Buitengebied
Bestemmingsplan - Gemeente Westerveld
Vastgesteld op 05-07-2012 - deels onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 : Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1. het plan:
het bestemmingsplan “Buitengebied” van de gemeente Westerveld;
2. het bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1701.0000BP000000000509-0010 met de bijbehorende regels en bijlagen;
3. aan-huis-verbonden beroep:
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, uitgezonderd prostitutie, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend door gebruiker, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
4. aanbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
5. aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
6. aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
7. agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;
8. agrarische bedrijfskavel:
een op de verbeelding weergegeven aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing ten behoeve van een agrarisch bedrijf is toegelaten;
9. agrarisch loonbedrijf:
een bedrijf waarbinnen uitsluitend of overwegend arbeid wordt verricht ter productie of levering van goederen of diensten ten behoeve van agrarische bedrijven, al dan niet in combinatie met grondverzetwerkzaamheden;
10. agrarische wasplaats:
een plaats waar agrarische vervoermiddelen worden gereinigd en ontsmet;
11. archeologisch monument:
terreinen welke van algemeen belang zijn wegens daar aanwezige zaken als hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde en die daarom op grond van de Monumentenwet worden beschermd;
12. archeologische waarden:
waarden die aan een gebied zijn toegekend vanwege de kennis en wetenschap van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden. Bij toetsing aan de archeologische waarden zal telkens de Archeologische beleidsadvieskaart Gemeente WesterveldRAAP-rapport 2021 toetsingskader zijn;
13. bassin:
een mest- of waterbak voor de opslag van mest of water ten behoeve van agrarische en glastuinbouwactiviteiten;
14. bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
15. bed and breakfast:
het bieden van de, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben;
16. bedrijf:
het bedrijfsmatig vervaardigen en/of bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen;
17. bedrijfsgebouw:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
18. bedrijfsmatige exploitatie:
het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig complexmatig beheer/exploitatie, dat in de logiesverblijven recreatieve (nacht-) verblijfsmogelijkheden geboden worden;
19. bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een bedrijf, een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, inclusief opslag- en administratieruimten;
20. bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
- agrarische bedrijfswoning: een bedrijfswoning waarin tevens (naast de agrariër) de rustende boer en familieleden tot de tweede graad woonachtig mogen zijn;
21. beeldkwaliteitsplan gemeente Westerveld, vastgesteld 21-09-2010:
Plan dat eisen en aanbevelingen bevat:
- a. met betrekking tot inpassing van ruimtelijke ontwikkelingen in relatie tot de karakteristieken en kwaliteiten van een gebied; en
- b. met betrekking tot stedenbouwkundige en architectonische vorm, massa en (wegen-)structuur van voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen;
met het oogmerk de kwaliteit van ruimtelijke ontwikkelingen te waarborgen alsmede de wijze waarop deze in hun omgeving worden ingepast, en dat juridisch onderdeel uitmaakt van het ruimtelijk plan waarop het betrekking heeft;
22. bestaand:
ten aanzien van de bij of krachtens de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht aanwezige of vergunde bouwwerken en de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, en het overige gebruik:
- bestaand of vergund ten tijde van het inwerkingtreden van het bestemmingsplan;
23. bestaande veestapel:
ten aanzien van het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee bestaand ten tijde van de peildatum bepaald bij of krachtens de Natuurbeschermingswet 1998;
24. bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
25. bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
26. bijgebouw:
een opzichzelfstaand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
27. boerderijpand:
het gebouw behorende tot het voormalige agrarische bedrijf, waarin oorspronkelijk het woongedeelte en de stal was ondergebracht en dat oorspronkelijk als het hoofdgebouw van het agrarisch bedrijf is gebouwd;
28. boomteelt:
de teelt van boomkwekerijgewassen;
29. boomkwekerijbedrijf:
een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die specifiek is gericht op het telen van bomen, struiken en aanverwante gewassen;
30. bosbouw:
het geheel van bedrijfsmatig handelen en van activiteiten gericht op de instandhouding en ontwikkeling van bestaande respectievelijk nieuwe bossen ten behoeve van (de functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu en recreatie;
31. bouwblok:
een aaneengesloten gebied binnen een agrarische bedrijfskavel waarbinnen bouwwerken ten behoeve van een agrarisch bedrijf geconcentreerd worden opgericht;
32. bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
33. bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
34. bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
35. bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
36. bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
37. bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
38. cultuurgrond:
grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden, die hobbymatig in gebruik zijn en niet worden gebruikt ten behoeve van een agrarische bedrijfsvoering;
39. cultuurhistorische waarden:
de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;
40. detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
41. erotisch getinte vermaaksfunctie:
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaats vinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
42. evenement:
elke voor publiek buiten de daartoe ingerichte inrichtingen toegankelijke festiviteit, grootschalige sportwedstrijd, auto- of motorcrosswedstrijd, optocht, georganiseerd vuurwerk en alle overige tot vermaak en recreatie bedoelde activiteiten, met uitzondering van markten als bedoeld in de Gemeentewet, kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen en betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;
43. (extensief) dagrecreatief medegebruik:
een (extensief) dagrecreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, de aanleg van een vissteiger of een picknickplaats of een naar de aard daarmee gelijk te stellen medegebruik;
44. fruitteelt:
de teelt of het kweken van fruit aan houtige gewassen;
45. gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
46. gebruiksgerichte paardenhouderij:
een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het africhten, het opleiden en het trainen, alsmede het opvangen en stallen van paarden en/of pony's in de vorm van een paardenpension, al dan niet in combinatie met elkaar;
47. geluidsbelasting:
de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;
48. geluidsgevoelige objecten:
gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;
49. geluidsgevoelige functies:
in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of een terrein als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt;
50. geluidszoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;
51. geomorfologische waarden:
de waarden van de gronden vanwege de ontstaansgeschiedenis van de vormen van het aardoppervlak, welke waarden worden bepaald door de herkenbaarheid van de vormen;
52. glastuinbouwbedrijf:
een in hoofdzaak niet-grondgebonden agrarisch bedrijf dat is gericht op het telen van gewassen, waarbij de productie in kassen plaatsvindt;
53. groepsaccommodatie:
een groepsverblijf met meer dan tien slaapplaatsen, niet zijnde mobiele kampeeronderkomens of stacaravans, in hoofdzaak bestemd voor en gebezigd door groepen als kort verblijf, inclusief lichte en ondergeschikte horeca;
54. grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:
een agrarische bedrijfsvoering die al dan niet met beweiding hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt, waarbij het gebruik van agrarische gronden noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf, zoals een melkrundveehouderijbedrijf, een akkerbouwbedrijf, een productiegerichte paardenhouderij, biologische bedrijven, waarbij dieren worden gehouden overeenkomstig de regels die krachtens artikel 2 van de bestaande Landbouwkwaliteitswet zijn gesteld ten aanzien van de biologische productiemethoden, en naar de aard daarmee gelijk te stellen agrarische bedrijven;
55. kleinschalig houden van vee:
het houden van ten hoogste 25 groothoevige dieren (zoals paarden/runderen) of 50 kleinhoevige dieren (zoals schapen/geiten) dan wel een combinatie daarvan waarbij nooit meer dan 50 hoevige dieren aanwezig zijn;
56. hogere grenswaarde:
een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;
57. hoofdgebouw:
een gebouw, dat gelet op de bestemming, als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
58. horecabedrijf en/of -instelling:
een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
59. houtteelt:
de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe ontheffing is verleend van de meldings- en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet, zoals die gold op het moment van onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan;
60. huishouden:
een zelfstandig(e) dan wel samenwonend persoon of groep van personen die binnen een complex van ruimten gebruik maken van dezelfde voorzieningen zoals een keuken, sanitaire voorzieningen en de entree;
61. intensief kwekerijbedrijf:
een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering in de vorm van het telen van gewassen, zoals een paddenstoelenkwekerij, een wormen- en/of madenkwekerij, een viskwekerij, een witlofkwekerij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen met (nagenoeg) geen gebruik van daglicht;
62. intensief veehouderijbedrijf:
een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering in de vorm van het houden van dieren, zoals een rundveemesterij (exclusief vetweiderij), een varkens-, vleeskalver-, pluimvee- of pelsdierhouderij, of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen met (nagenoeg) geen weidegang;
63. kampeermiddel:
een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
64. kampeerterrein:
een terrein ter beschikking gesteld voor het plaatsen dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen;
65. kantine:
een ruimte waarin de bedrijfsuitoefening is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van maaltijden, eenvoudige etenswaren en dranken;
66. kap:
een dak met een zekere helling;
67. karakteristiek bijgebouw:
een bijgebouw dat in samenhang met het hoofdgebouw een belangrijke, cultuurhistorisch ensemble vormt, zoals nader omschreven in paragraaf 6.5.1. van de toelichting;
68. kas:
een bouwwerk, niet zijnde een tunnelkas of een naar de aard daarmee vergelijkbaar bouwwerk, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander licht doorlatend materiaal, dienend tot het kweken van groente, vruchten, bloemen, bomen, struiken of planten;
69. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten, geen detailhandel zijnde en prostitutie, zoals genoemd in bijlage 6 bij deze regels;
70. kleinschalige duurzame energiewinning:
energie die gewonnen wordt uit kleinschalige perceelsgebonden bronnen, niet zijnde windturbines, waarbij weinig tot geen schadelijke milieueffecten optreden bij winning en omzetting en die in onuitputtelijke hoeveelheden beschikbaar is, zoals zon, wind, water, biomassa, aard- en omgevingswarmte;
71. kunstveld:
locatie waar kunstobjecten worden geschapen en geëxposeerd;
72. kwekerijbedrijf:
een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die specifiek is gericht op het telen van bomen, struiken, (tuin)planten en aanverwante gewassen, zoals een boomkwekerijbedrijf, een sierteeltbedrijf, een fruitteeltbedrijf en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven;
73. kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;
74. landgoed:
geheel of gedeeltelijk met bossen of andere houtopstanden bezette onroerende zaak - daaronder begrepen die waarop een buitenplaats of andere, bij het karakter van het landgoed passende opstallen voorkomen - voorzover het blijven voortbestaan van die onroerende zaak in zijn karakteristieke verschijningsvorm voor het behoud van het natuurschoon wenselijk is;
75. landschappelijke waarden:
de cultuurhistorische en de visuele waarden van het landschap. Bij de afweging van het begrip landschappelijke waarden zal het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld steeds onderdeel van het toetsingskader zijn;
76. lawaaisporten:
schietsporten, auto- en motorcross, modelvliegen, en naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen sporten;
77. maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, medische en sociaal-medische voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van opvang van mensen en dieren én voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening;
78. manege-activiteiten:
bedrijfsactiviteiten met een publieksgericht karakter, die zijn gericht op het bieden van gelegenheid tot het berijden en verzorgen van paarden en pony's (waaronder het lesgeven, de verhuur of het organiseren van wedstrijden en/of andere hippische evenementen);
79. mest- en/of organische (bij)productvergisting:
het onder gecontroleerde omstandigheden (volledig afgesloten van lucht) afbreken van organische verbindingen door bacteriën waarbij methaangas vrijkomt;
80. mestopslag:
een werk of een bouwwerk ten behoeve van de opslag van mest;
81. molenbeschermingszone:
aangewezen gebied waarbinnen het zicht op de molen en de vrije windtoetreding beschermd worden;
82. natuurlijke waarden:
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied (bij de afweging van het begrip natuurlijke waarden zullen de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet steeds onderdeel van het toetsingskader zijn);
83. niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:
een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk in gebouwen plaatsvindt, en die als zodanig niet afhankelijk is van agrarische gronden als productiemiddel, zoals een intensief kwekerijbedrijf of een intensief veehouderijbedrijf;
84. normaal agrarisch gebruik:
het regulier gebruik, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor het agrarisch gebruik van de gronden;
85. normaal bosbeheer:
het onderhoud en beheer, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goede instandhouding van de cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke waarden van de bosgebieden;
86. normaal natuurbeheer:
het onderhoud en beheer, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goede instandhouding van de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de natuurgebieden;
87. normaal onderhoud:
het onderhoud, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;
88. ondergeschikte lichte horeca:
horeca die ondergeschikt en gerelateerd is aan de bestemming en tot doel heeft het verstrekken van kleine etenswaren en dranken. Tot ondergeschikte horeca worden mede gerekend mobiele horecastands, drankautomaten, en dergelijke;
89. opgaande meerjarige teelt:
de meerjarige teelt van opgaande sierbeplanting als heesters en struiken, het kweken van fruit aan houtige gewassen en naar de aard daarmee gelijk te stellen vormen van opgaande teelt van meerjarige gewassen;
90. overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden dan wel met ten hoogste één wand;
91. peil:
- a. indien op het land wordt gebouwd:
- 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
- de bouwhoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- 2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
- de bouwhoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
92. productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, geteeld, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie al dan niet in combinatie met de verkoop van streekeigen goederen;
93. productiegerichte paardenhouderij:
een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het houden van paarden, waarbij al dan niet in ondergeschikte mate het africhten en de handel van paarden plaatsvindt;
94. prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;
95. prostitutiebedrijf:
een gebouw, voer- of vaartuig, dan wel enig gedeelte daarvan, geheel of gedeeltelijk bestemd, dan wel in gebruik voor het daar uitoefenen van prostitutie;
96. recreatieappartement:
het geheel van bijbehorende vertrekken als afzonderlijk gemeubileerde woongelegenheid, bedoeld voor verblijfsrecreatie, als onderdeel van een (andere) hoofdfunctie;
97. recreatieve bewoning:
de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;
98. recreatiewoning:
een gebouw dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning en waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.
99. relatie:
een figuur dat twee afzonderlijk weergegeven delen van een agrarische bedrijfskavel of een bestemmingsvlak met elkaar verbindt, zodanig dat voor toepassing van de regels sprake is van één agrarische bedrijfskavel of bestemmingsvlak;
100. risicogevoelig bouwwerk cq. object
een bouwwerk c.q. object, waaronder terreinen, die bestemd zijn voor het regelmatig verblijf van mensen, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag;
101. risicovolle inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
102. schuilstalling:
een vrij in het open veld staande stalling, die wordt gebruikt voor het bieden van schuilgelegenheid voor vee, waarbij in geringe mate opslag van agrarische producten plaatsvindt;
103. seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie wordt verricht. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een sekstheater, een seksautomatenhal, of een parenclub, of een daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;
104. sierteelt:
de teelt van opgaande sierbeplanting als heesters en struiken;
105. silo:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van opslagdoeleinden;
106. tenthuisje:
een demontabele, lichte constructie met lichte materialen, waaronder tentdoek, voor vier tot zes personen met slaap-, kook- en zitgelegenheid, niet bedoeld voor de huisvesting van groepen;
107. trekkershut:
een houten blokhut voor vier tot zes personen met slaap-, kook- en zitgelegenheid ten behoeve van een kortstondig recreatief nachtverblijf voor passanten, niet bedoeld voor de huisvesting van groepen;
108. tunnelkas:
elke constructie van hout, metaal of ander materiaal, welke met plastic of in gebruik daarmee overeenstemmend materiaal is afgedekt en dient als teeltondersteuning voor bedekte teelten;
109. uitbouw:
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
110. vollegronds tuinbouwbedrijf:
een grondgebonden agrarisch bedrijf dat overwegend of uitsluitend is gericht op het telen van tuinbouwgewassen in de volle grond;
111. voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de feitelijke indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;
112. voorkeurgrenswaarde:
de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;
113. vuurwerkbedrijf:
een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op de vervaardiging of assemblage of de handel in vuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;
114. windmolen:
een bouwwerk ten behoeve van de opwekking van windenergie;
115. woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
116. woonhuis:
een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
117. zorgboerderij:
een zorgfunctie als hoofdtak waarbij de sociaal-medische opvang van personen, al dan niet in de vorm van het ter plaatse woonachtig zijn, gecombineerd wordt met agrarische activiteiten, in die zin dat de personen behulpzaam zijn bij de agrarische of natuurbeherende activiteiten.
Artikel 2 : Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
1. de dakhelling
langst het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2. de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
3. de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
4. de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
5. de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
6. de afstand tot de (bouw)perceelgrens
tussen de grenzen van een agrarische bedrijfskavel en een bepaald punt van het op dat agrarische bedrijfskavel voorkomend (hoofd)gebouw, waar die afstand het kortst is;
7. de bouwhoogte van een molen
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de molen;
8. bedrijfsvloeroppervlak
de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven, met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen, trappenhuizen, gangen en overige dienstruimten;
9. de onderlinge afstand
de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot enig punt van een ander gebouw;
10. bouwen op de erf- of perceelgrens
bij bouwen op de erf- of perceelgrens wordt een bouwwerk gemeten aan de kant waar het aansluitend afgewerkt terrein het hoogste is.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 : Agrarisch - 1
3.1. Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het agrarisch grondgebruik;
- b. de uitoefening van het agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel grondgebonden bedrijf”;
- c. de uitoefening van het agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel grondgebonden bedrijf” in combinatie met een museum, ter plaatse van de aanduiding “museum”;
- d. de uitoefening van het agrarisch bedrijf met een niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel niet-grondgebonden bedrijf”;
- e. de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering in combinatie met een niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel grondgebonden bedrijf met ondergeschikte intensieve tak”;
- f. de uitoefening van het agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel kwekerijbedrijf”;
- g. het wonen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering ter plaatse van een agrarische bedrijfskavel;
- h. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van karakteristieke bijgebouwen;
waarbij, indien de gronden op de verbeelding zijn voorzien van de aanduiding "karakteristiek", de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm wordt nagestreefd;
- i. een werkschuur ten behoeve van agrarische werkzaamheden, ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - gebouwen";
- j. een schuur, ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - schuur";
met daaraan ondergeschikt:
- k. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke, geomorfologische en cultuurhistorische waarden;
- l. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van kleine natuur- en landschapselementen;
- m. doeleinden van natuurontwikkeling en agrarisch natuurbeheer;
- n. cultuurgrond;
- o. nutsvoorzieningen;
- p. kleinschalige duurzame energiewinning;
- q. extensief dagrecreatief medegebruik van bestaande infrastructuur en voorzieningen;
- r. wegen, paden en overige oppervlakteverhardingen;
- s. beken, plassen, poelen, vennen, sloten en/of andere watergangen en/of -partijen al dan niet mede bestemd voor waterberging;
- t. terreinen voor evenementen;
- u. agrarische wasplaatsen, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - wasplaats”;
met de daarbijbehorende:
- v. bedrijfsgebouwen en overkappingen;
- w. bedrijfswoningen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep, een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit en/of kinderopvang;
- x. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2. Bouwregels
Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegevoegd.
3.3. Specifieke nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van bouwwerken en de vormgeving van een aaneengesloten bouwblok ten behoeve van een goede aansluiting bij de landschappelijke karakteristiek en/of de landschappelijke hoofdstructuur, de bebouwingsstructuur, de woonsituatie en de natuurwaarden, waarbij telkens het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld toetsingskader zal zijn.
3.4. Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 3.2.1 onder b in die zin dat er kassen worden gebouwd, mits:
- 1. de gezamenlijke oppervlakte van de kassen per aaneengesloten bouwblok ten hoogste 500 m² zal bedragen, tenzij de gronden zijn voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel kwekerijbedrijf”, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte van de kassen per aaneengesloten bouwblok ten hoogste 2.500 m² zal bedragen;
- 2. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 10.000 m² zal bedragen;
- 3. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- b. het bepaalde in lid 3.2.1 onder c in die zin dat het aaneengesloten bouwblok, uitsluitend ten behoeve van grondgebonden bedrijfsmatige activiteiten ter plaatse van de aanduiding van een agrarische bedrijfskavel met een minimale omvang van 2 hectare, wordt vergroot, mits:
- 1. deze vergunning uitsluitend wordt verleend ter plaatse van de aanduidingen “specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel grondgebonden bedrijf” en “specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel grondgebonden bedrijf met ondergeschikte intensieve tak”;
- 2. de oppervlakte van het aaneengesloten bouwblok wordt vergroot tot ten hoogste 2 hectare ter plaatse van de aanduiding voor een agrarische bedrijfskavel;
- 3. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 10.000 m² zal bedragen;
- 4. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- 5. er zicht is op een langdurige vergroting van de productieomvang als gevolg van schaalvergroting of extensivering/verbreding van de bedrijfsactiviteiten en de noodzakelijkheid van de bedrijfsuitbreiding is aangetoond;
- 6. er binnen het bestaande aaneengesloten bouwblok geen ruimte meer is voor de benodigde uitbreiding;
- 7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke waarden, de geomorfologische, cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- 8. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm;
- c. het bepaalde in lid 3.2.1 onder c in die zin dat gebouwen en overkappingen buiten het aaneengesloten bouwblok worden gebouwd, mits:
- 1. deze gebouwen of overkappingen uitsluitend in de functie van schuilstallen voor het hobbymatig houden van vee worden gebouwd;
- 2. deze vergunning niet wordt verleend indien de gronden binnen een afstand van 250 m van het bouwperceel van de houder van het vee zijn gelegen;
- 3. er ten hoogste één gebouw of overkapping per houder van hobbymatig vee wordt gebouwd;
- 4. de goothoogte van een gebouw of een overkapping ten hoogste 2,50 m zal bedragen;
- 5. de bouwhoogte van een gebouw of een overkapping ten hoogste 3,50 m zal bedragen;
- 6. de oppervlakte van een gebouw of een overkapping ten hoogste:
- 25 m² zal bedragen indien de houder van het vee beschikt over een oppervlakte van 1 tot 2 hectare cultuurgrond;
- 50 m² zal bedragen indien de houder van het vee beschikt over een oppervlakte van 2 hectare of meer cultuurgrond;
- 7. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- 8. als voorwaarde wordt gesteld dat bij beëindiging van het gebruik van een gebouw of een overkapping als schuilstal voor het houden van vee het gebouw wordt verwijderd en het agrarisch gebruik van de gronden wordt hersteld;
- 9. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- d. het bepaalde in lid 3.2.1 onder d in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van een ondergeschikte intensieve tak, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel grondgebonden bedrijf met ondergeschikte intensieve tak”, wordt vergroot tot ten hoogste 3000 m², mits:
- 1. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 10.000 m² zal bedragen;
- 2. de noodzaak tot vergroting voortvloeit uit het realiseren van een volwaardige neventak dan wel uit gewijzigde wet- en regelgeving;
- 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- e. het bepaalde in lid 3.2.1 onder i in die zin dat een bedrijfsgebouw wordt gebouwd met een oppervlakte groter dan 500 m², mits:
- 1. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 10.000 m² zal bedragen;
- 2. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- f. het bepaalde in lid 3.2.1 onder i in die zin dat de goot- en/of bouwhoogte van bedrijfsgebouwen wordt vergroot tot ten hoogste 5,50 m respectievelijk 14,00 m, mits:
- 1. deze omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend als gevolg van milieumaatregelen en/of ten behoeve van het verbeteren van het dierenwelzijn;
- 2. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- g. het bepaalde in lid 3.2.1 onder i in die zin dat bedrijfsgebouwen worden gebouwd in de vorm van serrestallen of naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsgebouwen, mits:
- 1. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- h. het bepaalde in lid 3.2.2 onder a in die zin dat mestsilo's, -bassins of platen buiten het aaneengesloten bouwblok worden gebouwd, mits:
- 1. de diameter van een mestsilo ten hoogste 25,00 m zal bedragen;
- 2. de oppervlakte van een mestbassin of plaat, inclusief opstaande randen, ten hoogste 750 m² zal bedragen;
- 3. de bouwhoogte van een mestsilo ten hoogste 4,00 m, exclusief afdekking, zal bedragen;
- 4. de bouwhoogte van de opstaande randen van een mestbassin of plaat ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
- 5. tevens de in lid 3.6 onder c genoemde vergunning is verleend;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.5. Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van mestvergisting en naar de aard daarmee gelijk te stellen activiteiten anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
- b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor niet-agrarische bedrijvigheid, anders dan bij het wonen toegestane beroepen en bedrijven, tenzij de gronden daarvoor specifiek zijn aangeduid dan wel anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
- c. het opslaan van mest, hooibalen en/of andere agrarische producten buiten het aaneengesloten bouwblok, met uitzondering van tijdelijke opslag van landbouwproducten (maximaal zes maanden per jaar), tenzij in de bestaande situatie opslag buiten een aaneengesloten bouwblok is gesitueerd, in welk geval de opslag van mest, hooibalen en/of andere agrarische producten op de bestaande locatie is toegestaan;
- d. het opslaan van agrarische producten binnen de agrarische bedrijfskavel voor zover het gronden betreft die gelegen zijn voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het dichtst bij de weg gelegen gebouw, tenzij in de bestaande situatie opslag voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het dichtst bij de weg gelegen gebouw is gesitueerd, in welk geval de opslag op de bestaande locatie is toegestaan;
- e. het opslaan van niet-agrarische producten, auto's, caravans en boten anders dan in gebouwen;
- f. het gebruik van spoelplaatsen ten behoeve van de bollenteelt buiten de aaneengesloten bouwblokken;
- g. het gebruik van gronden als agrarische wasplaats buiten de gronden die zijn voorzien van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - wasplaats";
- h. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en/of de aanleg van wegen en paden anders dan ten behoeve van het agrarisch gebruik (buiten het bouwblok) of de bereikbaarheid van bebouwde agrarische percelen;
- i. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van niet-grondgebonden agrarische bedrijfsactiviteiten, tenzij de gronden zijn voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel niet-grondgebonden bedrijf” of de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel grondgebonden bedrijf met ondergeschikte intensieve tak”;
- j. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één bedrijfswoning ontstaat, tenzij de gronden zijn voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van wonen - twee woningen” in welk geval twee bedrijfswoningen zijn toegestaan;
- k. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
- l. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
- m. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, aan- of uitbouw of aangebouwd bijgebouw voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
- 1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
- 2. de beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de oppervlakte van de bedrijfswoning, de aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 100 m²;
- 3. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
- 4. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
- n. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
- o. het gebruik van een bedrijfswoning voor kinderopvang waarbij meer dan zes kinderen, inclusief de eigen kinderen, worden opgevangen;
- p. het gebruik van gronden ten behoeve van de sierteelt, fruitteelt, boomteelt, houtteelt, of overige opgaande meerjarige teeltvormen hoger dan 1,50 m, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
- q. het diepploegen, mengwoelen of anderszins onomkeerbaar wijzigen van de bodemstructuur, ter plaatse van de aanduiding "Wro-zone - wijzigingsgebied 2";
- r. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak met de daarbijbehorende bouwwerken, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
- s. het gebruik van de gronden ten behoeve van containerteelt anders dan bij een boomteeltbedrijf, voorzover:
- 1. de gronden niet aansluitend zijn gelegen aan het aaneengesloten bouwblok van het betreffende boomteeltbedrijf met de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel kwekerijbedrijf”;
- 2. de oppervlakte van de gronden ten behoeve van de containerteelt per boomteeltbedrijf meer bedraagt dan 1.5 hectare;
- t. het gebruik van een tweede bouwlaag of meer voor het houden van dieren ten behoeve van een niet-grondgebonden bedrijfsvoering;
- u. het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van de uitbreiding van de bestaande veestapel waarbij een toename plaatsvindt van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, als de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten bij gevolg kan verslechteren of er een significant effect kan zijn op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.
3.6. Afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 3.5 onder a in die zin dat de uitoefening van een agrarisch bedrijf, al dan niet in samenhang met bouwactiviteiten, wordt gecombineerd met het vergisten van mest en het verhandelen van de daarbij vrijkomende energie, indien sprake is van één van de volgende wijzen van mestvergisting:
- a. het bedrijf verwerkt in hoofdzaak eigen geproduceerde mest en voegt eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toe; de co-vergiste mest wordt op de tot het bedrijf behorende gronden gebruikt en naar derden afgevoerd;
- b. het bedrijf verwerkt aangevoerde mest geproduceerd door derden en voegt eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toe; de co-vergiste mest wordt op de tot het bedrijf behorende gronden gebruikt,
mits:
- 1. de gronden ter plaatse zijn voorzien van een aanduiding voor een agrarische bedrijfskavel;
- 2. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 3. de gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken ten behoeve van de (bedrijfseigen) mest- en/of organische (bij)productvergisting ten hoogste 2500 m² zal bedragen en de bouwwerken worden gebouwd binnen het aaneengesloten bouwblok;
- 4. de capaciteit van de vergisting ten hoogste 100 ton per dag bedraagt;
- 5. de bouwhoogte van een mest- en/of organische (bij)productvergistingsinstallatie ten hoogste 10,00 m zal bedragen;
- 6. er sprake is van een agrarische bedrijfskavel, gelegen aan een weg, die berekend is op zwaar verkeer;
- 7. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- 8. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- a. het bepaalde in lid 3.5 onder b en m in die zin dat de uitoefening van een agrarisch bedrijf, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, wordt gecombineerd met een ondergeschikte tweede tak of een deeltijdfunctie in de vorm van de in bijlage 1 opgenomen bedrijvigheid, mits:
- 1. de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding voor een agrarische bedrijfskavel;
- 2. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 3. de gezamenlijke oppervlakte die wordt gebruikt ten behoeve van de ondergeschikte tweede tak of de deeltijdfunctie ten hoogste 350 m² bedraagt, tenzij er sprake is van een paardenhouderij in welk geval de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 500 m² zal bedragen;
- 4. er sprake is van een ligging aan een weg, die geschikt is voor een eventuele toename van (zwaar) verkeer;
- 5. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- b. het bepaalde in lid 3.5 onder c in die zin dat gronden en bouwwerken buiten het aaneengesloten bouwblok al dan niet binnen de agrarische bedrijfskavel worden gebruikt voor het opslaan van mest, mits;
- 1. dit om bedrijfseconomische, ontsluitings- of milieuredenen, bijvoorbeeld vanwege de nabijheid van woningen, noodzakelijk is;
- 2. de opslag van mest binnen de agrarische bedrijfskavel dan wel direct aansluitend op de agrarische bedrijfskavel wordt gesitueerd;
- 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de landschappelijk en natuurlijke waarden, de geomorfologische, de archeologische en cultuurhistorische waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- c. het bepaalde in lid 3.5 onder f in die zin dat spoelplaatsen ten behoeve van de bollenteelt buiten een aaneengesloten bouwblok of de specifieke aangeduide wasplaatsen al dan niet binnen de agrarische bedrijfskavel worden aangelegd, mits:
- 1. deze vergunning eveneens niet wordt verleend op gronden die zijn voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' of 'Waarde- Landschap 1';
- 2. er sprake is van een goede en veilige verkeersontsluiting van het perceel;
- 3. er sprake is van een goede inpassing in het landschap overeenkomstig het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld;
- 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- d. het bepaalde in lid 3.5 onder j in die zin dat een bestaande bedrijfswoning, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, wordt gebruikt voor de huisvesting van meer dan één huishouden, mits:
- 1. deze vergunning uitsluitend wordt verleend ten behoeve van de huisvesting van een tweede (huishouden van een) persoon;
- 2. de bestaande bouwmassa niet wordt vergroot en er niet meer dan twee bedrijfswoningen worden gevestigd;
- 3. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- e. het bepaalde in lid 3.5 onder p in die zin dat de gronden ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering worden gebruikt voor sierteelt, fruitteelt, boomteelt, houtteelt of overige opgaande meerjarige teeltvormen, mits:
- 1. deze vergunning uitsluitend wordt verleend indien de gronden aansluiten op bestaande opgaande landschapselementen;
- 2. deze vergunning niet wordt verleend op gronden die ter plaatse zijn voorzien van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Beschermddorpsgezicht', 'Waarde - Cultuurhistorie', 'Waarde - Landschap 1' en 'Waarde - Landschap 2';
- 3. een minimale afstand van 10,00 m wordt aangehouden tot aangrenzende agrarische productiegronden en woonbestemmingsgrenzen in verband met schaduwwerking;
- 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan landschappelijke, natuurlijke, geomorfologische en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- f. het bepaalde in lid 3.5 onder r in die zin dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak ten behoeve van het eigen hobbymatige gebruik met de daarbijbehorende bouwwerken, mits:
- 1. de paardrijbak zoveel mogelijk binnen een agrarische bedrijfskavel dan wel daaraan grenzend, dan wel direct grenzend aan een bestemmingsvlak met bebouwing, ten hoogste 30 m vanaf de bestemmingsgrens of de grens van de agrarische bedrijfskavel, wordt gesitueerd;
- 2. bij beëindiging van het gebruik van de paardrijbak het agrarisch gebruik wordt hersteld;
- 3. er vanwege een paardrijdbak geen onevenredige hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor de nabijgelegen woonhuizen of woningen van derden;
- 4. de afstand tot een woonhuis van derden ten minste 15,00 m bedraagt;
- 5. de oppervlakte van de paardrijbak ten hoogste 800 m2 bedraagt;
- 6. een omheining uitsluitend transparant wordt toegepast met een maximale bouwhoogte van 1,80 m;
- 7. de paardrijbak niet wordt voorzien van bestrating of andere verharding;
- 8. er geen onevenredige verstoring van het bodemarchief wordt veroorzaakt;
- 9. er ten hoogste 4 lichtmasten worden geplaatst;
- 10. de bouwhoogte van lichtmasten ten hoogste 5,00 m bedraagt en de lichtmasten direct grenzend aan de paardrijbak worden geplaatst, waarbij de lichtuitstraling gericht is op de paardrijbak;
- 11. er sprake is van een goede inpassing in het landschap overeenkomstig het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld;
- 12. een paardrijbak niet aangelegd wordt achter een naburig perceel;
- 13. er ten hoogste één paardrijbak per perceel wordt toegestaan;
- 14. er geen bomen en/of houtgewassen worden gekapt, gerooid of geveld ten behoeve van de aanleg van de paardrijbak;
- 15. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet worden beperkt;
- g. het bepaalde in lid 3.5 onder u in die zin dat bij een uitbreiding van de veestapel op een agrarisch bedrijf of een paardenhouderijbedrijf de ammoniakemissie toeneemt, mits:
- 1. bij gebruik van nieuwe stalruimte het in aanmerking komende beste beschikbare stalsysteem wordt toegepast om emissie van ammoniak te beperken èn de toename van de ammoniakemissie wordt gecompenseerd door middel van mitigerende maatregelen, of anderszins wordt aangetoond dat de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten bij gevolg niet zal verslechteren en er geen significant verstorend effect zal zijn op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied. Onder een mitigerende maatregel als hiervoor bedoeld wordt mede begrepen:
- compensatie door middel van een minimaal gelijkwaardige afname van de bestaande depositie op hetzelfde kwetsbare gebied, afkomstig van één of meer andere agrarische bedrijven;
- compensatie door middel van het realiseren van een minimaal gelijkwaardige vermindering van de kwetsbaarheid van de betreffende habitat, door het (doen) treffen van inrichting- en beheermaatregelen.
- 1. bij gebruik van nieuwe stalruimte het in aanmerking komende beste beschikbare stalsysteem wordt toegepast om emissie van ammoniak te beperken èn de toename van de ammoniakemissie wordt gecompenseerd door middel van mitigerende maatregelen, of anderszins wordt aangetoond dat de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten bij gevolg niet zal verslechteren en er geen significant verstorend effect zal zijn op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied. Onder een mitigerende maatregel als hiervoor bedoeld wordt mede begrepen:
3.7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.8. Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in dié zin dat:
Vergroten intensieve neventak
- a. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen voor een ondergeschikte intensieve tak, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel grondgebonden bedrijf met ondergeschikte intensieve tak”, al dan niet met inbegrip van het daarbinnen gelegen aaneengesloten bouwblok, wordt vergroot tot ten hoogste 4000 m², mits:
- 1. de noodzaak tot vergroting voortvloeit uit het realiseren van een volwaardige neventak dan wel uit gewijzigde wet- en regelgeving;
- 2. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 10.000 m² zal bedragen;
- 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
Vergroten agrarische bedrijfskavel grondgebonden agrarisch bedrijf
- b. een agrarische bedrijfskavel voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel grondgebonden bedrijf” of de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel grondgebonden bedrijf met ondergeschikte intensieve tak”, ten behoeve van de grondgebonden agrarische bedrijfsvoering met inbegrip van het daarbinnen gelegen aaneengesloten bouwblok wordt vergroot, mits:
- 1. de oppervlakte van de agrarische bedrijfskavel met inbegrip van het daarbinnen gelegen aaneengesloten bouwblok wordt vergroot tot ten hoogste 3 hectare, dan wel indien de agrarische bedrijfskavel reeds een omvang heeft van 3 hectare, het bouwblok wordt vergroot tot ten hoogste 3 hectare;
- 2. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 10.000 m² zal bedragen;
- 3. er zicht is op een langdurige vergroting van de productieomvang als gevolg van schaalvergroting of extensivering/verbreding van de bedrijfsactiviteiten en de noodzakelijkheid van de bedrijfsuitbreiding is aangetoond;
- 4. er binnen de bestaande agrarische bedrijfskavel geen ruimte meer is voor de benodigde uitbreiding;
- 5. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bedrijfskavel en de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke waarden, de archeologische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- 7. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm;
Vergroten agrarische bedrijfskavel kwekerijbedrijf
- c. een agrarische bedrijfskavel voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel kwekerijbedrijf” met inbegrip van het daarbinnen gelegen aaneengesloten bouwblok wordt vergroot, mits:
- 1. de oppervlakte van de agrarische bedrijfskavel met inbegrip van het daarbinnen gelegen aaneengesloten bouwblok wordt vergroot tot ten hoogste 1,50 hectare;
- 2. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 10.000 m² zal bedragen;
- 3. er zicht is op een langdurige vergroting van de productieomvang als gevolg van schaalvergroting of extensivering/verbreding van de bedrijfsactiviteiten en de noodzakelijkheid van de bedrijfsuitbreiding is aangetoond;
- 4. er binnen de bestaande agrarische bedrijfskavel geen ruimte meer is voor de benodigde uitbreiding;
- 5. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bedrijfskavel en de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke waarden, de archeologische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- 7. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm;
Vergroten agrarische bedrijfskavel niet-grondgebonden bedrijf
- d. een agrarische bedrijfskavel voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel niet-grondgebonden bedrijf” met inbegrip van het daarbinnen gelegen aaneengesloten bouwblok wordt vergroot, mits:
- 1. de oppervlakte van de agrarische bedrijfskavel met inbegrip van het daarbinnen gelegen aaneengesloten bouwblok wordt vergroot tot ten hoogste 3 hectare;
- 2. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 12.000 m² zal bedragen;
- 3. er zicht is op een langdurige vergroting van de productieomvang als gevolg van schaalvergroting of extensivering/verbreding van de bedrijfsactiviteiten en/of de vergroting voortvloeit uit aanpassingen als gevolg van gewijzigde wet- en regelgeving en de noodzakelijkheid van de bedrijfsuitbreiding is aangetoond;
- 4. er binnen de bestaande agrarische bedrijfskavel geen ruimte meer is voor de benodigde uitbreiding;
- 5. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bedrijfskavel en de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke waarden, de archeologische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- 7. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm;
Nieuw agrarische bedrijfskavel grondgebonden agrarisch bedrijf
- e. de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel grondgebonden bedrijf” ter plaatse wordt aangebracht, mits:
- 1. de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel niet-grondgebonden agrarisch bedrijf”, “specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel kwekerijbedrijf” of “specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel grondgebonden bedrijf met ondergeschikte intensieve tak” ter plaatse wordt verwijderd, indien de bedrijfsactiviteiten van het betreffende bedrijf op de bestaande agrarische bedrijfskavel zijn beëindigd, dan wel vestiging op een bestaande agrarische bedrijfskavel niet mogelijk is, in welk geval een nieuwe aanduiding wordt gelegd;
- 2. deze wijziging niet wordt toegepast op gronden ter plaatse van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht', 'Waarde -Cultuurhistorie' en 'Waarde - Landschap 1';
- 3. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 10.000 m² zal bedragen;
- 4. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bedrijfskavel en de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- 5. er een zodanige bedrijfsopzet is dat het bedrijf ook op langere termijn perspectief biedt als zelfstandig bedrijf;
- 6. de omvang van de agrarische bedrijfskavel met inbegrip van het daarbinnen gelegen aaneengesloten bouwblok maximaal 3 hectare zal bedragen;
- 7. de mest-, natuur- en milieuwetgeving het nieuwe bedrijf mogelijk maken;
- 8. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke waarden, de geomorfologische, cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- 9. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm;
Nieuw agrarische bedrijfskavel kwekerijbedrijf
- f. de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel kwekerijbedrijf” ter plaatse wordt aangebracht, mits:
- 1. de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel grondgebonden bedrijf” of de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel grondgebonden bedrijf met ondergeschikte intensieve tak” ter plaatse wordt verwijderd, indien de bedrijfsactiviteiten van het betreffende bedrijf op de bestaande agrarische bedrijfskavel zijn beëindigd;
- 2. deze wijziging niet wordt toegepast op gronden ter plaatse van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht', 'Waarde -Cultuurhistorie', 'Waarde - Landschap 1' en 'Waarde - Landschap 2';
- 3. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 10.000 m² zal bedragen;
- 4. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bedrijfskavel en de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- 5. er een zodanige bedrijfsopzet is dat het bedrijf ook op langere termijn perspectief biedt als zelfstandig bedrijf;
- 6. de omvang van de agrarische bedrijfskavel met inbegrip van het daarbinnen gelegen aaneengesloten bouwblok maximaal 1,5 hectare zal bedragen;
- 7. de mest-, natuur- en milieuwetgeving het nieuwe bedrijf mogelijk maken;
- 8. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke waarden, de geomorfologische, cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- 9. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm;
Functiewijziging agrarische bedrijfskavel naar wonen
- g. de bestemming 'Agrarisch - 1', uitsluitend voorzover ter plaatse voorzien van een agrarische bedrijfskavel, wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' of 'Wonen - Voormalige boerderijpanden' ten behoeve van een functieverandering van een agrarische bedrijfskavel, mits:
- 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 53 of 55 van overeenkomstige toepassing zijn;
- 2. de agrarische bedrijfskavel ter plaatse wordt verwijderd;
- 3. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 4. de voormalige bedrijfsgebouwen, die landschapsontsierend zijn, worden gesaneerd ten behoeve van de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
- 5. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning;
- 6. het voormalige boerderijpand of andere beeldbepalende bouwvormen als landschappelijk waardevolle verschijningsvorm worden gehandhaafd;
- 7. de omvang van het bestemmingsvlak ten behoeve van het wonen ten hoogste 2.000 m² zal bedragen;
- 8. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
Wijziging Ruimte-voor-Ruimte-Regeling
- h. de bestemming 'Agrarisch - 1', uitsluitend voorzover ter plaatse voorzien van een agrarische bedrijfskavel, wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' of 'Wonen - Voormalige boerderijpanden' ten behoeve van compensatie, mits:
- 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 53 of 55 van overeenkomstige toepassing zijn;
- 2. de agrarische bedrijfsfunctie ter plaatse is beëindigd en de agrarische bedrijfskavel ter plaatse wordt verwijderd;
- 3. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 4. op de betreffende voormalige agrarische bedrijfskavel ten minste 750 m² aan voormalige agrarische bedrijfsgebouwen, niet zijnde cultuurhistorisch waardevolle en/of karakteristieke gebouwen, wordt gesloopt, ten behoeve van de bouw van maximaal één woonhuis;
- 5. bij toepassing van de sloop alle bouwwerken, niet zijnde de cultuurhistorisch waardevolle en/of karakteristieke gebouwen, van het perceel worden verwijderd, zodanig dat volledige sloop plaatsvindt en het perceel op een kwalitatief goed wijze, passend in het landschap, wordt ingericht overeenkomstig het gestelde in het BeeldkwaliteitsplanGemeente Westerveld;
- 6. het ter compensatie van de sloop nieuw te bouwen woonhuis direct achter of naast het voormalig boerderijpand wordt gebouwd;
- 7. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere waarde;
- 8. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke waarden, de geomorfologische, cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
Vergroten bestemmingsvlakken wonen
- i. de bestemming 'Agrarisch - 1' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' of 'Wonen - Voormalige boerderijpanden' ten behoeve van het vergroten van bestemmingsvlakken, mits:
- 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 53 of 55 van overeenkomstige toepassing zijn;
- 2. de oppervlakte van het betreffende bestemmingsvlak voor het wonen na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid ten hoogste 2.000 m² zal bedragen;
- 3. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 4. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat het bestemmingsvlak en de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- 5. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke waarden, de archeologische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
Verplaatsen bestemmingsvlakken wonen
- j. de bestemming 'Agrarisch - 1' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' of 'Wonen - Voormalige boerderijpanden' ten behoeve van het verplaatsen van bestemmingsvlakken, mits:
- 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 53 of 55 van overeenkomstige toepassing zijn;
- 2. het voormalige (deel van het) bestemmingsvlak ter plaatse wordt verwijderd en de betreffende gronden worden voorzien van de bestemming 'Agrarisch - 1';
- 3. de huidige ligging van het bestemmingsvlak belemmeringen oplevert voor de omgeving dan wel voor de bewoners zelf en er met een gewijzigde situering een verbetering kan worden bewerkstelligd;
- 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 5. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat het bestemmingsvlak en de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
Functieverandering agrarische bedrijfskavel naar niet-agrarische bedrijvigheid
- k. de bestemming 'Agrarisch - 1' uitsluitend voorzover ter plaatse voorzien van een agrarische bedrijfskavel, wordt gewijzigd in de bestemming 'Bedrijf', 'Bedrijf - Agrarisch loonbedrijf', 'Agrarisch - Paardenhouderij', 'Maatschappelijk- Zorgboerderij' of 'Sport - Manege' ten behoeve van een functieverandering van een agrarische bedrijfskavel, mits:
- 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid respectievelijk de regels van de artikelen 7, 8, 6, 31 of 44 van overeenkomstige toepassing zijn;
- 2. de agrarische bedrijfskavel ter plaatse wordt verwijderd;
- 3. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 4. de functie ondergebracht wordt in de bestaande, voormalig agrarisch gebruikte gebouwen, die aanwezig zijn op het moment van toepassing van deze wijziging en die ten minste drie jaar ten behoeve van het agrarisch gebruik in gebruik zijn geweest;
- 5. de wijzigingsbevoegdheid naar 'Sport - Manege' uitsluitend wordt toegepast, indien de vestiging plaatsvindt aansluitend aan de kleine kernen en het perceel op een goede wijze landschappelijk kan worden ingepast;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de externe veiligheid. Voor het beoordelen van de externe veiligheid wordt de regionale brandweer om advies gevraagd, in geval de functiewijziging betrekking heeft op een agrarische bedrijfskavel of een deel daarvan dat zich binnen 200 m van een risicobron bevindt;
- 7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
Uitbreiding van bestaande kampeerterreinen
- l. de bestemming 'Agrarisch - 1' wordt gewijzigd in de bestemming 'Recreatie -1' of 'Recreatie - 2' ten behoeve van de uitbreiding van een bestaand kampeerterrein, mits:
- 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 35 of 36 van overeenkomstige toepassing zijn;
- 2. bij toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van het compensatiebeginsel de spelregels EHS worden toegepast;
- 3. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 4. rekening wordt gehouden met voorzienbare nieuwe infrastructuur, dorpsuitbreidingen en (uitbreiding van) bedrijventerreinen;
- 5. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de terreinen en de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- 6. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm;
- 7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de externe veiligheid. Voor het beoordelen van de externe veiligheid wordt de regionale brandweer om advies gevraagd, in geval de functiewijziging betrekking heeft op een agrarische bedrijfskavel of een deel daarvan dat zich binnen 200 m van een risicobron bevindt;
- 8. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke waarden, de geomorfologische, de archeologische en cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 4 : Agrarisch - 2
4.1. Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het agrarisch grondgebruik;
- b. de uitoefening van het agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel grondgebonden bedrijf”;
- c. de uitoefening van het agrarisch bedrijf met een niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel niet-grondgebonden bedrijf”;
- d. de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering in combinatie met een niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel grondgebonden bedrijf met ondergeschikte intensieve tak”;
- e. de uitoefening van het agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel kwekerijbedrijf”;
- f. het wonen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering ter plaatse van een agrarische bedrijfskavel;
- g. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke, geomorfologische en cultuurhistorische waarden;
- h. doeleinden van natuurontwikkeling en agrarisch natuurbeheer;
- i. extensief dagrecreatief medegebruik van bestaande infrastructuur en voorzieningen;
- j. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van karakteristieke bijgebouwen;
waarbij, indien de gronden op de verbeelding zijn voorzien van de aanduiding "karakteristiek", de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm wordt nagestreefd;
- k. een vulpunt voor lpg, ter plaatse van de aanduiding “vulpunt lpg”;
- l. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van kleine natuur- en landschapselementen;
- m. een schuur, ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - schuur";
- n. een werkschuur ten behoeve van agrarische werkzaamheden, ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - gebouwen";
met daaraan ondergeschikt:
- o. cultuurgrond;
- p. nutsvoorzieningen;
- q. kleinschalige duurzame energiewinning;
- r. wegen, paden en overige oppervlakteverhardingen;
- s. beken, plassen, poelen, vennen, sloten en/of andere watergangen en/of -partijen al dan niet mede bestemd voor waterberging;
- t. terreinen voor evenementen;
- u. terreinen voor tijdelijk kamperen, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie - tijdelijk kampeerterrein”;
- v. defensiedoeleinden, ter plaatse van de aanduiding “militair oefenterrein”, waarbij de gronden worden gebruikt voor lichte militaire oefeningen in samenhang met het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden;
- w. een kunstveld, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van cultuur en ontspanning - kunstveld";
met de daarbijbehorende:
- x. bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen;
- y. bedrijfswoningen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep, een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit en/of kinderopvang;
- z. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2. Bouwregels
Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegevoegd.
4.3. Specifieke nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van bouwwerken en de vormgeving van een aaneengesloten bouwblok ten behoeve van een goede aansluiting bij het landschappelijk karakteristiek en/of de landschappelijke hoofdstructuur, de woonsituatie en de natuurwaarden, waarbij telkens het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld toetsingskader zal zijn.
4.4. Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 4.2.1 onder c in die zin dat het aaneengesloten bouwblok, uitsluitend ten behoeve van grondgebonden bedrijfsmatige activiteiten, ter plaatse van de aanduiding van een agrarische bedrijfskavel met een minimale omvang van 2 hectare, wordt vergroot, mits:
- 1. deze vergunning uitsluitend wordt verleend ter plaatse van de aanduidingen “specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel grondgebonden bedrijf” en “specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel grondgebonden bedrijf met ondergeschikte intensieve tak”;
- 2. de oppervlakte van het aaneengesloten bouwblok wordt vergroot tot ten hoogste 2 hectare ter plaatse van de aanduiding voor een agrarische bedrijfskavel;
- 3. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 10.000 m² zal bedragen;
- 4. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- 5. er zicht is op een langdurige vergroting van de productieomvang als gevolg van schaalvergroting of extensivering/verbreding van de bedrijfsactiviteiten en de noodzakelijkheid van de bedrijfsuitbreiding is aangetoond;
- 6. er binnen het bestaande aaneengesloten bouwblok geen ruimte meer is voor de benodigde uitbreiding;
- 7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke waarden, de geomorfologische, cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- 8. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm;
- b. het bepaalde in lid 4.2.1 onder c in die zin dat gebouwen en overkappingen buiten het aaneengesloten bouwblok worden gebouwd, mits:
- 1. deze gebouwen of overkappingen uitsluitend in de functie van schuilstallen voor het hobbymatig houden van vee worden gebouwd;
- 2. deze vergunning niet wordt verleend indien de gronden binnen een afstand van 250 m van het bouwperceel van de houder van het vee zijn gelegen;
- 3. er ten hoogste één gebouw of overkapping per hobbymatig houder van het vee wordt gebouwd;
- 4. de goothoogte van een gebouw of een overkapping ten hoogste 2,50 m zal bedragen;
- 5. de bouwhoogte van een gebouw of een overkapping ten hoogste 3,50 m zal bedragen;
- 6. de oppervlakte van een gebouw of een overkapping ten hoogste:
- 25 m² zal bedragen indien de houder van het vee beschikt over een oppervlakte van 1 tot 2 hectare cultuurgrond;
- 50 m² zal bedragen indien de houder van het vee beschikt over een oppervlakte van 2 hectare of meer cultuurgrond;
- 7. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- 8. als voorwaarde wordt gesteld dat bij beëindiging van het gebruik van een gebouw of een overkapping als schuilstal voor het houden van vee het gebouw wordt verwijderd en het agrarisch gebruik van de gronden wordt hersteld;
- 9. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- c. het bepaalde in lid 4.2.1 onder d in die zin dat de gezamenlijke staloppervlakte van gebouwen en overkappingen voor een ondergeschikte intensieve tak, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel grondgebonden bedrijf met ondergeschikte intensieve tak”, wordt vergroot, waarbij het bestaande aantal stuks dieren met ten hoogste 25% mag worden uitgebreid, mits:
- 1. deze vergunning uitsluitend wordt verleend ten behoeve van de verbetering van het dierenwelzijn en/of het verbeteren van de milieusituatie;
- 2. de uitbreiding van het aantal stuks dieren vanuit bedrijfseconomisch perspectief noodzakelijk is om de aanpassingen c.q. vergroting van de bebouwing ten behoeve van de verbetering van het dierenwelzijn en/of de milieusituatie te kunnen bekostigen;
- 3. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 10.000 m² zal bedragen;
- 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- d. het bepaalde in lid 4.2.1 onder i in die zin dat een bedrijfsgebouw wordt gebouwd met een oppervlakte groter dan 500 m², mits:
- 1. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 10.000 m² zal bedragen;
- 2. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- e. het bepaalde in lid 4.2.1 onder i in die zin dat de goot- en/of bouwhoogte van bedrijfsgebouwen wordt vergroot tot ten hoogste 5,50 m respectievelijk 14,00 m, mits:
- 1. deze omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend als gevolg van milieumaatregelen en/of ten behoeve van het verbeteren van het dierenwelzijn;
- 2. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- f. het bepaalde in lid 4.2.1 onder i in die zin dat bedrijfsgebouwen worden gebouwd in de vorm van serrestallen of naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsgebouwen, mits:
- 1. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- g. het bepaalde in lid 4.2.2 onder a in die zin dat mestsilo's, -bassins of platen buiten het aaneengesloten bouwblok worden gebouwd, mits:
- 1. de diameter van een mestsilo ten hoogste 25,00 m zal bedragen;
- 2. de oppervlakte van een mestbassin of plaat, inclusief opstaande randen, ten hoogste 750 m² zal bedragen;
- 3. de bouwhoogte van een mestsilo ten hoogste 4,00 m, exclusief afdekking, zal bedragen;
- 4. de bouwhoogte van de opstaande randen van een mestbassin of plaat ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
- 5. tevens de in lid 4.6 onder c genoemde vergunning is verleend;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.5. Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van mestvergisting en naar de aard daarmee gelijk te stellen activiteiten anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
- b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor niet-agrarische bedrijvigheid, anders dan bij het wonen toegestane beroepen en bedrijven tenzij de gronden daarvoor specifiek zijn aangeduid dan wel waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
- c. het opslaan van mest, hooibalen en/of andere agrarische producten buiten het aaneengesloten bouwblok, met uitzondering van tijdelijke opslag van landbouwproducten (maximaal zes maanden per jaar), tenzij in de bestaande situatie opslag buiten een aaneengesloten bouwblok is gesitueerd, in welk geval de opslag van mest, hooibalen en/of andere agrarische producten op de bestaande locatie is toegestaan;
- d. het opslaan van agrarische producten binnen de agrarische bedrijfskavel voor zover het gronden betreft die gelegen zijn voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het dichtst bij de weg gelegen bedrijfsgebouw, tenzij in de bestaande situatie opslag voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het dichtst bij de weg gelegen gebouw is gesitueerd, in welk geval de opslag op de bestaande locatie is toegestaan;
- e. het opslaan van niet-agrarische producten, auto's, caravans en boten anders dan in gebouwen;
- f. het gebruik van spoelplaatsen ten behoeve van de bollenteelt buiten de aaneengesloten bouwblokken;
- g. het plaatsen van tunnelkassen, blaastunnels, en naar de aard daarmee gelijk te stellen objecten anders dan bedoeld in lid 4.2.1 onder b;
- h. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en/of de aanleg van wegen en paden anders dan ten behoeve van het agrarisch gebruik (buiten het bouwblok) of de bereikbaarheid van bebouwde agrarische percelen;
- i. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van niet-grondgebonden agrarische bedrijfsactiviteiten, tenzij de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel niet-grondgebonden bedrijf” of de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel grondgebonden bedrijf met ondergeschikte intensieve tak”;
- j. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één bedrijfswoning ontstaat, tenzij de gronden zijn voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van wonen - twee woningen” in welk geval twee bedrijfswoningen zijn toegestaan;
- k. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
- l. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend dan wel tijdelijk kamperen indien de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie - tijdelijk kampeerterrein”;
- m. het gebruik van een tijdelijk kampeerterrein ten behoeve van het plaatsen van kampeermiddelen in de periode 1 november tot en met 14 maart;
- n. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
- 1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
- 2. de beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de oppervlakte van de bedrijfswoning, de aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 100 m²;
- 3. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
- 4. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
- o. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
- p. het gebruik van een bedrijfswoning voor kinderopvang waarbij meer dan zes kinderen, inclusief de eigen kinderen, worden opgevangen;
- q. het gebruik van gronden ten behoeve van de sierteelt, fruitteelt, boomteelt, houtteelt, of overige opgaande meerjarige teeltvormen hoger dan 1,50 m, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
- r. het diepploegen, mengwoelen of anderszins onomkeerbaar wijzigen van de bodemstructuur, ter plaatse van de aanduiding "Wro-zone - wijzigingsgebied 2";
- s. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak met de daarbijbehorende bouwwerken, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
- t. het gebruik van de gronden ten behoeve van containerteelt anders dan bij een boomteeltbedrijf, voorzover:
- 1. de gronden niet aansluitend zijn gelegen aan het aaneengesloten bouwblok van het betreffende boomteeltbedrijf met de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel kwekerijbedrijf”;
- 2. de oppervlakte van de gronden ten behoeve van de containerteelt per boomkwekerijbedrijf meer bedraagt dan 1.5 hectare;
- u. het gebruik van een tweede bouwlaag of meer voor het houden van dieren ten behoeve van een niet-grondgebonden bedrijfsvoering;
- v. het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van de uitbreiding van de bestaande veestapel waarbij een toename plaatsvindt van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, als de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten bij gevolg kan verslechteren of er een significant effect kan zijn op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.
4.6. Afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 4.5. onder a in die zin dat de uitoefening van een agrarisch bedrijf, al dan niet in samenhang met bouwactiviteiten, wordt gecombineerd met het vergisten van mest en het verhandelen van de daarbij vrijkomende energie, indien sprake is van één van de volgende wijzen van mestvergisting:
- a. het bedrijf verwerkt in hoofdzaak eigen geproduceerde mest en voegt eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toe; de co-vergiste mest wordt op de tot het bedrijf behorende gronden gebruikt en naar derden afgevoerd;
- b. het bedrijf verwerkt aangevoerde mest geproduceerd door derden en voegt eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toe; de co-vergiste mest wordt op de tot het bedrijf behorende gronden gebruikt,
mits:
- 1. de gronden ter plaatse zijn voorzien van een aanduiding voor een agrarische bedrijfskavel;
- 2. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 3. de gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken ten behoeve van de (bedrijfseigen) mest- en/of organische (bij)-productvergisting ten hoogste 2500 m² zal bedragen en de bouwwerken worden gebouwd binnen het aaneengesloten bouwblok;
- 4. de capaciteit van de vergisting ten hoogste 100 ton per dag bedraagt;
- 5. de bouwhoogte van een mest- en/of organische (bij)productvergistingsinstallatie ten hoogste 10,00 m zal bedragen;
- 6. er sprake is van een agrarische bedrijfskavel, gelegen aan een weg, die berekend is op zwaar verkeer;
- 7. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- 8. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- b. het bepaalde in lid 4.5 onder b en m in die zin dat de uitoefening van een agrarisch bedrijf, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, wordt gecombineerd met een ondergeschikte tweede tak of een deeltijdfunctie in de vorm van de in bijlage 1 opgenomen bedrijvigheid, mits:
- 1. de gronden ter plaatse zijn voorzien van een aanduiding voor een agrarische bedrijfskavel;
- 2. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 3. de gezamenlijke oppervlakte die wordt gebruikt ten behoeve van de ondergeschikte tweede tak of de deeltijdfunctie ten hoogste 350 m² bedraagt, tenzij er sprake is van een paardenhouderij in welk geval de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 500 m² zal bedragen;
- 4. er sprake is van een ligging aan een weg, die geschikt is voor een eventuele toename van (zwaar) verkeer;
- 5. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- c. het bepaalde in lid 4.5 onder c in die zin dat gronden en bouwwerken buiten het aaneengesloten bouwblok al dan niet binnen de agrarische bedrijfskavel worden gebruikt voor het opslaan van mest, mits:
- 1. dit om bedrijfseconomische, ontsluitings- of milieuredenen, bijvoorbeeld vanwege de nabijheid van woningen, noodzakelijk is;
- 2. de opslag van mest binnen de agrarische bedrijfskavel dan wel direct aansluitend op de agrarische bedrijfskavel wordt gesitueerd;
- 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de landschappelijk en natuurlijke waarden, de geomorfologische, de archeologische en cultuurhistorische waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- d. het bepaalde in lid 4.5 onder f in die zin dat spoelplaatsen ten behoeve van de bollenteelt buiten een aaneengesloten bouwblok al dan niet binnen de agrarische bedrijfskavel worden aangelegd, mits:
- 1. deze vergunning niet wordt verleend op gronden die zijn voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' of 'Waarde - Landschap 1';
- 2. er sprake is van een goede en veilige verkeersontsluiting van het perceel;
- 3. er sprake is van een goede inpassing in het landschap overeenkomstig het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld;
- 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- e. het bepaalde in lid 4.5 onder j in die zin dat een bestaande bedrijfswoning, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, wordt gebruikt voor de huisvesting van meer dan één huishouden, mits:
- 1. deze vergunning uitsluitend wordt verleend ten behoeve van de huisvesting van een tweede (huishouden van een) persoon;
- 2. de bestaande bouwmassa niet wordt vergroot en er niet meer dan twee bedrijfswoningen worden gevestigd;
- 3. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- f. het bepaalde in lid 4.5 onder q in die zin dat de gronden ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering worden gebruikt voor sierteelt, fruitteelt, boomteelt, houtteelt of overige opgaande meerjarige teeltvormen, mits:
- 1. deze vergunning uitsluitend wordt verleend indien de gronden aansluiten op bestaande opgaande landschapselementen;
- 2. deze vergunning niet wordt verleend op gronden die ter plaatse zijn voorzien van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Beschermddorpsgezicht', 'Waarde - Cultuurhistorie', 'Waarde - Landschap 1' en 'Waarde - Landschap 2';
- 3. een minimale afstand van 10,00 m wordt aangehouden tot aangrenzende agrarische productiegronden en woonbestemmingsgrenzen in verband met schaduwwerking;
- 4. er sprake is van een goede inpassing in het landschap overeenkomstig het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld;
- 5. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan landschappelijke, natuurlijke, geomorfologische en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- g. het bepaalde in lid 4.5 onder s in die zin dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak ten behoeve van het eigen hobbymatige gebruik met de daarbijbehorende bouwwerken, mits:
- 1. de paardrijbak zoveel mogelijk binnen een agrarische bedrijfskavel dan wel daaraan grenzend, dan wel direct grenzend aan een bestemmingsvlak met bebouwing, ten hoogste 30 m vanaf de bestemmingsgrens of de grens van de agrarische bedrijfskavel, wordt gesitueerd;
- 2. bij beëindiging van het gebruik van de paardrijbak het agrarisch gebruik wordt hersteld;
- 3. er vanwege een paardrijdbak geen onevenredige hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor de nabijgelegen woonhuizen of woningen van derden;
- 4. de afstand tot een woonhuis van derden ten minste 15,00 m bedraagt;
- 5. de oppervlakte van de paardrijbak ten hoogste 800 m2 bedraagt;
- 6. een omheining uitsluitend transparant wordt toegepast met een maximale bouwhoogte van 1,80 m;
- 7. de paardrijbak niet wordt voorzien van bestrating of andere verharding;
- 8. er geen onevenredige verstoring van het bodemarchief wordt veroorzaakt;
- 9. er ten hoogste 4 lichtmasten worden geplaatst;
- 10. de bouwhoogte van lichtmasten ten hoogste 5,00 m bedraagt en de lichtmasten direct grenzend aan de paardrijbak worden geplaatst, waarbij de lichtuitstraling gericht is op de paardrijbak;
- 11. er sprake is van een goede inpassing in het landschap overeenkomstig het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld;
- 12. een paardrijbak niet aangelegd wordt achter een naburig perceel;
- 13. er ten hoogste één paardrijbak per perceel wordt toegestaan;
- 14. er geen bomen en/of houtgewassen worden gekapt, gerooid of geveld ten behoeve van de aanleg van de paardrijbak;
- 15. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet worden beperkt;
- h. het bepaalde in lid 4.5 onder v in die zin dat bij een uitbreiding van de veestapel op een agrarisch bedrijf of een paardenhouderijbedrijf de ammoniakemissie toeneemt, mits:
- 1. bij gebruik van nieuwe stalruimte het in aanmerking komende beste beschikbare stalsysteem wordt toegepast om emissie van ammoniak te beperken èn de toename van de ammoniakemissie wordt gecompenseerd door middel van mitigerende maatregelen, of anderszins wordt aangetoond dat de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten bij gevolg niet zal verslechteren en er geen significant verstorend effect zal zijn op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied. Onder een mitigerende maatregel als hiervoor bedoeld wordt mede begrepen:
- compensatie door middel van een minimaal gelijkwaardige afname van de bestaande depositie op hetzelfde kwetsbare gebied, afkomstig van één of meer andere agrarische bedrijven;
- compensatie door middel van het realiseren van een minimaal gelijkwaardige vermindering van de kwetsbaarheid van de betreffende habitat, door het (doen) treffen van inrichting- en beheermaatregelen.
- 1. bij gebruik van nieuwe stalruimte het in aanmerking komende beste beschikbare stalsysteem wordt toegepast om emissie van ammoniak te beperken èn de toename van de ammoniakemissie wordt gecompenseerd door middel van mitigerende maatregelen, of anderszins wordt aangetoond dat de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten bij gevolg niet zal verslechteren en er geen significant verstorend effect zal zijn op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied. Onder een mitigerende maatregel als hiervoor bedoeld wordt mede begrepen:
4.7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.8. Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in dié zin dat:
Vergroten agrarische bedrijfskavel grondgebonden agrarisch bedrijf
- a. een agrarische bedrijfskavel voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel grondgebonden bedrijf” of de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel grondgebonden bedrijf met ondergeschikte intensieve tak” ten behoeve van de grondgebonden agrarische bedrijfsvoering met inbegrip van het daarbinnen gelegen aaneengesloten bouwblok wordt vergroot, mits:
- 1. de oppervlakte van de agrarische bedrijfskavel met inbegrip van het daarbinnen gelegen aaneengesloten bouwblok wordt vergroot tot ten hoogste 3,00 hectare;
- 2. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 10.000 m² zal bedragen;
- 3. er zicht is op een langdurige vergroting van de productieomvang als gevolg van schaalvergroting of extensivering/verbreding van de bedrijfsactiviteiten en de noodzakelijkheid van de bedrijfsuitbreiding is aangetoond;
- 4. er binnen de bestaande agrarische bedrijfskavel geen ruimte meer is voor de benodigde uitbreiding;
- 5. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bedrijfskavel en de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke waarden, de archeologische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- 7. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm;
Vergroten agrarische bedrijfskavel kwekerijbedrijf
- b. een agrarische bedrijfskavel voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel kwekerijbedrijf” met inbegrip van het daarbinnen gelegen aaneengesloten bouwblok wordt vergroot, mits:
- 1. de oppervlakte van de agrarische bedrijfskavel met inbegrip van het daarbinnen gelegen aaneengesloten bouwblok wordt vergroot tot ten hoogste 1,50 hectare;
- 2. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 10.000 m² zal bedragen;
- 3. er zicht is op een langdurige vergroting van de productieomvang als gevolg van schaalvergroting of extensivering/verbreding van de bedrijfsactiviteiten en de noodzakelijkheid van de bedrijfsuitbreiding is aangetoond;
- 4. er binnen het bestaande aaneengesloten bouwblok geen ruimte meer is voor de benodigde uitbreiding;
- 5. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bedrijfskavel en de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke waarden, de archeologische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- 7. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm;
Vergroten agrarische bedrijfskavel niet-grondgebonden bedrijf
- c. een agrarische bedrijfskavel voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel niet-grondgebonden bedrijf”, al dan niet met inbegrip van het daarbinnen gelegen aaneengesloten bouwblok, wordt vergroot ten behoeve van het realiseren van extra staloppervlakte of de extensivering/verbreding van de bedrijfsactiviteiten, mits:
- 1. de oppervlakte van de agrarische bedrijfskavel met inbegrip van het daarbinnen gelegen aaneengesloten bouwblok wordt vergroot tot ten hoogste 125% van de omvang van het aaneengesloten bouwblok bij een gelijk blijvend aantal dieren, waarbij de omvang van de agrarische bedrijfskavel en het aaneengesloten bouwblok ten hoogste 2 hectare mag bedragen;
- 2. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 10.000 m² zal bedragen;
- 3. de noodzaak tot vergroting voor de bedrijfsgebouwen voortvloeit uit gewijzigde wet- en regelgeving op het gebied van het dierenwelzijn of de extensivering/verbreding van de bedrijfsactiviteiten;
- 4. er binnen de bestaande agrarische bedrijfskavel geen ruimte meer is voor de benodigde uitbreiding;
- 5. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bedrijfskavel en de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke waarden, de archeologische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- 7. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm;
Algemene wijziging naar bos en natuur
- d. de bestemming 'Agrarisch - 2' wordt gewijzigd in de bestemming 'Bos - 1', 'Bos - 2' en/of 'Natuur', mits:
- 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 12, 13 of 32 van overeenkomstige toepassing zijn;
- 2. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 3. de wijziging past binnen het beleid met betrekking tot de Ecologische Hoofdstructuur dan wel betrekking heeft op particulier natuurbeheer;
- 4. de wijzigingsbevoegdheid niet eerder wordt toegepast dan nadat de betreffende gronden in zijn geheel voor de daadwerkelijke natuurontwikkeling zijn verworven of aangewezen;
- 5. rekening wordt gehouden met voorzienbare nieuwe infrastructuur, dorpsuitbreidingen en (uitbreiding van) bedrijventerreinen;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de geomorfologische, de archeologische en cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- 7. de wijziging uitsluitend wordt toegepast op basis van een inrichtingsplan dat in elk geval inzicht geeft in de bodemingrepen, de gevolgen voor de waterhuishouding en het toekomstig landschapsbeeld. De omzetting en inrichting van de in het wijzigingsplan begrepen gronden moet in overeenstemming met het bij het wijzigingsplan behorende en gewaarmerkte inrichtingsplan plaats vinden;
- 8. er voor het toepassing geven aan de wijzigingsbevoegdheid een planschade overeenkomst is gesloten;
Functiewijziging agrarische bedrijfskavel naar wonen
- e. de bestemming 'Agrarisch - 2', uitsluitend voorzover ter plaatse voorzien van een agrarische bedrijfskavel, wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' of 'Wonen - Voormalige boerderijpanden' ten behoeve van een functieverandering van een agrarische bedrijfskavel, mits:
- 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 53 of 55 van overeenkomstige toepassing zijn;
- 2. de agrarische bedrijfskavel ter plaatse wordt verwijderd;
- 3. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 4. de voormalige bedrijfsgebouwen, die landschapsontsierend zijn, worden gesaneerd ten behoeve van de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
- 5. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning;
- 6. het voormalige boerderijpand of andere beeldbepalende bouwvormen als landschappelijk waardevolle verschijningsvorm worden gehandhaafd;
- 7. de omvang van het bestemmingsvlak ten behoeve van het wonen ten hoogste 2.000 m² zal bedragen;
- 8. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
Wijziging Ruimte-voor-Ruimte-Regeling
- f. de bestemming 'Agrarisch - 2', uitsluitend voorzover ter plaatse voorzien van een agrarische bedrijfskavel, wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' of 'Wonen - Voormalige boerderijpanden' ten behoeve van compensatie, mits:
- 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 53 of 55 van overeenkomstige toepassing zijn;
- 2. de agrarische bedrijfsfunctie ter plaatse is beëindigd en de agrarische bedrijfskavel ter plaatse wordt verwijderd;
- 3. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 4. op de betreffende voormalige agrarische bedrijfskavel ten minste 750 m² aan voormalige agrarische bedrijfsgebouwen, niet zijnde cultuurhistorisch waardevolle en/of karakteristieke gebouwen, wordt gesloopt, ten behoeve van de bouw van maximaal één woonhuis;
- 5. bij toepassing van de sloop alle bouwwerken, niet zijnde de cultuurhistorisch waardevolle en/of karakteristieke gebouwen, van het perceel worden verwijderd, zodanig dat volledige sloop plaatsvindt en het perceel op een kwalitatief goed wijze, passend in het landschap, wordt ingericht overeenkomstig het gestelde in het BeeldkwaliteitsplanGemeente Westerveld;
- 6. het ter compensatie van de sloop nieuw te bouwen woonhuis direct achter of naast het voormalig boerderijpand wordt gebouwd;
- 7. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere waarde;
- 8. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke waarden, de geomorfologische, cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
Vergroten bestemmingsvlakken wonen
- g. de bestemming 'Agrarisch - 2' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' of 'Wonen - Voormalige boerderijpanden' ten behoeve van het vergroten van bestemmingsvlakken, mits:
- 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 53 of 55 van overeenkomstige toepassing zijn;
- 2. de oppervlakte van het betreffende bestemmingsvlak voor het wonen na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid ten hoogste 2.000 m² zal bedragen;
- 3. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 4. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat het bestemmingsvlak en de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- 5. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de archeologische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
Verplaatsen bestemmingsvlakken wonen
- h. de bestemming 'Agrarisch - 2' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' of 'Wonen - Voormalige boerderijpanden' ten behoeve van het verplaatsen van bestemmingsvlakken, mits:
- 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 53 of 55 van overeenkomstige toepassing zijn;
- 2. het voormalige bestemmingsvlak ter plaatse wordt verwijderd en de betreffende gronden worden voorzien van de bestemming 'Agrarisch - 2';
- 3. de huidige ligging van het bestemmingsvlak belemmeringen oplevert voor de omgeving dan wel voor de bewoners zelf en er met een gewijzigde situering een verbetering kan worden bewerkstelligd;
- 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 5. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat het bestemmingsvlak en de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
Functieverandering agrarische bedrijfskavel naar niet-agrarische bedrijvigheid
- i. de bestemming 'Agrarisch - 2' uitsluitend voorzover ter plaatse voorzien van een agrarische bedrijfskavel, wordt gewijzigd in de bestemming 'Bedrijf', 'Bedrijf - Agrarisch loonbedrijf', 'Agrarisch - Paardenhouderij', 'Maatschappelijk- Zorgboerderij' of 'Sport - Manege' ten behoeve van een functieverandering van een agrarische bedrijfskavel, mits:
- 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid respectievelijk de regels van de artikelen 7, 8, 6, 31 of 44 van overeenkomstige toepassing zijn;
- 2. de agrarische bedrijfskavel ter plaatse wordt verwijderd;
- 3. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 4. de functie ondergebracht wordt in de bestaande, voormalig agrarisch gebruikte gebouwen, die aanwezig zijn op het moment van toepassing van deze wijziging en die ten minste drie jaar ten behoeve van het agrarisch gebruik in gebruik zijn geweest;
- 5. de wijzigingsbevoegdheid naar 'Sport - Manege' uitsluitend wordt toegepast, indien de vestiging plaatsvindt aansluitend aan de kernen en het perceel op een goede wijze landschappelijk kan worden ingepast;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de externe veiligheid. Voor het beoordelen van de externe veiligheid wordt de regionale brandweer om advies gevraagd, in geval de functiewijziging betrekking heeft op een agrarische bedrijfskavel of een deel daarvan dat zich binnen 200 m van een risicobron bevindt;
- 7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
Uitbreiding van bestaande kampeerterreinen
- j. de bestemming 'Agrarisch - 2' wordt gewijzigd in de bestemming 'Recreatie -1' of 'Recreatie - 2' ten behoeve van de uitbreiding van een bestaand kampeerterrein, mits:
- 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 35 of 36 van overeenkomstige toepassing zijn;
- 2. bij toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van het compensatiebeginsel de spelregels EHS worden toegepast;
- 3. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 4. rekening wordt gehouden met voorzienbare nieuwe infrastructuur, dorpsuitbreidingen en (uitbreiding van) bedrijventerreinen;
- 5. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de terreinen en de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- 6. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm;
- 7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de externe veiligheid. Voor het beoordelen van de externe veiligheid wordt de regionale brandweer om advies gevraagd, in geval de functiewijziging betrekking heeft op een agrarische bedrijfskavel of een deel daarvan dat zich binnen 200 m van een risicobron bevindt;
- 8. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke waarden, de geomorfologische, de archeologische en cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 5 : Agrarisch - Opslag
De voor 'Agrarisch - Opslag' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de opslag van agrarische landbouwproducten;
met de daarbijbehorende:
- b. verharding;
- c. sloten en bermen;
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.1. Bouwregels
5.2. Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- het opslaan van mest.
Artikel 6 : Agrarisch - Paardenhouderij
6.1. Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch - Paardenhouderij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van gebruiksgerichte paardenhouderijen, al dan niet in combinatie met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering of ondergeschikte manegeactiviteiten;
- b. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van een gebruiksgerichte paardenhouderij in combinatie met huifkarverhuur en een groepsaccommodatie met ondergeschikte lichte horeca, ter plaatse van de aanduidingen "specifieke vorm van bedrijf - huifkarverhuur" en “specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodatie”;
- c. bedrijfswoningen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning, al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep, een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit en/of kinderopvang;
- d. standplaatsen voor kampeermiddelen, ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal standplaatsen voor kampeermiddelen";
- e. vijf stacaravans, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - vijf stacaravans";
- f. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van karakteristieke bijgebouwen;
waarbij, indien de gronden op de verbeelding zijn voorzien van de aanduiding "karakteristiek", de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm wordt nagestreefd;
met daaraan ondergeschikt:
- g. kleinschalige duurzame energiewinning;
- h. wegen en paden;
- i. water;
met de daarbijbehorende:
- j. tuinen, erven en terreinen;
- k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder paardrijbakken, tredmolens en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2. Bouwregels
Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegevoegd.
6.3. Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 6.2.1 onder c in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 75% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak zal bedragen, mits:
- 1. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 2.500 m² zal bedragen;
- 2. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- b. het bepaalde in lid 6.2.1 onder g in die zin dat een bedrijfsgebouw wordt gebouwd met een oppervlakte groter dan 500 m², mits:
- 1. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 2.500 m² zal bedragen;
- 2. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- c. het bepaalde in lid 6.2.1 onder g in die zin dat de goot- en/of bouwhoogte van bedrijfsgebouwen wordt vergroot tot ten hoogste 5,50 m respectievelijk 14,00 m, mits:
- 1. de vergroting noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering;
- 2. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
6.4. Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
- 1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
- 2. de beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de oppervlakte van de bedrijfswoning, de aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 100 m²;
- 3. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
- 4. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
- b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
- c. het gebruik van een bedrijfswoning voor kinderopvang waarbij meer dan zes kinderen, inclusief de eigen kinderen, worden opgevangen;
- d. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat;
- e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een zorgfunctie;
- f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van ondergeschikte manegeactiviteiten, indien gedurende de paardrijlessen gebruik wordt gemaakt van meer dan vijf paarden of pony's;
- g. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
- h. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel;
- i. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor niet-agrarische bedrijvigheid anders dan gebruiksgerichte paardenhouderijen en bij het wonen toegestane beroepen en bedrijven, tenzij de gronden daarvoor specifiek zijn aangeduid dan wel anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
- j. het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van de uitbreiding van de bestaande veestapel waarbij een toename plaatsvindt van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, als de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten bij gevolg kan verslechteren of er een significant effect kan zijn op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied;
- k. het gebruik van gronden voor meer standplaatsen voor kampeermiddelen dan het op de verbeelding per bestemmingsvlak aangegeven maximum aantal standplaatsen, voorzover ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal standplaatsen voor kampeermiddelen";
- l. het gebruik van de gronden voor meer dan vijf stacaravans, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - vijf stacaravans".
6.5. Afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 6.4 onder b en g in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor recreatieappartementen ten behoeve van recreatieve bewoning in karakteristieke bijgebouwen, mits:
- 1. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 2. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- 3. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- b. het bepaalde in lid 6.4 onder c in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor kinderopvang voor meer dan zes kinderen, mits:
- 1. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
- 2. de kinderopvang plaatsvindt binnen de bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw;
- 3. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 5. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- c. het bepaalde in lid 6.4 onder e in die zin dat de gronden en bouwwerken, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt ten behoeve van een zorgfunctie, mits:
- 1. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
- 2. de zorgfunctie plaatsvindt binnen de bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw;
- 3. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 5. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- d. het bepaalde in lid 6.4 onder g in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning in de vorm van bed and breakfast, mits:
- 1. de logiesverstrekking plaatsvindt binnen de bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw. Er wordt uitgegaan van een bestaande entree (deur);
- 2. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
- 3. er maximaal drie kamers met in totaal 10 slaapplaatsen gerealiseerd worden;
- 4. er geen keukenblok in de kamers wordt gemaakt;
- 5. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 6. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- e. het bepaalde in lid 6.4 onder j in die zin dat bij een uitbreiding van de veestapel op een agrarisch bedrijf of een paardenhouderijbedrijf de ammoniakemissie toeneemt, mits:
- 1. bij gebruik van nieuwe stalruimte het in aanmerking komende beste beschikbare stalsysteem wordt toegepast om emissie van ammoniak te beperken èn de toename van de ammoniakemissie wordt gecompenseerd door middel van mitigerende maatregelen, of anderszins wordt aangetoond dat de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten bij gevolg niet zal verslechteren en er geen significant verstorend effect zal zijn op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied. Onder een mitigerende maatregel als hiervoor bedoeld wordt mede begrepen:
- compensatie door middel van een minimaal gelijkwaardige afname van de bestaande depositie op hetzelfde kwetsbare gebied, afkomstig van één of meer andere agrarische bedrijven;
- compensatie door middel van het realiseren van een minimaal gelijkwaardige vermindering van de kwetsbaarheid van de betreffende habitat, door het (doen) treffen van inrichting- en beheermaatregelen.
- 1. bij gebruik van nieuwe stalruimte het in aanmerking komende beste beschikbare stalsysteem wordt toegepast om emissie van ammoniak te beperken èn de toename van de ammoniakemissie wordt gecompenseerd door middel van mitigerende maatregelen, of anderszins wordt aangetoond dat de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten bij gevolg niet zal verslechteren en er geen significant verstorend effect zal zijn op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied. Onder een mitigerende maatregel als hiervoor bedoeld wordt mede begrepen:
6.6. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.7. Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in dié zin dat:
- a. de bestemming 'Agrarisch - Paardenhouderij' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' al dan niet in combinatie met een gedeeltelijke wijziging in de bestemming 'Agrarisch - 1' of 'Agrarisch - 2', mits:
- 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 53en/of artikel 3 of 4 van overeenkomstige toepassing zijn;
- 2. het bestemmingsvlak 'Wonen' wordt afgestemd op de feitelijke situatie en eventueel buiten het bestemmingsvlak 'Wonen' liggende gronden worden voorzien van de bestemming 'Agrarisch - 1' of 'Agrarisch - 2';
- 3. de bedrijfsactiviteiten van de paardenhouderij ter plaatse zijn beëindigd;
- 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 5. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- b. de bestemming 'Agrarisch - Paardenhouderij' wordt gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch - 1' of 'Agrarisch - 2', mits:
- 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van de artikel 3of 4 van overeenkomstige toepassing zijn;
- 2. de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel grondgebonden bedrijf” ter plaatse wordt aangebracht;
- 3. vestiging op een bestaand agrarisch bouwblok niet mogelijk is;
- 4. deze wijziging niet wordt toegepast op gronden ter plaatse van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht', 'Waarde -Cultuurhistorie', 'Waarde - Landschap 1' en 'Waarde - Landschap 2';
- 5. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bedrijfskavel en de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- 6. er een zodanige bedrijfsopzet is dat het bedrijf ook op langere termijn perspectief biedt als zelfstandig bedrijf, een en ander aangetoond met een bedrijfsplan;
- 7. de omvang van de agrarische bedrijfskavel maximaal 3,00 hectare zal bedragen;
- 8. de mest-, natuur- en milieuwetgeving het nieuwe bedrijf mogelijk maken;
- 9. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- 10. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm.
Artikel 7 : Bedrijf
7.1. Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van bedrijven, welke zijn genoemd in bijlage 2 onder de categorieën 1 en 2, alsmede bedrijven, welke per adres zijn genoemd in bijlage 3, niet zijnde geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van bedrijven, welke zijn genoemd in bijlage 2 onder de categorieën 1 en 2, alsmede bedrijven, welke per adres zijn genoemd in bijlage 3, niet zijnde geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven in combinatie met detailhandel, ter plaatse van de aanduiding “detailhandel”;
- c. bedrijfswoningen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep, een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit en/of kinderopvang;
- d. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van karakteristieke bijgebouwen;
- e. een opslag voor lpg, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - opslag lpg";
waarbij, indien de gronden op de verbeelding zijn voorzien van de aanduiding "karakteristiek", de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm wordt nagestreefd;
met daaraan ondergeschikt:
- f. kleinschalige duurzame energiewinning;
- g. wegen en paden;
- h. water;
- i. met de daarbijbehorende:
- j. tuinen, erven en terreinen;
- k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2. Bouwregels
Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegevoegd.
7.3. Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 7.2.1 onder c in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 75% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak zal bedragen, mits:
- 1. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 2.500 m² zal bedragen;
- 2. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- b. het bepaalde in lid 7.2.1 onder g in die zin dat een bedrijfsgebouw wordt gebouwd met een oppervlakte groter dan 500 m², mits:
- 1. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 2.500 m² zal bedragen;
- 2. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- c. het bepaalde in lid 7.2.1 onder g in die zin dat de goot- en/of bouwhoogte van bedrijfsgebouwen wordt vergroot tot ten hoogste 5,50 m respectievelijk 14,00 m, mits:
- 1. de vergroting noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering;
- 2. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
7.4. Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bedrijvigheid anders dan genoemd in lid 7.1.;
- b. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
- 1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
- 2. de beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de oppervlakte van de bedrijfswoning, de aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 100 m²;
- 3. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
- 4. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
- c. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
- d. het gebruik van een bedrijfswoning voor kinderopvang waarbij meer dan zes kinderen, inclusief de eigen kinderen, worden opgevangen;
- e. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat;
- f. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een zorgfunctie;
- g. het opslaan van producten, materialen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen zaken en/of het stallen van auto's, caravans en boten anders dan in gebouwen;
- h. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
- i. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel dan wel detailhandel, ter plaatse van de aanduiding “detailhandel”;
- j. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak met de daarbijbehorende bouwwerken, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend.
7.5. Afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 7.4 onder a in die zin dat de gronden en bouwwerken, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor bedrijven, welke naar de aard en de invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de in lid 7.1 onder a genoemde bedrijven, mits:
- 1. het niet betreft detailhandelsbedrijven, geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
- 2. zwaar verkeer of veel verkeer aantrekkende bedrijvigheid uitsluitend aan wegen, die daarop zijn berekend, gevestigd wordt;
- 3. de aanwezige woonfunctie bij het bedrijf wordt gehandhaafd, tenzij de gronden zijn voorzien van de aanduiding “bedrijfswoning uitgesloten”;
- 4. de bedrijfsvestiging plaatsvindt binnen de bestaande oppervlakte aan gebouwen, waaronder overkappingen, tenzij de gronden zijn voorzien van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding uitgesloten - gebouwen”;
- 5. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- b. het bepaalde in lid 7.4 onder c en h in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor recreatieappartementen ten behoeve van recreatieve bewoning in karakteristieke bijgebouwen, mits:
- 1. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 2. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- 3. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- c. het bepaalde in lid 7.4 onder d in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor kinderopvang voor meer dan zes kinderen, mits:
- 1. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
- 2. de kinderopvang plaatsvindt binnen de bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw;
- 3. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 5. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- d. het bepaalde in lid 7.4 onder f in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt ten behoeve van een zorgfunctie, mits:
- 1. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
- 2. de zorgfunctie plaatsvindt binnen de bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw;
- 3. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 5. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- e. het bepaalde in lid 7.4 onder h in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning in de vorm van bed and breakfast, mits:
- 1. de logiesverstrekking plaatsvindt binnen de bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw. Er wordt uitgegaan van een bestaande entree (deur);
- 2. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
- 3. er maximaal drie kamers met in totaal 10 slaapplaatsen gerealiseerd worden;
- 4. er geen keukenblok in de kamers wordt gemaakt;
- 5. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 6. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- f. het bepaalde in lid 7.4 onder j in die zin dat gronden, voorzover gelegen binnen het bestemmingsvlak met bebouwing, worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak ten behoeve van het eigen hobbymatige gebruik met de daarbijbehorende bouwwerken, mits:
- 1. er vanwege een paardrijdbak geen onevenredige hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor de nabijgelegen woonhuizen of woningen van derden;
- 2. de afstand tot een woonhuis van derden ten minste 15,00 m bedraagt;
- 3. de oppervlakte van de paardrijbak ten hoogste 800 m2 bedraagt;
- 4. een omheining uitsluitend transparant wordt toegepast met een maximale bouwhoogte van 1,80 m;
- 5. de paardrijbak niet wordt voorzien van bestrating of andere verharding;
- 6. er geen onevenredige verstoring van het bodemarchief wordt veroorzaakt;
- 7. er ten hoogste 4 lichtmasten worden geplaatst;
- 8. de bouwhoogte van lichtmasten ten hoogste 5,00 m bedraagt en de lichtmasten direct grenzend aan de paardrijbak worden geplaatst, waarbij de lichtuitstraling gericht is op de paardrijbak;
- 9. er sprake is van een goede inpassing in het landschap overeenkomstig het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld;
- 10. een paardrijbak niet aangelegd wordt achter een naburig perceel;
- 11. er ten hoogste één paardrijbak per perceel wordt toegestaan;
- 12. er geen bomen en/of houtgewassen worden gekapt, gerooid of geveld ten behoeve van de aanleg van de paardrijbak;
- 13. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet worden beperkt.
7.6. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.7. Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in dié zin dat:
- de bestemming 'Bedrijf', behoudens de gronden ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning uitgesloten”, met uitzondering van de gronden die tevens zijn voorzien van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - uitbreiding uitgesloten", wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' al dan niet in combinatie met een gedeeltelijke wijziging in de bestemming 'Agrarisch - 1' of 'Agrarisch - 2', mits:
- 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 53en/of artikel 3 of 4 van overeenkomstige toepassing zijn;
- 2. het bestemmingsvlak 'Wonen' wordt afgestemd op de feitelijke situatie en eventueel buiten het bestemmingsvlak 'Wonen' liggende gronden worden voorzien van de bestemming 'Agrarisch - 1' of 'Agrarisch - 2';
- 3. de bedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn beëindigd;
- 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzen de (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 5. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
Artikel 8 : Bedrijf - Agrarisch Loonbedrijf
8.1. Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Agrarisch loonbedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van een agrarisch loonbedrijf, al dan niet in combinatie met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
- b. bedrijfswoningen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning, al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep, een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit en/of kinderopvang;
- c. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van karakteristieke bijgebouwen;
met daaraan ondergeschikt:
- d. kleinschalige duurzame energiewinning;
- e. wegen en paden;
- f. water;
met de daarbijbehorende:
- g. tuinen, erven en terreinen;
- h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.2. Bouwregels
Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegevoegd.
8.3. Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 8.2.1 onder g in die zin dat een bedrijfsgebouw wordt gebouwd met een oppervlakte groter dan 500 m², mits:
- 1. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 4.000 m² zal bedragen;
- 2. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- b. het bepaalde in lid 8.2.1 onder g in die zin dat de goot- en/of bouwhoogte van bedrijfsgebouwen wordt vergroot tot ten hoogste 5,50 m respectievelijk 14,00 m, mits:
- 1. de vergroting noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering;
- 2. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
8.4. Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
- 1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
- 2. de beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de oppervlakte van de bedrijfswoning, de aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 100 m²;
- 3. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
- 4. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
- b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
- c. het gebruik van een bedrijfswoning voor kinderopvang waarbij meer dan zes kinderen, inclusief de eigen kinderen, worden opgevangen;
- d. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat;
- e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een zorgfunctie;
- f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
- g. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak met de daarbijbehorende bouwwerken, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
- h. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel.
8.5. Afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 8.4 onder b en f in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor recreatieappartementen ten behoeve van recreatieve bewoning in karakteristieke bijgebouwen, mits:
- 1. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 2. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- 3. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- b. het bepaalde in lid 8.4 onder c in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor kinderopvang voor meer dan zes kinderen, mits:
- 1. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
- 2. de kinderopvang plaatsvindt binnen de bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw;
- 3. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 5. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- c. het bepaalde in lid 8.4 onder e in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt ten behoeve van een zorgfunctie, mits:
- 1. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
- 2. de zorgfunctie plaatsvindt binnen de bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw;
- 3. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 5. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- d. het bepaalde in lid 8.4 onder f in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning in de vorm van bed and breakfast, mits:
- 1. de logiesverstrekking plaatsvindt binnen de bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw. Er wordt uitgegaan van een bestaande entree (deur);
- 2. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
- 3. er maximaal drie kamers met in totaal 10 slaapplaatsen gerealiseerd worden;
- 4. er geen keukenblok in de kamers wordt gemaakt;
- 5. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 6. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- e. het bepaalde in lid 8.4 onder g in die zin dat gronden, voorzover gelegen binnen het bestemmingsvlak, worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak ten behoeve van het eigen hobbymatige gebruik met de daarbijbehorende bouwwerken, mits:
- 1. er vanwege een paardrijdbak geen onevenredige hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor de nabijgelegen woonhuizen of woningen van derden;
- 2. de afstand tot een woonhuis van derden ten minste 15,00 m bedraagt;
- 3. de oppervlakte van de paardrijbak ten hoogste 800 m2 bedraagt;
- 4. een omheining uitsluitend transparant wordt toegepast met een maximale bouwhoogte van 1,80 m;
- 5. de paardrijbak niet wordt voorzien van bestrating of andere verharding;
- 6. er geen onevenredige verstoring van het bodemarchief wordt veroorzaakt;
- 7. er ten hoogste 4 lichtmasten worden geplaatst;
- 8. de bouwhoogte van lichtmasten ten hoogste 5,00 m bedraagt en de lichtmasten direct grenzend aan de paardrijbak worden geplaatst, waarbij de lichtuitstraling gericht is op de paardrijbak;
- 9. er sprake is van een goede inpassing in het landschap overeenkomstig het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld;
- 10. een paardrijbak niet aangelegd wordt achter een naburig perceel;
- 11. er ten hoogste één paardrijbak per perceel wordt toegestaan;
- 12. er geen bomen en/of houtgewassen worden gekapt, gerooid of geveld ten behoeve van de aanleg van de paardrijbak;
- 13. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet worden beperkt.
8.6. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.7. Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in dié zin dat:
- de bestemming 'Bedrijf - Agrarisch loonbedrijf' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' al dan niet in combinatie met een gedeeltelijke wijziging in de bestemming 'Agrarisch - 1' of 'Agrarisch - 2', mits:
- 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 53en/of artikel 3 of 4 van overeenkomstige toepassing zijn;
- 2. het bestemmingsvlak 'Wonen' wordt afgestemd op de feitelijke situatie en eventueel buiten het bestemmingsvlak 'Wonen' liggende gronden worden voorzien van de bestemming 'Agrarisch - 1' of 'Agrarisch - 2';
- 3. de agrarische loonbedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn beëindigd;
- 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 5. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 9 : Bedrijf - Nutsvoorziening
9.1. Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. terreinen ten behoeve van de energievoorziening, waterregulering, en naar de aard daarmee gelijk te stellen nutsvoorzieningen, niet zijnde geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
met daaraan ondergeschikt:
- b. kleinschalige duurzame energiewinning;
met de daarbijbehorende:
- c. gebouwen en overkappingen;
- d. wegen en paden;
- e. beplanting en bebossing;
- f. sloten en naar de aard daarmee gelijk te stellen waterlopen;
- g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder sluizen.
9.2. Bouwregels
Artikel 10 : Bedrijf - Rioolwaterzuivering
10.1. Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Rioolwaterzuivering' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. terreinen ten behoeve van een rioolwaterzuiveringsinstallatie, niet zijnde een geluidzoneringsplichtige, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
met daaraan ondergeschikt:
- b. kleinschalige duurzame energiewinning;
met de daarbijbehorende:
- c. gebouwen en overkappingen;
- d. wegen en paden;
- e. beplanting en bebossing;
- f. sloten en naar de aard daarmee gelijk te stellen waterlopen;
- g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.2. Bouwregels
10.3. Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- het bepaalde in lid 10.2.1 onder b in die zin dat de bouwhoogte van een gebouw of een overkapping wordt vergroot tot ten hoogste 12,00 m, mits:
- 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 11 : Bedrijf - Zandwinning En -Opslag
11.1. Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Zandwinning en -opslag' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de winning en de opslag van zand, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
- b. water;
met daaraan ondergeschikt:
- c. kleinschalige duurzame energiewinning;
- d. voorzieningen ten behoeve van dagrecreatief medegebruik;
met de daarbijbehorende:
- e. taluds;
- f. wegen en paden;
- g. parkeervoorzieningen;
- h. sloten, plassen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen waterlopen en -partijen;
- i. beplanting en bebossing;
- j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
11.2. Bouwregels
11.3. Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van de gronden ten behoeve van de opslag van baggerspecie en puin.
Artikel 12 : Bos - 1
12.1. Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bos - 1'aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bosbeheer en houtproductie;
- b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische, natuurlijke en de landschappelijke waarden van de bosgebieden en de structuurbepalende boombeplanting;
- c. beken, plassen, poelen, vennen, sloten en/of andere watergangen en/of -partijen al dan niet mede bestemd voor waterberging;
- d. defensiedoeleinden, ter plaatse van de aanduiding “militair oefenterrein”, waarbij de gronden worden gebruikt voor lichte militaire oefeningen in samenhang met het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden;
- e. een werkschuur ten behoeve van het bosbeheer, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bos - werkschuur";
- f. gebouwen ten behoeve van een scoutingterrein, ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - gebouwen";
met daaraan ondergeschikt:
- g. het extensief dagrecreatief medegebruik en educatief medegebruik van bestaande infrastructuur en voorzieningen;
- h. wegen en paden;
- i. parkeervoorzieningen;
- j. nutsvoorzieningen;
- k. kleinschalige duurzame energiewinning;
- l. terreinen voor tijdelijk kamperen en de scouting, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie - tijdelijk kampeerterrein”;
- m. een parkeerterrein, ter plaatse van de aanduiding “parkeerterrein”;
- n. een tennisbaan, ter plaatse van de aanduiding "tennisbaan";
- o. de winning van organisch materiaal ten behoeve van biobrandstof en/of compostering;
met de daarbijbehorende:
- p. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
12.2. Bouwregels
12.3. Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het opslaan van mest en/of andere landbouwproducten;
- b. het scheuren, het omzetten en/of anderszins ingrijpend wijzigen van gronden ten behoeve van een permanent ander gebruik;
- c. het dempen van beken, plassen, poelen, vennen, sloten en/of andere watergangen en/of -partijen;
- d. het gebruik van een als zodanig aangeduid tijdelijk kampeerterrein ten behoeve van het plaatsen van kampeermiddelen in de periode 1 november tot en met 14 maart. Dit verbod is niet van toepassing op het bivakkeren gedurende militaire oefeningen binnen het militair oefengebied;
- e. het geheel of gedeeltelijk verharden van zandwegen en/of zandpaden;
- f. het inrichten van gronden zodanig dat de bestaande landschappelijke kenmerken wezenlijk worden veranderd en/of de waterhuishouding buiten de betreffende natuurgronden onevenredig wordt geschaad.
12.4. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 13 : Bos - 2
13.1. Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bos - 2'aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bosbeheer en houtproductie;
- b. het dagrecreatief en educatief medegebruik;
- c. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische, natuurlijke en de landschappelijke waarden van de bosgebieden;
- d. beken, plassen, poelen, vennen, sloten en/of andere watergangen en/of -partijen al dan niet mede bestemd voor waterberging;
- e. de winning van organisch materiaal ten behoeve van biobrandstof en/of compostering;
met daaraan ondergeschikt:
- f. wegen en paden;
- g. parkeervoorzieningen;
- h. nutsvoorzieningen;
- i. kleinschalige duurzame energiewinning;
met de daarbijbehorende:
- j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
13.2. Bouwregels
13.3. Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het opslaan van mest en/of andere landbouwproducten;
- b. het scheuren, het omzetten en/of anderszins ingrijpend wijzigen van gronden ten behoeve van een permanent ander gebruik;
- c. het dempen van beken, plassen, poelen, vennen, sloten en/of andere watergangen en/of -partijen;
- d. het geheel of gedeeltelijk verharden van zandwegen en/of zandpaden.
13.4. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.5. Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:
- a. de bestemming 'Bos - 2' wordt gewijzigd in de bestemming 'Recreatie - 1' of 'Recreatie - 2' ten behoeve van de uitbreiding van een bestaand kampeerterrein, mits:
- 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 35 of 36 van overeenkomstige toepassing zijn;
- 2. bij vermindering van het bosareaal compensatie plaatsvindt door het aanplanten van nieuw bos binnen of aansluitend aan het betreffende bestaande kampeerterrein;
- 3. er sprake is van een goede inpassing in het landschap overeenkomstig het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld;
- 4. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm;
- 5. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke waarden, de geomorfologische, de archeologische en cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 14 : Cultuur En Ontspanning - Informatiecentrum
14.1. Bestemmingsomschrijving
De voor 'Cultuur en ontspanning - Informatiecentrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van een informatiecentrum al dan niet in combinatie met onderhoud en beheer van de bos- en natuurgebieden, dagrecreatieve voorzieningen, fietsenverhuur en ondergeschikte lichte horeca;
met daaraan ondergeschikt:
- b. kleinschalige duurzame energiewinning;
- c. wegen en paden;
met de daarbijbehorende:
- d. terreinen;
- e. parkeerterreinen;
- f. beplanting en bebossing;
- g. sloten en naar de aard daarmee gelijk te stellen waterlopen;
- h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
14.2. Bouwregels
14.3. Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 14.2.1 onder b in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen ten hoogste 75% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak zal bedragen, mits:
- 1. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 2.500 m² zal bedragen;
- 2. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het BeeldkwaliteitsplanGemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- b. het bepaalde in lid 14.2.1 onder c in die zin dat een gebouw wordt gebouwd met een oppervlakte groter dan 500 m², mits:
- 1. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 2.500 m² zal bedragen;
- 2. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- c. het bepaalde in lid 14.2.1 onder g in die zin dat de goothoogte van gebouwen wordt vergroot tot ten hoogste 5,50 m, mits:
- 1. de vergroting noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering;
- 2. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
14.4. Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gebouwen voor bewoning;
- b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca anders dan ondergeschikte lichte horeca;
- c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel anders dan productiegebonden detailhandel.
Artikel 15 : Cultuur En Ontspanning - Kalkovens
15.1. Bestemmingsomschrijving
De voor 'Cultuur en ontspanning - Kalkovens' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van een museaal terrein met kalkovens;
met de daarbijbehorende:
- b. paden;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. beplanting en bebossing;
- e. sloten en naar de aard daarmee gelijk te stellen waterlopen;
- f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
15.2. Bouwregels
15.3. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 16 : Cultuur En Ontspanning - Museum
16.1. Bestemmingsomschrijving
De voor 'Cultuur en ontspanning - Museum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van een museum al dan niet in combinatie met ondergeschikte lichte horeca;
- b. bedrijfswoningen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep, een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit en/of kinderopvang;
- c. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van karakteristieke bijgebouwen;
met daaraan ondergeschikt:
- d. kleinschalige duurzame energiewinning;
- e. wegen en paden;
- f. water;
met de daarbijbehorende:
- g. tuinen, erven en terreinen;
- h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
16.2. Bouwregels
Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegevoegd.
16.3. Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 16.2.1 onder c in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen ten hoogste 75% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak zal bedragen, mits:
- 1. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 2.500 m² zal bedragen;
- 2. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- b. het bepaalde in lid 16.2.1 onder g in die zin dat een bedrijfsgebouw wordt gebouwd met een oppervlakte groter dan 500 m², mits:
- 1. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 2.500 m² zal bedragen;
- 2. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- c. het bepaalde in lid 16.2.1 onder g in die zin dat de goothoogte van gebouwen wordt vergroot tot ten hoogste 5,50 m, mits:
- 1. de vergroting noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering;
- 2. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
16.4. Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
- 1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
- 2. de beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de oppervlakte van de bedrijfswoning, de aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 100 m²;
- 3. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
- 4. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
- b. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat;
- c. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
- d. het gebruik van een bedrijfswoning voor kinderopvang waarbij meer dan zes kinderen, inclusief de eigen kinderen, worden opgevangen;
- e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een zorgfunctie;
- f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
- g. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel;
- h. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden anders dan ondergeschikte lichte horeca.
16.5. Afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 16.4 onder c en f in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor recreatieappartementen ten behoeve van recreatieve bewoning in karakteristieke bijgebouwen, mits:
- 1. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 2. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- 3. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- b. het bepaalde in lid 16.4 onder d in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor kinderopvang voor meer dan zes kinderen, mits:
- 1. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
- 2. de kinderopvang plaatsvindt binnen de bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw;
- 3. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 5. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- c. het bepaalde in lid 16.4 onder e in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt ten behoeve van een zorgfunctie, mits:
- 1. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
- 2. de zorgfunctie plaatsvindt binnen de bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw;
- 3. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 5. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- d. het bepaalde in lid 16.4 onder f in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning in de vorm van bed and breakfast, mits:
- 1. de logiesverstrekking plaatsvindt binnen de bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw. Er wordt uitgegaan van een bestaande entree (deur);
- 2. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
- 3. er maximaal drie kamers met in totaal 10 slaapplaatsen gerealiseerd worden;
- 4. er geen keukenblok in de kamers wordt gemaakt;
- 5. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 6. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
16.6. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
16.7. Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in dié zin dat:
- de bestemming 'Cultuur en ontspanning - Museum' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen', ten behoeve van een functieverandering, mits:
- 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van de artikel 53van overeenkomstige toepassing zijn;
- 2. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 3. de functie ondergebracht wordt in de bestaande gebouwen, zoals die aanwezig zijn op het moment van toepassing van deze wijziging;
- 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 17 : Cultuur En Ontspanning - Openluchttheater
17.1. Bestemmingsomschrijving
De voor 'Cultuur en ontspanning - Openluchttheater' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een openluchttheater, al dan niet in combinatie met ondergeschikte lichte horeca ten tijde van de ter plaatse opgevoerde voorstellingen en/of concerten;
met daaraan ondergeschikt:
- b. kleinschalige duurzame energiewinning;
met de daarbijbehorende:
- c. gebouwen en overkappingen;
- d. terreinen;
- e. wegen en paden;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. beplanting en bebossing;
- h. sloten en naar de aard daarmee gelijk te stellen waterlopen;
- i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
17.2. Bouwregels
17.3. Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- het bepaalde in 17.2.1. onder b in die zin dat ten behoeve van de bouw van een globetheater, ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - specifieke regeling" geen bepaling ten aanzien van de goothoogte geldt, mits:
- 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
17.4. Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden, anders dan ondergeschikte lichte horeca ten tijde van de ter plaatse opgevoerde voorstellingen en/of concerten.
Artikel 18 : Detailhandel
18.1. Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van detailhandelsbedrijven, welke per adres zijn genoemd in bijlage 3;
- b. bedrijfswoningen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep, een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit en/of kinderopvang;
- c. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van karakteristieke bijgebouwen;
met daaraan ondergeschikt:
- d. kleinschalige duurzame energiewinning;
- e. wegen en paden;
- f. water;
met de daarbijbehorende:
- g. tuinen, erven en terreinen;
- h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
18.2. Bouwregels
Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegevoegd.
18.3. Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 18.2.1 onder c in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 75% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak zal bedragen, mits:
- 1. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 2.500 m² zal bedragen;
- 2. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- b. het bepaalde in lid 18.2.1 onder g in die zin dat een bedrijfsgebouw wordt gebouwd met een oppervlakte groter dan 500 m², mits:
- 1. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 2.500 m² zal bedragen;
- 2. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- c. het bepaalde in lid 18.2.1 onder g in die zin dat de goothoogte van bedrijfsgebouwen wordt vergroot tot ten hoogste 5,50 m, mits:
- 1. de vergroting noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering;
- 2. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
18.4. Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
- 1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
- 2. de beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de oppervlakte van de bedrijfswoning, de aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 100 m²;
- 3. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
- 4. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
- b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
- c. het gebruik van een bedrijfswoning voor kinderopvang waarbij meer dan zes kinderen, inclusief de eigen kinderen, worden opgevangen;
- d. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat;
- e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een zorgfunctie;
- f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
- g. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak met de daarbijbehorende bouwwerken, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend.
18.5. Afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 18.4 onder b en f in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor recreatieappartementen ten behoeve van recreatieve bewoning in karakteristieke bijgebouwen, mits:
- 1. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 2. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- 3. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- b. het bepaalde in lid 18.4 onder c in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor kinderopvang voor meer dan zes kinderen, mits:
- 1. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
- 2. de kinderopvang plaatsvindt binnen de bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw;
- 3. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 5. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- c. het bepaalde in lid 18.4 onder e in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt ten behoeve van een zorgfunctie, mits:
- 1. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
- 2. de zorgfunctie plaatsvindt binnen de bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw;
- 3. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 5. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- d. het bepaalde in lid 18.4 onder f in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning in de vorm van bed and breakfast, mits:
- 1. de logiesverstrekking plaatsvindt binnen de bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw. Er wordt uitgegaan van een bestaande entree (deur);
- 2. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
- 3. er maximaal drie kamers met in totaal 10 slaapplaatsen gerealiseerd worden;
- 4. er geen keukenblok in de kamers wordt gemaakt;
- 5. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 6. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- e. het bepaalde in lid 18.4 onder g in die zin dat gronden, voorzover gelegen binnen het bestemmingsvlak, worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak ten behoeve van het eigen hobbymatige gebruik met de daarbijbehorende bouwwerken, mits:
- 1. er vanwege een paardrijdbak geen onevenredige hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor de nabijgelegen woonhuizen of woningen van derden;
- 2. de afstand tot een woonhuis van derden ten minste 15,00 m bedraagt;
- 3. de oppervlakte van de paardrijbak ten hoogste 800 m2 bedraagt;
- 4. een omheining uitsluitend transparant wordt toegepast met een maximale bouwhoogte van 1,80 m;
- 5. de paardrijbak niet wordt voorzien van bestrating of andere verharding;
- 6. er geen onevenredige verstoring van het bodemarchief wordt veroorzaakt;
- 7. er ten hoogste 4 lichtmasten worden geplaatst;
- 8. de bouwhoogte van lichtmasten ten hoogste 5,00 m bedraagt en de lichtmasten direct grenzend aan de paardrijbak worden geplaatst, waarbij de lichtuitstraling gericht is op de paardrijbak;
- 9. er sprake is van een goede inpassing in het landschap overeenkomstig het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld;
- 10. een paardrijbak niet aangelegd wordt achter een naburig perceel;
- 11. er ten hoogste één paardrijbak per perceel wordt toegestaan;
- 12. er geen bomen en/of houtgewassen worden gekapt, gerooid of geveld ten behoeve van de aanleg van de paardrijbak;
- 13. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet worden beperkt.
18.6. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
18.7. Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in dié zin dat:
- a. de bestemming 'Detailhandel' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' al dan niet in combinatie met een gedeeltelijke wijziging in de bestemming 'Agrarisch - 1' of 'Agrarisch - 2', mits:
- 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 53en/of artikel 3 of 4 van overeenkomstige toepassing zijn;
- 2. het bestemmingsvlak 'Wonen' wordt afgestemd op de feitelijke situatie en eventueel buiten het bestemmingsvlak 'Wonen' liggende gronden worden voorzien van de bestemming 'Agrarisch - 1' of 'Agrarisch - 2';
- 3. de bedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn beëindigd;
- 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 5. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 19 : Detailhandel - Tuincentrum
19.1. Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel - Tuincentrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen en kassen, ten behoeve van een tuincentrum annex hoveniersbedrijf, al dan niet in combinatie met detailhandel in planten, struiken, bomen en andere tuinbenodigdheden, tuinwaren en naar de aard daarmee gelijk te stellen zaken, ten behoeve van de inrichting van tuinen en bouwwerken;
- b. bedrijfswoningen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep, een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit en/of kinderopvang;
- c. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van karakteristieke bijgebouwen;
met daaraan ondergeschikt:
- d. kleinschalige duurzame energiewinning;
- e. wegen en paden:
- f. water;
met de daarbijbehorende:
- g. tuinen, erven en terreinen;
- h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
19.2. Bouwregels
Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegevoegd.
19.3. Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 19.2.1 onder c in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 75% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak zal bedragen, mits:
- 1. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 2.500 m² zal bedragen;
- 2. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- b. het bepaalde in lid 19.2.1 onder g in die zin dat een bedrijfsgebouw wordt gebouwd met een oppervlakte groter dan 500 m², mits:
- 1. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 2.500 m² zal bedragen;
- 2. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- c. het bepaalde in lid 19.2.1 onder g in die zin dat de goothoogte van bedrijfsgebouwen wordt vergroot tot ten hoogste 5,50 m, mits:
- 1. de vergroting noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering;
- 2. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
19.4. Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
- 1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
- 2. de beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de oppervlakte van de bedrijfswoning, de aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 100 m²;
- 3. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
- 4. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
- b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
- c. het gebruik van een bedrijfswoning voor kinderopvang waarbij meer dan zes kinderen, inclusief de eigen kinderen, worden opgevangen;
- d. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat;
- e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een zorgfunctie;
- f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
- g. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak met de daarbijbehorende bouwwerken, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend.
19.5. Afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 19.4 onder b en f in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor recreatieappartementen ten behoeve van recreatieve bewoning in karakteristieke bijgebouwen, mits:
- 1. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 2. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- 3. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- b. het bepaalde in lid 19.4 onder c in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor kinderopvang voor meer dan zes kinderen, mits:
- 1. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
- 2. de kinderopvang plaatsvindt binnen de bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw;
- 3. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 5. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- c. het bepaalde in lid 19.4 onder e in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt ten behoeve van een zorgfunctie, mits:
- 1. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
- 2. de zorgfunctie plaatsvindt binnen de bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw;
- 3. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 5. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- d. het bepaalde in lid 19.4 onder f in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning in de vorm van bed and breakfast, mits:
- 1. de logiesverstrekking plaatsvindt binnen de bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw. Er wordt uitgegaan van een bestaande entree (deur);
- 2. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
- 3. er maximaal drie kamers met in totaal 10 slaapplaatsen gerealiseerd worden;
- 4. er geen keukenblok in de kamers wordt gemaakt;
- 5. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 6. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- e. het bepaalde in lid 19.4. onder g in die zin dat gronden, voorzover gelegen binnen het bestemmingsvlak, worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak ten behoeve van het eigen hobbymatige gebruik met de daarbijbehorende bouwwerken, mits:
- 1. er vanwege een paardrijdbak geen onevenredige hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor de nabijgelegen woonhuizen of woningen van derden;
- 2. de afstand tot een woonhuis van derden ten minste 15,00 m bedraagt;
- 3. de oppervlakte van de paardrijbak ten hoogste 800 m2 bedraagt;
- 4. een omheining uitsluitend transparant wordt toegepast met een maximale bouwhoogte van 1,80 m;
- 5. de paardrijbak niet wordt voorzien van bestrating of andere verharding;
- 6. er geen onevenredige verstoring van het bodemarchief wordt veroorzaakt;
- 7. er ten hoogste 4 lichtmasten worden geplaatst;
- 8. de bouwhoogte van lichtmasten ten hoogste 5,00 m bedraagt en de lichtmasten direct grenzend aan de paardrijbak worden geplaatst, waarbij de lichtuitstraling gericht is op de paardrijbak;
- 9. er sprake is van een goede inpassing in het landschap overeenkomstig het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld;
- 10. een paardrijbak niet aangelegd wordt achter een naburig perceel;
- 11. er ten hoogste één paardrijbak per perceel wordt toegestaan;
- 12. er geen bomen en/of houtgewassen worden gekapt, gerooid of geveld ten behoeve van de aanleg van de paardrijbak;
- 13. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet worden beperkt.
19.6. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.7. Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in dié zin dat:
- de bestemming 'Detailhandel - Tuincentrum' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' al dan niet in combinatie met een gedeeltelijke wijziging in de bestemming 'Agrarisch - 1' of 'Agrarisch - 2', mits:
- 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 53en/of artikel 3 of 4 van overeenkomstige toepassing zijn;
- 2. het bestemmingsvlak 'Wonen' wordt afgestemd op de feitelijke situatie en eventueel buiten het bestemmingsvlak 'Wonen' liggende gronden worden voorzien van de bestemming 'Agrarisch - 1' of 'Agrarisch - 2';
- 3. de bedrijfsactiviteiten van het tuincentrum ter plaatse zijn beëindigd;
- 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 5. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning, dan wel het voormalige boerderijpand;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 20 : Horeca - 1
20.1. Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van horecabedrijven, in de vorm van cafés, restaurants (geen afhaalrestaurants), hotels en/of pensions, dan wel een combinatie daarvan, waarbij ter plaatse van de aanduiding "wonen" een gedeelte van een bedrijfsgebouw wordt gebruikt voor het wonen;
- b. bedrijfswoningen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep, een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit en/of kinderopvang;
- c. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van karakteristieke bijgebouwen;
waarbij, indien de gronden op de verbeelding zijn voorzien van de aanduiding "karakteristiek", de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm wordt nagestreefd;
met daaraan ondergeschikt:
- d. kleinschalige duurzame energiewinning;
- e. wegen en paden;
- f. water;
met de daarbijbehorende:
- g. tuinen, erven en terreinen;
- h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
20.2. Bouwregels
Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegevoegd.
20.3. Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 20.2.1 onder c in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 75% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak zal bedragen, mits:
- 1. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 2.500 m² zal bedragen;
- 2. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- b. het bepaalde in lid 20.2.1 onder g in die zin dat een bedrijfsgebouw wordt gebouwd met een oppervlakte groter dan 500 m², mits:
- 1. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 2.500 m² zal bedragen;
- 2. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- c. het bepaalde in lid 20.2.1 onder g in die zin dat de goothoogte van bedrijfsgebouwen wordt vergroot tot ten hoogste 5,50 m, mits:
- 1. de vergroting noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering;
- 2. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
20.4. Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
- 1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
- 2. de beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de oppervlakte van de bedrijfswoning, de aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 100 m²;
- 3. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
- 4. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
- b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
- c. het gebruik van een bedrijfswoning voor kinderopvang waarbij meer dan zes kinderen, inclusief de eigen kinderen, worden opgevangen;
- d. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat;
- e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een zorgfunctie;
- f. het gebruik van een bedrijfswoning, inclusief de aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen ten behoeve van bed and breakfast;
- g. het gebruik van de gronden en bouwwerken als zelfstandig partycentrum, zalencentrum en/of een naar de aard daarmee gelijk te stellen horeca-activiteit;
- h. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een kampeerterrein;
- i. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak met de daarbijbehorende bouwwerken, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
- j. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel.
20.5. Afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 20.4 onder b in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor recreatieappartementen ten behoeve van recreatieve bewoning in karakteristieke bijgebouwen, mits:
- 1. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 2. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- 3. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- b. het bepaalde in lid 20.4 onder c in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor kinderopvang voor meer dan zes kinderen, mits:
- 1. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
- 2. de kinderopvang plaatsvindt binnen de bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw;
- 3. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 5. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- c. het bepaalde in lid 20.4 onder e in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt ten behoeve van een zorgfunctie, mits:
- 1. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
- 2. de zorgfunctie plaatsvindt binnen de bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw;
- 3. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 5. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- d. het bepaalde in lid 20.4 onder f in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning in de vorm van bed and breakfast, mits:
- 1. de logiesverstrekking plaatsvindt binnen de bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw. Er wordt uitgegaan van een bestaande entree (deur);
- 2. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
- 3. er maximaal drie kamers met in totaal 10 slaapplaatsen gerealiseerd worden;
- 4. er geen keukenblok in de kamers wordt gemaakt;
- 5. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 6. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- e. het bepaalde in lid 20.4 onder i in die zin dat gronden, voorzover gelegen binnen het bestemmingsvlak, worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak ten behoeve van het eigen hobbymatige gebruik met de daarbijbehorende bouwwerken, mits:
- 1. er vanwege een paardrijdbak geen onevenredige hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor de nabijgelegen woonhuizen of woningen van derden;
- 2. de afstand tot een woonhuis van derden ten minste 15,00 m bedraagt;
- 3. de oppervlakte van de paardrijbak ten hoogste 800 m2 bedraagt;
- 4. een omheining uitsluitend transparant wordt toegepast met een maximale bouwhoogte van 1,80 m;
- 5. de paardrijbak niet wordt voorzien van bestrating of andere verharding;
- 6. er geen onevenredige verstoring van het bodemarchief wordt veroorzaakt;
- 7. er ten hoogste 4 lichtmasten worden geplaatst;
- 8. de bouwhoogte van lichtmasten ten hoogste 5,00 m bedraagt en de lichtmasten direct grenzend aan de paardrijbak worden geplaatst, waarbij de lichtuitstraling gericht is op de paardrijbak;
- 9. er sprake is van een goede inpassing in het landschap overeenkomstig het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld;
- 10. een paardrijbak niet aangelegd wordt achter een naburig perceel;
- 11. er ten hoogste één paardrijbak per perceel wordt toegestaan;
- 12. er geen bomen en/of houtgewassen worden gekapt, gerooid of geveld ten behoeve van de aanleg van de paardrijbak;
- 13. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet worden beperkt.
20.6. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.7. Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in dié zin dat:
- de bestemming 'Horeca - 1' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' al dan niet in combinatie met een gedeeltelijke wijziging in de bestemming 'Agrarisch - 1' of 'Agrarisch - 2', mits:
- 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 53en/of artikel 3 of 4 van overeenkomstige toepassing zijn;
- 2. het bestemmingsvlak 'Wonen' wordt afgestemd op de feitelijke situatie en eventueel buiten het bestemmingsvlak 'Wonen' liggende gronden worden voorzien van de bestemming 'Agrarisch - 1' of 'Agrarisch - 2';
- 3. de horeca-activiteiten ter plaatse zijn beëindigd;
- 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 5. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 21 : Horeca - 2
21.1. Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van een daghorecabedrijf in de vorm van een pannenkoekrestaurant (geen afhaalrestaurants);
met daaraan ondergeschikt:
- b. dagrecreatieve voorzieningen in de vorm van een midgetgolfbaan;
- c. kleinschalige duurzame energiewinning;
- d. wegen en paden;
- e. water;
met de daarbijbehorende:
- f. terreinen;
- g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
21.2. Bouwregels
21.3. Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gebouwen voor bewoning;
- b. het gebruik van de gronden en/of bouwwerken als partycentrum, zalencentrum en/of een naar de aard daarmee gelijk te stellen horeca-activiteit;
- c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een kampeerterrein;
- d. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak met de daarbijbehorende bouwwerken;
- e. het gebruik van bouwwerken ten behoeve van een cafetaria indien de bedrijfsvloeroppervlakte van het cafetaria meer dan 20 m² bedraagt;
- f. het openstellen van het horecabedrijf voor bezoekers tussen 21.00 uur en 9.00 uur;
- g. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.
21.4. Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in dié zin dat:
- de bestemming 'Horeca - 2' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen', mits:
- 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel '53' van overeenkomstige toepassing zijn;
- 2. de horeca-activiteiten ter plaatse zijn beëindigd;
- 3. de woonfunctie ondergebracht wordt in de bestaande bebouwing;
- 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 22 : Horeca - Landgoed
22.1. Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca - Landgoed' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gebouwen met allure ten behoeve van een hotel, pension en/of een naar de aard daarmee gelijk te stellen logiesverstrekkend horecabedrijf in combinatie met ruimte voor wonen, vergaderingen, congressen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bijeenkomsten, inclusief aan- en uitbouwen, (bij)gebouwen en overkappingen;
- b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke, archeologische en cultuurhistorische waarden;
- c. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van karakteristieke bijgebouwen;
waarbij, indien de gronden op de verbeelding zijn voorzien van de aanduiding "karakteristiek", de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm wordt nagestreefd;
met daaraan ondergeschikt:
- d. kleinschalige duurzame energiewinning;
- e. dagrecreatief medegebruik;
met de daarbijbehorende:
- f. terreinen;
- g. tuinen en erven;
- h. wegen en paden;
- i. parkeervoorzieningen;
- j. water;
- k. een parkeerterrein, ter plaatse van de aanduiding “parkeerterrein”;
- l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
22.2. Bouwregels
22.3. Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- het bepaalde in lid 22.2.1 onder a in die zin dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
- 1. het bouwen buiten het bouwvlak uitsluitend aan de zuidzijde van het bouwvlak plaatsvindt;
- 2. de bouwgrens van het bouwvlak met ten hoogste 25,00 m wordt overschreden;
- 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en cultuurhistorische waarden, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
22.4. Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van de gebouwen anders dan ten behoeve van een hotel, pension en/of een naar de aard daarmee gelijk te stellen logiesverstrekkend horecabedrijf en/of de bijbehorende vergader- en congresfunctie;
- b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
- c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan de productiegebonden detailhandel.
22.5. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
22.6. Wijzigingsbevoegdheid
Uitbreiding bestaand parkeerterrein
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding "parkeerterrein" wordt aangebracht, mits:
- a. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de uitbreiding van een bestaand parkeerterrein, ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied 5";
- b. er sprake is van een goede inpassing in het landschap overeenkomstig het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld;
- c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 23 : Maatschappelijk
23.1. Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van een maatschappelijke voorziening;
- b. bedrijfswoningen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning, al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep, een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit en/of kinderopvang, ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning";
- c. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van karakteristieke bijgebouwen;
- d. een antennemast, ter plaatse van de aanduiding “antennemast”;
met daaraan ondergeschikt:
- e. kleinschalige duurzame energiewinning;
- f. wegen en paden;
- g. water;
met de daarbijbehorende:
- h. terreinen:
- i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
23.2. Bouwregels
Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegevoegd.
23.3. Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 23.2.1 onder b in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen ten hoogste 75% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak zal bedragen, mits:
- 1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen ten hoogste 2.500 m² zal bedragen;
- 2. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- b. het bepaalde in lid 23.2.1 onder c in die zin dat een gebouw wordt gebouwd met een oppervlakte groter dan 500 m², mits:
- 1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen ten hoogste 2.500 m² zal bedragen;
- 2. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- c. het bepaalde in lid 23.2.1 onder e in die zin dat de goothoogte van gebouwen wordt vergroot tot ten hoogste 5,50 m, mits:
- 1. de vergroting noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering;
- 2. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
23.4. Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
- b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel en horeca;
- c. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
- 1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
- 2. de beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de oppervlakte van de bedrijfswoning, de aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 100 m²;
- 3. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
- 4. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
- d. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
- e. het gebruik van een bedrijfswoning voor kinderopvang waarbij meer dan zes kinderen, inclusief de eigen kinderen, worden opgevangen;
- f. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een zorgfunctie;
- g. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat;
- h. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak met de daarbijbehorende bouwwerken, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend.
23.5. Afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 23.4 onder a en d in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor recreatieappartementen ten behoeve van recreatieve bewoning in karakteristieke bijgebouwen, mits:
- 1. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 2. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- 3. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- b. het bepaalde in lid 23.4 onder e in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor kinderopvang voor meer dan zes kinderen, mits:
- 1. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
- 2. de kinderopvang plaatsvindt binnen de bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw;
- 3. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 5. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- c. het bepaalde in lid 23.4 onder f in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt ten behoeve van een zorgfunctie, mits:
- 1. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
- 2. de zorgfunctie plaatsvindt binnen de bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw;
- 3. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 5. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- d. het bepaalde in lid 23.4 onder a in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning in de vorm van bed and breakfast, mits:
- 1. de logiesverstrekking plaatsvindt binnen de bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw. Er wordt uitgegaan van een bestaande entree (deur);
- 2. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
- 3. er maximaal drie kamers met in totaal 10 slaapplaatsen gerealiseerd worden;
- 4. er geen keukenblok in de kamers wordt gemaakt;
- 5. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 6. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- e. het bepaalde in lid 23.4 onder h in die zin dat gronden, voorzover gelegen binnen het bestemmingsvlak, worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak ten behoeve van het eigen hobbymatige gebruik met de daarbijbehorende bouwwerken, mits:
- 1. er vanwege een paardrijdbak geen onevenredige hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor de nabijgelegen woonhuizen of woningen van derden;
- 2. de afstand tot een woonhuis van derden ten minste 15,00 m bedraagt;
- 3. de oppervlakte van de paardrijbak ten hoogste 800 m2 bedraagt;
- 4. een omheining uitsluitend transparant wordt toegepast met een maximale bouwhoogte van 1,80 m;
- 5. de paardrijbak niet wordt voorzien van bestrating of andere verharding;
- 6. er geen onevenredige verstoring van het bodemarchief wordt veroorzaakt;
- 7. er ten hoogste 4 lichtmasten worden geplaatst;
- 8. de bouwhoogte van lichtmasten ten hoogste 5,00 m bedraagt en de lichtmasten direct grenzend aan de paardrijbak worden geplaatst, waarbij de lichtuitstraling gericht is op de paardrijbak;
- 9. er sprake is van een goede inpassing in het landschap overeenkomstig het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld;
- 10. een paardrijbak niet aangelegd wordt achter een naburig perceel;
- 11. er ten hoogste één paardrijbak per perceel wordt toegestaan;
- 12. er geen bomen en/of houtgewassen worden gekapt, gerooid of geveld ten behoeve van de aanleg van de paardrijbak;
- 13. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet worden beperkt.
23.6. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 24 : Maatschappelijk - Begraafplaats
24.1. Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een begraafplaats;
met daaraan ondergeschikt:
- b. kleinschalige duurzame energiewinning;
met de daarbijbehorende:
- c. gebouwen en overkappingen ten behoeve van stalling en onderhoud;
- d. wegen en paden;
- e. beplanting en bebossing;
- f. sloten en naar de aard daarmee gelijk te stellen waterlopen;
- g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
24.2. Bouwregels
Artikel 25 : Maatschappelijk - Conferentiecentrum
25.1. Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - Conferentiecentrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van een conferentiecentrum;
- b. bedrijfswoningen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep, een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit en/of kinderopvang;
- c. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van karakteristieke bijgebouwen;
met daaraan ondergeschikt:
- d. kleinschalige duurzame energiewinning;
- e. wegen en paden;
- f. water;
met de daarbijbehorende:
- g. tuinen, erven en terreinen:
- h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
25.2. Bouwregels
Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegevoegd.
25.3. Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 25.2.1 onder c in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen ten hoogste 75% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak zal bedragen, mits:
- 1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen ten hoogste 2.500 m² zal bedragen;
- 2. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- b. het bepaalde in lid 25.2.1 onder g in die zin dat een bedrijfsgebouw wordt gebouwd met een oppervlakte groter dan 500 m², mits:
- 1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen ten hoogste 2.500 m² zal bedragen;
- 2. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- c. het bepaalde in lid 25.2.1 onder e in die zin dat de goothoogte van gebouwen wordt vergroot tot ten hoogste 5,50 m, mits:
- 1. de vergroting noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering;
- 2. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
25.4. Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
- 1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
- 2. de beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de oppervlakte van de bedrijfswoning, de aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 100 m²;
- 3. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
- 4. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
- b. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat;
- c. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
- d. het gebruik van een bedrijfswoning voor kinderopvang waarbij meer dan zes kinderen, inclusief de eigen kinderen, worden opgevangen;
- e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een zorgfunctie;
- f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
- g. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel anders dan productiegebonden detailhandel.
25.5. Afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 25.4 onder c en f in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor recreatieappartementen ten behoeve van recreatieve bewoning in karakteristieke bijgebouwen, mits:
- 1. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 2. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- 3. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- b. het bepaalde in lid 25.4 onder d in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor kinderopvang voor meer dan zes kinderen, mits:
- 1. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
- 2. de kinderopvang plaatsvindt binnen de bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw;
- 3. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 5. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- c. het bepaalde in lid 25.4 onder e in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt ten behoeve van een zorgfunctie, mits:
- 1. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
- 2. de zorgfunctie plaatsvindt binnen de bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw;
- 3. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 5. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- d. het bepaalde in lid 25.4 onder f in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning in de vorm van bed and breakfast, mits:
- 1. de logiesverstrekking plaatsvindt binnen de bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw. Er wordt uitgegaan van een bestaande entree (deur);
- 2. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
- 3. er maximaal drie kamers met in totaal 10 slaapplaatsen gerealiseerd worden;
- 4. er geen keukenblok in de kamers wordt gemaakt;
- 5. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 6. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
25.6. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 26 : Maatschappelijk - Dierenpension
26.1. Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - Dierenpension' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van een dierenpension, al dan niet in combinatie met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
- b. bedrijfswoningen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning, al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep, een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit en/of kinderopvang;
- c. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van karakteristieke bijgebouwen;
met daaraan ondergeschikt:
- d. kleinschalige duurzame energiewinning;
- e. wegen en paden;
- f. water;
met de daarbijbehorende:
- g. tuinen, erven en terreinen;
- h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
26.2. Bouwregels
Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegevoegd.
26.3. Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 26.2.1 onder c in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 75% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak zal bedragen, mits:
- 1. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 500 m² zal bedragen;
- 2. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- b. het bepaalde in lid 26.2.1 onder g in die zin dat de goothoogte van bedrijfsgebouwen wordt vergroot tot ten hoogste 5,50 m, mits:
- 1. de vergroting noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering;
- 2. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
26.4. Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
- 1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
- 2. de beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de oppervlakte van de bedrijfswoning, de aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 100 m²;
- 3. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
- 4. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
- b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
- c. het gebruik van een bedrijfswoning voor kinderopvang waarbij meer dan zes kinderen, inclusief de eigen kinderen, worden opgevangen;
- d. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat;
- e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een zorgfunctie;
- f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
- g. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak met de daarbijbehorende bouwwerken, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
- h. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel.
26.5. Afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 26.4 onder b en f in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor recreatieappartementen ten behoeve van recreatieve bewoning in karakteristieke bijgebouwen, mits:
- 1. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 2. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- 3. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- b. het bepaalde in lid 26.4 onder c in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor kinderopvang voor meer dan zes kinderen, mits:
- 1. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
- 2. de kinderopvang plaatsvindt binnen de bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw;
- 3. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 5. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- c. het bepaalde in lid 26.4 onder e in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt ten behoeve van een zorgfunctie, mits:
- 1. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
- 2. de zorgfunctie plaatsvindt binnen de bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw;
- 3. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 5. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- d. het bepaalde in lid 26.4 onder f in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning in de vorm van bed and breakfast, mits:
- 1. de logiesverstrekking plaatsvindt binnen de bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw. Er wordt uitgegaan van een bestaande entree (deur);
- 2. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
- 3. er maximaal drie kamers met in totaal 10 slaapplaatsen gerealiseerd worden;
- 4. er geen keukenblok in de kamers wordt gemaakt;
- 5. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 6. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- e. het bepaalde in lid 26.4 onder g in die zin dat gronden, voorzover gelegen binnen het bestemmingsvlak, worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak ten behoeve van het eigen hobbymatige gebruik met de daarbijbehorende bouwwerken, mits:
- 1. er vanwege een paardrijdbak geen onevenredige hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor de nabijgelegen woonhuizen of woningen van derden;
- 2. de afstand tot een woonhuis van derden ten minste 15,00 m bedraagt;
- 3. de oppervlakte van de paardrijbak ten hoogste 800 m2 bedraagt;
- 4. een omheining uitsluitend transparant wordt toegepast met een maximale bouwhoogte van 1,80 m;
- 5. de paardrijbak niet wordt voorzien van bestrating of andere verharding;
- 6. er geen onevenredige verstoring van het bodemarchief wordt veroorzaakt;
- 7. er ten hoogste 4 lichtmasten worden geplaatst;
- 8. de bouwhoogte van lichtmasten ten hoogste 5,00 m bedraagt en de lichtmasten direct grenzend aan de paardrijbak worden geplaatst, waarbij de lichtuitstraling gericht is op de paardrijbak;
- 9. er sprake is van een goede inpassing in het landschap overeenkomstig het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld;
- 10. een paardrijbak niet aangelegd wordt achter een naburig perceel;
- 11. er ten hoogste één paardrijbak per perceel wordt toegestaan;
- 12. er geen bomen en/of houtgewassen worden gekapt, gerooid of geveld ten behoeve van de aanleg van de paardrijbak;
- 13. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet worden beperkt.
26.6. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
26.7. Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in dié zin dat:
- de bestemming 'Maatschappelijk - Dierenpension' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' al dan niet in combinatie met een gedeeltelijke wijziging in de bestemming 'Agrarisch - 1' of 'Agrarisch - 2', mits:
- 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 53en/of artikel 3 of 4 van overeenkomstige toepassing zijn;
- 2. het bestemmingsvlak 'Wonen' wordt afgestemd op de feitelijke situatie en eventueel buiten het bestemmingsvlak 'Wonen' liggende gronden worden voorzien van de bestemming 'Agrarisch - 1' of 'Agrarisch - 2';
- 3. de pensionactiviteiten ter plaatse zijn beëindigd;
- 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 5. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 27 : Maatschappelijk - Kerk
27.1. Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - Kerk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van een kerk;
- b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van karakteristieke bijgebouwen;
waarbij, indien de gronden op de verbeelding zijn voorzien van de aanduiding "karakteristiek", de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm wordt nagestreefd;
met daaraan ondergeschikt:
- c. kleinschalige duurzame energiewinning;
- d. wegen en paden;
- e. water;
met de daarbijbehorende:
- f. terreinen:
- g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
27.2. Bouwregels
27.3. Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 27.2.1 onder b in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen ten hoogste 75% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak zal bedragen, mits:
- 1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen ten hoogste 2.500 m² zal bedragen;
- 2. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- b. het bepaalde in lid 27.2.1 onder c in die zin dat een gebouw wordt gebouwd met een oppervlakte groter dan 500 m², mits:
- 1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen ten hoogste 2.500 m² zal bedragen;
- 2. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast.
27.4. Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gebouwen voor bewoning;
- b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca;
- c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel anders dan productiegebonden detailhandel.
27.5. Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in dié zin dat:
- de bestemming 'Maatschappelijk - Kerk' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen', mits:
- 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 53van toepassing zijn;
- 2. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de landschappelijke en natuurlijke waarden van de gronden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 28 : Maatschappelijk - Levensbeschouwing
28.1. Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - Levensbeschouwing' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van levensbeschouwelijke doeleinden in combinatie met wonen;
met daaraan ondergeschikt:
- b. kleinschalige duurzame energiewinning;
- c. wegen en paden;
- d. water;
met de daarbijbehorende:
- e. tuinen, erven en terreinen:
- f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
28.2. Bouwregels
28.3. Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 28.2.1 onder b in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen ten hoogste 75% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak zal bedragen, mits:
- 1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen ten hoogste 2.500 m² zal bedragen;
- 2. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- b. het bepaalde in lid 28.2.1 onder c in die zin dat een gebouw wordt gebouwd met een oppervlakte groter dan 500 m², mits:
- 1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen ten hoogste 2.500 m² zal bedragen;
- 2. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- c. het bepaalde in lid 28.2.1 onder e in die zin dat de goothoogte van gebouwen wordt vergroot tot ten hoogste 5,50 m, mits:
- 1. de vergroting noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering;
- 2. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
28.4. Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gedeelten van een hoofdgebouw, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw bij het hoofdgebouw voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
het beroep of het bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van het woonhuis, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
- 1. de beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de oppervlakte van het hoofdgebouw, de aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 100 m²;
- 2. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
- 3. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
- b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
- c. het gebruik van een woonhuis voor kinderopvang waarbij meer dan zes kinderen, inclusief de eigen kinderen, worden opgevangen;
- d. het gebruik van een woonhuis voor meer dan één woning;
- e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een zorgfunctie;
- f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
- g. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel;
- h. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden;
- i. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak met de daarbij behorende bouwwerken, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend.
28.5. Afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 28.4 onder b en f in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor recreatieappartementen ten behoeve van recreatieve bewoning in karakteristieke bijgebouwen, mits:
- 1. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 2. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- 3. de gezamenlijke oppervlakte die bij een woonhuis wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 100 m² bedraagt;
- 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- b. het bepaalde in lid 28.4 onder c in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor kinderopvang voor meer dan zes kinderen, mits:
- 1. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van het woonhuis, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
- 2. de kinderopvang plaatsvindt binnen het woonhuis, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw;
- 3. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 5. de gezamenlijke oppervlakte die bij een woonhuis wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 100 m² bedraagt;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- c. het bepaalde in lid 28.4 onder e in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt ten behoeve van een zorgfunctie, mits:
- 1. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van het woonhuis, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
- 2. de zorgfunctie plaatsvindt binnen het woonhuis, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw;
- 3. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 5. de gezamenlijke oppervlakte die bij een woonhuis wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 100 m² bedraagt;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- d. het bepaalde in lid 28.4 onder f in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning in de vorm van bed and breakfast, mits:
- 1. de logiesverstrekking plaatsvindt binnen het woonhuis, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw. Er wordt uitgegaan van een bestaande entree (deur);
- 2. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van het woonhuis, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
- 3. er maximaal drie kamers met in totaal 10 slaapplaatsen gerealiseerd worden;
- 4. er geen keukenblok in de kamers wordt gemaakt;
- 5. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 6. de gezamenlijke oppervlakte die bij een woonhuis wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 100 m² bedraagt;
- 7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- e. het bepaalde in lid 28.4 onder i in die zin dat gronden, voorzover gelegen binnen het bestemmingsvlak, worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak ten behoeve van het eigen hobbymatige gebruik met de daarbijbehorende bouwwerken, mits:
- 1. er vanwege een paardrijdbak geen onevenredige hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor de nabijgelegen woonhuizen of woningen van derden;
- 2. de afstand tot een woonhuis van derden ten minste 15,00 m bedraagt;
- 3. de oppervlakte van de paardrijbak ten hoogste 800 m2 bedraagt;
- 4. een omheining uitsluitend transparant wordt toegepast met een maximale bouwhoogte van 1,80 m;
- 5. de paardrijbak niet wordt voorzien van bestrating of andere verharding;
- 6. er geen onevenredige verstoring van het bodemarchief wordt veroorzaakt;
- 7. er ten hoogste 4 lichtmasten worden geplaatst;
- 8. de bouwhoogte van lichtmasten ten hoogste 5,00 m bedraagt en de lichtmasten direct grenzend aan de paardrijbak worden geplaatst, waarbij de lichtuitstraling gericht is op de paardrijbak;
- 9. er sprake is van een goede inpassing in het landschap overeenkomstig het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld;
- 10. een paardrijbak niet aangelegd wordt achter een naburig perceel;
- 11. er ten hoogste één paardrijbak per perceel wordt toegestaan;
- 12. er geen bomen en/of houtgewassen worden gekapt, gerooid of geveld ten behoeve van de aanleg van de paardrijbak;
- 13. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet worden beperkt.
Artikel 29 : Maatschappelijk - Militair 1
29.1. Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - Militair 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van een militair kazernecomplex;
met daaraan ondergeschikt:
- b. kleinschalige duurzame energiewinning;
met de daarbijbehorende:
- c. terreinen;
- d. wegen en paden;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. beplanting en bebossing;
- g. sloten en naar de aard daarmee gelijk te stellen waterlopen;
- h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
29.2. Bouwregels
Artikel 30 : Maatschappelijk - Militair 2
30.1. Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - Militair 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een militair oefenterrein;
met daaraan ondergeschikt:
- b. kleinschalige duurzame energiewinning;
met de daarbijbehorende:
- c. gebouwen, waaronder overkappingen;
- d. terreinen;
- e. wegen en paden;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. beplanting en bebossing;
- h. sloten en naar de aard daarmee gelijk te stellen waterlopen;
- i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
30.2. Bouwregels
Artikel 31 : Maatschappelijk - Zorgboerderij
31.1. Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - Zorgboerderij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van een zorgboerderij, al dan niet in combinatie met wooneenheden en/of een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
- b. bedrijfswoningen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning, al dan niet combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep, een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit en/of kinderopvang;
- c. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van karakteristieke bijgebouwen;
met daaraan ondergeschikt:
- d. kleinschalige duurzame energiewinning;
- e. wegen en paden;
- f. water;
met de daarbijbehorende:
- g. erven en terreinen;
- h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
31.2. Bouwregels
Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegevoegd.
31.3. Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 31.2.1 onder b in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 75% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak zal bedragen, mits:
- 1. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 2.500 m² zal bedragen;
- 2. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- b. het bepaalde in lid 31.2.1 onder g in die zin dat een bedrijfsgebouw wordt gebouwd met een oppervlakte groter dan 500 m², mits:
- 1. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 2.500 m² zal bedragen;
- 2. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- c. het bepaalde in lid 31.2.1 onder g in die zin dat de goothoogte van bedrijfsgebouwen wordt vergroot tot ten hoogste 5,50 m, mits:
- 1. de vergroting noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering;
- 2. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
31.4. Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit; indien:
- 1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
- 2. de beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de oppervlakte van de bedrijfswoning, de aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 100 m²;
- 3. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
- 4. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
- a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
- b. het gebruik van een bedrijfswoning voor kinderopvang waarbij meer dan zes kinderen, inclusief de eigen kinderen, worden opgevangen;
- a. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat;
- b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
- c. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak met de daarbijbehorende bouwwerken, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
- c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel anders dan productiegebonden detailhandel.
31.5. Afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 31.4 onder b en e in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor recreatieappartementen ten behoeve van recreatieve bewoning in karakteristieke bijgebouwen, mits:
- 1. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 2. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- 3. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- b. het bepaalde in lid 31.4 onder c in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor kinderopvang voor meer dan zes kinderen, mits:
- 1. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
- 2. de kinderopvang plaatsvindt binnen de bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw;
- 3. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 5. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- c. het bepaalde in lid 31.4 onder e in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning in de vorm van bed and breakfast, mits:
- 1. de logiesverstrekking plaatsvindt binnen de bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw. Er wordt uitgegaan van een bestaande entree (deur);
- 2. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
- 3. er maximaal drie kamers met in totaal 10 slaapplaatsen gerealiseerd worden;
- 4. er geen keukenblok in de kamers wordt gemaakt;
- 5. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 6. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- d. het bepaalde in lid 31.4 onder f in die zin dat gronden, voorzover gelegen binnen het bestemmingsvlak, worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak ten behoeve van het eigen hobbymatige gebruik met de daarbijbehorende bouwwerken, mits:
- 1. er vanwege een paardrijdbak geen onevenredige hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor de nabijgelegen woonhuizen of woningen van derden;
- 2. de afstand tot een woonhuis van derden ten minste 15,00 m bedraagt;
- 3. de oppervlakte van de paardrijbak ten hoogste 800 m2 bedraagt;
- 4. een omheining uitsluitend transparant wordt toegepast met een maximale bouwhoogte van 1,80 m;
- 5. de paardrijbak niet wordt voorzien van bestrating of andere verharding;
- 6. er geen onevenredige verstoring van het bodemarchief wordt veroorzaakt;
- 7. er ten hoogste 4 lichtmasten worden geplaatst;
- 8. de bouwhoogte van lichtmasten ten hoogste 5,00 m bedraagt en de lichtmasten direct grenzend aan de paardrijbak worden geplaatst, waarbij de lichtuitstraling gericht is op de paardrijbak;
- 9. er sprake is van een goede inpassing in het landschap overeenkomstig het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld;
- 10. een paardrijbak niet aangelegd wordt achter een naburig perceel;
- 11. er ten hoogste één paardrijbak per perceel wordt toegestaan;
- 12. er geen bomen en/of houtgewassen worden gekapt, gerooid of geveld ten behoeve van de aanleg van de paardrijbak;
- 13. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet worden beperkt.
31.6. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
31.7. Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in dié zin dat:
- a. de bestemming 'Maatschappelijk - Zorgboerderij' wordt gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch - 1' of 'Agrarisch - 2' met inbegrip van het aanbrengen van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel grondgebonden agrarisch bedrijf”, inclusief het daarbinnen gelegen bouwblok, mits:
- 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van de artikel 3of 4 van overeenkomstige toepassing zijn;
- 2. de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel grondgebonden bedrijf” ter plaatse wordt aangebracht;
- 3. vestiging op een bestaande agrarische bedrijfskavel niet mogelijk is;
- 4. deze wijziging niet wordt toegepast op gronden ter plaatse van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Cultuurhistorie', 'Waarde - Landschap 1' en 'Waarde - Landschap 2';
- 5. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bedrijfskavel en de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- 6. er een zodanige bedrijfsopzet is dat het bedrijf ook op langere termijn perspectief biedt als zelfstandig bedrijf, een en ander aangetoond met een bedrijfsplan;
- 7. de omvang van de agrarische bedrijfskavel maximaal 3,00 hectare zal bedragen;
- 8. de mest-, natuur- en milieuwetgeving het nieuwe bedrijf mogelijk maken;
- 9. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke waarden, de cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- 10. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm.
- b. de bestemming 'Maatschappelijk - Zorgboerderij' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' of 'Wonen - Voormalige boerderijpanden' al dan niet in combinatie met een gedeeltelijke wijziging in de bestemming 'Agrarisch - 1' of 'Agrarisch - 2', mits:
- 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 53 of 55 en/of artikel 3 of 4 van toepassing zijn;
- 2. het bestemmingsvlak 'Wonen' of 'Wonen - Voormalige boerderijpanden' wordt afgestemd op de feitelijke situatie en eventueel buiten het bestemmingsvlak 'Wonen' of 'Wonen - Voormalige boerderijpanden' liggende gronden worden voorzien van de bestemming 'Agrarisch - 1' of 'Agrarisch - 2';
- 3. de zorgactiviteiten ter plaatse zijn beëindigd;
- 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 5. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 32 : Natuur
32.1. Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en de landschappelijke waarden van de natuurgebieden;
- b. beken, plassen, poelen, vennen, sloten en/of andere watergangen en/of -partijen al dan niet mede bestemd voor waterberging;
- c. defensiedoeleinden, ter plaatse van de aanduiding “militair oefenterrein”, waarbij de gronden worden gebruikt voor lichte militaire oefeningen in samenhang met het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden;
- d. de winning van organisch materiaal ten behoeve van biobrandstof en/of compostering;
- e. een zwemplas, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - zwemplas";
- f. gebouwen ten behoeve van een scoutingterrein, ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - gebouwen";
met daaraan ondergeschikt:
- g. het extensief agrarisch medegebruik;
- h. het extensief dagrecreatief medegebruik en educatief medegebruik van bestaande infrastructuur en voorzieningen;
- i. wegen en paden;
- j. parkeervoorzieningen;
- k. nutsvoorzieningen;
- l. kleinschalige duurzame energiewinning;
- m. terreinen voor evenementen;
- n. terreinen voor tijdelijk kamperen, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie - tijdelijk kampeerterrein”;
met de daarbijbehorende:
- o. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
32.2. Bouwregels
32.3. Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het opslaan van mest en/of andere landbouwproducten;
- b. het scheuren, het omzetten en/of anderszins ingrijpend wijzigen van gronden ten behoeve van een permanent ander gebruik;
- c. het gebruik van een als zodanig aangeduid tijdelijk kampeerterrein ten behoeve van het plaatsen van kampeermiddelen in de periode 1 november tot en met 14 maart.
- d. het bebossen van de gronden;
- e. het dempen van beken, plassen, poelen, vennen, sloten en/of andere watergangen en/of -partijen;
- f. het geheel of gedeeltelijk verharden van zandwegen en/of zandpaden;
- g. het inrichten van gronden ten behoeve van de uitoefening van lawaaisporten;
- h. het inrichten van gronden zodanig dat de bestaande landschappelijke kenmerken wezenlijk worden veranderd en/of de waterhuishouding buiten de betreffende natuurgronden onevenredig wordt geschaad.
32.4. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 33 : Natuur - Schaapskooi
33.1. Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur - Schaapskooi' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van een schaapskooi, al dan niet in combinatie met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering gericht op het onderhoud en beheer van omliggende gebieden, informatievoorzieningen, dagrecreatief medegebruik en opslag van landbouwproducten en naar de aard daarmee gelijk te stellen producten;
- b. bedrijfswoningen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning, al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep, een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit en/of kinderopvang;
- c. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van karakteristieke bijgebouwen;
met daaraan ondergeschikt:
- d. kleinschalige duurzame energiewinning;
- e. wegen en paden;
- f. water;
met de daarbijbehorende:
- g. tuinen, erven en terreinen;
- h. parkeerterreinen;
- i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
33.2. Bouwregels
Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegevoegd.
33.3. Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 33.2.1 onder b in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 75% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak zal bedragen, mits:
- 1. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 2.500 m² zal bedragen;
- 2. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- b. het bepaalde in lid 33.2.1 onder h in die zin dat een bedrijfsgebouw wordt gebouwd met een oppervlakte groter dan 500 m², mits:
- 1. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 2.500 m² zal bedragen;
- 2. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- c. het bepaalde in lid 33.2.1 onder h in die zin dat de goothoogte van bedrijfsgebouwen wordt vergroot tot ten hoogste 5,50 m, mits:
- 1. de vergroting noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering;
- 2. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
33.4. Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
- 1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
- 2. de beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de oppervlakte van de bedrijfswoning, de aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 100 m²;
- 3. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
- 4. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
- a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
- b. het gebruik van een bedrijfswoning voor kinderopvang waarbij meer dan zes kinderen, inclusief de eigen kinderen, worden opgevangen;
- a. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat;
- c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een zorgfunctie;
- a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
- b. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak met de daarbijbehorende bouwwerken, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
- d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel.
33.5. Afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 33.4 onder b en f in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor recreatieappartementen ten behoeve van recreatieve bewoning in karakteristieke bijgebouwen, mits:
- 1. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 2. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- 3. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- b. het bepaalde in lid 33.4 onder c in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor kinderopvang voor meer dan zes kinderen, mits:
- 1. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
- 2. de kinderopvang plaatsvindt binnen de bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw;
- 3. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 5. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- c. het bepaalde in lid 33.4 onder e in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt ten behoeve van een zorgfunctie, mits:
- 1. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
- 2. de zorgfunctie plaatsvindt binnen de bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw;
- 3. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 5. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- d. het bepaalde in lid 33.4 onder f in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning in de vorm van bed and breakfast, mits:
- 1. de logiesverstrekking plaatsvindt binnen de bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw. Er wordt uitgegaan van een bestaande entree (deur);
- 2. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
- 3. er maximaal drie kamers met in totaal 10 slaapplaatsen gerealiseerd worden;
- 4. er geen keukenblok in de kamers wordt gemaakt;
- 5. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 6. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- e. het bepaalde in lid 33.4 onder g in die zin dat gronden, voorzover gelegen binnen het bestemmingsvlak, worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak ten behoeve van het eigen hobbymatige gebruik met de daarbijbehorende bouwwerken, mits:
- 1. er vanwege een paardrijdbak geen onevenredige hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor de nabijgelegen woonhuizen of woningen van derden;
- 2. de afstand tot een woonhuis van derden ten minste 15,00 m bedraagt;
- 3. de oppervlakte van de paardrijbak ten hoogste 800 m2 bedraagt;
- 4. een omheining uitsluitend transparant wordt toegepast met een maximale bouwhoogte van 1,80 m;
- 5. de paardrijbak niet wordt voorzien van bestrating of andere verharding;
- 6. er geen onevenredige verstoring van het bodemarchief wordt veroorzaakt;
- 7. er ten hoogste 4 lichtmasten worden geplaatst;
- 8. de bouwhoogte van lichtmasten ten hoogste 5,00 m bedraagt en de lichtmasten direct grenzend aan de paardrijbak worden geplaatst, waarbij de lichtuitstraling gericht is op de paardrijbak;
- 9. er sprake is van een goede inpassing in het landschap overeenkomstig het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld;
- 10. een paardrijbak niet aangelegd wordt achter een naburig perceel;
- 11. er ten hoogste één paardrijbak per perceel wordt toegestaan;
- 12. er geen bomen en/of houtgewassen worden gekapt, gerooid of geveld ten behoeve van de aanleg van de paardrijbak;
- 13. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet worden beperkt.
33.6. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
33.7. Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in dié zin dat:
- de bestemming 'Natuur - Schaapskooi' wordt gewijzigd in de bestemming 'Cultuur en ontspanning - Informatiecentrum', mits:
- 1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast, ter plaatse van de aanduiding “Wro-zone - wijzigingsgebied 3”;
- 2. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 14van toepassing zijn;
- 3. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 34 : Radiosterrenwacht
34.1. Bestemmingsomschrijving
De voor 'Radiosterrenwacht' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van een radiosterrenwacht;
- b. bedrijfswoningen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep, een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit en/of kinderopvang;
- c. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van karakteristieke bijgebouwen;
met daaraan ondergeschikt:
- d. kleinschalige duurzame energiewinning;
- e. wegen en paden;
- f. water;
met de daarbijbehorende:
- g. tuinen, erven en terreinen;
- h. parkeerterreinen;
- i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
34.2. Bouwregels
Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegevoegd.
34.3. Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 34.2.1 onder b in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen ten hoogste 75% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak zal bedragen, mits:
- 1. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 2.500 m² zal bedragen;
- 2. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- b. het bepaalde in lid 34.2.1 onder g in die zin dat een gebouw wordt gebouwd met een oppervlakte groter dan 500 m², mits:
- 1. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 2.500 m² zal bedragen;
- 2. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- c. het bepaalde in lid 34.2.1 onder g in die zin dat de goothoogte van gebouwen wordt vergroot tot ten hoogste 5,50 m, mits:
- 1. de vergroting noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering;
- 2. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
34.4. Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
- 1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
- 2. de beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de oppervlakte van de bedrijfswoning, de aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 100 m²;
- 3. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
- 4. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
- b. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat;
- c. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
- d. het gebruik van een bedrijfswoning voor kinderopvang waarbij meer dan zes kinderen, inclusief de eigen kinderen, worden opgevangen;
- e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een zorgfunctie;
- f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
- g. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel;
- h. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend.
34.5. Afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 34.4 onder c en f in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor recreatieappartementen ten behoeve van recreatieve bewoning in karakteristieke bijgebouwen, mits:
- 1. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 2. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- 3. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- b. het bepaalde in lid 34.4 onder d in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor kinderopvang voor meer dan zes kinderen, mits:
- 1. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
- 2. de kinderopvang plaatsvindt binnen de bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw;
- 3. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 5. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- c. het bepaalde in lid 34.4 onder e in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt ten behoeve van een zorgfunctie, mits:
- 1. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
- 2. de zorgfunctie plaatsvindt binnen de bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw;
- 3. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 5. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- d. het bepaalde in lid 34.4 onder f in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning in de vorm van bed and breakfast, mits:
- 1. de logiesverstrekking plaatsvindt binnen de bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw. Er wordt uitgegaan van een bestaande entree (deur);
- 2. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
- 3. er maximaal drie kamers met in totaal 10 slaapplaatsen gerealiseerd worden;
- 4. er geen keukenblok in de kamers wordt gemaakt;
- 5. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 6. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
34.6. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 35 : Recreatie - 1
35.1. Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. standplaatsen voor kampeermiddelen, waaronder stacaravans en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderkomens;
- b. gebouwen en overkappingen ten behoeve van beheer en dienstverlening, horecadoeleinden, sanitaire voorzieningen en onderhoud;
- c. een bedrijfswoning, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning, al dan niet in combinatie met ruimten ten behoeve van beheer en dienstverlening en ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep, een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit en/of kinderopvang;
- d. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van karakteristieke bijgebouwen;
- e. groepsaccommodaties, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodatie” of "specifieke vorm van recreatie - twee groepsaccommodaties";
- f. bergingen bij stacaravans en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderkomens;
- g. trekkershutten en tenthuisjes;
- h. een antennemast, ter plaatse van de aanduiding “antennemast”;
waarbij, indien de gronden op de verbeelding zijn voorzien van de aanduiding "karakteristiek", de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm wordt nagestreefd;
met daaraan ondergeschikt:
- i. kleinschalige duurzame energiewinning;
met de daarbijbehorende:
- j. tuinen, erven en terreinen;
- k. sport- en speelterreinen;
- l. parkeervoorzieningen;
- m. beplanting en bebossing;
- n. wegen en paden;
- o. sloten en naar de aard daarmee gelijk te stellen waterlopen;
- p. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
35.2. Bouwregels
Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegevoegd.
35.3. Specifieke nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van bouwwerken ten behoeve van een concentratie en bundeling van bouwwerken genoemd in lid 35.1 onder b en c.
35.4. Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van kampeermiddelen en bouwwerken, met uitzondering van de bedrijfswoning en aan- en uitbouwen bij de bedrijfswoning, voor permanente bewoning;
- b. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
- 1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
- 2. de beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de oppervlakte van de bedrijfswoning, de aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 100 m²;
- 3. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
- 4. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
- c. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat;
- d. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen bij een bedrijfswoning voor bewoning;
- e. het gebruik van een bedrijfswoning voor kinderopvang waarbij meer dan zes kinderen, inclusief de eigen kinderen, worden opgevangen;
- f. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een zorgfunctie;
- g. het gebruik van een bedrijfswoning, inclusief de aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen ten behoeve van bed and breakfast;
- h. het gebruik van bouwwerken voor horecadoeleinden, anders dan ondergeschikte lichte horeca;
- i. het verwijderen van terrein afschermende beplanting, anders dan in de vorm van normaal onderhoud;
- j. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandelsdoeleinden anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend.
35.5. Afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 35.4 onder d in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor recreatieappartementen ten behoeve van recreatieve bewoning in karakteristieke bijgebouwen, mits:
- 1. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 2. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- 3. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- b. het bepaalde in lid 35.4 onder e in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor kinderopvang voor meer dan zes kinderen, mits:
- 1. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
- 2. de kinderopvang plaatsvindt binnen de bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw;
- 3. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 5. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- c. het bepaalde in lid 35.4 onder f in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt ten behoeve van een zorgfunctie, mits:
- 1. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
- 2. de zorgfunctie plaatsvindt binnen de bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw;
- 3. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 5. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- d. het bepaalde in lid 35.4 onder g in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning in de vorm van bed and breakfast, mits:
- 1. de logiesverstrekking plaatsvindt binnen de bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw. Er wordt uitgegaan van een bestaande entree (deur);
- 2. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
- 3. er maximaal drie kamers met in totaal 10 slaapplaatsen gerealiseerd worden;
- 4. er geen keukenblok in de kamers wordt gemaakt;
- 5. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 6. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- e. het bepaalde in lid 35.4 onder i in die zin dat terrein afschermende beplanting wordt verwijderd, mits:
- 1. de verwijdering uitsluitend noodzakelijk is ten behoeve van de realisatie van een goede ontsluiting van het recreatieterrein, dan wel noodzakelijk is als gevolg van een herinrichting van de plaatsing van de kampeermiddelen;
- 2. de verwijdering incidenteel plaatsheeft en geen onevenredige afbreuk doet aan de afschermende werking van de beplanting van het recreatieterrein ten opzichte van het omringende landschap;
- 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, de natuurlijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
35.6. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
35.7. Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:
- a. de bestemming 'Recreatie - 1' wordt gewijzigd in de bestemming 'Recreatie -3', mits:
- 1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast voor kampeerterreinen met een oppervlakte groter dan 5 hectare;
- 2. ten hoogste 1/3 deel van het bestemmingsvlak, zoals dat aanwezig was ten tijde van het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan, wordt voorzien van de bestemming 'Recreatie - 3';
- 3. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 37van overeenkomstige toepassing zijn;
- 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 5. het nieuwe terrein complexmatig wordt beheerd en geëxploiteerd;
- 6. met de vormgeving en inrichting van het recreatieterrein wordt voldaan aan hetgeen is gesteld in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld;
- 7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijk waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- b. een tweede bedrijfswoning met de daarbijbehorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen wordt gebouwd, mits:
- 1. de oppervlakte van het bestemmingsvlak minimaal 3,5 hectare bedraagt;
- 2. de tweede bedrijfswoning noodzakelijk is voor een goed beheer van het verblijfsrecreatieve terrein;
- 3. de overige regels van lid 35.2.2 van overeenkomstige toepassing zijn;
- 4. de oppervlakte van de bedrijfswoning ten hoogste 150 m² zal bedragen;
- 5. er nog niet eerder een tweede bedrijfswoning is gebouwd;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 36 : Recreatie - 2
36.1. Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. standplaatsen voor kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderkomens;
- b. standplaatsen voor kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderkomens op natuurkampeerterreinen, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie - natuurkampeerterrein”;
- c. standplaatsen voor kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderkomens in combinatie met een groepsaccommodatie, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodatie”;
- d. gebouwen en overkappingen ten behoeve van onderhoud, beheer en dienstverlening en sanitaire voorzieningen;
- e. een bedrijfswoning, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning, al dan niet in combinatie met ruimten ten behoeve van beheer en dienstverlening, en ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep, een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit en/of kinderopvang, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning";
- f. trekkershutten en tenthuisjes;
- g. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden;
met daaraan ondergeschikt:
- h. kleinschalige duurzame energiewinning;
met de daarbijbehorende:
- i. terreinen;
- j. beplanting en bebossing;
- k. wegen en paden;
- l. parkeervoorzieningen;
- m. sloten en naar de aard daarmee gelijk te stellen waterlopen;
- n. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
36.2. Bouwregels
Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegevoegd.
36.3. Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van de gronden als standplaats voor stacaravans en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderkomens;
- b. het gebruik van gebouwen ten behoeve van onderhoud, beheer en dienstverlening en sanitaire voorzieningen voor (recreatieve) bewoning;
- c. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
- 1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
- 2. de beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de oppervlakte van de bedrijfswoning, de aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 100 m²;
- 3. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
- 4. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
- d. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één bedrijfswoning ontstaat, tenzij de gronden zijn voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van wonen - twee woningen” in welk geval twee bedrijfswoningen zijn toegestaan;
- e. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen bij een bedrijfswoning voor bewoning;
- f. het gebruik van een bedrijfswoning voor kinderopvang waarbij meer dan zes kinderen, inclusief de eigen kinderen, worden opgevangen;
- g. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een zorgfunctie;
- h. het gebruik van een bedrijfswoning, inclusief de aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen ten behoeve van bed and breakfast;
- i. het verwijderen van terrein afschermende beplanting, anders dan in de vorm van normaal onderhoud.
36.4. Afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 36.3 onder e in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor recreatieappartementen ten behoeve van recreatieve bewoning in karakteristieke bijgebouwen, mits:
- 1. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 2. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- 3. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- b. het bepaalde in lid 36.3 onder f in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor kinderopvang voor meer dan zes kinderen, mits:
- 1. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
- 2. de kinderopvang plaatsvindt binnen de bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw;
- 3. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 5. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- c. het bepaalde in lid 36.3 onder g in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt ten behoeve van een zorgfunctie, mits:
- 1. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
- 2. de zorgfunctie plaatsvindt binnen de bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw;
- 3. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 5. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- d. het bepaalde in lid 36.3 onder h in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning in de vorm van bed and breakfast, mits:
- 1. de logiesverstrekking plaatsvindt binnen de bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw. Er wordt uitgegaan van een bestaande entree (deur);
- 2. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
- 3. er maximaal drie kamers met in totaal 10 slaapplaatsen gerealiseerd worden;
- 4. er geen keukenblok in de kamers wordt gemaakt;
- 5. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 6. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- e. het bepaalde in lid 36.3 onder i in die zin dat terrein afschermende beplanting wordt verwijderd, mits:
- 1. de verwijdering uitsluitend noodzakelijk is ten behoeve van de realisatie van een goede ontsluiting van het recreatieterrein, dan wel noodzakelijk is als gevolg van een herinrichting van de plaatsing van de kampeermiddelen;
- 2. de verwijdering incidenteel plaats heeft en geen onevenredige afbreuk doet aan de afschermende werking van de beplanting van het recreatieterrein ten opzichte van het omringende landschap;
- 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, de natuurlijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
36.5. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
36.6. Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in dié zin dat:
- de bestemming 'Recreatie - 2' wordt gewijzigd in de bestemming 'Recreatie -1', mits:
- 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 35van overeenkomstige toepassing zijn;
- 2. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 3. op het nieuwe terrein sprake is van bedrijfsmatige exploitatie;
- 4. met de vormgeving en inrichting van het recreatieterrein wordt voldaan aan hetgeen is gesteld in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld;
- 5. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 37 : Recreatie - 3
37.1. Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. recreatiewoningen, inclusief aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen, voor de bedrijfsmatige exploitatie;
- b. vrijstaande bijgebouwen bij recreatiewoningen;
- c. gebouwen en overkappingen ten behoeve van beheer en dienstverlening, horeca en onderhoud;
- d. een bedrijfswoning, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimten ten behoeve van beheer en dienstverlening, en ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep, een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit en/of kinderopvang, ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
- e. standplaatsen voor kampeermiddelen, waaronder stacaravans, en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderkomens;
- f. bergingen bij stacaravans en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderkomens;
- g. trekkershutten en tenthuisjes;
- h. een groepsaccommodatie, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodatie”;
- i. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van karakteristieke bijgebouwen;
met daaraan ondergeschikt:
- j. kleinschalige duurzame energiewinning;
met de daarbijbehorende:
- k. tuinen, erven en terreinen;
- l. sport- en speelterreinen;
- m. parkeervoorzieningen;
- n. beplanting en bebossing;
- o. wegen en paden;
- p. sloten en naar de aard daarmee gelijk te stellen waterlopen;
- q. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
37.2. Bouwregels
Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegevoegd.
37.3. Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 37.2.1 onder a in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van een recreatiewoning, inclusief de aan- of uitbouwen, de aangebouwde bijgebouwen en de aangebouwde overkappingen wordt vergroot tot ten hoogste 125 m², mits:
- 1. deze vergunning uitsluitend wordt verleend ten behoeve van het geschikt maken van een recreatiewoning voor gebruik door gehandicapten en/of ouderen die slecht ter been zijn;
- 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld;
- b. het bepaalde in lid 37.2.1 onder e in die zin dat recreatiewoningen geschakeld worden gebouwd ten behoeve van de bouw van een groepsonderkomen, mits:
- 1. er ten hoogste vijf recreatiewoningen aaneen worden gebouwd;
- 2. het recreatiewoningenterrein in overwegende mate ingericht blijft met vrijstaande, individuele recreatiewoningen;
- 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
37.4. Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gebouwen en kampeermiddelen, met uitzondering van bedrijfswoningen, voor permanente bewoning;
- b. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
- 1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
- 2. de beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de oppervlakte van de bedrijfswoning, de aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 100 m²;
- 3. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
- 4. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
- c. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat;
- d. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen bij een bedrijfswoning voor bewoning;
- e. het gebruik van een bedrijfswoning voor kinderopvang waarbij meer dan zes kinderen, inclusief de eigen kinderen, worden opgevangen;
- f. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een zorgfunctie;
- g. het gebruik van een bedrijfswoning, inclusief de aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen ten behoeve van bed and breakfast;
- h. het gebruik van de gronden en bouwwerken anders dan ten behoeve van een bedrijfsmatige exploitatie;
- i. het verwijderen van terreinafschermende beplanting, anders dan in de vorm van normaal onderhoud.
37.5. Afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 37.4 onder d in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor recreatieappartementen ten behoeve van recreatieve bewoning in karakteristieke bijgebouwen, mits:
- 1. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 2. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- 3. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- b. het bepaalde in lid 37.4 onder e in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor kinderopvang voor meer dan zes kinderen, mits:
- 1. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
- 2. de kinderopvang plaatsvindt binnen de bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw;
- 3. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 5. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- c. het bepaalde in lid 37.4 onder f in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt ten behoeve van een zorgfunctie, mits:
- 1. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
- 2. de zorgfunctie plaatsvindt binnen de bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw;
- 3. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 5. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- d. het bepaalde in lid 37.4 onder g in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning in de vorm van bed and breakfast, mits:
- 1. de logiesverstrekking plaatsvindt binnen de bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw. Er wordt uitgegaan van een bestaande entree (deur);
- 2. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
- 3. er maximaal drie kamers met in totaal 10 slaapplaatsen gerealiseerd worden;
- 4. er geen keukenblok in de kamers wordt gemaakt;
- 5. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 6. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- e. het bepaalde in lid 37.4 onder i in die zin dat terrein afschermende beplanting wordt verwijderd, mits:
- 1. de verwijdering uitsluitend noodzakelijk is ten behoeve van de realisatie van een goede ontsluiting van het recreatiewoningenterrein;
- 2. de verwijdering incidenteel plaats heeft en geen onevenredige afbreuk doet aan de afschermende werking van de beplanting van het recreatiewoningenterrein ten opzichte van het omringende landschap;
- 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
37.6. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
37.7. Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:
- het aantal recreatiewoningen wordt vergroot, mits:
- 1. voldaan wordt aan de bouwregels in lid 37.2 met betrekking tot de bouw van recreatiewoningen;
- 2. het maximum aantal recreatiewoningen op de verbeelding wordt aangegeven;
- 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 38 : Recreatie - 4
38.1. Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. recreatiewoningen, inclusief aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen;
- b. vrijstaande bijgebouwen bij recreatiewoningen;
- c. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het landschappelijk waardevolle karakter van het recreatieterrein;
met daaraan ondergeschikt:
- d. kleinschalige duurzame energiewinning;
met de daarbijbehorende:
- e. tuinen, erven en terreinen;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. beplanting en bebossing;
- h. wegen en paden;
- i. sloten en naar de aard daarmee gelijk te stellen waterlopen;
- j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
38.2. Bouwregels
Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegevoegd.
38.3. Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gebouwen voor permanente bewoning;
- b. het verwijderen van terrein afschermende beplanting, anders dan in de vorm van normaal onderhoud;
- c. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning.
38.4. Afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- het bepaalde in lid 38.3 onder b in die zin dat terrein afschermende beplanting wordt verwijderd, mits:
- 1. de verwijdering uitsluitend noodzakelijk is ten behoeve van de realisatie van een goede ontsluiting van het recreatiewoningenterrein;
- 2. de verwijdering incidenteel plaats heeft en geen onevenredige afbreuk doet aan de afschermende werking van de beplanting van het recreatiewoningenterrein ten opzichte van het omringende landschap;
- 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
38.5. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 39 : Recreatie - 5
39.1. Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - 5' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijfsgebouwen en overkappingen, alsmede gebouwen ten behoeve van onderhoud en sanitaire voorzieningen, ten behoeve van de verblijfsrecreatie in de vorm van groepsaccommodaties, recreatieappartementen en naar de aard daarmee gelijk te stellen verblijfsrecreatieve voorzieningen al dan niet in combinatie met sociaal - culturele doeleinden en horeca;
- b. bedrijfswoningen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep, een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit en/of kinderopvang;
- c. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van karakteristieke bijgebouwen;
- d. een kampeerterrein, ter plaatse van de aanduiding “kampeerterrein”;
- e. het plaatsen van tenten, ter plaatse van de aanduiding "verblijfsrecreatie";
- f. een maatschappelijke voorziening, ter plaatse van de aanduiding "maatschappelijk";
- g. verblijfsrecreatieve voorzieningen als onderdeel van de beheerdersruimte, ter plaatse van de aanduiding "verblijfsrecreatie";
waarbij, indien de gronden op de verbeelding zijn voorzien van de aanduiding "karakteristiek", de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm wordt nagestreefd;
met daaraan ondergeschikt:
- h. kleinschalige duurzame energiewinning;
- i. wegen en paden;
- j. water;
met de daarbijbehorende:
- k. tuinen, erven en terreinen;
- l. parkeervoorzieningen;
- m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
39.2. Bouwregels
Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegevoegd.
39.3. Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 39.2.1 onder b in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen ten hoogste 75% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak zal bedragen, mits:
- 1. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 500 m² zal bedragen;
- 2. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- b. het bepaalde in lid 39.2.1 onder g in die zin dat de goothoogte van bedrijfsgebouwen wordt vergroot tot ten hoogste 5,50 m, mits:
- 1. de vergroting noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering;
- 2. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
39.4. Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
- 1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
- 2. de beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de oppervlakte van de bedrijfswoning, de aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 100 m²;
- 3. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
- 4. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
- b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
- c. het gebruik van een bedrijfswoning voor kinderopvang waarbij meer dan zes kinderen, inclusief de eigen kinderen, worden opgevangen;
- d. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat;
- e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een zorgfunctie;
- f. het gebruik van een bedrijfswoning, inclusief de aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen ten behoeve van bed and breakfast;
- g. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van het kamperen, tenzij de gronden zijn voorzien van de aanduiding “kampeerterrein”, in welk geval ten hoogste 10 kampeermiddelen mogen worden geplaatst in de periode van 15 maart tot 1 november;
- h. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel;
- i. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden, indien de gezamenlijke horecavloeroppervlakte groter is dan 100 m²;
- j. het gebruik van gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding "verblijfsrecreatie" voor meer dan vijf tenten.
39.5. Afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 39.4 onder b in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor recreatieappartementen ten behoeve van recreatieve bewoning in karakteristieke bijgebouwen, mits:
- 1. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 2. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- 3. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- b. het bepaalde in lid 39.4 onder c in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor kinderopvang voor meer dan zes kinderen, mits:
- 1. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
- 2. de kinderopvang plaatsvindt binnen de bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw;
- 3. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 5. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- c. het bepaalde in lid 39.4 onder e in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt ten behoeve van een zorgfunctie, mits:
- 1. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
- 2. de zorgfunctie plaatsvindt binnen de bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw;
- 3. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 5. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- d. het bepaalde in lid 39.4 onder f in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning in de vorm van bed and breakfast, mits:
- 1. de logiesverstrekking plaatsvindt binnen de bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw. Er wordt uitgegaan van een bestaande entree (deur);
- 2. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
- 3. er maximaal drie kamers met in totaal 10 slaapplaatsen gerealiseerd worden;
- 4. er geen keukenblok in de kamers wordt gemaakt;
- 5. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 6. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
39.6. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
39.7. Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in dié zin dat:
- de bestemming 'Recreatie - 5' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' of 'Wonen - Voormalige boerderijpanden', mits:
- 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 53 of 55 van toepassing zijn;
- 2. deze wijziging niet wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning uitgesloten";
- 3. de recreatieve activiteiten ter plaatse zijn beëindigd;
- 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 5. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 40 : Recreatie - Recreatiewoningen
40.1. Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Recreatiewoningen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. recreatiewoningen;
- b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een recreatiewoning;
met daaraan ondergeschikt:
- c. kleinschalige duurzame energiewinning;
- d. wegen en paden;
- e. water;
met de daarbijbehorende:
- f. tuinen, erven en terreinen;
- g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
40.2. Bouwregels
40.3. Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor permanente bewoning;
- b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning.
Artikel 41 : Sport - Golfbaan
41.1. Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport - Golfbaan' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een golfbaan;
- b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden;
met daaraan ondergeschikt:
- c. kleinschalige duurzame energiewinning;
met de daarbijbehorende:
- d. gebouwen en overkappingen ten behoeve van de golfbaan;
- e. gebouwen en overkappingen ten behoeve van sanitair en/of schuilgelegenheid;
- f. terreinen;
- g. parkeervoorzieningen;
- h. beplanting en bebossing;
- i. sloten en naar de aard daarmee gelijk te stellen waterlopen;
- j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
41.2. Bouwregels
41.3. Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca, anders dan in de vorm van een kantine ten behoeve van de ter plaatse uitgeoefende sportactiviteiten.
41.4. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 42 : Sport - Hondensportterrein
42.1. Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport - Hondensportterrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een hondensportterrein;
- b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden;
met daaraan ondergeschikt:
- c. kleinschalige duurzame energiewinning;
met de daarbijbehorende:
- d. gebouwen, waaronder overkappingen;
- e. terreinen;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. beplanting en bebossing;
- h. sloten en naar de aard daarmee gelijk te stellen waterlopen;
- i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
42.2. Bouwregels
42.3. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 43 : Sport - Ijsbaan
43.1. Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport - IJsbaan' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een ijsbaan;
- b. het agrarisch grondgebruik;
- c. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden;
met daaraan ondergeschikt:
- d. kleinschalige duurzame energiewinning;
met de daarbijbehorende:
- e. gebouwen, waaronder overkappingen;
- f. terreinen;
- g. parkeervoorzieningen;
- h. beplanting en bebossing;
- i. sloten en naar de aard daarmee gelijk te stellen waterlopen;
- j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
43.2. Bouwregels
43.3. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 44 : Sport - Manege
44.1. Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport - Manege' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van een manege;
- b. bedrijfswoningen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep, een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit en/of kinderopvang;
- c. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van karakteristieke bijgebouwen;
met daaraan ondergeschikt:
- d. kleinschalige duurzame energiewinning;
- e. evenementen binnen de bedrijfsgebouwen;
- f. wegen en paden;
- g. water;
met de daarbijbehorende:
- h. tuinen, erven en terreinen;
- i. parkeervoorzieningen;
- j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
44.2. Bouwregels
Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegevoegd.
44.3. Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 44.2.1 onder b in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 75% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak zal bedragen, mits:
- 1. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 2.500 m² zal bedragen;
- 2. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- b. het bepaalde in lid 44.2.1 onder g in die zin dat een bedrijfsgebouw wordt gebouwd met een oppervlakte groter dan 500 m², mits:
- 1. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 2.500 m² zal bedragen;
- 2. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- c. het bepaalde in lid 44.2.1 onder g in die zin dat de goothoogte van bedrijfsgebouwen wordt vergroot tot ten hoogste 5,50 m, mits:
- 1. de vergroting noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering;
- 2. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
44.4. Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
- 1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
- 2. de beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de oppervlakte van de bedrijfswoning, de aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 100 m²;
- 3. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
- 4. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
- b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
- c. het gebruik van een bedrijfswoning voor kinderopvang waarbij meer dan zes kinderen, inclusief de eigen kinderen, worden opgevangen;
- d. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat;
- e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een zorgfunctie;
- f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
- g. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel;
- h. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden, indien de gezamenlijke horecavloeroppervlakte groter is dan 100 m²;
- i. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor niet-agrarische bedrijvigheid anders dan maneges en bij het wonen toegestane beroepen en bedrijven en waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend.
44.5. Afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 44.4 onder b en f in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor recreatieappartementen ten behoeve van recreatieve bewoning in karakteristieke bijgebouwen, mits:
- 1. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 2. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- 3. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- b. het bepaalde in lid 44.4 onder c in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor kinderopvang voor meer dan zes kinderen, mits:
- 1. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
- 2. de kinderopvang plaatsvindt binnen de bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw;
- 3. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 5. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- c. het bepaalde in lid 44.4 onder e in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt ten behoeve van een zorgfunctie, mits:
- 1. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
- 2. de zorgfunctie plaatsvindt binnen de bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw;
- 3. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 5. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- d. het bepaalde in lid 44.4 onder f in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning in de vorm van bed and breakfast, mits:
- 1. de logiesverstrekking plaatsvindt binnen de bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw. Er wordt uitgegaan van een bestaande entree (deur);
- 2. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
- 3. er maximaal drie kamers met in totaal 10 slaapplaatsen gerealiseerd worden;
- 4. er geen keukenblok in de kamers wordt gemaakt;
- 5. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 6. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
44.6. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
44.7. Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in dié zin dat:
- de bestemming 'Sport - Manege' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' al dan niet in combinatie met een gedeeltelijke wijziging in de bestemming 'Agrarisch - 1' of 'Agrarisch - 2', mits:
- 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 53en/of artikel 3 of 4 van overeenkomstige toepassing zijn;
- 2. het bestemmingsvlak 'Wonen' wordt afgestemd op de feitelijke situatie en eventueel buiten het bestemmingsvlak 'Wonen' liggende gronden worden voorzien van de bestemming 'Agrarisch - 1' of 'Agrarisch - 2';
- 3. de manegeactiviteiten ter plaatse zijn beëindigd;
- 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 5. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 45 : Sport - Sporthal
45.1. Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport - Sporthal' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van een sporthal;
met daaraan ondergeschikt:
- b. kleinschalige duurzame energiewinning;
met de daarbijbehorende:
- c. terreinen;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. beplanting en bebossing;
- f. sloten en naar de aard daarmee gelijk te stellen waterlopen;
- g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
45.2. Bouwregels
45.3. Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 45.2.1 onder b in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen ten hoogste 75% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak zal bedragen, mits:
- 1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen ten hoogste 2.500 m² zal bedragen;
- 2. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- b. het bepaalde in lid 45.2.1 onder c in die zin dat een gebouw wordt gebouwd met een oppervlakte groter dan 500 m², mits:
- 1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen ten hoogste 2.500 m² zal bedragen;
- 2. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast.
45.4. Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca anders dan in ondergeschikte mate ten dienste van de sporthal.
Artikel 46 : Sport - Sportvelden
46.1. Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport - Sportvelden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. sportvelden ten behoeve van doeleinden van sport, spel en ontspanning en scouting;
- b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden;
- c. een antennemast, ter plaatse van de aanduiding “antennemast”;
met daaraan ondergeschikt:
- d. kleinschalige duurzame energiewinning;
met de daarbijbehorende:
- e. gebouwen, waaronder overkappingen;
- f. terreinen;
- g. parkeervoorzieningen;
- h. beplanting en bebossing;
- i. sloten en naar de aard daarmee gelijk te stellen waterlopen;
- j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
46.2. Bouwregels
46.3. Specifieke nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen specifieke nadere eisen stellen aan de situering van bouwwerken ten behoeve van een goede inpassing in het omgevingsbeeld en rekening houdend met de cultuurhistorische waarden.
46.4. Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca, anders dan in de vorm van een kantine ten behoeve van de ter plaatse uitgeoefende sportactiviteiten.
46.5. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 47 : Sport - Verenigingsgebouw
47.1. Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport - Verenigingsgebouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van een verenigingsgebouw voor de scouting;
met daaraan ondergeschikt:
- b. kleinschalige duurzame energiewinning;
met de daarbijbehorende:
- c. terreinen;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. beplanting en bebossing;
- f. sloten en naar de aard daarmee gelijk te stellen waterlopen;
- g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
47.2. Bouwregels
47.3. Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca anders dan in ondergeschikte mate ten dienste van het verenigingsgebouw.
Artikel 48 : Sport - Zwembad
48.1. Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport - Zwembad' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een zwembad;
- b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden;
met daaraan ondergeschikt:
- c. kleinschalige duurzame energiewinning;
met de daarbijbehorende:
- d. gebouwen, waaronder overkappingen;
- e. terreinen;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. beplanting en bebossing;
- h. sloten en naar de aard daarmee gelijk te stellen waterlopen;
- i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
48.2. Bouwregels
48.3. Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca anders dan in ondergeschikte mate ten dienste van het zwembad.
48.4. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 49 : Verkeer
49.1. Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. (ontsluitings)wegen;
- b. paden;
- c. bruggen, dammen, faunapassages en/of duikers;
- d. sloten, bermen en beplanting;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. dagrecreatief medegebruik;
- g. een verkooppunt van motorbrandstoffen, inclusief lpg, met de daarbij behorende gebouwen en overkappingen ter plaatse van de aanduiding "verkooppunt motorbrandstoffen met lpg";
- h. een vulpunt voor lpg, ter plaatse van de aanduiding “vulpunt lpg”;
- i. een opslag voor lpg, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - opslag lpg";
- j. een afleverzuil voor lpg, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - afleverzuil lpg";
- k. de winning van organisch materiaal ten behoeve van biobrandstof en/of compostering;
- l. een antennemast, ter plaatse van de aanduiding “antennemast”;
met daaraan ondergeschikt:
- m. kleinschalige duurzame energiewinning;
- n. een parkeerterrein, ter plaatse van de aanduiding “parkeerterrein”;
met de daarbijbehorende;
- o. gebouwen en overkappingen ten behoeve van:
- 1. een verkooppunt van motorbrandstoffen;
- 2. detailhandel in de bij een verkooppunt behorende accessoires en benodigdheden voor motorvoertuigen, alsmede de bij een verkooppunt gebruikelijke voedings- en genotmiddelen, kranten, tijdschriften, snijbloemen, en dergelijke;
ter plaatse van de aanduiding "verkooppunt motorbrandstoffen met lpg";
- p. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
49.2. Bouwregels
49.3. Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- het bepaalde in lid 49.2.2 in die zin dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot 12,00 m, mits:
- 1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de verkeersveiligheid, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden.
49.4. Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- het aanleggen van wegen en paden of het anderszins inrichten van het bestemmingsvlak in afwijking van het bestaande profiel van wegen en paden.
49.5. Afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- het bepaalde in lid 49.4 in die zin dat wordt afgeweken van het bestaande profiel, mits:
- 1. hierdoor geen wezenlijke verandering in de geluidssituatie optreedt;
- 2. de verkeersveiligheid hierdoor niet onevenredig wordt aangetast;
- 3. tevens getoetst wordt aan de gevolgen voor de afwikkelingen van het openbaar vervoer.
Artikel 50 : Verkeer - Fietspaden
50.1. Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Fietspaden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. fiets- en voetpaden;
- b. kaden en dijken;
- c. bruggen, dammen, faunapassages en/of duikers;
- d. sloten, bermen en beplanting;
- e. dagrecreatief medegebruik;
- f. defensiedoeleinden, ter plaatse van de aanduiding “militair oefenterrein”, waarbij de gronden worden gebruikt voor lichte militaire oefeningen in samenhang met het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden;
met daaraan ondergeschikt:
- g. kleinschalige duurzame energiewinning;
met de daarbijbehorende:
- h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
50.2. Bouwregels
Artikel 51 : Water
51.1. Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kanalen, beken, sloten, vaarten, en daarmee gelijk te stellen waterlopen ten behoeve van de wateraanvoer en -afvoer, de waterberging, de beroeps- en recreatievaart en het behoud van de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
met de daarbijbehorende:
- b. kaden, dijken en oeverstroken;
- c. bruggen, dammen en duikers;
- d. sluizen en stuwen;
- e. paden;
- f. dagrecreatief medegebruik;
- g. kleinschalige duurzame energiewinning;
- h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
51.2. Bouwregels
51.3. Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- het bepaalde in lid 51.2.2 onder b in die zin dat tevens nieuwe bruggen, dammen en/of duikers worden gebouwd ten behoeve van een landbouwkundig gebruik, mits:
- 1. de bruggen, dammen of duikers noodzakelijk zijn voor een goed landbouwkundig gebruik van de gronden;
- 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
51.4. Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van de gronden als ligplaats of aanleggelegenheid voor vaartuigen en/of woonschepen, woonarken of casco's (caissons) die tot woonschip of woonark kunnen worden omgebouwd.
51.5. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 52 : Water - Waterwinning
52.1. Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water - Waterwinning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van een waterwinbedrijf gericht op de drinkwatervoorziening;
met daaraan ondergeschikt:
- b. kleinschalige duurzame energiewinning;
- c. wegen en paden;
- d. water;
- e. terreinen voor tijdelijk kamperen, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie - tijdelijk kampeerterrein”;
met de daarbijbehorende:
- f. terreinen;
- g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
52.2. Bouwregels
52.3. Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 52.2.1 onder b in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 75% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak zal bedragen, mits:
- 1. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 2.500 m² zal bedragen;
- 2. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- b. het bepaalde in lid 52.2.1 onder g in die zin dat een bedrijfsgebouw wordt gebouwd met een oppervlakte groter dan 500 m², mits:
- 1. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 2.500 m² zal bedragen;
- 2. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast.
Artikel 53 : Wonen
53.1. Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woonhuizen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, al dan niet in combinatie met ruimten voor:
- 1. een aan-huis-verbonden beroep, een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit en/of kinderopvang, zoals genoemd in bijlage 6;
- 2. caravanstalling voorzover de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding "caravanstalling";
- 3. een kantoor, ter plaatse van de aanduiding “kantoor”;
- 4. een stotterinstituut, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van maatschappelijk - stotterinstituut”;
- 5. een kwekerijbedrijf, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - kwekerijbedrijf";
- 6. een paardenhouderij en/of een houderij ten behoeve van ander vee, ter plaatse van de aanduiding "paardenhouderij";
- 7. een maatschappelijke voorziening, ter plaatse van de aanduiding "maatschappelijk";
- 8. een groepsaccommodatie, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodatie";
- b. een antennemast, ter plaatse van de aanduiding “antennemast”;
- c. het behoud en het herstel van karakteristieke bijgebouwen;
waarbij, indien de gronden op de verbeelding zijn voorzien van de aanduiding "karakteristiek", de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm wordt nagestreefd;
met daaraan ondergeschikt:
- d. kleinschalige duurzame energiewinning;
- e. wegen en paden;
- f. water;
met de daarbijbehorende:
- g. tuinen, erven en terreinen;
- h. bouwwerken geen gebouwen zijnde.
53.2. Bouwregels
Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegevoegd.
53.3. Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 53.2.2 onder b en c in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw wordt vergroot ten behoeve van de vervanging van landschapsontsierende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, mits:
- 1. bij vervanging boven 100 m² ten hoogste 50% van de gesaneerde oppervlakte wordt teruggebouwd tot een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 250 m²;
- 2. met de vervanging de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw ten hoogste 350 m² zal bedragen;
- 3. de vervanging bijdraagt aan een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
- 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- b. het bepaalde in lid 53.2.2 onder e in die zin dat de bouwhoogte van een aan-, uit- of bijgebouw of overkapping minder dan 1,00 m lager dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw bedraagt, mits:
- 1. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast, indien dit vanuit de cultuurhistorische waarden van de bebouwing wenselijk is;
- 2. de bouwhoogte van een aan-, uit- of bijgebouw of overkapping ten hoogste de bouwhoogte van het hoofdgebouw zal bedragen;
- 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- c. het bepaalde in lid 53.2.2 onder f in die zin dat aan- en uitbouwen tot ten hoogste 30% van de oppervlakte van het hoofdgebouw worden voorzien van een dakhelling van 0º, mits:
- 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en het straat- en bebouwingsbeeld;
- d. het bepaalde in lid 53.2.3 onder b in die zin dat de oppervlakte ter plaatse van de aanduiding "paardenhouderij" wordt vergroot tot ten hoogste 500 m², mits:
- 1. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast, indien dit vanuit dieraantallen noodzakelijk is, waarbij als richtlijn geldt dat ten hoogste 10 m² per groothoevig dier en 5 m² per kleinhoevig dier, maar in totaal niet meer dan 50 dieren, wordt verleend;
- 2. de gezamenlijke oppervlakte van alle aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij het woonhuis, met inbegrip van gebouwen ten behoeve van het kleinschalig houden van vee, zal ten hoogste 500 m² bedragen;
- 3. het bestemmingsvlak voor maximaal 50% wordt bebouwd;
- 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
53.4. Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gedeelten van een hoofdgebouw, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw bij het hoofdgebouw voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
- 1. het beroep of het bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van het woonhuis, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
- 2. de beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de oppervlakte van het hoofdgebouw, de aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 100 m²;
- 3. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
- 4. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
- b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
- c. het gebruik van een woonhuis voor kinderopvang waarbij meer dan zes kinderen, inclusief de eigen kinderen, worden opgevangen;
- d. het gebruik van een woonhuis voor meer dan één woning, tenzij de gronden zijn voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van wonen - twee woningen” of “specifieke vorm van wonen - drie woningen”;
- e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een zorgfunctie;
- f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden anders dan ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodatie" of waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
- g. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel;
- h. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden;
- i. het gebruik van bouwwerken ten behoeve van een veehouderij ter plaatse van de aanduiding "paardenhouderij", indien de gezamenlijke vloeroppervlakte groter is dan 250 m²;
- j. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak met de daarbijbehorende bouwwerken, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
- k. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van agrarische bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - kwekerijbedrijf";
- l. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de in lid 53.1 onder a specifieke aangeduide bedrijvigheid indien de gezamenlijke vloeroppervlakte meer dan 100 m² bedraagt, tenzij de bestaande gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt, in welk geval de bestaande gezamenlijke oppervlakte geldt;
- m. het gebruik van bouwwerken ten behoeve van het kleinschalig houden van vee, indien de gezamenlijke oppervlakte groter is dan 50 m².
53.5. Afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 53.4 onder b en f in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor recreatieappartementen ten behoeve van recreatieve bewoning in karakteristieke bijgebouwen, mits:
- 1. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 2. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- 3. de gezamenlijke oppervlakte die bij een woonhuis wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 100 m² bedraagt;
- 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- b. het bepaalde in lid 53.4 onder c in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor kinderopvang voor meer dan zes kinderen, mits:
- 1. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van het woonhuis, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
- 2. de kinderopvang plaatsvindt binnen het woonhuis, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw;
- 3. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 5. de gezamenlijke oppervlakte die bij een woonhuis wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 100 m² bedraagt;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- c. het bepaalde in lid 53.4 onder e in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt ten behoeve van een zorgfunctie, mits:
- 1. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van het woonhuis, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
- 2. de zorgfunctie plaatsvindt binnen het woonhuis, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw;
- 3. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 5. de gezamenlijke oppervlakte die bij een woonhuis wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 100 m² bedraagt;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- d. het bepaalde in lid 53.4 onder f in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning in de vorm van bed and breakfast, mits:
- 1. de logiesverstrekking plaatsvindt binnen het woonhuis, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw. Er wordt uitgegaan van een bestaande entree (deur);
- 2. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van het woonhuis, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
- 3. er maximaal drie kamers met in totaal 10 slaapplaatsen gerealiseerd worden;
- 4. er geen keukenblok in de kamers wordt gemaakt;
- 5. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 6. de gezamenlijke oppervlakte die bij een woonhuis wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 100 m² bedraagt;
- 7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- e. het bepaalde in lid 53.4 onder j in die zin dat gronden, voorzover gelegen binnen het bestemmingsvlak, worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak ten behoeve van het eigen hobbymatige gebruik met de daarbijbehorende bouwwerken, mits:
- 1. er vanwege een paardrijdbak geen onevenredige hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor de nabijgelegen woonhuizen of woningen van derden;
- 2. de afstand tot een woonhuis van derden ten minste 15,00 m bedraagt;
- 3. de oppervlakte van de paardrijbak ten hoogste 800 m2 bedraagt;
- 4. een omheining uitsluitend transparant wordt toegepast met een maximale bouwhoogte van 1,80 m;
- 5. de paardrijbak niet wordt voorzien van bestrating of andere verharding;
- 6. er geen onevenredige verstoring van het bodemarchief wordt veroorzaakt;
- 7. er ten hoogste 4 lichtmasten worden geplaatst;
- 8. de bouwhoogte van lichtmasten ten hoogste 5,00 m bedraagt en de lichtmasten direct grenzend aan de paardrijbak worden geplaatst, waarbij de lichtuitstraling gericht is op de paardrijbak;
- 9. er sprake is van een goede inpassing in het landschap overeenkomstig het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld;
- 10. een paardrijbak niet aangelegd wordt achter een naburig perceel;
- 11. er ten hoogste één paardrijbak per perceel wordt toegestaan;
- 12. er geen bomen en/of houtgewassen worden gekapt, gerooid of geveld ten behoeve van de aanleg van de paardrijbak;
- 13. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet worden beperkt.
53.6. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
53.7. Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:
- de aanduiding "paardenhouderij" wordt aangebracht, mits:
- 1. de veehouderijactiviteiten plaatsvinden in een omvang van het kleinschalig houden van vee;
- 2. de gezamenlijke oppervlakte aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een woonhuis ten hoogste 500 m² zal bedragen, waarbij als richtlijn geldt dat ten hoogste 10 m² per rund of paard en 5 m² per stuks kleinvee (kalveren, pony's, schapen, geiten) wordt toegestaan;
- 3. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bedrijfskavel en de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
Artikel 54 : Wonen - Landgoed
54.1. Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Landgoed' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een woonhuis met allure, aan- en uitbouwen, (bij)gebouwen en overkappingen ten behoeve van het woonhuis, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, kinderopvang, sociaal-culturele doeleinden, hoveniersactiviteiten en/of grondgebonden agrarisch grondgebruik;
- b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, cultuurhistorische, archeologische en natuurlijke waarden;
met daaraan ondergeschikt:
- c. kleinschalige duurzame energiewinning;
- d. agrarisch medegebruik;
- e. dagrecreatief medegebruik;
met de daarbijbehorende:
- f. tuinen, erven en terreinen;
- g. wegen en paden;
- h. parkeervoorzieningen
- i. beplanting en bebossing;
- j. sloten en naar de aard daarmee gelijk te stellen waterlopen;
- k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
54.2. Bouwregels
Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegevoegd.
54.3. Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gedeelten van een hoofdgebouw, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw bij het hoofdgebouw voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
- 1. het beroep of het bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van het woonhuis, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
- 2. de beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de oppervlakte van het hoofdgebouw, de aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 250 m²;
- 3. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
- 4. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
- b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
- c. het gebruik van een woonhuis voor kinderopvang waarbij meer dan zes kinderen, inclusief de eigen kinderen, worden opgevangen;
- d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een zorgfunctie;
- e. het gebruik van een woonhuis voor meer dan drie woningen, waarbij de oppervlakte van een woning ten minste 100 m² bedraagt;
- f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
- g. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel;
- h. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van grondgebonden agrarische bedrijfsactiviteiten.
54.4. Afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 54.3 onder b en f in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor recreatieappartementen ten behoeve van recreatieve bewoning in karakteristieke bijgebouwen, mits:
- 1. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 2. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- 3. de gezamenlijke oppervlakte die bij een woonhuis wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- b. het bepaalde in lid 54.3 onder c in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor kinderopvang voor meer dan zes kinderen, mits:
- 1. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 250 m² en ten hoogste 1/3 deel van het woonhuis, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
- 2. de kinderopvang plaatsvindt binnen het woonhuis, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw;
- 3. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 5. de gezamenlijke oppervlakte die bij een woonhuis wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
- c. het bepaalde in lid 54.3 onder d in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt ten behoeve van een zorgfunctie, mits:
- 1. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 250 m² en ten hoogste 1/3 deel van het woonhuis, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
- 2. de zorgfunctie plaatsvindt binnen het woonhuis, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw;
- 3. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 5. de gezamenlijke oppervlakte die bij een woonhuis wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- d. het bepaalde in lid 54.3 onder f in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning in de vorm van bed and breakfast, mits:
- 1. de logiesverstrekking plaatsvindt binnen het woonhuis, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw. Er wordt uitgegaan van een bestaande entree (deur);
- 2. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van het woonhuis, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
- 3. er maximaal drie kamers met in totaal 10 slaapplaatsen gerealiseerd worden;
- 4. er geen keukenblok in de kamers wordt gemaakt;
- 5. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 6. de gezamenlijke oppervlakte die bij een woonhuis wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
54.5. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 55 : Wonen - Voormalige Boerderijpanden
55.1. Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Voormalige boerderijpanden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woonhuizen in de vorm van voormalige boerderijpanden, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, al dan niet in combinatie met ruimten voor:
- 1. een aan-huis-verbonden beroep en/of een bedrijfsmatige activiteit zoals die is genoemd in bijlage 2 onder de categorieën 1 en 2, niet zijnde geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
- 2. kinderopvang;
- 3. detailhandel, ter plaatse van de aanduiding “detailhandel”;
- 4. een galerie, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van cultuur en ontspanning - galerie”;
- 5. een caravanstalling, ter plaatse van de aanduiding “caravanstalling”;
- 6. een paardenhouderij en/of houderij voor ander vee, ter plaatse van de aanduiding "paardenhouderij";
- 7. recreatieappartementen, ter plaatse van de aanduiding "bijgebouwen";
- 8. een recreatiewoning, ter plaatse van de aanduiding "recreatiewoning";
- 9. een maatschappelijke voorziening, ter plaatse van de aanduiding "maatschappelijk";
- 10. een groepsaccommodatie, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodatie";
- 11. een reisbureau, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van dienstverlening - reisbureau”;
- b. het behoud en het herstel van de karakteristieke hoofdvormen van de voormalige boerderijpanden;
- c. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van karakteristieke bijgebouwen;
- d. agrarische wasplaatsen, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - wasplaats”;
met daaraan ondergeschikt:
- e. kleinschalige duurzame energiewinning;
- f. wegen en paden;
- g. water;
met de daarbijbehorende:
- h. tuinen, erven en terreinen;
- i. bouwwerken geen gebouwen zijnde.
55.2. Bouwregels
Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegevoegd.
55.3. Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 55.2.1 onder c in die zin dat een woonhuis gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
- 1. het bouwen buiten het bouwvlak uitsluitend plaatsvindt door middel van een geringe uitbreiding van het woonhuis tot een oppervlakte van het woonhuis van ten hoogste 100 m²;
- 2. de uitbreiding op ten minste 5,00 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het woonhuis wordt gerealiseerd met doortrekking van de bestaande dakvorm;
- 3. de breedte van de uitbreiding ten hoogste 3,00 m bedraagt;
- 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bebouwingskarakteristiek van het woonhuis en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- b. het bepaalde in lid 55.2.1 onder c en e in die zin dat wordt afgeweken van de bestaande maatvoeringen van een voormalig boerderijpand, mits:
- 1. er vanuit architectonisch oogpunt een versterking van de ruimtelijke kwaliteit en het omgevingsbeeld wordt bewerkstelligd;
- 2. de bouwhoogte van het woonhuis ten hoogste 12,00 m zal bedragen en het woonhuis zal worden voorzien van een kap;
- 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- c. het bepaalde in lid 55.2.1 onder e in die zin dat in ondergeschikte mate wordt afgeweken van de bestaande maatvoeringen van een voormalig boerderijpand, mits:
- 1. dit vanwege bouwtechnische vereisten noodzakelijk is;
- 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de hoofdvorm van het voormalige boerderijpand;
- d. het bepaalde in lid 55.2.2 onder b in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen wordt vergroot, mits:
- 1. deze vergunning uitsluitend wordt verleend, ter plaatse van de aanduidingen “specifieke vorm van wonen - twee woningen” of "specifieke vorm van wonen - drie woningen", dan wel bij splitsing van het woonhuis in meerdere woningen;
- 2. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen per woning ten hoogste 100 m² zal bedragen;
- 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- e. het bepaalde in lid 55.2.3 onder b in die zin dat de oppervlakte ter plaatse van de aanduiding "paardenhouderij" wordt vergroot tot ten hoogste 500 m², mits:
- 1. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast, indien dit vanuit dieraantallen noodzakelijk is, waarbij als richtlijn geldt dat ten hoogste 10 m² per groothoevig dier en 5 m² per kleinhoevig dier, maar in totaal niet meer dan 50 dieren, wordt verleend;
- 2. de gezamenlijke oppervlakte van alle aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij het woonhuis, met inbegrip van gebouwen ten behoeve van het kleinschalig houden van vee, zal ten hoogste 500 m² bedragen;
- 3. het bestemmingsvlak voor maximaal 50% wordt bebouwd;
- 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- f. het bepaalde in lid 55.2.2 onder b in die zin dat, indien reeds 250 m² of meer aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een woonhuis aanwezig is, maar minder dan 500 m², een per bestemmingsvlak eenmalige vervangende bouw en/of verbouw van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen plaats mag vinden tot een maximumoppervlak van 50% van het oppervlak aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen boven de 150 m², mits:
- 1. het verlenen van deze vergunning tot gevolg heeft dat er een afname van de bestaande hoeveelheid aan bebouwing bij woonhuizen plaatsvindt ten gunste van de landschappelijke waarden en de ruimtelijke kwaliteit van het bebouwingsbeeld;
- 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- g. het bepaalde in lid 55.2.2 onder b in die zin dat, indien reeds meer dan 500 m² aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een woonhuis aanwezig is, een per bestemmingsvlak eenmalige vervangende bouw en/of verbouw van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen plaats mag vinden tot een maximumoppervlak van 20% van het oppervlak aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen boven de 500 m², mits:
- 1. het verlenen van deze vergunning tot gevolg heeft dat er een afname van de bestaande hoeveelheid aan bebouwing bij woonhuizen plaatsvindt ten gunste van de landschappelijke waarden en de ruimtelijke kwaliteit van het bebouwingsbeeld;
- 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
55.4. Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gedeelten van een hoofdgebouw, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw bij het hoofdgebouw voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
- 1. het beroep of het bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van het woonhuis, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
- 2. de beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de oppervlakte van het hoofdgebouw, de aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 100 m²;
- 3. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
- 4. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
- b. het gebruik van een woonhuis voor meer dan één woning, tenzij de gronden zijn voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van wonen - twee woningen” of "specifieke vorm van wonen - drie woningen";
- c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een zorgfunctie;
- d. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning, met uitzondering van de bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding "bijgebouwen", in welk geval in karakteristieke bijgebouwen recreatieappartementen zijn toegestaan;
- e. het gebruik van een woonhuis voor kinderopvang waarbij meer dan zes kinderen, inclusief de eigen kinderen, worden opgevangen;
- f. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
- g. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel anders dan productiegebonden detailhandel dan wel ter plaatse van de aanduiding “detailhandel” ;
- h. het gebruik van bouwwerken ten behoeve van een paardenhouderij ter plaatse van de aanduiding "paardenhouderij", indien de gezamenlijke vloeroppervlakte groter is dan 500 m²;
- i. het gebruik van bouwwerken ten behoeve van een groepsaccommodatie of recreatieappartementen ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodatie", indien:
- 1. de gezamenlijke vloeroppervlakte groter is dan 250 m²;
- 2. de gezamenlijke vloeroppervlakte groter is dan 500 m², uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "paardenhouderij";
- j. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak met de daarbijbehorende bouwwerken, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
- k. het gebruik van bouwwerken ten behoeve van het kleinschalig houden van vee, indien de gezamenlijke oppervlakte groter is dan 50 m²;
- l. het gebruik van de gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal recreanten" voor het verblijf van meer dan 50 personen tegelijkertijd.
55.5. Afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 55.4 onder c in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt ten behoeve van een zorgfunctie, mits:
- 1. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van het woonhuis, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
- 2. de zorgfunctie plaatsvindt binnen het woonhuis, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw;
- 3. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 5. de gezamenlijke oppervlakte die bij een woonhuis wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- b. het bepaalde in lid 55.4 onder d en f in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor recreatieappartementen ten behoeve van recreatieve bewoning in het hoofdgebouw, inclusief de aan- en uitbouwen, en de karakteristieke bijgebouwen, mits:
- 1. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 2. de oppervlakte van het permanente woongedeelte van het hoofdgebouw niet minder mag bedragen dan 75 m²;
- 3. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- 4. de gezamenlijke oppervlakte die bij een woonhuis wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 5. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- c. het bepaalde in lid 55.4 onder e in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor kinderopvang voor meer dan zes kinderen, mits:
- 1. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van het woonhuis, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
- 2. de kinderopvang plaatsvindt binnen het woonhuis, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw;
- 3. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 5. de gezamenlijke oppervlakte die bij een woonhuis wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
- d. het bepaalde in lid 55.4 onder f in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning in de vorm van bed and breakfast, mits:
- 1. de logiesverstrekking plaatsvindt binnen het woonhuis, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw. Er wordt uitgegaan van een bestaande entree (deur);
- 2. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van het woonhuis, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
- 3. er maximaal drie kamers met in totaal 10 slaapplaatsen gerealiseerd worden;
- 4. er geen keukenblok in de kamers wordt gemaakt;
- 5. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 6. de gezamenlijke oppervlakte die bij een woonhuis wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- e. het bepaalde in lid 55.4 onder j in die zin dat gronden, voorzover gelegen binnen het bestemmingsvlak, worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak ten behoeve van het eigen hobbymatige gebruik met de daarbijbehorende bouwwerken, mits:
- 1. er vanwege een paardrijdbak geen onevenredige hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor de nabijgelegen woonhuizen of woningen van derden;
- 2. de afstand tot een woonhuis van derden ten minste 15,00 m bedraagt;
- 3. de oppervlakte van de paardrijbak ten hoogste 800 m2 bedraagt;
- 4. een omheining uitsluitend transparant wordt toegepast met een maximale bouwhoogte van 1,80 m;
- 5. de paardrijbak niet wordt voorzien van bestrating of andere verharding;
- 6. er geen onevenredige verstoring van het bodemarchief wordt veroorzaakt;
- 7. er ten hoogste 4 lichtmasten worden geplaatst;
- 8. de bouwhoogte van lichtmasten ten hoogste 5,00 m bedraagt en de lichtmasten direct grenzend aan de paardrijbak worden geplaatst, waarbij de lichtuitstraling gericht is op de paardrijbak;
- 9. er sprake is van een goede inpassing in het landschap overeenkomstig het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld;
- 10. een paardrijbak niet aangelegd wordt achter een naburig perceel;
- 11. er ten hoogste één paardrijbak per perceel wordt toegestaan;
- 12. er geen bomen en/of houtgewassen worden gekapt, gerooid of geveld ten behoeve van de aanleg van de paardrijbak;
- 13. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet worden beperkt.
55.6. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
55.7. Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:
- a. een woonhuis, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, wordt gebruikt voor meer dan één woning, mits:
- 1. de gronden worden voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van wonen - twee woningen” of “specifieke vorm van wonen - drie woningen”;
- 2. de bestaande bouwmassa niet wordt vergroot en er niet meer dan drie woningen worden gevestigd;
- 3. bij splitsing naar twee woningen dient het woonhuis minimaal 200 m² en bij splitsing naar drie woningen minimaal 300 m² bedragen;
- 4. de gezamenlijke oppervlakte voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen wordt vergroot, waarbij tevens de vergunning van lid 55.3onder d wordt verleend;
- 5. de wijzigingsbevoegdheid passend is in het geldende Woonplan;
- 6. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- b. in geval een op de verbeelding aangeduid bouwvlak kleiner is dan 150 m² het bouwvlak wordt vergroot tot ten hoogste 150 m², mits:
- 1. de bestaande hoofdvorm van het voormalige boerderijpand behouden blijft;
- 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- c. een op de verbeelding aangeduid bouwvlak binnen het bestemmingsvlak met gelijkblijvende omvang qua vorm en/of situering wordt gewijzigd, mits:
- 1. er vanuit architectonisch oogpunt een versterking van de ruimtelijke kwaliteit en het omgevingsbeeld kan worden bewerkstelligd;
- 2. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat het bouwvlak en de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- d. de aanduiding "paardenhouderij" wordt aangebracht, mits:
- 1. de veehouderijactiviteiten plaatsvinden in een omvang van het kleinschalig houden van vee;
- 2. de gezamenlijke oppervlakte aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een woonhuis ten hoogste 500 m² zal bedragen, waarbij als richtlijn geldt dat ten hoogste 10 m² per rund of paard en 5 m² per stuks kleinvee (kalveren, pony's, schapen, geiten) wordt toegestaan;
- 1. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bedrijfskavel en de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- e. de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning in de vorm van een groepsaccommodatie, mits:
- 1. de logiesverstrekking plaatsvindt binnen de bestaande gebouwen;
- 2. de oppervlakte van het permanente woongedeelte van het hoofdgebouw niet minder mag bedragen dan 75 m²;
- 3. het parkeren op het eigen erf plaatsvindt;
- 4. de vestiging alleen is toegestaan aan een verkeersontsluiting van voldoende omvang;
- 5. de gezamenlijke oppervlakte die bij een woonhuis wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 6. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- f. de bestemming 'Wonen - Voormalige boerderijpanden' wordt gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch - 1' of 'Agrarisch - 2', mits:
- 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van de artikel 3of 4 van overeenkomstige toepassing zijn;
- 2. de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel grondgebonden bedrijf” ter plaatse wordt aangebracht;
- 3. vestiging op een bestaand agrarisch bouwblok niet mogelijk is;
- 4. deze wijziging niet wordt toegepast op gronden ter plaatse van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht', 'Waarde -Cultuurhistorie', 'Waarde - Landschap 1' en 'Waarde - Landschap 2';
- 5. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bedrijfskavel en de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- 6. er een zodanige bedrijfsopzet is dat het bedrijf ook op langere termijn perspectief biedt als zelfstandig bedrijf, een en ander aangetoond met een bedrijfsplan;
- 7. de omvang van de agrarische bedrijfskavel maximaal 3,00 hectare zal bedragen;
- 8. de mest-, natuur- en milieuwetgeving het nieuwe bedrijf mogelijk maken;
- 9. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- 10. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm;
- g. de bestemming 'Wonen - Voormalige boerderijpanden' wordt gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch - Paardenhouderij', mits:
- 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van de artikel 6van overeenkomstige toepassing zijn;
- 2. de nieuwe functie wordt ondergebracht in de bestaande bebouwing zoals die aanwezig is op het moment van toepassing van de wijzigingsbevoegdheid;
- 3. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid, de woonsituatie, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- h. de bestemming 'Wonen - Voormalige boerderijpanden' wordt gewijzigd in de bestemming 'Maatschappelijk - Zorgboerderij', mits:
- 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van de artikel 31van overeenkomstige toepassing zijn;
- 2. de zorgfunctie wordt ondergebracht in de bestaande bebouwing zoals die aanwezig is op het moment van toepassing van de wijzigingsbevoegdheid;
- 3. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid, de woonsituatie, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- i. de bestemming 'Wonen - Voormalige boerderijpanden' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen', mits:
- 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 53van overeenkomstige toepassing zijn;
- 2. het voormalig boerderijpand niet langer in stand kan worden gehouden en moet worden gesloopt, waarbij de nieuwbouw niet op de wijze van een voormalig boerderijpand wordt uitgevoerd;
- 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 56 : Wonen - Woonleefgemeenschap
56.1. Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Woonleefgemeenschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van een woonleefgemeenschap, het houden van sociaal, maatschappelijke, educatieve, levensbeschouwelijke (groeps)activiteiten met bijbehorende groepsaccommodatie/ gemeenschapsruimte, al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep, een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit en/of kinderopvang;
- b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en natuurlijke waarden;
- c. cultuurgrond, waarbij het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden, zoals houtwallen, houtsingels en bosschages, wordt nagestreefd;
met daaraan ondergeschikt:
- d. kleinschalige duurzame energiewinning;
- e. wegen en paden;
- f. water;
met de daarbijbehorende:
- g. tuinen, erven en terreinen;
- h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
56.2. Bouwregels
56.3. Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gedeelten van een gebouw voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
het beroep of het bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van het woonhuis, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
- 1. de beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de oppervlakte van het hoofdgebouw, met een maximum van 100 m²;
- 2. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
- 3. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
- b. het gebruik van een woonhuis voor meer dan twee woningen;
- c. het gebruik van een gebouw voor kinderopvang waarbij meer dan zes kinderen, inclusief de eigen kinderen, worden opgevangen;
- d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
- e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel
- f. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
- g. het gebruik van de groepsaccommodatie/gemeenschapsruimte voor meer dan 25 slaapplaatsen.
Hoofdstuk 3 Dubbelbestemmingsregels
Artikel 57 : Leiding - Gas
57.1. Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. hoofdgastransportleidingen;
met de daarbijbehorende:
- b. veiligheidszone;
- c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
57.2. Bouwregels
57.3. Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- het bepaalde in lid 57.2.1 in die zin dat de in de andere daar voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
- 1. vooraf advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder;
- 2. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen en goederen;
- 3. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leidingen.
57.4. Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het permanent opslaan van goederen;
- b. het gebruik van de gronden en bouwwerken als risicogevoelig object binnen een ter plaatse aangegeven veiligheidszone.
57.5. Afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- het bepaalde in lid 57.4 onder b in die zin dat gronden en bouwwerken worden gebruikt als risicogevoelig object, mits:
- 1. vooraf advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder;
- 2. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen en goederen.
57.6. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 58 : Leiding - Water
58.1. Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. hoofdwaterleidingen;
met de daarbijbehorende:
- b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
58.2. Bouwregels
58.3. Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- het bepaalde in lid 58.2.1 in die zin dat de in de basisbestemming genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
- 1. vooraf advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder;
- 2. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van (bovengrondse) nutsleidingen.
58.4. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 59 : Waarde - Archeologie 1
59.1. Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- de bescherming van archeologische waarden.
59.2. Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken is een vergunning van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed noodzakelijk. Een aanvraag daartoe dient bij de gemeente Westerveld te worden ingediend.
59.3. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Voor het aanleggen van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, is een vergunning van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed noodzakelijk. Een aanvraag daartoe dient bij de gemeente Westerveld te worden ingediend.
Artikel 60 : Waarde - Archeologie 2
60.1. Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- het behoud van de archeologische waarden.
60.2. Bouwregels
60.3. Afwijking van de bouwregels
Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 60.2, mits:
- a. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of;
- b. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, of;
- c. één of meer van de volgende voorwaarden in acht genomen wordt:
- 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen;
- 3. een verplichting de bouw van een bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
- d. middels verleende vergunningen, rekeningen van uitgevoerd werk en dergelijke aangetoond wordt dat de bodem reeds eerder dieper geroerd is dan 0,30 m -Mv.
Indien aan de afwijking voorwaarden worden verbonden, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.
60.4. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
60.5. Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- het aanplanten van bomen of een houtig gewas voor zover het gaat om planten waarvan zeker is dat bij de oogst van de plant, dan wel het verwijderen van de gehele plant, de bodem dieper dan 30 cm zal worden geroerd.
60.6. Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' wordt verwijderd, indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
Artikel 61 : Waarde - Archeologie 3
61.1. Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- het behoud van de archeologische waarden.
61.2. Bouwregels
61.3. Afwijking van de bouwregels
Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 61.2, mits:
- a. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of;
- b. op basis van archeologisch door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad, of;
- c. één of meer van de volgende voorwaarden in acht genomen wordt:
- 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen;
- 3. een verplichting de bouw van een bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
- d. middels verleende vergunningen, rekeningen van uitgevoerd werk en dergelijke aangetoond wordt dat de bodem reeds eerder dieper geroerd is dan 0,30 m -Mv.
Indien aan de afwijking voorwaarden worden verbonden, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.
61.4. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
61.5. Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' wordt verwijderd, indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Artikel 62 : Waarde - Beschermd Dorpsgezicht
62.1. Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- het behoud, het herstel en de uitbouw van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van de gebieden Eursinge, Havelte - Van Helomaweg en Westeinde en de daarbinnen aanwezige bebouwing, zoals uitgebreid weergegeven in bijlage 3 van de toelichting;
- 1. het gebied Eursinge is zowel vanuit oudheidkundig als vanuit een oogpunt van dorpsschoon van belang vanwege een reeks oude boerderijen, die in volmaakte harmonie in het landschap bijeen liggen. Van belang is tevens het besloten karakter van het buurtschap, veroorzaakt door de talrijke eikenbomen, die de samenhang tot stand brengen in de groepering van de uiteengelegen opstallen. De woonhuizen en schuren zijn min of meer ondergeschikt aan deze grootse beplanting;
- 2. het gebied Havelte - Van Helomaweg is van belang vanwege het ongeschonden ruimtelijke karakter van een kransesdorp, gelegen in het evenwicht tussen de bebouwing onderling van een boerderijengroepje in relatie tot de nabijgelegen es en in samenhang met het hoge geboomte;
- 3. het gebied Westeinde is met name van belang vanwege de overwegend oudere agrarische bebouwing. Halverwege de hoevenreeks domineert de havezate Oldengaerde het bebouwingsbeeld. Het beschermingsbelang van Westeinde is gebaseerd op de relatief gave, oorspronkelijke agrarische structuur van de esrandennederzetting, in samenhang met de landschappelijke ligging.
62.2. Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van bebouwing, dakvormen en dakbedekking, overeenkomstig het gestelde in lid 62.1en in bijlage 3 van de toelichting.
62.3. Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van gronden ten behoeve van het telen van hout.
62.4. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 63 : Waarde - Cultuurhistorie
63.1. Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- het behoud en de bescherming van de archeologisch en cultuurhistorisch waardevolle essen.
63.2. Bouwregels
63.3. Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- het aanbrengen en/of veroorzaken van veranderingen in de hoogte van een es, zoals die bestond ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpplan, als gevolg van het gebruik van de gronden.
63.4. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 64 : Waarde - Landschap 1
64.1. Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Landschap 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijk, waterhuishoudkundig en/of cultuurhistorisch waardevolle landschapselementen en/of landschappelijke waardevolle gebieden, zoals die zijn voorzien van de aanduiding:
- 1. “specifieke vorm van waarde - joodse begraafplaats Dwingeloo” (nummer 4);
- 2. “specifieke vorm van waarde - Vledderlanden” (nummer 5);
- 3. “specifieke vorm van waarde - Scheidgruppe” (nummer 11);
- 4. “specifieke vorm van waarde - Kalterbroeken” (nummer 12);
- 5. “specifieke vorm van waarde - Uffelter vaartje” (nummer 13);
- 6. “specifieke vorm van waarde - Veendijk” (nummer 14);
- 7. “specifieke vorm van waarde - Busselte” (nummer 15);
- 8. “specifieke vorm van waarde - Wapserveen” (nummer 17);
- 9. “specifieke vorm van waarde - Helveen” (nummer 18);
- 10. “specifieke vorm van waarde - Landschappelijke eenheid Lheebroek” (nummer 19);
- 11. “specifieke vorm van waarde - Sliekerveen” (nummer 20);
- 12. “specifieke vorm van waarde - Witteveen” (nummer 23);
- 13. “specifieke vorm van waarde - Diepenveen” (nummer 25);
- 14. “specifieke vorm van waarde - Oldendiever” (nummer 26);
- 15. “specifieke vorm van waarde - Reeweg bij Vledder” (nummer 28);
- 16. “specifieke vorm van waarde - Jodenweg” (nummer 29);
- 17. “specifieke vorm van waarde - Tilgrup” (nummer);
- 18. “specifieke vorm van waarde - Martenswal” (nummer 31);
- 19. “specifieke vorm van waarde - Jonckindt Conincklaan” (nummer 33);
- 20. “specifieke vorm van waarde - Schoollaan” (nummer 34);
- 21. “specifieke vorm van waarde - Grenspoel en weer” (nummer 35);
- 22. “specifieke vorm van waarde - Kolonievaart” (nummer 36);
- 23. “specifieke vorm van waarde - Ettelte (nummer 39);
en zoals die per element en/of gebied onder het hiervoor aangegeven nummer zijn beschreven in bijlage 1 in de toelichting.
64.2. Bouwregels
64.3. Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- het aanbrengen en/of veroorzaken van veranderingen in de waarden van de waardevolle landschapselementen en/of landschappelijke waardevolle gebieden, zoals die per element en/of gebied zijn beschreven in bijlage 1 in de toelichting, als gevolg van het gebruik van de gronden.
64.4. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 65 : Waarde - Landschap 2
65.1. Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Landschap 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijk en waterhuishoudkundig waardevolle beekdalen.
65.2. Bouwregels
65.3. Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- het aanbrengen en/of veroorzaken van veranderingen in de laagtes van een beekdal, zoals die bestonden ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpplan, als gevolg van het gebruik van de gronden.
Artikel 66 : Waarde - Rijksmonumenten
66.1. Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Rijksmonumenten' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- de bescherming van rijksmonumenten.
66.2. Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken is een vergunning van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed noodzakelijk. Een aanvraag daartoe dient bij de gemeente Westerveld te worden ingediend.
66.3. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Voor het aanleggen van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, is een vergunning van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed noodzakelijk. Een aanvraag daartoe dient bij de gemeente Westerveld te worden ingediend.
Hoofdstuk 4 Algemene Regels
Artikel 67 : Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 68 : Algemene Bouwregels
De bouwgrenzen mogen in afwijking van de gebiedsbestemmingen en de overige bestemmingen in deze regels uitsluitend worden overschreden door:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, serres, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,50 m;
- b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,00 m.
Artikel 69 : Algemene Gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, tenzij het gronden betreft waar een kampeerterrein voor klein kamperen is toegestaan, dan wel de gronden zijn voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie - tijdelijk kampeerterrein” of “kampeerterrein”, dan wel de gronden zijn voorzien van de bestemming 'Recreatie - 1', 'Recreatie - 2', 'Recreatie -3' of 'Recreatie - 4'
- b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een prostitutiebedrijf, tenzij de gronden ter plaatse zijn voorzien van de bestemming 'Bedrijf - Prostitutie';
- c. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
- d. het storten van puin en afvalstoffen;
- e. de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
- f. het gebruik van de gronden voor het plaatsen en/of aanbrengen van niet-perceelsgebonden handelsreclame en of reclame voor ideële doeleinden of overtuigingen;
- g. het gebruik van gronden en bouwwerken waarvoor bij of krachtens de Natuurbeschermingswet 1998 een vergunning is vereist en waarvoor deze vergunning niet is verleend, met dien verstande dat indien de Natuurbeschermingswet 1998 wordt vervangen de nieuwe wetgeving hier gelezen moet worden in plaats van de Natuurbeschermingswet 1998.
Artikel 70 : Algemene Aanduidingregels
70.1. milieuzone - waterwingebied en grondwaterbeschermingsgebied
70.2. veiligheidszone - lpg
70.3. veiligheidszone - munitieopslag A en B
70.4. vrijwaringszone - laagvlieggebied
70.5. vrijwaringszone - laagvliegroute
70.6. vrijwaringszone - molenbiotoop
70.7. vrijwaringszone - radiotelescoop 1 en 2
70.8. vrijwaringszone - straalpad
70.9. vrijwaringszone - vaarweg
70.10. vrijwaringszone - weg
Artikel 71 : Algemene Afwijkingsregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. de bij recht in de regels gegeven afmetingen en percentages, met uitzondering van de oppervlakte- en inhoudsmaten, tot ten hoogste 10% van die afmetingen en percentages;
- b. de bestemmingsregels ten aanzien van het bouwen van gebouwen en overkappingen in die zin dat ten behoeve van het kleinschalig kamperen, gebouwtjes, waaronder overkappingen, ten behoeve van sanitaire voorzieningen voor de eigen gasten worden gebouwd, mits:
- 1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per kampeerterrein ten hoogste 50 m² zal bedragen;
- 2. de goothoogte van een gebouw of een overkapping ten hoogste 3,00 m zal bedragen;
- 3. de dakhelling van een gebouw of een overkapping ten minste 15º zal bedragen;
- 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- c. de bestemmingsregels ten aanzien van de maximale gevellengte van bedrijfsgebouwen in die zin dat de maximale gevellengte wordt vergroot tot ten hoogste 150 m, mits:
- 1. de gevel uitgevoerd wordt met een verspringing of een geleding waardoor het beeld van een lange gevel wordt doorbroken;
- 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden, het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
Artikel 72 : Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in dié zin dat:
- a. de aanduiding "antennemast" wordt aangebracht ten behoeve van de plaatsing van zend-, ontvangst- en antennemasten, mits:
- 1. de gronden ter plaatse worden voorzien van de aanduiding “antennemast”;
- 2. de antenne niet geplaatst kan worden op een bestaand hoog bouwwerk, zoals een hoogspanningsmast, een reclamemast, een torensilo, of een daarmee gelijk te stellen hoog bouwwerk;
- 3. de antenne niet geplaatst kan worden op een bedrijventerrein;
- 4. de antenne vervolgens geplaatst moet worden in aansluiting op grote infrastructuurlijnen;
- 5. de mast radiografisch noodzakelijk is;
- 6. de bouwhoogte van een mast ten hoogste 45,00 m zal bedragen;
- 7. het aantal masten binnen de gemeente niet meer mag bedragen dan strikt noodzakelijk is voor de realisatie van een adequaat dekkend netwerk van voldoende capaciteit;
- 8. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- b. de aanduiding 'vrijwaringszone - vaarweg' wordt aangebracht, mits:
- 1. dit voortvloeit uit de aanleg of het verleggen, verbreden of versmallen c.q. opheffen van wegen;
- 2. dit voortvloeit uit een verandering in de klassering van de betreffende weg in de Provinciale Vaarwegenverordening;
- c. de aanduiding 'vrijwaringszone - weg' wordt aangebracht, mits:
- 1. dit voortvloeit uit de aanleg of het verleggen, verbreden of versmallen c.q. opheffen van wegen;
- 2. dit voortvloeit uit een verandering in de klassering van de betreffende weg in de Provinciale Wegenverordening;
- d. de aanduiding “parkeerterrein” wordt aangebracht en/of verwijderd, mits:
- 1. deze wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast om het verkeer uit de natuurgebieden te weren en op te vangen aan de randen van de natuurgebieden al dan niet in combinatie met het verwijderen van de aanduiding, indien een bestaand parkeerterrein aan het gebruik als parkeerterrein wordt onttrokken;
- 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke waarden, het BeeldkwaliteitsplanBeeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld;
- e. enige bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Verkeer' dan wel de bestemming 'Verkeer' wordt gewijzigd in enige bestemming, mits:
- 1. deze wijziging uitsluitend wordt toegepast voor incidentele verbredingen, bochtafsnijdingen, e.d. van wegen en paden;
- 2. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 49dan wel de bestemming waarin wordt gewijzigd van overeenkomstige toepassing zijn;
- f. enige bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Verkeer - Fietspaden' dan wel de bestemming 'Verkeer - Fietspaden' wordt gewijzigd in enige bestemming, mits:
- 1. deze wijziging uitsluitend wordt toegepast voor het verwijderen en/of verleggen van bestaande fietspaden ten behoeve van de verbetering van natuurwaarden vanuit beheerinrichting, incidentele verbredingen, bochtafsnijdingen, e.d. van paden;
- 2. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 50dan wel de bestemming waarin wordt gewijzigd van overeenkomstige toepassing zijn;
- g. enige bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Water' dan wel de bestemming 'Water' wordt gewijzigd in enige bestemming, mits:
- 1. deze wijziging uitsluitend wordt toegepast voor de incidentele aanleg van opvaarten, verbredingen van waterlopen ten behoeve van waterberging en/of de aanleg van natuurvriendelijke oevers, bochtafsnijdingen, kleine verleggingen, e.d. van vaarwegen c.a.;
- 2. met de inrichting van de gronden moet worden voldaan aan hetgeen is gesteld in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld;
- 3. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 51dan wel de bestemming waarin wordt gewijzigd van overeenkomstige toepassing zijn;
- h. enige bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Water', mits:
- 1. deze wijziging uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de realisatie van natuurvriendelijke oevers, ter plaatse van de aanduiding “Wro-zone - wijzigingsgebied 1”;
- 2. met de inrichting van de gronden moet worden voldaan aan hetgeen is gesteld in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld;
- 3. met de inrichting wordt voldaan aan het maatregelenpakket dat op basis van de Kaderrichtlijn Water is opgesteld ter verbetering van de waterkwaliteit;
- 4. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 51van overeenkomstige toepassing zijn;
- i. de bestemmingen 'Agrarisch - 1' en 'Agrarisch - 2' worden gewijzigd in de bestemming 'Bos - 1' en/of 'Natuur', mits:
- 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 12 of 32 van overeenkomstige toepassing zijn;
- 2. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding “Wro-zone - wijzigingsgebied 2”;
- 3. de wijzigingsbevoegdheid niet eerder wordt toegepast dan nadat de betreffende gronden voor de daadwerkelijke natuurontwikkeling zijn verworven of aangewezen;
- 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de geomorfologische en cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- 5. de wijziging uitsluitend wordt toegepast op basis van een inrichtingsplan dat in elk geval inzicht geeft in de bodemingrepen, de gevolgen voor de waterhuishouding en het toekomstig landschapsbeeld. De omzetting en inrichting van de in het wijzigingsplan begrepen gronden moet in overeenstemming met het bij het wijzigingsplan behorende en gewaarmerkte inrichtingsplan plaats vinden;
- 6. er voor het toepassing geven aan de wijzigingsbevoegdheid een planschade overeenkomst is gesloten;
- j. de bestemmingen 'Wonen - Voormalige boerderijpanden' en 'Agrarisch - 2' worden gewijzigd in respectievelijk 'Wonen - Woonleefgemeenschap' en 'Wonen' ten behoeve van de bouw van een nieuw woonhuis, mits:
- 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van de artikelen 56 en 53 van overeenkomstige toepassing zijn;
- 2. deze wijziging uitsluitend wordt toegepast, ter plaatse van de aanduiding "Wro-zone - wijzigingsgebied 4";
- 3. de situering van het woonhuis en de bijbehorende bebouwing wordt afgestemd op de specifieke situatie, waarbij rekening wordt gehouden met een goede landschappelijke inpassing;
- 4. deze wijzigingsbevoegdheid om te komen tot de bouw van een nieuw woonhuis uitsluitend wordt toegepast ter compensatie van een verbeterde woonsituatie binnen de woonleefgemeenschap ter plaatse, waarbij de vervangen woonruimte vervalt;
- 5. de ontsluiting van het woonperceel uitsluitend plaatsvindt op de Van Zijlweg - Schipslootweg;
- 6. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat het bestemmingsvlak en de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- 7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- k. de bestemmingen 'Agrarisch - 1' of 'Agrarisch - 2', uitsluitend voorzover ter plaatse voorzien van een aanduiding voor een agrarische bedrijfskavel, of 'Bedrijf' worden gewijzigd in de bestemming 'Bedrijf - Prostitutie', mits:
- 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid ten minste de regels van de bestemming 'Bedrijf - Prostitutie' zoals opgenomen in bijlage 5 van toepassing zijn;
- 2. er ten hoogste één prostitutiebedrijf binnen het gemeentelijk grondgebied wordt gevestigd;
- 3. de wijziging met betrekking tot een agrarische bedrijf slechts toepasbaar is indien de agrarische functie is beëindigd;
- 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 5. de functie ondergebracht wordt in de bestaande gebouwen, die aanwezig zijn op het moment van toepassing van deze wijziging;
- 6. de activiteiten uitsluitend plaatsvinden binnen de bestaande gebouwen;
- 7. voldoende parkeercapaciteit op het bijbehorende erf aanwezig is;
- 8. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- 9. in het betreffende hoofdgebouw tevens wordt gewoond;
- 10. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 73 : Overige Regels
73.1. Aanvullende werking welstandscriteria
De ter plaatse en in de regels geboden ruimte ten aanzien van de situering en de maatvoering van bouwwerken kan nader worden ingevuld door de welstandscriteria.
73.2. Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van de milieusituatie, de landschappelijke waarden, de natuurlijke waarden, de geomorfologische waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, zodanig dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de genoemde criteria en waarbij telkens het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld toetsingskader zal zijn.
73.3. Natura - 2000 (coördinatiebepaling)
Burgemeester en Wethouders zullen bij het toestaan van bouwwerken en werken en werkzaamheden rekening houden met de specifieke bescherming en instandhouding van de Natura 2000- gebieden, zoals die zijn weergegeven in bijlage 2 van de toelichting, door het voorkómen van significant negatieve aantasting van de natuurlijke kenmerken van de gebieden, zodanig dat er geen strijd met de Natuurbeschermingswet 1998 zal zijn.
Hoofdstuk 5 Overgangs- En Slotregels
Artikel 74 : Overgangsrecht
74.1. Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
74.2. Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijn 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 75 : Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het
Bestemmingsplan “Buitengebied”
van de gemeente Westerveld,
Behorend bij het besluit van 5 juli 2012
===
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Voor u ligt het bestemmingsplan voor het buitengebied van de gemeente Westerveld. Het plan voorziet in een herziene en geactualiseerde planologisch-juridische regeling voor het landelijk gebied. De gemeente biedt met het Bestemmingsplan Buitengebied het planologisch kader voor toekomstige ontwikkelingen in het landelijk gebied.
Het gemeentebestuur van de gemeente Westerveld heeft besloten te komen tot één nieuw Bestemmingsplan Buitengebied. Westerveld beschikt momenteel over vier bestemmingsplannen voor het buitengebied van de voormalige gemeenten Diever, Havelte, Dwingeloo en Vledder. De bestemmingsplannen zijn echter onvoldoende op elkaar afgestemd en de toepasbaarheid van de plannen in de dagelijkse praktijk levert steeds meer problemen op. Zowel beleidsmatig als juridisch is er derhalve geen sprake meer van een goede en actuele planologische regeling en is een nieuw integraal bestemmingsplan voor het buitengebied gewenst. Met de herziening gaat de gemeente weer beschikken over een nieuw samenhangend beleidskader voor het totale buitengebied.
Vooruitlopend op het Bestemmingsplan Buitengebied is in 2004 voor een aantal onderdelen een herziening voor de verschillende bestemmingsplannen buitengebied opgesteld. Daarna is in 2006 de Kadernota buitengebied Westerveld opgesteld die als basis voor het Bestemmingsplan Buitengebied geldt.
In het nieuwe plan Buitengebied wordt ingespeeld op de gewijzigde regelgeving op allerlei gebieden. Allereerst geldt de Wet ruimtelijke ordening met de SVBP 2008 waaraan het bestemmingsplan moet voldoen. Van belang zijn voorts bijvoorbeeld de wetswijzigingen op milieugebied (Wet geluidhinder, Wet geurhinder en veehouderij, Meststoffenwet) en op het gebied van de recreatie (het vervallen van de Wet op de Openluchtrecreatie). Ook het beleid opgenomen in het Provinciaal Omgevingsplan (POP II) en het voorbeeld voor een 'Ruimte voor ruimte'-regeling worden in het nieuwe Bestemmingsplan Buitengebied vertaald waarbij de provinciaal omgevingsvisie die is vastgesteld op 9 maart 2011 ook is meegenomen. Tevens vindt met de herziening van het plan Buitengebied een doorvertaling plaats van het nationale natuurbeleid, zoals de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. In het bijzonder wordt rekening gehouden met de aanwijzing van Natura 2000 gebieden. Ook worden met het nieuwe bestemmingsplan gevoerde vrijstellingsprocedures (Wet op de Ruimtelijke Ordening), ontheffing- en omgevingsvergunningsprocedures (nieuwe Wet ruimtelijke ordening) voorzien van een juridisch-planologische regeling.
1.2 Nota Van Uitgangspunten
Een eerste belangrijke stap naar een herziening van het bestemmingsplan is het vaststellen van het beleid op hoofdlijnen. Daarmee wordt de grondslag gelegd voor een uitwerking in bestemmingen. Ter voorbereiding op een nieuw Bestemmingsplan Buitengebied is daarom een kaderstellende notitie opgesteld ('Nota van uitgangspunten Bestemmingsplan Buitengebied Westerveld', vastgesteld door de gemeenteraad van Westerveld op 13 mei 2008). In dit bestemmingsplan zijn per beleidsonderdeel de uitgangspunten kort samengevat en 'vertaald' naar een juridische regeling. Het resultaat is het voor u liggende ontwerpbestemmingsplan Buitengebied voor de gemeente Westerveld.
1.3 Plangebied
Het nieuwe Bestemmingsplan Buitengebied heeft betrekking op vrijwel het hele buitengebied van de gemeente. Met dit bestemmingsplan wordt een groot aantal bestemmingsplannen vervangen zoals de bestemmingsplannen buitengebied van de voormalige gemeenten Diever, Havelte, Dwingeloo en Vledder en delen van het buitengebied horende bij de gemeente Ruinen en Smilde, het bestemmingsplan voor de recreatieterreinen in Diever en verschillende partiële herzieningen.
Figuur 1: Begrenzing plangebied Bestemmingsplan buitengebied Westerveld
Het Belvedèregebied Frederiksoord - Wilhelminaoord valt buiten het plangebied van het Bestemmingsplan Buitengebied. Dit geldt ook voor het beschermde dorpsgezicht Havelte - oud. Voor deze delen worden afzonderlijke bestemmingsplannen opgesteld. De kernen, waaronder het lintdorp Nijensleek, worden eveneens buiten beschouwing gelaten. Hiervoor zijn afzonderlijke bestemmingsplannen van toepassing. Figuur 1 geeft de begrenzing van het nieuwe Bestemmingsplan Buitengebied weer, waarbij in het rood de gebieden zijn aangegeven die buiten het Bestemmingsplan Buitengebied vallen.
De gemeente Westerveld grenst aan de gemeenten Meppel, Hoogeveen, De Wolden, Midden-Drenthe en de Friese gemeenten Ooststellingwerf en Weststellingwerf. De oppervlakte van de gemeente Westerveld bedraagt 283 km² (bron: Redactie Staatsalmanak). De ligging van de gemeente Westerveld in de provincie Drenthe is weergegeven in onderstaand figuur.
Figuur 2: Ligging gemeente Westerveld in de provincie Drenthe
1.4 Leeswijzer
De integrale herziening van het buitengebied wordt in de volgende hoofdstukken gemotiveerd en toegelicht. In deze toelichting komen na deze inleiding aan de orde:
- een beknopte omschrijving van de status en reikwijdte van het bestemmingsplan (hoofdstuk 2);
- een beschrijving van de huidige situatie in het plangebied en van de diverse functies daarbinnen (hoofdstuk 3);
- het relevante beleidskader van rijk, provincie en gemeente, alsmede relevante Europese richtlijnen en wet- en regelgeving (hoofdstuk 4);
- de omgevingsaspecten, waarin de afstemming tussen het ruimtelijk beleid en met name het water- en milieubeleid plaatsvindt (hoofdstuk 5);
- de gemeentelijke afwegingen en de daaruit voortvloeiende planuitgangspunten voor de basis- en overige functies, zoals die voortkomen uit de bestaande situatie, het beleidskader en de voorgestane ruimtelijke en functionele ontwikkelingen (hoofdstuk 6);
- de juridische toelichting, ter toelichting op de regels en de bestemmingen op de verbeelding (hoofdstuk 7);
- de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan (hoofdstuk 8).
Hoofdstuk 2 Status En Reikwijdte
Het Bestemmingsplan Buitengebied speelt als instrument van het gemeentelijk ruimtelijk beleid, een belangrijke rol. De werkingskracht kent twee hoofdrichtingen: het regelen van beheer en het sturen van ontwikkelingen. Het bestemmingsplan is echter slechts één van de instrumenten die zich met deze twee zaken bezighoudt. Het is dan ook van belang de reikwijdte ervan aan te geven, te bepalen op welke wijze dit instrument kan worden ingezet en de functie van het bestemmingsplan aan te geven.
2.1 Beleidsgrenzen
De gemeente dient bij de bepaling van haar beleid rekening te houden met de beleidskaders van de andere overheden (rijk, provincie, waterschap). Dit beleid is in hoofdstuk 4 weergegeven en is richtinggevend voor de algemene uitgangspunten van het bestemmingsplan. Ook het sectorale beleid (landbouw, natuur, recreatie, e.d.) heeft duidelijk invloed op de ontwikkelingen in het buitengebied. Die invloed is ook in de gemeente Westerveld duidelijk merkbaar, als we kijken naar de ontwikkelingen binnen de landbouw, de natuur en het landschap. Op gemeentelijk niveau wordt het beleid ten aanzien van de verschillende sectoren tegen elkaar afgewogen en, met inachtneming van de beleidskaders, samengevoegd in een integraal ruimtelijk plan. De afweging ten aanzien van sectorale aspecten vindt plaats in hoofdstuk 5.
2.2 Instrumentele Grenzen
Hierbij gaat het om de vraag welke gemeentelijke beïnvloedingsmogelijkheden in het bestemmingsplan moeten worden opgenomen. Het wordt namelijk van groot belang geacht dat er een eenduidig hanteerbaar en doelmatig bestemmingsplan tot stand komt, dat gehandhaafd en nageleefd kan worden. Om dit zoveel mogelijk te garanderen, zijn in het plan regels opgenomen waaraan de gebruikers en bewoners van het buitengebied zich dienen te houden (in de vorm van onder meer bebouwingsbepalingen, omgevingsvergunningen voor bepaalde werkzaamheden, gebruiksbepalingen en strafbepalingen). Buiten het bestemmingsplan om zijn er dan nog de op wetten en verordeningen gebaseerde vergunningen waarmee de beleidsintenties zoals die in het bestemmingsplan zijn neergelegd, gestuurd en afgedwongen kunnen worden. Gedacht kan worden aan de milieuvergunning, de horecavergunning, de kapvergunning, en dergelijke.
Met het oog op zowel naleving c.q. handhaving als daadwerkelijke sturing van processen in het buitengebied, is het van belang dat:
- a. niet méér wordt geregeld dan strikt noodzakelijk is voor een praktisch hanteerbaar plan;
- b. in het bestemmingsplan met name dié zaken worden geregeld waarop daadwerkelijk invloed kan worden uitgeoefend, zoals nieuwbouw, functietoekenning (welk stuk grond krijgt welke bestemming), functiewijziging (in welke gevallen en op welke wijze kan een bestemming worden veranderd), ruimtelijke hoofdvorm van bebouwing, e.d.;
- c. er geen zaken worden geregeld waarvoor anderszins al wetgeving of verordeningen bestaan, zoals ten aanzien van het milieubeleid (bijvoorbeeld in het kader van de Ammoniakwetgeving) en waterbeleid (bijvoorbeeld in de vorm van peilbesluiten);
- d. in zijn geheel een flexibel bestemmingsplan ontstaat waarmee het gemeentebestuur in staat is op ontwikkelingen in te spelen en/of deze te begeleiden;
- e. er een inzichtelijk en eenvoudig te hanteren bestemmingsplan ontstaat dat gehandhaafd en nageleefd kan worden.
2.3 De Functie Van Het Bestemmingsplan
Belangrijk is welke regelingen de gemeente in het bestemmingsplan wenst op te nemen. Drie begrippen staan centraal om aan te geven wat het bestemmingsplan wel en niet kan regelen: beheer, ontwikkeling en inrichting. Voor de bestaande functies (bijvoorbeeld agrarische bedrijven of aanwezige woningen) is het bestemmingsplan het beheerskader. Dat wil zeggen dat de huidige situatie in beeld wordt gebracht en dat, waar mogelijk en wenselijk, ontwikkelingsruimte wordt geboden. Nieuwe ontwikkelingen kunnen via een omgevingsvergunningenstelsel waarmee afgeweken wordt van het bestemmingsplan of het toepassen van wijzigingsbevoegdheden geregeld worden1 . Het bestemmingsplan geeft daar zo mogelijk locaties voor aan. Het onderhavige bestemmingsplan kent een overwegend beheersmatig en conserverend karakter. Voor de daadwerkelijke uitvoering van inrichtingsmaatregelen geeft het plan de ruimtelijke randvoorwaarden aan en verzorgt het de afstemming.
Het bestemmingsplan is flexibel van opzet, maar (grootschalige) nieuwe ontwikkelingen zijn er niet in opgenomen. In voorkomend geval zullen dergelijke initiatieven worden beoordeeld aan de hand van de Kadernota voor het buitengebied of de nieuwe structuurvisie. Deze beoordeling zal bij positieve uitkomst leiden tot een op zichzelf staande planologische procedure en een aanpassing van het bestemmingsplan buitengebied.
- 1. Het gaat daarbij om ontwikkelingen waarvan de concrete uitwerking in de loop van de bestemmingsplanperiode (10 jaar) wordt verwacht. Concrete ontwikkelingen die zich bij de voorbereiding van het bestemmingsplan voordoen en passen binnen het beleid van de gemeente, zullen in het bestemmingsplan al worden inbestemd.
2.4 Analoog En Digitaal Bestemmingsplan
Het plan is opgesteld volgens de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening en conform de SVBP 2008. Het bestemmingsplan is digitaal raadpleegbaar; tevens is er een analoge uitdraai beschikbaar. Het digitale plan is het juridisch bindende plan. Beide plannen zijn overigens identiek; het analoge plan is een 'uitdraai' van het digitale plan.
2.5 Systematiek
In de Nota van Uitgangspunten zijn per thema uitgangspunten geformuleerd. Daarbij is gekozen voor een functionele benadering waarin onderscheid is gemaakt tussen de basisfuncties die een sterke relatie hebben met het buitengebied en de overige functies die 'gebruik maken' van het buitengebied.
De basisfuncties zijn randvoorwaardenstellend voor ontwikkelingsmogelijkheden voor de overige functies. De ontwikkeling van de overige functies mag niet ten koste gaan van de basisfuncties.
Tot de basisfuncties worden de functies landbouw, natuur en water gerekend. Dat betekent dat functies zoals hobbymatige agrarische activiteiten, wonen, werken en recreatie, behoren tot de overige functies.
Dit onderscheid is noodzakelijk om structuur aan te brengen in de belangenafweging van de verschillende ruimteclaims; ontwikkeling van de ene functie zou immers ten koste kunnen gaan van de andere.
De basisfuncties komen, als gevolg van de ontstaansgeschiedenis én door toedoen van de mens, overal in het buitengebied naast elkaar voor. Afhankelijk van de plaats in het buitengebied varieert de betekenis die aan de basisfuncties wordt toegekend. De basisfuncties zijn gebiedsdekkend. De overige functies die verspreid over het buitengebied voorkomen, zijn niet gebiedsdekkend en veelal niet afhankelijk van een specifieke locatie in het buitengebied.
Omdat de basisfuncties voor hun functioneren afhankelijk zijn van het buitengebied, zal bij de ontwikkeling van (nieuwe) andere functies altijd rekening worden gehouden met de belangen van de basisfuncties. Met andere woorden: de ontwikkeling van de overige functies zal niet teveel ten koste mogen gaan van de basisfuncties.
De indeling in basisfuncties en overige functies heeft uitsluitend betrekking op de ruimtelijke afweging en heeft geen invloed op het belang van de betreffende functie voor de gemeente.
2.5.1 Overkoepelend beleidsuitgangspunt
Alhoewel in algemene zin aan de basisfuncties landbouw, natuur en water een doorslaggevend belang wordt toegekend, kan het zich voordoen dat ook binnen deze basisfuncties een spanningsveld optreedt als het gaat om ruimtelijke afwegingen. Daarbij gaat het met name om de functies landbouw en natuur. Gedacht kan worden aan bijvoorbeeld de afweging van het bieden van ontwikkelingsruimte van de landbouw versus het handhaven van waardevolle ecologische elementen in het buitengebied van Westerveld.
Het landschap in het buitengebied van Westerveld is het resultaat van een eeuwenlange ontwikkeling van en wisselwerking tussen de functies landbouw en natuur. Binnen dit landschap is sprake van belangrijke landschappelijke en/ of cultuurhistorische waarden. Dit cultuurlandschap verdient bescherming.
Het landschap wordt gezien als product van natuur en cultuur. Het landschap van Westerveld kan dan ook worden beschouwd als randvoorwaarde stellend aan de overige functies in het buitengebied, zoals landbouw, recreatie, wonen, etc.
Dit betekent overigens niet dat alleen maar conserverend kan worden gehandeld. Ook bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zal het landschap de leidraad moeten vormen.
In het Bestemmingsplan Buitengebied is gekozen voor een plansystematiek waarbij de landschappelijke verscheidenheid de grondslag vormt. Behoud en ontwikkeling wordt verder nagestreefd door een Beeldkwaliteitsplan. Samen met de welstandsnota wordt hiermee een aanvullend toetsingskader gevormd voor ontwikkelingen die gevolgen hebben voor het landschap en waarvoor medewerking van de gemeente nodig is.
Hoofdstuk 3 Huidige Situatie
In dit hoofdstuk wordt een beeld gegeven van de huidige situatie in het buitengebied. Omdat deze slechts een momentopname is van een landschap dat 'in beweging is', (zowel fysisch-geografisch alsook in economische zin) krijgen oude en/of nieuwe ontwikkelingen hierbij de nodige aandacht.
In de beschrijving wordt eerst ingegaan op het landschap en de cultuurhistorie, welke randvoorwaardenstellend zijn binnen de functionele benadering. Daarna wordt ingegaan op de basisfuncties landbouw, natuur en water en daarna op de overige functies recreatie, wonen, niet-agrarische bedrijvigheid, verkeer en infrastructuur en nutsvoorzieningen.
3.1 Landschap
Het landschap in de gemeente Westerveld is het resultaat van een voortdurende wisselwerking van het natuurlijk milieu en de talloze menselijke ingrepen in de loop der eeuwen. In eerste instantie is de abiotische factor, de ondergrond, bepalend geweest voor de opbouw van het landschap. In de loop der tijd heeft de mens steeds sterker zijn stempel gedrukt op het landschap.
Geologische ontstaansgeschiedenis2
Van grote betekenis voor de vorming van het landschap van de gemeente Westerveld is met name het Saalien geweest, de periode vanaf de voorlaatste ijstijd zo'n 200 miljoen jaar geleden. In het Saalien was heel Drenthe bedekt met landijs, dat aan de onderzijde veel keien, zand en leem (grondmorene) meevoerde en hier en daar de bodem opstuwde. Deze grondmorene bleef na het verdwijnen van het landijs in de vorm van keileem achter. Aan het eind van het Saalien werden in dit keileemgebied, beter bekend als het Drents Plateau, smeltwaterdalen gevormd. Het huidige beekdalensysteem in de gemeente is hier het gevolg van. Door de schurende werking van het smeltwater, verdween de keileem in de smeltwaterdalen.
In de laatste ijstijd, het Weichselien, zo'n 100 miljoen jaar geleden, is de gemeente niet bedekt geweest met landijs. Deze periode is echter wel zeer bepalend geweest voor het huidige karakter van het gebied. In het begin van deze periode heeft de erosie het beekdalensysteem verder verdiept. Deze beekdalen werden vervolgens voor een groot deel weer gevuld met smeltwaterafzettingen. Door de afwezigheid van beplanting en als gevolg van de sterke wind, werd de hele gemeente in de loop van het Weichselien bedekt met een laag dekzand. Ook de beekdalen werden gevuld met dekzand. De dikte van de laag verschilde echter van plaats tot plaats.
Na de ijstijd werd het klimaat warmer. In het Holoceen, de huidige periode na de ijstijden, vond op grote schaal veengroei plaats. Op lage plekken in het landschap, zoals in de beekdalen, werd voedselrijk laagveen gevormd.
Onder invloed van kwelwater werd op verschillende plaatsen voedselarm hoogveen gevormd. Hoogveen werd ook gevormd op plaatsen waar regenwater stagneerde, zoals in de waterscheidingsgebieden. Vanaf de Middeleeuwen heeft de wind weer vat gekregen op de stuifgevoelige dekzanden. Daardoor zijn verspreid in de gemeente stuifzanden ontstaan.
Ontginningsgeschiedenis
Bij het in gebruik nemen van de gronden heeft de mens ingespeeld op de natuurlijke omstandigheden. Het reliëf en de waterhuishouding waren sturende elementen bij het eerste gebruik en de eerste bewoning van het gebied. Vestiging vond plaats op de meest gunstige plaatsen, namelijk op de hellingen, gericht op de beekdalen. Hierdoor had men de beschikking over hoger en lager gelegen gronden. De hogere gronden kregen een functie als bouwland, de essen. De lagere gronden werden gebruikt als hooi- en weiland. Het bos leverde bouwmateriaal en brandhout en had een functie als jachtgebied. Op de woeste gronden of heide werden de schapen geweid, die vooral van belang waren als mestleveranciers van de essen. Daarnaast werden er van de heide strooisel en plaggen gehaald. Door de eeuwenlange toevoer van mest en plaggen, zijn de essen veelal hoger komen te liggen dan de omgeving en hebben een relatief dikke humushoudende bovenlaag. De hooilanden lagen meestal vlak langs de beken en waterlopen en waren kleine, grillig gevormde percelen. Hoger op de helling van het beekdal lagen de weidegronden. Als veekering werden houtwallen aangelegd.
Gedurende de laatste 100 jaar kreeg de mens meer technische mogelijkheden om de grond landbouwkundig intensiever te gaan gebruiken. Daarnaast heeft er de laatste 100 jaar een trend plaatsgevonden van een groeiende bevolking, industrialisering en dus ook van groeiende kernen. Hierdoor is de beschreven oorspronkelijke samenhang tussen de natuurlijke gesteldheid van het gebied (reliëf, bodem en water) en het daarop aangepaste kleinschalige en extensieve menselijke gebruik, in de loop der tijd minder hecht geworden.
Typering van het landschap
De ontwikkeling van het huidige landschap vindt haar basis in de bodem en waterhuishouding, de natuurlijke vegetatie en de invloed die de mens in de loop van de tijd hierop heeft gehad. Door verschillen in reliëf, waterhuishouding en vruchtbaarheidstoestand van de bodem, heeft de mens het gebied op verschillende manieren in gebruik genomen. Als gevolg van natuurlijke processen en menselijke activiteiten is een verscheidenheid aan landschappen ontstaan. Elk van deze landschappen kent haar eigen ontstaansgeschiedenis, kenmerken en karakteristieken.
In de gemeente Westerveld komen drie grote landschappelijke eenheden voor:
- a. het esdorpenlandschap;
- b. het wegdorpenlandschap;
- c. het ontginningskolonielandschap.
Verreweg het grootste deel van het gemeentelijk grondgebied maakt deel uit van het esdorpenlandschap. Binnen dit landschapstype komt een aantal verschillende deelgebieden voor, eveneens elk met haar eigen ontstaansgeschiedenis en kenmerken. Binnen het esdorpenlandschap wordt nader onderscheid gemaakt in:
- de essen;
- de veldgronden (heide en bos);
- de beekdalen;
- de veldontginningen (landbouwgronden).
In figuur 3 zijn deze gebieden weergegeven.
Figuur 3: Landschapstypen binnen de gemeente Westerveld (bron: Kadernota)
- 2. Voor meer informatie over de ontstaansgeschiedenis: G. Aalbersberg (januari 2010) Gemeente Westerveld: een archeologische verwachtingen- en beleidsadvieskaart. RAAP-rapport 2021. RAAP Archeologisch Adviesbureau BV, Weesp.
3.1.1 Esdorpenlandschap
De dorpen liggen in het algemeen langs de rand van de essen, in de nabijheid van de beekdalen. De structuur van de dorpen is echter sterk verschillend. De meeste dorpen worden gekenmerkt door de aanwezigheid van één of meer brinken; dit zijn gemeenschappelijke, met bomen beplante, ruimten.
Oorspronkelijk lagen deze brinken aan de rand van het dorp, waarbij de brink aan de beekdalzijde niet bebouwd was. Later is in de meeste gevallen ook deze open zijde bebouwd.
Door hun opbouw rond de brink en door het vele zware geboomte, kenden deze dorpen een bijzonder groen en besloten karakter. De dorpen waren als markante groene plekken al van ver in het vrij groene landschap te herkennen.
Essen
De essen vormden in het toenmalige landbouwsysteem een belangrijk gegeven. De escultuur stond centraal in de hele bedrijfsvoering. De essen werden gebruikt als bouwland. Om de essen vruchtbaar te houden, werd er periodiek een mengsel van heideplaggen, strooisel en mest op de essen ondergeploegd. Door het eeuwenlang onderbrengen van de plaggen, strooisel en mest, zijn de akkers opgehoogd en hebben zij een enigszins bolle ligging gekregen. Op sommige essen is een esdek van meer dan 60 cm ontstaan. Om het vee van het bouwland te weren, waren de essen omgeven door een houtwal of door resten van het eerder gekapte bos.
De kernkwaliteiten van het essenlandschap:
- openheid;
- essen deels begrensd door houtwallen en bosrestanten;
- voornamelijk in gebruik als bouw- en grasland;
- reliëf;
- geen bebouwing op de essen.
Veldgronden
De veldgronden kunnen worden onderscheiden in heide- en bosgebieden:
- Heide
De heidevelden waren omstreeks 1800 bepalend voor het landschapsbeeld. Op plaatsen waar de heidevelden uit licht, zeer arm zand bestonden, zijn door afplagging en overbeweiding zandverstuivingen ontstaan. Het Wapserzand, Dieverzand en Oosterzand vormen voorbeelden van dergelijke zandverstuivingen. Voorzover het de heidegebieden betreft hebben de kernkwaliteiten van het veldgrondenlandschap betrekking op: - afwisseling in open en besloten delen;
- geen duidelijke richtingen;
- voornamelijk natuurfunctie;
- vennen;
- plaatselijk bos;
- nauwelijks bebouwing.
- Bos
Aangenomen wordt dat de oorspronkelijk uitgestrekte wouden al tegen het einde van de vroege Middeleeuwen waren verdwenen. Op de moeilijk te bewerken gronden en langs de randen van het dorp zijn de bosrestanten het langst in stand gebleven. Langs de Oosteresch van Wittelte ligt nog een klein oud esbos.
De kernkwaliteiten van het veldgrondenlandschap:
- sterk verdicht;
- loof- en naaldhoutbos;
- strakke blokvormige percelen;
- voornamelijk natuurfunctie;
- vennen;
- nauwelijks bebouwing.
Beekdalen
De beekdalen werden gebruikt als hooi- en weilanden. Kenmerkend voor de oudste ontginningen in de bredere beekdalen is het onregelmatige verkavelingspatroon. De opstrekkende verkaveling van de beekdalranden is van latere datum.
De beekdalen werden gescheiden van het veld door grenswallen. Bij de latere individuele ingebruikname werden loodrecht op de stroomrichting van de beek dwarswallen aangelegd. In de nattere delen, waar men kon volstaan met het graven van veekerende sloten, werden geen wallen opgeworpen. Door de wallen verkregen de beekdalen een heel karakteristieke ruimtelijke opbouw. In de beekdalen binnen de gemeente Westerveld is deze karakteristieke ruimtelijke bouw nog gedeeltelijk aanwezig. In de Veldhuizerlanden en de Zuid Wapserlanden zijn op verschillende plaatsen grenswallen en dwarswallen aanwezig. Het fijnmazige patroon is nog goed te zien ten oosten van Park Midzomer. Daar waar de aangrenzende heide bij het beekdal werd gevoegd om zo over voldoende hoge en droge grond voor het vee te kunnen beschikken, werd achter de oude grenswal een tweede, nieuwe grenswal aangebracht.
De kernkwaliteiten van het beekdallandschap:
- openheid;
- verdichting door houtwallen evenwijdig aan en dwars op de beekdalranden;
- voornamelijk in gebruik als grasland;
- opstrekkende verkaveling;
- reliëf;
- nauwelijks bebouwing.
Veldontginningen
Vanaf 1800 voltrokken zich grote veranderingen in het esdorpenlandschap. Er werd een begin gemaakt met de ontginning van de 'woeste gronden'. De ontginning van het hoogveen is systematisch aangepakt. In de meeste gevallen gebeurde dit door middel van de zogenaamde wijkvervening. Waar het hoogveen was verwijderd, werd de bodem geschikt gemaakt voor de landbouw. Door het gebruik van kunstmest, kon de escultuur als landbouwsysteem worden verlaten en konden de overige gronden in cultuur gebracht worden.
De jonge veldontginningen kunnen in het algemeen gekarakteriseerd worden als grote open, kale landschappen. Landschappelijk gezien betekende de ontginning van de heidevelden een grote verandering. Tot die tijd bestond het landschap uit relatief kleine enclaves cultuurgrond in de onmiddellijke nabijheid van de nederzettingen, te midden van uitgestrekte heidevelden. Na de ontginningen van de heidevelden was nagenoeg alle grond in cultuur gebracht. Het Wapserveld en het Oldendieverveld zijn voorbeelden van jonge veldontginningen. Er zijn nog enkele heiderestanten in deze gebieden aanwezig.
Gedeelten van de heidevelden zijn na de ontginning bebost. Hierdoor zijn in het noordelijk gedeelte van de gemeente grote boscomplexen ontstaan. Deze boscomplexen hebben gezorgd voor een verdichting van het landschap. Grote delen van de Berkenheuvel, het Wapser- en Dieverzand waren al eerder bebost om de stuifzanden vast te leggen.
In de tweede helft van de twintigste eeuw vonden de eerste ruilverkavelingen plaats. Deze hadden vooral tot doel het versnipperde bezit op de essen te concentreren en de verkavelingsituatie te verbeteren. Daar waar ruimte kon worden gewonnen, zijn landschapselementen zoals houtwallen en -singels verdwenen. Grootschalige aanpassingen zijn verricht met het normaliseren (rechttrekken) van beken.
De kernkwaliteiten van het veldontginningslandschap:
- overwegend open, plaatselijk verdicht met bosjes, houtwallen en singels;
- in gebruik als bouw- en grasland;
- percelering afhankelijk van ontginning en ruilverkaveling;
- bebouwing voornamelijk langs ontginningsassen.
3.1.2 Wegdorpenlandschap
Binnen de gemeente bevindt zich een aantal gebieden die behoren tot het wegdorpenlandschap van de veenrandontginningen. Het gaat hierbij om het gebied rond Veendijk in het uiterste zuidwesten van de gemeente en de gebieden rond Wapserveen en Nijensleek.
Bij Veendijk heeft geen natte vervening plaatsgevonden, omdat de veenlaag hiervoor te dun was. De overgebleven gronden waren uitstekende cultuurgronden en werden vanaf 1802 ontgonnen. Hiervoor werden wijken en sloten gegraven om de gronden te ontwateren. Er werd tijdens de ontginningswerkzaamheden en de latere agrarische activiteiten veel hinder ondervonden van het water. In 1932 werd daarom het Waterschap Veendijk opgericht, die door middel van elektrische bemaling de gronden droog hield. Ook in de buurtschappen Wapserveen en Nijensleek heeft geen natte vervening plaatsgevonden vanwege de dunne veenlaag. Op de overblijvende gronden ontstonden weidegronden.
De kernkwaliteiten van het wegdorpenlandschap:
- afwisseling in open en besloten delen;
- voornamelijk in gebruik als bouw- en grasland;
- opstrekkende verkaveling.
3.1.3 Ontginningskolonielandschap
In 1818 is de Maatschappij van Weldadigheid3 opgericht om in de arbeidsbehoefte te kunnen voorzien. Het voornaamste doel van de Maatschappij was de stichting van landbouwkoloniën op woeste gronden en de ontginning van deze gronden door paupers (behoeftigen) die ter plaatse gehuisvest moesten worden. Als vestigingsplaats werd gekozen de zuidwesthoek van Drenthe, waar nog een groot deel van de bodem was bedekt met heide en veen. In de omgeving van het landgoed zijn de eerste twee koloniën gesticht: Frederiksoord en Willemsoord. Uiteindelijk werden zes vrije koloniën gesticht, waaronder ook Zorgvlied.
Kernkwaliteiten van het ontginningskolonielandschap:
- strakke, planmatige opzet;
- afwisseling in open en besloten delen;
- grote bospercelen;
- gras- en bouwland;
- agrarische en natuurfunctie.
- 3. De Maatschappij van Weldadigheid maakt geen deel uit van dit bestemmingsplan.
3.2 Cultuurhistorie
Cultuurhistorische waarden bestaan uit de archeologische, historisch-(steden)- bouwkundig als historisch landschappelijk erfgoed4. De vele cultuurhistorische waarden geven het buitengebied van Westerveld identiteit en karakter. De belangrijkste cultuurhistorische waardevolle elementen in het plangebied zijn de essen, houtwallen, beekdalen, hunebedden en landgoederen. In de archeologienota van Raap5 wordt een uitvoerige beschrijving gegeven van deze waarden. Daarnaast is het onderdeel historisch landschappelijk erfgoed in hoofdstuk 3.1 beschreven.
3.2.1 Archeologische waarden
Voor een beknopte beschrijving van de archeologische waarden in het plangebied is de AMK en de IKAW geraadpleegd.
De Archeologische Monumenten Kaart (AMK) bevat een overzicht van de bekende archeologische terreinen in Nederland. De terreinen zijn beoordeeld op verschillende criteria en op grond daarvan zijn de terreinen ingedeeld in categorieën: terreinen van 'archeologische waarde', 'hoge archeologische waarde' en 'zeer hoge archeologische waarde' (waaronder de beschermde monumenten). Daarnaast is er nog de categorie 'terreinen van archeologische betekenis'. Deze vindplaatsen dienen, indien hier bodemingrepen zijn voorzien, nog gewaardeerd te worden. Zie figuur 4, AMK-gebieden Westerveld (POP II, provincie Drenthe). In Westerveld komen verspreid over het buitengebied terreinen van archeologische waarde voor. Het betreft veelal kleine heide- en stuifzandterreinen. De waarde varieert van terrein van 'zeer hoge archeologische waarde' tot 'archeologische betekenis'. Binnen de gemeente komen vier terreinen voor die wettelijk beschermd zijn. Deze liggen in het Natura 2000-gebied Holtingerveld. Hier geldt het beschermingsregiem van de Monumentenwet 1988.
Figuur 4: Archeologische Monumentenkaart Westerveld (bron: POPII)
De Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) geeft een overzicht van de archeologische verwachtingswaarden, zie figuur 5. Voor het buitengebied van Westerveld varieert de archeologische verwachtingswaarde van laag (voornamelijk de beekdalen) tot hoog (waaronder de meeste essen).
Figuur 5: Indicatieve Kaart Archeologische Waarden Westerveld (bron: POPII)
Om op zorgvuldige wijze met het archeologische bodemarchief om te gaan, is eengemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart opgesteld 6 .
De beleidsadvieskaart is samengesteld op basis van de volgende gegevens:
- de archeologische verwachtingskaart;
- het overzicht van de geïnventariseerde vindplaatsen;
- het overzicht van al (archeologisch) onderzochte terreinen;
- de in Drenthe gangbare onderzoeksrichtlijnen (Beleidsbrief Provinciaal archeologiebeleid, 2007);
- de kaart provinciaal archeologie belang (december 2009).
In paragraaf 5.6 wordt nader ingegaan op de beleidsadvieskaart.
- 6. G. Aalbersberg (januari 2010) Gemeente Westerveld: een archeologische verwachtingen- en beleidsadvieskaart. RAAP-rapport 2021. RAAP Archeologisch Adviesbureau BV, Weesp.
3.2.2 Cultuurhistorische waarden
De ingrepen die de mens in de loop der tijden in het landschap heeft gedaan om een beter bestaan op te bouwen, zijn als herkenbare structuren nog op veel plaatsen herkenbaar.
De ruimtelijke samenhang tussen essen, heide, beekdalen en dorpen heeft een cultuurhistorische oorsprong en is ook nu nog op veel plaatsen in Drenthe zeer herkenbaar in het landschap. De herkenbaarheid van de cultuurhistorie is in het POP II in drie categorieën weergegeven: hoogste, middelste en laagste gaafheidsgraad. Westerveld kent alle drie de gaafheden. Een hoge gaafheidsgraad wordt in Westerveld toegekend aan het zuidelijk deel van de gemeente. Het noordwestelijk deel wordt gezien als het gebied met de middelste gaafheidsgraad en het noordoostelijk deel met een lage gaafheidsgraad. Specifieke elementen waaraan een cultuurhistorische betekenis kan worden toegekend zijn:
- de nog herkenbare essen;
- hunebedden;
- landgoederen en buitenplaatsen;
- watererfgoed: waterlopen en cultuurhistorisch waardevolle waterwerken;
- archeologische monumenten;
- Maatschappij van Weldadigheid;
- beschermde dorpsgezichten Eursinge, Havelte - Van Helomaweg (De Wal) en Westeinde;
- hunebedden.
Beschermde dorpsgezichten
Onderdeel van het Bestemmingsplan Buitengebied zijn de beschermde dorpsgezichten Eursinge, Havelte - Van Helomaweg (De Wal) en Westeinde. De oorspronkelijke ruimtelijke structuur en bebouwing van de dorpen zijn door de eeuwen heen goed bewaard gebleven. Dit heeft er toe geleid dat de dorpen als 'beschermd dorpsgezicht' zijn aangemerkt.
Bouwkundige monumenten
Onderdeel van de cultuurhistorische waarden in het gebied zijn de gebouwen. Een aantal karakteristieke gebouwen en bouwwerken zijn aangewezen als rijks- of gemeentelijk monument. Het gaat vooral om een aantal (Saksische) boerderijen, schuren, molens en landhuizen. Voor de bescherming hiervan geldt de Monumentenwet. De bescherming richt zich daarbij voornamelijk op de instandhouding van de gebouwde omgeving.
3.2.3 Ontwikkeling
De waarde van het landschap is de laatste decennia steeds belangrijker geworden. Het behoud en het herstel van het landschap is een richtlijn om de ruimtelijke kwaliteit van het landschap vorm te geven. Nieuwe landschappelijke ontwikkelingen als natuurlijke waterlopen en oevers maken deel uit van uitvoeringsprogramma's.
De waarden van het landschap zijn ook van belang voor een aantrekkelijk woongebied en voor een recreatief landschap. Het behoud van karakteristieke boerderijen en het behouden van de essen en beekdalen, zijn ontwikkelingen die in een bestemmingsplan kunnen worden geregeld.
3.3 Landbouw
In deze paragraaf wordt een beeld gegeven van de agrarische sector in de gemeente. Het betreft een weergave van de huidige situatie door middel van het beschrijven van een aantal aspecten, te weten grondgebruik, bedrijfssituatie, bedrijfsgrootte en opvolgsituatie.
3.3.1 Grondgebruik
De gemeente Westerveld is een gebied met een waardevol oud cultuurlandschap, waarin de landbouw vanouds een zeer belangrijke rol speelt. De landbouwgebieden zijn nauw verweven met de natuurgebieden, de bossen, de vele landschapselementen en de diverse recreatieve ontwikkelingen. Qua verschijningsvorm komen zowel kleinschalige als meer grootschalige landbouwgebieden voor. De landbouw wordt in Westerveld vooral gevormd door de veehouderij, waarbij de nadruk ligt op de melkveehouderij. Ongeveer 60% van de totale oppervlakte van de gemeente is landbouwgrond. Circa 2,5% van de beroepsbevolking is werkzaam in de agrarische sector of in de daaraan gelieerde bedrijven.
3.3.2 Cijfers per bedrijfstype
Onderstaande tabellen geven een beeld van de situatie van de landbouw in Westerveld.
Aantal (hoofd en neven) | Oppervlakte (hectare) | ||||||||||||||
1986 7 | % | 2005 | % | 1986 | % | 2005 | % | ||||||||
Akkerbouwbedrijven | 24 | 4 | 14 | 4 | 482 | 4 | 406 | 4 | |||||||
Tuinbouwbedrijven en teeltbedrijven | 6 | 1 | 23 | 6 | 7 | 0 | 428 | 4 | |||||||
Graasdierbedrijven | 538 | 87 | 302 | 84 | 11.628 | 90 | 9.338 | 87 | |||||||
Hokdierbedrijven | 13 | 2 | 4 | 1 | 25 | 0 | 37 | 0 | |||||||
Combinaties | 37 | 6 | 17 | 5 | 751 | 6 | 559 | 5 | |||||||
Totaal | 618 | 100 | 360 | 100 | 12.893 | 100 | 10.768 | 100 |
Tabel 1. Aantal en oppervlakte van hoofd- en nevenberoepbedrijven per bedrijfstak van landbouw in Westerveld (bron: CBS)
In tabel 1 is te zien dat in 20 jaar tijd het totale aantal landbouwbedrijven in Westerveld met circa 40% is afgenomen. En dat terwijl de totale oppervlakte die de bedrijven in eigendom hebben slechts met circa 15% is afgenomen.
Verder is te zien dat in 2005, net als 20 jaar geleden, veruit de meeste bedrijven bestaan uit graasdierbedrijven. Opvallend is de forse stijging van het aantal tuinbouw- en teeltbedrijven.
Het aantal bestaande intensieve veehouderijbedrijven in de gemeente is zeer beperkt. Er zijn minder dag 10 volwaardige bedrijven en minder dan 5 agrarische bedrijven met een intensieve neventak.
In tabel 2 is te zien dat het aantal bedrijven met grote hoeveelheden grond fors is toegenomen. Had in 1986 nog slechts 3% van de bedrijven een oppervlakte van 50 hectare of meer, in 2005 was dit 18% van de bedrijven. Dit proces wordt schaalvergroting genoemd. Feitelijk blijkt dit proces ook al uit tabel 1. Waar het aantal bedrijven met 40% is afgenomen, is de totale hoeveelheid grond met slechts 15% afgenomen. Dit houdt in dat bedrijven steeds grotere hoeveelheden grond in eigendom hebben.
1986 | 2005 | ||||||
absoluut | % | absoluut | % | ||||
Zonder cultuurgrond | 8 | 1 | 6 | 2 | |||
0,01-1 hectare | 6 | 1 | 5 | 1 | |||
1-5 hectare | 50 | 8 | 65 | 18 | |||
5-10 hectare | 87 | 14 | 46 | 13 | |||
10-15 hectare | 71 | 11 | 21 | 6 | |||
15-20 hectare | 103 | 17 | 18 | 5 | |||
20-30 hectare | 167 | 27 | 47 | 13 | |||
30-50 hectare | 104 | 17 | 86 | 24 | |||
50-100 hectare | 21 | 3 | 58 | 16 | |||
> 100 hectare | 1 | 0 | 8 | 2 | |||
Totaal | 618 | 100 | 360 | 100 |
Tabel 2. Aantal agrarische bedrijven naar gemiddelde oppervlakte per bedrijf (bron: CBS)
- 7. In 1986 bestond de gemeente Westerveld nog niet. De gemeente bestond toen uit de gemeente Vledder, Havelte, Diever en Dwingelo. De cijfers voor 1986 betreffen een optelling van de cijfers van deze afzonderlijke gemeenten.
3.3.3 Ontwikkeling
Onder invloed van diverse factoren, waaronder met name het beleid, de economie en de omgeving, vinden belangrijke ontwikkelingen in de landbouw plaats. Statistieken geven duidelijk aan dat de inkomens in de landbouw regelmatig onder druk staan, waarbij overigens de verschillen per sector en per jaar soms groot zijn. In het kort kunnen de ontwikkelingen als volgt worden gekarakteriseerd. Het aantal landbouwbedrijven dat stopt, is relatief groot. Er moet rekening gehouden worden met het gegeven dat het aantal bedrijven in de komende 10 tot 15 jaar zal halveren. Veel bedrijven hebben een te geringe omvang en daardoor een te gering bedrijfsinkomen.
2005 | |||
absoluut | % | ||
3-8 nge | 62 | 17 | |
8-12 nge | 29 | 8 | |
12-16 nge | 16 | 4 | |
16-20 nge | 12 | 3 | |
20-24 nge | 12 | 3 | |
24-32 nge | 24 | 7 | |
32-40 nge | 13 | 4 | |
40-50 nge | 19 | 5 | |
50-70 nge | 41 | 11 | |
70-100 nge | 55 | 15 | |
100-150 nge | 47 | 13 | |
> 150 nge | 30 | 8 | |
Totaal | 360 | 100 |
Tabel 3. Bedrijfsomvang van hoofd- en nevenberoepbedrijven
in NGE (bron: CBS)
Uit tabel 3 blijkt dat in 2005 46% van het aantal agrarische bedrijven in Westerveld kleiner is dan 40 NGE en daarmee als relatief klein moet worden aangemerkt. Bij dergelijke kleine bedrijven zien potentiële opvolgers vaak af van bedrijfsovername. Gemiddeld gesproken hebben met name bedrijven met een omvang groter dan 70 NGE een toekomstperspectief. In Westerveld behoort 36% van bedrijven tot deze categorie.
Overigens niet alleen een te geringe omvang van een bedrijf kan reden zijn tot het beëindigen van de bedrijfsvoering. Een andere oorzaak kan zijn dat een bedrijf op de huidige locatie geen mogelijkheid heeft tot uitbreiding als gevolg van verschillende omgevingsaspecten.
Uit tabel 4 blijkt dat met name de akkerbouwbedrijven en in mindere mate ook de graasdierbedrijven en de combinaties daarvan, de meest kwetsbare bedrijfstakken vormen in Westerveld. Op basis van deze cijfers kan geconcludeerd worden dat deze sectoren de komende jaren het meest zullen afnemen. De tuinbouw- en teeltbedrijven is een kleine sector in Westerveld, maar deze sector wel zeer levensvatbaar.
2005 | |||
Aantal NGE | gem. NGE/bedrijf | ||
Akkerbouwbedrijven | 425 | 30 | |
Tuinbouwbedrijven en teeltbedrijven | 5.395 | 235 | |
Graasdierbedrijven | 18.486 | 61 | |
Hokdierbedrijven | 369 | 92 | |
Combinaties | 1.055 | 62 | |
Totaal | 25.731 | 71 |
Tabel 4. Aantal NGE's per bedrijfstak van hoofd- en nevenberoepbedrijven (bron: CBS)
Parallel aan de afname van het aantal bedrijven zijn de overblijvende agrarische bedrijven genoodzaakt om de bedrijfsomvang te vergroten. Dit gebeurt in de eerste plaats letterlijk, door gronden van stoppende bedrijven over te nemen. In Westerveld ontstaat hierdoor een hoge gronddruk, maar door het beperkt vrijkomen van gronden, is er een lage grondmobiliteit. Een deel van de bedrijven zoekt de toekomstige ontwikkeling echter in het toevoegen van nieuwe elementen aan het agrarisch bedrijf.
Verwacht moet worden dat er in de komende jaren, als gevolg van bovenstaande ontwikkelingen, steeds meer een vierdeling in de landbouwbedrijven zal ontstaan:
- gespecialiseerde grootschalige landbouwbedrijven, waaronder melk-veehouderijbedrijven, enkele intensieve veehouderijbedrijven en akkerbouwbedrijven, die door overname van gronden en melkquota in omvang relatief snel groeien. Opmerkelijk is dat in het buitengebied nog maar weinig intensieve veehouderijen zijn gevestigd en dat het aantal bedrijven verder terug loopt;
- bedrijven die (soms naast specialisatie) kiezen voor verbreding, verdieping en/of schaalvergroting: het bewerken, verwerken en soms vanuit huis verkopen van eigen producten of het toevoegen van een nieuwe bedrijfstak, zoals agro-toerisme, zorg, landschaps- of natuuronderhoud of biomassavergisting;
- bedrijven die als nevenbedrijf worden voortgezet en waarvan het bedrijfshoofd buiten het landbouwbedrijf een inkomen gaat zoeken. Dergelijke bedrijven stoppen met de actieve bedrijfsvoering, maar houden de gronden aan en verhuren deze bijvoorbeeld aan een loonwerker voor de verbouw van maïs;
- bedrijven die stoppen. De bedrijfsgebouwen komen vrij voor een andere functie.
Verwacht mag worden dat er, ondanks de planologische mogelijkheid van nieuwe percelen, er, vanwege de verwachte afname van het totale aantal agrarische bedrijven, per saldo een vermindering van het aantal bedrijven zal optreden.
Ondanks alle veranderingen zal de landbouw in de komende decennia van belang blijven voor de gemeente. Het is daarom belangrijk dat de landbouw de mogelijkheden en de ruimte krijgt voor nieuwe ontwikkelingen, waarbij uiteraard moet worden beoordeeld in hoeverre deze ontwikkelingen passen binnen het waardevolle landschap van de gemeente als basisfunctie van de omgevingskwaliteit.
3.4 Natuur
Een belangrijk deel van de gemeente Westerveld is beschermd bos- of natuurgebied. Zo zijn de gebieden Drents-Friese Wold en Leggelderveld, Dwingelderveld en Holtingerveld (voorheen Havelte-Oost) aangewezen als Natura 2000-gebied. Een deel van het Drents - Friese Wold en Leggelderveld en het Dwingelderveld zijn daarnaast ook aangewezen als Nationaal Park. Deze drie gebieden maken, samen met de in het Gebiedsplan begrensde bos- en natuurgebieden ook deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).
Naast de drie genoemde natuurgebieden en de EHS komen er verspreid in de gemeente bossen, heidevelden, e.d. voor. Hieronder volgt een beschrijving van de natuurgebieden:
Natura-2000
Drents-Friese Wold en Leggelderveld
Het Drents-Friese Wold en Leggelderveld ligt op de grens van Drenthe en Friesland en is circa 7.350 hectare groot. Het grootste deel van het gebied bestaat uit bos. Maar daarnaast komen verspreid weidse heide- en stuifzandterreinen voor. Het Aekingerzand (Kale Duinen) bijvoorbeeld is een voor Nederlandse begrippen unieke stuifzandgemeenschap. Naast de bossen, heideterreinen en zandverstuivingen komen er kleine veengebieden, vennen en duinen voor. Langs de randen van het park liggen akkers in de vorm van een coulisselandschap. In het park komen verschillende bijzondere dieren en planten voor.
Dwingelderveld
Het Dwingelderveld heeft een oppervlakte van ongeveer 3.800 hectare. In het Dwingelderveld zijn globaal twee typen gebruik te onderscheiden. De ene helft van het gebied bestaat uit bos. De andere helft bestaat uit heide en woeste grond, met daartussen grote stukken natte heide, veen en op sommige plaatsen cultuurgronden. De heidegronden liggen grotendeels op dekzandgronden en de bossen op stuifzandgronden. Binnen het gebied komt een veelvoud aan bijzondere zeldzame planten en diersoorten voor.
Holtingerveld
Dit gebied betreft het Wester- en Oosterzand met een oppervlakte van
circa 1.750 hectare. Het gebied bestaat voornamelijk uit heide- en stuifzandgebieden. De stuifzandgebieden zijn veelal ingeplant met bos. Verder komen er veel poelen, houtwallen, houtsingels, bosjes, esrandbegroeiingen, e.d. voor. Het gebied is voor een groot gedeelte in gebruik als militair oefenterrein. Op 260 hectare na wordt het militair gebruik van het Holtingerveld beëindigd. Voor dit gebied is een Integraal Plan opgesteld, waarin de toekomstige ontwikkeling op hoofdlijnen is vastgelegd.
EHS
Het Drents-Friese Wold, het Dwingelderveld en het gebied Holtingerveld zijn tevens opgenomen in de EHS. De EHS is een netwerk van gebieden in Nederland die onderling met elkaar worden verbonden. Een belangrijke doelstelling voor deze gebieden is het behouden en versterken van de biodiversiteit. Het netwerk voorkomt dat planten en dieren in geïsoleerde gebieden uitsterven en dat natuurgebieden hun waarde verliezen. Bovengenoemde drie natuurgebieden worden met elkaar verbonden door middel van ecologische verbindingszones.
De EHS is een netwerk van gebieden in Nederland waar de natuur in feite voorrang heeft. Dit netwerk kan worden gezien als de ruggengraat van de Nederlandse natuur.
Bossen
In het buitengebied komen grootschalige bosgebieden voor. Een groot deel van deze bossen is oorspronkelijk aangelegd voor de houtproductie. Deze functie is hier en daar nog steeds aanwezig, maar voor de meeste bossen is de natuur- en landschappelijke waarde hoofdzaak geworden. In afgeleide vorm hebben de bossen en natuurgebieden grote waarde voor recreatie en toerisme. Enkele bossen hebben het karakter van een landgoed.
Grote bossen betreffen het gebied van de Maatschappij van Weldadigheid (Vledderveld-Boschoord- Doldersum), de boswachterij Smilde, Berkenheuvel, het Ooster en Wester zand, Havelte-West en de noordkant van het Dwingelderveld'
Aan de westkant van de Drentse Hoofdvaart liggen het landgoed Rheebruggen en de buitenplaatsen Batinghe en Oldengaerde. Ook deze landgoederen hebben vanuit een lange historie een bosrijke omgeving.
Heidevelden
De heidevelden zijn over het algemeen restanten van woeste gronden. Deze gebieden zijn niet meegenomen bij de ontginningen. Vaak omdat ze door hun venige karakter te nat waren voor landbouwkundig gebruik.
Voorbeelden hiervan zijn het Dwingelderveld, Leggelerveld, Witteveen, Doldersumerveld en de kleine veengebieden op en om het Nijensleekerveen.
Overige natuur
Naast bovengenoemde natuurgebieden komen er verspreid door de gemeente natuurwaarden voor. Deze natuurwaarden komen o.a. voor in de vele vennen, houtwallen, bermen, enz., die de gemeente rijk is.
3.5 Water
De gemeente Westerveld valt binnen het beheergebied van het waterschap Reest en Wieden. In het buitengebied is het waterschap verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Grofweg is het watersysteem van Westerveld onder te verdelen in oppervlaktewater en grondwater. Van beide elementen wordt hieronder een beschrijving gegeven.
Oppervlaktewater
Het watersysteem van Westerveld bestaat in hoofdlijnen uit een stelsel van beken en een kanaal. Deze beken en het kanaal vormen de diverse watersystemen in Westerveld. Hieronder worden de watersystemen nader toegelicht:
- Vledder en Wapserveense Aa
In de loop der tijd zijn beide beken bijna volledig gekanaliseerd ten behoeve van het landbouwkundig gebruik. De Vledder Aa vindt zijn oorsprong in het Drents-Friese Wold, in de buurt van het Aekingerzand. Voor de Vledder Aa is een herstelproject gaande, waarbij het brongebied en de bovenloop inmiddels zijn hersteld. De middenloop moet nog worden hersteld en zal tevens reservaatgebied worden.
Ten zuiden van Vledder mondt de Vledder Aa uit in de Wapserveense Aa. De Wapserveense Aa vindt zijn oorsprong in het voormalige Oldendieverveld en Wittelterveld. Ter hoogte van de oorsprong van de beek monden de Kwasloot en de Slingegruppe in de beek uit. De Wapserveense Aa stroomt vanaf de samenvoeging met de Vledder Aa in zuidelijk richting verder en gaat daar over in de Steenwijker Aa.
De Vledder en Wapserveense Aa doen dienst voor de afwatering van de landbouwgebieden in het westelijk deel van de gemeente. Het gaat om het gebied globaal tussen Vledder, Diever en Wapserveen.
- Oude Vaart en Dwingelderstroom
Zowel de Oude Vaart als de Dwingelderstroom zijn in de loop der jaren gekanaliseerd. Daarnaast wordt het beekdal van de Oude Vaart doorsneden door de Drentse Hoofdvaart. In het beekdal van de Oude Vaart zijn plannen om de lokale waterhuishouding beter af te stemmen op de landbouw- en natuurfuncties en om de afvoer van regenwater te vertragen. Het gebied kent een opgave waterbeheer om het risico van wateroverlast in Meppel te beperken.
- Drentse Hoofdvaart
De Drentse Hoofdvaart heeft een belangrijke functie voor de afwatering van het Drents Plateau.
Grondwater
In de gemeente komt op diverse plaatsen in de bodem keileem voor. Hierdoor kan het regenwater niet goed in de bodem zakken en stagneert het op het maaiveld. Hierdoor kan op die locaties wateroverlast ontstaan.
3.6 Recreatie En Toerisme
De toeristisch-recreatieve voorzieningen in de gemeente Westerveld bieden een gevarieerd beeld. Naast de mogelijkheden die het uitgebreide wandel- en fietspadennetwerk biedt, kan men in de omgeving mountainbiken, skeeleren, zwemmen, paardrijden en huifkartochten maken. Toeristische trekkers zijn ook de schaapskooien, hunebedden, grafheuvels en natuurgebieden. Daarnaast beschikt Westerveld over een breed palet aan accommodaties zoals bungalowcentra, campings, hotels en restaurants en afwisselende dagrecreatieve voorzieningen, waaronder een 18-holes golfbaan. De toeristische werkgelegenheid (direct en indirect) is relatief belangrijk voor de gemeente. Met een aandeel van 26%8 in de totale werkgelegenheid, vormt toerisme in Westerveld een belangrijke pijler voor de lokale economie.
Verblijfsrecreatie
De gemeente telt volop mogelijkheden om te overnachten. Het aantal overnachtingen groeide tussen 1998 en 2002 van 724.000 naar 889.0009 . Deze groei geeft de toenemende populariteit van het gebied aan. Een groot deel van de recreatievoorzieningen is gelegen in of bij de natuurgebieden.
Dagrecreatie
Op het gebied van dagrecreatie biedt de gemeente een aantal mogelijkheden. Met een uitgebreid wandel- en fietspadennetwerk, speeltuinen, kerken, kleine musea en bijvoorbeeld een vlindertuin, is er voor elk wat wils.
Er zijn echter weinig grootschalige dagattracties in Westerveld. De twee nationale parken trekken veruit de meeste bezoekers. De dagattractie met de meeste bezoekers is het bezoekerscentrum Nationaal Park Dwingelderveld te Ruinen (100.000 bezoekers) gevolgd door het Planetron Cinedrome in Dwingeloo (65.000 bezoekers). Volwaardige 'elk-weer'-accommodaties zijn er niet in Westerveld.
Natuur- en/of routegebonden recreatie
Westerveld beschikt over twee nationale parken, te weten het Dwingelderveld en het Drents-Friese Wold. In het Drents-Friese Wold zijn 32 gemarkeerde wandelroutes en tientallen kilometers asfalt- en schelpenfietspaden te vinden. Ook zijn er verschillende ruiter- en huifkarroutes. In het Doldersummerveld en het Aekingerzand zijn uitkijktorens gesitueerd. Daarnaast zijn er ook twee nieuwe bezoekerscentra in het park gelegen: een bezoekerscentrum in Appelscha en een informatiecentrum in Diever.
In het Dwingelderveld is zo'n 60 kilometer aan gemarkeerde wandelroutes en 40 kilometer aan fietspaden uitgezet. Voor de paardenliefhebbers is er 30 kilometer pad en zandweg beschikbaar. In het oriëntatiecentrum in Spier en het bezoekerscentrum van natuurmonumenten in de buurtschap Benderse, treft men alle informatie aan over het Dwingelderveld.
Cultuurhistorie en recreatie
Op cultuurhistorisch gebied heeft Westerveld veel te bieden. Zo worden er vele monumenten, boerderijen, molens, kerken, hunebedden, schaapskooien en brinkdorpen aangetroffen. In het buitengebied zijn Eursinge, Havelte - Van Helomaweg (De Wal) en Westeinde aangewezen als beschermd dorpsgezicht. Verder zijn de havezaten, zoals Overcinge en Oldengaerde het bezoeken waard.
Ook is er sprake van verblijfsaccommodaties in diverse monumentale karakteristieke panden, te herkennen aan het Drentsgoed keurmerk. Een belangrijke speler op het gebied van cultuurhistorie is ook de Stichting Maatschappij van Weldadigheid, gelegen buiten het plangebied van dit bestemmingsplan.
Watergebonden recreatie
Vaarrecreanten kunnen de nationale parken en brinkdorpen bereiken via de Turfroute en het Drie Provinciëncircuit. Vanuit de aanlegplaatsen, zoals bij Dieverbrug, waar ook sanitair en horeca en in de directe omgeving verblijfsaccommodaties aanwezig zijn, kan het gebied verkend worden.
3.7 Bedrijvigheid
Agrarisch aanverwante bedrijvigheid
Het landelijk gebied van de gemeente Westerveld wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van agrarische bedrijven. Naast de pure agrarische functie, komt in het landelijk gebied ook andere, veelal agrarisch aanverwante bedrijvigheid voor. Het gaat dan onder andere om agrarische bedrijven die in het kader van de verbreding nevenactiviteiten ontplooien. Verder zijn in het buitengebied diverse agrarische handels- en hulpbedrijven aanwezig (onder meer loonbedrijven). Deze bedrijven leveren belangrijke diensten aan de agrariërs in het buitengebied. Daarnaast kan deze vorm van bedrijvigheid een aanvullende inkomstenbron voor een agrariër vormen.
Niet-agrarische bedrijvigheid
Niet-agrarische bedrijvigheid in het landelijk gebied komt in Westerveld verspreid liggend voor. Het betreft een groot aantal paardenhouderijen en maneges, een enkel loonbedrijf, hoveniersbedrijven, ateliers en andere veelal kleinschalige productie en dienstverlening. De bedrijvigheid is veelal gevestigd in voormalige agrarische bedrijfsgebouwen. De laatste jaren is het aantal paardenhouderijen en maneges sterk toegenomen.
3.8 Wonen In Het Landelijk Gebied
Tot het grondgebied van Westerveld behoren meerdere kernen, waaronder de hoofdkernen Havelte, Diever, Vledder, Dwingeloo en Uffelte. In de kernen is het grootste deel van de woningen geconcentreerd. De kernen liggen buiten het plangebied van het onderhavige bestemmingsplan. In het buitengebied komt de woonfunctie voor in de vorm van agrarische bedrijfswoningen, niet-agrarische bedrijfswoningen en burgerwoningen.
3.9 Verkeer En Infrastructuur
De gemeente Westerveld wordt ontsloten door een stelsel van provinciale wegen, namelijk de N371 (Assen - Meppel), N353 (Havelte - Oldeberkoop) en de N855 (Steenwijk - Spier). Deze wegen lopen als een driehoek dwars door
de gemeente. Vanaf deze wegen kan men de rijkswegen A28 (Zwolle - Groningen) en A32 (Zwolle - Leeuwarden) bereiken die respectievelijk langs de oost- en westzijde van de gemeente liggen. Ook de provinciale N381 (Drachten - Emmen), op de noordelijke grens van de gemeente, speelt nog een rol in de ontsluiting van Westerveld. Bovendien wordt de gemeente ontsloten (met name de grotere kernen) door een aantal buslijnen.
3.10 Nutsvoorzieningen
Naast vervoer van goederen en mensen, is er in het buitengebied van Westerveld een straalpad voor telecommunicatie (met een daaraan gerelateerde maximale bouwhoogte) aanwezig. Ook zijn er leidingen ten behoeve van gas en water in de gemeente gelegen.
3.11 Overige Functies
In het buitengebied van Westerveld komen de volgende overige functies voor:
- ten noorden en westen van Havelte ligt een militair oefenterrein. Het oefenterrein is onderverdeeld in Havelte-West en Havelte-Oost. Beide gebieden worden van elkaar gescheiden door de N353. Het oefenterrein Havelte-West wordt heringericht om het geschikt te maken voor vredes- en crisisbeheersingsoperaties. Daarnaast blijft op Havelte-Oost een terrein beschikbaar voor zogenaamde overige oefeningen. Er blijft nog circa 260 hectare in gebruik als militair oefenterrein voor lichte oefeningen;
- op het militaire oefenterrein Havelte-West ligt een munitiecomplex met 2 veiligheidszones. Het betreft opslag op een afgesloten terrein, verdeeld over een aantal bunkers. Defensie heeft in het kader van het munitieactieprogramma (MAP) onderzocht of in de toekomst nog gebruik zal worden gemaakt van het munitieopslagdepot in Havelte. De conclusie is dat de munitiebunkers in gebruik zullen blijven. De belegging is wel aangepast. Hierdoor was het mogelijk de veiligheidszones aanzienlijk te verkleinen. Binnen de zones geldende beperkingen voor het ruimtegebruik. Deze zijn niet van toepassing op gebruik (en gebouwen) van het Ministerie van Defensie;
- nabij de Dwingelder Heide ligt een radiotelescoop. Bij deze klassieke radiotelescoop is het gebouwencomplex van de Astron gevestigd. Ten behoeve van wetenschappelijk sterrenkundig onderzoek ontwikkelt en test Astron electronische apparatuur voor de ontvangst van radiosignalen uit het heelal. Het internationaal hypermoderne ontvangstsysteem LOFAR is door Astron in Dwingeloo ontwikkeld. De monumentale radiotelescoop wordt gerestaureerd en blijft voor amateurdoeleinden in gebruik. De telescoop en de LOFAR-apparatuur zijn zeer gevoelig voor storende radiosignalen uit de omgeving. De radiotelescoop heeft een grote ruimtelijke invloed op het plangebied, doordat er een tweetal zones met beperkingen worden onderscheiden;
- gelegen aan de rand van het nationaal park Dwingelderveld ligt een bosgebied van ruim 22 hectare dat beschikbaar is voor scoutinggroepen om te kamperen. Het terrein bestaat uit diverse kampeervelden welke gesitueerd zijn in het bos;
- Westerveld heeft twee grondwaterbeschermingsgebieden. Het grondwaterbeschermingsgebied bij Havelte is van Vitens en het gebied bij Leggeloo is van Waterleidingmaatschappij Drenthe. Rondom de eigenlijke waterwingebieden ligt een beschermingszone. De totale grondwaterbeschermingsgebieden wordt primair beschermd op grond van de Provinciale MilieuVerordening (PMV). Voor de eigenlijke waterwingebieden geldt de meest stringente bescherming; voor de daaromheen liggende grondwaterbeschermingsgebieden betreft het een beperking op activiteiten en bedrijven die een risico kunnen vormen voor de grondwaterkwaliteit. Op de verbodsbepalingen kan ontheffing verleend worden voor activiteiten die door het stellen van regels een acceptabel en beheersbaar risico vormen. Zo is vestiging van lichte vormen van bedrijvigheid, zoals kantoren, binnen de grondwaterbeschermingsgebieden wel mogelijk. Ingevolge de Provinciale Milieu Verordening is een lijst van verboden (bedrijfs)activiteiten opgesteld. Momenteel worden de mogelijkheden onderzocht naar de ontwikkeling van een strategische grondwaterwinning te Darperheide. Zodra de plannen meer uitgewerkt zijn, wordt dit meegenomen in dit bestemmingsplan;
- In Westerveld wordt op twee plaatsen delfstoffen gewonnen. In Frederiksoord gaat het om de winning van ophoogzand. Bij Hoogersmilde (deels grondgebied Westerveld) wordt zand voor de kalksteenindustrie gewonnen door kalkzandsteenfabriek Calduran. Er is een uitbreiding van deze activiteiten op het grondgebied van de gemeente Westerveld in voorbereiding. Ook hier geldt dat wanneer de plannen voldoende zijn uitgewerkt, dit meegenomen wordt in dit bestemmingsplan.
Hoofdstuk 4 Beleidskader
Bij het actualiseren van een bestemmingsplan voor het buitengebied, heeft het gemeentebestuur te maken met het beleid van andere overheden, andere instanties of maatschappelijke organisaties. Dit beleid vormt het kader waarbinnen de gemeente haar eigen beleid formuleert. Het relevante beleid ten aanzien van water- en milieuaspecten wordt apart behandeld in hoofdstuk 5.
4.1 Europees Beleid En Richtlijnen
Op Europees niveau kunnen beleidsvoornemens van belang zijn voor de landelijke gebieden in Nederland. In de regel is dergelijk beleid wel vertaald in het landelijk c.q. provinciaal beleid. Toch is aandacht voor enkele specifieke punten van belang.
4.1.1 Landbouw
Het landbouwbeleid wordt in belangrijke mate in Europees verband bepaald. Voor de landen van de EU is daarmee een open markt ontstaan, waarbinnen een gemeenschappelijk landbouwbeleid wordt gevoerd. Door de uitbreiding van de EU met landen uit Midden- en Oost-Europa en door de nieuwe GATT/WTO10-onderhandelingen, staat dit landbouwbeleid meer en meer ter discussie. Verwacht wordt dat er een liberalisering van de markt optreedt met minder steunmaatregelen en een EU-prijsontwikkeling in de richting van de wereldmarktprijzen.
- 10. De World Trade Organization (WTO) is een intergouvernementele organisatie met su-pranationale eigenschappen. Zij is opgericht in 1995 en komt voort uit de General Agreement on Tariffs and Trade (GATT, Algemene Overeenkomst over Tarieven en Handel).
4.1.2 Milieu
Op Europees niveau worden meerdere milieurichtlijnen uitgevaardigd, die zijn of worden verwerkt in de eigen wet- en regelgeving. Van belang voor de agrarische sector zijn in het bijzonder:
- de regelgeving gericht op de productie van veilig voedsel voor de mens;
- het dierengezondheidsbeleid;
- het beleid voor melkprijzen en quotaregeling;
- het marktordeningsbeleid voor graan, suiker en aardappelen;
- de Europese nitraatrichtlijn, gericht op bescherming van de bodem. De doorwerking van deze richtlijn betekent dat eisen worden gesteld aan de individuele landbouwers met op bedrijfsniveau een beheersing van de in- en uitstroom van mineralen;
- de Europese milieueffectrapportage (m.e.r.). De implementatie van deze richtlijn betekent dat er meer individuele beoordelingen op de noodzaak van een m.e.r. moeten plaatsvinden. Voor gemeenten betekent dit dat er meer activiteiten m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn.
4.1.3 Natuur
Om de achteruitgang van de biodiversiteit te stoppen, zijn afspraken gemaakt op Europees niveau. Daartoe wordt gewerkt aan het tot stand brengen van een netwerk van beschermde natuurgebieden: Natura 2000. Natura 2000 is gericht op de instandhouding en ontwikkeling van soorten en ecosystemen die voor Europa belangrijk zijn. Natura 2000-gebieden worden aangewezen op basis van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. In Westerveld zijn de Natura 2000-gebieden Drents-Friese Wold & Leggelderveld en het Dwingelderveld aangewezen op basis van zowel de Vogel- en Habitatrichtlijn en Holtingerveld op basis van de Habitatrichtlijn.
De Vogelrichtlijn is in 1979 voor alle lidstaten binnen Europa van kracht geworden (tegelijkertijd en in onderlinge samenhang tot stand gekomen met de Conventie van Bern). De richtlijn bevat voorschriften en maatregelen ter bescherming van bedreigde Europese vogelsoorten. Een belangrijke maatregel is het - door de lidstaten - aanwijzen van speciale beschermingszones. Dit betreft de gebieden die voor de instandhouding van de in de bijlage van de Vogelrichtlijn genoemde soorten het meest geschikt zijn. De Nederlandse regering heeft de Vogelrichtlijngebieden aangewezen in maart 2000. Voor niet in de bijlage genoemde en geregeld voorkomende trekvogels, kunnen eveneens hun broed-, rui- en overwinteringsgebieden en hun rustplaatsen in de trekzones aangewezen worden.
De Habitatrichtlijn is in 1992 door de Europese Gemeenschap vastgesteld. Zij sluit aan bij de Conventie van Bern en bij de Europese Vogelrichtlijn. De doelstelling en het instrumentarium reiken echter duidelijk verder. Doelstelling is de bescherming van planten en dieren (behalve vogels) en hun leefgebieden (habitats). Zo draagt deze richtlijn bij aan het waarborgen van de biodiversiteit door natuurlijke habitats en aan het in stand houden van de wilde flora en fauna. De lidstaten dragen een lijst van op hun grondgebied aanwezige beschermingswaardige habitats voor aan de Europese Commissie, onder vermelding van de soorten uit Bijlage II van de richtlijn. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen prioritaire en niet-prioritaire soorten. Op basis van deze gegevens stelt de Commissie een lijst van gebieden van communautair belang vast. De lidstaten dienen deze gebieden zo spoedig mogelijk als speciale beschermingszone aan te wijzen. Het moment van plaatsing op de communautaire lijst is echter al bepalend voor het van toepassing zijn van de bepalingen uit de richtlijn.
In de praktijk overlappen de beschermingszones van de Habitat- en Vogelrichtlijn en de EHS-gebieden elkaar voor een groot deel.
Voor alle Natura 2000-gebieden moet op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 door de provincie of door het ministerie van LNV een beheerplan worden vastgesteld. Dit moet gebeuren binnen drie jaar na aanwijzing van het gebied als Natura 2000-gebied of binnen drie jaar na inwerkingtreding van de Natuurbeschermingswet 1998 als het gebied reeds vóór de inwerkingtreding was aangewezen als Natura 2000-gebied. De Habitatrichtlijn verplicht Nederland de habitattypen en soorten waar Nederland mede verantwoordelijkheid voor draagt, in een gunstige staat van instandhouding te brengen. Om dit te bereiken heeft Nederland daarvoor instandhoudingsdoelstellingen gedefinieerd.
Het beheerplan werkt de instandhoudingsdoelstellingen voor het Natura 2000-gebied verder uit in ruimte en tijd. Het beschrijft de resultaten die bereikt dienen te worden om het behoud of het herstel van deze natuurlijke habitats en soorten mogelijk te maken. Het beheerplan geeft een overzicht op hoofdlijnen van instandhoudingsmaatregelen die in de planperiode genomen moeten worden om de beoogde resultaten te behalen. Tenslotte gaat het beheerplan in op bestaand gebruik en geeft inzicht hoe met de externe werking omgegaan moet worden. Beheerplannen hebben een looptijd van maximaal zes jaar en worden opgesteld onder het bevoegd gezag van de provincie.
4.1.4 Archeologie
In 1992 werd het Europese Verdrag van Malta ondertekend door een groot aantal EU-landen, waaronder Nederland. Doelstelling van dit verdrag is de veiligstelling van het (Europese) archeologisch erfgoed. Dit moet met name gestalte krijgen in het ruimtelijke ordeningsbeleid. Concreet heeft dit tot gevolg dat bij de voorbereiding van bestemmingsplannen meer aandacht moet worden besteed aan de aanwezigheid van archeologische waarden en dat in bestemmingsplannen een beschermende regeling moet worden opgenomen ten aanzien van archeologische waarden.
Aandachtspunt is voorts dat uit het Verdrag van Malta voortvloeit dat er meer gelden beschikbaar moeten komen voor archeologisch onderzoek. Ook moet het beginsel 'de bodemverstoorder betaalt' worden doorgevoerd, in ieder geval voor wat betreft omvangrijke projecten (artikel 6 van het verdrag).
Ter implementatie van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving, is in september 2007 de nieuwe Monumentenwet in werking treden. De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven. De wet verplicht gemeenten bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening te houden met de in hun bodem aanwezige waarden.
4.1.5 Water
In 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) vastgesteld. De KRW beoogt de aquatische ecosystemen en waterafhankelijke terrestische natuur voor achteruitgang te behoeden, te beschermen en te verbeteren. Een concreet doel van de KRW is een goede ecologische toestand van het grond- en oppervlaktewater te bereiken. In beginsel moet dit doel in 2015 behaald zijn. De Kaderrichtlijn Water introduceert het denken in stroomgebieden. Dat gaat uit van het simpele feit dat water zich niet houdt aan lands- en bestuurlijke grenzen, maar z'n natuurlijke loop heeft binnen stroomgebieden. Om aan de voorwaarden van de KRW te kunnen voldoen, moeten waterbeheerders binnen een stroomgebied afspraken maken en samenwerken. Het doel is uiteindelijk dat er in het stroomgebied sprake is van schoon water, waarin een gevarieerd natuurlijk leven voorkomt. De KRW stelt namelijk eisen aan de chemische (geen verontreinigende stoffen) en ecologische kwaliteit van het oppervlaktewater. In 2009 moet er per stroomgebied een beheersplan zijn opgesteld.
4.2 Rijksbeleid
Het rijksbeleid dat voor het landelijk gebied van belang is, blijkt uit de volgende nota's en andere beleidsstukken.
4.2.1 Nota Ruimte (2006)
De Nota Ruimte bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland tot 2020, met een doorkijk naar 2030. Sinds de vaststelling door de Eerste Kamer op 17 januari 2006 is de Nota Ruimte van kracht.
De Nota Ruimte bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland. De nota bevat de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land. Het gaat om de inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030. In de nota worden de hoofdlijnen van beleid aangegeven, waarbij het kabinet kiest voor 'decentraal wat kan, en centraal wat moet'.
Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak in Nederland. Meer specifiek richt de nota zich op vier algemene doelen:
- versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland;
- bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland;
- borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden;
- borging van de veiligheid (tegen water en risicovolle activiteiten).
Twee begrippen staan centraal in de Nota Ruimte: basiskwaliteit en Nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur. Ter waarborging van de algemene basiskwaliteit geeft de Nota Ruimte generieke regels die als ondergrens gelden voor alle ruimtelijke plannen11 . Daarnaast geeft de nota extra regels voor de nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur (c.q. de gebieden die van nationaal belang zijn). Hier streeft het rijk naar méér dan de algemene basiskwaliteit.
De Nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur bestaat uit de belangrijkste gebieden in Nederland op het terrein van economie, infrastructuur en verstedelijking, water, natuur en landschap. Hieronder vallen onder meer de mainports Schiphol en Rotterdam, de nationale stedelijke netwerken, maar ook de ecologische hoofdstructuur en een aantal aangewezen nationale landschappen.
De (begrensde) gebieden van de ecologische hoofdstructuur in het buitengebied van Westerveld maken deel uit van de Nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur. Hier geldt een 'nee, tenzij'-regime. Nieuwe plannen, projecten of handelingen zijn niet toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten. Voor het overige deel van het buitengebied van Westerveld is het rijksbeleid gericht op het waarborgen en zo mogelijk vergroten van de basiskwaliteit. De eerste verantwoordelijkheid voor deze basiskwaliteit ligt bij de provincie.
De Nota Ruimte geeft aan dat het rijk de mogelijkheden voor herbouw en nieuwbouw in het buitengebied wil verruimen. Dit om het economisch draagvlak en de vitaliteit van de landelijke gebieden te vergroten. Vrijkomende bebouwing kan worden omgezet in een woonbestemming of vestigingsruimte voor kleinschalige bedrijvigheid. Soms kan ook nieuwbouw wenselijk zijn. Zo kan woningbouw, bijvoorbeeld in de vorm van nieuwe landgoederen, geld opbrengen voor de aanleg van recreatie- of natuurgebieden (rood voor groen) of waterbergingsruimte (rood voor blauw).
Het rijk ondersteunt de transitieopgave van de landbouw, onder meer door heldere randvoorwaarden te stellen en ruimtelijke ontwikkelingen in de richting van duurzame productie te faciliteren. Voorwaarde voor de transitie naar een vitale en duurzame landbouw is, dat er een economisch perspectief aanwezig is. Het kabinet ziet daarbij een aantal handelingsperspectieven voor agrarische bedrijven;
- concurreren op de wereldmarkt;
- werken onder specifieke natuurlijke handicaps;
- economisch verbreden door andere maatschappelijke en/of economische diensten te leveren;
- of een combinatie hiervan.
Uitgangspunt is om de mogelijkheden en potenties van de landbouw optimaal te benutten binnen de maatschappelijke eisen die worden gesteld.
Provincies worden gevraagd niet-grondgebonden en/of kapitaalintensieve landbouw en (eventueel) daaraan gerelateerde bedrijvigheid te bundelen in landbouwontwikkelingsgebieden. Voor de continuïteit van de grondgebonden landbouw is het van belang dat agrarische ondernemers voldoende ruimte krijgen om in te spelen op de eisen van de wereldmarkt en meer ruimte krijgen om hun bedrijfsvoering te verbreden. De formulering van ruimtelijk beleid voor de grondgebonden landbouw is een verantwoordelijkheid van provincies en gemeenten. Van provincies wordt verwacht dat zij sturing geven aan de ontwikkeling van de grondgebonden landbouw, en daarbij rekening houden met de eisen die de wereldmarkt stelt aan landbouwbedrijven en met de wens van landbouwbedrijven om hun bedrijfsvoering te verbreden. Om de economische vitaliteit van de grondgebonden landbouw te kunnen versterken, verwacht het rijk van provincies dat zij in hun ruimtelijke plannen meer mogelijkheden scheppen voor een bredere bedrijfsvoering. Het rijk zal zelf ruimtelijke ontwikkelingen in de richting van een duurzame productie vergemakkelijken.
- 11. De Nota Ruimte bevat een aantal generieke regels die zorgen voor borging van de basiskwaliteit als ondergrens voor alle ruimtelijke plannen. Daarbij kan het gaan om inhoudelijke of procesmatige eisen, maar ook om basiskwaliteit in meer stimulerende zin. Daarnaast stellen verdragen, wetten en regels soms eisen die ruimtelijk relevant zijn. Dit is de 'wettelijke' basiskwaliteit die in de nota is opgenomen. Als laatste vorm van basiskwaliteit is in de Nota Ruimte een aantal principes van meer financiële aard opgenomen.
4.2.2 Nota Mobiliteit (2004)
De Nota Mobiliteit is de opvolger van het Tweede Structuurschema Verkeer en Vervoer (SVV2)12 .
De nota geeft de visie van het kabinet op het volledige verkeer- en vervoersbeleid tot 2020, waarbij wordt aangegeven wat het kabinet wil én kan op het terrein van verkeer en vervoer. Uitgangspunt daarbij is het bieden van bereikbaarheid van deur tot deur binnen de randvoorwaarden van veiligheid en kwaliteit van de leefomgeving. De ruimtelijke aspecten van het verkeers- en vervoersbeleid zijn opgenomen in de Nota Ruimte.
Centraal in de Nota Mobiliteit staat dat mobiliteit een noodzakelijke voorwaarde is voor economische en sociale ontwikkeling. Een goed functionerend systeem voor personen- en goederenvervoer en een betrouwbare bereikbaarheid, zijn essentieel om de economie en de internationale concurrentiepositie van Nederland te versterken. De Nota Mobiliteit geeft aan op welke wijze het kabinet dit wil doen. De A28 (Zwolle - Groningen) maakt deel uit van het hoofdwegennet.
- 12. Het Nationaal Verkeers- en Vervoersplan (NVVP), dat in het voorjaar van 2002 door de Tweede Kamer werd afgewezen, was oorspronkelijk bedoeld als opvolger van het SVV2. Dit plan heeft echter nooit een officiële status gekregen.
4.2.3 Nota Belvedere (1999)
De Nota Belvedere (1999) is een beleidsnota over de relatie tussen cultuurhistorie en ruimtelijke inrichting. De nota vormt een belangrijke bouwsteen voor de Nota Ruimte. De centrale doelstelling van het beleid luidt: 'de cultuurhistorische identiteit wordt sterker richtinggevend voor de inrichting van de ruimte, en het rijksbeleid zal daarvoor goede voorwaarden scheppen'. Binnen het grondgebied van de gemeente Westerveld is het gebied Frederiksoord-Willemsoord aangewezen als Belvederegebied. Dit gebied maakt echter geen deel uit van het bestemmingsplan Buitengebied.
4.2.4 Natuurbeschermingswet
De Natuurbeschermingswet (NB-wet) is de Nederlandse uitwerking van het internationale beleid, vastgesteld in de Habitat- en Vogelrichtlijn.
Per 1 oktober 2005 is de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 in werking getreden. Vanaf dat moment heeft Nederland de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn in nationale wetgeving verankerd. Provincies zijn in hoofdzaak het bevoegd gezag bij het verlenen van een Natuurbeschermingswetvergunning. In deze wet wordt uitgegaan van twee typen gebieden:
- de Natura 2000-gebieden;
- de beschermde natuurmonumenten (voormalige beschermde natuurmonumenten en Staatsnatuurmonumenten die buiten de Natura 2000- gebieden liggen).
In Westerveld zijn het Drents-Friese Wold & Leggelderveld, het Dwingelderveld en het Holtingerveld aangewezen als Natura 2000-gebied. In Westerveld zijn geen beschermde natuurmonumenten aangewezen.
4.2.5 AMvB Ruimte
Als gevolg van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening werkt het Rijk aan de vernieuwing van haar beleidsinstrumentarium. Daarbij worden bestaande rijksbelangen juridisch geborgd in een Algemene Maatregel van Bestuur, het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Daarmee vervangt het Besluit - ook wel de AmvB Ruimte genoemd - het bestaande planologisch beleid uit de Nota Ruimte en een aantal Planologische Kernbeslissingen.
In het besluit zijn onder andere de regelingen met betrekking tot de EHS, Rijksbufferzones, Nationale Landschappen, de Waddenzee en militaire terreinen opgenomen. Uitgangspunt daarbij is dat het huidige beleid zoveel mogelijk 'beleidsneutraal' wordt voortgezet. Een aantal regelingen zijn 'getrapt' vastgelegd. Dit wil zeggen dat de provincies en gemeentes verplicht zijn dit beleid nader uit te werken.
In 2009 is een ontwerp AMvB Ruimte gepubliceerd. Het nieuwe kabinet komt medio 2011 met een aangepaste AmvB Ruimte.
4.3 Provinciaal
4.3.1 Provinciaal Omgevingsplan II Drenthe
Het POP II bevat een visie op een duurzame ontwikkeling van Drenthe voor de periode tot circa 2030 en vormt daarmee het ontwikkelingskader en een basis voor uitvoeringsprogrammering en financiering. Daarnaast vormt het POP het kader voor de toetsing van bestemmings-, beheers- en inrichtingsplannen en vergunningverlening voor de periode 2010/2015. In verband met de invoering van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening, geldt het POP II als overgangsbeleid. In een beleidsnotitie13 heeft de provincie Drenthe opgenomen hoe zij in de overgangsperiode omgaat met de nieuwe wet en ruimtelijke vraagstukken. Op dit moment wordt gewerkt aan een nieuwe Omgevingsvisie (Concept Ontwerp, 2009). Zolang de Omgevingsvisie nog niet in werking is getreden, geldt als toetsingskader voor ruimtelijke vraagstukken nog steeds POP II.
Integrale zonering landelijk gebied
Onderdeel van het POP vormt de integrale zonering van het landelijk gebied. De zonering speelt een rol bij de afweging van verschillende belangen in een bepaald gebied, alsmede bij de mogelijkheden voor ontwikkeling van bebouwd gebied en uitbreiding van infrastructuur. Samenvattend komt de zonering van het POP op het volgende neer:
- in zone I (grondgebonden landbouw met mogelijkheden voor recreatie) staat de uitoefening van de grondgebonden landbouw op bedrijfseconomische grondslag voorop. Recreatief medegebruik en de ontwikkeling van toeristisch-recreatieve bedrijven worden bevorderd. Daarbij mag de landbouwkundige hoofdfunctie niet wezenlijk worden aangetast;
- in zone II (grondgebonden landbouw met mogelijkheden voor recreatie binnen de landschappelijke en cultuurhistorische hoofdstructuur) staat de uitoefening van de grondgebonden landbouw op bedrijfseconomische grondslag voorop. Recreatief medegebruik en de ontwikkeling van toeristisch/recreatieve bedrijven wordt bevorderd. Daarbij mag de landbouwkundige hoofdstructuur niet wezenlijk worden aangetast en wordt gestreefd naar het in stand houden van de waarden van natuur, landschap en cultuurhistorie;
- in zone III (verwevingsgebied landbouw en landschap) zijn landbouw, recreatief gebruik en de waarden van natuur, landschap en cultuurhistorie gelijkwaardig. Daarbij staat de samenhang tussen landbouwkundige, abiotische, cultuurhistorische, landschappelijke en archeologische waarden voorop;
- in zone IV (verwevingsgebied landbouw en natuur) zijn doeleinden van landbouw, natuur, landschap en cultuurhistorie van belang. De onderlinge verhouding verschilt per gebied. In deze gebieden bestaat vaak een grote samenhang tussen vooral natuur, milieu en water. Het beleid richt zich erop om de samenhang tussen de functies landbouw en natuur te versterken. De waterhuishouding en de bijzondere omgevingskwaliteit hebben vooral een ondersteunende rol voor het behoud en de ontwikkeling van natuurwaarden;
- in zone V (natuur) gaat het om behoud, herstel of ontwikkeling van natuurwaarden. Daarbij zijn ook aspecten van cultuurhistorie en landschap van belang.
- Andere doeleinden zijn slechts aanvaardbaar voor zover deze verenigbaar zijn met of ten dienste staan van de natuurdoelstelling. Houtproductie en bedrijfsmatige landbouw passen veelal niet in deze zone. In sommige gevallen zal houtoogst of landbouw als beheersmaatregel echter noodzakelijk zijn. Recreatief medegebruik is mogelijk voor zover dit past binnen de doelstelling van natuurbehoud. Vestiging en uitbreiding van verblijfsrecreatie wordt getoetst aan het beleid voor de EHS, zoals dat is verwoord in het SRG, overig rijksbeleid en, in voorkomende gevallen, aan het beleid dat geldt voor de gebieden die vallen onder de Europese Habitat- en Vogelrichtlijnen en de Natuurbeschermingswet;
in zone VI (bos met recreatie, houtproductie en natuur) gaat het om de meervoudige doelstelling van de bossen. Dit betreft zowel houtproductie en recreatief medegebruik, als behoud en ontwikkeling van de waarden van natuur, cultuurhistorie en landschap. Deze doelstelling zal per deelgebied in wisselende mate aan de orde zijn.
Figuur 6: Fragment functiezonering (bron: POP II, provincie Drenthe)
Land- en tuinbouw
Als doelstellingen voor de land- en tuinbouw formuleert de provincie:
- een duurzaam, veilig en concurrerend producerende land- en tuinbouw;
- een goed economisch perspectief voor de land- en tuinbouw.
Nieuwe bebouwing in het buitengebied wordt in het algemeen alleen binnen de bouwpercelen toegestaan. Open gebieden, zoals essen, stroomdalen en sommige veld- en veenontginningen, dienen open te blijven. De provincie stimuleert de ontwikkeling van biologische landbouw. Glastuinbouw wordt (buiten de twee concentratiegebieden bij Emmen) tegengegaan. Alleen bij agrarische bedrijven wordt een maximum oppervlakte van 1.000 m² ondersteunend glas toegestaan. Voor kwekerijen is het uitgangspunt dat deze in (voormalige) agrarische bebouwing in zone I en II gevestigd kunnen worden. Toevoeging van het onderdeel detailhandel aan dergelijke kwekerijen wordt niet toegestaan14 .
Activiteiten die gericht zijn op verbreding van landbouwbedrijven verdienen een plaats in het landelijk gebied. Dit kan betekenen dat aan de agrarische hoofdbestemming een nevenbestemming voor kleinschalige bedrijvigheid wordt toegevoegd. De uitstraling als agrarisch bedrijf dient in stand te blijven. Onderscheiden worden:
- afzet van regionale producten;
- verbreding met een niet-landbouwactiviteit, zoals toerisme, logementen, 'kamperen bij de boer' en zorgboerderijen;
- productie van collectieve goederen;
- natuur- en landschapsbeheer.
Erfgrootte en bebouwingsmogelijkheden
Voor zone I en II geldt dat een agrarisch bouwvlak voor een grondgebonden bedrijf en een intensieve veehouderij niet groter is dan 1,5 hectare. Bij gebleken noodzaak kan een grotere oppervlakte worden aangehouden. In zone III en IV is de uitbreiding van de bouwvlakken voor de (grondgebonden) landbouwbedrijven beperkt tot maximaal 1,5 hectare. Afhankelijk van de kwaliteit van het omringende gebied kan een kleiner oppervlak gewenst zijn.
Intensieve veehouderij
Zone I: Vestiging van nieuwe bedrijven voor de intensieve veehouderij en het toevoegen van een (ondergeschikte tweede) tak van intensieve veehouderij aan een bestaand of nieuw grondgebonden bedrijf, wordt in het algemeen niet toegestaan. Voor de uitbreiding van bestaande intensieve veehouderijen worden mogelijkheden geboden voor zover dit verenigbaar is met de milieuwetgeving. Ook de bescherming van de waterkwaliteit met het oog op de drinkwaterwinning kan hierbij van belang zijn.
Zone II: Vestiging van nieuwe bedrijven voor de intensieve veehouderij en de toevoeging van een (ondergeschikte tweede) tak van intensieve veehouderij aan een bestaand grondgebonden bedrijf, is niet toegestaan. Uitbreiding van de bestaande intensieve veehouderijen is, rekening houdend met de lokale landschappelijke kenmerken en mits verenigbaar met de generieke milieuwetgeving, mogelijk. Bestaande bedrijven hebben, los van de hiervoor geschetste ontwikkelingsmogelijkheden, mogelijkheid de staloppervlakte uit te breiden teneinde aan dierenwelzijnseisen te voldoen. Daarbij mag een staloppervlak toegestaan worden tot een maximum van 25% van het aantal dieren dat gehouden wordt. Dit om tegemoet te komen aan de rentabiliteit van de uitbreiding.
Zone III en IV: Vestiging of uitbreiding van intensieve veehouderijen, alsmede van een (ondergeschikte tweede) tak van intensieve veehouderij, is in deze zone niet mogelijk. Bestaande bedrijven hebben de mogelijkheid de staloppervlakte uit te breiden teneinde aan de dierenwelzijnseisen te voldoen. Daarbij mag ook hier een staloppervlak toegestaan worden tot een maximum van 25% van het aantal dieren dat gehouden wordt. Dit om tegemoet te komen aan de rentabiliteit van de uitbreiding.
Blaastunnels en tunnelkassen
De vestiging van blaastunnels en tunnelkassen is in het algemeen mogelijk binnen zone I en II, waarbij beperkingen gelden naar hoogte en periode van plaatsing. In zone II geldt daarnaast dat rekening moet worden gehouden met landschappelijke waarden. Oprichten van tunnelkassen en blaastunnels in zone III en IV is uitgesloten.
Kleinschalige bedrijvigheid en incidentele bedrijfsvestiging
Vestiging van bedrijven in het buitengebied wordt alleen toegestaan, als vestiging aldaar functioneel noodzakelijk is. Daarbij gaat het vooral om bedrijven waarvoor het gebruik van de grond, als productiemiddel, een onmiskenbaar onderdeel is van de bedrijfsvoering. Daarnaast zijn er ook andere bedrijven die vanwege de relatie met hun omgeving allicht beter in het buitengebied kunnen functioneren.
Vrijkomende agrarische bebouwing en werken
De mogelijkheden voor nieuwe functies in voormalige agrarische bebouwing worden mede beoordeeld op het uitgangspunt om het buitengebied primair te reserveren voor die functies die daar functioneel aan gebonden zijn en op het instandhouden van de kwaliteit van het buitengebied. Het is aan de gemeente om op basis van de in het POP aangereikte voorwaarden en aandachtpunten een regeling in het bestemmingsplan op te nemen die een goede afweging garandeert in een concrete situatie. In het POP II worden genoemd:
- de bedrijfsbestemming dient gericht te zijn op kleinschalige activiteiten15 ;
- de bedrijfsactiviteiten dienen zoveel mogelijk in het hoofdgebouw plaats te vinden;
- vestiging van een kleinschalige bedrijfsfunctie in een nieuw bijgebouw is mogelijk, maar mede afhankelijk van de mate waarin voormalige agrarische bebouwing wordt afgebroken (reductieregeling).
Wonen in het buitengebied
Uitgangspunt van het omgevingsbeleid is dat de bebouwing in het buitengebied de functie van het buitengebied ondersteunt. Veel agrarische bebouwing verliest haar functie. De provincie wil beleidsruimte scheppen om wonen in het buitengebied mogelijk te maken. Van gemeenten wordt gevraagd voor wonen in het buitengebied een planologische regeling uit te werken die rekening houdt met een aantal uitgangspunten. De provincie heeft een 'Ruimte voor ruimte'-regeling uitgewerkt in de vorm van een voorbeeldregeling voor gemeenten. Zo'n regeling maakt het mogelijk dat in ruil voor het afbreken en opruimen van vrijkomende agrarische bebouwing, het recht op een woonhuis op dezelfde plaats of in een dorpsuitbreiding ontstaat. Een nadere toelichting is te vinden in paragraaf 4.3.3. Om eenduidig beleid uit te kunnen voeren vraagt de provincie aan gemeenten om voor het wonen in het buitengebied een planologische regeling uit te werken die rekening houdt met het feit dat voor het wonen minder bebouwing nodig is dan voor een agrarisch bedrijf. In de regel is een totale bebouwingsoppervlakte van 250 m² toereikend om ook nevenactiviteiten uit te oefenen, zoals een aan-huis-verbonden beroep. Een bestaande, grotere bebouwingsomvang is aanvaardbaar, zolang het een bebouwingsomvang is die past bij het kleinschalig karakter. In die situaties is het toegestaan de aanwezige bebouwing te vernieuwen of op het perceel te herschikken, mits het bebouwde oppervlak in totaal niet toeneemt en dat bij een herschikking de ruimtelijke samenhang op het perceel verbetert. Als uitgangspunten in het POP II voor bebouwing in het landelijk gebied worden genoemd: bebouwing met kap, passende dakhelling en beperkte goot- en bouwhoogte.
Landgoederen
In het Provinciaal Omgevingsplan wordt voor een landgoed een ondergrens gehanteerd van minimaal 5 hectare bos. De provincie heeft een voorkeur voor situering van nieuwe landgoederen in de Veenkoloniën, heideontginningen, stadsranden of (sub)streekcentra. Indien men niet aan deze eisen kan voldoen, moet een grotere oppervlakte dan 5 hectare bos deel uitmaken van het landgoed.
De provincie zal de oprichting van nieuwe landgoederen ondersteunen binnen de mogelijkheden die het omgevingsbeleid biedt. Dit betekent in het bijzonder dat nieuwe landgoederen passen in het bosclusteringsbeleid, er sprake is van het versterken van natuur en landschapswaarden en aansluiten op bestaande bebouwing.
Recreatie en toerisme
Het beleid ten aanzien van recreatie en toerisme richt zich op selectieve groei van het toerisme, waarbij kwaliteitsverbetering, productvernieuwing en promotie de belangrijkste begrippen zijn. Recreatieve nevenfuncties van agrarische bedrijven worden gestimuleerd. Ontwikkelingsmogelijkheden per sector zijn onder meer:
- accent op versterking en uitbreiding van bestaande verblijfsrecreatieve bedrijven, waaronder de mogelijkheid van omzetting van standplaatsen in recreatiewoningen;
- vestiging van kleinschalige accommodaties is afhankelijk van de kwaliteit van de omgeving;
- permanente bewoning van verblijfsreactie is niet toegestaan;
- recreatiewoningen hebben een maximale oppervlakte van 100 m²;
- maneges en paardenrecreatiebedrijven dienen te worden gevestigd in een kern. Is dit niet mogelijk, dan is vestiging toegestaan in voormalige agrarische bebouwing, in de nabijheid van een hoofdkern of (sub)streekcentrum.
Het provinciaal beleid geeft aan dat recreatief medegebruik en de ontwikkeling van toeristisch-recreatieve bedrijven worden bevorderd in zone I en II. In zone III wordt de vestiging van nieuwe recreatiebedrijven toegestaan voor zover er geen wezenlijke aantasting plaatsvindt van aanwezige waarden en er voldoende landschappelijke inpassing mogelijk is. Uitbreiding van bestaande recreatiebedrijven is in zone III in het algemeen mogelijk. Om de verstening van het landelijk gebied te beperken, worden nieuwe bungalowcomplexen alleen toegestaan op locaties in zone I, II of III, voor zover deze aansluiten op de (sub)streekcentra en in de nabijheid liggen van de hoofdinfrastructuur en de OV-voorzieningen.
Landschap, cultuurhistorie en archeologie
Voor het beleid ten aanzien van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden in het landelijk gebied, is de zonering bepalend. In de provinciale Nota Landschap worden de verschillende landschapstypen beschreven. Ten aanzien van archeologie dient rekening te worden gehouden met zowel de bekende als de te verwachten archeologische waarden. De bekende waarden zijn onderverdeeld in 4 niveaus; de twee hoogste niveaus hiervan worden gekarakteriseerd als 'behoudenswaardig'. Bij voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen dient de verstoorder door middel van een vooronderzoek na te gaan of, en waar, zich archeologische waarden in de bodem bevinden.
Beekdalen
In perioden van intensieve neerslag kan over de gehele lengte van het beekdal wateroverlast verwacht worden. In de beekdalen worden daarom geen nieuwe werken uitgevoerd die de afvoer van water versnellen. Kapitaalintensieve functies worden zoveel mogelijk geweerd. Het betreft met name woon- en werkgebieden en bepaalde vormen van agrarisch grondgebruik zoals glastuinbouw, kwekerijen en intensieve veehouderijen. Hiervoor is het "nee, tenzij"-beleid ontwikkeld. Dit beleid geldt in alle beekdalen. Het "nee, tenzij"-beleid houdt in dat nieuwe kapitaalintensieve functies alleen zijn toegestaan als:
- sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang; en
- er geen alternatieven zijn; en
- de functie op de locatie geen feitelijke belemmering vormt om in de toekomst de afvoer- en bergingscapaciteit van het regionale watersysteem te vergroten; en
- compensatie van het negatieve effect op het watersysteem dat deel uitmaakt van het plan.
Bij de inrichting en het beheer van een beekdal zal met wateroverlast rekening moeten worden gehouden. Dit werkt door in een aantal praktische zaken, zoals de vloerhoogte van een nieuwe stal of de constructie van een weg. Aan de ontwikkeling van een grondgeboden landbouwbedrijf worden geen beperkingen opgelegd. Ook kunnen nieuwe grondgebonden landbouwbedrijven opgericht worden, waarbij het voor de hand ligt niet in de laagste delen van het beekdal te bouwen en bij de hoogteligging van de bedrijfsgebouwen rekening te houden met mogelijke wateroverlast. Het waterschap heeft hierin een adviserende rol. Het is uiteindelijk de eigen verantwoordelijkheid van de ondernemer welke voorzorgsmaatregelen worden genomen om wateroverlast te voorkomen. Bij het toepassen van de watertoets zal het waterschap aan de gemeente advies geven over de gebruiksmogelijkheden van het beekdal met inachtneming van het 'nee, tenzij' beleid.
Waterwinning en grondwaterbeschermingsgebieden
Het waterwingebied is het gebied waar daadwerkelijk grondwater wordt gewonnen en waar de winputten zijn gelegen. Het gebied is voorbehouden voor activiteiten van het waterleidingbedrijf en andere activiteiten zijn in principe verboden.
Rondom het waterwingebied ligt het grondwaterbeschermingsgebied. Binnen dit gebied gelden beperkingen voor het oprichten van bepaalde bedrijven en het uitvoeren van bepaalde activiteiten. Hiermee wordt beoogd om activiteiten of bedrijven die een mogelijke bedreiging kunnen vormen voor de kwaliteit van het grondwater, uit het gebied te weren. De bescherming van de gebieden is neergelegd in de Provinciale omgevingsverordening (POV) en in het POPII. Hierin is aangegeven welke ontwikkelingen ongewenst zijn binnen deze gebieden. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan nieuwe grootschalige recreatieve ontwikkelingen, nieuwe delfstoffenwinningen of ondergrondse opslag van afvalstoffen. Dit beschermingsbeleid dient z'n ruimtelijke doorwerking te krijgen via het bestemmingsplan.
Windenergie
Het Drents beleid voor windenergie is gestoeld op het besef dat een enkele windturbine verhoudingsgewijs een groot effect heeft op een wijde omgeving. Daarom worden windturbines gegroepeerd in een windpark. Met de keuze voor een te realiseren windpark bij Coevorden is de taakstelling naar verwachting te realiseren. De toepassing van nieuwe, kleine windturbines wordt gestimuleerd. Deze kunnen worden geplaatst in combinatie met bedrijfsmatige activiteiten, op bijvoorbeeld gebouwen, waar al de nodige 'verstoring' aanwezig is (in de vorm van schotelantennes, ketelhuizen en zendmasten). Opbrengsten van 5.000 kW/uur per molen behoren tot de mogelijkheden. Naast het genoemde beleid voor windparken (Coevorden) en kleine, moderne windturbines, wordt geen medewerking verleend aan de bouw van windmolens.
Militair gebruik
In het POP II wordt aangegeven dat de militaire oefenterreinen in Havelte-West worden heringericht om ze geschikt te maken voor vredes- en crisibeheersingsoperaties. In Havelte-Oost, ten oosten van de Helomaweg, blijft een terrein beschikbaar voor zogenaamde overige oefeningen. Daarvoor hoeft het terrein (van 260 ha) niet heringericht te worden. In het POP I werd voor het terrein een oppervlakte van 200 ha aangeduid. De uitbreiding heeft te maken met de toegenomen oefenbehoefte vanuit de kazerne in Havelte. Daarnaast wordt ongeveer 1000 ha van dit oefenterrein buiten gebruik gesteld.
Het terrein valt binnen het Natura2000-gebied 'Havelte-Oost'. Op grond van een door de voormalige Ministeries van Defensie, LNV en VROM uitgevoerde toetsing aan de Habitatrichtlijn (inmiddels Natura2000) kan met voorgestelde uitbreiding worden ingestemd. De beëindiging van het militaire gebruik van grote delen van Havelte-Oost maakt de oprichting van het Nationaal Park Holtingerveld mogelijk.
4.3.2 Omgevingsvisie Drenthe
Provinciale staten van Drenthe hebben op 2 juni 2010 de Omgevingsvisie Drenthe en op 9 maart 2011 de Provinciale omgevingsverordening vastgesteld. Beide documenten zijn betrokken bij het opstellen van dit ontwerpbestemmingsplan.
De Omgevingsvisie is hét strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe voor de periode tot 2020. De visie formuleert de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijke domein.
De Omgevingsvisie is ingevuld vanuit de wetenschap dat er een nieuwe Wet ruimtelijke ordening in werking is getreden, waarin de rol van de provincie anders is gedefinieerd. Deze nieuwe rol brengt met zich mee dat de provincie zijn eigen perspectieven en belangen helder moet benoemen.
De Omgevingsvisie Drenthe vervangt het tweede Provinciaal omgevingsplan (POPII) en is een integratie van vier wettelijk voorgeschreven planvormen; de provinciale ruimtelijke structuurvisie, het provinciaal milieubeleidsplan, het regionaal waterplan en het provinciaal verkeers- en vervoersplan.
Uitgangspunt van de visie is de ruimtelijke identiteit en de ruimtelijke kwaliteiten van provincie te versterken. Daarbij speelt de kernkwaliteit 'oorspronkelijkheid' een belangrijke rol. Onder deze kwaliteit verstaat men archeologische, cultuurhistorische en aardkundige waarden.
Missie
De missie voor het omgevingsplan luidt: ”Het koesteren van de Drentse kernkwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij deze kernkwaliteiten”. Als kernkwaliteiten zijn: rust, ruimte, natuur, landschap, oorspronkelijkheid, kleinschaligheid, naoberschap, menselijke maat en veiligheid. Onder een 'bruisend Drenthe' wordt verstaan een provincie waarin het goed wonen en werken is en waar voldoende te doen is voor jong en oud. De missie laat zien dat wordt gestreefd naar ruimtelijke kwaliteit door nieuwe ontwikkelingen en bestaande kwaliteiten in samenhang te bezien.
Economische ontwikkeling en werkgelegenheid
Het regionale economische vestigingsklimaat is van provinciaal belang. Gestreefd wordt naar voldoende, gevarieerde, aantrekkelijke en vitale vestigingsmogelijkheden op regionale bedrijventerreinen en andere stedelijke werklocaties. Ook wil men in het landelijk gebied voldoende ontwikkelingsmogelijkheden bieden voor landbouw, recreatie en toerisme en bedrijvigheid. De landbouw moet in de provincie voldoende mogelijkheden hebben voor schaalvergroting en voor de productie van energie. Drenthe moet aantrekkelijk blijven voor recreanten en toeristen. Van provinciaal belang is daarom het verbeteren en vernieuwen van het bestaande aanbod van verblijfs- en dagrecreatie en van de toeristisch recreatieve infrastructuur. Zowel de landbouw- als de toeristisch/recreatieve sector spelen een belangrijke rol bij het behouden en ontwikkelen van de kernkwaliteiten.
Robuuste systemen
Er zijn vier 'systemen' die de dragers zijn voor de ruimtelijke ontwikkeling van Drenthe:
- Sociaal-economische systeem;
- Watersysteem;
- Natuursysteem;
- Landbouwsysteem.
Voor de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van Drenthe moeten deze vier systemen 'robuust' zijn. Een systeem is robuust als een verstoring als gevolg van een ontwikkeling geen significante gevolgen heeft voor het functioneren ervan. Binnen de robuuste systemen staat de ontwikkeling van de betreffende hoofdfunctie (wonen, werken, water, natuur of landbouw) voorop. Dit betekent dat de ontwikkeling van andere functies geen significante negatieve invloed mag hebben op het functioneren van de hoofdfunctie. Voor alle ontwikkelingen, dus ook die van de hoofdfunctie, geldt dat de ruimtelijke kwaliteit er door moet worden versterkt.
Multifunctionele gebieden
Naast de robuuste systemen kent Drenthe gebieden waar verschillende functies en ambities samenkomen. Het gaat hierbij vooral om de combinatie van landbouw, natuur, recreatie en landschappelijke waarden (multifunctionele gebieden). Kenmerkend hiervoor is dat er – in tegenstelling tot de robuuste systemen – geen sprake is van een hoofdfunctie die leidend is in de ordening. Deze gebieden hebben een eigen functie-indeling gekregen.
Kernkwaliteiten
De kernkwaliteiten die van provinciaal belang zijn, zijn aangegeven op de kaart “Kernkwaliteiten”. De kernkwaliteiten die niet op de kaart zijn aangegeven, vallen onder de verantwoordelijkheid van de gemeenten.
Landschap
De kwaliteit en de diversiteit van het Drentse landschap dragen sterk bij aan het aantrekkelijke milieu om te wonen, te werken en te recreëren. De identiteit van het Drentse landschap wordt bepaald door de ontstaansgeschiedenis en de diversiteit aan landschapstypen. De ambitie is het behouden en versterken van de verscheidenheid, de kwaliteit, de identiteit en de beleefbaarheid van het landschap. Van provinciaal belang is het behouden van landschapskenmerken en de onderlinge samenhang en het versterken van de verschillende landschapstypen. Op de Kernkwaliteitenkaart is aangegeven welke landschappen en onderdelen daarvan van provinciaal belang zijn.
Archeologie
Het archeologisch erfgoed is de enige bron van informatie over de bewoningsgeschiedenis van de provincie van de steentijd tot de middeleeuwen. Het merendeel van het archeologisch erfgoed is onzichtbaar en is daardoor zeer kwetsbaar voor ruimtelijke ontwikkelingen die met bodemingrepen gepaard gaan. Archeologische waarden zijn onvervangbaar en niet te compenseren. Daarom heeft het archeologisch erfgoed een duidelijke plaats in ons ruimtelijk beleid. De kaart Archeologie geeft een totaaloverzicht van de archeologische waarden en verwachtingen die van provinciaal belang worden geacht. Deze waarden zijn essentieel om het verhaal van de regionale bewoningsgeschiedenis te kunnen vertellen, voor nu en voor toekomstige generaties. De archeologische waarden van provinciaal belang die samenhangen met de cultuurhistorische waarden of die ruimtelijk zichtbaar zijn, zijn terug te vinden op de kaart Cultuurhistorie.
Ontwikkeling van robuuste systemen
Het sociaal-economisch systeem en de systemen van water, natuur en landbouw worden beschouwd als de dragers voor de ruimtelijke ontwikkeling van Drenthe. Deze systemen dienen voldoende robuust te zijn. Dat houdt in dat verstoring als gevolg van een ontwikkeling geen significante gevolgen heeft voor het functioneren van het systeem. Binnen de robuuste systemen staat in principe de ontwikkeling van de hoofdfunctie (wonen, werken, water, natuur of landbouw) voorop. Op de visiekaart (kaart Visie 2020) zijn de robuuste systemen aangegeven. De begrenzing is globaal en wordt specifieker gemaakt in de gemeentelijke bestemmingsplannen.
Vitaal platteland
In het verleden had het platteland vooral een productiefunctie voor voedsel. Tegenwoordig krijgt het steeds meer andere economische functies. Hoewel de landbouw nog steeds een belangrijke pijler van de plattelandseconomie is, wordt het 'medegebruik' van het platteland door de gehele samenleving groter. Voorbeelden zijn toerisme en recreatie, educatie, genieten van natuur, ruimte en stilte en authentieke voedingsproducten. Op deze manier wordt het platteland als het ware een producent van belevenissen. Ten slotte heeft het platteland zich in de loop der jaren ook bewezen als (innovatieve) kraamkamer voor het midden en kleinbedrijf en kunst en cultuur. Om het platteland vitaal te houden wordt ingezet, naast de focus op een robuuste landbouw, op het versterken en verbreden van niet-agrarische economische activiteiten. Het groene karakter van Drenthe met haar natuurlijke, cultuurhistorische en landschappelijke diversiteit biedt immers uitstekende potenties voor toeristisch-recreatieve ontwikkelingen en activiteiten in de sfeer van gezondheid, wellness en leisure. Daarnaast wordt ruimte geboden aan kleinschalige en lokaal georiënteerde activiteiten op het gebied van nijverheid en dienstverlening
Ook wordt ruimte geboden voor woningbouw ter vervanging van landschapsontsierende (voormalige) agrarische bedrijfsgebouwen (ruimte-voor-ruimte regeling). Bij eventuele aantasting van de kernkwaliteiten wordt gestreefd naar compensatie. De ontwikkeling van nieuwe landgoederen wordt gestimuleerd, als vorm van kleinschalige nieuwe woonmilieus.
Versterken van de sociaal-economische vitaliteit van de plattelandseconomie
Veel bedrijvigheid op het platteland vestigt zich in vrijkomende agrarische bebouwing (VAB). Voorheen was het provinciale beleid ten aanzien van het gebruik en/of het herinrichten hiervan nogal restrictief. De provincie wil dat gemeenten nu in principe zelf gaan bepalen welke activiteiten zij willen toestaan in de VAB. Wel worden enkele randvoorwaarden gesteld:
- de invulling van de VAB doet geen inbreuk op de ruimtelijke kwaliteit;
- de nieuwe bedrijfsactiviteit heeft geen negatieve gevolgen voor de hoofdfunctie van het gebied;
- de nieuwe bedrijfsactiviteit is kleinschalig van aard;
- de woonfunctie van de VAB blijft gehandhaafd.
Aanleg van nieuwe werklocaties in het landelijke gebied wordt in principe niet toegestaan. Wel is het onder bepaalde voorwaarden mogelijk bestaande locaties uit te breiden.
Robuust en klimaatbestendig watersysteem
Gestreefd wordt naar een robuust watersysteem dat voldoende schoon grond- en oppervlaktewater biedt voor alle waterafhankelijke functies. Het watersysteem moet in staat zijn om de gevolgen van klimaatverandering op te vangen, waardoor wateroverlast en watertekort tot een maatschappelijk aanvaardbaar niveau beperkt blijven. Ook moet het watersysteem voldoen aan de kwaliteitseisen die voortvloeien uit de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW).
De beekdalen vormen, met de kanalen en de grondwaterlichamen, de kern van het Drentse watersysteem. De beekdalen verzorgen de waterafvoer van het Drents Plateau en bepalen de grondwatervoorraad onder dit plateau. Ook zijn de beekdalen van grote waarde voor de natuur en bepalen ze in belangrijke mate de landschappelijke kwaliteit van Drenthe.
De klimaatverandering vraagt om meer ruimte voor water. Ruimte voor water wordt vooral in de bovenlopen van de beekdalen gezocht. Door hier water vast te houden, wordt wateroverlast in de lager gelegen gebieden verkomen, vermindert de verdroging bovenstrooms, verbetert de waterkwaliteit en neemt de grondwatervoorraad toe. Om de ruimte voor water te garanderen, voert de provincie een 'nee, tenzij-beleid'. Dit betekent dat kapitaalintensieve functies zo veel mogelijk worden geweerd. Daarbij gaat het vooral om woon- en werkgebieden en bepaalde vormen van agrarisch grondgebruik, zoals glastuinbouw, kwekerijen en intensieve veehouderijen. In perioden van intensieve neerslag kan in de beekdalen, vanwege hun natuurlijke lage ligging, wateroverlast worden verwacht. Bij de inrichting en het beheer van het beekdal wordt hiermee rekening gehouden. Provinciaal uitgangspunt is dat wateroverlast niet mag worden afgewenteld op benedenstrooms gelegen gebieden en dat de grondwatervoorraad onder het Drents Plateau behouden moet blijven en waar mogelijk worden aangevuld.
De beekdalen zijn als functie opgenomen op de visiekaart. Deze aanduiding geeft een verbijzondering aan van de functies landbouw en natuur. Voor een beekdal met een natuurfunctie streeft de provincie naar het combineren van de natuur- en wateropgave en in de beekdalen met een landbouwfunctie naar een betere waterkwaliteit en naar een waterhuishoudkundige inrichting die op de landbouw is afgestemd.
Robuuste natuur
In Nederland worden gebieden met een bijzondere natuurkwaliteit onderling verbonden tot een Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van gebieden dat voldoende robuust is voor een duurzame verbetering van de omstandigheden voor de wilde flora en fauna en voor natuurlijke leefgemeenschappen. De provincies zijn verantwoordelijk voor het realiseren van de EHS, door gebieden aan te wijzen en door zorg te dragen voor de kwaliteit van die gebieden. De visie op de robuuste EHS is weergegeven op kaart Robuuste EHS 2020/2040. Bij het robuust maken van de EHS richt men zich op vier aspecten:
- het realiseren van grotere, aaneengesloten natuurgebieden en het laten vervallen van de EHS-status voor kleinere, verspreid liggende gebieden;
- het versterken van de verbindingen in het netwerk, in combinatie met het verminderen van het aantal verbindingen;
- bij het verbinden van gebieden zo veel mogelijk gebruik maken van de beekdalen;
- het behouden en ontwikkelen van natuurwaarden buiten de EHS door de 'doorlaatbaarheid' van het tussenliggende landschap te verbeteren, onder andere door invulling te geven aan het concept 'klimaatmantels'.
Robuuste landbouw
De Drentse agribusiness moet in staat worden gesteld haar positie op de Europese en wereldmarkt te versterken. Ook voor de landbouw wordt om die reden naar een robuust systeem gestreefd. Dit gebeurt onder andere door gebieden aan te wijzen waar de landbouw de ruimte krijgt om zich te ontwikkelen, door innovatie in de landbouw te stimuleren en door minder beperkingen op te leggen.
Functionele indeling Landbouw
De landbouw krijgt maximale speelruimte in de gebieden die op de visiekaart (kaart Visie 2020) als landbouwgebieden zijn aangeduid, binnen de kaders van de kernkwaliteiten (kaart Kernkwaliteiten). Dat betekent dat ontwikkelingen in deze gebieden geen negatief effect mogen hebben op de landbouw. In deze gebieden wordt gestreefd naar een waterhuishoudkundige inrichting die is afgestemd op de functie landbouw.
Robuuste gebieden
Binnen de functie landbouw zijn robuuste landbouwgebieden aangegeven (kaart Landbouw). In deze gebieden staat de landbouw voorop. Dit maakt schaalvergroting en meer geïndustrialiseerde vormen van landbouw mogelijk. Ook zijn dit de voorkeursgebieden voor het verplaatsen en inplaatsen van agrarische bedrijven. De kernkwaliteiten (kaart Kernkwaliteiten) spelen in deze gebieden een ondergeschikte rol. Er is in deze gebieden geen ruimte voor andere grootschalige functies, bijvoorbeeld nieuwe grootschalige verblijfsrecreatie.
Bouwvlak
Agrarische bedrijven die zich verder willen ontwikkelen, hebben vaak behoefte aan uitbreiding of nieuwbouw van bedrijfsgebouwen. Bij uitbreiding van het bouwvlak moet de SER-ladder worden toegepast en de uitbreiding moet ruimtelijk worden ingepast. Hierbij moeten de kernkwaliteiten in acht worden genomen. Voor de gebieden met de functie landbouw (kaart Visie 2020) is het vaststellen van een maximale oppervlaktemaat de verantwoordelijkheid van de gemeente. Voor de multifunctionele gebieden geldt dat de maximale grootte van het bouwvlak 1,5 ha is. Onder voorwaarde van ruimtelijke inpassing is een verdere vergroting mogelijk. Wanneer aantoonbaar andere provinciale doelen worden gehaald (bijvoorbeeld uitplaatsing uit de EHS), hoeft de grootte van een agrarisch bouwvlak de medewerking van de provincie niet in de weg te staan. Gestreefd wordt in die gevallen samen met de betrokken partijen naar een maatwerkoplossing.
Intensieve niet-grondgebonden veehouderij
De provincie wil geen nieuwvestiging van niet-grondgebonden intensieve veehouderijbedrijven in Drenthe. Dat geldt ook voor het starten van een neventak intensieve veehouderij en voor het omschakelen van een grondgebonden landbouwbedrijf naar een intensief veehouderijbedrijf. Intensieve veehouderijbedrijven tasten de belevingswaarde van het buitengebied aan en leiden tot een grotere milieudruk. Er worden alleen ontwikkelkansen geboden aan bestaande intensieve veehouderijbedrijven in Drenthe, onder de voorwaarde dat de ontwikkeling ontstaat:
- door een zorgvuldige maatwerkbenadering, passend bij de kernkwaliteiten;
- door sanering en samenvoegen van kleinere bedrijven (bijvoorbeeld uit gebieden waar verdere groei niet of nauwelijks mogelijk is).
Recreatie en toerisme
Drenthe wil een topspeler zijn op de (binnenlandse) toeristische markt. Hiervoor is het van belang dat Drenthe in haar diversiteit een totaalproduct aanbiedt dat onderscheidend en van hoogwaardig niveau is. Het is van belang om in dat toeristische totaalproduct Drenthe te investeren. Het bestaande aanbod van verblijfs- en dagrecreatie en de huidige toeristisch-recreatieve infrastructuur dient kwalitatief te worden verbeterd en vernieuwd. De focus ligt op de diversiteit en de kwaliteit van het toeristische product. Niet méér van hetzelfde, maar juist het creëren van toegevoegde waarde ten opzichte van het bestaande toeristische product. De markt wordt uitgedaagd uit om nieuwe, aansprekende concepten te ontwikkelen die passen bij de kernkwaliteiten van Drenthe.
Verblijfsrecreatie
Het gebied dat is aangegeven als versterkingsgebied voor recreatie is weergegeven op de kaart Recreatie en Toerisme. Hier wordt ingezet op het versterken en eventueel uitbreiden van bestaande recreatiebedrijven. Het accent ligt op het versterken en ontwikkelen van de kleinschalige verblijfsrecreatie, bijvoorbeeld gekoppeld aan doorgaande nationale lange-afstandsroutes voor wandelen en fietsen Gemeenten worden hiervoor ruimere mogelijkheden geboden, bijvoorbeeld als het gaat om vrijkomende agrarische bebouwing.
Recreatieve infrastructuur
Drenthe heeft een zeer fijnmazig net van wandel-, fiets- en ruiterpaden, waaronder een aantal doorgaande landelijke routes. Voor de recreatietoervaart zijn er doorgaande vaarverbindingen. De provincie investeert in het instandhouden en verbeteren van de provinciale infrastructuur voor recreatie en toerisme. Aan uitbreiding van de infrastructuur wil de provincie meewerken als er sprake is van een knelpunt dan wel een ontbrekende schakel, of als onderdeel van een gebiedsontwikkeling.
Klimaat- en energiedoelstellingen
De provincie zet in op een overgang naar een duurzame-energiehuishouding. Dit is mede ingegeven door veranderingen in het klimaat en het schaarser worden van fossiele brandstoffen. Gestreefd wordt naar een energiehuishouding die betrouwbaar is, een minimum aan broeikasgassen uitstoot en betaalbaar is. Tot 2020 wordt gestreefd naar een reductie van 30% van de CO2-uitstoot ten opzichte van 1990. In 2020 moet het aandeel hernieuwbare energiebronnen zijn gestegen tot 20%. Ook wordt gestreefd naar een verhoging van de energieefficiënte met 2% per jaar (nu 1%). De productie van energie uit bodem en biomassa wordt gestimuleerd en ingezet wordt op het realiseren van 60 MW (megawatt) aan windenergie in 2020.
Windenergie
In 2020 moet er minstens 60 MW vermogen aan windenergie geoperationaliseerd zijn. Dit is inclusief de 15 MW die op en nabij het Europark in Coevorden in voorbereiding is. Deze doelstelling moet gehaald worden door een windturbinepark te ontwikkelen. Omdat het landschap van de gemeenten Emmen en Coevorden zich er het best voor leent, wordt in dit gebied gezocht naar een geschikte locatie voor een dergelijk windpark. De toepassing van grote windmolens buiten het te ontwikkelen windturbinepark sluit de provincie uit.
Energie uit biomassa
Energieopwekking uit biomassa wordt gestimuleerd. Grootschalige bio-energiecentrales vestigen zich bij voorkeur op goed bereikbare bedrijventerreinen met mogelijkheden voor de energie-infrastructuur en afnamemogelijkheden van vrijkomende warmte. Daarbij kan gedacht worden aan de Energietransitieparken (kaart Visie 2020). Voor de vestiging van kleinschalige mestvergistingsinstallaties bij veehouderijbedrijven wordt het 'Beleidskader co-vergisting' gehanteerd. De productie van energie uit biomassa is gekoppeld aan het streven naar een 'bio-based economy'. Dat is een economie waarin bedrijven non-food toepassingen, zoals brandstoffen, chemicaliën, medicijnen en energie, vervaardigen uit groene grondstoffen. Daarbij wordt ook gedacht aan het koppelen van landbouwbedrijven aan bedrijven op Energietransitieparken.
Verordening ruimtelijk omgevingsbeleid
Op 9 maart 2011 hebben Provinciale Staten de ‘Vijfde wijzigingstranche Provinciale omgevingsverordening’ vastgesteld. Met deze tranche is hoofdstuk 3 Ruimtelijk Omgevingsbeleid als onderdeel aan de bestaande Provinciale omgevingsverordening Drenthe (POV) toegevoegd. De verordening legt randvoorwaarden vast waaraan gemeenten bij ruimtelijke planontwikkeling gehouden zullen zijn en vloeit voort uit de Omgevingsvisie en de daarin neergelegde sturingsfilosofie.
4.3.3 Voorbeeldregeling 'Ruimte voor ruimte'
In het POP II is opgenomen dat de provincie een uitwerkingsplan zal opstellen voor een 'Ruimte voor ruimte'-regeling in de vorm van een voorbeeldregeling voor gemeenten. Zo'n regeling maakt het mogelijk dat in ruil voor het afbreken en opruimen van vrijkomende agrarische gebouwen, het recht op een woonhuis op dezelfde plaats of in een dorpsuitbreiding ontstaat.
Er verdwijnt zo overbodig geworden bouwmassa in het landelijk gebied, mede ter verbetering van de landschappelijke kwaliteit. De kosten voor sloop worden opgebracht door de opbrengst van de uitgifte van de nieuwe bouwrijpe kavels. In het kort houdt de regeling het volgende in.
Het doel van de regeling is het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit in het buitengebied en het verwijderen van landschapsontsierende bebouwing. Het gaat zowel om een kwantitatieve verbetering (het terugbrengen van het aantal vierkante meters bebouwing in het buitengebied) als een kwalitatieve verbetering (de vormgeving van de compensatiewoning). Het maakt daarbij geen verschil of de landschapsontsierende bebouwing nog agrarisch in gebruik is of dat het agrarisch gebruik inmiddels is beëindigd.
De voorbeeldregeling is van toepassing op vrijkomende agrarische bedrijven en voormalige agrarische bedrijven, waarin inmiddels in de meeste gevallen een woonfunctie is gevestigd. De regeling is niet specifiek ontworpen ten behoeve van bedrijfsverplaatsingen. Indien sprake is van een bedrijfsverplaatsing voor het oplossen van milieuknelpunten in het kader van de ammoniakwetgeving en de EHS, kan op de vrijkomende locatie in sommige gevallen de voorbeeldregeling worden toegepast. Hiervoor geldt wel een aantal aanvullende voorwaarden die in de regeling verder zijn uitgewerkt. Er is een aantal voorwaarden verbonden aan de toepassing van de regeling.
Samengevat zijn de belangrijkste voorwaarden van de voorbeeldregeling (2006):
- de regeling is van toepassing voor de sloop van landschapsontsierende bebouwing (grootschalige stallen voor (pluim)vee en grootschalige akkerbouwschuren);
- cultuurhistorisch waardevolle en/of karakteristieke bebouwing komt niet in aanmerking voor toepassing van de regeling;
- het agrarisch bedrijf moet ter plekke zijn of worden beëindigd;
- de regeling kan niet worden gebruikt voor agrarische bedrijven die op de huidige locatie nog voldoende ontwikkelingsmogelijkheden hebben;
- bij sloop van minimaal 1.000 m² ontstaat het recht op de bouw van een compensatiewoning en bij de sloop van minimaal 2.000 m² ontstaat het recht voor de bouw van een tweede compensatiewoning;
- wanneer een milieuknelpunt wordt opgelost in het kader van de ammoniakwetgeving en de EHS kan het recht ontstaan voor de bouw van een extra compensatiewoning;
- de locatie voor de te bouwen compensatiewoning(en) is verbonden aan een aantal voorwaarden (o.a. zonering, landschap, natuur, cultuurhistorie) en er mogen geen belemmeringen ontstaan voor de uitoefening van de landbouw;
voor de omvang en vormgeving van de compensatiewoning(en) wordt aansluiting gezocht bij het reeds bestaande beleid in het POP.
De voorwaarden voor de ruimte-voor-ruimte regeling zijn in de wijziging van de provinciale omgevingsverordening aangepast en zijn nu als volgt:
- a. toepassing van de regeling is alleen mogelijk voor agrarische bedrijfsbebouwing die op 2 juni 2010 al aanwezig was;
- b. de randvoorwaarde dat de sloopnorm voor een compensatiewoning 750 m2 aan agrarisch bedrijfsbebouwing bedraagt; met een afwijkingsmarge van maximaal 5%;
- c. de mogelijkheid tot het samenvoegen van agrarische bebouwing op meerdere percelen (saldering) om te kunnen komen tot de sloopnorm van 750 m2;
- d. de randvoorwaarde dat saldering slechts recht geeft op de bouw van één compensatiewoning;
- e. randvoorwaarden voor inpassing, omvang, inhoud, uiterlijk van de compensatiewoning;
- f. de randvoorwaarde dat bouw van een compensatiewoning niet plaatsvindt in gebieden die op de bij de Omgevingsvisie behorende visiekaart (kaart 1, visie 2020) met de functie 'Natuur' en 'Beekdalen' zijn aangeduid, tenzij zich er geen significante negatieve effecten zijn, er een groot openbaar belang is, er geen reële andere mogelijkheden zijn of er compensatie plaatsvindt.
Belangrijkste wijzigingen voor dit bestemmingsplan zijn dat de sloopnorm verlaagt is van 1.000 m2 naar 750 m2 en dat er altijd maar één compensatiewoning is toegestaan en geen twee.
4.3.4 Beleidskader co-vergisting (Provincie Drenthe, 2006)
Met de notitie 'Beleidskader co-vergisting' wil de provincie het bestaande beleid in het POP II verduidelijken en specificeren voor mestvergistingsinstallaties. In het algemeen kunnen vergistingsinstallaties uit de categorieën A, B en C gezien worden als een agrarische (neven)activiteit. Voor de vestiging van een agrarische vergister wordt in eerste instantie uitgegaan van de bouwmogelijkheden op een bestaand agrarisch bouwvlak. Indien uitbreiding van een bestaand bouwvlak nodig is, kan dit mogelijk worden gemaakt door het opstellen van een projectbesluit of een nieuw bestemmingsplan. Als het oprichten van een vergistingsinstallatie op het agrarisch bouwvlak niet mogelijk is en er geen mogelijkheden zijn om het perceel uit te breiden, zal een nieuwe locatie gevonden moeten worden. Hierbij zal in eerste instantie aansluiting gezocht moeten worden bij reeds verstorende elementen in het buitengebied.
Voor initiatieven in de categorie D, waarbinnen mestvergisting moet worden gezien als een industriële activiteit, geldt dat installaties in principe moeten worden gevestigd op speciaal daarvoor aangewezen bedrijventerreinen.
Als uitgangspunt voor transport geldt dat er zoveel mogelijk gebruik gemaakt moet worden van bestaande infrastructuur.
De geschiktheid van de bestaande infrastructuur is punt van aandacht. De aan- en afvoerroutes dienen zo kort mogelijk te worden gehouden. Dit beperkt het aantal verkeersbewegingen en voorkomt 'gesleep met mest', maar is ook vanuit bedrijfseconomisch oogpunt gunstiger.
Om een goede landschappelijke inpassing te garanderen (en de bebouwingsmassa te doorbreken), stelt de provincie de voorwaarde om bij de aanvraag/goedkeuring een beplantingsplan aan de ruimtelijke onderbouwing (projectbesluit of bestemmingsplan) toe te voegen. In het beleidskader covergisting wordt specifiek aandacht besteed aan de categorie 'buurtvergister'. Hierbij gaat het om een samenwerking van een beperkt aantal bedrijven op lokaal niveau, die gezamenlijk een vergister rendabel kunnen exploiteren.
4.4 Gemeentelijk Beleid
4.4.1 Kadernota buitengebied Westerveld
Een eerste belangrijke stap naar de herziening van het Bestemmingsplan Buitengebied is het vaststellen van het beleid op hoofdlijnen.
Daarmee wordt de basis gelegd voor een uitwerking in bestemmingen. Dit beleid is in de Kadernota (vastgesteld 14 februari 2006) vastgelegd.
In de Kadernota zijn de algemene uitgangspunten voor ontwikkelingen in het buitengebied van de gemeente Westerveld opgenomen. Belangrijk onderdeel van de nota is een ontwikkelingskaart aan de hand waarvan nieuwe ontwikkelingen worden getoetst.
De drie ontwikkelingsgebieden geven de gewenste richting voor ontwikkelingen aan. De gebieden zijn op basis van het bestaande grondgebruik en het vastgelegde beleid in grote eenheden globaal begrensd en gelden als vertrekpunt. De gewenste ontwikkelingsrichting van de drie ontwikkelingsgebieden staan in het kader aangegeven.
Figuur 7: Ontwikkelingsgebieden Kadernota (bron: Kadernota 2006)
- I. De grote natuurgebieden worden aangeduid met 'Ontwikkeling natuur en recreatie'. In dit gebied staan de natuurwaarden en het toeristisch recreatief medegebruik op de eerste plaats. Voor bestaande recreatieve functies geldt als uitgangspunt dat deze kunnen worden voortgezet en dat recreatiebedrijven, indien wenselijk voor het voortbestaan van het bedrijf, kwalitatief mogen worden uitgebreid. Voor de uitbreiding worden voorwaarden gesteld met betrekking tot een goede landschappelijke inpassing. Tevens moet bij uitbreiding worden aangetoond dat de natuurwaarde van het gehele gebied in hoofdzaak niet wordt aangetast. Nieuwe recreatiebedrijven mogen alleen aan de randen van het gebied worden ontwikkeld. Voor nieuwe functies wordt een bijdrage in de verbetering van de kernkwaliteiten van het landschap gevraagd. Het gebied heeft tevens een functie voor het vasthouden en bergen van water.
- II. Het bestaande verwevingsgebied wordt aangeduid met 'Ontwikkeling landbouw, natuur en recreatie'. In dit gebied kunnen landbouw, natuur en recreatie zich gelijkwaardig ontwikkelen. Hierbij geldt dat bestaande functies en de verder ontwikkeling daarvan, op de eerste plaats staan. Nieuwe functies kunnen worden toegestaan, mits de verdere ontwikkeling van bestaande functies niet wordt aangetast dan wel wordt gecompenseerd. Hiertoe behoort ook het voorkomen van ongewenste versnippering. Omdat schaalvergroting in dit gebied als gevolg van de kleinschalige eigendomssituatie en natuur- en milieuwetgeving veelal moeilijk te realiseren valt, wordt een ontwikkeling verwacht waarbij functieverandering en functieverbreding veelvuldig nodig zal zijn. Hierbij moet worden gedacht aan een ontwikkeling van bestaande en nieuwe bedrijfsvormen waarin verschillende functies worden gecombineerd. In het gebied liggen agrarische gronden die binnen de doelbegrenzing van de Ecologische Hoofdstructuur vallen. De realisatie van de nieuwe EHS vindt zo mogelijk op bedrijfseconomische grondslag plaats door het natuurbeheer onder te brengen in extensieve vormen van landbouw, zoals agrarisch natuurbeheer en biologisch landbouw. Boerderijen die niet benut kunnen worden als beheerboerderij, krijgen zo mogelijk een nieuwe passende functie, bijvoorbeeld wonen, zorg of kleinschalige verblijfsrecreatie. Het gebied heeft tevens een functie voor het vasthouden en bergen van water.
- III. De grootschalige landbouwgronden worden aangeduid met 'Ontwikkeling landbouw en recreatie'. In dit gebied wordt gestreefd naar een ontwikkeling waarbij de grondgebonden landbouw de nodige schaalvergroting kan doormaken. Dit kan in geval van nieuwvestiging van een grootschalig agrarisch bedrijf deels zonder landschappelijke tegenprestatie (in de geel gewaardeerde gebieden) en deels met landschappelijke tegenprestatie (in de rood-blauw gewaardeerde gebieden). Het gebied 'Ontwikkeling landbouw en recreatie' behoort tot de agrarische hoofdstructuur en blijft of wordt hiervoor zo optimaal mogelijk ingericht. Nieuwe functies zijn mogelijk, mits de agrarische hoofdstructuur in hoofdzaak in stand blijft. Dit betekent dat ontwikkeling van niet agrarische functies die ruimtebeslag vragen, bij voorkeur langs de randen van het gebied plaatsvinden. Hierbij wordt met name gedacht aan recreatieve ontwikkelingen, waaronder bij-voorbeeld de vestiging van grootschalige verblijfsrecreatieterreinen.
4.4.2 Nota kampeerbeleid
De nationale parken en overige natuurgebieden vormen de pijlers onder het recreatieve beleid in Westerveld. De recreatieve beleving is gericht op natuur en landschap, maar ook op cultuurhistorie, fietsen en wandelen. Nieuwe ontwikkelingen dienen hier op aan te sluiten. Het beleid richt zich hierbij enerzijds op de rustzoekende, cultuurgeïnteresseerde en natuurgerichte toeristen en recreanten en anderzijds op de eigen bevolking. De toeristisch-recreatieve missie van Westerveld is als volgt geformuleerd: 'Ontwikkeling en versterking van het toeristisch-recreatieve product gericht op een beheerste groei en kwaliteitsverbetering, teneinde te komen tot seizoensverlenging, genereren van herhalingsbezoeken en vergroten van de herkenbaarheid van de gemeente Westerveld.'
In het kader van ontwikkeling wordt ruimte geboden aan vestiging van vernieuwende hoogwaardige toeristisch-recreatieve voorzieningen die zich onderscheiden van het bestaande aanbod. Randvoorwaarde hierbij is dat er nieuwe doelgroepen worden aangesproken. De in te zetten ontwikkelingen moeten in de komende jaren meer banen en hogere bestedingen opleveren.
Met versterking wordt gedoeld op kwaliteitsverbetering van het bestaande aanbod. Van groot belang daarbij is de afstemming tussen het aanbod uit de sector en de inpassing in landschap en natuur. Het toeristisch-recreatief product van Westerveld zal hierbij in een groter geheel (provincie Drenthe) worden bezien. Het Recreatieschap Drenthe vormt daarbinnen een belangrijke spil. Om de missie concreet te maken, is een zevental strategieën ontwikkeld:
- verbeteren en uitbreiden van de infrastructuur gericht op fietsen, wandelen en paardrijden;
- bevorderen van een verdergaande integratie van de natuurgebieden in het toeristisch-recreatief product;
- ondersteunen van initiatieven gericht op de ontwikkeling van een netwerk van kleinschalige dagattracties;
- stimuleren en ontwikkelen van activiteiten gericht op het vergroten van de aantrekkelijkheid van de dorpen;
- stimuleren van initiatieven gericht op de differentiatie en kwaliteitsverbetering van het verblijfsrecreatief aanbod;
- initiëren en ondersteunen van structurele afstemming en organisatie van het toeristisch veld en overige partijen;
- versterken van de promotie.
4.4.3 Welstandsnota
De welstandsnota van de gemeente Westerveld is in 2008 herzien. Daarmee sluit de welstandsnota beter aan bij de wens van de gemeente om kleinere bouwplannen ambtelijk te kunnen toetsen en zijn enkele gebieden, waarvoor in de 'oude' nota nog geen of onjuist beleid was, opnieuw bekeken. De doelstelling van het welstandsbeleid is het veiligstellen van een basiskwaliteit van de gebouwde omgeving. Indien mogelijk zal plaatselijk een verbetering van de kwaliteit van de gebouwde omgeving het gewenste doel zijn. Kleine veel voorkomende veranderingen en aanpassingen, mogen niet storend zijn.
Bij kleine en middelgrote projecten moet er sprake zijn van een samenhang met de omgeving. Bij grote projecten moeten de stedenbouwkundige kwaliteitsdoelstellingen worden vertaald in toetsingskaders voor de welstandsadvisering.
De gemeente baseert haar ruimtelijk kwaliteitsbeleid in hoofdzaak op de in de gemeente van kracht zijnde bestemmingsplannen. De gemeente onderscheid algemene welstandscriteria die altijd van toepassing zijn en gebiedsgerichte criteria die alleen voor bepaalde gebieden van toepassing zijn.
In de welstandsnota zijn zes aandachtspunten geformuleerd voor het ontwerpen van gebouwen. De aandachtspunten vormen een algemeen beoordelingskader om in eerste instantie snel na te gaan of een bouwplan aan redelijke eisen van welstand voldoet. De volgende aandachtspunten zijn geformuleerd:
- De verschijningsvorm van het bouwwerk heeft een relatie met het gebruik ervan en de wijze waarop het is gemaakt. Daarnaast heeft de vormgeving van het bouwwerk haar eigen samenhang en logica.
- Het bouwwerk levert een positieve bijdrage aan de kwaliteit van de bebouwde omgeving. De eisen op dit punt worden hoger naarmate de openbare betekenis van het bouwwerk of van de omgeving groter is.
- Eventuele verwijzingen en associaties naar culturele uitingen en architectuurstijlen worden zorgvuldig gebruikt, zodat er bruikbare ontwerpconcepten en vormen ontstaan.
- In de structuur van het bouwwerk zijn helderheid en complexiteit tegelijkertijd in een evenwichtige en in een spanningsvolle relatie aanwezig.
- In het bouwwerk is een samenhangend stelsel van maatverhoudingen toegepast in ruimtes, volumes en vlakverdelingen.
- Het materiaal, de textuur en de kleur ondersteunen het karakter van het bouwwerk en ze verduidelijken de ruimtelijke samenhang met de omgeving (of de daar te verwachten ontwikkeling).
Voor een 14-tal gebieden heeft de gemeente gebiedsgerichte welstandscriteria opgesteld. Bij de indeling van deze gebieden heeft cultuurhistorie een belangrijke rol gespeeld. Voor gebieden zoals beschermde dorpsgezichten, lintbebouwing, esgronden, natuurgebieden, e.d., die beeldbepalend zijn voor deze omgeving, gelden gebiedsgerichte welstandscriteria.
Beeldkwaliteitsplan
De welstandsnota richt zich op de gebouwde omgeving. Nieuwe ontwikkelingen dienen aan te sluiten bij bestaande structuren. Om deze ontwikkelingen ook landschappelijk in te kunnen passen, is er een Beeldkwaliteitsplan16 opgesteld die de landschappelijke waarden van de gemeente in beeld brengt. Zo zorgen de welstandsnota en het Beeldkwaliteitsplan samen voor een goede inpassing van nieuwe ontwikkelingen in het buitengebied van de gemeente Westerveld. Het Beeldkwaliteitsplan is door de gemeenteraad vastgesteld op 21 september 2010.
Het Beeldkwaliteitsplan gaat over de kenmerken en essenties van de zes verschillende landschapstypen en de verschillen in bebouwingstypologieën binnen de gemeente Westerveld. Aan de hand van de verschillende landschapstypen, overeenkomstig de Kadernota beschreven, zijn de kenmerken van de landschappen weergegeven.
Vervolgens zijn criteria geformuleerd die gehanteerd kunnen worden bij de toetsing van nieuwe ontwikkelingen. In het Beeldkwaliteitsplan worden tevens voorstellen gedaan voor de landschappelijke inpassing per landschapstype.
Het Beeldkwaliteitsplan is gericht op behoud van de kernkwaliteiten van het landschap en landschappelijke inpassing. Dit is echter geen harde regel. Dit wil zeggen dat het niet zo is dat ontwikkelingen die hier niet in passen per definitie niet mogelijk zijn.
- 16. Beeldkwaliteitsplan gemeente Westerveld, B+O Architecten, januari 2010.
4.4.4 Beleidsnota lokale economie
De gemeente Westerveld heeft in december 2009 de 'Beleidsnota lokale economie, Met kwaliteit en authenticiteit boven het maaiveld uit' vastgesteld. De nota schetst de mogelijkheden die gelden voor de langere termijn. Tegelijkertijd zijn er verschillende richtingen uitgewerkt die op korte termijn versterking kunnen geven aan de lokale economie. De nota geeft daarnaast de koers aan waaraan zowel ondernemers als gemeente houvast hebben voor investeringsbeslissingen, prioriteiten of inrichtingsvragen.
4.4.5 Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan Westerveld
De Verkeer en Vervoer visie van de gemeente Westerveld onderschrijft de doelstellingen uit de Nota Mobiliteit en het PVVP van de provincie Drenthe en sluit aan bij het landelijke Duurzaam Veilig Beleid. Dit is in 1997 door de gezamenlijk overheden (gemeenten, provincies, waterschappen en Rijk) vastgesteld.
Duurzaam Veilig staat voor: Preventief verkeersveiligheidsbeleid; voorkomen van verkeersongevallen. Wanneer er toch ongevallen plaatsvinden; er voor zorgen dat de kans op ernstig letsel minimaal is. Dit wordt bereikt door onder andere een veilige en herkenbare weginrichting. De volledige weginfrastructuur wordt daarom ingedeeld in verkeersaders en verblijfsgebieden.
In principe worden er binnen de Duurzaam Veilig visie drie wegcategorieën onderscheiden met elk hun eigen essentiële herkenbaarheidkenmerken:
- Stroomwegen: wegverbindingen voor interregionaal, nationaal en internationaal verkeer (auto(snel)wegen; 100/120 km/uur);
- Gebiedsontsluitingswegen: ontsluiten en verbinden van de grotere kernen, (sub)regionale kernen en streken en het verkeer naar de stroomwegen leiden (50/80 km/uur);
- Erftoegangswegen: ontsluiten de kleine kernen en de woningen/ bedrijven in de rurale gebieden en binnen de bebouwde kommen (30/60 km/uur).
Binnen de gemeente zijn bovendien een aantal erftoegangsverzamelwegen aanwezig. Binnen een gebied dat bestaat uit erftoegangswegen (verblijfsgebied) kan een aantal wegen worden aangeduid als erftoegangsverzamelweg. Dit zijn wegen die binnen het gebied een zekere verzamelfunctie hebben en meer verkeer afwikkelen dan een gemiddeld wegvak in dit gebied. De inrichting van deze wegen is gericht op een gemiddelde trajectsnelheid van 60 of 30 km/uur. Op de plaatsen waar het kan mag men sneller rijden (80 of 50 km/uur), op risicovolle locaties wordt de snelheid middels snelheidsremmende maatregelen daadwerkelijk naar 30 of 60 km/uur teruggebracht.
Gemeentelijk beleid is dat alle kernen in principe zijn ingericht als verblijfsgebied binnen de kom met een maximumsnelheid van 30 km/uur. Het buitengebied wordt in principe ingericht als verblijfsgebied buiten de kom met een maximumsnelheid van 60 km/uur.
Alleen de provinciale wegen (N855, N371, N353, N381) zijn (grotendeels) aangeduid als ontsluitingsweg waarop in principe een maximumsnelheid geldt van 80 km/uur. Hier is de verkeersfunctie de hoofdfunctie. Verkeer dient zoveel mogelijk via dit hoofdwegennet (stroomwegen/gebiedsontsluitingswegen) zijn bestemming te bereiken.
4.4.6 Nota toetsingskader zorg- en opvangvoorzieningen gemeente Westerveld
Op 22 maart 2011 heeft het college van burgemeester en wethouders van Westerveld de Nota toetsingskader zorg- en opvangvoorzieningen voorlopig vastgesteld. In de nota wordt onder meer een concreet toetsingkader voorgesteld ten aanzien van de vestiging van zorg- en opvanginstellingen in de gemeente. Verschillende aspecten krijgen aandacht; schaalgrootte van de gemeente en de instelling, spreiding, draagvlak, draagkracht, kwaliteit en veiligheid.
De nota is bedoeld om een afgewogen en breed gewogen besluit van gemeentezijde te kunnen nemen om al dan niet mee te werken aan een verzoek om bestemmingswijziging ten aanzien van de realisatie en vestiging van een zorg- en opvanginstelling. Het beleid is in dit bestemmingsplan verwerkt.
Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten
5.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt aangegeven waar en hoe er afstemming plaatsvindt tussen het ruimtelijk beleid en de omgevingsaspecten. Centraal hierin staan met name het water-, natuur- en milieubeleid. Weliswaar hebben de beleidsvelden ieder hun eigen specifieke taken en eigen werking, maar er is ook sprake van een aanvullende werking ten opzichte van elkaar. Het bestemmingsplan kan door middel van de bestemmingskeuzen aanwijzingen geven en voorstellen doen in de richting van het water-, natuur- en milieubeleid. Omgekeerd kunnen waterbeheerplannen, natuurplannen en milieubeleidsplannen richting geven aan een functietoedeling. Hieronder wordt ingegaan op een aantal thema's die voor het bestemmingsplan van belang zijn.
5.2 Planmer
Voor dit bestemmingsplan Buitengebied is een planMER opgesteld 17. In deze paragraaf wordt eerst in het algemeen ingegaan op de planMER en daarna specifiek op de planMER voor dit bestemmingsplan.
Mer-plicht algemeen
Op grond van de Wet milieubeheer is het verplicht ten aanzien van plannen, activiteiten en besluiten die (mogelijk) grote gevolgen kunnen hebben voor het milieu, een procedure voor milieueffectrapportage (mer18 ) te doorlopen. De mer is bedoeld om milieubelangen meer expliciet af te wegen bij het opstellen van plannen en het uitvoeren van projecten. Ten aanzien van de mer-plicht doen zich drie verschillende mogelijkheden voor:
- het betreft een activiteit of besluit ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet afwegen of er belangrijke gevolgen voor het milieu kunnen zijn en of het opstellen van een volledig MER noodzakelijk is. Activiteiten waarop de zogenaamde mer-beoordelingsplicht van toepassing is, zijn opgenomen in onderdeel D van het Besluit mer;
- het betreft een besluit dat rechtstreeks een project mogelijk maakt dat is aangewezen in onderdeel C van het Besluit mer. In dit geval moet een MER worden opgesteld. Er is in dit geval sprake van een projectmer-plicht;
- het betreft een plan dat het kader vormt voor mer-plichtige activiteiten, maar deze niet direct mogelijk maakt. Voor dit soort plannen dient een planMER-plicht te worden opgesteld.
planMER-plicht Bestemmingsplan Buitengebied
Het Bestemmingsplan Buitengebied zet primair in op het beheer van de huidige situatie. Het voorliggend bestemmingsplan biedt daarnaast enige ontwikkelingsruimte aan onder andere grondgebonden veehouderij, recreatie en, op beperktere schaal, intensieve veehouderij. Grootschalige ontwikkeling van een (mer-plichtige) intensieve veehouderij is niet rechtstreeks mogelijk, aangezien voor dergelijke ontwikkelingen een milieuvergunning noodzakelijk is. Recreatieve ontwikkelingen worden slechts mogelijk gemaakt via wijzigingsbevoegdheden. Aangezien het bestemmingsplan deze mer-plichte ontwikkelingen niet rechtstreeks mogelijk maakt, maar slechts het kader daarvoor vormt, is er sprake van een planMER-plicht. Er bestaat nog een tweede reden waarom het bestemmingsplan een planMER dient te worden opgesteld. In verband met de aanwezigheid van Natura 2000-gebieden in het plangebied is het tevens noodzakelijk een passende beoordeling op te stellen.
Inhoud en procedure planMER
Ten aanzien van een planMER gelden minder vorm- en procedurele vereisten dan bij een projectmer. Het schaalniveau van plannen is immers vaak ook niet concreet genoeg om gedetailleerd milieuonderzoek uit te voeren. Wel verplicht zijn de volgende zaken:
- een openbare kennisgeving dat een planMER-procedure wordt doorlopen;
- het bevoegd gezag (de gemeente) stelt betrokken bestuursorganen en adviseurs in staat stelt om te adviseren over de reikwijdte en het detailniveau van een op te stellen rapportage. In dit geval gebeurt dit via het opstellen van een Notitie Reikwijdte en Detailniveau welke tezamen met het voorontwerpbestemmingsplan wordt toegezonden aan de betrokken adviseurs (zie hieronder);
- in het rapport dient ten minste een vergelijking te worden gemaakt tussen de milieueffecten in de autonome situatie en de voorgenomen ontwikkelingen;
- waar nuttig en noodzakelijk kunnen verschillende alternatieven worden onderzocht;
- een planMER dient vergezeld te gaan met een publieksvriendelijke samenvatting;
- bij plannen die gevolgen kunnen hebben voor beschermde natuurgebieden (waarvoor een passende beoordeling wordt gemaakt), is tevens toetsing van het MER door de Commissie voor de mer verplicht. De Commissie stelt vast of het MER voldoende informatie bevat om een besluit te nemen.
De planMER wordt grotendeels parallel aan dit bestemmingsplan opgesteld. In onderstaande tabel is weergegeven op welke manier de procedures op elkaar zijn afgestemd. De uitkomsten van de planMER zijn meegewogen in dit ontwerpbestemmingsplan.
Stap | Bestemmingsplan | planMER | |
1. | de mer-procedure wordt gestart met een openbare kennisgeving | ||
2. | opstellen voorontwerpbestemmingsplan | opstellen Notitie Reikwijdte en Detailniveau | |
3. | ter inzage leggen voorontwerpbestemmingsplan en overleg met betrokken bestuursorganen en adviseurs conform artikel 3.1.1. Bro | inwinnen advies ten aanzien van reikwijdte en detailniveau bij betrokken bestuursorganen en adviseurs en Commissie voor de mer | |
4. | opstellen ontwerpbestemmingsplan (verwerken inspraak en overleg) | opstellen planMER | |
5. | ter inzage leggen ontwerpbestemmingsplan | ter inzage leggen planMER | |
6. | toetsingsadvies Commissie voor de mer | ||
7. | vaststellen bestemmingsplan (verwerken inspraak en overleg) |
Tabel 5 Samenhang procedures
Notitie Reikwijdte en Detailniveau
Ten behoeve van de planMER is een Notitie Reikwijdte en Detailniveau opgesteld19. In de notitie wordt beschreven welke milieueffecten worden onderzocht en aan welke criteria zal worden getoetst (zie tabel 6).
Tabel 6 Onderzochte milieueffecten
Naast de effecten is omschreven welke alternatieven in het MER zullen worden onderzocht.
planMER
De planMER ligt tegelijk ter inzage met dit ontwerpbestemmingsplan. In deze paragraaf is weergegeven hoe de planMER vertaald is in dit bestemmingsplan.
Alternatieven en hun effecten
In de planMER zijn de volgende twee alternatieven beoordeeld:
- Alternatief plattelandseconomie: in dit alternatief worden ruime planologische mogelijkheden geboden aan de landbouw en recreatie. Er wordt in dit alternatief geen ruimte geboden voor natuurontwikkeling;
- Natuuralternatief: in dit alternatief worden geen extra bouw-/ontwikkelmogelijkeden voor de landbouw en recreatie geboden. De kans op betere ontwikkelingsmogelijkheden voor de EHS worden benut.
De effecten van de alternatieven is als volgt. Het alternatief plattelandseconomie leidt tot een forse groei van de landbouw- en recreatiebedrijven en een stand still op natuurontwikkeling. Dit heeft zijn weerslag op de natuurwaarden. In het natuuralternatief hebben economische functies minder invloed en treden positieve effecten op door ontwikkeling van nieuwe natuur.
Het alternatief plattelandseconomie leidt, ondanks de verplichte toepassing van het Beeldkwaliteitsplan, tot negatieve effecten op landschappelijke en cultuurhistorische waarden. Het natuuralternatief scoort op landschap juist positief door ontwikkeling van nieuwe natuur die aansluit bij de kenmerken van het landschap en de cultuurhistorie.
Voor archeologie worden voor beide alternatieven negatieve effecten verwacht vanwege bodemingrepen.
Voor zowel verkeer als het woon- en leefmilieu is het beeld dat het alternatief plattelandseconomie leidt tot meer effecten dan het natuuralternatief. De verkeers- en milieudruk is in het alternatief plattelandseconomie iets groter dan in het natuuralternatief vanwege de ruimere ontwikkelingsmogelijkheden voor economische functies in het alternatief plattelandseconomie.
Voorkeursalternatief
Op basis van de bevindingen in het MER heeft de gemeente Westerveld vastgesteld dat ontwikkelingen van economische functies, met name landbouw en recreatie, tot negatieve effecten op natuurgebieden (inclusief Natura-2000 gebieden) kan leiden. Hoewel deze effecten wellicht in de praktijk niet optreden (wanneer er geen gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheden om uit te breiden), wordt in het nieuwe bestemmingsplan wel planologische ruimte geboden voor deze activiteiten.
Onder meer vanwege de mogelijke negatieve effecten op natuur, kiest de gemeente ervoor om de ontwikkelingsruimte voor landbouw en recreatie in het (ontwerp-)bestemmingsplan te verminderen ten opzichte van het voorontwerp-bestemmingsplan en ruimere mogelijkheden te geven aan natuurontwikkeling.
Passende beoordeling
Vanuit de Natuurbeschermingswet geldt dat nieuwe ontwikkelingen in of in de omgeving van het Natura 2000-gebied geen negatief effect mogen hebben op de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden. In de planMER moeten de voorgenomen planwijzigingen in een effectbeoordeling derhalve getoetst worden aan de bepalingen uit de Natuurbeschermingswet. In het geval significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van de betreffende Natura 2000-gebieden niet kunnen worden uitgesloten, dient de toetsing de vorm te krijgen van een ‘passende beoordeling’. In deze paragraaf wordt nader ingegaan op de uitgevoerde passende beoordeling (PB) 20 .
Uit de effectanalyses in het MER blijkt dat significante effecten op Natura 2000- instandhoudingsdoelen niet zijn uitgesloten. Dit geldt met name de effecten door stikstofdepositie vanuit de landbouw en verstoring door recreatie. Maar ook voor andere activiteiten (die vanwege de kleinschaligheid niet in het MER zijn beoordeeld) kan gelden dat effecten op Natura 2000-instandhoudingsdoelen niet op voorhand uit te sluiten zijn. In de nu nog vigerende bestemmingsplannen voor het buitengebied zijn geen specifieke bepalingen opgenomen om mogelijke negatieve effecten op de grote natuurgebieden te kunnen beheersen. Deze bestemmingsplannen zijn vrij statisch afgestemd op de traditionele functies in een buitengebied, waarbij het vaak zo is dat niet het bestemmingsplan de bepalende factor is voor de ontwikkelingsruimte, maar de sectorale (milieu)wetgeving. De sterk toegenomen behoefte aan multifunctioneel gebruik van gronden en gebouwen in het uit oogpunt van cultuurhistorie, natuur en landschap kwetsbaar buitengebied, vereist een beheersmatige maar ook ontwikkelingsgerichte ruimtelijke ordening.
De actualisering van het bestemmingsplan biedt de mogelijkheid om er een ruimtelijk beleidsinstrument van te maken, waarbij binnen objectieve randvoorwaarden sturing wordt gegeven aan de ontwikkeling van bestaande en toekomstige gebruiksfuncties in het buitengebied.
Het bestemmingsplan is zo ingericht dat geborgd wordt dat steeds afstemming plaats vindt tussen enerzijds de ontwikkeling van bedrijvigheid, wonen en andere maatschappelijke functies en anderzijds het behoud en de ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit van het gebied, waaronder de Natura 2000 gebieden.
De maximale bandbreedte voor ontwikkeling van functies is in het bestemmingsplan vastgelegd door middel van het concreet aangeven van de locatie, het maximaal ruimtebeslag en de maximaal te bebouwen oppervlakte. Deze grenzen kunnen in de toekomst worden aangepast, als uit monitoring blijkt dat daar aanleiding voor is. De vastlegging van de bandbreedte voor verschillende ontwikkelingen draagt bij aan een evenwichtige verdeling van de milieugebruiksruimte en biedt een algemene borging voor de Natura-2000 gebieden.
Ten aanzien van de bijzondere kwetsbaarheid van de Natura-2000 gebieden is een specifieke borging ingevoegd. Activiteiten die onder het regiem van het bestemmingsplan vallen, worden ter toetsing voorgelegd aan het bevoegd gezag van de Natuurbeschermingswet. De specifieke borging van Natura 2000 is in het bestemmingsplan als volgt vormgegeven. In de planregels is voor alle bestemmingen opgenomen dat tot het met het plan strijdig gebruik van gronden en bouwwerken behoort: het gebruik van gronden en bouwwerken waarvoor bij of krachtens de Natuurbeschermingswet een vergunning is vereist en waarvoor deze vergunning niet is verleend. Dit betekent dat ook rekening wordt gehouden met de doorwerking van het beheerplan voor de Natura 2000 gebieden, waar het onder andere gaat om de vastlegging van al dan niet bestaand gebruik waarvoor geen Natuurbeschermingswetvergunning nodig is.
Verder is in de planregels opgenomen dat burgemeester en wethouders bij het toestaan van bouwwerken en werken en werkzaamheden rekening zullen houden met de specifieke bescherming en instandhouding van de Natura 2000-gebieden, door het voorkomen van significant negatieve aantasting van de natuurlijke kenmerken van de gebieden, zodanig dat er geen strijd met de Natuurbeschermingswet zal zijn.
Voor diverse ontwikkelingen geldt dat vooraf een vergunning of andere vorm van toestemming moet worden aangevraagd, waarbij de toetsing aan de Natuurbeschermingswet in het kader van een openbare voorbereidingsprocedure deel uitmaakt van de integrale afweging.
Het gaat hierbij om:
- toepassing van wijzigingsbevoegdheden;
- toepassing van afwijkingsmogelijkheden;
- verlening van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van bepaalde werken en werkzaamheden;
- verlening van een omgevingsvergunning voor het bouwen;
- beoordeling van wijziging gebruik.
Dit houdt bijvoorbeeld in dat een omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw bij een veehouderij of vergunning voor de uitbreiding van een recreatiebedrijf (twee activiteiten waarvan uit de huidige PB blijkt dat significante effecten kunnen optreden) niet zonder meer verleend kunnen worden.
Gelet op de opname in het bestemmingsplan van een dergelijk vangnet, is het mogelijk om de Passende Beoordeling aan te merken als een globaal PB op planniveau. Dit PB heeft het karakter van een risico-inventarisatie. Bij de toekomstige individuele toetsingen in het kader van het vangnet kan de gemeente gebruik maken van deze risico-inventarisatie.
Conclusies
In eerste instantie is bij het opstellen van dit bestemmingsplan uitgegaan van het geven van maximale ontwikkelingsruimte aan de agrarische bedrijvigheid, de (verblijfs)recreatie, niet-agrarische bedrijvigheid en agrarische dienstverlenende en aanverwante bedrijvigheid. Dit is gewijzigd. Aan deze ontwikkelingen is in de regels een oppervlakteregeling gekoppeld. Dit wil zeggen dat bedrijven tot een maximale oppervlakte kunnen uitbreiden. Voor agrarische bedrijven is dit tot maximaal 10.000 m2 en voor kampeerterreinen tot 10 hectare als deze gelegen zijn binnen 500 meter vanaf de grenzen van een groot natuurgebied. Daarnaast mogen bestaande recreatieterreinen niet meer geïntensiveerd worden. Door de ontwikkelingsruimte te beperken wordt de verstoring en ammoniak- en stikstofdepositie beperkt wat gunstig is voor de instandhoudingsdoelen van de Natura 2000-gebieden. Daarnaast zal de ontwikkeling dat agrarische bedrijven stoppen hieraan bijdragen.
Tevens is opgenomen in de regels dat bij het willen realiseren van ontwikkelingen rekening gehouden moet worden met de specifieke bescherming en instandhouding van de Natura 2000- gebieden (zie bijlage 2) door het voorkómen van significant negatieve aantasting van de natuurlijke kenmerken van de gebieden, zodanig dat er geen strijd met de Natuurbeschermingswet zal zijn.
Ook mogen er geen nieuwe paden in natuurgebieden gerealiseerd worden. Wel mogen paden verwijderd dan wel verlegd worden als dit leidt tot een verbetering van de natuurwaarden. Ook is er een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om nieuwe parkeerterreinen aan te leggen aan de randen van de natuurgebieden zodat de verkeersdruk in de gebieden wordt verlaagd.
Doordat bovenstaande is opgenomen in de regels en agrarische bedrijven uit zichzelf stoppen verbetert de milieusituatie ten opzichte van voorheen.
Zienswijzen en Advies Commissie voor de mer
Tegen de planMER en de Passende Beoordeling zijn zienswijzen ingediend. Deze zienswijzen zijn in de Reactienota Zienswijzen beschreven en van een reactie voorzien.
Daarnaast is de Commissie voor de mer om advies gevraagd. Na een voorlopig negatief toetsingsadvies is de planMER en de Passende Beoordeling voorzien van een aanvulling. Deze aanvulling, opgenomen in Bijlage 14, is opnieuw aan de Commissie voorgelegd en met de Commissie besproken. Ten aanzien van enkele aspecten blijft de Commissie van mening dat het MER nog onvoldoende inzicht biedt. Het definitieve toetsingsadvies is in bijlage 15 toegevoegd. De reactie hierop en de wijze waarop met dit toetsingsadvies in het definitieve bestemmingsplan is omgegaan, is weergegeven in hoofdstuk 6 van de Reactienota Zienswijzen. Dat hoofdstuk wordt hier herhaald en ingelast beschouwd.
- 17. Plan MER Bestemmingsplan Buitengebied Westerveld, Grontmij, Assen, projectnummer 277841/272838, maart 2011
- 18. Met de afkorting mer wordt verwezen naar het proces van de milieueffectrapportage. Met MER wordt het uiteindelijke product, het milieueffectrapport, aangeduid.
- 19. Grontmij, Notitie Reikwijdte en Detailniveau Plan-milieueffectrapportage bestem-mingsplan buitengebied Westerveld, projectnr. 277841/272838, d.d 18 januari 2010.
- 20. Passende beoordeling bestemmingsplan buitengebied gemeente Westerveld, Grontmij, Assen, maart 2011
5.3 Water
5.3.1 Normstelling en beleid
Watertoets en waterbeleid algemeen
Water is één van de ordenende principes in het landelijk gebied. Bij de functietoekenning, de inrichting, het beheer en het gebruik van de fysieke omgeving, moet worden uitgegaan van de eigenschappen en potenties van het watersysteem. Daarom is in de startbijeenkomst Waterbeleid in de 21e eeuw (WB21) in 2001 vastgelegd dat bij de totstandkoming van ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden met de belangen van het water.
Op grond van het document Waterbeleid in de 21e eeuw en het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) is de zogenaamde watertoets ingevoerd. Het doel van de Watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen meer expliciet en op een evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. De 'winst' die wordt behaald bij de Watertoets, ligt bij de vroegtijdige betrokkenheid van de waterbeheerder en informatievoorziening.
Het primaat voor het waterbeheer in de gemeente Westerveld ligt bij het Waterschap Reest en Wieden. Het POP II en het waterbeheerplan van het Waterschap Reest en Wieden zijn sturend voor dit bestemmingsplan. Daarnaast geeft ook de Kaderrichtlijn Water richting aan dit bestemmingsplan. Onderstaand wordt kort ingegaan op de uitgangspunten die uit dit beleid volgen.
POP II
In het POP II worden op het gebied van water hydrologische beïnvloedingsgebieden aangegeven. Dit zijn gebieden met verschillende functies, die op korte afstand van elkaar zijn gelegen, en conflicterende eisen stellen aan het grondwaterpeil (bijvoorbeeld landbouw en natuur). Deze gebieden zijn door het waterschap nader uitgewerkt en opgenomen in de Keur. In deze gebieden dient nadere afweging plaats te vinden ten aanzien van ontwikkelingen die het grondwaterpeil kunnen beïnvloeden. De hydrologische beïnvloedingsgebieden die opgenomen zijn in het Waterbeheerplan van het Waterschap Reest en Wieden zijn opgenomen in figuur 8.
Figuur 8: Hydrologische beïnvloedingsgebieden uit Waterbeheerplan 2010-2015
Waterbeheerplan Reest en Wieden
Het Waterschap Reest en Wieden heeft in het kader van het Waterbeheerplan een Signaleringskaart Ruimte voor Water opgesteld. De kaart - weergegeven in figuur 9 - sluit aan bij de werknormen uit het Nationaal Bestuursakkoord Water die zijn weergegeven in tabel 5. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zullen worden getoetst aan de hand van deze kaart. Zo zullen in de beekdalen alleen via compensatie grote kapitaalintensieve ontwikkelingen mogelijk zijn indien er bijvoorbeeld sprake is van zwaarwegend maatschappelijk belang. In de natuurlijke laagten van het beekdal zal voor nieuwe ontwikkelingen geen ruimte zijn, ook niet na compensatie. Daarbij sluit het waterschap aan bij het beleid uit het POP II.
Het waterschap richt haar watersysteem zodanig in, dat in de beekdalen het grasland gevrijwaard blijft van water tot aan een extreme bui met een kans van eens in de 10 jaar. Binnen grasland geldt een maaiveldcriterium van 5%. Dit houdt in dat op 5% van het grasland geen garantie op het voorkomen van wateroverlast kan worden gegeven, omdat daar ook in minder extreme situaties water op het land kan staan. Voor de bebouwing in het gebied heeft het waterschap als basisuitgangspunt eens in de honderd jaar, aansluitend bij het Nationaal Beleid.
Vergunningenstelsel Keur
Het waterschap kent een vergunningenstelsel voor hoofdwatergangen en schouwsloten. Voor werkzaamheden binnen de onderhoudsvrije zone van 5 meter van hoofdwatergangen en schouwsloten, is een vergunning op grond van de keur van het waterschap noodzakelijk.
Nieuw verhard oppervlak
Het Waterschap Reest en Wieden gaat bij nieuw te verharden oppervlak uit van een maximale afvoer gebaseerd op de afvoercoëfficientenkaart van het waterschap, tot een maximum van 1,2 l/s/ha.
Vanuit de wateropgave uit WB21 geldt dat de Vledder Aa en Wapserveense Aa zijn aangewezen voor waterberging voor Steenwijk en Meppel.
Figuur 9: Signaleringskaart Ruimte voor Water (bron: Waterschap Reest en Wieden)
Normklasse gerelateerd aan grondgebruikstype | Maaiveldcriterium | Basis werkcriterium (l/jr) | ||
Grasland | 5 % | 1/10 | ||
Akkerbouw | 1 % | 1/25 | ||
Hoogwaardige land- en tuinbouw | 1 % | 1/50 | ||
Glastuinbouw | 1 % | 1/50 | ||
Bebouwd gebied | 0 % | 1/100 | ||
Deze normen zijn uitgedrukt in de kans dat het peil van het oppervlaktewater het niveau van het maaiveld overschrijdt ('kans op inundatie vanuit oppervlakte'). Daarbij worden voor verschillende bestemmingen van de grond uiteenlopende normen gehanteerd (variërend van eens per honderd jaar voor bebouwd gebied tot eens per tien jaar voor weidegebied). |
Tabel 5. Werknormen uit Nationaal Bestuursakkoord Water
Kaderrichtlijn Water
De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) richt zich op het verbeteren van de waterkwaliteit van (grensoverschrijdende) stroomgebieden, zowel in chemische als in ecologische zin. Het plangebied maakt deel uit van het stroomgebied van de Rijn. Voor dit stroomgebied wordt een beheersplan opgesteld dat in 2015 moet leiden tot een goede chemische en ecologische toestand van de hoofdwateren. Voor kunstmatige wateren geldt als doelstelling dat er een goed ecologisch potentieel wordt gerealiseerd.
5.3.2 Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan
Waterkwantiteit
Uitgangspunt voor dit bestemmingsplan is om de bestaande afvoer en berging van afval- en regenwater te handhaven. Het plan beoogt immers geen directe wijzigingen in het watersysteem. Indien een wijzigingsplan of planherziening een toename van het verharde oppervlak (bijvoorbeeld door erfvergroting) mogelijk maakt, moet waterberging worden gecreëerd, bijvoorbeeld door het verbreden van de waterlopen. Onderhavige plan biedt wel directe mogelijkheden voor erfvergroting. Het is mogelijk dat bij een dergelijke erfvergroting (waarbij onverhard oppervlak wordt gewijzigd in verhard oppervlak) de geldende afvoernorm wordt overschreden. Dit heeft dan mogelijk (negatieve) gevolgen voor het watersysteem. Bij daadwerkelijke uitbreiding van het verhard oppervlak (erfuitbreiding) dient de norm ten aanzien van de afvoer van water te worden toegepast.
Natuurvriendelijke oevers
Een relatief eenvoudige maatregel in het kader van de Kaderrichtlijn Water die voor een aantal beken in Westerveld als effectief beoordeeld wordt, is de aanleg van natuurvriendelijke oevers. De gemeente wil de realisatie hiervan niet onnodig ingewikkeld maken. Daarom zal voor het realiseren van natuurvriendelijke oevers een strook van 10 meter breed aan weerszijden van de waterlopen die hiervoor zijn aangewezen worden opgenomen in het bestemmingsplan. Binnen deze zone zal via wijziging omzetting naar water mogelijk zijn. Binnen de gemeente Westerveld gaat het om de volgende waterlopen:
- 1. Dwingelerstroom, Oude Vaart;
- 2. Vledder Aa;
- 3. Wapserveensche Aa, Kwasloot.
Wateradvies
Het voorontwerpbestemmingsplan is voorgelegd aan het waterschap Reest en Wieden. Het waterschap heeft in haar overlegreactie aangegeven dat de procedure in het kader van de watertoets is gevoerd conform de Handreiking Watertoetsproces III en een positief wateradvies afgeeft.
5.4 Natuur
5.4.1 Normstelling en beleid
In het bestemmingsplan dient rekening te worden gehouden met Europees en nationaal beleid en wetgeving ten aanzien van de natuurbescherming (zie ook paragraaf 4.1.3 en paragraaf 4.2.4). Uitgangspunt voor het bestemmingsplan is dat er geen strijdigheid ontstaat met het beleid en de wetgeving. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortbescherming.
Gebiedsbescherming
Ten aanzien van de gebiedsbescherming is op 1 oktober 2005 de nieuwe Natuurbeschermingswet 1998 in werking getreden. In deze wet is de bescherming van natuurgebieden die zijn aangewezen onder de Europese Vogel- en Habitatrichtlijnen geregeld (de zogenaamde Natura 2000-gebieden). Daarnaast kunnen op grond van de Natuurbeschermingswet gebieden van nationaal belang worden aangewezen: beschermde natuurmonumenten.
Beheerplan voor Natura 2000-gebied
Voor de Natura 2000-gebieden zijn instandhoudingsdoelstellingen geformuleerd. Dit zijn doelen op gebiedsniveau waarin wordt aangegeven hoe de aanwezige natuurdoelen in stand gehouden worden of hoe ze in de toekomst zijn te realiseren. De doelen zijn geformuleerd per habitattype. De instandhoudingsdoelstellingen staan opgenomen in de aanwijzigingsbesluiten en zijn opgenomen in bijlage 2 bij dit bestemmingsplan.
De Natuurbeschermingswet bepaald dat drie jaar na aanwijzing van een Natura 2000-gebied een beheerplan dient te worden vastgesteld. Het beheerplan wordt opgesteld in overleg met eigenaren, gebruikers, andere belanghebbenden en betrokken andere overheden. De looptijd van beheerplannen is maximaal zes jaar. Daarna kan het bevoegd gezag het plan verlengen of aanpassen. In een beheerplan staan onder andere de maatregelen die ervoor moeten zorgen dat de instandhoudingsdoelen worden gerealiseerd. In het beheerplan staat ook welke activiteiten in en rond het gebied geen effect hebben op de soorten en habitattypen waarvoor het gebied is aangewezen. Voor de activiteiten die in het beheerplan zijn beschreven is geen vergunning nodig op grond van de Natuurbeschermingswet 1998. Met het beheerplan krijgen beheerders, gebruikers en belanghebbenden dus meer duidelijkheid over de vraag welke activiteiten in het Natura 2000-gebied in geen geval zijn toegestaan zonder dat deze eerst getoetst zijn aan de Natuurbeschermingswet 1998 (Habitattoets).
Naar verwachting worden de beheerplannen in de provincie Drenthe medio 2010 worden vastgesteld.
Ten aanzien van nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen in de omgeving van deze beschermde gebieden, dient te worden beoordeeld of deze ontwikkelingen ''significant negatieve effecten'' kunnen veroorzaken. Indien effecten niet kunnen worden uitgesloten, dient een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet te worden aangevraagd. Aan deze vergunning kunnen voorschriften worden verbonden. Voor activiteiten die in een beheerplan voor Natura 2000-gebied zijn opgenomen, hoeven geen vergunning worden aangevraagd.
Provinciaal Ammoniakbeleid (concept)
Bij de uitvoering van de Natuurbeschermingswet is stikstofdepositie in Nederland een belangrijk onderwerp. De provincie heeft in augustus 2009 nieuw beleid gepresenteerd ten aanzien van de uitstoot van ammoniak. Het beleid is gerelateerd aan de ''kritische depositiewaarde'', de drempelwaarde waarbij de natuur blijvend schade ondervindt. Ten aanzien van agrarische bedrijven binnen 3 km rond een Natura 2000-gebied gelden de volgende uitgangspunten:
- bij een verhoging van 1% ten opzichte van de kritische depositiewaarde, wordt geen vergunning geweigerd;
- bij een verhoging tussen de 1% en 50% moeten mitigerende maatregelen worden getroffen;
- bij een verhoging boven de 50% geldt dat een vergunning wordt geweigerd, tenzij de effecten zeer sterk beperkt kunnen worden.
Daarnaast geldt dat bij bestaande bedrijven met een ''piekbelasting'' (bedrijven binnen 3 km, die meer dan 50% van de kritische depositie veroorzaken), maatregelen zullen worden getroffen.
EHS
Naast gebieden die zijn aangewezen op grond van de Natuurbeschermingswet dient rekening te worden gehouden met het provinciale beleid ten aanzien van gebieden die zijn gelegen binnen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Om de natuur in Nederland weer tot een goed functionerend netwerk te maken wordt de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) aangelegd, als netwerk van bestaande en nieuwe natuur. Het EHS-beschermingsregime is opgebouwd uit verschillende elementen. Dit zijn naast het 'nee, tenzij'-regime, met als sluitstuk natuurcompensatie, de maatwerkinstrumenten EHS-saldobenadering en Herbegrenzen EHS. In de praktijk blijkt niet altijd duidelijk te zijn welk element van het EHS-beschermingsregime op welke situatie van toepassing is.
Het ruimtelijk beleid voor de EHS is gericht op 'behoud, herstel en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden' van de EHS, waarbij tevens rekening wordt gehouden met de andere belangen die in het gebied aanwezig zijn.. Daarom geldt in de EHS het 'nee, tenzij'-regime. Indien een voorgenomen ingreep de 'nee, tenzij'-afweging met positief gevolg doorloopt kan de ingreep plaatsvinden, mits de eventuele nadelige gevolgen worden gemitigeerd en resterende schade wordt gecompenseerd. Indien een voorgenomen ingreep niet voldoet aan de voorwaarden uit het 'nee, tenzij'-regime dan kan de ingreep niet plaatsvinden.
De Nota Ruimte noemt twee situaties waarin herbegrenzing van de EHS kan plaatsvinden. De eerste situatie betreft herbegrenzing om andere dan ecologische redenen. Indien bij een ingreep niet voldaan wordt aan de voorwaarden van het 'nee, tenzij'-regime kan mogelijk deze vorm van herbegrenzen toegepast worden. Herbegrenzing om andere dan ecologische redenen is van toepassing indien provincies met behoud van de oorspronkelijke kwantitatieve en kwalitatieve ambitie de begrenzing van de EHS om andere dan ecologische redenen wensen aan te passen om een (kleinschalige) ruimtelijke ingreep mogelijk te maken. Hiervoor gelden strikte voorwaarden, zo moet de herbegrenzing leiden tot een versterking van de EHS in het betreffende gebied. Wordt aan deze voorwaarden niet voldaan dan is het plan niet aanvaardbaar in die vorm.
De tweede situatie betreft het herbegrenzen van de EHS om ecologische redenen (om de samenhang te verbeteren of de EHS duurzaam in te passen). Herbegrenzen om ecologische redenen is een bevoegdheid van de provincie en dient te gebeuren met behoud van de oorspronkelijke ambitie van de EHS.
In die gevallen waarbij het instrument EHS-saldobenadering van toepassing is hoeft het 'nee, tenzij'-afwegingskader niet doorlopen te worden en is er ook geen sprake van compensatie zoals bij ingrepen onder het 'nee, tenzij'-regime. Harde eis is wel dat aan alle voorwaarden voor het toepassen van de saldobenadering wordt voldaan. Alleen dan is immers per saldo winst voor de EHS gegarandeerd. Is dit niet het geval dan geldt onverkort het 'nee, tenzij'-regime. De EHS-saldobenadering is ontstaan vanuit de behoefte bij rijk en provincies om een meer ontwikkelingsgerichte aanpak in de EHS mogelijk te maken. Projecten en/of handelingen worden daarom bij de EHS-saldobenadering niet afzonderlijk maar in combinatie beoordeeld. De projecten en/of handelingen moeten dan wel mede tot doel hebben de kwaliteit en/of kwantiteit van de EHS op gebiedsniveau per saldo te verbeteren. Kwaliteit en kwantiteit moeten beide minimaal gelijk blijven en zijn dus niet onderling te salderen. De toepassing van de saldobenadering leidt derhalve tot een kwaliteitswinst voor meerdere belanghebbenden en meerdere functies waaronder natuur. Belangrijke voorwaarde is dat dit maatwerk wordt vastgelegd in een gebiedsvisie.
In het beleidskader "Spelregels EHS" is dit beleid verder uitgewerkt.
Soortbescherming
De bescherming van soorten vindt plaats via Flora- en faunawet. Op grond van deze wet mogen beschermde dieren en planten die in de wet zijn aangewezen, niet worden gedood, gevangen, verontrust, geplukt of verzameld en is het niet toegestaan dieren of hun verblijfplaatsen te beschadigen, vernielen of te verstoren. Onder voorwaarden is ontheffing van de verbodsbepalingen mogelijk. Voor soorten die staan vermeld op Bijlage IV van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode-Lijst-soorten zijn de voorwaarden voor ontheffing streng. In een aantal gevallen is ontheffing in het geheel niet mogelijk en zullen voldoende mitigerende maatregelen moeten worden getroffen om overtreding van de Flora- en faunawet te voorkomen.
5.4.2 Toetsing en uitgangspunten
Gebiedsbescherming
In de gemeente Westerveld zijn de gebieden Drents-Friese Wold & Leggelderveld, Dwingelderveld en Havelte-Oost aangewezen als Natura 2000-gebied (zie figuur 10). Ten aanzien van Natura 2000-gebieden gelden instandhoudingsdoelstellingen die verband houden met de ecologische waarden van het gebied. In bijlage 2 worden de kenmerken van de genoemde Natura 2000-gebieden beschreven. Daarbij wordt ingegaan op de abiotische toestand en wat de kansen en knelpunten zijn voor het realiseren van de instandhoudingsdoelstellingen.
In het bestemmingsplan wordt geen specifieke regeling opgenomen voor de Natura 2000-gebieden. De bescherming van de natuurwaarden in de gebieden wordt namelijk al geregeld via de Natuurbeschermingswet. Wel is de begrenzing van de Natura 2000-gebieden in de bijlage van dit bestemmingsplan opgenomen als signaleringsfunctie. Nieuwe ontwikkelingen worden hierdoor ook getoetst aan de overige waarden van het gebied, zoals bijvoorbeeld de recreatieve waarde en de eventueel in het gebied gesitueerde agrarische bedrijven.
Ontwikkelingen buiten de Natura 2000-gebieden kunnen echter ook invloed hebben op de ecologische waarden binnen dit gebied. Mogelijke effecten van in het bestemmingsplan geboden ontwikkelingsruimte op Natura 2000-gebieden is onderzocht in de planMERprocedure. Mede naar aanleiding van de planMER is de ontwikkelingsruimte beperkt.
De bovengenoemde Natura 2000-gebieden maken tevens deel uit van de EHS. Daarnaast maken ook andere bos- en natuurgebieden, zoals aangewezen in het Gebiedsplan, deel uit van de EHS. Al deze gebieden worden met elkaar verbonden door middel van robuuste verbindingen en ecologische verbindingszones. In figuur 10 zijn de natuurgebieden in de gemeente Westerveld in beeld gebracht. Een aantal gebieden binnen de EHS is nu nog in gebruik als landbouwgrond. Binnen het bestemmingsplan wordt het via een wijzigingsbevoegdheid mogelijk gemaakt deze gronden op termijn te wijzigen in natuur.
Figuur 10: Natuurgebieden in Westerveld (bron: POPII)
Soortbescherming
Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk conserverend van aard. Het bestemmingsplan bevat (beperkt) enige ontwikkelingsruimte bij bestaande agrarische bedrijven. Voor ontwikkelingen die verder gaan dan de gebruikelijk ontwikkelingsmogelijkheden op perceelsniveau, zijn in het plan diverse flexibiliteitsbepalingen opgenomen.
Omdat het voorliggende bestemmingsplan wel een aantal ontwikkelingen mogelijk maakt, maar deze ontwikkelingsruimte in de meeste gevallen niet of pas op de langere termijn zullen worden benut, heeft het weinig nut op dit moment gedetailleerd onderzoek te doen naar de aanwezigheid van beschermde planten en dieren. Voor wat betreft de soortenbescherming wordt derhalve gewerkt met de zogenaamde 'uitgestelde toets'. Dit betekent dat een beoordeling op grond van de Flora- en faunawet plaats vindt op het moment dat de ontwikkeling daadwerkelijk wordt mogelijk gemaakt, dat wil zeggen, bij het aanvragen van een omgevingsvergunning om te kunnen bouwen. Ontwikkelingen die mogelijk worden mogelijk gemaakt via flexibiliteitbepalingen, kunnen op het moment dat gebruik wordt gemaakt van de afwijkings- of wijzigingsbevoegdheid, worden getoetst aan de Flora- en faunawet. Een beoordeling op het moment dat activiteiten daadwerkelijk aan de orde zijn (en dus niet ten tijde van het maken van het bestemmingsplan) geeft het meest actuele en beschermingswaardige beeld.
Gelet op het feit dat het voorliggend bestemmingsplan in beginsel conserverend van aard is en er geen grootschalige ontwikkelingen zullen plaatsvinden, wordt het plan op het punt van soortbescherming uitvoerbaar geacht.
Ecologisch onderzoek Altenburg & Wymenga
De gemeente Westerveld heeft aanvullend op de bestaande gegevens die aanwezig zijn een ecologisch onderzoek laten uitvoeren naar de aanwezige natuurwaarden in de gemeente. Als basis voor dit onderzoek zijn de ecologische gegevens van de provincie Drenthe gebruikt. De uitkomsten van het onderzoek gelden als onderbouwing voor de gebiedsindeling die wordt gehanteerd in dit bestemmingsplan.
Uit het rapport, dat is opgenomen in bijlage 4, blijkt dat naast de bestaande natuurwaarden in de gemeente ook enkele natuurparels aanwezig zijn. Het gaat hier voornamelijk om kleine terreinen, die gelegen zijn buiten de Ecologische Hoofdstructuur en die men kan beschouwen als waardevolle natuur. Door de onderlinge samenhang van de verschillende kleine gebieden, zijn ze als eenheid in het landschap voor veel diersoorten van groot belang. In dit bestemmingsplan krijgen de natuurparels daarom een natuurbestemming.
5.5 Milieu
Het milieubeleid en de daarop gebaseerde regelgeving, spelen een steeds grotere rol bij het ruimtelijke ordeningsbeleid. Via beide beleidsterreinen is de bescherming van de kwaliteit van de (leef)omgeving gewaarborgd. Hoewel ruimtelijk- en milieubeleid ieder hun eigen werking hebben, liggen er op een aantal onderdelen ook relaties. Dit vraagt om een afstemming tussen de milieuwetgeving en het bestemmingsplan.
Uitgangspunt van het bestemmingsplan is dat rekening wordt gehouden met de beperkingen die voortvloeien uit de milieuwetgeving. Daarbij gaat het met name om de Wet geluidhinder (wegverkeerslawaai en industrielawaai), de luchtkwaliteitseisen uit de Wet milieubeheer, de Wet ammoniak en veehouderij en het Besluit externe veiligheid. Tevens van belang in het landelijk gebied is de regelgeving ten aanzien van geurhinder, welke is vastgelegd in de Wet geurhinder en veehouderij en het Besluit landbouw milieubeheer.
5.5.1 Geluidhinder
Normstelling en beleid
De Wet geluidhinder21 heeft als belangrijkste doel het bestrijden en voorkomen van geluidhinder. Op grond van de wet zijn verschillende vormen van geluidhinder te onderscheiden die directe raakvlakken hebben met de ruimtelijke ordening. Zo dient onder meer ingevolge de Wet geluidhinder voorafgaand aan de vaststelling van een bestemmingsplannen waarin nieuwe geluidsgevoelige objecten worden mogelijk gemaakt, te worden aangetoond of zij voldoen aan de normen uit de Wet geluidhinder.
Rond geluidbronnen met een grote geluidsuitstraling gelden geluidszones. In deze zones zijn de wettelijke regelingen van de Wet geluidhinder van toepassing. Binnen de zones gelden specifieke regels voor geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen, scholen, ziekenhuizen, etc. Met betrekking tot het landelijk gebied van Westerveld dient rekening te worden gehouden met het aspect 'wegverkeerslawaai'.
Wegverkeerslawaai
Op grond van de Wet geluidhinder hebben alle wegen een geluidzone, tenzij er sprake is van een woonerf, een 30-km/uur-gebied of een gemeentelijke geluidsniveaukaart waaruit blijkt dat de geluidsbelasting op 10 meter uit de as van de meest nabijgelegen rijstrook 48 dB of minder bedraagt. Ten aanzien van wegverkeerslawaai is de voorkeursgrenswaarde 48 dB. De gemeente beschikt niet over een door de gemeenteraad vastgestelde geluidniveaukaart. Dit houdt in dat alle wegen in principe geluidzoneplichtig zijn. Bovendien komen er in het buitengebied geen of weinig woonerven en 30-km/uur-gebieden voor.
Industrielawaai
Ten aanzien van industrielawaai geldt dat industrieterreinen waar inrichtingen voorkomen die 'in belangrijke mate geluidshinder' kunnen veroorzaken, dienen te worden gezoneerd. Buiten de geluidszone mag de geluidsbelasting niet hoger zijn dan 50 dB(A). Binnen de geluidszone mogen geen nieuwe geluidsgevoelige objecten mogelijk worden gemaakt, tenzij kan worden aangetoond dat zij kunnen voldoen aan de voorkeursgrenswaarde.
Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan
Wegverkeerslawaai
Rondom de meeste wegen in het buitengebied is een geluidszone van kracht. Het gaat immers in veel gevallen om wegen met een maximumsnelheid van 50 km/uur of hoger. In het voorliggend bestemmingsplan worden echter geen nieuwe geluidsgevoelige objecten direct mogelijk gemaakt. Toetsing aan de Wet geluidhinder is derhalve niet noodzakelijk. Bestaande hindergevoelige functies in het bestemmingsplangebied betreffen voornamelijk woningen bij de agrarische bedrijven in het buitengebied. Voor sommige wegen zijn in het verleden hogere grenswaarden van 55 en 60 dB aangevraagd. Deze situaties zullen in het bestemmingsplannen gehandhaafd blijven.
Ondanks het beleid van de gemeente nieuwe burgerwoningen in het buitengebied te weren, zijn er via flexibiliteitsbepalingen in het plan wel een aantal uitzonderingen mogelijk waardoor er nieuwe situaties in de zin van de Wet geluidhinder kunnen ontstaan. Het gaat om de volgende situaties:
- nieuwe compensatiewoning voortkomend uit de toepassing van de 'Ruimte voor ruimte'-regeling;
- woningen die gebouwd worden op een landgoed en woningen die worden gerealiseerd in een hoeveplan (alleen mogelijk door middel van planherziening);
- woningsplitsing van vrijkomende boerderijen vanaf 200 m² in meerdere wooneenheden.
De hierboven genoemde nieuwe ontwikkelingen zijn gekoppeld aan een omgevingsvergunning- dan wel een wijzigingsprocedure. Op het moment dat een nieuwe ontwikkeling zich gaat voordoen, zal getoetst worden aan het aspect 'wegverkeerslawaai'. Daarbij dient te worden onderzocht of een ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Indien dit niet het geval is, zal een procedure Verzoek Hogere Waarden moeten worden gevolgd. Uitgangspunt hierbij is dat de binnenwaarde niet hoger wordt dan 33 dB.
Toename van geluidhinder in de toekomst wordt in dit bestemmingsplan (waar mogelijk) beperkt. Van de wegen in het buitengebied wordt uitgegaan van het bestaande profiel, hetgeen inhoudt dat het profiel van de weg niet zonder meer mag worden veranderd en de bestaande geluidsgevoelige bebouwing langs de zoneplichtige wegen niet dichter naar de weg toe mag worden gebouwd. Van het bestaande profiel mag slechts via een omgevingsvergunning worden afgeweken, mits er geen wezenlijke verandering in de geluidssituatie optreedt en de verkeersveiligheid niet onevenredig zal worden aangetast. In de regels zijn de randvoorwaarden opgenomen om te voorkomen dat dichter naar de weg wordt gebouwd.
Industrielawaai
In of nabij het plangebied zijn geen industrieterreinen gelegen waar op grond van de Wet geluidhinder een geluidszone van kracht is. Zodoende heeft het aspect 'industrielawaai' geen gevolgen voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
- 21. De gewijzigde Wet geluidhinder is op 1 januari 2007 in werking getreden.
5.5.2 Luchtkwaliteit
Normstelling en beleid
Sinds 15 november 2007 is de vernieuwde regelgeving voor luchtkwaliteit in de Wet Milieubeheer in werking getreden. De wet is enerzijds bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkeling, ondanks overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit.
De Wet Milieubeheer voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de Wet luchtkwaliteit geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als:
- er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
- een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt;
- een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL;
- een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging.
Van bepaalde projecten met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging. Projecten die 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging zijn onder andere:
- woningbouwlocaties met niet meer dan 1500 nieuwe woningen bij één ontsluitingsweg en 3000 nieuwe woningen bij twee ontsluitingswegen;
- kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen;
- bepaalde landbouwinrichtingen.
Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan
Voor wat betreft de in en rond het plangebied optredende emissie, kan opgemerkt worden dat de in het bestemmingsplan voorgestane ontwikkelingen, zoals bijvoorbeeld nieuwe compensatiewoningen, vergroting van de agrarische bedrijfskavel, intensieve veehouderij en het splitsen van voormalige agrarische bedrijven naar meerdere woningen, geen zodanige nieuwe luchtverontreiniging toe zullen voegen dat daardoor grenswaarden zouden kunnen worden overschreden. Op het bestemmingsplan is derhalve het Besluit en de Regeling 'niet in betekenende mate' van toepassing.
De provincie Drenthe heeft in 2006 het rapport Luchtkwaliteit vastgesteld. Uit het rapport blijkt dat in 2006 de normen uit het Besluit luchtkwaliteit 2005 in geheel Drenthe, en daarmee in Westerveld, niet zijn overschreden. Zodoende is ter plaatse van het plangebied sprake van een goed woon- en leefklimaat uit het oogpunt van luchtkwaliteit.
5.5.3 Milieuhinder agrarische bedrijvigheid
Normstelling en beleid
Voor de agrarische bedrijven zijn verschillende landelijke wetten en richtlijnen van belang. Zaken die hierbij een rol spelen zijn:
- de afstand van agrarische bedrijven tot gevoelige functies (woningen, bos- en natuurgebieden). Dit in verband met stankhinder en voor verzuring gevoelige gebieden;
- het beleid ten aanzien van de nieuwvestiging en uitbreiding intensieve veehouderijbedrijven;
- de plaatsing van mestopslagplaatsen, opslag en/of gebruik van gronden voor kuil en dergelijke.
Beleid hiervoor is onder meer geformuleerd in de Wet ammoniak en veehouderij, de Wet geurhinder en veehouderij en het Besluit landbouw milieubeheer.
Wet ammoniak en veehouderij (Wav)
Met de Wet ammoniak en veehouderij wordt ter bescherming van zeer kwetsbare natuur een aanvullend zoneringsbeleid gevoerd. De Wet Ammoniak en Veehouderij is gewijzigd in mei 2007 en geeft een ruimere ammoniakemissie aan dan voorheen. De kwetsbare gebieden zijn gewijzigd naar zeer kwetsbare gebieden en hiervoor is een nieuwe zonering aangegeven. Het ammoniakplafond voor veehouderijen is omhoog gegaan. De provincie Drenthe heeft een aantal gebieden aangewezen als 'voor verzuring gevoelig gebied'. Ook binnen de gemeente Westerveld komen gevoelige gebieden voor, zie hiervoor de Wav-kaart van POP II. Binnen een zone van 250 m om een kwetsbaar natuurgebied is nieuwvestiging van veehouderijen niet mogelijk (uitgezonderd veehouderij ten behoeve van natuurbeheer). Uitbreiding van bestaande veehouderijen is ook beperkt: ruimtelijk waar het gaat om bouwmogelijkheden van veestallen en milieuhygiënisch tot een emissieplafond c.q. een maximale omvang van de rundveestapel.
De Wet geurhinder en Veehouderij
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt vanaf 1 januari 2007 het toetsingskader voor de milieuvergunning, als het gaat om geurhinder vanwege dierenverblijven van veehouderijen. De nieuwe wet bepaalt op welke manier geur (stank) van veehouderijstallen in de milieuvergunning moet worden beoordeeld. Uitgangspunten bij de nieuwe wet zijn dat aan de ene kant de uitbreidingsmogelijkheden van de veehouderijsector niet in gevaar komen, maar ook dat woningen en recreatiewoningen optimaal tegen geurhinder worden beschermd.
In deze wet zijn voor bepaalde typen dieren geurnormen opgenomen. Deze normen zijn uitgedrukt in odeur units per kubieke meter. Een belangrijke inhoudelijke wijziging in de wet is dat onderscheid wordt gemaakt tussen de maximaal toegestane geurbelasting binnen en buiten de bebouwde kom en concentratie en niet-concentratiegebieden. Ten aanzien van dieren waarvoor geen geurnorm is vastgesteld, gelden vaste afstanden. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen geurgevoelige objecten in de bebouwde kom en daarbuiten. Gemeenten kunnen bij verordening afwijken van de geurnormen en vaste afstanden uit de wet. Hiervoor geldt een in de wet vastgelegde bandbreedte.
De Wet geurhinder en veehouderij regelt ook hoe om te gaan met voormalige agrarische bedrijfswoningen. Als een agrarisch bedrijf wordt beëindigd en een nieuwe bestemming krijgt, dan zal voor het voormalige agrarische bedrijf de regeling gelden van een agrarisch bedrijf. Zo kan een voormalig agrarisch bedrijf de overgebleven agrarische bedrijven in de omgeving niet beperken in de bedrijfsvoering.
Besluit landbouw milieubeheer
Op kleinschalige veehouderijen en akkerbouwbedrijven is het Besluit landbouw milieubeheer van toepassing. In het besluit zijn afstanden opgenomen die tussen landbouwinrichtingen en geurgevoelige objecten moeten worden aangehouden. Deze afstanden zijn afhankelijk van het type omgeving en van het type gevoelig object. Daarnaast zijn de afstanden bij inrichtingen waar landbouwhuisdieren worden gehouden, groter dan bij akkerbouwbedrijven.
Geurgebiedsvisie gemeente Westerveld (concept)
Door een hoge mate van functiemenging in landelijke kernen en bebouwingslinten leveren de wettelijke afstanden vaak knelpunten op voor de realisatie van nieuwe geurgevoelige functies of de uitbreiding van veehouderijen. Op grond van een geurgebiedsvisie22 werkt de gemeente Westerveld aan het opstellen van een geurverordening. Uit de conceptverordening blijkt dat er aangepaste vaste afstanden zullen worden toegepast tussen geurhinderlijke en geurgevoelige objecten. De nieuwe afstanden zullen afhankelijk zijn van het aantal dieren dat bij de inrichting wordt gehouden, het type gebied (woonkernen of buitengebied), het karakter van dit gebied (type woonkern, verwevingsgebied of landbouwontwikkelingsgebied) en de vraag of het gaat om uitbreiding van bestaande stallen, nieuwbouw van stallen of nieuwvestiging van een agrarisch bedrijf.
Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan
Ammoniak en veehouderij
In het plangebied komen gebieden voor die kunnen worden aangemerkt als zeer kwetsbaar gebied in de zin van de Wet ammoniak en veehouderij (zie groene gekleurde gebieden op onderstaande figuur). In een zone van 250 m rond deze gebieden zijn geen nieuwe veehouderijen toegestaan. Uitbreidingen zijn slechts in een zeer beperkt aantal gevallen mogelijk. De wet wordt echter geregeld via milieuvergunningen en levert daardoor geen concrete uitgangspunten voor dit bestemmingsplan op.
Figuur 11: Kaartje Wet ammoniak en veehouderij (Bron: POP II)
Agrarische bedrijven en geurhinder
In het plangebied komen veel melkveehouderijen voor waarop de vaste afstanden uit de Wet geurhinder en veehouderij of het Besluit landbouw milieubeheer van toepassing zijn. Deze afstanden zullen worden vervangen door afstanden uit de gemeentelijke geurverordening. Bij deze bestaande veehouderijen zijn beperkt uitbreidingsmogelijkheden toegestaan. Hiervoor zijn in de regels voorwaarden opgenomen. Bij uitbreiding dient rekening te worden gehouden met de afstanden uit de geurverordening. Om de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan te kunnen waarborgen, dient de geurverordening te worden vastgesteld voordat het ontwerpbestemmingsplan ter inzage wordt gelegd.
In het bestemmingsplan zijn tevens mogelijkheden opgenomen voor uitbreiding van intensieve veehouderij. Dergelijke bedrijven, waarop de geurnormen uit de Wet geurhinder en veehouderij van toepassing zijn, dienen een milieuvergunning aan te vragen. Geurhinder van intensieve veehouderijen wordt derhalve in de milieuvergunning geregeld. Bij realisatie van geurgevoelige objecten in de omgeving van intensieve veehouderijen dient rekening te worden gehouden met de geurbelasting die geldt op grond van de vergunde situatie bij deze bedrijven. Dergelijke objecten - zoals recreatiewoningen - zijn slechts bij wijziging toegestaan, zodat toetsing aan het aspect geurhinder plaatsvindt op het moment dat er van de wijzigingsbevoegdheid gebruik wordt gemaakt. Het plan is daarmee uitvoerbaar op het punt van geurhinder.
- 22. Geurgebiedsvisie, ten behoeve van de verordening geurhinder en veehouderij voor de gemeente Westerveld, rapport en aanbevelingen (concept) , SRE Milieudienst, 15 december 2009.
5.5.4 Externe veiligheid
Normstelling en beleid
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over "externe veiligheid" om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), de Circulaire risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
De Hulpverleningsdienst Drenthe heeft advies uitgebracht. Dit advies is opgenomen in de bijlagen bij deze toelichting.
Risicovolle inrichtingen
Met ingang van 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. In dit besluit worden grenzen gesteld aan de risico's van inrichtingen voor (externe) objecten in de omgeving. De risico's worden daarbij op twee manieren gemeten: het plaatsgebonden risico (PR) voor individuen en groepsrisico (GR) voor groepen mensen.
Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt voor nieuwe situaties een grenswaarde van 10-6 per jaar. Dit betekent dat de overlijdenskans van een persoon die onafgebroken op dezelfde plaats verblijft, niet groter mag zijn dan één op de miljoen per jaar. Voor bepaalde inrichtingen zijn in de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) vaste afstanden tot gevoelige functies vastgelegd. Nieuwe ontwikkelingen mogen binnen de zonering rond een inrichting niet plaatsvinden.
Het groepsrisico betreft de kans dat groepen omwonenden van een bepaalde risico-opleverende activiteit dodelijk getroffen kunnen worden door een ongeval. Daarbij is relevant hoeveel mensen op welke plaats in de omgeving van de bron aanwezig kunnen zijn. Hoe meer mensen rond een bron wonen of werken, hoe groter het groepsrisico. De norm van het groepsrisico is afhankelijk van het aantal eventuele dodelijke slachtoffers en bedraagt 10-5/jaar voor 10 doden, 10-7/jaar voor 100 doden, 10-9/jaar voor 1000 doden, etc.
Ten aanzien van (beperkt) kwetsbare objecten binnen de GR-contour moet een bestuurlijke verantwoording plaatsvinden. Verplichte onderdelen die bij de verantwoording van het groepsrisico moeten worden betrokken zijn:
- de dichtheid van personen in het invloedsgebied;
- de hoogte van het groepsrisico en eventuele veranderingen daarin;
- de mogelijkheden tot beperking van het groepsrisico;
- de mogelijkheden om de ramp te beperken;
- de mogelijkheden tot zelfredzaamheid.
Volgens artikel 13 lid 3 van het Bevi is het bevoegd gezag wettelijk verplicht met betrekking tot het groepsrisico een advies van de Regionale brandweer te vragen. Het bevoegd gezag maakt vervolgens een bewuste keuze omtrent de verantwoording van het groepsrisico.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Het afwegingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen nabij routes waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd is vastgelegd in de Circulaire risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen (2004, wijziging januari 2010). Dit afwegingskader is volledig in overeenstemming met het Bevi. Er geldt dezelfde grenswaarde voor het plaatsgebonden risico en tevens een verantwoordingsplicht voor het groepsrisico. Ten aanzien van het vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen geldt per 1 januari 2011 het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Het Bevb vervangt de circulaires Zonering langs hogedrukaardgasleidingen (1984) en Zonering langs transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1-, K2- en K3-categorie (1991). In het Bevb is geen sprake meer van veiligheids-/bebouwings- en toetsingsafstanden zoals deze werden voorgeschreven in de circulaires. Het Bevb gaat uit van grens- en richtwaarden voor het plaatsgebonden risico (PR) en een verantwoordingsplicht van het groepsrisico (GR). De regeling voor buisleidingen is hiermee vergelijkbaar met de regeling voor inrichtingen zoals vastgelegd in het Bevi.
Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan
Risicovolle inrichtingen
In het plangebied en de omgeving daarvan komt een aantal risicovolle activiteiten en risicobronnen voor die vallen onder de werking van het Bevi en het Revi. Het gaat om de volgende vijf LPG-tankstations waarvan risicocontouren over het plangebied vallen:
LPG - tankstation | Doorzet (m3) per jaar | Afstand (m) vanaf vulpunt | Afstand (m) vanaf ondergronds of ingeterpt reservoir | Afstand (m) vanaf afleverzuil | |||
Fa. Koops en Zn te Havelte | 1500 | 40 | 25 | 15 | |||
Tankstation Blok v.o.f. te Dieverbrug | tot 1000 | 35 | 25 | 15 | |||
Autobedrijf Chatelain te Dwingeloo | tot 1000 | 35 | 25 | 15 | |||
Tankstation Paardeweide te Darp | tot 1000 | 35 | 25 | 15 | |||
Tankstation Bovenboer te Nijeveen, gemeente Meppel (ligt net buiten de grens van de gemeente). | 1500 | 40 | 25 | 15 |
De veiligheidszones van het vulpunt, reservoir en afleverzuil zijn op de verbeelding aangeduid als deze binnen het plangebied zijn gelegen. Binnen deze veiligheidszones mogen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten gerealiseerd worden.
Voor alle tankstations geldt dat het invloedsgebied van het GR 150 m is.
Voor het LPG-tankstation Koops en Zn. in Havelte geldt dat het vulpunt en het LPG-reservoir in het plangebied gelegen zijn. Direct naast het vulpunt en het reservoir is een recreatieve bestemming gelegen. Het aantal mensen dat zich hier bevindt, is niet bekend. Wanneer er sprake is van een dreigend incident dienen aanwezige personen te vluchten. Schuilen is op deze korte afstand geen effectieve strategie. Mocht zich een ernstig incident voordoen met LPG, waarbij er geen tijd is om te vluchten dan zullen de hier aanwezige personen allen komen te overlijden.
Voor de overige LPG-tankstations geldt dat er binnen het deel van het invloedsgebied dat in het plangebied valt geen objecten of recreatieterreinen aanwezig zijn en is er derhalve ook geen groepsrisico aanwezig.
Bij de LPG-tankstations van Fa. Koops en Zn. en Tankstation Blok is voldoende water aanwezig is om effectief te kunnen koelen. Bij de Fa.Koops en Zn. is echter te weinig capaciteit om dit via een straatwaterkanon te doen. Bij de overige LPG-tankstations zal de brandweer geen effectieve eerste inzet kunnen plegen, omdat de bluswatercapaciteit onvoldoende is om een tankwagen goed te kunnen koelen.
Daarnaast worden bij de volgende inrichtingen gevaarlijke stoffen opgeslagen die niet onder de regelgeving van externe veiligheid vallen en waarvoor verantwoording van het groepsrisico niet aan de orde is:
- gasbehandelingsinstallatie Nijensleek 1 te Nijensleek;
- bosbad Vledder te Vledder;
- zwembad De Kerkvlekken te Havelte;
- camping Groot Bartje te Zorgvlied;
- camping 'd' Olde Lantschap' te Wateren;
- camping 'Hoeve aan de Weg' te Oude Willem;
- bosbad 'De Paasbergen' te Dwingeloo;
- hotel de Börken te Dwingeloo;
- vakantiepark De Wiltzangh te Ruinen.
Tevens ligt in Westerveld in Darp de Johannes Postkazerne. In de buurt van deze kazerne ligt een munitieopslag waarvoor twee veiligheidszones gelden (zie onderstaande figuur). Binnen beide zones mogen geen kwetsbare en beperkt kwetsbare bestemmingen worden opgericht. In de zone welke het dichtst bij de inrichting is gelegen (zone A), mogen tevens geen agrarische bestemmingen worden gelegd waarbij meer dan incidentele aanwezigheid van personen vereist is.
Figuur 12: Veiligheidszones Johannes Postkazerne (bron: www.risicokaart.nl)
Binnen de gemeentegrens vallen ook een laagvliegroute en een -gebied voor helikopters, waarvoor een aanvullende bestemming is opgenomen op de verbeelding.
In het bestemmingsplan worden geen nieuwe risicovolle inrichtingen mogelijk gemaakt. Bestaande risicovolle inrichtingen worden bestemd conform de bestaande situatie. Het plan maakt bij recht slechts uitbreiding van bestaande agrarische bedrijven mogelijk. Dergelijke uitbreidingen kunnen worden aangemerkt als beperkt kwetsbare objecten in de zin van het Bevi. De uitbreidingsmogelijkheden liggen te allen tijde buiten de PR 10-6-contour van risicovolle inrichtingen en voldoen daarmee aan de richtwaarden en de uitbreidingen leiden niet tot een toename van het groepsrisico.
Gezien de huidige situatie adviseert de Hulpverleningsdienst Drenthe het aantal aanwezige personen op het terrein voor recreatieve doeleinden direct naast het vulpunt en LPG reservoir van Fa. Koops en Zn. in Havelte beperkt worden om het groepsrisico op het huidige niveau te houden. In het bestemmingsplan wordt de recreatieve functie niet langer bestemd als camping, maar als groepsaccomodatie. Hiermee wordt het aantal aanwezige personen beperkt. De toegestane maximale oppervlakte van de groepsaccomodatie is vastgelegd. Hiermee is ook het aantal personen dat maximaal aanwezig kan zijn vastgelegd.
De Hulpverleningsdienst Drenthe adviseert om LPG tankstations met onvoldoende bluswatercapaciteit in de omgeving te voorzien van een geboorde put of andere vorm van waterwinning om zo voldoende bluswatercapaciteit te creëren. Door de waterwinning op strategische plekken aan te leggen, kan deze ook voor andere objecten een waardevolle aanvulling zijn voor het repressief optreden van de brandweer.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Het rijk heeft een ontwerp voor Basisnet Weg, Water en Spoor opgesteld. Bij het vervoer van gevaarlijke stoffen spelen belangen op het gebied van vervoer, ruimtelijke ontwikkeling en veiligheid een grote rol. Er zijn steeds meer ontwikkelingen in Nederland zichtbaar die zorgen voor spanning tussen deze belangen. Met het doel een duurzaam evenwicht te creëren tussen het vervoer van gevaarlijke stoffen, ruimtelijke ontwikkelingen en veiligheid is, het Basisnet ontstaan.
Uiteindelijk zal het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen bestaan uit drie kaarten: vervoer over de weg, de binnenwateren en het spoor. Op de kaarten zal per gebied worden aangeven welke beperkingen er zijn voor ruimtelijke ontwikkelingen en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het maximale risico per route wordt vastgelegd in de Wet Vervoer gevaarlijke stoffen. De bouwbeperkingen worden vastgelegd in het Besluit transportroutes externe veiligheid. De verwachting is dat deze regelgeving eind 2012 in werking kan treden. Januari 2010 zijn in de circulaire Risiconormering wel al de normen voor het plaatsgebonden risico van wegen en vaarwegen opgenomen.
De N371, die midden door de gemeente loopt, wordt gebruikt als route voor gevaarlijke stoffen. Daarnaast worden de wegen A32 en A28, die respectievelijk langs de zuidwest en oostzijde van de gemeente liggen, tevens gebruikt als route voor gevaarlijke stoffen.
De A32 en A28 maken onderdeel van het basisnet, maar hebben geen veiligheidszone. Daarmee is de realisatie van kwetsbare objecten langs de wegen niet uitgesloten. De A28 heeft wel een plasbrandaandachtsgebied. Binnen 30 meter mogen er daarom geen kwetsbare objecten gerealiseerd worden.
De A32 en A28 zijn opgenomen in bijlage 5 "Tabel afstanden en vervoerscijfers Basisnet weg" van de circulaire. Ter hoogte van het plangebied is het plaatsgebonden risico 0 m. Gezien de beperkte hoeveelheid vervoer en de samenstelling hiervan op de N371 mag verwacht worden dat ook hier de PR 0 meter is.
Het groepsrisico voor de drie wegen is lager dan de oriëntatiewaarde (bron: Risico-atlas wegtransport gevaarlijke stoffen, 24 maart 2003). Van personen die zich in het invloedsgebied (85 m) bevinden moet worden aangenomen dat zijn allen komen te overlijden indien het maatgevend scenario zich voordoet. Daarbij maakt het niet uit of men zich binnen of buitenshuis bevindt. De mate van bebouwing is langs de A28 en A32 zeer gering. Langs de N371 staat echter een behoorlijk aantal woningen, meestal in lintbebouwing. Mocht zich een ernstig incident met LPG voordoen, dan is het aannemelijk dat er slachtoffers vallen. Hoeveel en in welke mate zal geheel afhankelijk zijn van de incidentlocatie.
Vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor en over het water, komt in de omgeving van het plangebied niet voor. Door het plangebied loopt een aantal aardgastransportleidingen. Het gaat om de leidingen in de onderstaande tabel. Eén leiding - een aardgastransportleiding - bestaat uit meerdere onderdelen (onder andere N-521-45-KR) en loopt langs de noordzijde van het plangebied en verlaat het gebied parallel aan de N371 naar de gemeente Midden-Drenthe. Aan de westzijde van het plangebied loopt een leiding van Vermilion Oil & Gas Netherlands naar de gasbehandelingsinstallatie aan de Nijensleek 1. In het zuiden van het plangebied loopt een aardgastransportleiding vanaf Steenwijk naar het gasontvangststation tussen Darp en Havelte. En in de uiterste zuidoosthoek loopt nog een klein gedeelte van een leiding die van de gemeente Meppel naar de gemeente De Wolden loopt. In onderstaande tabel zijn de relevante veiligheidsaspecten weergegeven.
naam leiding | druk, diameter | 10-6-contour (m) | Belemmerende strook (m) | invloedsgebied GR (m) |
N-521-45-KR | 40 bar, 4 inch | 0 | 4 | 45 |
07-NSL1-6-S-5002 | 89 bar, 6 inch | 11 | 100 | |
N-500-15-KR | 40 bar, 6 inch | 0 | 75 | |
52565 - 000771-4 | 85 bar, 9 inch | 0 | 4 | PM |
Tabel 6 Leidinggevens binnen het plangebied (bron: www.risicokaart.nl)
De leidingen (inclusief hun belemmerende strook en PR contour als deze groter is dan de belemmerende strook) in het plangebied zijn op de verbeelding opgenomen en zijn voorzien van een dubbelbestemming. Door de dubbelbestemming te koppelen aan een bouwverbod en een omgevingsvergunningenstelsel voor werkzaamheden, wordt voorkomen dat de leiding wordt beschadigd.
In het plangebied is langs delen van de aanwezige buisleiding in meer of mindere mate bebouwing aanwezig. Er is nergens in het plangebied sprake van dichte bebouwing in de directe nabijheid van een buisleiding binnen het plangebied.
Personen die zich in de directe nabijheid van een transportroute gevaarlijke stoffen over de weg of een buisleiding bevinden zijn zeer kwetsbaar wanneer zich een incident voordoet. Om die reden is het belangrijk een goede afweging te maken wanneer er in het invloedsgebied van een buisleiding gebouwd wordt of een recreatieterrein wordt ingericht. Met name wanneer deze activiteit de aanwezigheid van grote hoeveelheden mensen of van groepen kwetsbare personen (kinderen, gehandicapten, ed.) mogelijk maakt, is het niet wenselijk dat het bestemmingsplan dit zonder meer toestaat.
Voor de bestemmingen Agrarisch -1 en Agrarisch – 2 geldt dat de wijzigingsbevoegdheden in het bestemmingsplan het mogelijk maakt dat agrarische bedrijfskavels van functie veranderen van agrarisch naar niet-agrarische bedrijvigheid of van agrarisch naar recreatie. Deze nieuwe functies maken de aanwezigheid van grote groepen of kwetsbare groepen mensen mogelijk. Daarom is in de wijzigingsbevoegdheden opgenomen dat er geen onevenredige afbreuk gedaan mag worden aan de externe veiligheid. Voor het beoordelen van de externe veiligheid wordt de regionale brandweer om advies gevraagd, indien de functiewijziging betrekking heeft op een agrarische bedrijfskavel of een deel daarvan dat zich binnen 200 meter van een risicobron bevindt.
Conclusie externe veiligheid
Het bestemmingsplan leidt niet tot een overschrijding van de grenswaarden voor het PR en heeft geen gevolgen voor de hoogte van het GR. Zodoende wordt het plan op het punt van externe veiligheid uitvoerbaar geacht.
Momenteel wordt gewerkt aan een externe veiligheidsbeleidsplan 2010-2014, waarmee aansluiting wordt gezocht bij het provinciaal beleid.
De gemeente Westerveld doet op dit moment niet actief aan risicocommunicatie. Toch zijn er risicobronnen in de omgeving aanwezig die in het geval van een ernstige calamiteit een grote impact op de omgeving kunnen hebben. Omdat het risico’s betreft waar de meeste burgers en ondernemers niet van op de hoogte zijn (denk bijvoorbeeld aan de hogedruk aardgastransportleidingen), is men ook niet bekend met de mogelijkheden voor zelfredzaamheid. De Hulpverleningsdienst Drenthe raadt daarom aan om beleid op te stellen ten aanzien van actieve risicocommunicatie voor burgers en ondernemers.
5.5.5 Bodem
Normstelling en beleid
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient in geval van ruimtelijke ontwikkelingen te worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet verkennend bodemonderzoek uit worden gevoerd.
Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan
Het Bestemmingsplan Buitengebied kent een overwegend conserverend karakter. Met het plan worden geen grootschalige ontwikkelingen mogelijk gemaakt waarbij de bodem een belemmering kan vormen voor de uitvoerbaarheid van het plan. Bij de beperkte ontwikkelingen die wel rechtstreeks mogelijk worden gemaakt, zal bij de bouwaanvraag verkennend bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd. Ter plaatse van deze uitbreidingsmogelijkheden zijn geen verontreinigende activiteiten bekend die de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan in de weg staan.
5.6 Archeologie
5.6.1 Normstelling en beleid
Rijksbeleid
Ter implementatie van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving is op 1 september 2007 de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. Deze nieuwe wet maakt deel uit van de (gewijzigde) Monumentenwet. De kern van Wamz is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven. De Wamz verplicht gemeenten bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening te houden met de in hun bodem aanwezige waarden. Naast het inventariseren van de te verwachten archeologische waarde, zal het bestemmingsplan uiteindelijk, indien nodig (en mogelijk), een bescherming moeten bieden voor waardevolle gebieden. Dit kan bijvoorbeeld door middel van een omgevingsvergunningenstelsel voor bepaalde werkzaamheden.
Provinciaal beleid Drenthe
De archeologische waarden in de provincie Drenthe zijn vastgelegd op een Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW). De reeds gewaardeerde gebieden met archeologische waarden zijn op de Archeologische Monumentenkaart (AMK) aangeduid.
Ten aanzien van deze archeologische waarden hanteert de provincie een onderzoeksplicht. Op grond van inhoudelijke overwegingen en expert judgement hanteert de provincie Drenthe een vrijstellingsmogelijkheid voor projecten met een oppervlakte kleiner dan 500 m². Daarbij dienen de volgende uitgangspunten te worden gehanteerd:
- het gaat om het totaal aan te verstoren bodemoppervlak binnen een plangebied of bouwvlak van een samenhangend project dat niet opgedeeld kan worden in deeluitwerkingen;
- de vrijstelling geldt voor gebieden met een lage (alleen beekdalen), middelhoge en hoge archeologische verwachtingswaarde, zoals aangegeven op de IKAW, tenzij binnen een afstand van 50 meter een AMK-terrein aanwezig is;
- de vrijstelling geldt niet voor bekende vindplaatsen die op de AMK van Drenthe staat aangegeven; uitzondering hierop zijn de historische kernen die op de AMK staan aangegeven als 'terrein van hoge archeologische waarde'. Voor deze terreinen is een vrijstelling van 70 m² mogelijk.
Archeologisch onderzoek is niet vereist als het gaat om herbouw met dezelfde maatvoering als het oorspronkelijke bouwwerk, dat wil zeggen dat de funderingen dezelfde horizontale en verticale afmetingen hebben of wanneer werkzaamheden vergunningsvrij kunnen worden uitgevoerd.
Indien de provinciale ontheffingsbevoegdheid niet van toepassing is op de voorgenomen bodemverstoring, moet door de veroorzaker inventariserend archeologisch veldonderzoek worden uitgevoerd. Dit onderzoek kan aangeven of het gebied vrij van archeologie is of dat er waarden zijn waar rekening mee dient worden gehouden.
Gemeentelijk archeologiebeleid
Tijdens het opstellen van dit bestemmingsplan is door RAAP een Archeologischebeleidsadvieskaart Gemeente Westerveld opgesteld 23. Het beleid uit dit document vervangt het provinciaal beleid. In de volgende paragraaf is aangegeven hoe de beleidsadvieskaart vertaald is in dit bestemmingsplan.
- 23. G. Aalbersberg (januari 2010) Gemeente Westerveld: een archeologische verwachtingen- en beleidsadvieskaart. RAAP-rapport 2021. RAAP Archeologisch Adviesbureau BV, Weesp.
5.6.2 Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan
Voor de verschillende terreinen zijn de volgende beleidsadviezen gegeven:
- Rijksmonumenten: voor bodemingrepen in een zone van 50 m om het terrein heen dient contact te worden opgenomen met de gemeente en, als sprake is van een terrein van provinciaal belang archeologie, ook met de provincie/provinciaal archeoloog. Een vergunning van de Minister van OC&W is bij ingrepen in deze 50 m zone niet nodig;
- AMK-terreinen: bij deze terreinen dient gestreefd te worden naar behoud in situ, dus dat bodemingrepen in de terreinen voorkomen dienen te worden. Bij geplande ingrepen in het monument en in een zone van 50 m daar omheen dient contact opgenomen te worden met de gemeente. indien sprake is van provinciaal belang archeologie dient eveneens, via de gemeente, contact te worden opgenomen met de provincie/provinciaal archeoloog;
- veentjes: hiervoor wordt geadviseerd een waarderend onderzoek uit te laten voeren;
- essen: de essen in de gemeente Westerveld zijn aangemerkt als provinciaal belang archeologie;
- beekdalen: alle beekdalen zijn aangemerkt als provinciaal belang archeologie;
- overige terreinen van Provinciaal belang archeologie: bij deze terreinen gaat het om de Havelterberg, de celtic fields, een aantal grafheuvelgebieden en de verlaten nederzetting Hesselte (oud Darp). Voor al deze gebieden geldt dat gestreefd dient te worden naar behoud in situ;
- beleidsadviezen voor de overige gebieden:
- 1. delen met een hoge verwachting - dikke stuifzandpakketten: de stuifzandgronden met een stuifzanddek dat dikker is dan 1,8 m nemen binnen de gebieden met een hoge verwachting een uitzonderingspositie in. Alleen als de voorgenomen bodem ingrepen dieper reiken dan 1,5 m -Mv en een oppervlak van 1000 m2 of meer beslaan, moet archeologisch vooronderzoek (verkennend onderzoek) plaatsvinden;
- 2. delen met een middelhoge en hoge archeologische verwachting: In de delen van de gemeente met een middelhoge of hoge archeologische verwachting (uitgezonderd de hierboven genoemde dikke stuifzandpakketten, de essen, de veentjes en de beekdalen) dient bij bodemingrepen die dieper reiken dan 0,3 m -Mv en die een oppervlak van 1000 m2 of meerbeslaan eerst een verkennend booronderzoek uitgevoerd te worden. Bij ingrepen kleiner dan 1000 m2 hoeft geen archeologisch vooronderzoek uitgevoerd te worden. Voor deze ingrepen geldt wel een meldingsplicht;
- 3. delen met een middelhoge en hoge archeologische verwachting maar waarschijnlijk verstoord: op grond van de bestudeerde bronnen zijn deze gebieden hoogstwaarschijnlijk verstoord. Geadviseerd wordt om, bij bodemingrepen die dieper reiken dan 0,3 m -Mv en die een oppervlak van 1000 m2 of meer beslaan, de mate van verstoring middels een controlerend booronderzoek (3 borin gen/ha) te onderzoeken. Mocht blijken dat de bodem in het gebied inderdaad verstoord is, dan hoeft verder geen archeologisch onderzoek plaats te vinden. Waar de bodem plaatselijk nog wel intact is, dient te worden overgegaan op een verkennend onderzoek.
- 4. delen met een lage archeologische verwachting en delen met een lage verwachting, waarschijnlijk verstoord: in de delen van de gemeente Westerveld die een lage archeologische verwachting hebben op de verwachtingskaart, hoeft bij bodemingrepen geen archeologisch vooronderzoek plaats te vinden. Voor deze gebieden geldt wel een meldingsplicht.
De beschermde rijksmonumenten zijn bestemd als "Waarde - archeologie 1". De terreinen met aanwezige zeer hoge waarden met uitzondering van de beschermde rijksmonumenten, hoge waarden en waarden zijn bestemd als " Waarde - archeologie 2". Bouwwerken die groter zijn dan 15 m2 en waarbij de gronden dieper dan 0,3 m -Mv worden geroerd, mogen niet worden gerealiseerd zonder omgevingsvergunning. In het kader hiervan moet archeologisch onderzoek plaatsvinden. Bepaalde werkzaamheden mogen ook niet plaatsvinden zonder omgevingsvergunning. De gebieden met hoge en middelhoge verwachtingswaarden zijn bestemd als "Waarde - archeologie 3". Hiervoor geldt dat bouwwerken die groter zijn dan 1000 m2 en waarbij de gronden dieper dan 0,3 m -Mv worden geroerd, niet gerealiseerd mogen worden zonder omgevingsvergunning. Ook hier moet archeologisch onderzoek plaatsvinden. En bepaalde werkzaamheden mogen ook niet plaatsvinden zonder omgevingsvergunning.
Hoofdstuk 6 Planuitgangspunten
6.1 Inleiding
Op basis van de reeds omschreven huidige situatie in het buitengebied van Westerveld, het geldende beleidskader en de in grote lijnen in de Nota van Uitgangspunten geformuleerde uitgangspunten, worden in dit hoofdstuk de uitgangspunten voor het voorliggende bestemmingsplan geformuleerd. De uitgangspunten vormen de basis voor de juridische regelingen zoals die in de regels worden vastgelegd. Gezien de systematiek van het bestemmingsplan komen, na de algemene uitgangspunten, eerst de uitgangspunten ten aanzien van de basisfuncties aan de orde en vervolgens de uitgangspunten ten aanzien van de overige functies.
6.2 Algemene Uitgangspunten
Functionele benadering buitengebied
Uit de beschrijving van de systematiek in hoofdstuk 2 is gebleken dat het buitengebied van Westerveld ruimte biedt aan de basisfuncties (landschap, landbouw, natuur en water) en de toegevoegde functies (wonen, werken en recreatie). De waarden die aan deze functies worden toegekend en de onderlinge relaties verschillen per gebied. Het is dan ook noodzakelijk belangen af te wegen. Soms gaat de ontwikkeling van de ene functie ten koste van andere functies, soms kunnen zij elkaar ook versterken. Bij de afweging van de verschillende belangen wordt, aansluitend bij het beleid van zowel gemeente, provincie als rijk, aan de basisfuncties een doorslaggevend belang toegekend. Dit houdt in dat ontwikkelingen primair gericht dan wel afgestemd dienen te zijn op de basisfuncties in het landelijk gebied. Ontwikkelingen van de toegevoegde functies mogen dus niet een zodanige omvang of intensiteit aannemen dat ze de basisfuncties onevenredig negatief beïnvloeden.
De basisfuncties in het buitengebied vormen ook de grondslag voor de gebiedsbestemmingen in dit plan. Het karakter van de basisfuncties is echter niet gelijk. Landbouw, natuur en water zijn gebiedsdekkende functies terwijl landschap betrekking heeft op de landschappelijke waarden die overal aanwezig zijn. Het landschap is het resultaat van de menselijke invloeden op de fysieke omgeving. Een ingewikkeld samenspel dat in ons land vele waardevolle cultuurlandschappen met zeer verschillende identiteiten heeft opgeleverd. Ook op de schaal van Westerveld is dit het geval: de ontginningsgeschiedenis heeft geleid tot het huidige waardevolle cultuurlandschap, waarin vooral de landbouw haar eigen plaats heeft.
Vanwege de wisselwerking tussen landbouw, natuur, water en landschap en gelet op het grote belang dat wordt gehecht aan de instandhouding van dit cultuurlandschap, gelden voor dit bestemmingsplan de volgende en algemene beleidskeuzes:
Landschap randvoorwaardenstellend
Binnen de basisfuncties kan een spanningsveld optreden als het gaat om ruimtelijke afwegingen. Randvoorwaarden ten aanzien van de (ontwikkelings) mogelijkheden voor de functies in het buitengebied vloeien in belangrijke mate voort uit het landschap van Westerveld. Dit met het oog op aanwezige waardevolle kenmerken en het in stand houden en versterken van de landschappelijke verscheidenheid. In de Kadernota zijn de verschillende landschappen van de gemeente Westerveld uitgewerkt. De denkrichting uit de Kadernota is vertaald in een Beeldkwaliteitsplan. Hierin zijn de waardevolle kenmerken en kwaliteiten van een gebied in beeld gebracht, met het doel om de identiteit van een gebied te versterken. Het kan gaan om het behouden en versterken van een bestaande identiteit of het realiseren van nieuwe. Per landschapstype zijn randvoorwaarden beschreven waarbinnen de landschappelijke inpassing vormgegeven kan worden.
Met inachtneming van deze randvoorwaarden krijgen de verschillende functies in het buitengebied de ruimte zich verder te ontwikkelen. De ontwikkeling mag echter niet ten koste gaan van de basisfuncties landschap, landbouw, natuur en water.
Bij de ontwikkeling van de basis en de toegevoegde functies geldt:
Behoud en herstel en of ontwikkeling van de karakteristieke landschaps-
typen en waarborgen van de dynamiek en de verschillen daarbinnen.
Verweving van functies
Uitgangspunt voor het beleid is zoveel mogelijk het principe van verweving toe te passen. Dit betekent een beleid dat erop is gericht om de waardevolle combinaties van functies zoveel mogelijk in stand te houden. Wanneer de functies strijdig zijn en er is sprake van onverenigbare doelstellingen, kan middels prioritering worden besloten tot een scheiding van functies.
Aandacht voor waterbeleid
Water wordt als beleidslijn steeds meer in ruimtelijke plannen toegepast. Het waterbeleid van de 21e eeuw waarbij het vasthouden, bergen en afvoeren van water centraal staat zal, zoveel waar mogelijk, worden toegepast bij het leggen van bestemmingen.
6.3 Gebiedsindeling
Op basis van de afweging dat het landschap randvoorwaardenstellend is, kan worden gekomen tot een bepaalde gebiedsindeling. In de Kadernota zijn vanuit de verschillende landschapstypen en het huidige gebruik drie ontwikkelingsgebieden onderscheiden. Deze gebieden zijn op basis van het bestaande grondgebruik en het vastgelegde beleid, in grote lijnen globaal begrensd. Deze ontwikkelingsgebieden zijn richtinggevend voor de gebiedsindeling. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen de gebieden waar de ontwikkeling van de landbouw voorop staat en de gebieden waar landbouw wordt verweven met recreatie, natuur en landschap. In de gebieden waar natuur gebiedsdekkend aanwezig is wordt gesproken over natuurgebieden. De verdere ontwikkeling van de natuur is daarbij de hoofdkoers. In hoofdlijnen wordt aansluiting gezocht bij het POP II, het Beeldkwaliteitsplan en de begrenzing van natuurgebieden van de provincie.
De keuze voor een plansystematiek, waarbij de landschappelijke verscheidenheid het vertrekpunt vormt, kan leiden tot een spanningsveld met de zonering van het POP II, waar immers voor een functionele invalshoek is gekozen. Daar waar er sprake is van een zekere 'discrepantie' tussen de POP-zonering en de toegekende gebiedsbestemming vanuit de Kadernota, is dit nader onderbouwd. In het rapport 'Toetsing Kadernota gemeente Westerveld aan POP II' (Altenburg & Wymenga, januari 2010), opgenomen in bijlage 4, worden voorstellen gedaan voor een nieuwe gebiedsbegrenzing voor die gebieden waar POP II en Kadernota conflicteren. Om inzicht te krijgen in de ecologische waarden van de conflictgebieden is gebruik gemaakt van verschillende bronnen, waaronder verspreidingsgegevens van zeldzame en bijzondere fauna, provinciale gegevens met betrekking tot verspreiding van botanische waarden, de verspreiding van bijzondere landschapselementen, expert judgement en veldbezoeken. Binnen de conflictgebieden is nagegaan welke potentiële natuurwaarden in de gebieden aanwezig zijn. De potentiële natuurwaarden zijn beschreven in het rapport. Aan de hand van deze natuurwaarden zijn vervolgens voorstellen gedaan voor een eventuele nieuwe begrenzing. De voorgestelde begrenzing is overgenomen in dit bestemmingsplan.
6.3.1 Landbouw en recreatie
Hoofduitgangspunt voor deze gebieden is om landbouw en recreatie, binnen acceptabele, ruimtelijke, natuurlijke en milieutechnische randvoorwaarden ontwikkelingsruimte te bieden. Voor recreatieve ontwikkelingen geldt dat de agrarische hoofdstructuur in stand moet blijven. Deze gebieden komen overeen met zone I en II van het POP II. De gebieden zijn veelal grootschalig en open. Uitgangspunt voor het bestemmingsplan is om de ontwikkelingen af te stemmen op de aanwezige landschappelijke en cultuurhistorische waarden. Uitgangspunt hiervoor zijn de randvoorwaarden die gelden vanuit het Beeldkwaliteitsplan voor nieuwe ontwikkelingen. In het Beeldkwaliteitsplan is per landschapstype schematisch weergegeven aan welke kwaliteitseisen ontwikkelingen moeten voldoen en op welke wijze het landschap kan worden versterkt. De unieke onvervangbare landschapselementen worden behouden door deze aan te duiden op de verbeelding. De overige worden beschermd binnen de gebiedsbestemming.
Op een aantal onderdelen is binnen de gebiedsbestemming onderscheid aangebracht in de regelingen ten aanzien van de landschappelijke verscheidenheid. Zo zijn meerjarige opgaande teelten en bosaanplant vrijwel overal mogelijk, maar wordt dit binnen waardevolle open gebieden uitgesloten. Deze gebieden worden in principe ook uitgesloten voor de verplaatsing of inplaatsing van agrarische bedrijven. Tevens zijn kassen (ook als ondersteunend glas) en nieuwe kwekerijen niet toegestaan.
6.3.2 Landbouw, natuur en recreatie
Hoofduitgangspunt voor deze gebieden is om de landbouw ontwikkelingsmogelijkheden te bieden in combinatie met de ontwikkeling van recreatie en natuur. Deze gebieden komen grotendeels overeen met zone III en IV van het provinciale streekplan. De beslotenheid van het gebied speelt een belangrijke rol bij ontwikkelingen.
De ontwikkeling van de verschillende functies wordt gerealiseerd door de inpassing zoals aangegeven in het Beeldkwaliteitsplan te stimuleren en de unieke onvervangbare landschapselementen te behouden door deze aan te duiden op de verbeelding. De overige worden beschermd binnen de gebiedsbestemming. In het Beeldkwaliteitsplan zijn randvoorwaarden opgenomen waaraan ontwikkelingen worden getoetst. Voor natuur geldt het behoud van bestaande natuurwaarden en het streven naar nieuwe ontwikkelingen. Voor het watersysteem geldt dat dit wordt afgestemd op de natuur.
De landschappelijke verscheidenheid binnen het verwevingsgebied wordt versterkt doordat ook binnen deze gebiedsbestemming een regeling is opgenomen ter versterking van de landschappelijke waarden.
6.3.3 Natuur
Hoofduitgangspunt voor deze gebieden is het behouden en verder ontwikkelen van bos en of natuur. In deze gebieden wordt de rust en stilte gewaarborgd en wordt versnippering en verstoring tegengegaan. De bestemming bestaat uit de bestaande natuurgebieden. Hierbij wordt uitgegaan van de vigerende bestemmingen natuur en de feitelijk bestaande situatie. Deze bestemming komt grotendeels overeen met de aangewezen Natura 2000-gebieden. Daarnaast zijn er verspreid over het plangebied kleinere gebieden gelegen. Binnen de gebiedsbestemming is een onderscheid aangebracht tussen bos en natuur, om de verscheidenheid binnen het landschap van de gemeente Westerveld te behouden. Daarnaast is ook een onderscheid aangegeven tussen bosgebieden: bosgebieden met het hoofddoel gericht op het behoud van natuurwaarden en bosgebieden met een grotere verwevenheid van functies, zoals natuur en recreatie. Alle bos- en natuurgebieden moeten aansluitend groter zijn dan 2 hectare, als landschappelijk waardevol aangeduid of in vigerende bestemmingsplannen al een natuurbestemming hebben.
Agrarische cultuurgronden die nog niet daadwerkelijk zijn ingericht voor de beoogde natuurfunctie worden bestemd als agrarisch 1 of 2. Voor deze gebieden geldt een locatiegebonden wijzigingsbevoegdheid naar de natuurbestemming.
6.3.4 Water
De landschappelijke en ecologische waarde van het water wordt steeds belangrijker. Door de belangrijkste waterlopen te bestemmen blijven deze behouden en kan optimale ruimte worden geboden voor de waterafvoerende functie. De landschappelijk waardevolle beekdalen en brongebieden worden specifiek beschermd. Tevens is er aandacht voor de ecologische ontwikkeling van de beekdalen.
6.3.5 Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat de ruimtelijke weerslag van de basisfuncties terug te zien is in de gebiedsindeling. Op grond van het onderscheid in hoofdfunctie, zijn de volgende gebiedsbestemmingen toegekend:
- 'Agrarisch - 1' komt overeen met de gebieden waarbij landbouw de hoofdfunctie is, en komt overeen met zone I en II van het POP II;
- 'Agrarisch - 2' komt overeen met de gebieden waar landbouw wordt verweven met recreatie en natuur, en komt grotendeels overeen met zone III en IV van het POP II;
- 'Bos - 1', 'Bos - 2' en 'Natuur' komen overeen met de bestaande natuur- en bosgebieden en de gronden die in eigendom zijn van de natuurbeherende instanties;
- 'Water' komt overeen met de watergangen met een belangrijke waterafvoerende werking en die watergangen die een landschappelijke en natuurlijke betekenis hebben.
6.4 Landschap
De overkoepelende beleidskeuze dat het landschap randvoorwaardenstellend is, leidt tot de volgende hoofduitgangspunten met betrekking tot het landschapsbeleid:
- behoud en waar mogelijk versterking van de karakteristieke ruimtelijke inrichting en de structuurbepalende elementen van de verschillende landschapstypen zoals beschreven in paragraaf 3.1 van deze plantoelichting;
- behoud en waar mogelijk versterking van de waardevolle en bovendien onvervangbare en overige waardevolle landschappelijke elementen die structuurbepalend zijn voor het Drents landschap;
- de huidige en toekomstige inrichting en het beheer van het landschapstype mogen de dynamiek niet evenredig aantasten: eventuele nieuwe ontwikkelingen en/of inrichtingen dienen, na een gedegen afweging met de (natuur- en) landschapswaarden, waar mogelijk inpasbaar te zijn. Het Beeldkwaliteitsplan geeft randvoorwaarden voor ontwikkelingen.
Behoud en waar mogelijk versterking
De randvoorwaarden ten aanzien van de (ontwikkelings)mogelijkheden voor de functies vloeien in het buitengebied in belangrijke mate voort uit het landschap van Westerveld. Dit met het oog op de aanwezige waardevolle kenmerken en het in stand houden en versterken van de landschappelijke verscheidenheid. De landschappelijke kwaliteit komt naar voren in de waardevolle landschappelijke gebieden. Dit zijn onder andere gebieden als de essen en de beekdalen. Uitgangspunt voor het bestemmingsplan is deze gebieden te beschermen en open te houden. Voor de beekdalen is een aanduiding en voor de essen een dubbelbestemming opgenomen, zodat de gebieden kunnen worden uitgesloten van bijvoorbeeld boomteelt. De beekdalen die in het ontwikkelingsgebied landbouw en recreatie liggen en volgens het POP II in zone 1 of 2, zijn niet aangeduid.
De aanwezigheid van het waardevolle Drentse landschap brengt met zich mee dat er in de gemeente veel waardevolle landschappelijke elementen voorkomen, zoals bijvoorbeeld houtwallen, poelen of karakteristieke beplantingen. Uitgangspunt voor het bestemmingsplan is een tweedeling aan te brengen in deze landschappelijke elementen. De waardevolle en bovendien onvervangbare (landschaps)elementen worden beschermd door een dubbelbestemming op de verbeelding. In bijlage 1 is voor deze landschapselementen een beschrijving opgenomen; tevens is de ligging weergegeven. De overige landschapselementen worden door middel van de regels beschermd. Overige landschapselementen zijn bijvoorbeeld houtwallen of beplantingen die kenmerkend zijn in het totaalbeeld van het landschap, maar die niet locatiegebonden zijn. Uitgangspunt is deze elementen te behouden door een compensatieregeling. Voor het verwijderen van onder meer een houtwal is een omgevingsvergunning vereist. Die vergunning moet eerst worden getoetst aan onder meer het Beeldkwaliteitsplan. De elementen worden gezien als waardevol, maar niet als onvervangbaar. Door de verwijdering verandert het landschap ter plaatse wel, maar met een herplant elders kan de structuur van het omringende landschap in stand blijven. Dat is telkens een afweging naar evenredigheid. Het belang van de landbouw wordt afgezet tegen het belang van het landschap. Houtwallen en de andere genoemde elementen zijn dus beschermd via een omgevingsvergunningstelsel. Het volledig vastleggen van alle elementen op de verbeelding is vanuit het beschermingsregiem niet noodzakelijk. Daarnaast is er het gemeentelijke landschapsbeleidsplan welke binnenkort wordt vernieuwd. Dit beleidsplan beoogt de kwaliteit van het landschap te versterken door gerichte uitvoeringsprojecten te ontwikkelen en tot realisatie te brengen. Van het Landschapsontwikkelingsplan gaat indirect ook een beschermende werking uit naar waardevolle landschappelijke elementen.
Incidenteel zal landschapsversterkende beplanting mogelijk zijn ter verbetering van de landschappelijke structuur: de aanleg van landschappelijke beplantingen in beekdalen, open gebieden of op een es is ook mogelijk, daar waar dit de landschappelijke structuur ten goede komt.
Waterlopen zoals kleine beken kunnen ook landschappelijke waardevol zijn. Uitgangspunt hiervoor is de landschappelijke waterstructuur te behouden door in het hele buitengebied via een omgevingsvergunningstelsel het graven en dempen van sloten vergunningsplichtig te stellen.
Afweging van nieuwe ontwikkelingen met het Beeldkwaliteitsplan
Het Beeldkwaliteitsplan24 is richtinggevend voor de inpassing van nieuwe ontwikkelingen in het landschap. Om de landschappelijke verscheidenheid te handhaven c.q. te versterken, worden nieuwe ontwikkelingen getoetst aan de landschappelijke kwaliteiten zoals deze zijn vastgelegd in het Beeldkwaliteitsplan. In het rapport staan de kwaliteitseisen en criteria opgenomen waaraan nieuwe ontwikkelingen worden getoetst. Deze verschillen per landschapstype en per gebied.
- 24. Beeldkwaliteitplan gemeente Westerveld, B&O Architecten, januari 2010.
6.5 Cultuurhistorie
6.5.1 Cultuurhistorie
De gemeente onderschrijft de algemene beleidsregel gericht op het behoud en de ontwikkeling van cultuurhistorische waarden.
De karakteristieke panden zijn op de verbeelding aangeduid als 'karakteristiek' en gekoppeld aan een omgevingsvergunning. Voor de voormalige boerderijpanden geldt dezelfde regeling, maar deze hebben geen specifieke aanduiding. Voor al deze panden gelden strengere regels met betrekking tot restauratie, verbouw en sloop. Rijksmonumenten worden beschermd via de Monumentenwet. Voor de volledigheid hebben de rijksmonumenten een dubbelbestemming gekregen.
Karakteristieke bijgebouwen
De inventarisatie van karakteristieke panden richt zich voornamelijk op de bijzondere waarden van hoofdgebouwen. In de gemeente Westerveld zijn echter ook diverse karakteristieke bijgebouwen aanwezig. Deze bijgebouwen vormen vaak in samenhang met het hoofdgebouw belangrijke cultuurhistorische ensembles. Om de karakteristieke bijgebouwen te beschermen is een regeling opgenomen waarbij per aanvraag - die betrekking heeft op een bijgebouw - bekeken zal worden of sprake is van een karakteristiek bijgebouw. Binnen de karakteristieke bijgebouwen is het mogelijk om een recreatief verblijf te realiseren, mits wordt voldaan aan enkele voorwaarden. In onderstaand kader is een overzicht opgenomen van de verschillende categorieën bijgebouwen die voorkomen in de gemeente Westerveld, enkele basisvoorwaarden bij herbestemming en criteria.
Karakteristieke bijgebouwen:
- bak- of stookhuisje: in baksteen opgetrokken huisje onder zadeldak voorzien van dakpannen; vroeger vaak gebruikt voor het koken van de was, het bereiden van maaltijden, varkenskost of het bakken van brood;
- schaapskooi: vaak in hout opgetrokken (potdekselwerk), voorzien van een rieten kap, soms een pannendak; Kapschuur: gedeeltelijk open constructie voor opslag van bijvoorbeeld hooi of mate-rieel;
- varkenshok: vaak langwerpig in baksteen opgetrokken voorzien van zadeldak; in de zijgevels voorzien van mestdeuren, in sommige gevallen gecombineerd met een stook- of bakhuisje;
- Leerlooiershuisjes: met name in Dwingeloo aan de Nijstad;
- koetshuis en/of garages; rijk vormgegeven en vaak bij havezaten, herenhuizen en/of landhuizen;
- bijgebouwen bij landhuizen, havezaten en landgoederen (bouwhuis, oranjerie, thee/tuinkoepel, poortgebouw, koetshuis, etc.);
- bijgebouwen vanuit oogpunt van ambacht en kunstnijverheid: hieronder vallen onder andere kleinschalige timmerwerkplaatsen, smederijen, stelmakerijen, etc.
Basisvoorwaarden bij herbestemmen:
- geen negatieve invloed op ontwikkelingsmogelijkheden voor aanwezige agrarische bedrijven;
- geen negatieve invloed op natuur- en landschapswaarden in de directe omgeving;
- uitstraling naar de omgeving dient minimaal te zijn;
- uiterst beperkte buitenactiviteiten (opslag en parkeren);
- recreatieve activiteiten moeten plaatsvinden in de bestaande bebouwing;
- het oprichten van nieuwe bebouwing ten behoeve van recreatieve activiteiten is niet toegestaan;
- handhaving van de woonfunctie in het hoofdgebouw is een verplichting;
Criteria:
- het oorspronkelijke volume moet zichtbaar zijn;
- de relatie van het bijgebouw met het hoofdgebouw moet intact zijn, dat wil zeggen een origineel stookhuisje bij een boerderij welke is vervangen door een moderne woning kan niet meer als 'karakteristiek' worden aangemerkt;
- de relatie met de oorspronkelijke functie moet nog afleesbaar zijn;
- aanwezigheid oorspronkelijk materiaalgebruik exterieur (herbouw in oorspronkelijke vorm met nieuwe materialen is uitgesloten);
- aanwezigheid oorspronkelijke detaillering exterieur (ramen, gootlijsten, kozijnen, betimmeringen).
Beschermde dorpsgezichten
In de gemeente Westerveld is een aantal beschermde dorpsgezichten gelegen, waarvan Westeinde, Eursinge en Havelte - Van Helomaweg (De Wal) binnen het plangebied zijn gelegen. De oorspronkelijke ruimtelijke structuur en bebouwing van de dorpen zijn door de eeuwen heen goed bewaard gebleven. Dit heeft er toe geleid dat beide dorpen als 'beschermd dorpsgezicht' zijn aangemerkt. Voor de beschermde dorpsgezichten is een beschermende regeling opgenomen in de vorm van een dubbelbestemming. Aan de dubbelbestemming is een omgevingsvergunningsstelsel voor werkzaamheden gekoppeld, maar ook voor het bouwen en verwijderen van bouwwerken. De beschrijving van de karakteristieken van de gebieden is opgenomen in bijlage 3.
Zandpaden
De gemeente kent zandpaden die van cultuurhistorische waarde zijn. Deze paden mogen niet verhard worden. Hiermee is behoud van deze waarde beschermd.
6.5.2 Archeologie
Ook voor de archeologische waarden in het buitengebied geldt dat de gemeente zich richt op behoud en ontwikkeling. Als nadere uitwerking op de bestaande gegevens van AMK en IKAW is een gemeentelijke Archeologischebeleidsadvieskaart Gemeente Westerveld opgesteld25. Verwezen wordt naar paragraaf 5.6.2 over hoe de beleidsadvieskaart verwerkt is in dit bestemmingsplan.
- 25. G. Aalbersberg (januari 2010) Gemeente Westerveld: een archeologische verwachtingen- en beleidsadvieskaart. RAAP-rapport 2021. RAAP Archeologisch Adviesbureau BV, Weesp.
6.6 Landbouw
De landbouwbedrijven zijn een essentiële drager voor de economische ontwikkeling in het buitengebied. Daarnaast zijn de agrariërs ook deels de beheerders van het landschap. De agrarische bedrijven vormen een onderdeel van de twee agrarische gebiedsbestemmingen. Uitgangspunt voor het bestemmingsplan is drie vormen van agrarische bedrijvigheid aan te duiden binnen de twee agrarische gebiedsbestemmingen:
- de grondgebonden bedrijven;
- de niet-grondgebonden bedrijven (in deze gemeente voornamelijk de intensieve veehouderij);
- de gemengde bedrijven met een grondgebonden en een intensief deel.
Het onderscheid tussen grondgebonden en niet-grondgebonden bedrijven heeft ruimtelijke redenen. Grondgebonden agrarische bedrijven hebben een directe relatie met de omliggende gronden. Vaak zijn dit eigen gronden die kenbaar ruimtelijk deel uitmaken van de bedrijfsvoering. Deze bedrijven zijn voor het voortbestaan afhankelijk van de kwaliteit van die omgeving. De omstandigheden zoals bodemkwaliteit en grondsoort zijn van invloed op de bedrijfsvoering. De bedrijven kunnen niet zonder meer op iedere plaats in het buitengebied gevestigd worden. Dit in tegenstelling tot de niet-grondgebonden agrarische bedrijven, die zich veelal kenmerken door grootschalige intensieve bebouwing zonder een directe relatie met het omliggende agrarische gebied. Deze agrarische bedrijven hebben in sommige gevallen een bijna industrieel karakter.
Uitgangspunt voor het bestemmingsplan is het agrarisch bedrijf aan te duiden op de verbeelding door te werken met een zogenaamde agrarische bedrijfskavel. Binnen die bedrijfskavel is ruimte voor een 'denkbeeldig' aaneengesloten bouwblok (waarbinnen de bebouwing is geconcentreerd) waarvoor voorwaarden zijn opgenomen in de regels. Bij het leggen van de agrarische bedrijfskavel is rekening gehouden met de landschappelijke inpassingsmogelijkheden, zodat de vorm van de kavel is afgestemd op de bestaande situatie en eventuele uitbreidingsmogelijkheden.
Uitgangspunt voor het bestemmingsplan is de landschappelijke inpassing als randvoorwaarde voor nieuwe ontwikkelingen mee te nemen. Bij nieuwe bebouwing met een oppervlakte groter dan 500 m2 is via een afwijking waarvoor een omgevingsvergunning vereist is, de randvoorwaarde opgenomen voor het opstellen van een landschapsplan. De nieuwe ontwikkeling moet aansluiten bij de bestaande bebouwing en de ruimtelijke kwaliteit moet worden vergroot.
6.6.1 Oppervlakte van agrarische bedrijfskavels
Onder de grondgebonden bedrijfsactiviteiten vallen de melkveebedrijven, schapen- en geitenhouderijen, paardenfokkerijen en akker- en tuinbouwbedrijven (sier- en boomteelt is uitgesloten). Uitgangspunt is deze bedrijven de maximale ontwikkelingsmogelijkheden te geven.
In de twee agrarische gebiedsbestemmingen wordt geen onderscheid gemaakt in oppervlakte van de agrarische bedrijfskavels. In zowel het landbouwontwikkelingsgebied als in het verwevingsgebied hebben agrarische bedrijven de ruimte nodig om hun bedrijfsactiviteiten uit te kunnen voeren. In het landbouwontwikkelingsgebied zullen deze activiteiten zich hoogst waarschijnlijk richten op het agrarisch gebruik, binnen het verwevingsgebied is daarentegen ook ruimte nodig voor eventuele nevenactiviteiten. Het onderscheid tussen de gebieden wordt gemaakt doordat binnen de regels voor het verwevingsgebied extra landschappelijke randvoorwaarden zijn opgenomen voor nieuwe ontwikkelingen.
Alle bestaande agrarische bedrijven in het buitengebied hebben bij recht de mogelijkheid een oppervlakte van 1,5 hectare te bebouwen. In de regels zijn hiervoor de randvoorwaarden opgenomen. Deze randvoorwaarden zijn onder andere gericht op de landschappelijke inpassing. Eén van de randvoorwaarden is dat bedrijfsgebouwen respectievelijk de totale oppervlakte van de bedrijfsgebouwen niet groter mogen zijn dan 500 m2 respectievelijk 10.000 m2 behalve als de bestaande oppervlakte groter is. De gevellengte mag niet meer zijn dan 100 m. Er is maximaal één bouwlaag toegestaan voor het stallen van vee. Uitbreiding is mogelijk tot een maximale oppervlakte van 2,0 hectare. Hiervoor is een omgevingsvergunning nodig. Bij wijziging is het mogelijk om uit te breiden tot een maximale oppervlakte van 3,0 hectare. Bij uitbreiding van de bedrijfskavel blijft de maximale gezamenlijke oppervlakte aan bedrijfsgebouwen van 10.000 m² ongewijzigd. Het gaat alleen om een verruiming van het gebied waarbinnen de bebouwing gesitueerd is/wordt.
Overwegingen die hieraan ten grondslag liggen zijn:
- de toenemende ruimtebehoefte van bedrijven als gevolg van bijvoorbeeld schaalvergroting. Het bestemmingsplan moet voor zeker tien jaar in ontwikkelingsruimte voorzien;
- de druk, óók vanuit milieuoptiek, om de bedrijfsmatige activiteiten (zoals voeder- en mestopslag) zoveel mogelijk op de bouwpercelen te concentreren;
- de toename van de milieudruk te beperken door grenzen te stellen aan de omvang van de bebouwing;
- de ruimte die agrariërs nodig hebben voor het oprichten van een agrarische neventak (bijvoorbeeld een mini-camping), waarmee een (soms noodzakelijk) aanvullend inkomen kan worden verworven en die past binnen het streven naar plattelandsvernieuwing;
- de noodzaak om aan de steeds groter wordende landbouwvoertuigen de nodige manoeuvreer- en opslagruimte te bieden.
Om verrommeling en verstening van het landschap tegen te gaan, geldt voor de agrarische bedrijven dat alle bebouwing en bouwwerken behorende bij het agrarisch bedrijf, dus ook mestbassins en kuilopslag, binnen de maximale toegestane oppervlakte moeten worden gerekend. Bij gebleken noodzaak zal een mestbassin buiten het aaneengesloten bouwblok geplaatst mogen worden.
Bij uitbreidingen spelen de volgende ruimtelijke uitgangspunten een rol:
- het respecteren van de historisch gegroeide landschapsstructuur; hierbij gaat het om de hoofd-oriëntatie van de agrarische bebouwing en het behoud en/of herstel van de landschappelijke structuur;
- de te behouden afstanden tot ruimtelijke elementen; het gaat daarbij om de situering en uitbreidingsrichting van het bouwblok ten opzichte van de omgeving;
- een goede infrastructurele ontsluiting: de beste locatiemethode gericht op afbouw van de tweede en/of volgende locaties, waarbij op een vast te leggen moment sloop van de gebouwen zal plaatsvinden;
- ordening, maatvoering en vormgeving van de bedrijfsgebouwen; hierbij wordt gedacht aan de rangschikking en spreiding van gebouwen, de bouwvorm, zoals volume, hoogte, dakvorm en -helling, materiaal- en kleurgebruik en het aanpassen van bestaande bebouwing en opruimen van oude bebouwing en verhardingen;
- erfinrichting en beheer: de erfbeplanting, de aanleg van natte en droge landschapselementen ten behoeve van de waterhuishouding en het (duurzaam) beheer;
- uitbreidingen mogen geen significant negatieve effecten hebben op de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000 gebieden.
6.6.2 Aanduiding van agrarische bedrijfskavels
Met het leggen van agrarische bedrijfskavels kan de gemeente via het bestemmingsplan sturend optreden en ontwikkelingsmogelijkheden bieden aan de landbouwers. De gemeente Westerveld kiest voor een flexibele manier van bestemmen door te werken met zogenaamde 'zoekgebieden', de agrarische bedrijfskavels. Binnen deze agrarische bedrijfskavels ligt een 'denkbeeldig' aaneengesloten bouwblok; waarbinnen de bebouwing daadwerkelijk plaats moet vinden.
De bestaande grondgebonden agrarische bedrijven hebben een agrarische bedrijfskavel van minimaal 1,5 hectare, de oppervlakte die bij recht wordt geboden, en maximaal 3,0 hectare. De oppervlakte van de agrarische bedrijfskavel is afgestemd op de huidige omvang van het bedrijf26. De huidige omvang van een bedrijf is aan de hand van de bestaande bebouwing berekend en vervolgens verdubbeld. De omvang van de agrarische bedrijfskavel is daarmee gelijk aan de verdubbeling, met een minimale omvang van 1,5 hectare.
Dat betekent dat bij kleine bedrijven, met vaak niet meer bebouwing dan het oorspronkelijke boerderijpand en een kleine schuur, de agrarische bedrijfskavel niet groter zal zijn dan het bij recht gegeven bouwblok van 1,5 hectare. Bij bedrijven met bijvoorbeeld 1,0 hectare aan bestaande bebouwing betekent dit een agrarische bedrijfskavel van 2,0 hectare. De bedrijven die nu al 1,5 hectare of meer aan bebouwing in gebruik hebben, hebben een agrarische bedrijfskavel van maximaal 3,0 hectare gekregen.
Voor alle agrarische bedrijven, waarvan de agrarische bedrijfskavel 2 hectare of meer bedraagt, is het mogelijk om met een omgevingsvergunning uit te breiden naar 2,0 hectare. Bij wijziging kan de omvang van de agrarische bedrijfskavels verder worden vergroot tot een maximum van 3 hectare.
- 26. Huidige situatie: oppervlakte van het agrarisch bedrijf per 01-09-08.
6.6.3 Nieuwvestiging grondgebonden bedrijven
De vraag naar vestigingsruimte voor nieuwe agrarische bedrijfskavels zal naar verwachting beperkt zijn. Uitgangspunt is terughoudend om te gaan met het leggen van nieuwe agrarische bedrijfskavels. In eerste instantie moet bij een aanvraag voor vestiging worden gezocht naar mogelijkheden op eerder vrijgekomen agrarische bedrijfskavels. Toch kan het voorkomen dat zich de vraag voordoet naar een nieuwe agrarische bedrijfskavel. Nieuwvestiging van grondgebonden bedrijven wordt bij wijziging toegestaan binnen de gebiedsbestemming 'Agrarisch 1', uitgezonderd de waardevolle gebieden zoals de essen en de beekdalen. Als dit ter plaatse is van landschappelijk, waterhuishoudkundig en/of cultuurhistorisch waardevolle landschapselementen en/of landschappelijke waardevolle gebieden ("Waarde - Landschap 1") dan moet met deze elementen rekening gehouden worden. Nieuwvestiging binnen de gebiedsbestemming 'Agrarisch 2' is in beginsel niet toegestaan, uitgezonderd indien het gaat om een bedrijfsverplaatsing binnen een gebiedsontwikkeling. In het laatste geval is sprake van planherziening.
6.6.4 Bouwhoogte en uitstraling van agrarische bedrijfsgebouwen
Voor de agrarische bedrijfsgebouwen in het buitengebied wordt uitgegaan van een bouwwijze van één bouwlaag met kap. Op deze wijze wordt een landschappelijk aanvaardbare bouwstijl voorgeschreven.
Voor de goothoogte voor agrarische bedrijfsgebouwen is uitgegaan van een hoogte van 4,5 meter. Voor deze hoogte is gekozen in verband met de eisen die tegenwoordig aan agrarische bedrijfsbebouwing worden gesteld (onder andere in relatie tot de maatvoering van moderne landbouwmachines). Voor de nokhoogte wordt uitgegaan van 12 meter. Ook deze hoogte hangt samen met de eisen die aan een moderne bedrijfsvoering worden gesteld.
Via een omgevingsvergunning kan een maximale goothoogte van 5,5 meter toegestaan worden als hieraan specifieke bedrijfsbelangen ten grondslag liggen en een nokhoogte van 14 meter. Zo kan bijvoorbeeld voor de opslag van pootaardappelen uit kwaliteitsoogpunt en om redenen van doelmatigheid een hoogte van 5,5 meter noodzakelijk zijn. Dergelijke randvoorwaarden/criteria zijn in dat geval in de regels opgenomen.
6.6.5 Grondgebonden landbouw
Grondgebonden landbouw is een agrarische bedrijfsvoering waarbij het gebruik van agrarische gronden noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf. In het buitengebied van Westerveld is de grondgebonden landbouw een belangrijke functie. Dit zal ook in de toekomst zo blijven. De prioriteit ligt bij de ontwikkeling van de bestaande agrarische bedrijven ten opzichte van nieuwvestiging. Het bestemmingsplan maakt daarbij geen onderscheid tussen vormen van grondgebonden landbouw zoals akkerbouw, veeteelt, fruitteelt, bollenteelt, boomteelt en houtteelt, tenzij er ruimtelijk aanleiding voor bestaat. Dit kan onder meer het geval zijn bij opgaande teelt als boom- en houtteelt in een open landschap. Het bestemmingsplan biedt de bestaande bedrijven ruimte voor intensivering, specialisatie, schaalvergroting en verbreding, gericht op de grondgebonden landbouw. Wel is een aantal van deze activiteiten gekoppeld aan een nadere afweging of omgevingsvergunning- of wijzigingsprocedure waarbij ruimtelijke voorwaarden gelden.
6.6.6 Niet-grondgebonden landbouw
Nieuwvestiging en uitbreiding
Voor nieuwvestiging van intensieve veehouderij zijn (zowel voor een hoofdtak als voor een neventak) in Westerveld geen mogelijkheden. Naast de milieubelasting (emissies) speelt, vanwege de vereiste bebouwing, ook de ruimtelijke beïnvloeding van de gebiedskenmerken en het landschap een rol (grootschaligheid en bouwmassa). Voor de uitbreiding van bestaande intensieve veehouderijen geeft dit bestemmingsplan zowel voor hoofdtak als neventak mogelijkheden in de landbouwontwikkelingsgebieden. Hierdoor wordt ruimte geboden voor continuïteit van bedrijven met perspectief.
Intensieve veehouderij als neventak
In de gemeente Westerveld worden alleen bestaande intensieve neventakken toegestaan. De gemeente Westerveld kiest er, uit een oogpunt van helderheid, voor om een reële maximale oppervlaktemaat voor de niet-grondgebonden landbouw als neventak te hanteren. Deze maximale maat is 2.000 m² bij recht en 3.000 m² via een omgevingsvergunning. Via een wijzigingsbevoegdheid wordt 4.000 m² mogelijk gemaakt. De maximale maatvoering van 2.000 m² is bij recht van toepassing in zowel de landbouwontwikkelingsgebieden als de verwevingsgebieden. De begrenzing in vierkante meters is vanuit het oogpunt van toetsing en handhaving het meest effectief en efficiënt.
In het verwevingsgebied waar landbouw, natuur en recreatie mogelijkheden hebben om te ontwikkelen, oftewel zone III- en IV-gebieden uit het POP II, mag een neventak alleen uit dierwelzijnsoverwegingen worden uitgebreid. Daarbij mag een extra staloppervlakte toegestaan worden tot een maximum van 25% van het aantal dieren dat gehouden wordt. Dit om tegemoet te komen aan de rentabiliteit van de uitbreiding.
Intensieve veehouderij als hoofdtak
Aansluitend bij het provinciaal beleid is uitbreiding van bestaande bedrijven die intensieve veehouderij als hoofdtak hebben, (zowel in de landbouwontwikkelingsgebieden als de verwevingsgebieden) bij recht alleen mogelijk bij bedrijven gelegen in de POP-zone I en II. De uitbreiding dient verenigbaar te zijn met de milieuwetgeving. Voor de gebieden behorende tot de POP- zone II, geldt tevens dat de uitbreiding mogelijk moet zijn binnen de landschappelijke hoofdstructuur. De uitbreiding van intensieve veehouderij als hoofdtak dient plaats te vinden binnen het aaneengesloten bouwblok van maximaal 2,0 hectare. Voor de intensieve veehouderij geldt ook dat de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen niet groter mag zijn dan 10.000 m2 ongeacht de grootte van de bedrijfskavel. Tevens mag er ten hoogste één bouwlaag worden gebouwd en gebruikt voor het stallen van vee.
6.6.7 Maneges, paardenhouderijen en -fokkerij
De paardenhouderij kent een grote diversiteit aan verschijningsvormen27. Zo zijn er de puur agrarische bedrijven waar uitsluitend paarden worden gefokt, opgefokt, als hengstenhouderij in gebruik zijn of waar paarden voor de melkproductie worden gehouden. Een paardenfokkerij is een bedrijf waar paarden uit het eigen fokprogramma worden opgeleid, getraind en verhandeld. Deze bedrijven worden, conform het provinciaal beleid, aangemerkt als een grondgebonden agrarisch bedrijf. In meerderheid gaat het echter om bedrijven waar al dan niet in overwegende mate niet-agrarische activiteiten worden ondernomen. Voorbeelden daarvan zijn de trainings- en africhtingsstallen, de sportstallen, de handelsstallen en de pensionstallen en maneges. Veelal betreft het een mengvorm van activiteiten. Het trainen, stallen en verhandelen van paarden van derden in een paardenhouderij of paardenstallen kan niet worden aangemerkt als de exploitatie van een agrarisch bedrijf, omdat de gerichtheid op het voortbrengen van dieren hier volledig ontbreekt. Deze bedrijven zullen in het bestemmingsplan worden opgenomen als paardenhouderij.
Met het onderscheiden in agrarische en niet-agrarische paardenhouderij wordt aan de paardenhouderij een zelfstandige plaats geboden in het buitengebied. Dit doet geen afbreuk aan de zuiver agrarische paardenhouderij. Ook voor bedrijven die in het verleden onder de agrarische bestemming zijn gestart, levert het opnemen van een maatbestemming geen beletsel op. Voor deze groep bedrijven zal alsnog de bestemming die het vereist worden opgenomen.
Naast de hierboven beschreven bedrijfsmatige activiteiten worden maneges en paardenrecreatieverblijven beschouwd als toeristisch-recreatieve bedrijven. Ook mengvormen, zoals een manege met groepsaccommodatie, vallen hieronder. Daarbij wordt gekeken naar de hoofdfunctie.
Voor zover inpasbaar in de omgeving, dienen nieuwe bedrijven te worden gevestigd op voormalige agrarische bouwpercelen, bij voorkeur in de buurt van de kernen. Belangrijke voorwaarde is de landschappelijke inpassing.
Paardenbakken
In het buitengebied worden steeds meer (hobbymatig) paarden gehouden. Aanvragen voor het aanleggen van paardenbakken komen steeds vaker voor. Paardenbakken zijn vaak opvallende elementen in het landschap door hun ligging en materiaalgebruik. Bovendien kan als gevolg van de aanwezigheid van verlichting sprake zijn van hinder voor omliggende woningen. Paardenbakken zijn in het buitengebied bij alle functies met bebouwing toegestaan via een omgevingsvergunning. Voorwaarde is dat er sprake is van`een goede landschappelijke inpassing zoals dit in het Beeldkwaliteitsplan is gesteld. Tevens geldt dat voor de aanleg van paardenbakken een omgevingsvergunning moet worden aangevraagd.
- 27. Handreiking paardenhouderij en ruimtelijke ordening, VNG 2006.
6.6.8 'Ruimte voor ruimte'-regeling
Door de veranderingen in de landbouw zijn er steeds meer agrarische gebouwen die hun functie verliezen. De landelijke trend van schaalvergroting heeft ook in Westerveld het aantal agrarische bedrijven laten afnemen. Om de kwaliteit van het landelijk gebied hoog te houden, is er onder andere een 'Ruimte voor ruimte'-regeling opgesteld voor de overbodig geworden en vaak landschapsontsierende gebouwen in het buitengebied.
De 'Ruimte voor ruimte'-regeling houdt in dat in ruil voor het afbreken en opruimen van vrijkomende agrarische gebouwen, het recht op een woonhuis op dezelfde plaats of in een dorpsuitbreiding ontstaat. Er verdwijnt zo overbodig geworden bouwmassa in het landelijk gebied, mede ter verbetering van de landschappelijke kwaliteit. De gemeente Westerveld kiest voor de minimale oppervlakte van 750 m² van te slopen bedrijfsgebouwen, waarvoor ter compensatie één woonhuis gebouwd mag worden. Op deze manier kan de oorspronkelijke agrarische bebouwing in Westerveld dat veelal een kleinere oppervlakte heeft, ook gebruik maken van de regeling. Daarnaast kiest de gemeente ervoor de salderingsregeling28 niet toe te passen waar in het POP II over wordt gesproken. Clustering van landschapsontsierende bebouwing is bijna onhaalbaar. Door de oppervlakte van de 'Ruimte voor ruimte'-regeling te verlagen, is saldering ook niet noodzakelijk. Het gaat bij deze regeling om kwaliteitsverbetering en niet om kleine gebouwen. Bij het toepassen van de regeling zal worden getoetst aan het Beeldkwaliteitsplan.
- 28. Salderingsregeling: meerdere bedrijven kunnen gebruik maken van de 'Ruimte voor ruimte'-regeling en samen tot een oppervlakte komen van minimaal 750 m².
6.6.9 Biogasinstallaties
In een biomassa-/vergistingsinstallatie wordt onder andere biogas (methaan) geproduceerd uit organische stof. Als organische stof worden bijvoorbeeld maïs en mest gebruikt. De opgewekte energie wordt in de praktijk geleverd aan het energiebedrijf. Het restproduct van de maïs en mest wordt gebruikt op het (agrarisch) bedrijf of wordt eventueel verkocht.
In een biomassa-/vergistingsinstallatie is een viertal situaties te onderscheiden:
- Het bedrijf verwerkt eigen geproduceerde mest en voegt eigen en/of van derden afkomstige co-substraten (bijv. maïs) toe. Het digestaat (restproduct) wordt op de tot het bedrijf behorende gronden gebruikt.
- Het bedrijf verwerkt eigen geproduceerde mest en voegt eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toe. Het digestaat wordt op de tot het bedrijf behorende gronden gebruikt of naar derden afgevoerd.
- Het bedrijf verwerkt aangevoerde mest geproduceerd door derden en voegt eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toe. Het digestaat wordt op de tot het bedrijf behorende gronden gebruikt.
- Het bedrijf verwerkt aangevoerde mest van derden en voegt eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toe. Het digestaat wordt als meststof afgeleverd aan derden.
In navolging op het standpunt van de staatssecretaris worden de categorieën A, B en C beschouwd als een agrarische activiteit, passend bij en gebonden aan een agrarische bestemming. Deze categorieën worden als 'nevenactiviteit mestverwerking' bij een agrarische bestemming in het bestemmingsplan opgenomen. Categorie D wordt niet beschouwd als een bedrijfseigen activiteit. Hier is ruimtelijk maatwerk nodig. Een mogelijkheid voor deze categorie is vestiging op een bedrijventerrein.
Een biomassa-/vergistingsinstallatie kan over het algemeen een sterke toename van (zwaar) verkeer tot gevolg hebben, door de aanvoer van mest en/of biomassa. Uitzondering hierop vormen de installaties 'op boerderijniveau', waarbij zowel co-substraat als mest van het eigen bedrijf komen. Het aanwezige wegennet dient hierop te zijn afgestemd. Voorgesteld wordt daarom in het plan een aparte regeling op te nemen voor een biomassa-/ vergistingsinstallatie, zodat uit ruimtelijk oogpunt sturing aan deze ontwikkeling kan worden gegeven. Ook uit oogpunt van handhaving biedt een aparte regeling meer houvast.
De gemeente beschouwt een biogasinstallatie (categorieën A, B en C) als een nevenactiviteit bij alle agrarische bedrijven waarvoor een omgevingvergunningprocedure gevolgd kan worden. Zodoende kan rekening gehouden worden met landschappelijke en verkeersaspecten. Bij de toepassing van de afwijking door middel van een omgevingsvergunning kan tevens beoordeeld worden in hoeverre nog sprake is van een agrarische activiteit. Wanneer geen sprake meer is van een agrarische activiteit, komt vestiging op het bedrijventerrein in aanmerking. Hier is sprake van maatwerk.
6.6.10 Boomteelt, houtteelt en opgaande meerjarige beplanting
Boomteelt, houtteelt en andere opgaande meerjarige beplanting is een vorm van agrarische productie die, met name in een open landschap, nogal wat ruimtelijke gevolgen heeft. Gezien het karakter van het landschap in het buitengebied van de gemeente Westerveld, voert de gemeente een terughoudend beleid ten aanzien van boomteelt, houtteelt en andere opgaande beplanting in het buitengebied in verband met de impact op het landschap en de natuurwaarden.
In het gehele buitengebied zijn deze vormen van agrarische productie gekoppeld aan een omgevingsvergunning. Hiervoor gelden criteria ten aanzien van de landschappelijke inpassing. Belangrijke landschappelijke waardevolle elementen zoals essen, beekdalen of open gebieden komen niet in aanmerking voor opgaande meerjarige teelten.
6.6.11 Bollenteelt
De bollenteelt kent verschillende vormen:
- projectmatige locaties, waar hoogwaardige bedrijven worden geconcentreerd en waar de omgevingsfactoren relatief goed kunnen worden beheerst. Deze gebieden zijn te vergelijken met de geconcentreerde glastuinbouwgebieden. Een dergelijke projectlocatie komt binnen de gemeente Westerveld niet voor;
- de teelt van bollen in de vorm van een wisselteelt. In Westerveld gaat het met name om deze vorm van bollenteelt.
Voor de bollenteelt zijn spoelplaatsen noodzakelijk. Uitgangspunt met betrekking tot deze spoelplaatsen is deze te concentreren op het bouwblok, evenals de andere noodzakelijk bebouwing. Onder voorwaarden is het mogelijk om met een omgevingsvergunning hier gemotiveerd van af te wijken.
6.6.12 Kassen en ondersteunend glas
Het komt steeds vaker voor dat agrarische bedrijven, in het kader van de verbreding van de agrarische bedrijfsvoering, bedrijfsmatige activiteiten met glas uitvoeren.
Uitgangspunt voor het bestemmingsplan is dat kassen en ondersteunend glas geen onevenredige aantasting van het landschap als gevolg mogen hebben. De bestaande locaties zullen worden inbestemd.
Als ondersteuning van de agrarische bedrijfsvoering mag via afwijking maximaal 500 m² aan kassen worden gerealiseerd op het bouwblok van een bestaand bedrijf, waarbij de noodzaak van het ondersteunend glas moet worden aangetoond. Voor tuinbouwbedrijven en kwekerijen zijn bij via afwijking grotere oppervlaktes toegestaan. Nieuwvestiging van kassencomplexen is niet toegestaan.
6.6.13 Functieverbreding
Door de veranderingen in de landbouw zijn er veel agrarische bedrijven die naast de standaard agrarische werkzaamheden nieuwe activiteiten ontwikkelen. De gemeente wil deze ontwikkeling beleidsmatig ondersteunen door de agrarische ondernemers zoveel mogelijk te ondersteunen bij het rendabel houden van het bedrijf.
Het bestemmingsplan biedt, aansluitend op het streven naar plattelandsvernieuwing, ruimte voor verbreding van de agrarische bedrijven met nevenactiviteiten. De activiteiten zijn genoemd in bijlage 1 bij de regels. Onder andere wordt ruimte geboden aan:
- een combinatie met recreatie (kleinschalig kamperen) of logiesverstrekking bij agrarische bedrijven;
- productiegebonden detailhandel;
- agrarische kinderopvang;
- welzijnszorg (zorgboerderij);
- aan-huis-verbonden beroepen;
- overige niet-agrarische bedrijvigheid in de VNG-categorie 1 en 2.
De aan-huis-verbonden beroepen zullen als niet-agrarische nevenactiviteit bij agrarische bedrijven bij recht worden toegestaan. Overkoepelende randvoorwaarde voor activiteiten binnen het agrarisch gebied is het behoud van de kenmerkende landschappelijke en cultuurhistorische waarden.
De nevenactiviteit dient ruimtelijk ondergeschikt te blijven. Financieel hoeft de nevenactiviteit niet ondergeschikt te zijn ten opzichte van de agrarische functie. Er mag nieuwbouw plaatsvinden ten behoeve van de nevenactiviteiten, maar de totale oppervlakte van de nevenactiviteit mag niet meer zijn dan 350 m2 en de totale oppervlakte van de bebouwing voor het agrarisch bedrijf en de nevenactivieit mag niet meer zijn dan 10.000 m2.
Voor het toestaan van bovengenoemde nevenactiviteiten (met uitzondering van de aan-huis-verbonden beroepen) geldt een nader afwegingsmoment in de vorm van een omgevingsvergunningsprocedure, gekoppeld aan ruimtelijke randvoorwaarden. Zo mag bijvoorbeeld geen sprake zijn van buitenopslag, aantasting van het straatbeeld, et cetera. Ook de aantrekkende werking van verkeer zal nader onderzocht moeten worden.
6.6.14 Schuilstallen
Binnen de agrarische bestemmingen is na afwijking de bouw van een schuilstal mogelijk gemaakt. Voor het bouwen van een schuilstal moet aan een aantal voorwaarden worden voldaan. Zo moet er een aantoonbare noodzaak en doelmatigheid zijn van een schuilstal in het kader van dierenwelzijn.
Een schuilstal mag alleen gebruikt worden voor de huisvesting van hobbydieren.
Schuilstallen dienen aan de randen, in de hoek van een perceel, waterlopen, bosschages of langs de laanbeplanting van de weg te worden gepositioneerd, zodanig dat de complete structuur van het perceel niet verandert. Eventueel aansluitend bij bestaande opstanden. De openheid van het landschap mag niet in het geding komen. De materiaalkeuze moet ook worden getoetst aan het Beeldkwaliteitsplan van de Gemeente Westerveld.
Naast de schuilstal mag geen afdak worden gebouwd, opslag plaatsvinden van goederen, voertuigen, machines, opslag van stro en hooi, behoudens een kleine voorraad, geen wintervoorraad zijnde of gebruik als (huishoudelijke) berging of hobbyruimte. Ook een rijbak, tredmolen, parkeerplaats voor auto's en paardentrailers is een strijdig gebruik. Er mag alleen verharding plaatsvinden ten behoeve van de uitrit. (en in de stal zelf).
Niet alle gebieden lenen zich voor het houden van hobbydieren en hoeven derhalve niet de mogelijkheid te bieden om schuilstallen op te richten. Hierbij kan gedacht worden aan essen, beekdalen (waar een dubbelbestemming op zit), natuur en bosgebieden.
Vorenstaande aspecten zullen worden betrokken bij de afweging om wel of geen toepassing te geven aan de afwijking.
6.7 Natuur
De bestaande waardevolle beschermde natuurterreinen en grote aaneengesloten natuurgebieden (zoals deze zijn beschreven in paragraaf 5.4), die zijn aangewezen via de Natuurbeschermingswet en zijn opgenomen in Europees, nationaal en provinciaal beleid, zijn in het bestemmingsplan opgenomen binnen de gebiedsfunctie 'Natuur'. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen bos en natuur. Die gebieden die in de Kadernota en op de Natuurdoeltypenkaart 2007 zijn aangegeven als bosgebied, zijn in het bestemmingsplan opgenomen als 'Bos'.
De terreinen groter dan 2 hectare, uitgezonderd lijnvormige elementen, die binnen een andere gebiedsbestemming liggen, zijn beschermd in het bestemmingsplan door een specifieke bestemming voor 'Bos' of 'Natuur'.
Naast de grotere natuurterreinen komt in het buitengebied van de gemeente Westerveld ook veel natuur voor met een oppervlakte kleiner dan 2 hectare. Vaak gaat het om landschappelijke en cultuurhistorische waardevolle landschapselementen. De bescherming van deze elementen is beschreven in paragraaf 6.4.
In de Reactienota Zienswijzen is ter plaatse van de beantwoording van de zienswijzen van de provincie en de natuurbeherende organisaties een uitvoerige uitleg gegeven van de wijze waarop de natuur in het bestemmingsplan is opgenomen. De daar weergegeven uitgangspunten worden hier ingelast beschouwd.
6.7.1 Bos
Productiebos wordt gezien als een agrarische activiteit, terwijl permanent bos meer als natuur wordt gezien. Beide 'bossoorten' hebben invloed op het landschap.
Voor permanent bos is, conform het provinciaal beleid, gestreefd naar bosclustering. De toekenning van de bestemming is gebaseerd op de provinciale natuurdoeltypenkaart. Alleen permanent bos met een duidelijke maatschappelijke meerwaarde is mogelijk. Binnen bos wordt een onderscheid gemaakt tussen bos waar recreatief medegebruik is toegestaan en bos met meer een natuurfunctie.
In gebieden met openheid als landschappelijke kernkwaliteit is bosaanleg niet mogelijk. Daarnaast geldt voor het landbouwontwikkelingsgebied dat de landbouwkundige functie niet wezenlijk belemmerd wordt. Deze voorwaarde is gekoppeld aan een wijzigingsbevoegdheid.
In het Bestemmingsplan Buitengebied is voor de aanleg tot maximaal 1,0 hectare bos een omgevingsvergunningsstelsel opgenomen. Voor de aanplant van meer dan 1,0 hectare bos is een wijzigingsbevoegdheid noodzakelijk. Aan deze wijzigingsbevoegdheid zijn ten aanzien van de locatie voor bosaanplant voorwaarden gekoppeld. Aan minimaal één van de volgende voorwaarden moet worden voldaan:
- de bosaanplant grenst aan een waardevolle bosgemeenschap (dit is een bosgemeenschap die representatief is voor een natuurlijke bosgemeenschap);
- de bosuitbreiding grenst aan bestaand natuurgebied dat groter is dan 50 hectare, voor zover zij de ontwikkeling van natuurwaarden versterkt;
- de bosuitbreiding grenst aan een bestaand of toekomstig recreatieterrein, dat groter is dan 10 hectare;
- de bosuitbreiding is gelegen in een milieubeschermingsgebied, voor zover zij tevens de ontwikkeling van landschaps-, cultuurhistorische en natuurwaarden versterkt;
- de bosuitbreiding grenst aan of ligt bij/in een woonkern, voor zover het bos een recreatieve functie kan krijgen en de bestaande cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden niet aangetast worden.
In de waardevolle open gebieden mag geen bosaanplant plaatsvinden, tenzij het een landschappelijke versterking betreft.
6.8 Water
Water is één van de ordenende principes in het landelijk gebied. Daarom zijn de bestaande hoofdwatergangen positief bestemd op basis van de waterafvoerende functie van het watersysteem. In het POP II worden op het gebied van water hydrologische beïnvloedingsgebieden aangegeven. Deze gebieden zijn door het waterschap nader uitgewerkt en opgenomen in de Keur. Om dubbele regelgeving te voorkomen, zijn de beïnvloedingsgebieden niet opgenomen op de verbeelding en in de regels. Omdat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen wel worden afgestemd op deze beïnvloedingsgebieden, is in de toelichting een kaart (figuur 8) opgenomen waarop de ligging van de hydrologische beïnvloedingsgebieden is weergegeven.
Voor het realiseren van natuurvriendelijke oevers is een strook van 10 meter breed aan weerszijden van de waterlopen die hiervoor zijn aangewezen, opgenomen in het bestemmingsplan. Binnen deze zone zal via wijziging omzetting naar 'Water' mogelijk zijn. Binnen de gemeente Westerveld gaat het om de volgende waterlopen:
- 1. Dwingelerstroom, Oude Vaart;
- 2. Vledder Aa;
- 3. Wapserveensche Aa, Kwasloot.
6.9 Recreatie En Toerisme
6.9.1 Recreatieterreinen
Er zijn verschillende soorten recreatieterreinen. De gemeente Westerveld maakt een onderscheid tussen kampeerterreinen en bungalow-/huisjesterreinen. Daarnaast worden de kampeerterreinen onderscheiden in de reguliere kampeerterreinen en de bijzondere kampeerterreinen, zoals het kleinschalig kamperen. In de loop der jaren zijn er ook enkele mengvormen binnen de gemeente ontstaan. Deze zijn specifiek bestemd.
De gemeente wil het onderscheid tussen de terreinen behouden. Hierdoor blijft er diversiteit bestaan binnen de gemeente. In paragraaf 6.9.6 wordt specifiek ingegaan op de uitgangspunten voor kleinschalig kamperen.
In de Reactienota Zienswijzen is ter plaatse van de beantwoording van met name de zienswijze van de RECRON ingegaan de wijze waarop de recreatie in het bestemmingsplan is opgenomen. De daar weergegeven uitgangspunten en voorgestelde wijzigingen worden hier ingelast beschouwd.
Reguliere kampeerterreinen
Bestaande reguliere kampeerterreinen
De externe werking van uitbreiding van recreatieterreinen is in het kader van de planMER / Passende beoordeling onderzocht. Uitbreiding van reguliere kampeerterreinen is mogelijk onder voorwaarden en er zal per situatie maatwerk worden geleverd. Uit de planMER blijkt dat de verblijfsrecreatieve bedrijven relatief weinig toename aan verstoring door dagrecreanten veroorzaken en dat meestal met eenvoudige maatregelen lokale verstoring valt te voorkomen. In de praktijk blijkt dat het heel goed mogelijk is om kwaliteitsverbetering met uitbreiding van de bestaande recreatieterreinen te verenigen met natuurdoelstellingen. Het kwaliteitsteam Natuurlijk Recreatie waarin provincie en gemeenten samenwerken, wordt betrokken bij de planontwikkeling. Zij hebben als doel uitbreidingen in harmonie te brengen met de natuurlijke omgeving met zo mogelijk winst voor beide belangen. Voor kwaliteitsverbetering en uitbreiding van bestaande bedrijven geldt dat getoetst wordt aan onder andere de Natuurbeschermingswet en dat er geen medewerking zal worden verleend als significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van een Natura 2000-gebied kunnen optreden en deze effecten niet voldoende kunnen worden gemitigeerd. Bij de afweging om uitbreidingen van terreinen al dan niet toe te staan, worden de spelregels van de EHS betrokken (zie paragraaf 5.3.1). Ook bij uitbreiding van reguliere kampeerterreinen die niet in de EHS liggen, maar waar wel natuurwaarden gecompenseerd moet worden, zullen de spelregels van de EHS gehanteerd worden.
De ontwikkelingen mogen niet ten koste gaan van de ontwikkelingsmogelijkheden van eventuele reeds in de omgeving aanwezige functies, zoals bijvoorbeeld de aanwezige natuur en agrarische bedrijven. Uitbreiding is mogelijk door middel van een wijziging. Hiervoor gelden specifieke voorwaarden.
Bungalow-/huisjesterreinen
Bestaande bungalow-/huisjesterreinen
De bestaande bungalow-/huisjesterreinen zijn opgenomen in dit Bestemmingsplan Buitengebied; daarbij komen de huidige bestemmingsplannen voor deze terreinen te vervallen.
Voor de terreinen is een specifieke bestemming opgenomen. In de regels zijn randvoorwaarden opgenomen ten aanzien van de maatvoering van de bebouwing en, indien sprake is van nieuwvestiging, ook ten aanzien van de landschappelijk inpassing van het terrein. Er is een onderscheid gemaakt tussen bedrijfsmatig geëxploiteerde en particuliere huisjesterreinen. Op de eerstgenoemde terreinen is ruimte voor voorzieningen. Particuliere terreinen kunnen ook bedrijfsmatig geëxploiteerd worden, maar bedrijfsmatig geëxploiteerde terreinen particulier beheren is niet mogelijk.
Door de terreinen als één geheel op te nemen in het bestemmingsplan, is er de nodige flexibiliteit om binnen de terreingrenzen in te spelen op de eisen en wensen van de recreant. In de regels zijn de voorwaarden opgenomen, terwijl op de verbeelding alleen gewerkt wordt met een vlak waarbinnen die voorwaarden gelden. Eventuele bestaande bouwmogelijkheden, die nog niet zijn benut, zijn specifiek op de verbeelding weergegeven door middel van een bouwvlak.
Uitbreiding van recreatiewoningen op de terreinen is toegestaan onder voorwaarden. Het maximale aantal recreatiewoningen is vastgelegd op de verbeelding.
6.9.2 Oppervlakte recreatiewoningen
De gemeente sluit voor wat betreft dit onderwerp aan bij het provinciaal beleid, waarbij de norm van 80 m² als oppervlakte voor bestaande en nieuwe recreatiewoningen vanuit kwaliteitsoverwegingen verruimd is naar 100 m².
Voor de bestaande recreatiewoningen is deze verruiming van oppervlakte bij recht toegestaan, mits voldoende ruimte op het perceel aanwezig is én de eventuele uitbreiding qua verschijningsvorm is afgestemd op de bestaande recreatiewoning.
Voor recreatiewoningen die gelegen zijn op bedrijfsmatig geëxploiteerde terreinen is de mogelijkheid opgenomen om de recreatiewoningen uit te breiden naar 125 m2 als deze geschikt worden gemaakt voor ouderen die slecht ter been zijn en/of gehandicapten. Hiervoor is een omgevingsvergunning nodig.
6.9.3 Permanente bewoning van recreatiewoningen
Omzetting van recreatiewoningen in een woonbestemming betekent in feite dat ter plaatse een woongebied ontstaat en daarmee een uitbreiding van het woningbestand in het buitengebied. Permanente bewoning leidt onder andere tot een verlies aan capaciteit in de verblijfsrecreatie (met extra behoefte elders), een verminderde economische omzet(groei) en werkgelegenheid en is strijdig met het verstedelijkingsbeleid. Verscheidene locaties zijn ook qua voorzieningenniveau en infrastructuur niet geschikt voor permanente bewoning. Permanente bewoning van recreatiewoningen wordt door de gemeente Westerveld in het buitengebied niet toegestaan.
6.9.4 Bed & Breakfast
Van de mogelijkheid om als nevenfunctie van het wonen kortstondig logies en ontbijt aan te bieden, wordt in Westerveld veel gebruik gemaakt. In het bestemmingsplan is vastgelegd dat dit binnen de woonruimte kan worden toegestaan, voor een oppervlakte die ondergeschikt is aan de woonruimte die voor het eigen huishouden wordt gebruikt. Bij de afweging of de omgevingsvergunning voor bed & breakfast kan worden verleend, wordt rekening gehouden met eventuele gevolgen voor bestaande functies in de omgeving.
6.9.5 Groepsaccommodatie
Door de veranderingen in vrijetijdsbesteding de afgelopen jaren is er steeds meer vraag naar groepsaccommodaties. Deze sector bestaat, in tegenstelling tot de vaak hobbymatig opgezette Bed & Breakfast, uit professionele logiesverstrekkers.
Deze vorm van verblijfsrecreatie heeft hoofdzakelijk plaats in het hoofdgebouw, of een daarmee functioneel samenhangend bijgebouw. Er is in ieder geval sprake van één geheel met de overige gebouwen en er is een centrale voorziening in tegenstelling tot een recreatieappartement waar dit niet het geval is. Tevens geldt dat de groepsaccommodatie niet mag worden afgesplitst als zelfstandig bedrijf. Het hele jaar door kan de accommodatie verhuurd worden, maar permanente bewoning is niet toegestaan.
Groepsaccommodaties die zelfstandig functioneren, zijn bestemd. Groepsaccomodaties die als nevenfunctie aanwezig zijn binnen andere bestemmingen, zijn aangeduid.
6.9.6 Kleinschalig kamperen
Het bestemmingsplan biedt ruimte voor verbreding van de agrarische bedrijven met niet-agrarische nevenactiviteiten, waaronder kleinschalig kamperen (kamperen-bij-de-boer). De gemeente Westerveld kiest ervoor om via een afwijking kleinschalig kamperen tot maximaal 25 standplaatsen toe te staan bij agrarische bedrijven met minimaal 20 NGE's. Het terrein moet in principe binnen het aaneengesloten bouwblok worden gerealiseerd, maar in ieder geval binnen de agrarische bedrijfskavel. Er kunnen bijbehorende gebouwen gerealiseerd worden met een maximale oppervlakte van 50 m2.
Binnen twee jaar na de beëindiging van het agrarisch bedrijf moet het kleinschalig kamperen worden beëindigd. Er zijn randvoorwaarden opgenomen ten aanzien van de landschappelijke inpassing.
6.10 Bedrijvigheid
Het landelijk gebied van de gemeente Westerveld wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van agrarische bedrijven. Een belangrijke ontwikkeling van de laatste jaren is de verbreding van de landbouw, waarbij naast de agrarische activiteit op het boerenbedrijf nog een nevenactiviteit plaatsvindt. Naast deze bedrijvigheid komt er incidenteel ook niet-agrarische bedrijvigheid voor. Het betreft dan onder meer paardenhouderijen, loonbedrijven en hoveniers. Deze niet-agrarische bedrijvigheid is met een eigen bestemming opgenomen in het Bestemmingsplan Buitengebied.
Bij bedrijvigheid in het buitengebied is onderscheid gemaakt in:
- niet-agrarische nevenactiviteiten (zie hiervoor paragraaf 6.6.13);
- zelfstandige activiteiten;
- detailhandel en horeca.
6.10.1 Zelfstandige activiteiten
Naast de niet-agrarische nevenactiviteiten biedt het plan ruimte voor zelfstandige activiteiten die passen in het landelijk gebied. Het kan daarbij bijvoorbeeld gaan om:
- agrarisch dienstverlenende bedrijven, zoals loonbedrijven;
- agrarisch aanverwante bedrijven, zoals bijvoorbeeld paardenhouderijen;
- maneges;
- niet-agrarische activiteiten.
Ook hier geldt de overkoepelende randvoorwaarde; in het agrarische gebied staat het behoud van de kenmerkende landschappelijke en cultuurhistorische waarden voorop. De bestaande bedrijvigheid is overeenkomstig bestemd. Uitbreiding is mogelijk mits dit niet ten koste gaat van de hoofdfuncties van het buitengebied.
Om verdere verstening door niet-agrarische bedrijvigheid te voorkomen zijn de uitbreidingsmogelijkheden van bestaande bedrijven gelimiteerd en worden nieuwe zelfstandige activiteiten alleen toegestaan in vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen/boerderijen. Door mee te werken aan bedrijfsvestiging in voormalige agrarische bedrijfsbebouwing kan kapitaalsvernietiging worden voorkomen en de leefbaarheid en werkgelegenheidsfunctie van het platteland worden vergroot.
Voor het toestaan van zelfstandige activiteiten geldt een nader afwegingsmoment in de vorm van een omgevingsvergunnings- of wijzigingsprocedure, gekoppeld aan ruimtelijke randvoorwaarden. Zo mag er bijvoorbeeld geen sprake zijn van verkeersoverlast, buitenopslag, aantasting van het straatbeeld, et cetera.
6.10.2 Detailhandel en horeca
In het bestemmingsplan wordt geen ruimte geboden voor nieuw te vestigen detailhandel buiten de detailhandel die voortkomt uit de aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijvigheid. De bestaande detailhandel wordt als zodanig bestemd en krijgt slechts beperkte ontwikkelingsmogelijkheden. Eén specifieke vorm van detailhandel, de 'productiegebonden detailhandel', is wél toegestaan. Het gaat hierbij om detailhandel in streekgebonden producten. Hiervoor gelden wel voorwaarden: het moet gaan om de verkoop van goederen die ter plaatse worden vervaardigd, geteeld, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
Voor horecavoorzieningen geldt dat de bestaande gelegenheden een positieve bestemming krijgen. De Bospub is specifiek bestemd. Gezien de ligging tegen het Dwingelderveld en nabijgelegen woningen, is het niet wenselijk dat het pannenkoekenrestaurant geopend is na 21.00 uur.
Voor nieuwe lichte horecavormen geldt dat uitsluitend in ondergeschikte vorm ruimte wordt geboden bij recreatieve voorzieningen én binnen vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing. De zwaardere horeca, zoals bars en dancings, zijn niet gewenst in het buitengebied.
In sommige gevallen kan een nieuwe horecavorm in het buitengebied een meerwaarde aan een gebied geven. Bij wijziging zijn daarom nieuwe horecavormen mogelijk als er sprake is van een versterking van de recreatieve structuur. Dit is bijvoorbeeld het geval in het 'ontwikkelingsgebied natuur en recreatie' en het 'verwevingsgebied landbouw, natuur en recreatie' uit de Kadernota. In de wijzigingsbevoegdheid is dit als randvoorwaarde opgenomen.
6.11 Wonen In Het Landelijk Gebied
De bestaande woonfunctie in het buitengebied levert een positieve bijdrage aan de leefbaarheid en vitaliteit van het platteland, maar levert echter ook beperkingen op ten aanzien van de basisfuncties. Daarom wordt in dit bestemmingsplan slechts beperkte ontwikkelingsruimte geboden aan de woonfunctie en aansluiting gezocht bij de bestaande situatie. Handhaving van de woonfunctie is wenselijk: de bestaande woningen krijgen een positieve bestemming. Bij vervanging wordt gestreefd naar herbouw die qua maat en schaal past bij de aanwezige bebouwing. De welstandsnota zal daarbij een essentiële rol spelen. Binnen de mogelijkheden van het bestemmingsplan is ook gestreefd naar behoud van monumentale en karakteristieke boerderijen en overige panden. In het bijzonder kunnen de karakteristieke bijgebouwen worden genoemd. Voor deze gebouwen is geen subsidieregeling aanwezig. Om deze gebouwen toch te behouden wil de gemeente Westerveld in deze bijgebouwen via een afwijking op de gebruiksregels verblijfsrecreatie toestaan. Of een bijgebouw hiervoor in aanmerking komt, kan worden getoetst aan de hand van de randvoorwaarden die zijn opgenomen in paragraaf 6.5.1.
De gezamenlijke oppervlakte van hoofdgebouwen en bijgebouwen (inclusief aan- en uitbouwen), mag niet meer dan 250 m² bedragen. Voor bijgebouwen geldt een maximale gezamenlijke oppervlakte van 150 m², mits ondergeschikt aan het hoofdgebouw. Er is geen mogelijkheid opgenomen ter vergroting van deze oppervlakte. In de regels is wel een aanvullende afwijking opgenomen voor het compenseren van het afbreken van beeldverstorende bebouwing bij woningen.
Bijgebouwen moeten 1 m lager zijn dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw om zo de ondergeschiktheid te behouden. Er zijn echter cultuurhistorische waardevolle hoofdgebouwen die zodanig laag zijn dat bijgebouwen niet gerealiseerd kunnen worden, omdat deze bijgebouwen dan te laag worden. Met een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van het verschil van 1 m zodat er wel bijgebouwen gerealiseerd kunnen worden, omdat het wenselijk is dat deze cultuurhistorische hoofdgebouwen behouden blijven.
6.11.1 Wonen in voormalige boerderijen
Ontwikkelingen als schaalvergroting en extensivering leiden tot het vrijkomen van agrarische bedrijven en woningen. Deze tendens zal zich ook voor de gemeente Westerveld op de langere termijn voortzetten. Alhoewel een percentage moeilijk is aan te geven, betekent dit dat er, gezien over een langere periode, sprake zal zijn van een groot aantal vrijkomende gebouwen. In het Bestemmingsplan Buitengebied is daarom een onderscheid gemaakt tussen 'Wonen' en 'Wonen - Voormalige boerderijen'. Bij het 'Wonen - Voormalige boerderijen' is voor het behoud van de hoofdvorm en de maatvoering een aparte regeling noodzakelijk. Het in stand houden van een voormalige boerderij, waarbij veelal sprake is van een karakteristiek pand, vergt veel inspanning en kapitaal. In dit bestemmingsplan is daarom voor deze specifieke woonbestemming een verruiming van het gebruik voor kleinschalige activiteiten opgenomen.
Een toename van kleinschalige activiteiten kan leiden tot een toename van mobiliteit, milieuhinder en bijvoorbeeld hinder voor omringende agrarische bedrijven. Er zijn echter ook positieve aspecten aan hergebruik verbonden. Kleinschalige bedrijvigheid of het bewoond blijven van de woning kan ten goede komen aan de leefbaarheid van een gebied. Het is mogelijk om een agrarisch bedrijf om te zetten naar:
- een woonfunctie voor ten hoogste twee woningen (zie 6.11.4);
- een aan-huis-verbonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
- lichte bedrijvigheid (categorie 1 en 2 VNG-Bedrijvenlijst);
- verblijfsrecreatieve appartementen, uitsluitend in het hoofdgebouw.
Bij vrijkomende agrarische bebouwing is er vaak sprake van een grotere oppervlakte aan hoofdgebouw en bijgebouwen dan bij recht in het buitengebied is toegestaan. Het is in de meeste gevallen landschappelijk goed inpasbaar om bij vrijkomende agrarische bebouwing een groter oppervlak aan bijgebouwen toe te staan. Bij vrijkomende agrarische bebouwing is een oppervlakte van 150 m² aan bijgebouwen toegestaan. Alles boven de 150 m² valt onder het overgangsrecht.
Binnen de bestemming is het mogelijk om bij vervanging van beeldverstorende bijgebouwen gebruik te maken van een saneringsregeling, waarbij de bijgebouwen op het perceel eenmalig mogen worden vernieuwd. Deze saneringsregeling bestaat uit twee delen die in samenhang met elkaar gelezen moeten worden. Daarbij mag 50% van het oppervlak tussen de 250 en 500 m² worden teruggebouwd, bovenop de bij recht toegestane oppervlakte van 150 m². Indien meer dan 500 m² aan bijgebouwen aanwezig is, mag van dat meerdere tot een maximum van 20% van het oppervlak boven de 500 m² worden teruggebouwd. De toepassing van deze regeling heeft tot gevolg dat er een afname van de bestaande hoeveelheid aan bebouwing plaatsvindt. Tevens geldt dat er een verbetering van het aanzicht en of landschappelijke inpassing plaatsvindt. Karakteristieke bijgebouwen komen niet in aanmerking voor de saneringsregeling. Tevens geldt dat voor bijgebouwen met een oppervlakte van meer dan 750 m² de 'Ruimte voor ruimte'-regeling toegepast kan worden. Er kan slechts gebruik gemaakt worden van één van de genoemde regelingen. De voorkeur gaat uit naar sanering boven de 'Ruimte voor ruimte'-regeling, omdat de gemeente terughoudend is met het toestaan van nieuwe woningen in het buitengebied.
Deze regeling is niet van toepassing op de hoofdgebouwen uit oogpunt van het behouden van de omgevingskwaliteit. Vaak gaat het om oorspronkelijke Saksische boerderijen die een groter oppervlak hebben dan in het buitengebied is toegestaan. Het is niet gewenst deze bebouwing te vervangen. Het uitsluitend toestaan van de saneringsregeling voor de bijgebouwen zorgt al voor een verbetering van de verhouding hoofdgebouw/bijgebouw en een verbetering van de omgevingskwaliteit.
Naast de standaardregeling en saneringsmethode wordt er binnen de bestemming 'Wonen - Voormalige boerderijen' een grotere oppervlakte aan bijgebouwen toegestaan voor de hobbyboer. Voor de hobbyboer geldt, via afwijking en gekoppeld aan bepaalde voorwaarden, een totale oppervlakte aan bijgebouwen van 500 m². Om als hobbyboer aangemerkt te worden, moet de agrarische activiteit een omvang hebben die in artikel 1 van de regels onder het begrip 'hobbymatig houden van vee' is omschreven. Deze omvang is afgestemd op de ruimte die een dier qua stalruimte nodig heeft en het aantal dat binnen de gegeven 500 m² mogelijk is. In ruimtelijke zin wordt dit als een aanvaardbare omvang beschouwd, die binnen het wonen als ware het hobbymatig kan worden aangemerkt.
Voorbeeld saneringsmethode: op een terrein waar functieverandering heeft plaatsgevonden van agrarisch bedrijf naar wonen, staat een hoofdgebouw met een oppervlakte van 300 m² en een aantal bijgebouwen met een gezamenlijke oppervlakte van 800 m². In het algemeen geldt voor bijgebouwen bij een woonfunctie in het buitengebied een maximale oppervlakte van 150 m². Er is dus sprake van 650 m² teveel aan bijgebouw. Bij vervangende nieuwbouw zal 50% van het teveel tussen de 150 m² en 500 m² aan bijgebouw teruggebouwd mogen worden op het terrein, bovenop de oppervlakte die bij recht is toegestaan. Van de oppervlakte boven de 500 m² mag 20% worden teruggebouwd. In totaal zal er dan 150 m² + (50%x350) + (20%x300) = 385 m² aan bijgebouw mogen worden teruggebouwd. |
6.11.2 Nieuwe woningen
Het beleid van de gemeente is gericht op het weren van nieuwe burgerwoningen in het buitengebied, zie hiervoor het Woonplan. Grondslag hiervoor is het niet willen toestaan van functies die niet gebonden zijn aan het buitengebied en de belemmering die deze overige functies vormen voor de basisfuncties. Nieuwe burgerwoningen in het buitengebied, zonder functionele binding met het gebied, worden door de gemeente niet toegestaan. Hierop zijn een aantal uitzonderingen denkbaar:
- nieuwe compensatiewoningen voortkomend uit de toepassing van de 'Ruimte voor ruimte'-regeling;
- woningen die gebouwd worden op een landgoed en woningen die worden gerealiseerd in een hoeveplan (beide alleen mogelijk met planherziening).
6.11.3 Karakteristieke panden
Een aantal panden in het plangebied is als karakteristiek aan te merken. Voor deze karakteristieke panden (waaronder veel voormalige boerderijen) is een afzonderlijke regeling in het bestemmingsplan opgenomen. Karakteristieke panden zijn aangeduid met de aanduiding 'karakteristiek'. De voormalige boerderijpanden hebben geen aanduiding 'karakteristiek' op de verbeelding, omdat de bescherming van de hoofdvorm van het pand al op een andere wijze is geregeld. Monumenten zijn niet onder deze aanduiding gebracht; deze worden op grond van de Monumentenwet beschermd en hebben een dubbelbestemming gekregen. Uitgangspunt is dat de ruimtelijke waarden van de karakteristieke panden zoveel mogelijk in stand worden gehouden.
De regeling is gericht op het behoud van de hoofdvorm en de maatvoering. Deze panden zijn daarmee tevens bestemd voor het behoud en het herstel van de karakteristieke hoofdvormen. Bij volledige herbouw van een karakteristiek pand, zal qua inhoud en oppervlakte geen vergroting plaatsvinden. Tevens zal bij de maatvoering aansluiting gezocht moeten worden bij datgene wat reeds op het perceel aanwezig is c.q. was. De aanduiding 'karakteristiek' betekent dus niet dat het pand precies in de huidige staat moet worden bewaard, wél dat bij de beoordeling van bouwplannen erop zal worden gelet dat de kenmerken die de ruimtelijke waarde bepalen, zoveel mogelijk intact blijven.
Ter bescherming van de karakteristieke bijgebouwen is een toetsingscriterium opgenomen in paragraaf 6.5.1.
6.11.4 Splitsing vrijkomende agrarische bebouwing
Om (monumentale of karakteristieke) boerderijen in stand te houden, is het mogelijk de panden onder bepaalde voorwaarden te splitsen. Splitsing van dergelijke boerderijen naar twee woningen is alleen mogelijk bij boerderijen groter dan 200 m². Bij een boerderij groter dan 300 m² worden maximaal drie woningen toegestaan. Bij splitsing worden de woningen gerealiseerd binnen het bestaande hoofdgebouw.
In het algemeen geldt voor bijgebouwen bij voormalige agrarische bedrijfsbebouwing een toegestane oppervlakte van maximaal 150 m² per woning. Om te voorkomen dat bij splitsing voor iedere woning een oppervlakte van 150 m² aan bijgebouwen wordt geplaatst en de oppervlakte aan bijgebouwen groter wordt dan de oppervlakte van het hoofdgebouw, geldt bij splitsing een oppervlakte van 100 m² bijgebouw per woning. Tevens geldt dat ook hier een saneringsmethode (paragraaf 6.11.1.) kan worden toegepast omdat er sprake is van een specifieke woonbestemming in voormalige boerderijen. Algemeen aandachtspunt bij splitsing is de afstemming met en de toetsing aan de milieuwet- en regelgeving (geurhinder). De ontwikkelingsmogelijkheden voor de basisfuncties dienen in stand te blijven.
6.11.5 Hoeveplan/buurtschap
Naast de genoemde mogelijkheden is in dit bestemmingsplan via een wijzigingsbevoegdheid binnen de agrarische bestemming de mogelijkheid opgenomen tot het realiseren van een woonhoeve/buurtschap. Een woonhoeve/buurtschap wordt, om verstening van het buitengebied te voorkomen, gerealiseerd op de locatie van een vrijkomend agrarisch bedrijf in de plaats van de bestaande gebouwen en bevat meerdere wooneenheden. Binnen de planperiode van het Bestemmingsplan Buitengebied wil de gemeente ten minste één woonhoeve/buurtschap realiseren.
Bij de invulling van de woonhoeve/buurtschap kan gedacht worden aan bestemmingen voor specifieke doelgroepen. Huisvestingsmogelijkheden voor gehandicapten, of een combinatie daarvan met 'reguliere' woningen, of een combinatie van 'wonen en werken', zodat ruimte kan worden geboden aan kleinschalige bedrijven. Bij het realiseren van een woonhoeve/buurtschap zal sprake zijn van maatwerk en landschappelijke inpassing. Een andere belangrijke voorwaarde voor het realiseren van een woonhoeve/buurtschap, is de ligging nabij een kern.
6.11.6 Bedrijfswoningen
Wonen bij agrarische bedrijven
Uit een oogpunt van een goede agrarische bedrijfsvoering is het gewenst om bij agrarische bedrijven te kunnen wonen. De aanwezigheid van een eerste bedrijfswoning is dus logisch. Wanneer een agrarisch bedrijf zich zo ontwikkelt dat sprake is van een duurzaam meermansbedrijf (gelet op aard, omvang en continuïteit van het bedrijf ) kan het voorkomen dat een tweede bedrijfswoning gewenst is. De gemeente Westerveld wil echter verstening van het buitengebied tegengaan. Een tweede bedrijfswoning heeft in de meeste gevallen een grote ruimtelijke impact. In het algemeen geldt dan ook dat tweede bedrijfswoningen niet gewenst zijn. Alleen bij uitzonderlijke gevallen kan worden gewerkt met een partiële herziening van het bestemmingsplan.
Wonen bij niet-agrarische bedrijven
Ook bij niet-agrarische bedrijven is een bedrijfswoning voor beheer en toezicht (soms) wenselijk. Het realiseren van meerdere woningen is hier echter niet gewenst en ook niet noodzakelijk.
Op enkele grotere recreatieterreinen is al sprake van meerdere bedrijfswoningen; daar geldt de bestaande situatie als uitgangspunt. Via een wijziging is het voor deze grote terreinen mogelijk maximaal twee bedrijfswoningen te realiseren. Er is dan sprake van maatwerk.
6.12 Overige Functies
6.12.1 Zandwinning
Voor de zandwinlocatie in het plangebied is een speciale regeling opgenomen die aansluit bij de verleende vergunning. Het bestaande zandwingebied is als zodanig bestemd. De regeling voor de winning is afgestemd op de bestaande (planologische) situatie.
6.12.2 Waterwinning
Rondom de waterwingebieden ligt een beschermingszone. Het totale grondwaterbeschermingsgebied wordt primair beschermd op grond van de Provinciale milieu verordening (Pmv). Voor het eigenlijke waterwingebied geldt de meest stringente bescherming; voor het daaromheen liggende grondwaterbeschermingsgebied betreft het een beperking op activiteiten en bedrijven die een risico kunnen vormen voor de grondwaterkwaliteit. Op de verbodsbepalingen kan ontheffing verleend worden voor activiteiten die door het stellen van regels een acceptabel en beheersbaar risico vormen. Zo is vestiging van lichte vormen van bedrijvigheid, zoals kantoren, binnen het grondwaterbeschermingsgebied wel mogelijk. Ingevolge de Provinciale milieu verordening is een lijst van verboden (bedrijfs)activiteiten opgesteld. De grondwaterbeschermingsgebieden zijn onder een gelijknamige aanvullende bestemming ondergebracht. De gronden naast de basisbestemmingen zijn tevens bestemd voor drinkwaterwinning, drinkwaterproductie, drinkwaterdistributie en bescherming van de grondwaterkwaliteit.
6.12.3 Zendmasten en installaties
Voor het plaatsen van hoge zendmasten geldt dat de nadelige invloed voor het landschap zoveel mogelijk beperkt moet worden. Om die reden geldt de volgende locatievoorkeursvolgorde:
- op of nabij hoge gebouwen of bouwwerken;
- op bedrijventerreinen;
- langs grote infrastructuurlijnen.
Voor de plaatsing van zendmasten tot ten hoogste 45 meter is in het plan een algemene bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning opgenomen.
6.12.4 Windmolens
Ten aanzien van windmolens wordt aangesloten bij het provinciaal beleid (zie paragraaf 4.3.1).
6.12.5 Militaire terreinen
Binnen het plangebied zijn meerdere oefenterreinen gesitueerd en drie bebouwde objecten (Johannes Postkazerne, Brigadegebouw KL en Brigadegebouw KMar aan de Helomaweg). Voor alle militaire terreinen in Nederland is een planologische kernbeslissing opgesteld, het 2e Structuurschema Militaire Terreinen (SMT). Hierin zijn de hoofdlijnen van het rijksbeleid voor militaire terreinen en complexen opgenomen. In het SMT zijn de plannen van het ministerie van Defensie vastgelegd met betrekking tot de locaties en het gebruik van oefenterreinen, kazernes en andere complexen, militaire vliegvelden en havens. In algemene zin is het ruimtelijk beleid volgens het structuurschema gericht op een doeltreffende uitvoering van de krijgsmachttaken die uit het defensiebeleid voortvloeien.
De Johannes Postkazerne heeft in het bestemmingsplan een specifieke bestemming gekregen met bijbehorende veiligheidszones. Van het militair natuurgebied Havelte-Oost met een oppervlakte van ongeveer 1300 hectare, is in het SMT 260 hectare aangewezen als 'overig oefenterrein'. Dit betekent dat het begrensde gebied alleen gebruikt wordt voor lichte oefeningen (oriëntatie, lopen en bivak; geen gebouwen). Het overgrote deel van het militair natuurgebied verliest de militaire functie. De verwachting is dat dit gebied binnenkort zal worden overgedragen aan een natuurbeherende instelling of particulier.
Aan de westzijde van de van Helomaweg ligt het dubbel Eenheids Oefenterrein Havelte-West. Het oefenterrein ligt voor een deel in de gemeente Steenwijkerland. Het betreft een intensief gebruikt militair terrein, waar geoefend wordt door gemechaniseerde eenheden van de Koninklijke Landmacht. Bij de militaire oefeningen ligt de nadruk tegenwoordig op het beoefenen van crisisbeheersing en vredeshandhaving, waaronder het beoefenen van het optreden in bebouwd gebied.
In de gemeente liggen ook laagvlieggebieden voor jachtvliegtuigen en helicopters. In deze gebieden zijn geen bouwmogelijkheden voor masten, windmolens en andere hoge objecten. De laagvlieggebieden zijn op de verbeelding opgenomen.
Hoofdstuk 7 Juridische Toelichting
7.1 Het Juridisch Systeem
Het beleid en de planuitgangspunten, zoals verwoord in vorige hoofdstukken, hebben in de regels van dit bestemmingsplan hun juridische vertaling gekregen in de vorm van bestemmingen. Het juridisch systeem en de gelegde bestemmingen en aanduidingen worden in dit hoofdstuk beschreven en toegelicht.
7.1.1 Wet ruimtelijke ordening
Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden. De wijze waarop deze regeling juridisch kan worden vormgegeven, wordt in grote lijnen bepaald door de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het bijbehorende Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2008 en de verplichting om het plan digitaal op te stellen. Onderliggend exemplaar is een 'uitdraai' van het digitale plan. Het digitale plan is tevens het juridisch bindende plan.
7.1.2 SVBP 2008
De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. Deze standaard, welke slechts een systematische standaardisering betreft en geen inhoudelijke standaard is, is verplicht in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Zo voorziet het SVBP in een standaardopbouw van een bestemmingsplan door onder andere:
- standaardbenamingen van een bestemming en de daarin voorkomende bepalingen (bouwregels, omgevingsvergunningen voor bepaalde werkzaamheden, en dergelijke);
- de alfabetische volgorde van de begripsbepalingen en bestemmingen;
- een vaste volgorde van een indeling van een bestemming;
- een aantal standaardbegripsbepalingen;
- een standaardwijze van meten;
- vaste kleuren en kleurcodes van een bestemming op de verbeelding;
- standaardbenamingen van aanduidingen op de verbeelding en in de regels.
7.1.3 Algemene begrippen
10%-regeling
Bij hoge uitzondering kan door middel van een afwijking met een omgevingsvergunning worden toegestaan dat van de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% afgeweken wordt. Het gaat dan om incidentele gevallen, waarbij het om bouwtechnische redenen en/of redenen van doelmatigheid noodzakelijk wordt geacht en aantoonbaar is, dat in geringe mate van de gegeven maten moet worden afgeweken.
Het begrip 'bestaand'
In de regels wordt veelvuldig verwezen naar de bestaande situatie. Voor bouwwerken en gebruik is dat de situatie op het moment van inwerkingtreding van dit plan. Onder bestaande oppervlakte of gebruik wordt tevens de ten tijde van het in werking treden van het plan reeds vergunde, maar nog niet gerealiseerde oppervlakte of gebruik begrepen.
De bestaande situatie herleidt de gemeente in de eerste plaats uit de opgestelde gebruikskaart aan de hand van de WOZ-gegevens. De gebruikskaart is met de betrokkenen besproken tijdens inloopbijeenkomsten en daar waar dat nodig was, aangepast.
Bovendien beschikt de gemeente over recente luchtfoto's vanwaar op schaal de bouwwerken, de percelen en de landschapselementen kunnen worden herleid. Daarnaast hanteert de gemeente het bouw-/omgevingsvergunningenarchief, waarin alle perceelsgewijze bouw-/omgevingsvergunningen zijn opgeslagen. Vanuit die gegevens kunnen bijvoorbeeld de afmetingen van bouwwerken worden bepaald. Ook de WOZ legt jaarlijks de perceelsgegevens vast. Tot slot is er nog het archief van de milieugegevens. Deze optelsom aan gegevens biedt een volledige en rechtszekere garantie om op een juiste wijze invulling te geven aan het begrip 'bestaand'.
Woonhuizen/Recreatiewoningen/Bedrijfswoningen en aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
Het onderscheid tussen de woonhuizen, als zijnde de hoofdgebouwen binnen de woonbestemmingen, recreatiewoningen en de bedrijfswoningen enerzijds en de daarbijbehorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen anderzijds, is uitsluitend gebaseerd op ruimtelijke aspecten, zoals de afmetingen, de situering en de bouwkundige ondergeschiktheid. De diverse begripsbepalingen zijn vanuit de ruimtelijke interpretatie opgezet en dienen ook als zodanig te worden gelezen. Bij het bepalen van het onderscheid wordt expliciet niet gekeken naar de functie van de ruimtes.
Aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
Bij alle woonfuncties (wonen en wonen bij bedrijvigheid) is de mogelijkheid opgenomen om aan huis een beroep of bedrijf uit te oefenen. De begripsbepalingen bepalen de reikwijdte van de functies. Voorts zijn in de specifieke gebruiksbepalingen de objectieve begrenzingen van de functies bepaald, om in ieder geval te waarborgen dat de functies altijd ondergeschikt blijven aan het wonen. Ten behoeve van deze functies mag geen extra bebouwing worden opgericht. De functies moeten binnen de bestaande bouwmogelijkheden van de diverse bestemmingen worden uitgeoefend.
Inpassingsplannen
Bij veel bestemmingen is bepaald dat een bouwplan vergezeld moet gaan van een landschapsinpassingsplan. Een landschapsinpassingsplan richt zich met name op de landschappelijke inpassing van de gebouwen.
Het Beeldkwaliteitsplan strekt zich wat verder uit en ziet niet alleen op de inpassing in het landschap, maar ook op de ruimtelijke kwaliteit van het bebouwingsbeeld. De nieuwe bebouwing moet zich qua situering en vormgeving inpassen in het bestaande bebouwingsbeeld.
Beeldkwaliteitsplan
Als onderdeel van dit bestemmingsplan is een Beeldkwaliteitsplan opgesteld. Bij nieuwe ontwikkelingen wordt getoetst aan het Beeldkwaliteitsplan. Het Beeldkwaliteitsplan brengt waardevolle kenmerken en kwaliteiten van een gebied in beeld, met het doel om de identiteit van een gebied te versterken. Het kan gaan om het behouden en versterken van een bestaande identiteit of het realiseren van nieuwe. Per landschapstype worden randvoorwaarden beschreven waarbinnen de landschappelijke inpassing vorm gegeven kan worden.
7.2 Toelichting Op De Regels
Bestemmingsomschrijving
Hierin staat beschreven voor welke functie(s) de gronden mogen worden ingericht, gebruikt en hoe de onderlinge rangorde van functies is.
Bouwregels
Hierin is aangegeven welke gebouwen en andere bouwwerken in principe zijn toegestaan en welke maatvoering daarbij moet worden aangehouden.
Afwijking van de bouwregels met omgevingsvergunning
In de toekomst kunnen zich omstandigheden voordoen (thans nog niet voorzien), waaruit blijkt dat de bouwregels niet voldoende blijken te zijn. Of zijn er bouwvragen waar de gemeente op dit moment nog niet van kan voorzien of die vraag aanvaardbaar is of niet. Het bevoegd gezag, vaak Burgemeester en Wethouders kunnen in deze gevallen een omgevingsvergunning verlenen waarin afweken wordt van de bouwregels. Van geval tot geval zal een afweging worden gemaakt.
Specifieke gebruiksregels
In principe moeten gronden en gebouwen worden gebruikt overeenkomstig de bestemming. Waar nodig zijn de gebruiksvormen genoemd die in ieder geval als strijdig met de bestemming moeten worden aangemerkt.
Afwijking van de gebruiksregels met omgevingsvergunning
Van een aantal gebruiksvormen kan nu nog niet worden gezegd of ze aanvaardbaar zijn of niet. Voor dergelijke gebruiksvormen is een afwijking opgenomen. Er zijn ook gebruiksvormen die beleidsmatig wel mogelijk zijn, maar die vanwege een zorgvuldige afweging onder een afwijking zijn gebracht. De omgevingsvergunning wordt afgegeven na een zorgvuldige afweging van waarden en functies in de bestemmingen.
Omgevingsvergunningen voor bepaalde werkzaamheden
Voor een aantal werken en werkzaamheden geldt een omgevingsvergunningsplicht. Het gaat daarbij om werken en werkzaamheden die ingrijpen in de aard van de gegeven bestemming, maar die zich wel verhouden tot de bestemmingsomschrijving en de functionele benadering van de basisfuncties en de overige functies. Dat betekent dat deze pas mogen worden uitgevoerd nadat een vergunning van het bevoegd gezag, vaak Burgemeester en Wethouders, is verkregen. Hierbij vindt een afweging van belangen naar evenredigheid plaats. Als het gaat om activiteiten die behoren tot het normale onderhoud en/of beheer of het normaal agrarisch gebruik, is geen omgevingsvergunning vereist. Bij de toelaatbaarheid van activiteiten zal met name een groot gewicht worden toegekend aan de afweging in relatie tot de landschappelijke waarden. Een algemene toestemming (waarbij meerdere werkzaamheden onder worden gebracht in één vergunning) kan worden verleend als de plannen passen binnen de randvoorwaarden van het bestemmingsplan. Alle werken en werkzaamheden kunnen dan in een keer worden toegestaan en voor afzonderlijke gevallen is geen vergunning meer nodig.
Wijzigingsbevoegdheden
Het plan bevat voor een aantal gevallen mogelijkheden om bestemmingen te wijzigen binnen de regels aangegeven grenzen. Voor zover het een wijziging binnen de bestemming zelf betreft, bijvoorbeeld het verwijderen van een aanduiding, staat deze in het betreffende artikel genoemd. Voor zover het een wijziging naar een andere bestemming betreft, kan deze in het betreffende artikel zijn opgenomen of in een algemeen artikel.
Nadere eisen
Hierin wordt aangegeven dat Burgemeester en Wethouders, na afweging van een aantal criteria, nadere eisen kunnen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
De eisen kunnen echter alleen gesteld worden wanneer er ten aanzien van de plaats en de afmetingen van de bebouwing reeds een hoofdeis is opgenomen binnen de bestemming.
Overgangsbepaling
Het overgangsrecht is gericht op bouwwerken die ooit met een bouw- of omgevingsvergunning of een melding zijn gebouwd, of een gebruik dat ooit is toegestaan, maar dat nu, vanwege een bestemmings- of beleidswijziging, onder het overgangsrecht zijn gebracht. Ook tientallen jaren aanwezige bouwwerken, die niet met een vergunning zijn gebouwd, of langdurig aanwezig gebruik worden met het overgangsrecht beschermd. Het overgangsrecht is erop gericht dat deze bouwwerken uiteindelijk zullen verdwijnen of het gebruik ervan wordt beëindigd, zodat de situatie in overeenstemming geraakt met de gegeven bestemming.
In beginsel mogen de bouwwerken slechts in ondergeschikte mate gedeeltelijk worden vernieuwd en veranderd. Het is niet mogelijk om hiermee geheel of in stappen tot een nieuw bouwwerk te komen.
7.3 Gebiedsbestemmingen
De gebiedsbestemmingen zijn in hoofdzaak onbebouwde bestemmingen met een hoofdfunctie in het buitengebied: 'Agrarisch - 1' en 'Agrarisch - 2', 'Bos', 'Natuur' en 'Water'. De gebiedsbestemmingen zijn vrij globaal van karakter, wat de flexibiliteit van het plan ten goede komt.
Agrarisch - 1 en Agrarisch - 2
De gronden binnen de bestemming 'Agrarisch - 1 en 'Agrarisch - 2 hebben als hoofdfunctie de uitoefening van de agrarische functie. Het belangrijkste onderscheid tussen de beide gebiedsbestemmingen wordt bepaald door het landschap. De beschrijving van de landschappen is in paragraaf 3.1 gegeven. Het 'Agrarisch - 1'-gebied kan in het algemeen omschreven worden als grootschalig open en komt grotendeels overeen met de POP-zonering 1 en 2, terwijl 'Agrarisch - 2' meer besloten is en overeenkomt met de POP-zones 3 en 4.
In de beide gebieden worden mogelijkheden geboden voor de voortzetting van de landbouwfunctie op bedrijfseconomische grondslag. In 'Agrarisch -1' is de bescherming van het landschap in beginsel ondergeschikt aan het agrarisch gebruik, met uitzondering van een aantal waardevolle landschapselementen. In de beide gebieden worden de waardevolle landschappelijke waarden, zoals de houtwallen en essen beschermd door middel van een specifieke bestemming. Voor een aantal werkzaamheden is een omgevingsvergunningsstelsel opgenomen om structurele veranderingen van het landschap te voorkomen dan wel structurele ingrepen in het landschap af te kunnen wegen. Structuurbepalende landschappelijke elementen die niet zijn aangeduid, kunnen, wanneer daar een landbouwkundige noodzaak voor is, worden verwijderd, maar criterium daarbij is wel dat de structuur van het landschap niet wordt aangetast. Dit kan betekenen dat het element elders gecompenseerd moet worden.
Agrarische bedrijfskavel grondgebonden agrarisch bedrijf
Binnen de bestemming is een regeling opgenomen voor de agrarische bedrijven. De agrarische bedrijfskavels zijn toegekend op basis van de bestaande situatie die is geïnventariseerd en die vanaf de recente luchtfoto's zijn bekeken. Voor alle agrarische bedrijfskavels geldt een oppervlakte van 1,5 hectare bij recht met een daarbinnen gelegen aaneengesloten bouwblok van dezelfde maximale omvang. Bestaande grotere bedrijven kunnen een agrarische bedrijfskavel hebben die groter is dan 1,5 hectare, met een maximum van 3 hectare, waarbinnen het aaneengesloten bouwblok bij recht niet groter is dan 1,5 hectare. Dit mag volledig worden benut voor bebouwing en alle bijbehorende activiteiten die gerelateerd zijn aan het agrarisch bedrijf, zoals de stalling van voertuigen en kuil- en mestopslag. De bedrijfsgebouwen respectievelijk de totale oppervlakte van de bedrijfsgebouwen mag echter niet groter zijn dan 500 m2 respectievelijk 10.000 m2 behalve als de bestaande oppervlakte groter is. De gevellengte mag niet meer zijn dan 100 m. De agrarische bedrijfskavels van sierteelt- en/of boomkwekerijen zijn op maat vastgelegd, omdat er grote verschillen in omvang bestaan tussen de aanwezige bedrijven.
Wanneer er behoefte is aan een uitbreiding van het aaneengesloten bouwblok binnen een agrarische bedrijfskavel, dan bieden de regels daarin mogelijkheden. Vergroting van het aaneengesloten bouwblok binnen een agrarische bedrijfskavel die 2 hectare of groter is, is mogelijk naar 2,0 hectare door middel van een afwijking. Via een wijziging is het mogelijk de agrarische bedrijfskavels en de bouwblokken uit te breiden naar een oppervlakte boven de 2,0 hectare, tot een maximum van 3,0 hectare. Nieuwvestiging is toegestaan binnen de bestemming 'Agrarisch - 1', waarbij de waardevolle gebieden zijn uitgesloten van nieuwvestiging.
Wanneer buiten de agrarische bedrijfskavel, bijvoorbeeld aan de overzijde van de weg, bebouwing is gesitueerd die feitelijk tot de agrarische bedrijfskavel behoort (bijvoorbeeld een schuur of kuilopslag), is dit door middel van een koppelteken op de verbeelding weergegeven. Het betreft hier dus de bebouwing behorende bij één bedrijfskavel.
Agrarische bedrijfskavel niet-grondgebonden agrarische bedrijf
De agrarische bedrijfskavels voor niet-grondgebonden agrarische bedrijven zijn op de verbeelding specifiek aangeduid. Nieuwvestiging is niet mogelijk, evenals de omzetting van grondgebonden naar een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf. Uitbreiding van bestaande bedrijven is alleen mogelijk tot een maximum van 2,0 hectare.
Agrarische bedrijfskavel gemengd bedrijf
De gemengde bedrijven zijn specifiek op de verbeelding aangeduid. Voor het grondgebonden deel geldt dezelfde maatvoering voor de agrarische bedrijfskavel als bij 'agrarische bedrijfskavel grondgebonden agrarisch bedrijf'. Voor het intensieve deel geldt de regeling zoals voor 'agrarische bedrijfskavel niet-grondgebonden agrarisch bedrijf'. Nieuwvestiging is niet mogelijk en uitbreiding is toegestaan binnen de randvoorwaarden die zijn opgenomen in de regels.
Bedrijfswoning/tweede bedrijfswoning
Per bedrijf is een bedrijfswoning toegestaan met een oppervlakte van maximaal 150 m2. Daar waar in de bestaande situatie reeds twee of meer bedrijfswoningen aanwezig zijn, is op de verbeelding een aanduiding opgenomen.
Afwijkingen met omgevingsvergunning
In de regels zijn zowel afwijkingen op de bouwregels als de gebruiksregels opgenomen. De meeste afwijkingen wijzen voor zich of zijn anders beleidsmatig reeds onderbouwd in de Planuitgangspunten.
Bij afwijking is het bijvoorbeeld mogelijk om het agrarisch bedrijf te vergroten tot een oppervlakte van 2,0 hectare. Of bebouwing op te richten met een oppervlakte groter dan 500 m2.
In de bijlage bij de regels zijn allerhande vormen van bedrijvigheid genoemd, die als ondergeschikte tweede tak bij een agrarisch bedrijf uitgeoefend kunnen worden. In veel gevallen zijn beperkende bepalingen opgenomen om zodoende de ondergeschiktheid ten opzichte van de agrarische activiteiten te benadrukken.
Wijzigingen
Indien de noodzakelijkheid van bedrijfsuitbreiding kan worden aangetoond, is vergroting van het aaneengesloten bouwblok binnen de agrarische bedrijfskavel boven de 2,0 hectare bij wijziging mogelijk. Voorwaarde hierbij is onder meer dat met de vormgeving van het aaneengesloten bouwblok zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de landschappelijke karakteristiek en/of de landschappelijke structuur. Dit zal worden getoetst aan de hand van het Beeldkwaliteitsplan. Het bouwblok van een grondgebonden agrarisch bedrijf mag worden gewijzigd naar maximaal 3,0 hectare. Ook is binnen "Agrarisch - 1" een wijziging opgenomen om op de verbeelding een agrarische bedrijfskavel op te nemen voor de vestiging van een nieuw grondgebonden agrarisch bedrijf. Daarnaast is een wijziging opgenomen voor het vergroten van een bestaande intensieve neventak bij een agrarisch grondgebonden bedrijf.
Binnen de bestemming Agrarisch - 2 is het gebruik van gronden voor natuurontwikkeling toegestaan. Het gaat hierbij vooral om het bij recht mogen verschralen en extensief beheren van beekdalgronden en agrarische gronden die rond de grote natuurgebieden liggen, ongeacht de eigendomssituatie. De landschappelijke hoofdkenmerken worden er niet mee aangetast en de waterhuishouding blijft afgestemd op de agrarische gebiedsbestemming.
Wijziging binnen Agrarisch-2 van de bestemming ten behoeve van de natuurfunctie is nog wel nodig, zodra de gronden door middel van (grootschalige) bodemingrepen blijvend worden ingericht ten behoeve van een natuurvegetatie (anders dan schraal en soortenrijk grasland), waarmee de landschappelijke hoofdkenmerken worden gewijzigd of de hydrologische situatie in het omliggende agrarische gebied voor het normaal agrarisch grondgebruik wordt aangetast. Voor deze situaties is in de planregels een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, waarbij deze belangen moeten worden onderzocht en afgewogen. Deels zijn in gebiedsplannen al gronden aangewezen. Na verwerving van de gronden voor natuurontwikkeling zal ook de wijziging toegepast kunnen worden.
Ten behoeve van een functieverandering op een agrarische bedrijfskavel zijn de volgende wijzigingen opgenomen. De agrarische bedrijfskavel kan worden gewijzigd ten behoeve van een woonfunctie en niet-agrarische bedrijvigheid. De criteria in de wijzigingsbevoegdheden zijn afgestemd op het specifieke beleid dat voor deze functieveranderingen is geschreven en waaraan in de Planuitgangspunten de nodige aandacht is besteed. Ook zijn er voorwaarden opgenomen ten behoeve van de 'Ruimte voor ruimte'-regeling. Tevens zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen om woonpercelen te vergroten en qua situering te wijzigen. Het is inmiddels een gegeven dat er ook landbouwgrond wordt opgekocht door particulieren om zodoende het woonperceel te verruimen. Op het moment dat die gronden als tuin bij het woonhuis worden ingericht, dient de agrarische bestemming omgezet te worden in 'Wonen'. Vanwege de landschappelijke impact is hier wel een grens aan gesteld. Voorts is het in gevallen wenselijk dat bij herbouw van woonhuizen een betere situering van het woonhuis wordt gezocht, bijvoorbeeld in relatie tot nabijgelegen bedrijvigheid of andere woonpercelen, of anderszins vanwege de stedenbouwkundige structuur van de omgeving. In dat geval kan het bestemmingsvlak qua situering na wijziging worden aangepast.
Bijzondere agrarische functies
- Agrarisch - Opslag;
- Agrarisch - Paardenhouderij
Deze bestemming ziet op een regeling voor de gebruiksgerichte paardenhouderijen. Hier geeft met name de begripsbepaling invulling aan de functie van de bestemming. Binnen deze paardenhouderijen zijn ondergeschikte manegeactiviteiten toegestaan. Het bestemmingsvlak is afgestemd op de bestaande situatie met enige uitbreidingsruimte. De gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen zal niet meer bedragen dan 50% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak met een maximum van 2500 m2 behalve als de bestaande oppervlakte al groter is. Onder voorwaarden mag de oppervlakte van bedrijfsgebouwen 75% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak bedragen. Hiervoor is een omgevingsvergunning nodig.
Er is geen sprake van een publieksgerichte functie, om welke reden er ook geen mogelijkheid bestaat om ondergeschikte horeca in te passen.
Nevenactiviteiten zijn onder voorwaarden mogelijk. Hiervoor is wel een omgevingsvergunning nodig.
Natuur
De bestemming 'Natuur' betreft de bestaande grote natuurgebieden. Hieronder vallen de Natura 2000-gebieden, maar ook de overige natuurgebieden met een oppervlakte groter dan 2,0 hectare. De begrenzing van de Natura 2000-gebieden is in bijlage 2 opgenomen. Het behoud, herstel en ontwikkeling van de waarden van deze gebieden staat voorop. Om onevenredige aantasting van de aanwezige waarden te voorkomen, is een omgevingsvergunningenstelsel voor bepaalde werkzaamheden opgenomen en zijn enkele expliciete verboden opgenomen.
Binnen de natuurgebieden komen enkele schaapskooien voor. Deze zijn specifiek bestemd als ´Natuur - Schaapskooi´. De bestemming richt zich onder andere op bebouwing voor het beheer en onderhoud van omliggende gebieden en eventuele informatievoorzieningen en dagrecreatief medegebruik. Voor de schaapskooi nabij Uffelte is, aansluitend bij de plannen, een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.
Bos
Aan de aaneengesloten bosgebieden is de bestemming 'Bos' gegeven. Sommige bosgebieden zijn onderdeel van de Natura 2000-gebieden. De gebiedsbestemming 'Bos-1' is toegekend aan de natuurgebieden waarvan de verschijningsvorm overwegend bos is en deze verschijningsvorm als een te behouden en te beschermen landschappelijke kernkwaliteit is aangemerkt. Kleinschalige natuur- en landschapselementen zoals in het bosgebied aanwezige vennen, poelen, zandverstuivingen en heideterreintjes zijn in de bestemming opgenomen en daarmee ook beschermd. Binnen de bestemming is geen bebouwing toegestaan. 'Bos -2' is toegekend aan bosgebieden met een meervoudige functie waarbij het recreatief medegebruik nevengeschikt is aan de landschappelijke en natuurlijke waarden van de bosgebieden. Aangezien in "Bos - 1" recreatief medegebruik in zeer ondergeschikte mate is toegestaan, is het kamperen van de scouting aan de rand van het nationaal park Dwingelderveld aangeduid. Voor de bescherming van de bosgebieden is een omgevingsvergunningstelsel voor bepaalde werkzaamheden opgenomen.
In 'Bos - 2' is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om onder voorwaarden de bestemming te wijzigen in "Recreatie - 1" of "Recreatie - 2" ten behoeve van het uitbreiden van bestaande kampeerterreinen. Bij vermindering van het bosareaal dient compensatie plaats te vinden door het aanplanten van nieuw bos binnen of aansluitend aan het betreffende bestaande kampeerterrein. Tevens moet er een goede landschappelijke inpassing plaatsvinden.
Water
Deze bestemming is gelegd op de bestaande hoofdwatergangen. De bijbehorende kaden, dijken en oeverstroken zijn ook als zodanig bestemd. Op deze gronden mogen geen bouwwerken en overkappingen worden gebouwd.
7.4 Overige Bestemmingen
Naast de gebiedsbestemmingen zijn er in het buitengebied van de gemeente Westerveld ook nog andere bestemmingen. Deze bestemmingen worden in deze paragraaf beschreven. Per bestemming wordt eerst een algemene beschrijving gegeven, waarna ingegaan wordt op de specifieke bestemming(en). Enkele bestemmingen zijn echter zo specifiek dat de regels voor zich spreken en een nadere toelichting op die bestemming niet nodig is.
Bedrijf
Onder deze bestemming vallen de niet-agrarische bedrijven. Het gaat om bestaande legale bedrijven. In beginsel zijn de bedrijven bestemd overeenkomstig de aard van het aanwezige bedrijf. De bestemming biedt de bedrijven enige uitbreidingsmogelijkheden.
Binnen de bestemming zijn de bedrijfssoorten toegestaan die zijn genoemd in bijlage 2 van de regels onder de categorieën 1 en 2 van de VNG-Bedrijvenlijst. Dat zijn lichte vormen van bedrijvigheid die algemeen passend en aanvaardbaar worden geacht voor de vestiging in het buitengebied.
Bij afwijking zijn ook bedrijven toegestaan die naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de in bijlage 2 genoemde bedrijven, mits het niet gaat om geluidzoneringsplichtige bedrijven, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven. Dit kan gelden voor nieuwe bedrijvigheid, die niet als zodanig in de lijst is genoemd, of zwaardere bedrijvigheid, die qua omvang zodanig gering is, dat sprake is van vergelijkbaarheid met een lichtere vorm van bedrijvigheid.
De bestaande zwaardere bedrijven die niet passen in de in bijlage 2 genoemde bedrijven worden met een aanduiding op de verbeelding aangegeven. Wanneer er een (gedeeltelijke) bedrijfsverplaatsing of beëindiging van een dergelijk bedrijf aan de orde is, dan kan de bestemming zodanig worden veranderd dat zich op de betreffende locatie alleen nog eenzelfde soort bedrijf of een bedrijf uit categorie 1 en 2 kan vestigen, of woningbouw.
Per bedrijf wordt rekening gehouden met een bijbehorende bedrijfswoning. Indien geen bedrijfswoning of twee bedrijfswoningen zijn toegestaan, staat dit aangeduid op de verbeelding.
De gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen zal niet meer bedragen dan 50% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak met een maximum van 500 m2 per bedrijfsgebouw en de oppervlakte van alle gebouwen is niet meer dan 2500 m2. Onder voorwaarden mag de oppervlakte van bedrijfsgebouwen 75% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak bedragen. Hiervoor is een omgevingsvergunning nodig. Als bedrijven niet mogen uitbreiden dan is dit aangeduid. Hiermee zijn de uitbreidingsmogelijkheden van bedrijven gelimiteerd zodat de verstening van het buitengebied door niet-agrarische bedrijvigheid beperkt blijft.
Zorg, kinderopvang met meer dan 6 kinderen inclusief de eigen kinderen en bed & breakfast is onder voorwaarden mogelijk. Hiervoor is een omgevingsvergunning nodig. Kinderopvang met maximaal 6 kinderen, inclusief de eigen kinderen, is bij recht toegestaan.
Door de aard en ruimtelijke invloed van enkele bedrijven is de bestemming 'Bedrijf' voor deze situaties verbijzonderd (zie hieronder voor de betreffende bestemmingen). De huidige situatie is voor die locaties als uitgangspunt gebruikt. In de regels wordt aangegeven welke voorwaarden gelden voor de betreffende bestemming.
- Bedrijf - Agrarisch loonbedrijf
Deze bestemming komt enkele malen voor in het buitengebied. Het betreft hier loonbedrijven, al dan niet gecombineerd met agrarische activiteiten. De bedrijven hebben bebouwingsmogelijkheden ten behoeve van de bedrijfsfunctie. De gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen zal niet meer bedragen dan 50% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak met een maximum van 4000 m2 tenzij de bestaande oppervlakte groter is. Een bebouwingspercentage van 50% van het bestemmingsvlak biedt over het algemeen voldoende ruimte voor een goede landschappelijke inpassing en het bedrijfsverkeer. Met een beperking van de oppervlakte wordt voorkomen dat de bedrijven te grootschalig worden, want dan horen ze vanuit een goede ruimtelijke ordening thuis op een bedrijventerrein. Er is een mogelijkheid opgenomen om onder voorwaarden het bebouwingspercentage te vergroten naar 75%. Hiervoor is een omgevingsvergunning vereist;
Bij het bedrijf is een bedrijfswoning toegestaan, inclusief bijbehorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen. Voor de maatvoering van de verschillende gebouwen is in de regels een bouwschema opgenomen.
- Bedrijf - Nutsvoorziening
- Bedrijf - Rioolwaterzuivering
- Bedrijf - Zandwinning en -opslag
De bestaande zandwinningen zijn als zodanig bestemd. De regeling voor de winning is afgestemd op de bestaande (planologische) situatie. Er kan een omgevingsvergunning worden verleend voor de opslag van baggerspecie en voor tijdelijke gebouwen. Extensief recreatief gebruik is toegestaan.
Cultuur en ontspanning
De bestemming 'Cultuur en ontspanning' is op die locaties gelegd waar sprake is van een informatiecentrum, kalkovens, een museum, een openluchttheater, een planetarium. Deze locaties zijn specifiek bestemd, omdat de ruimtelijke invloed en aard van de bestemming zeer verschillend zijn. Er is dan ook geen sprake van uitwisselbaarheid. Daar waar dat is aangegeven, is ook een bedrijfswoning toegestaan. Binnen de bestemming is bebouwing toegestaan dat voldoet aan de in het bouwschema opgenomen eisen. In de regels zijn de voorwaarden gegeven die van toepassing zijn voor de verschillende bestemmingen.
- Cultuur en ontspanning - Informatiecentrum
- Cultuur en ontspanning - Kalkovens
- Cultuur en ontspanning - Museum
- Cultuur en ontspanning - Openluchttheater
Detailhandel
De in het plangebied aanwezige detailhandel valt binnen deze bestemming. In een bijlage bij de regels zijn de adressen opgenomen waar deze bestemming van toepassing is. Bedrijfswoningen zijn binnen de bestemming 'Detailhandel' toegestaan. De bestemming biedt geen ruimte voor uitbreiding van het aantal detailhandelsbedrijven. Een specifieke bestemming is opgenomen voor:
- Detailhandel - Tuincentrum
De bestemming heeft betrekking op bedrijfsgebouwen en kassen ten behoeve van een tuincentrum, al dan niet in combinatie met hoveniersbedrijven. Detailhandel ten behoeve van de inrichting van tuinen en bouwwerken is hierbij toegestaan.
Met een omgevingsvergunning s een uitbreiding van de bebouwing ten behoeve van het tuincentrum mogelijk, indien de vergroting noodzakelijk is voor een goede uitoefening van het bedrijf. De uitbreiding mag niet nadelige consequenties hebben voor omringende agrarische bedrijven.
Horeca
De in het buitengebied aanwezige hotels, restaurants, cafés en pensions vallen onder de bestemming 'Horeca'. In de bestemmingsomschrijving zijn deze vormen van horeca expliciet genoemd. Andere vormen van horeca zijn daarmee niet toegestaan, omdat de gronden niet in strijd met de gegeven bestemming mogen worden gebruikt. Wel is er een uitwisselbaarheid van de genoemde vormen mogelijk. Uitgezonderd:
- Horeca - 2
De Bospub is apart bestemd. In het strijdig gebruik is opgenomen dat het pannenkoekenrestaurant niet tussen 21.00 uur en 9.00 uur geopend mag zijn in verband met de ligging aan de rand van het Dwingelderveld en nabijgelegen woningen;
- Horeca - Landgoed
Voor de instandhouding van het pand en de specifieke voorwaarden die gelden voor de combinatie van horeca in een gebouw met allure, geldt de bestemming ´Horeca - Landgoed´.
Maatschappelijk
De bestemming 'Maatschappelijk' heeft betrekking op de maatschappelijke voorzieningen in het buitengebied. Doordat er sprake is van verschil in ruimtelijke kenmerken en effecten, is de bestemming specifiek toegespitst op de betreffende situaties. De verschillende functies zijn niet uitwisselbaar. De oppervlakte van de bebouwing is gelimiteerd. Uitgangspunt voor de bestemmingen is de huidige situatie.
- Maatschappelijk - Begraafplaats
In tegenstelling tot de andere maatschappelijke bestemmingen, wordt er slechts ruimte geboden aan een klein gebouw ten behoeve van het beheer en onderhoud.
- Maatschappelijk - Conferentiecentrum
- Maatschappelijk - Dierenpension
- Maatschappelijk - Kerk
- Maatschappelijk - Levensbeschouwing
- Maatschappelijk - Militair 1
De kazerne heeft een specifieke bestemming. Voor de gebouwen op het terrein is een passende regeling opgenomen.
- Maatschappelijk - Militair 2
Voor het militair oefenterrein geldt de bestemming 'Maatschappelijk - Militair 2'. Op dit terrein zijn gebouwen toegestaan ten behoeve van het oefenterrein.
- Maatschappelijk - Zorgboerderij
Er bestaan verschillende vormen van zorgboerderijen. Daar waar de zorg de hoofdfunctie heeft, is de bestemming 'Maatschappelijk - Zorgboerderij' van toepassing. In de regels zijn de voorwaarden opgenomen die van toepassing zijn op deze bestemming. Ten aanzien van het verlenen van medewerking aan zorgfuncties heeft de gemeente afzonderlijk beleid vastgesteld (Notatoetsingskader zorg- en opvangvoorzieningen gemeente Westerveld). De betreffende beleidsnota wordt toegepast bij het afwegen van aanvragen en is voornamelijk gericht op de kwaliteit van deze maatschappelijke dienstverlening. In dit bestemmingsplan is geen wijzigingsbevoegdheid opgenomen om een functie te wijzigen naar "Maatschappelijk - Zorgboerderij". Als een aanvraag wordt goedgekeurd dan dient hier een aparte planologische procedure voor gevoerd worden.
Radiosterrenwacht
Voor de radiosterrenwacht is een specifieke bestemming opgenomen. In de regels is een regeling opgenomen ten aanzien van de bebouwing. Binnen het bestemmingsvlak is beperkte uitbreiding van de bebouwing mogelijk.
Recreatie
De bestemming 'Recreatie' is van toepassing op de recreatieterreinen. Daarbij worden de volgende bestemmingen onderscheiden:
- Recreatie - 1
Kampeerterreinen uitsluitend bedoeld voor het plaatsen van tenten, toercaravans en trekkershutten alsmede de gemengde kampeerterreinen (waar zowel tenten en toercaravans als stacaravans /chalets zijn toegestaan), vallen onder de bestemming 'Recreatie - 1'. Binnen deze bestemming zijn gebouwen ten dienste van het kampeerterrein, zoals toiletgebouwen, onderhouds- en beheersgebouwtjes, dienstverlening, sportvoorzieningen, recreatieve voorzieningen, een kantine/restaurant en één bedrijfswoning, toegestaan. De oppervlakte van een stacaravan /chalet zal maximaal 70m² zijn en van het bijgebouw maximaal 6 m². De (sta)caravans /chalets mogen niet permanent bewoond worden. Zowel in de gebruiksbepaling als in de maatvoering (kleiner dan reguliere woningen) krijgt dit beleid gestalte. Om de continuïteit van de toeristische sector te kunnen waarborgen, is uitbreiding en omzetting van standplaatsen in recreatiewoningen mogelijk. Hiertoe is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen: de bestemming 'Recreatie - 1' kan worden gewijzigd in de bestemming 'Recreatie - 3' onder voorwaarde dat ten hoogste 1/3 van het kampeerterrein wordt bebouwd.
- Recreatie - 2
Kampeerterreinen waar in afwijking van 'Recreatie - 1' geen stacaravans en chalets zijn toegestaan. Ook de natuurkampeerterreinen vallen onder deze bestemming. Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming te wijzigen in 'Recreatie -1'.
- Recreatie - 3
Recreatieterreinen die bedoeld zijn voor recreatiewoningen (bungalowterreinen), vallen onder de bestemming 'Recreatie - 3'. Kampeermiddelen waaronder stacaravans, zijn wel mogelijk. Op deze terreinen, welke veelal bedrijfsmatig worden geëxploiteerd, zijn dienstverlenende gebouwen (bijvoorbeeld een kantine of een beheersgebouwtje) toegestaan.
Het aantal recreatiewoningen is in de regels en op de verbeelding vastgelegd. Dit zijn al aanwezige recreatiewoningen en in beperkte mate recreatiewoningen die planologisch mogelijk waren op basis van huidige bestemmingsplannen maar die nog niet gerealiseerd zijn.
De oppervlakte van een recreatiewoning bedraagt ten hoogste 100 m². Als de recreatiewoning geschikt wordt gemaakt voor ouderen die slecht ter been zijn en/of gehandicapten dan mag de recreatiewoning 125 m2 zijn. Hiervoor is een omgevingsvergunning nodig.
Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om het aantal recreatiewoningen uit te breiden.
- Recreatie - 4
'Recreatie - 4' betreft de huisjesterreinen in particuliere handen. Hier zijn geen beheersgebouwen of kantines toegestaan. De oppervlakte van een recreatiewoning bedraagt ten hoogste 100 m². Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om het aantal recreatiewoningen te vergroten waarbij onder meer als voorwaarde is gesteld dat er geen afbreuk mag zijn van natuurlijke waarden.
- Recreatie - 5
Groepsaccommodaties en kampeerboerderijen zijn onder de bestemming 'Recreatie - 5' gebracht. De groepsaccommodaties betreffen veelal verbouwde boerderijpanden, ingericht voor groepen, families, e.d. en inspelend op het recreatief aantrekkelijke karakter van het omringende gebied. Vaak betreft het ook kwalitatief goed ingerichte accommodaties. Bij een groepsaccommodatie is een bedrijfswoning toegestaan.
- Recreatie - Recreatiewoningen
Deze bestemming heeft betrekking op de solitaire recreatiewoningen in het buitengebied. De inhoud van een recreatiewoning zal ten hoogste 100 m² bedragen. De recreatiewoningen mogen niet worden gebruikt voor permanente bewoning.
Sport
De bestemming 'Sport' ligt op de sportlocaties in het plangebied. Door de verschillende ruimtelijke invloeden en aard van de activiteiten, zijn de functies specifiek bestemd. De omvang van de bebouwing is vastgelegd op de verbeelding of in de regels en er is geen omzetting naar andere sportfuncties mogelijk. Gezien de omvang van de terreinen en de ligging in vaak landschappelijke fraaie omgevingen, is een omgevingsvergunningenstelsel voor bepaalde werkzaamheden opgenomen om te voorkomen dat er structurele veranderingen in het landschap kunnen worden aangebracht.
- Sport - Golfbaan
- Sport - Hondensportterrein
- Sport - Ijsbaan
In het plangebied komen enkele ijsbanen voor. Dit zijn agrarische gronden die in de wintermaanden gebruikt kunnen worden als ijsbaan. Op het terrein is een gebouw ten behoeve van de ijsbaan toegestaan.
- Sport - Manege
Voor de maneges in het buitengebied geldt een niet-agrarische bestemming door het recreatieve en publieksgerichte karakter van de functie. Bij een manege is een bedrijfswoning toegestaan met aan-, uit- en bijgebouwen. Een ondergeschikte vorm van horeca is toegestaan, omdat het bij maneges gebruikelijk is dat er kantines aanwezig zijn. De oppervlakte van de horecavoorziening is vastgelegd op 100 m² om zodoende te waarborgen dat het om een ondergeschikte vorm van horeca gaat, die ten dienste staat van de hoofdfunctie manege.
- Sport - Sporthal
- Sport - Sportvelden
- Sport - Verenigingsgebouw
- Sport - Zwembad
Verkeer
Onder de bestemming 'Verkeer' zijn de bestaande openbare wegen in het buitengebied gebracht. Het zijn wegen waar de ontsluitende functie van het gebied voorop staat. Bruggen, dammen of duikers, sloten, bermen en beplanting, parkeervoorzieningen, verkooppunten van motorbrandstof (specifiek aangeduid op de verbeelding) en parkeerterreinen vallen ook onder deze bestemming. Bij de verkooppunten van motorbrandstof is bebouwing en de bijbehorende detailhandel toegestaan.
Voorts wordt bij de geluidszoneringsplichtige wegen uitgegaan van het bestaande profiel van de weg die de bestaande inrichting van de weg vastlegd, zodat er niet zonder bestemmingswijzigingen een verandering in het profiel kan worden aangebracht. Dit is noodzakelijk om te voorkomen dat door een verandering aan de weg de geluidsbelasting op gevels van geluidsgevoelige functies kan veranderen. Bij wijziging zal daarom eerst geluidsonderzoek moeten worden gedaan om aan te tonen dat de geluidssituatie niet verslechterd.
Naast de wegen in het plangebied is de bestemming 'Verkeer' specifiek toegespitst op de fietspaden.
- Verkeer - Fietspaden
Water - Waterwinning
Het pompstation en het bijbehorende waterwinningsgebied zijn als zodanig bestemd. De functie waterwinning is de hoofdfunctie. De waterwinningsgebieden zijn apart bestemd en het onttrekkingsgebied rond de waterwinning (het grondwaterwinningsgebied) is als dubbelbestemming geregeld. Gebruiksvormen die de functie van het waterwingebied kunnen aantasten, zijn uitgesloten. Op dit punt werkt het bestemmingsplan aanvullend op de Provinciale milieuverordening.
Wonen
De bestemming 'Wonen' heeft betrekking op de bestaande woonhuizen met hun aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen. Bijbehorende tuinen, erven en terreinen zijn ook onder deze bestemming gebracht.
Binnen de bebouwingsbepalingen voor deze bestemming is onderscheid gemaakt tussen hoofdgebouwen enerzijds en aan- en uitbouwen en bijgebouwen anderzijds. Het hoofdgebouw is het belangrijkste bouwwerk op het perceel, niet alleen qua bestemming maar ook qua bouwmassa. Daarnaast worden bijgebouwen gezien als gebouwen die zowel functioneel als ruimtelijk ondergeschikt zijn aan en ten dienste staan van het hoofdgebouw, zoals een garage, berging, en dergelijke. Een bijgebouw kan in die zin zowel vrijstaand als aangebouwd worden gerealiseerd. Tenslotte zijn aan- en uitbouwen gebouwen die ruimtelijk ondergeschikt zijn, maar functioneel deel uitmaken van het hoofdgebouw, zoals een uitbreiding van de woonkamer of een serre. De ondergeschiktheid manifesteert zich uitsluitend in ruimtelijke zin, bijvoorbeeld door een lagere nokhoogte, een terugrooiing, en dergelijke. De bereikbaarheid of de scheiding van andere ruimtes is voor deze ruimtelijke benadering niet van belang.
Om bovenstaande redenen moeten bijgebouwen in principe 1 m lager zijn dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw. Hier kan worden afgeweken met een omgevingsvergunning bij cultuurhistorische hoofdgebouwen die zodanig laag zijn dat bijgebouwen niet gerealiseerd kunnen worden, omdat deze bijgebouwen dan te laag zouden worden.
De woonfunctie mag bij recht gecombineerd worden met een aan-huis-verbonden beroep29, kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en kinderopvang tot maximaal 6 kinderen inclusief de eigen kinderen. Hiervoor zijn enkele criteria opgenomen in de regels. Daarnaast is onder voorwaarden zorg, kinderopvang met meer dan 6 kinderen inclusief de eigen kinderen en bed & breakfast mogelijk. Hiervoor is een omgevingsvergunning nodig.
Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de aanduiding "paardenhouderij" aan te brengen om hobbymatig vee te houden. Er mag dan maximaal 500 m2 binnen de bestaande gebouwen worden gebruikt ten behoeve van de paardenhouderij. Binnen de bestemming mag ten hoogste 250 m² aan nieuwe bijgebouwen ten behoeve van een paardenhouderij worden opgericht.
De bestemming 'Wonen' is opgesplitst in een aantal bestemmingen. In de regels zijn de voorwaarden per bestemming opgenomen.
- Wonen
Per bestemmingsvlak mag één vrijstaand woonhuis worden gebouwd. Er wordt in principe uitgegaan van woonhuizen met een maximale oppervlakte van 250 m², inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen. Voor bijgebouwen geldt een maximale oppervlakte van 150 m², mits ondergeschikt aan het hoofdgebouw. Als de bestaande omvang al groter is dan de genoemde 250 m², wordt uitgegaan van de bestaande situatie.
- Wonen - Landgoed
Voor het landgoed is een specifieke bestemming opgenomen ´Wonen - Landgoed´. Binnen de bestemming is er bijzondere aandacht voor de cultuurhistorische waarden en mogelijkheden van het landgoed. Er zijn ruimere mogelijkheden ten behoeve van het aan huis verbonden beroep, recreatief medegebruik via een afwijkingsprocedure, ondergeschikte productiegebonden detailhandel, gebruik van grondgebonden agrarische activiteiten en er zijn drie wooneenheden mogelijk.
- Wonen - Voormalige boerderijpanden
Voormalige agrarische bedrijven met een woonbestemming zijn onder de bestemming 'Wonen - Voormalige boerderijpanden' gebracht. In veel gevallen is de oppervlakte van deze woonhuizen groter dan binnen de bestemming 'Wonen'. Bij recht is binnen de bestemming een bedrijf toegestaan dat is genoemd in bijlage 2 bij de regels.
Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om het splitsen van voormalige boerderijen mogelijk te maken tot maximaal drie woningen. Daarnaast is met behulp van de 'Ruimte voor ruimte'-regeling de bouw van een tweede woonhuis binnen het bouwvlak mogelijk. De regeling kan uitsluitend worden toegepast ter compensatie van de afbraak van bestaande binnen het bestemmingsvlak aanwezige of bij het bestemmingsvlak behorende bijgebouwen. Het te slopen oppervlakte moet minimaal 750 m² bedragen. Cultuurhistorisch waardevolle bijgebouwen mogen echter niet worden gesloopt.
Om te voorzien in de mogelijkheid dat een voormalig agrarisch bedrijf met een woonbestemming opnieuw gebruikt gaat worden als agrarisch bedrijf, kan de bestemming gewijzigd worden in de van toepassing zijnde gebiedsbestemming. Voor het toekennen van het agrarisch bouwperceel gelden dezelfde criteria als bij nieuwe agrarische bouwpercelen binnen deze agrarische bestemming.
- Wonen - Woonleefgemeenschap: het aantal woonhuizen mag maximaal 3 zijn.
- 29. Een (vrij) beroep dat in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en dat gericht is op het verlenen van diensten.
7.5 Dubbelbestemmingen
Leiding - Gas
Deze dubbelbestemming heeft betrekking op hoofdgastransportleidingen. De regeling voorziet in de aanwezigheid van deze functie en in de bescherming ervan door middel van een veiligheidszone op de verbeelding. Binnen de op de verbeelding aangegeven strook mogen geen gebouwen en bouwwerken worden gebouwd, anders dan ten behoeve van de leidingen. Voor werkzaamheden die schadelijk kunnen zijn voor de leidingen, is een omgevingsvergunningenstelsel opgenomen. Nieuwe buisleidingen, langer dan 5 km, worden buiten het plan geregeld.
Leiding - Water
Voor de hoofdwaterleidingen geldt de bestemming 'Leiding - Water'. Evenals voor gasleidingen geldt dat binnen de op de verbeelding aangegeven strook geen gebouwen en bouwwerken mogen worden gebouwd, anders dan ten behoeve van de waterleidingen.
Waarde - Archeologie
De beschermde rijksmonumenten zijn bestemd als "Waarde - archeologie 1". De terreinen met aanwezige zeer hoge waarden met uitzondering van de beschermde rijksmonumenten, hoge waarden en waarden zijn bestemd als " Waarde - archeologie 2". De werkzaamheden waarvoor een omgevingsvergunning nodig is staan genoemd in de regels. In het kader hiervan moet archeologisch onderzoek plaatsvinden. De gebieden met hoge en middelhoge verwachtingswaarden zijn bestemd als "Waarde - archeologie 3". Ook hier moet archeologisch onderzoek plaatsvinden. En werkzaamheden mogen ook niet plaatsvinden zonder omgevingsvergunning.
Waarde - Beschermd dorpsgezicht
Voor de Beschermde dorpsgezichten Westeinde, Eursinge en Havelte - Van Helomaweg (De Wal) geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht'. Binnen deze bestemming worden de waarden binnen het aangegeven gebied specifiek beschermd. Naast de toetsing aan de basisbestemmingen en de toegevoegde bestemmingen wordt bij ontwikkelingen getoetst aan de aanwezige waarden.
Waarde - Cultuurhistorie
De waardevolle essencomplexen zijn in het bestemmingsplan opgenomen binnen deze bestemming. De bescherming en het behoud van de essen staat centraal. Bebouwing is toegestaan indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en archeologische waarden van de gronden.
Waarde - Landschap
De dubbelbestemming 'Waarde - Landschap' richt zich op het behoud en de bescherming van de waardevolle landschappen. Net als voor de essen geldt dat bij nieuwe ontwikkelingen geen onevenredig afbreuk mag worden gedaan aan de cultuurhistorische en archeologische waarden van de gronden. Er worden twee bestemmingen gehanteerd:
- Waarde - Landschap 1
De unieke onvervangbare landschapselementen hebben de bestemming ´Waarde - Landschap 1´. Binnen de bestemming is een verwijzing opgenomen naar de beschrijving van de elementen in bijlage 1. - Waarde - Landschap 2
De beekdalen worden beschermd door de bestemming ´Waarde - Landschap 2´ met uitzondering van de beekdalen die in het ontwikkelingsgebied landbouw en recreatie liggen en volgens het POP II in zone 1 of 2.
Waarde - Rijksmonumenten
De rijksmonumenten hebben de bestemming "Waarde - Rijksmonumenten" gekregen. Voor het bouwen van bouwwerken en het aanleggen van werken en werkzaamheden is een vergunning van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed noodzakelijk.
7.6 Algemene Aanduidingsregels
Milieuzone waterwingebied en grondwaterbeschermingsgebied
Het grondwaterbeschermingsgebied rondom het waterwingebied valt onder een aanvullende bestemming. De gronden zijn naast de basisbestemmingen tevens bestemd voor drinkwaterwinning, drinkwaterproductie, drinkwaterdistributie en bescherming van de grondwaterkwaliteit.
Veiligheidszone - lpg
Op de verbeelding zijn veiligheidszones opgenomen ten behoeve van LPG-stations. De zones zijn gebaseerd op het LPG-vulpunt, de afleverzuil en het reservoir. Risicogevoelige functies worden in beginsel geweerd.
Veiligheidszone - munitieopslag A en B
Op de verbeelding zijn de munitieopslagen met hun veiligheidszones opgenomen. Er mogen hier geen gebouwen worden gerealiseerd waar binnen personen verblijven.
Vrijwaringszone - laagvlieggebied
Binnen de vrijwaringszone van een laagvlieggebied voor helicopters is het bestemmingsplan terughoudend in het voorzien van bouwmogelijkheden voor masten, windmolens en andere hoge objecten. Binnen het laagvlieggebied voor helicopters wordt bebouwing uitgesloten dat hoger is dan 30 m.
Vrijwaringszone - laagvliegroute
Ook binnen de vrijwaringszone laagvliegroute voor jachtvliegtuigen geldt dat het bestemmingsplan terughoudend is in het voorzien van bouwmogelijkheden voor masten, windmolens en andere hoge objecten. Binnen de laagvliegroute voor jachtvliegtuigen wordt bebouwing uitgesloten dat hoger is dan 150 m.
Vrijwaringszone - molenbiotoop
De molenbeschermingszone is opgenomen rond molens die als zodanig in bedrijf zijn (ook ten behoeve van een recreatieve functie).
Het betreft een zone die ervoor zorgt dat een optimale windvang voor de molen aanwezig blijft. Dit houdt in dat er eisen worden gesteld aan de hoogte van bouwwerken en beplanting.
Vrijwaringszone - radiotelescoop 1 en 2
De in het plangebied gesitueerde radiotelescoop heeft twee invloedszones. Met name hoge bebouwing en gemotoriseerd verkeer kunnen van invloed zijn op het functioneren van de observatieposten. Via de aanvullende bestemmingsregeling wordt daar rekening mee gehouden.
Vrijwaringszone - straalpad
De aanduiding heeft betrekking op straalpaden ten behoeve van telecommunicatie. Er worden in deze zone eisen gesteld aan de hoogte van bouwwerken en beplanting.
Vrijwaringszone - vaarweg
Langs de belangrijke vaarverbindingen is aan weerszijden een vrijwaringszone opgenomen. Binnen de aanduiding gelden beperkingen ten aanzien van het oprichten van bebouwing.
Vrijwaringszone - weg
Langs belangrijke wegen liggen aan weerszijden vrijwaringszones waarbinnen beperkingen gelden ten aanzien van het oprichten van bebouwing.
Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid
8.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Vanuit het oogpunt van maatschappelijke uitvoerbaarheid heeft de gemeente een aantal belangenorganisaties betrokken bij de totstandkoming van het Bestemmingsplan Buitengebied. Over het voorontwerpbestemmingsplan is gelegenheid gegeven tot Inspraak van 4 februari 2010 tot en met 18 maart 2010 in het kader van de gemeentelijke Inspraakverordening. In het kader van het vooroverleg heeft de gemeente het plan met verschillende overleginstanties besproken. Met de provincie Drenthe is meerdere keren overleg gevoerd om dit bestemmingsplan zo goed mogelijk af te stemmen op het provinciaal beleid en provinciale omgevingsvisie. De Inspraak- en Overlegreacties zijn in het ontwerpbestemmingsplan verwerkt. Er is een reactienota opgesteld waarin alle reacties zijn beantwoord en door de gemeente een standpunt is ingenomen. De beantwoording van de overlegreacties is opgenomen in de bijlagen bij deze toelichting. De beantwoording van de inspraakreacties is opgenomen in een aparte Reactienota inspraak. De wijzigingen die hieruit voortvloeien, zijn in dit ontwerpbestemmingsplan verwerkt. Tevens zijn er wijzigingen naar aanleiding van de planMER en Passende beoordeling doorgevoerd (zie paragraaf 5.2).
Op dit ontwerpbestemmingsplan wordt gelegenheid geboden tot het inbrengen van zienswijzen bij de gemeenteraad. Na het ontwerpbestemmingsplan wordt het plan gereed gemaakt voor vaststelling. Uiteindelijk is tegen het bestemmingsplan beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
8.2 Economische Uitvoerbaarheid
Het weergeven van de economische uitvoerbaarheid door middel van een cijfermatige opzet, is in het kader van een Bestemmingsplan Buitengebied moeilijk te geven. Immers, een Bestemmingsplan Buitengebied is geen uitvoeringsinstrument, maar een beoordelingskader voor de inrichting en het beheer van het landelijk gebied.
Met betrekking tot de economische uitvoerbaarheid kan dan ook worden opgemerkt dat het hier een bestaande situatie betreft die in een nieuwe planologische regeling is vervat. Van gemeentewege zijn geen nieuwe ontwikkelingen in het plan opgenomen die in een financieel kader geplaatst moeten worden.
8.3 Grondexploitatie
Wanneer een bestemmingsplan een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan mogelijk maakt en het kostenverhaal niet anderszins is verzekerd, dient op basis van artikel 6.12. van de Wro (tegelijkertijd met de vaststelling van een bestemmingsplan) een exploitatieplan te worden vastgesteld. Onder een aangewezen bouwplan wordt krachtens artikel 6.2.1. van het Bro onder andere de bouw van één of meer woningen of andere hoofdgebouwen, de uitbreiding van een gebouw met ten minste 1.000 m² brutovloeroppervlakte, of de bouw van ten minste 1.000 m² brutovloeroppervlakte aan kassen verstaan. Het exploitatieplan is in deze situatie de basis voor het doorberekenen van de verhaalbare kosten die de gemeente maakt om de aangewezen bouwplannen mogelijk te maken. Op basis van artikel 6.2.4 van het Bro worden daartoe onder andere gerekend de kosten van de aanleg van voorzieningen, de kosten ven het opstellen van gemeentelijke plannen en andere door het gemeentelijk apparaat te verrichten werkzaamheden ten behoeve van de bouwplannen. Daarnaast kan een exploitatieplan vereist zijn indien aanvullende eisen en regels gesteld moeten worden.
Het onderhavige bestemmingsplan heeft een conserverend karakter, waarbij de bestaande situatie als uitgangspunt geldt en met inachtneming van de actuele bouw- en gebruiksregels en verplichte sectorale toetsen wordt vastgelegd. In het bestemmingsplangebied worden slechts beperkte bouwmogelijkheden geboden, welke kunnen worden aangemerkt als aangewezen bouwplan zoals bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. Het betreft in alle gevallen particulier initiatief, waaraan in de meeste gevallen geen kosten voor de gemeente zijn verbonden, afgezien van kosten van het ambtelijk apparaat voor de begeleiding en toetsing van aanvragen. Deze kosten worden door middel van leges gedekt.
Voor de hierboven genoemde bouwmogelijkheden geldt dat dit gedeeltelijk bouwmogelijkheden betreft die reeds mogelijk waren op basis van het vigerende bestemmingsplan. Artikel 9.1.20 van de Invoeringswet Wro bepaalt dat voor deze bouwplannen de grondexploitatieregeling buiten toepassing blijft. Hiervoor kan dus geen exploitatieplan worden vastgesteld.
Ten aanzien van de door dit bestemmingsplan nieuw mogelijk gemaakte bouwplannen is in de Wro en het Bro vanaf 1 november 2010 een regeling opgenomen, waardoor bij relatief beperkte bouwmogelijkheden kan worden afgeweken van de plicht om een exploitatieplan vast te stellen. In uitzonderingsgevallen is het mogelijk om als gemeenteraad af te zien van het vaststellen van een exploitatieplan, indien de te verhalen kosten niet in verhouding staan tot de kosten verbonden aan het maken van een exploitatieplan. Het gaat dan om situaties waarbij de verhaalbare kosten lager zijn dan € 10.000, er geen fysieke werken als kostenpost worden opgevoerd maar alleen apparaatkosten of de verhaalbare kosten alleen betrekking hebben op aansluiting op de openbare ruimte of aansluiting op nutsvoorzieningen (artikel 6.2.1a Bro). Gezien het feit dat alle in onderhavig bestemmingsplan opgenomen bouwplannen onder deze regeling vallen, zal de gemeenteraad bij vaststelling van het bestemmingsplan besluiten om geen exploitatieplan vast te stellen.
Wanneer door middel van wijzigingsbevoegdheden bouwmogelijkheden worden geboden, schuift het beoordelingsmoment ten aanzien van de vaststelling van een exploitatieplan door naar de toepassing van de betreffende wijzigingsbevoegdheid. Mochten zich dan kosten voordoen, die voor kostenverhaal in aanmerking komen, zal getracht worden een overeenkomst zoals bedoeld in artikel 6.24 Wro te sluiten met de initiatiefnemer. In deze overeenkomst kunnen, indien nodig, ook aanvullende eisen gesteld worden. Wanneer het sluiten van een dergelijke overeenkomst voorafgaand aan de vaststelling van het wijzigingsplan niet mogelijk blijkt te zijn, kan hiervoor alsnog een exploitatieplan worden vastgesteld.
===
Bijlage 1 Specifieke Toetsingscriteria Ondergeschikte Tweede Tak Of Deeltijdfunctie
Activiteit | Specifieke criteria bij toepassing van de ontheffing in artikel 3 lid 3.6. onder b, artikel 4 lid 4.6. onder b, artikel 6 lid 6.5. onder e en artikel 45 lid 45.5. onder e |
Verkoop en ambachtelijke bewerking en verwerking van eigen en streekeigen producten | Het gaat hier om producten als jam, sap, zuivel, wijn, ijs, brood e.d. gemaakt van de agrarische producten geteeld in de nabije omgeving. Het mag niet gaan om grootschalige productie. Detailhandel is in beperkte mate mogelijk. De producten moeten een relatie hebben met het landelijk gebied. De bedrijfsvloeroppervlakte voor de bewerking en verwerking mag maximaal 350 m², inclusief de overige nevenfuncties, bedragen, waarbinnen de verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van de detailhandel maximaal 50 m² mag bedragen. De activiteiten dienen binnen de gebouwen plaats te vinden. |
Koelhuizen | Er zijn uitsluitend koelhuizen (waarmee niet een extra geventileerde schuur is bedoeld) toegestaan, die functioneren ten behoeve van het agrarisch bedrijf waarbij het koelhuis wordt geplaatst, waarbij tevens opslag is toegestaan voor meerdere bedrijven binnen een straal van 1 km. Bij grotere omvang van de koeling moeten de koelhuizen op een bedrijventerrein worden gevestigd, omdat het dan zal functioneren voor meerdere bedrijven en de verkeersaantrekkende werking niet aanvaardbaar is in het buitengebied. De oppervlakte van een koelhuis mag maximaal 200 m² bedragen. Wanneer het koelhuis bedoeld is voor de opslag voor meerdere bedrijven in de directe nabijheid (straal 1 km) en bij verwerking van de agrarische producten mag de oppervlakte maximaal 350 m², inclusief de overige nevenfuncties, bedragen. |
Zorgfunctie | Het moet gaan om de vestiging van een kleinschalige maatschappelijke zorgfunctie, bijvoorbeeld ten behoeve van resocialisatie, therapie, gehandicapten, en dergelijke, met een oppervlakte van ten hoogste 350 m², inclusief de overige nevenfuncties. Bij een zorgfunctie moet sprake zijn van een directe relatie tussen het agrarisch bedrijf , het gebruiksgericht paardenhouderijbedrijf of de manege en de sociale en/of sociaal-medische opvang van personen, in die zin dat de bewoners behulpzaam zijn bij de bedrijfsactiviteiten. Ten behoeve van de huisvesting van personen mogen wooneenheden worden gerealiseerd binnen de bebouwing. |
Agrarische kinderopvang | Het moet gaan om de vestiging van een kleinschalige kinderopvang met meer dan 6 kinderen, die een relatie heeft met het agrarisch bedrijf, het gebruiksgericht paardenhouderijbedrijf of de manege. De oppervlakte van de kinderopvang zal ten hoogste 350 m², inclusief de overige nevenfuncties, bedragen. |
Agrarische dienstverlenende bedrijvigheid, en andere agrarische aanverwante bedrijvigheid | Er moet een relatie zijn met het bijbehorende agrarisch bedrijf, het gebruiksgericht paardenhouderijbedrijf of de manege. Er mag ten hoogste 350 m², inclusief de overige nevenfuncties, worden gebruikt ten behoeve van de ondergeschikte tak of deeltijdfunctie. |
Gebruiksgerichte paardenhouderij | Er moet een relatie zijn met het bijbehorende agrarisch bedrijf, het gebruiksgericht paardenhouderijbedrijf of de manege. Er mag ten hoogste 500 m², inclusief de overige nevenfuncties, worden gebruikt ten behoeve van de paardenhouderij. |
Verhuur van fietsen en kano's, en daarmee vergelijkbare kleinschalige recreatieproducten | De bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van de verhuuractiviteiten mag maximaal 350 m², inclusief de overige nevenfuncties, bedragen. De opslag van de fietsen, kano's, en daarmee vergelijkbare kleinschalige recreatieproducten mag niet buiten gebouwen plaatsvinden. |
Kinderboerderij | Bij deze activiteiten moet sprake zijn van het houden van verschillende soorten dieren (inheems en uitheems) anders dan voor de productie. Er dient gelegenheid voor bezichtiging te worden geboden. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 350 m², inclusief de overige nevenfuncties. |
Niet-agrarische bedrijvigheid als bedoeld in bijlage 2 onder de categorieën 1 en 2, niet zijnde geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichten en/of voorwerkbedrijven | De bedrijvigheid mag, met uitzondering van de opslagruimtes, geen grotere bedrijfsvloeroppervlakte hebben dan 350 m², inclusief de overige nevenfuncties, . Er mag geen opslag van goederen buiten de gebouwen plaatshebben. |
Kamperen bij de boer | Het kampeerterrein moet binnen de agrarische bedrijfskavel worden gevestigd, waarbij sprake is van een agrarisch bedrijf met een omvang van minimaal 20 nge's. De afstand van het kampeerterrein tot de erfgrens van een naastgelegen woonhuis moet minimaal 50 m bedragen. Er mogen ten hoogste 25 kampeermiddelen worden geplaatst in de periode van 15 maart tot 1 november van elk jaar. Vaste kampeermiddelen, zoals trekkershutten en stacaravans, zijn niet toegestaan. De landschappelijke inpassing zal moeten voldoen aan het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld Bij beëindiging van het agrarisch bedrijf of bij het krimpen tot beneden de omvang van 20 nge's moet het klein kamperen eveneens binnen twee jaar zijn beëindigd. |
Groepsaccommodatie | Het moet gaan om bestaande (voormalige) agrarische bedrijfsbebouwing (indien het bij vestiging van een groepsaccommodatie om bouwtechnische redenen noodzakelijk is, mag een bestaande schuur eventueel worden gesloopt en op dezelfde plek herbouwd worden). Indien de groepsaccommodatie zich niet bevindt in het gebouw met daarin de (bedrijfs)woning, dan mag de groepsaccommodatie op niet meer dan 25 m afstand van dat gebouw worden gesitueerd. Er moet sprake zijn van een geheel met de overige gebouwen en de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 350 m², inclusief de overige nevenfuncties. |
Bed and breakfast | De logiesverstrekking vindt plaats binnen de bestaande bedrijfswoning dan wel het bestaande voormalige boerderijpand. Er wordt uitgegaan van een bestaande entree (deur). Er zullen maximaal zes kamers ten behoeve van de logiesverstrekking ingericht worden. Er zullen geen keukenblokken in de kamers worden gemaakt. Het parkeren moet op eigen erf plaatsvinden. Er mag geen sprake zijn van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt. |
Recreatieappartementen | De recreatieappartementen ten behoeve van recreatieve bewoning zullen in de bedrijfswoning dan wel het bestaande voormalige boerderijpand, inclusief de aan- en uitbouwen, en karakteristieke bijgebouwen worden gebouwd en mag een maximale gezamenlijke oppervlakte hebben van 350 m², inclusief de overige nevenfuncties. De oppervlakte van het permanente woongedeelte van de bedrijfswoning dan wel het bestaande voormalige boerderijpand zal niet minder bedragen dan 75 m². Het parkeren moet op eigen erf plaatsvinden. Er mag geen sprake zijn van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt. |
Theeschenkerij/-tuin | De schenkerij moet binnen de aanwezige bebouwing gevestigd worden. De oppervlakte van een buitenterras mag maximaal 100 m² bedragen. De bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van de theeschenkerij mag maximaal 350 m², inclusief de overige nevenfuncties, bedragen. |
Boerengolf | Ten behoeve van het boerengolf dienen alle voorzieningen, met uitzondering van de golfbaan zelf, op het bouwperceel ondergebracht te worden. Op het bouwperceel moet voldoende parkeergelegenheid aanwezig zijn. Het boerengolf moet nadrukkelijk aan de natuurlijke waarden worden getoetst, wat mogelijk ertoe kan leiden dat het boerengolf gedurende bepaalde perioden van het jaar in bepaalde gebieden niet mag worden uitgeoefend vanwege aanwezige natuurlijke waarden. Het algemeen belang van de natuurwaarden wordt een zwaarder gewicht toegekend dan het individuele belang van de agrariër die boerengolf als neventak aan het bedrijf toevoegt. Bij boerengolf mogen eveneens de bijbehorende landbouwgronden worden gebruikt. |
Bijlage 2 Algemene Bedrijvenlijst
Bijlage 2 Algemene bedrijvenlijst
Bijlage 3 Lijst Van Specifiek Toegestane Bedrijven Binnen De Bestemming 'Bedrijf' Of 'Detailhandel'
Adres niet-agrarische bedrijven | Omschrijving van de bedrijven |
Van Helomaweg 1a Wapserveen | Steen- en dakpannenhandel |
Midden 172 Wapserveen | Reviseren van handgeschakelde en automatische transmissies |
Midden 176 Wapserveen | Aannemersbedrijf |
Midden 182 Wapserveen | Catering en partyservice |
Midden 198 Wapserveen | Lasbedrijf |
Midden 109 Wapserveen | Bouwmaterialen en machines en grondverzet |
Midden 113 Wapserveen | Schildersbedrijf |
Oosteinde 66 Wapserveen | Chaletbouw |
Oosteinde 19a Wapserveen | Aannemersbedrijf |
Ten Darperweg 94 Wapse | Aannemersbedrijf |
Bareldsweg 2 Wapse | Handelsonderneming in metaalwaren |
Bareldsweg 10 Wapse | Bestratingsbedrijf |
Oosterweidenweg 8 Havelte | Transportbedrijf |
Oeveraseweg Havelte | Meilof recycling bedrijf |
Eursingerlaan 6 Havelte | Handel in- en transport van tuinhout, natuursteen, sier- en betonsteen |
Van der Sluisweg 1 Uffelte | Transportbedrijf |
Ten Darperweg 2 Diever | Rietdekkersbedrijf |
Achter 't Zaand 4 Lhee | Opslag en kantoor van Natuurmonumenten |
Westeinde 8 Dwingeloo | Rietdekkersbedrijf |
Wittelterweg 14a Diever | Handelonderneming, niet zijnde een transportbedrijf |
Oldendiever 11 Diever | Meubelmakerij |
Van Helomaweg 11 Havelte | Voormalige drogisterij |
Ruinerwoldseweg 6 Uffelte | Verhuurbedrijf,caravanstalling en opslagruimte voor overige goederen |
Adres detailhandelsbedrijven | Omschrijving van de bedrijven |
Westeinde 20 D wingeloo | Antiekwinkel, in- en verkoop van antieke en oude bouwmaterialen en aanverwante artikelen en meubels, tevens kantoor en showroom |
Kastanjelaan 11 Diever | Agrarische machines |
Noordsweg 9 Wittelte | Antiekverkoop en dergelijke |
Midden 123 Wapserveen | verkoop van souvernirs en huishoudelijke artikelen |
Bijlage 4 Lijst Met Gezamenlijke Oppervlaktes Van Gebouwen Ten Behoeve Van Intensieve Takken In De Verwevingsgebieden
Adres | Woonplaats | Aantal stuks vee | Staloppervlakte | ||
Wittelterweg 24 | Wittelte | 69 kraamzeugen, 181 g/dragende zeugen, 75 opfokzeugen, 2 dekberen | 1651 m² | ||
Paardeweide 3 | Darp | 11997 + 11200 grootouderdieren van vleeskuikens | 3832m² | ||
Ten Have 1 | Wapse | 280 varkens | 2995 m² |
Bijlage 5 Van Toepassing Zijnde Regels Na Wijziging Naar De Bestemming 'Bedrijf - Prostitutiebedrijf'
Artikel 9a: Bedrijf - Prostitutiebedrijf
9a. 1. Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Prostitutiebedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van een prostitutiebedrijf;
- b. bedrijfswoningen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning, al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep, een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
- c. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van karakteristieke bijgebouwen;
met daaraan ondergeschikt:
- d. kleinschalige duurzame energiewinning;
- e. wegen en paden;
- f. water;
met de daarbijbehorende:
- g. tuinen, erven en terreinen;
- h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9a. 2. Bouwregels
9a. 2. 1. Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van de in lid 9a.1. onder a t/m c genoemde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
- a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van het ter plaatse gevestigde prostitutiebedrijf worden gebouwd, waarbij deze bouwregels eveneens van toepassing zijn voor functies die na ontheffing van de gebruiksregels aan het bedrijf zijn toegevoegd;
- b. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bestemmingsvlak bedragen;
- c. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen zal niet meer bedragen dan het bebouwingspercentage dat ter plaatse is weergegeven;
- d. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen;
- e. de bedrijfsgebouwen en overkappingen en de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning zullen tenminste 3,00 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
- f. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voorts voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:
Functie van een bouwwerk | Maximale oppervlakte | Goothoogte in m | Dakhelling in ° | Hoogte in m | ||
per gebouw of overkapping | gezamenlijk | max. | min. | max. | max. | |
Bedrijfsgebouw, waaronder een overkapping | - | - | 5,00 | 20 | 60 | 12,00 |
bedrijfswoning | 150 m²* | - | 3,50 | 25 | 60 | 9,00 |
aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning | - | 100 m² | 3,50 | - | 60 | -** |
* tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de oppervlakte van een bedrijfswoning ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen
** de bouwhoogte van een aan-, uit- of bijgebouw of overkapping zal ten minste 1,00 m lager zijn dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning
9a. 2. 2. Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
- a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel van de bedrijfswoning(en) of bedrijfsgebouw(en) ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
- b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 10,00 m bedragen;
- c. er zullen geen windmolens en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
9a. 3. Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
- 1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
- 2. de beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van het gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfswoning met een maximum van 100 m²;
- 3. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
- 4. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
- b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
- c. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat;
- d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
- e. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak met de daarbijbehorende bouwwerken;
- f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel.
9a. 4. Afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 9a.3. onder b en d in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor recreatieappartementen ten behoeve van recreatieve bewoning in karakteristieke bijgebouwen, mits:
- 1. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 2. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuur- en landschapswaarden, woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- b. het bepaalde in lid 9a.3. onder e in die zin dat gronden, voorzover gelegen binnen het bestemmingsvlak, worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak ten behoeve van het eigen hobbymatige gebruik met de daarbijbehorende bouwwerken, mits:
- 1. de paardrijbak zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg wordt gesitueerd ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing;
- 2. er vanwege de paardrijbak geen onevenredige hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden (minimale afstand 50 m tot de woonbestemmingsgrens);
- 3. er geen onevenredige verstoring van het bodemarchief wordt veroorzaakt;
- 4. de hoogte van lichtmasten ten behoeve van verlichting bij een paardrijbak en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, respectievelijk ten hoogste 5,00 m en 3,00 m bedragen.
9a. 5. Omgevingsvergunning voor het verwijderen van een bouwwerk
9a. 5. 1. Vergunningplichtige werken en werkzaamheden
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
- het (gedeeltelijk) verwijderenvan karakteristieke bijgebouwen.
9a. 5. 2. Uitzonderingen
Het bepaalde in lid 9a.5.1. is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
- a. het normale onderhoud betreffen;
- b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht wor-den van het plan.
9a. 5. 3. Toetsingscriteria
De omgevingsvergunning kan worden verleend, mits:
- a. de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is;
- b. het delen van een pand of bijgebouwen betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door verwijderen daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.
9a. 6. Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:
- de bestemming 'Bedrijf - Prostitutiebedrijf' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' al dan niet in combinatie met een gedeeltelijke wijziging in de bestemming 'Agrarisch - 1' of 'Agrarisch - 2', mits:
- 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 53en/of artikel 3 of 4 van overeenkomstige toepassing zijn;
het bestemmingsvlak 'Wonen' wordt afgestemd op de feitelijke situatie en eventueel buiten het bestemmingsvlak 'Wonen' liggende gronden worden voorzien van de bestemming 'Agrarisch - 1' of 'Agrarisch - 2';
- 1. de bedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn beëindigd;
- 2. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 3. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning;
- 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Bijlage 6 Bedrijvenlijst Kleinschalige Bedrijfsmatige Activiteiten
Lijst met toelaatbare vormen van bedrijvigheid bij een woning.
(op basis van indeling hoofdgroepen basiszoneringslijst VNG)
(maximaal milieucategorie 2)
Bedrijvigheid voor kleding c.a.
- ambachtelijke kledingfabricage of -reparatie
Grafische bedrijvigheid
- binderij
- grafisch ontwerp/adviesbureau
Overige bedrijvigheid
- ambachtelijke speelgoedmakerij
- ambachtelijke productie van souvenirs
Reparatiebedrijven voor gebruiksgoederen
- ambachtelijke schoenen- en klompenfabricage of -reparatie
Reparatiebedrijven
- reparateurs uurwerken, goud- en zilversmeden, elektrische gebruiksgoederen, muziekinstrumenten
Wegvervoer
- taxibedrijf
Zakelijke dienstverlening,
- niet zijnde de vrije c.q. aan-huis-verbonden beroepen
- kantoren (vloeroppervlakte: < 100 m²)
Sociaal-culturele activiteiten
- ateliers, galerieën en/of musea voor kunst en nijverheid of het geven van workshops
Overige dienstverlenende bedrijven
- schoorsteenveger
- glazenwasser
- schoonmaker
- stoppage / oppersinr.
- kappers- en schoonheidsspecialistes
Museale activiteiten:
- Galerie/atelier
Bijlage 1 Overzicht Inventarisatie Landschapselementen
Bijlage 1 Overzicht inventarisatie landschapselementen
Bijlage 2 Aanwijzingsbesluiten Natura 2000-gebieden
Bijlage 2 Aanwijzingsbesluiten Natura 2000-gebieden
Bijlage 3 Aanwijzingsbesluiten Beschermde Dorpsgezichten
Bijlage 3 Aanwijzingsbesluiten beschermde dorpsgezichten
Bijlage 4 Toetsing Kadernota Gemeente Westerveld Aan Pop Ii
Bijlage 4 Toetsing Kadernota gemeente Westerveld aan POP II
Bijlage 5 Brandweeradvies
Bijlage 6 Reactienota Overleg
Bijlage 7 Reactienota Inspraak
Bijlage 7 Reactienota inspraak
Bijlage 8 Beeldkwaliteitsplan
Bijlage 9 Archeologische Beleidsadvieskaart Gemeente Westerveld
Bijlage 9 Archeologische beleidsadvieskaart Gemeente Westerveld
Bijlage 10 Nota Toetsingskader Zorg- En Opvangvoorzieningen
Bijlage 10 Nota toetsingskader zorg- en opvangvoorzieningen
Bijlage 11 Notitie Reikwijdte Planmer
Bijlage 11 Notitie reikwijdte planMER
Bijlage 12 Planmer
Bijlage 13 Passende Beoordeling
Bijlage 13 Passende beoordeling
Bijlage 14 Aanvulling Planmer
Bijlage 15 Toetsingsadvies Commissie Voor De Milieueffectrapportage
Bijlage 15 Toetsingsadvies Commissie voor de milieueffectrapportage