KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Horeca
Artikel 5 Maatschappelijk
Artikel 6 Maatschappelijk - Nutsbedrijf
Artikel 7 Natuur - Recreatie
Artikel 8 Recreatie - Dagrecreatie
Artikel 9 Verkeer
Artikel 10 Leiding - Gas
Artikel 11 Waarde – Archeologie - 1
Artikel 12 Waarde – Archeologie - 2
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 13 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 14 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 15 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 16 Verwerkelijking In De Naaste Toekomst
Artikel 17 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 18 Overgangsrecht
Artikel 19 Slotregel

Toegangspoort Oerlandschap Holtingerveld

Bestemmingsplan - Westerveld

Vastgesteld op 19-10-2010 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Bijlage Bij Toelichting

Toelichting

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

a. het plan:

het bestemmingsplan Toegangspoort Oerlandschap Holtingerveld van de gemeente Westerveld;

b. bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1701.0000BP000000000528-0007 met de bijbehorende regels;

c. aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

d. aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

e. bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

f. bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

g. bestaande:

1. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning, dan wel omgevingsvergunning;

2. het onder 1 bedoelde geldt niet voor zover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, de voorheen geldende Beheersverordening, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of de Beheersverordening, of een andere planologische toestemming;

h. bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;

i. bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

j. bijgebouw:
een opzichzelfstaand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist, tenzij in de regels anders is bepaald;

k. bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk; alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

l. bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;

m. bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

n. bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;

o. bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

p. bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

q. dagrecreatie:

activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting niet is toegestaan;

r. detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop) verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Onder detailhandel vallen geen afhaalzaken en maaltijdbezorgdiensten;

s. evenement:

een voor het publiek toegankelijke activiteit met een beperkte duur. Onder de duur van de activiteit wordt eveneens de periode verstaan die benodigd is voor het opbouwen en afbreken van de voor de activiteit benodigde voorzieningen;

t. gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

u. hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;

v. horecabedrijf:

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, hieronder niet begrepen discotheken en dancings;

w. hotel:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse;

x. peil:

1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

y. restaurant:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken;

z. themagerichte dagrecreatieve voorzieningen:

hoogwaardige dagrecreatieve voorzieningen met een hoge belevingswaarde en een hoge informatieve (educatieve) waarde. Deze belevingswaarde wordt gerealiseerd door in de vormgeving en de beeldvorming aansluiting te zoeken bij kenmerken van ‘ijs’ (oergevoel en oerlandschap) en ‘oorlog’ (historie en orde). De informatieve waarde betreft onder meer cultuur (Drenthe, schapen, regionale producten), historie (archeologie, Tweede Wereldoorlog) en natuur (aardkunde, geologie, ecologie);

aa. woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

  1. lengte, breedte en diepte van gebouwen:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of tot het hart van de scheidingsmuren;

  1. de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

  1. de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

  1. de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

  1. de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

  1. de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

g. bebouwde oppervlakte:

de bebouwde oppervlakte wordt bepaald door het meten conform NEN-norm 2580, zoals deze luidde op het moment van de inwerkingtreding van het plan, met dien verstande dat de overbouwde oppervlakte als bebouwde terreinoppervlakte wordt meegerekend.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. het agrarisch gebruik;

b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke, geomorfologische en cultuurhistorische waarden;

c. doeleinden van natuurontwikkeling en agrarisch natuurbeheer;

d. extensief dagrecreatief medegebruik van bestaande infrastructuur en voorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

e. cultuurgrond;

f. nutsvoorzieningen;

g. kleinschalige duurzame energiewinning;

h. wegen en paden;

i. beken, plassen, poelen, vennen, sloten en/of andere watergangen en/of –partijen, al dan niet mede bestemd voor waterberging;

met de daarbij behorende:

j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

a. Ten aanzien van deze bestemming geldt dat geen gebouwen mogen worden gebouwd.

b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte van de bouwwerken ten hoogste 2 m bedraagt.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en uitvoering van bouwwerken ten behoeve van een goede aansluiting bij de landschappelijke karakteristiek en/of de landschappelijke hoofdstructuur en de natuurwaarden, waarbij telkens het beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld toetsingskader zal zijn.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2, onder a en worden toegestaan dat gebouwen, waaronder overkappingen, worden gebouwd, mits:

1. deze gebouwen of overkappingen uitsluitend in de functie van schuilstallen voor het hobbymatig houden van vee worden gebouwd;

2. deze afwijking niet wordt toegepast indien de gronden binnen een afstand van 250 m van het perceel van de houder van het vee zijn gelegen;

3. er ten hoogste één gebouw of overkapping per bestemmingsvlak wordt gebouwd;

4. de goothoogte van een gebouw of een overkapping ten hoogste 2,50 m zal bedragen;

5. de bouwhoogte van een gebouw of een overkapping ten hoogste 3,50 m zal bedragen;

6. de oppervlakte van een gebouw of een overkapping ten hoogste:

- 25 m² zal bedragen indien de houder van het vee beschikt over een oppervlakte van 1 ha tot 2 ha agrarische grond;

- 50 m² zal bedragen indien de houder van het vee beschikt over een oppervlakte van 2 ha of meer agrarische grond;

7. er sprake is van een goede inpassing in het landschap overeenkomstig het gesteld in het beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld;

8. geen afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke waarden, de verkeersveiligheid en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

a. ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone – wijzigingsbevoegdheid 2’ de bestemming wordt gewijzigd in Natuur – Recreatie;

b. ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone – wijzigingsbevoegdheid 3’ de bestemming wordt gewijzigd in Recreatie – Dagrecreatie.

Artikel 4 Horeca

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘horeca’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. horecabedrijven;

b. bedrijfswoning;

c. bos, ter plaatse van de aanduiding ‘bos’;

d. parkeerterrein, ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’;

met daarbij behorende:

e. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

f. tuinen, erven, terrassen, terreinen;

g. parkeervoorzieningen, water, groenvoorzieningen en sport- en speelvoorzieningen.

4.2 Bouwregels

a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

1. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

2. het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan het ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage’ aangegeven percentage;

3. de goothoogte en de bouwhoogte bedragen niet meer dan respectievelijk 5 m en 12 m;

4. per bestemmingsvlak is maximaal één bedrijfswoning toegestaan met een inhoud van ten hoogste 450 m3;

5. de dakhelling van de gebouwen bedraagt niet minder dan 45° en niet meer dan 60°, dan wel de bestaande dakhelling;

6. bijgebouwen mogen ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’ worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte ten hoogste 4,5 m bedraagt.

b. Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte niet meer bedraagt dan:

1. 1 m, indien de bouwwerken voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden opgericht;

2. 2,5 m in overige gevallen.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering, vorm en uitvoering van gebouwen en de inrichting van het terrein, met het oog op:

- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

- het straat- en/of bebouwingsbeeld;

- de verkeersveiligheid.

4.4 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2, sub a, onder 5 in die zin dat:

- ten hoogste één gebouw met een oppervlakte van ten hoogste 50 m2 van een platte afdekking mag worden voorzien;

- delen van een gebouw, waarvan de oppervlakte groter is dan 50 m2, mogen worden voorzien van een plat dak, mits de gezamenlijke oppervlakte van platte daken niet meer bedraagt dan 40% van de oppervlakte van het gebouw.

Artikel 5 Maatschappelijk

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. gemeentewerf, met de daarbij behorende opslagmaterialen;

b. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

c. parkeervoorzieningen, water en groenvoorzieningen.

De gronden worden ontsloten ter plaatse van de aanduiding ‘ontsluiting’.

5.2 Bouwregels

a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

1. het gebouw wordt gebouwd binnen het bouwvlak;

2. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 8 m.

b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte van de bouwwerken ten hoogste 8 m bedraagt.

5.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone - wijzigingsgebied 1’ gewijzigd wordt ten behoeve van:

a. themagerichte dagrecreatieve voorzieningen;

b. een hotel, uitsluitend in geval sprake is van een beëindiging van de logiesfunctie van het bestaande horecabedrijf aan de Van Helomaweg nummer 47, of;

c. horecabedrijven als bedoeld in artikel 3 op de hele locatie, uitsluitend in geval sprake is van bedrijfsbeëindiging van het bestaande horecabedrijf aan de Van Helomaweg nummer 47.

De totale bebouwde oppervlakte na wijziging bedraagt maximaal 2.000 m2.

Bij wijziging van de bestemming ten behoeve van een van de hiervoor genoemde functies mag een bedrijfswoning worden gerealiseerd.

Artikel 6 Maatschappelijk - Nutsbedrijf

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'maatschappelijk - nutsbedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. een gasontvangststation;

b. parkeervoorzieningen en groenvoorzieningen;

met de daarbij behorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.2 Bouwregels

a. Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende regel:

- de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m.

b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte van de bouwwerken ten hoogste 4 m bedraagt en de hoogte van voorzieningen ten behoeve van communicatiedoeleinden ten hoogste 30 m bedraagt.

Artikel 7 Natuur - Recreatie

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘natuur – recreatie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en de landschappelijke waarden van de natuurgebieden;

b. dagrecreatief medegebruik;

c. openbare nutsvoorzieningen;

d. (half)verharde wegen, ter plaatse van de aanduiding ‘pad’;

e. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en/of natuurontwikkeling in de vorm van gronden, poelen en watergangen;

f. schaapskooi in de vorm van een verblijfsruimte voor dieren, informatievoorzieningen voor bezoekers, workshops en een atelierruimte, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van natuur – schaapskooi’;

met daarbij behorende:

g. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

7.2 Bouwregels

a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

1. alle gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak;

2. de bebouwde oppervlakte van de gezamenlijke gebouwen ten behoeve van de schaapskooi bedraagt ten hoogste 1.000 m²;

2. de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan respectievelijk 3 m en 11 m;

3. de dakhelling bedraagt niet minder dan 45° en niet meer dan 60°.

b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte niet meer dan 2,5 m bedraagt.

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering, vorm en uitvoering van gebouwen en de inrichting van het terrein, met het oog op een verantwoorde landschappelijke inpassing en aansluiting bij het themagerichte karakter van de dagrecreatieve voorzieningen.

7.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen:

- het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel, met uitzondering van aan de dagrecreatieve functie van de schaapskooi gerelateerde detailhandel.

7.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsverguning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

1. het af- en/of vergraven, egaliseren en/of ophogen van gronden, alsmede het wijzigen van het bodemprofiel;

2. het verwijderen van bomen en/of houtgewas, alsmede het verwijderen van bodem- en oevervegetaties;

3. het aanplanten van bomen en/of houtgewas;

4. het graven, baggeren en/of verbreden van beken, plassen, poelen, vennen, sloten en/of andere watergangen en/of –partijen;

5. het wijzigen en/of aanbrengen van kunstwerken, zoals stuwen, dammen en/of duikers;

6. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen.

b. Het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

1. het normale onderhoud en/of het normale bos- en/of natuurbeheer betreffen;

2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

c. De onder a genoemde vergunningen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden.

Artikel 8 Recreatie - Dagrecreatie

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘recreatie – dagrecreatie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor dagrecreatieve voorzieningen in de vorm van:

a. toeristisch informatiepunt en oriëntatiepunt;

b. vlindertuin en insectarium;

c. themagerichte dagrecreatieve voorzieningen;

d. sport- en speelvoorzieningen;

e. groenvoorzieningen;

f. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;

g. openbare nutsvoorzieningen, met daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

h. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding in de vorm van grondwallen, poelen en watergangen;

i. parkeerterrein, ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’;

j. standplaats ventwagen, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – standplaats ventwagen’;

k. uitkijktoren ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – uitkijktoren’.

De gronden worden ontsloten ter plaatse van de aanduiding ‘ontsluiting’.

In de bestemming is aan dagrecreatieve voorzieningen gerelateerde detailhandel en horeca begrepen.

Ter plaatse van de aanduiding ‘evenemententerrein’ is het gebruik als evenemententerrein toegestaan. Er mogen maximaal 10 evenementen per jaar worden gehouden, gedurende in totaal maximaal 20 dagen per jaar.

Bij een te houden evenement zijn de volgende maximale geluidsniveaus toegestaan:

Vastgestelde geluidsniveaus geluidgevoelige gebouwen

Type geluidsniveau

07.00-19.00 u

19.00-23.00 u

23.00-07.00 u

LAr,LT op de gevel

(langtijdgemiddelde beoordelingsniveau)

50 dB(A)

45 dB(A)

40 dB(A)

LAmax op de gevel

(maximaal geluidsniveau)

70 dB(A)

65 dB(A)

60 dB(A)

Bij aanvang van de werkzaamheden voor het realiseren van de bestemming dient, op grond van een nader onderzoek in het kader van de Flora- en faunawet, te zijn aangetoond dat redelijkerwijs is te verwachten dat een ontheffing op grond van de Flora- en faunawet, indien vereist, kan worden verleend.

8.2 Bouwregels

a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

1. de gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

2. de bouw van bedrijfswoningen is niet toegestaan;

3. de gezamenlijk bebouwde oppervlakte van de gebouwen bedraagt ten hoogste 1.600 m², waarvan ten behoeve van het restaurant ten hoogste 300 m²;

3. de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan respectievelijk 3 m en 10 m dan wel de bestaande bouw- en goothoogte.

b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

1. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 5 m;

2. de hoogte van voorzieningen ten behoeve van sport- en speelvoorzieningen ten hoogste 8 m bedraagt;

3. de hoogte van een uitkijktoren ten hoogste 20 m bedraagt.

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering, vorm en uitvoering van gebouwen en de inrichting van het terrein, ten behoeve van de aansluiting bij het themagerichte karakter van de dagrecreatieve voorzieningen.

8.4 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.2, sub a, onder 1 voor het oprichten van de gebouwen buiten het bouwvlak, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone – ontheffingsgebied’, met dien verstande dat:

a. een gebouw met een oppervlakte van maximaal 1.200 m2 kan worden gerealiseerd. Dit gebouw mag in afwijking van de bouwregels uitsluitend ondergronds worden gebouwd met dien verstande dat de bovenzijde van het gebouw maximaal 2 m boven het maaiveld (peil) mag worden gebouwd en dient te worden afgedekt met grond;

b een of meerdere gebouwen kunnen worden gerealiseerd met een totale oppervlakte van maximaal 2.000 m2 ten behoeve van een educatieve functie, een centrale informatiebalie en een aan dagrecreatieve voorzieningen gerelateerde detailhandel en horeca;

c. de gebouwen een dagrecreatieve functie dienen te vervullen;

d. er in afwijking van de bouwregels (deels) ondergronds mag worden gebouwd;

e. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeerssituatie en de milieusituatie.

8.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waartoe in elk geval worden gerekend:

a. het gebruik van de gronden voor niet-themagerichte dagrecreatieve voorzieningen;

b. het gebruik van de gronden voor evenementen die niet voldoen aan de normen voor het maximaal toegestane geluidsniveau.

8.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

- het ophogen van gronden met meer dan 1,5 m.

b. Het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

1. het normale onderhoud betreffen;

2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

c. De onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de themagerichte inrichting van het terrein.

Artikel 9 Verkeer

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor wegen met een functie voor doorgaand verkeer en een functie voor de ontsluiting van aanliggende gronden, met daarbij inbegrepen voet- en fietspaden, bermen, groenvoorzieningen, bushaltes en dergelijke.

Het aantal rijstroken bedraagt ten hoogste twee.

9.2 Bouwregels

a. Ten aanzien van deze bestemming geldt dat geen gebouwen mogen worden gebouwd.

b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte van de bouwwerken ten hoogste 10 m bedraagt, met dien verstande dat de hoogte van de perceel- en erfafscheiding ten hoogste 2 m bedraagt.

Artikel 10 Leiding - Gas

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'leiding - gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het aanleggen, beheer en onderhoud van aardgastransportleidingen, met bijbehorende voorzieningen.

10.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere voor die gronden voorkomende bestemmingen mogen op of in deze gronden geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

10.3 Afwijken van de bouwregels

Met het oog op de gebruiksmogelijkheden kan bij omgevingsverguning worden afgeweken van het bepaalde in lid 10.2 voor het bouwen van bouwwerken op grond van de basisbestemming, mits vooraf advies wordt ingewonnen bij de leidingbeheerder.

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde en niet zijnde normale onderhoudswerkzaamheden, uit te voeren:

- het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;

- het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;

- het aanbrengen van gesloten verhardingen;

- het indrijven van voorwerpen in de bodem;

- het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen.

b. De onder a bedoelde vergunning kan worden verleend indien de werkzaamheden geen belemmering vormen voor een veilig en bedrijfszeker gastransport. De vergunning kan alleen worden verleend indien vooraf advies wordt ingewonnen bij de leidingbeheerder.

Artikel 11 Waarde – Archeologie - 1

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'waarde – archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van archeologische waarden (zogenaamde AMK-terreinen).

11.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd waarbij de bodem dieper dan 40 cm beneden het maaiveld wordt geroerd, met uitzondering van:

a. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte met niet meer dan 15 m² wordt uitgebreid;

b. bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 15 m² ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemmingen.

11.3 Afwijken van de bouwregels

a. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 11.2, mits:

1. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;

2. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet worden geschaad;

3. één of meer van de volgende voorschriften in acht worden genomen:

- een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

- een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen;

- een verplichting de bouw van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

b. Indien het voornemen bestaat om aan de omgevingvergunning voorwaarden te verbinden, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.

11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

1. het ontgronden, afgraven, egaliseren en ophogen van gronden;

2. het mengen, diepploegen, ontginnen van gronden dieper dan 40 cm;

3. het graven of dempen van watergangen;

4. het aanbrengen van systematische drainage in agrarische percelen dieper dan 40 cm;

5. het graven van sleuven breder dan 50 cm en dieper dan 100 cm ten behoeve van het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen, drainage en funderingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;

6. het permanent verlagen van het waterpeil.

b. Een vergunning als bedoeld onder a wordt slechts verleend indien:

1. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;

2. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad;

3. één of meer van de volgende voorschriften in acht wordt genomen:

- een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

- een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen;

- een verplichting de bouw van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

c. Indien het voornemen bestaat om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.

d. Het verbod als bedoeld onder a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:

1. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;

2. het normale onderhoud betreffen;

3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning.

11.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door:

a. de dubbelbestemming Waarde - Archeologie (gebied van archeologische waarde) te laten vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;

b. aan gronden alsnog de dubbelbestemming Waarde - Archeologie (gebied van archeologische waarde) toe te kennen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze dubbelbestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Artikel 12 Waarde – Archeologie - 2

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘waarde – archeologie 2’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van archeologische waarden (zogenaamde IKAW-terreinen).

12.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid 12.1 omschreven gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

- het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,3 m met een oppervlakte groter dan of gelijk aan 100 m2, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos of boomgaard, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, aanbrengen en verwijderen van funderingen.

b. Voorzover de in lid 12.2, sub a genoemde werken en werkzaamheden, dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologische waarden, kan de vergunning worden verleend indien aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden:

- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem behouden kunnen blijven;

- de verplichting tot het doen van opgravingen;

- de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een daartoe bevoegd archeologisch bureau dat werkt conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.

c. De omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat de aanvrager een (onderzoeks)rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, met dien verstande dat geen archeologisch onderzoek is vereist wanneer door de deskundige, genoemd in lid 12.2, sub d, is aangegeven dat onderzoek niet noodzakelijk is.

d. Alvorens over de omgevingsvergunning te beslissen, wordt overleg gevoerd met de provinciaal archeoloog.

e. Het in lid 12.2, sub a bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen of die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.

f. Er kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 12.2, sub c in die zin dat geen archeologisch onderzoek is vereist voor het uitvoeren van grondbewerkingen met een oppervlakte van meer dan 100 m², doch niet meer dan 500 m² (uitsluitend in geval het een binnen het bestemmingsplangebied of bouwvlak aaneengesloten project betreft van ten hoogste 500 m², dat niet kan worden opgedeeld in deeluitwerkingen).

12.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de zin dat de bestemming Waarde – Archeologie 2 wordt verwijderd, mits na voldoende onderzoek van de vindplaats en het inwinnen van deskundigenadvies blijkt dat voor de archeologisch waardevolle gebieden de waardebepalende elementen niet zijn te handhaven in relatie tot de functie van de gronden en de gebouwen en de aanwezige bodemvondsten naar elders zijn overgebracht.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 13 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 14 Algemene Aanduidingsregels

Milieuzone – grondwaterbeschermingsgebied

Ter plaatse van de aanduiding ‘milieuzone – grondwaterbeschermingsgebied’ zijn de gronden naast de aangegeven andere bestemmingen (basisbestemming) tevens bestemd voor de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening.

Voor de grondwaterbescherming is de Provinciale Omgevingsverordening Drenthe van toepassing. De verordening bevat regels ter bescherming van de kwaliteit van het grondwater met het oog op de waterwinning in de bij de verordening aangewezen gebieden.

Artikel 15 Algemene Afwijkingsregels

Bij omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

- de bebouwingskarakteristiek van de straat;

- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

worden afgeweken van het plan:

1. ten aanzien van ondergeschikte punten met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen in het terrein, met dien verstande dat de in het bestemmingsplan aangegeven afstand tussen enige bouwgrens en enige weggrens niet wordt verkleind, de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de afwijking gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;

2. voor afwijkingen ten aanzien van de voorgeschreven afmetingen van de bebouwing, met dien verstande dat de afwijkingen niet meer dan 10% bedragen van de in deze regels genoemde, dan wel in het bestemmingsplan aangegeven maten;

3. ten aanzien van het bepaalde over het bouwen van (hoofd)gebouwen binnen het bouwvlak en toestaan dat de grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:

a. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;

b. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;

c. erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen, mits de bebouwingsgrens met niet meer dan 1,5 m wordt overschreden;

4. ten aanzien van het bepaalde over de afstand van uitbouwen tot aan de voorgevel en het verlengde daarvan voor het bouwen van (hoek)erkers, mits de diepte van de (hoek)erker, gemeten uit de zijgevel, niet meer bedraagt dan 1,5 m.

Artikel 16 Verwerkelijking In De Naaste Toekomst

Ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone – verwerkelijking in de naaste toekomst’ wordt de verwezenlijking van de bestemmingen in de naaste toekomst, zoals bedoeld in artikel 3.4 van de Wet ruimtelijke ordening, noodzakelijk geacht.

Artikel 17 Overige Regels

Bij toepassing van de bevoegdheid om met een omgevingsvergunning af te wijken, alsmede bij toepassing van wijzigingsbevoegdheden in dit bestemmingsplan dient, voordat een omgevingsvergunning wordt verleend, dan wel een wijzigingsplan wordt vastgesteld, te zijn aangetoond dat op voorhand redelijkerwijs is te verwachten:

- dat een ontheffing op grond van de Flora- en faunawet, indien vereist, kan worden verleend;

- dat een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet, indien vereist, kan worden verleend.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 18 Overgangsrecht

A Overgangsrecht bouwwerken

1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.

2. Er kan eenmalig bij omgevingsvergunning worden afgeweken van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

B Overgangsrecht gebruik

1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

3. Indien het gebruik, als bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan één jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 19 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Toegangspoort Oerlandschap Holtingerveld.

Vastgesteld ter openbare vergadering van de raad d.d. 19 oktober 2010.

, voorzitter

, griffier