet zijn dan de bestaande bebouwing, kiezen mensen er vaak voor de schuur te gaan ārenoverenā, met andere woorden gedeeltelijk te gaan veranderen of vernieuwen.
Onduidelijk is wat er precies onder gedeeltelijke vernieuwing of verandering moet worden verstaan. Duidelijk is dat een gedeeltelijke vernieuwing of verandering er niet toe mag leiden dat een bouwwerk wordt afgebroken en geheel opnieuw wordt opgebouwd. Evenmin is het de bedoeling dat in een betrekkelijk korte tijd in feite een compleet nieuw bouwwerk wordt gerealiseerd door in opeenvolgende fasen systematisch nagenoeg alles af te breken en te herbouwen. Dergelijke handelwijzen zijn in strijd met het de strekking van het overgangsrecht. Overgangsrecht is er namelijk altijd op gericht het bouwwerk uiteindelijk te doen verdwijnen, omdat het betreffende bouwwerk strijdig is met het geldende bestemmingsplan (en vaak ook met provinciaal beleid).
Om deze reden zijn enkele uitgangspunten geformuleerd voor de uitleg van de overgangsbepaling in het voorliggende bestemmingsplan. De uitgangspunten dragen bij aan een eenduidige uitleg van het overgangsrecht en leiden daarmee tot meer duidelijkheid en rechtszekerheid voor de burger. Gedeeltelijke vernieuwing of verandering is mogelijk zolang de planafwijking naar aard niet wordt vergroot en er overigens geen andere afwijkingen van het plan ontstaan en:
- de hoofddraagconstructie wordt gehandhaafd. Van losse constructieonderdelen zoals fundering, spanten, draagbalken, gordingen en draagmuren mag maximaal 20% worden vervangen;
- de uiterlijke verschijningsvorm zoals oppervlakte (behoudens een eventuele uitbreidingsmogelijkheid in het bestemmingsplan Buitengebied), goot- en nokhoogte en dakhelling, ongewijzigd blijft;
- in gevelindeling en materiaalgebruik slechts veranderingen van ondergeschikte aard plaatsvinden;
- geen nieuwe funderingen en/of nieuwe draagmuren worden geplaatst (behoudens eventuele uitbreidingsmogelijkheden in het bestemmingsplan Buitengebied).
Hoofdstuk 6 Procedure
6.1 Inspraak En Vooroverleg
In het kader van het wettelijk verplichte vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro zijn Rijkswaterstaat Oost Nederland, Provincie Overijssel, LTO Noord, Landschap Overijssel, Gasunie, Natuur en milieu Overijssel, Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging afdeling Vriezenveen, gemeente Ommen, gemeente Hardenberg, Vitens N.V., gemeente Hellendoorn en Waterschap Vechtstromen om een reactie gevraagd.
De inspraakreacties van de vooroverlegpartners zijn in Bijlage 26 samengevat en beantwoord.
Daarnaast heeft het voorontwerp van het bestemmingsplan van 15 januari 2016 tot en met 11 februari 2016 ter inzage gelegen in het kader van inspraak. Iedereen heeft in deze periode het plan kunnen raadplegen en een reactie kunnen indienen. Er zijn in totaal 158 inspraakreacties ingediend.
De inspraakreacties zijn in Bijlage 27 samengevat en beantwoord.
6.2 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 9 juni 2017 voor 6 weken ter inzage gelegen. Een ieder heeft gedurende deze periode de mogelijkheid gehad om een zienswijze in te dienen. De ingediende zienswijzen zijn beantwoord in de zienswijzennota, welke onderdeel uitmaakt van het raadsbesluit ter vaststelling van het voorliggende plan.
Bijlage 1 Maximaal Aantal Dieren
Bijlage 1 Maximaal aantal dieren
Bijlage 2 Intensieve Veehouderijen
Bijlage 2 Intensieve veehouderijen
Bijlage 3 Kleinschalige Recreatieve Activiteiten
Bijlage 3 Kleinschalige recreatieve activiteiten
Bijlage 4 Bedrijvenlijst Na Agrarische Bedrijfsbeƫindiging
Bijlage 4 Bedrijvenlijst na agrarische bedrijfsbeƫindiging
Bijlage 5 Typen Bedrijvigheid
Bijlage 6 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 6 Staat van bedrijfsactiviteiten
Bijlage 7 Landschapsplan Westerweilandweg
Bijlage 7 Landschapsplan Westerweilandweg
Bijlage 8 Erfinrichtingsplan Oostermaatweg 4
Bijlage 8 Erfinrichtingsplan Oostermaatweg 4
Bijlage 9 Landschapsplan Linderdam Noord 5
Bijlage 9 Landschapsplan Linderdam Noord 5
Bijlage 10 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 10 Staat van horeca-activiteiten
Bijlage 11 Landschappelijk Inpassingsplan Geerdijk 15
Bijlage 11 Landschappelijk inpassingsplan Geerdijk 15
Bijlage 12 Landschapsplan Wierdenseweg
Bijlage 12 Landschapsplan Wierdenseweg
Bijlage 13 Landschapsplan Noorderweg O 657
Bijlage 13 Landschapsplan Noorderweg O 657
Bijlage 14 Erfinrichtingsplan 2e Blokweg L634
Bijlage 14 Erfinrichtingsplan 2e Blokweg L634
Bijlage 15 Ruimtelijk Kwaliteitsplan Bisschopsweg 2-4
Bijlage 15 Ruimtelijk kwaliteitsplan Bisschopsweg 2-4
Bijlage 16 Erfinrichtingsplan Bisschopsweg Ongenummerd
Bijlage 16 Erfinrichtingsplan Bisschopsweg ongenummerd
Bijlage 17 Erfinrichtingsplan Assenhoek 2
Bijlage 17 Erfinrichtingsplan Assenhoek 2
Bijlage 18 Landschappelijk Inpassingsplan Grintweg 16
Bijlage 18 Landschappelijk inpassingsplan Grintweg 16
Bijlage 19 Jaarlijkse Evenementen Buitengebied
Bijlage 19 Jaarlijkse evenementen buitengebied
Bijlage 20 Inrichtingsplan Lindrot 10
Bijlage 20 Inrichtingsplan Lindrot 10
Bijlage 21 Ruimtelijk Kwaliteitsplan Nieuwe Daarlerveenseweg 2a
Bijlage 21 Ruimtelijk kwaliteitsplan Nieuwe Daarlerveenseweg 2a
Bijlage 22 Erfinrichtingsplan Hoffmansweg 11
Bijlage 22 Erfinrichtingsplan Hoffmansweg 11
Bijlage 23 Erfinrichtingsplan Kooiweg 3
Bijlage 23 Erfinrichtingsplan Kooiweg 3
Bijlage 24 Erfinrichtingsplan Tonnendijk 107
Bijlage 24 Erfinrichtingsplan Tonnendijk 107
Bijlage 25 Erfinrichtingsplan Westerhoevenweg 7
Bijlage 25 Erfinrichtingsplan Westerhoevenweg 7
Bijlage 26 Erfinrichtingsplan Westerweilandweg 20
Bijlage 26 Erfinrichtingsplan Westerweilandweg 20
Bijlage 27 Erfinrichtingsplan Westerhoevenweg 16
Bijlage 27 Erfinrichtingsplan Westerhoevenweg 16
Bijlage 28 Landschapsplan Geerdijk 48
Bijlage 28 Landschapsplan Geerdijk 48
Bijlage 29 Erinrichtingsplan 3e Blokweg Ong
Bijlage 29 Erinrichtingsplan 3e Blokweg ong
Bijlage 30 Sloopopgave 3e Blokweg Ong
Bijlage 30 Sloopopgave 3e Blokweg ong
Bijlage 31 Ruimtelijk Kwaliteitsplan Vroomshoopseweg Ong
Bijlage 31 Ruimtelijk kwaliteitsplan Vroomshoopseweg ong
Bijlage 32 Erfinrichtingsplan Vroomshoopseweg 28
Bijlage 32 Erfinrichtingsplan Vroomshoopseweg 28
Bijlage 33 Erfinrichtingsplan Vroomshoopseweg 38
Bijlage 33 Erfinrichtingsplan Vroomshoopseweg 38
Bijlage 34 Inrichtingstekening Ruimtelijk Kwaliteitsplan Molenstraat Ong
Bijlage 34 Inrichtingstekening ruimtelijk kwaliteitsplan Molenstraat ong
Bijlage 35 Landschapsplan Horstweg 10 En 10a
Bijlage 35 Landschapsplan Horstweg 10 en 10a
Bijlage 36 Functies En Waterwinning
Bijlage 36 Functies en waterwinning
Bijlage 1 Beleidsbijlage
Bijlage 2 Planmer
Bijlage 3 Aanvulling Mer
Bijlage 4 Passende Beoordeling
Bijlage 4 Passende beoordeling
Bijlage 5 Onderzoek Risico's Buisleidingen
Bijlage 5 Onderzoek risico's buisleidingen
Bijlage 6 Ruimtelijke Onderbouwing Westerhoevenweg 16
Bijlage 6 Ruimtelijke Onderbouwing Westerhoevenweg 16
Bijlage 7 Ruimtelijke Onderbouwing Westerweilandweg 15 - 17
Bijlage 7 Ruimtelijke Onderbouwing Westerweilandweg 15 - 17
Bijlage 8 Ruimtelijke Onderbouwing Flierdijk 4
Bijlage 8 Ruimtelijke Onderbouwing Flierdijk 4
Bijlage 9 Ruimtelijke Onderbouwing Achteres 8b
Bijlage 9 Ruimtelijke Onderbouwing Achteres 8b
Bijlage 10 Ruimtelijke Onderbouwing Westerveenweg 7
Bijlage 10 Ruimtelijke Onderbouwing Westerveenweg 7
Bijlage 11 Ruimtelijke Onderbouwing Geerdijk 36b
Bijlage 11 Ruimtelijke Onderbouwing Geerdijk 36b
Bijlage 12 Ruimtelijke Onderbouwing Grintweg 16
Bijlage 12 Ruimtelijke Onderbouwing Grintweg 16
Bijlage 13 Ruimtelijke Onderbouwing Boslandweg 13a
Bijlage 13 Ruimtelijke Onderbouwing Boslandweg 13a
Bijlage 14 Ruimtelijke Onderbouwing Twistveenweg 7c
Bijlage 14 Ruimtelijke Onderbouwing Twistveenweg 7c
Bijlage 15 Ruimtelijke Onderbouwing Vroomshoopseweg 5
Bijlage 15 Ruimtelijke Onderbouwing Vroomshoopseweg 5
Bijlage 16 Ruimtelijke Onderbouwing Dalweg 20
Bijlage 16 Ruimtelijke Onderbouwing Dalweg 20
Bijlage 17 Ruimtelijke Onderbouwing Zomerweg 58
Bijlage 17 Ruimtelijke Onderbouwing Zomerweg 58
Bijlage 18 Ruimtelijke Onderbouwing Rohorst 3a
Bijlage 18 Ruimtelijke Onderbouwing Rohorst 3a
Bijlage 19 Ruimtelijke Onderbouwing Vroomshoopseweg 33d
Bijlage 19 Ruimtelijke Onderbouwing Vroomshoopseweg 33d
Bijlage 20 Ruimtelijke Onderbouwing Westerweilandweg 20
Bijlage 20 Ruimtelijke Onderbouwing Westerweilandweg 20
Bijlage 21 Ruimtelijke Onderbouwing Ruiterpad 3
Bijlage 21 Ruimtelijke Onderbouwing Ruiterpad 3
Bijlage 22 Ruimtelijke Onderbouwing Westerhoevenweg 7
Bijlage 22 Ruimtelijke Onderbouwing Westerhoevenweg 7
Bijlage 23 Ruimtelijke Onderbouwing Tonnendijk 107
Bijlage 23 Ruimtelijke Onderbouwing Tonnendijk 107
Bijlage 24 Ruimtelijke Onderbouwing Kooiweg 3
Bijlage 24 Ruimtelijke Onderbouwing Kooiweg 3
Bijlage 25 Ruimtelijke Onderbouwing Horstweg 10 En 10a
Bijlage 25 Ruimtelijke Onderbouwing Horstweg 10 en 10a
Bijlage 26 Reacties Vooroverleg Partners Beantwoording M.u.v. De Wetgevingszones
Bijlage 26 Reacties vooroverleg partners beantwoording m.u.v. de wetgevingszones
Bijlage 27 Beantwoording Inspraakreacties Voorontwerp Zonder Zones
Bijlage 27 Beantwoording inspraakreacties voorontwerp zonder zones