KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Agrarisch Met Waarden
Artikel 5 Bedrijf - Klasseerinrichting
Artikel 6 Bedrijf - Zandwinning
Artikel 7 Groen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 9 Algemene Ontheffingsregels
Artikel 10 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
Artikel 12 Slotregel
Landschapsplan Vriezenveen Zuidoost
Reactienota Inspraak En Overleg

Zandwinnning

Bestemmingsplan - Twenterand

Vastgesteld op 19-10-2010 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

a. het plan:

het bestemmingsplan zandwinlocatie Oosterweilanden van de gemeente Twenterand;

b. bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1700.BPVZ2009MP0003-0401 met de bijbehorende regels;

c. aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

d. aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

e. agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van dieren;

f. bebouwing:

één of meer gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

g. bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming op het terrein, noodzakelijk is;

h. bestaande:

1. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning;

2. het onder 1 bedoelde geldt niet voorzover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, de voorheen geldende Beheersverordening, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of de Beheersverordening, of een ontheffing als bedoeld in artikel 3.23 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro);

i. bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

j. bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

k. bouwen:

het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

l. bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

m. bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende behorende bebouwing is toegelaten;

n. bouwperceelsgrens:

de grens van een bouwperceel;

o. bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

p. bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

q. gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

r. geluidzoneringplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;

s. hoofdgebouw:

een gebouw ten behoeve van bewoning, dat op een bouwperceel in stedenbouwkundig opzicht als belangrijkste gebouw valt aan te merken;

t. ondergeschikt gebouw:

een gebouw of een onderdeel van een gebouw behorend bij een woning, dat op een bouwperceel in stedenbouwkundig opzicht qua omvang en situering als ondergeschikt aan het hoofdgebouw valt aan te merken. Hiervan is sprake indien het gebouw minimaal 1,5 m lager is dan het hoofdgebouw;

u. peil:

1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang plus 0,25 m;

2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

v. prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling;

w. reclame:

elke openbare aanprijzing van goederen, diensten of denkbeelden (tezamen: producten). Onder reclame wordt mede verstaan het vragen van diensten;

x. risicovolle inrichting:

een inrichting bij welke het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde van het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

y. rooilijn:

de vanwege burgemeester en wethouders, zo nodig in het terrein, aangewezen lijn, welke op een zoveel mogelijk gelijkmatige afstand evenwijdig aan de as van de weg is gelegen en die:

- bij bestaande bebouwing zoveel mogelijk aansluit aan de ligging van de naar de wegzijde gekeerde gevels van deze bebouwing;

- bij het ontbreken van bestaande bebouwing is gelegen op een afstand van ten minste 10 m uit de as van die weg;

indien een rooilijn is aangegeven, geldt deze lijn als rooilijn;

z. vrijstaand ondergeschikt gebouw:

een ondergeschikt gebouw, dat qua constructie en visueel vrijstaand van het hoofdgebouw is of daarmee slechts verbonden door een muur, haag of andere tuinafscheiding;

aa. woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor het niet recreatief huisvesten van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

a. de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

b. de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

c. de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

d. de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

e. de afstand tot de (zijdelingse) perceelgrens:

vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) perceelgrens.

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van de plaatsing van gebouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijfsmatige bewerking en/of beweiding van cultuurgrond en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.

De gronden, voorzover gelegen ten westen van de Horstweg, zijn tevens bestemd voor een zanddepotterrein ten behoeve van de gronden als bedoeld in artikel 6.

3.2 Bouwregels

a. Voor deze bestemming geldt dat geen gebouwen mogen worden gebouwd.

b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte van de bouwwerken maximaal 5,5 m bedraagt.

3.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

- het woon- een leefmilieu van het aangrenzende gebied.

De bestemming Agrarisch, voorzover gelegen ten westen van de Horstweg, wijzigen in de bestemming Bedrijf – Klasseerinrichting, met inachtneming van het bepaalde in artikel 5, met dien verstande dat de oppervlakte van een klasseerinrichting en de als zodanig bestemde klasseerinrichting ten hoogste 15 ha bedraagt.

Daarnaast gelden de volgende afwegingscriteria:

- Verkeer:

De functiewijziging dient geen nadelige invloed te hebben op de omgeving, waarbij bijvoorbeeld wordt gekeken naar de aspecten stof, geur en geluid. Hierbij is de milieuwetgeving toetsingskader.

- Landschap:

Om een negatieve uitstraling op de omgeving te voorkomen, dient een grondwal te worden aangebracht.

Artikel 4 Agrarisch Met Waarden

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor de bedrijfsmatige bewerking en/of beweiding van cultuurgrond, alsmede voor de opbouw, het behoud en herstel van de aan de gronden eigen landschappelijke en natuurlijke waarden en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.

4.2 Bouwregels

a. Voor deze bestemming geldt dat geen gebouwen mogen worden gebouwd.

b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte van de bouwwerken maximaal 5,5 m bedraagt.

4.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Agrarisch met waarden wijzigen ten behoeve van het inrichten en beheer met het oog op de bescherming van het natuurgebied Fayersheide, alsmede ten behoeve van een beperkte dagrecreatieve functie zoals het aanleggen van fiets- en voetpaden.

Artikel 5 Bedrijf - Klasseerinrichting

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘bedrijf – klasseerinrichting’ aangewezen gronden zijn bestemd voor een klasseerinrichting, opslag van zand en grond en een werkterrein ten behoeve van de zandwinning, als bedoeld in artikel 6. De gronden zijn tevens bestemd voor Agrarisch, waarop de in artikel 3 opgenomen regels van toepassing zijn, alsmede voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.

In de bestemming zijn niet begrepen:

- geluidzoneringplichtige inrichtingen;

- risicovolle inrichtingen.

5.2 Bouwregels

a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

1. de gezamenlijk bebouwde oppervlakte van bedrijfsgebouwen bedraagt ten hoogste 500 m2;

2. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 20 m.

b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

1. de bouwhoogte van een klasseerinrichting bedraagt ten hoogste 20 m;

2. de hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 20 m.

Artikel 6 Bedrijf - Zandwinning

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘bedrijf – zandwinning’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. zandwinning;

b. water, ter plaatse van de aanduiding ‘water’;

c. opbouw van natuurwaarden, ter plaatse van de aanduiding ‘natuurwaarden’;

d. dagrecreatie, ter plaatse van de aanduiding ‘dagrecreatie’;

e. wegen;

f. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;

g. voet- en fietspaden.

Onder waterbuffering wordt de buffering van water ten behoeve van de drinkwatervoorziening begrepen.

In de bestemming zijn niet begrepen:

- geluidzoneringplichtige inrichtingen;

- risicovolle inrichtingen.

6.2 Bouwregels

a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

1. de gezamenlijk bebouwde oppervlakte van bedrijfsgebouwen bedraagt ten hoogste 200 m2;

2. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen bedragen niet meer dan respectievelijk 3,5 m en 8 m.

b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

1. de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 15 m.

Artikel 7 Groen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. groenvoorzieningen en water;

b. fiets- en voetpaden;

c. ontsluitingswegen voor de bestaande aanliggende woningen, met dien verstande dat de gronden voor minimaal 75% worden ingericht met opgaande groenvoorzieningen.

7.2 Bouwregels

a. Op of in de gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

- de bouwhoogte, anders dan voor bouwwerken rechtstreeks ten dienste van geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer dan 3 m bedragen.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene Ontheffingsregels

9.1 Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:

a. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals luchtkokers, liftschachten en lichtkappen met maximaal 10% van de oppervlakte van het betreffende gebouw wordt vergroot, mits:

- deze vergroting niet meer dan 20 m² bedraagt;

- de vergroting niet leidt tot een bouwhoogte welke meer dan één maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt;

b. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen voor het verhogen van de bouwhoogte voor installaties en dergelijke voor ten hoogste 20% van de oppervlakte van de gebouwen tot maximaal 15 m om te kunnen voldoen aan de milieuvoorwaarden;

c. het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;

d. het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:

- de inhoud per gebouwtje niet meer dan 100 m³ bedraagt;

- de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 15 m bedraagt;

e. het bepaalde in het plan voor het bouwen van kunstwerken, met dien verstande dat de hoogte niet meer mag bedragen dan 6 m.

9.2 De in lid 9.1 bedoelde ontheffingen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:

- het straat- en bebouwingsbeeld;

- de verkeersveiligheid;

- de milieusituatie;

- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

- de verschijningsvorm van de gebouwen.

Artikel 10 Overige Regels

Wro-zone – verwerkelijking in naaste toekomst

Voorzover de gronden zijn voorzien van de aanduiding ‘Wro-zone - verwerkelijking in naaste toekomst’, geldt dat de verwezenlijking in de naaste toekomst nodig wordt geacht.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

A Overgangsrecht bouwwerken

1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.

2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalige ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

B Overgangsrecht gebruik

1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: ‘Regels van het bestemmingsplan zandwinlocatie Oosterweilanden’.

, voorzitter

, griffier

Landschapsplan Vriezenveen Zuidoost

Landschapsplan Vriezenveen Zuidoost

Reactienota Inspraak En Overleg

Reactienota inspraak en overleg