KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - 1
Artikel 4 Agrarisch - 2
Artikel 5 Bedrijf
Artikel 6 Bedrijventerrein
Artikel 7 Bos - 1
Artikel 8 Groen
Artikel 9 Maatschappelijk
Artikel 10 Recreatie - 1
Artikel 11 Recreatie - 3
Artikel 12 Verkeer
Artikel 13 Water
Artikel 14 Wonen
Artikel 15 Wonen - Voormalige Boerderijpanden
Hoofdstuk 3 Dubbelbestemmingsregels
Artikel 16 Leiding - Gas
Artikel 17 Waarde - Archeologie 2
Artikel 18 Waarde - Archeologie 3
Artikel 19 Waarde - Landschap 1
Artikel 20 Waarde - Rijksmonument
Hoofdstuk 4 Algemene Regels
Artikel 21 Anti-dubbeltelregel
Artikel 22 Algemene Bouwregels
Artikel 23 Algemene Gebruiksregels
Artikel 24 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 25 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 26 Overige Regels
Hoofdstuk 5 Overgangs- En Slotregels
Artikel 27 Overgangsrecht
Artikel 28 Slotregel
Bijlagen
Bijlage 1 Emissieplafond Ammoniak En Veehouderij
Bijlage 2 Specifieke Toetsingscriteria Ondergeschikte Tweede Tak Of Deeltijdfunctie
Bijlage 3 Algemene Bedrijvenlijst
Bijlage 4 Bedrijvenlijst Kleinschalige Bedrijfsmatige Activiteiten
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Inleiding
1.2 De Bij Het Plan Behorende Stukken
1.3 Situering Plangebied
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beleid
2.1 Algemeen
2.2 Rijksbeleid
2.3 Provinciaal Beleid
2.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 3 Huidige Situatie
3.1 Ligging
3.2 Ontstaan
3.3 Bodem
3.4 Landschap
3.5 Cultuurhistorie
3.6 Functies
Hoofdstuk 4 Onderzoek
4.1 Algemeen
4.2 Archeologie En Cultuurhistorie
4.3 Ecologie
4.4 Water
4.5 Geluid
4.6 Bedrijven
4.7 Externe Veiligheid
4.8 Bodem
4.9 Luchtkwaliteit
4.10 Oplegnotitie Planmer
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
5.1 Algemeen
5.2 Regelgeving In Hoofdlijnen
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.1 Inspraak
7.2 Overleg
Bijlagen
Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan
Bijlage 2 Archeologische Beleidsadvieskaart Gemeente Westerveld
Bijlage 3 Watertoets
Bijlage 4 Oplegnotitie Planmer

Bestemmingsplan Nijensleek

Bestemmingsplan - gemeente Westerveld

Vastgesteld op 23-02-2016 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 het plan:

het bestemmingsplan “Nijensleek” met identificatienummer NL.IMRO.1701.0000BP000000000562-0003 van de gemeente Westerveld;

1.2 het bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan-huis-verbonden beroep:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, uitgezonderd prostitutie, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend door gebruiker, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.4 aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;

1.8 agrarische bedrijfskavel:

een op de verbeelding weergegeven aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing ten behoeve van een agrarisch bedrijf is toegelaten;

1.9 agrarisch loonbedrijf:

een bedrijf waarbinnen uitsluitend of overwegend arbeid wordt verricht ter productie of levering van goederen of diensten ten behoeve van agrarische bedrijven, al dan niet in combinatie met grondverzetwerkzaamheden;

1.10 agrarische wasplaats:

een plaats waar agrarische vervoermiddelen worden gereinigd en ontsmet;

1.11 archeologische waarden:

waarden die aan een gebied zijn toegekend vanwege de kennis en wetenschap van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden. Bij toetsing aan de archeologische waarden zal telkens de Archeologische beleidsadvieskaart GemeenteWesterveld RAAP-rapport 2021 toetsingskader zijn;

1.12 bassin:

een mest- of waterbak voor de opslag van mest of water ten behoeve van agrarische en glastuinbouwactiviteiten;

1.13 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.14 bed and breakfast:

het bieden van de, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.15 bedrijf:

het bedrijfsmatig vervaardigen en/of bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen;

1.16 bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.17 bedrijfsmatige exploitatie:

het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig complexmatig beheer/exploitatie, dat in de logiesverblijven recreatieve (nacht-) verblijfsmogelijkheden geboden worden;

1.18 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een bedrijf, een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, inclusief opslag- en administratieruimten;

1.19 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

  • agrarische bedrijfswoning: een bedrijfswoning waarin tevens (naast de agrariër) de rustende boer en familieleden tot de tweede graad woonachtig mogen zijn;

1.20 beeldkwaliteitsplan gemeente Westerveld, vastgesteld 21-09-2010:

Plan dat eisen en aanbevelingen bevat:

  1. a. met betrekking tot inpassing van ruimtelijke ontwikkelingen in relatie tot de karakteristieken en kwaliteiten van een gebied; en
  2. b. met betrekking tot stedenbouwkundige en architectonische vorm, massa en (wegen-)structuur van voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen;

met het oogmerk de kwaliteit van ruimtelijke ontwikkelingen te waarborgen alsmede de wijze waarop deze in hun omgeving worden ingepast, en dat juridisch onderdeel uitmaakt van het ruimtelijk plan waarop het betrekking heeft;

1.21 bestaand:

ten aanzien van de bij of krachtens de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht aanwezige of vergunde bouwwerken en de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, en het overige gebruik:

  • bestaand of vergund ten tijde van het inwerkingtreden van het bestemmingsplan;

1.22 bestaande ammoniakemissie:

ammoniakemissie als gevolg van de feitelijk en legaal aanwezige veestapel op een agrarisch bedrijf ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan;

1.23 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.24 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.25 bijgebouw:

een opzichzelfstaand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.26 boerderijpand:

het gebouw behorende tot het voormalige agrarische bedrijf, waarin oorspronkelijk het woongedeelte en de stal was ondergebracht en dat oorspronkelijk als het hoofdgebouw van het agrarisch bedrijf is gebouwd;

1.27 boomteelt:

de teelt van boomkwekerijgewassen;

1.28 boomkwekerijbedrijf:

een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die specifiek is gericht op het telen van bomen, struiken en aanverwante gewassen;

1.29 bosbouw:

het geheel van bedrijfsmatig handelen en van activiteiten gericht op de instandhouding en ontwikkeling van bestaande respectievelijk nieuwe bossen ten behoeve van (de functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu en recreatie;

1.30 bouwblok:

een aaneengesloten gebied binnen een agrarische bedrijfskavel waarbinnen bouwwerken ten behoeve van een agrarisch bedrijf geconcentreerd worden opgericht;

1.31 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.32 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.33 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.34 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.35 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.36 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.37 cultuurgrond:

grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden, die hobbymatig in gebruik zijn en niet worden gebruikt ten behoeve van een agrarische bedrijfsvoering;

1.38 cultuurhistorische waarden:

de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.39 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.40 evenement:

elke voor publiek buiten de daartoe ingerichte inrichtingen toegankelijke festiviteit, grootschalige sportwedstrijd, auto- of motorcrosswedstrijd, optocht, georganiseerd vuurwerk en alle overige tot vermaak en recreatie bedoelde activiteiten, met uitzondering van markten als bedoeld in de Gemeentewet, kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen en betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;

1.41 (extensief) dagrecreatief medegebruik:

een (extensief) dagrecreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, de aanleg van een vissteiger of een picknickplaats of een naar de aard daarmee gelijk te stellen medegebruik;

1.42 fruitteelt:

de teelt of het kweken van fruit aan houtige gewassen;

1.43 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.44 gebruiksgerichte paardenhouderij:

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het africhten, het opleiden en het trainen, alsmede het opvangen en stallen van paarden en/of pony's in de vorm van een paardenpension, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.45 geluidsbelasting:

de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;

1.46 geluidsgevoelige objecten:

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;

1.47 geluidsgevoelige functies:

in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of een terrein als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt;

1.48 geluidszoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;

1.49 geomorfologische waarden:

de waarden van de gronden vanwege de ontstaansgeschiedenis van de vormen van het aardoppervlak, welke waarden worden bepaald door de herkenbaarheid van de vormen;

1.50 glastuinbouwbedrijf:

een in hoofdzaak niet-grondgebonden agrarisch bedrijf dat is gericht op het telen van gewassen, waarbij de productie in kassen plaatsvindt;

1.51 groepsaccommodatie:

een groepsverblijf met meer dan tien slaapplaatsen, niet zijnde mobiele kampeeronderkomens of stacaravans, in hoofdzaak bestemd voor en gebezigd door groepen als kort verblijf, inclusief lichte en ondergeschikte horeca;

1.52 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:

een agrarische bedrijfsvoering die al dan niet met beweiding hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt, waarbij het gebruik van agrarische gronden noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf, zoals een melkrundveehouderijbedrijf, een akkerbouwbedrijf, een productiegerichte paardenhouderij, biologische bedrijven, waarbij dieren worden gehouden overeenkomstig de regels die krachtens artikel 2 van de bestaande Landbouwkwaliteitswet zijn gesteld ten aanzien van de biologische productiemethoden, en naar de aard daarmee gelijk te stellen agrarische bedrijven;

1.53 kleinschalig houden van vee:

het houden van ten hoogste 25 groothoevige dieren (zoals paarden/runderen) of 50 kleinhoevige dieren (zoals schapen/geiten), dan wel een combinatie daarvan waarbij nooit meer dan 50 hoevige dieren aanwezig zijn;

1.54 hogere grenswaarde:

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;

1.55 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.56 horecabedrijf en/of -instelling:

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.57 houtteelt:

de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe ontheffing is verleend van de meldings- en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet, zoals die gold op het moment van onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan;

1.58 huishouden:

een zelfstandig(e), dan wel samenwonend persoon of groep van personen die binnen een complex van ruimten gebruik maken van dezelfde voorzieningen zoals een keuken, sanitaire voorzieningen en de entree;

1.59 intensief kwekerijbedrijf:

een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering in de vorm van het telen van gewassen, zoals een paddenstoelenkwekerij, een wormen- en/of madenkwekerij, een viskwekerij, een witlofkwekerij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen met (nagenoeg) geen gebruik van daglicht;

1.60 intensief veehouderijbedrijf:

een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering in de vorm van het houden van dieren, zoals een rundveemesterij (exclusief vetweiderij), een varkens-, vleeskalver-, pluimvee- of pelsdierhouderij, of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen met (nagenoeg) geen weidegang;

1.61 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht, dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.62 kampeerterrein:

een terrein ter beschikking gesteld voor het plaatsen, dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen;

1.63 kantine:

een ruimte waarin de bedrijfsuitoefening is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van maaltijden, eenvoudige etenswaren en dranken;

1.64 kap:

een dak met een zekere helling;

1.65 karakteristiek bijgebouw:

een bijgebouw dat in samenhang met het hoofdgebouw een belangrijke, cultuurhistorisch ensemble vormt, zoals nader omschreven in paragraaf 6.5.1 van de toelichting;

1.66 kas:

een bouwwerk, niet zijnde een tunnelkas of een naar de aard daarmee vergelijkbaar bouwwerk, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander licht doorlatend materiaal, dienend tot het kweken van groente, vruchten, bloemen, bomen, struiken of planten;

1.67 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten, geen detailhandel zijnde en prostitutie, zoals genoemd in bijlage 6 bij deze regels;

1.68 kleinschalige duurzame energiewinning:

energie die gewonnen wordt uit kleinschalige perceelsgebonden bronnen, niet zijnde windturbines, waarbij weinig tot geen schadelijke milieueffecten optreden bij winning en omzetting en die in onuitputtelijke hoeveelheden beschikbaar is, zoals zon, wind, water, biomassa, aard- en omgevingswarmte;

1.69 kunstveld:

locatie waar kunstobjecten worden geschapen en geëxposeerd;

1.70 kwekerijbedrijf:

een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die specifiek is gericht op het telen van bomen, struiken, (tuin)planten en aanverwante gewassen, zoals een boomkwekerijbedrijf, een sierteeltbedrijf, een fruitteeltbedrijf en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven;

1.71 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;

1.72 landschappelijke waarden:

de cultuurhistorische en de visuele waarden van het landschap. Bij de afweging van het begrip landschappelijke waarden zal het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld steeds onderdeel van het toetsingskader zijn;

1.73 lawaaisporten:

schietsporten, auto- en motorcross, modelvliegen, en naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen sporten;

1.74 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociale, medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.75 manege-activiteiten:

bedrijfsactiviteiten met een publieksgericht karakter, die zijn gericht op het bieden van gelegenheid tot het berijden en verzorgen van paarden en pony's (waaronder het lesgeven, de verhuur of het organiseren van wedstrijden en/of andere hippische evenementen);

1.76 mest- en/of organische (bij)productvergisting:

het onder gecontroleerde omstandigheden (volledig afgesloten van lucht) afbreken van organische verbindingen door bacteriën waarbij methaangas vrijkomt;

1.77 mestopslag:

een werk of een bouwwerk ten behoeve van de opslag van mest;

1.78 molenbeschermingszone:

aangewezen gebied waarbinnen het zicht op de molen en de vrije windtoetreding beschermd worden;

1.79 natuurlijke waarden:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied (bij de afweging van het begrip natuurlijke waarden zullen de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet steeds onderdeel van het toetsingskader zijn);

1.80 niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:

een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk in gebouwen plaatsvindt, en die als zodanig niet afhankelijk is van agrarische gronden als productiemiddel, zoals een intensief kwekerijbedrijf of een intensief veehouderijbedrijf;

1.81 normaal agrarisch gebruik:

het regulier gebruik, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor het agrarisch gebruik van de gronden;

1.82 normaal bosbeheer:

het onderhoud en beheer, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goede instandhouding van de cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke waarden van de bosgebieden;

1.83 normaal natuurbeheer:

het onderhoud en beheer, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goede instandhouding van de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de natuurgebieden;

1.84 normaal onderhoud:

het onderhoud, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;

1.85 ondergeschikte lichte horeca:

horeca die ondergeschikt en gerelateerd is aan de bestemming en tot doel heeft het verstrekken van kleine etenswaren en dranken. Tot ondergeschikte horeca worden mede gerekend mobiele horecastands, drankautomaten, en dergelijke;

1.86 opgaande meerjarige teelt:

de meerjarige teelt van opgaande sierbeplanting als heesters en struiken, het kweken van fruit aan houtige gewassen en naar de aard daarmee gelijk te stellen vormen van opgaande teelt van meerjarige gewassen;

1.87 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.88 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden, dan wel met ten hoogste één wand;

1.89 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.90 peil:

  1. a. indien op het land wordt gebouwd:
    1. 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
      • de bouwhoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
    2. 2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
      • de bouwhoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

1.91 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, geteeld, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie al dan niet in combinatie met de verkoop van streekeigen goederen;

1.92 productiegerichte paardenhouderij:

een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het houden van paarden, waarbij al dan niet in ondergeschikte mate het africhten en de handel van paarden plaatsvindt;

1.93 raamprostitutie:

een vorm van prostitutie waarbij de werving van klanten geschiedt door een prostitué(e) die door houding, gebaren, kleding of anderszins, vanuit een vitrine de aandacht op zich vestigt en waarbij de seksuele handelingen in een voor het publiek besloten ruimte plaatsvinden;

1.94 recreatieappartement:

het geheel van bijbehorende vertrekken als afzonderlijk gemeubileerde woongelegenheid, bedoeld voor verblijfsrecreatie, als onderdeel van een (andere) hoofdfunctie;

1.95 recreatieve bewoning:

de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;

1.96 recreatiewoning:

een gebouw dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning en waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.97 risicogevoelig bouwwerk cq. object:

een bouwwerk c.q. object, waaronder terreinen, die bestemd zijn voor het regelmatig verblijf van mensen, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag;

1.98 risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.99 schuilstalling:

een vrij in het open veld staande stalling, die wordt gebruikt voor het bieden van schuilgelegenheid voor vee, waarbij in geringe mate opslag van agrarische producten plaatsvindt;

1.100 sierteelt:

de teelt van opgaande sierbeplanting als heesters en struiken;

1.101 silo:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van opslagdoeleinden;

1.102 tenthuisje:

een demontabele, lichte constructie met lichte materialen, waaronder tentdoek, voor vier tot zes personen met slaap-, kook- en zitgelegenheid, niet bedoeld voor de huisvesting van groepen;

1.103 thuisprostitutie:

vorm van prostitutie waarbij de seksuele dienstverlening plaatsvindt op het woonadres van de prostituté(e) en waarbij ook alleen door deze prostitué(e) op dit adres gewerkt wordt als prostitué(e).

1.104 trekkershut:

een houten blokhut voor vier tot zes personen met slaap-, kook- en zitgelegenheid ten behoeve van een kortstondig recreatief nachtverblijf voor passanten, niet bedoeld voor de huisvesting van groepen;

1.105 tunnelkas:

elke constructie van hout, metaal of ander materiaal, welke met plastic of in gebruik daarmee overeenstemmend materiaal is afgedekt en dient als teeltondersteuning voor bedekte teelten;

1.106 uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.107 vollegronds tuinbouwbedrijf:

een grondgebonden agrarisch bedrijf dat overwegend of uitsluitend is gericht op het telen van tuinbouwgewassen in de volle grond;

1.108 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de feitelijke indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;

1.109 vuurwerkbedrijf:

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op de vervaardiging of assemblage of de handel in vuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;

1.110 windmolen:

een bouwwerk ten behoeve van de opwekking van windenergie;

1.111 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.112 woonhuis:

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.113 zorgboerderij:

een zorgfunctie als hoofdtak waarbij de sociaal-medische opvang van personen, al dan niet in de vorm van het ter plaatse woonachtig zijn, gecombineerd wordt met agrarische activiteiten, in die zin dat de personen behulpzaam zijn bij de agrarische of natuurbeherende activiteiten.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de as van de windturbine;

2.6 bedrijfsvloeroppervlak

de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven, met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen, trappenhuizen, gangen en overige dienstruimten;

2.7 bouwen op de erf- of perceelgrens

bij bouwen op de erf- of perceelgrens wordt een bouwwerk gemeten aan de kant waar het aansluitend afgewerkt terrein het hoogste is;

2.8 de afstand tot de (bouw)perceelgrens

tussen de grenzen van een agrarische bedrijfskavel en een bepaald punt van het op dat agrarische bedrijfskavel voorkomend (hoofd)gebouw, waar die afstand het kortst is;

2.9 de bouwhoogte van een molen

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de molen;

2.10 de onderlinge afstand

de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot enig punt van een ander gebouw;

2.11 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - 1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het agrarisch grondgebruik;
  2. b. de uitoefening van het agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel grondgebonden bedrijf';
  3. c. de uitoefening van het agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel kwekerijbedrijf';
  4. d. het wonen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering ter plaatse van een agrarische bedrijfskavel;
  5. e. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van karakteristieke bijgebouwen;
  6. f. een schuur, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - schuur';
  7. g. een tweede bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - tweede bedrijfswoning ';
  8. h. een derde bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - derde bedrijfswoning';
  9. i. een spoelplaats voor landbouwwerktuigen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - wasplaats'.

met daaraan ondergeschikt:

  1. j. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke, geomorfologische en cultuurhistorische waarden;
  2. k. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van kleine natuur- en landschapselementen;
  3. l. doeleinden van natuurontwikkeling en agrarisch natuurbeheer;
  4. m. cultuurgrond;
  5. n. nutsvoorzieningen;
  6. o. kleinschalige duurzame energiewinning;
  7. p. extensief dagrecreatief medegebruik van bestaande infrastructuur en voorzieningen;
  8. q. wegen, paden en overige oppervlakteverhardingen;
  9. r. beken, plassen, poelen, vennen, sloten en/of andere watergangen en/of -partijen al dan niet mede bestemd voor waterberging;
  10. s. terreinen voor evenementen;

met de daarbijbehorende:

  1. t. bedrijfsgebouwen en overkappingen;
  2. u. bedrijfswoningen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep, een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit en/of kinderopvang;
  3. v. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegevoegd.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van bouwwerken en de vormgeving van een aaneengesloten bouwblok ten behoeve van een goede aansluiting bij de landschappelijke karakteristiek en/of de landschappelijke hoofdstructuur, de bebouwingsstructuur, de woonsituatie en de natuurwaarden, waarbij telkens het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld toetsingskader zal zijn.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. het bepaalde in lid 3.2.1 onder b in die zin dat er kassen worden gebouwd, mits:
    1. 1. de gezamenlijke oppervlakte van de kassen per aaneengesloten bouwblok ten hoogste 500 m² zal bedragen, tenzij de gronden zijn voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel kwekerijbedrijf', in welk geval de gezamenlijke oppervlakte van de kassen per aaneengesloten bouwblok ten hoogste 2.500 m² zal bedragen;
    2. 2. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 10.000 m² zal bedragen;
    3. 3. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
    4. 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  1. b. het bepaalde in lid 3.2.1 onder c in die zin dat het aaneengesloten bouwblok, uitsluitend ten behoeve van grondgebonden bedrijfsmatige activiteiten ter plaatse van de aanduiding van een agrarische bedrijfskavel met een minimale omvang van 2 ha, wordt vergroot, mits:
    1. 1. deze vergunning uitsluitend wordt verleend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel grondgebonden bedrijf';
    2. 2. de oppervlakte van het aaneengesloten bouwblok wordt vergroot tot ten hoogste 2 ha ter plaatse van de aanduiding voor een agrarische bedrijfskavel;
    3. 3. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 10.000 m² zal bedragen;
    4. 4. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
    5. 5. er zicht is op een langdurige vergroting van de productieomvang als gevolg van schaalvergroting of extensivering/verbreding van de bedrijfsactiviteiten en de noodzakelijkheid van de bedrijfsuitbreiding is aangetoond;
    6. 6. er binnen het bestaande aaneengesloten bouwblok geen ruimte meer is voor de benodigde uitbreiding;
    7. 7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke waarden, de geomorfologische, cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    8. 8. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm;
  1. c. het bepaalde in lid 3.2.1 onder c in die zin dat gebouwen en overkappingen buiten het aaneengesloten bouwblok worden gebouwd, mits:
    1. 1. deze gebouwen of overkappingen uitsluitend in de functie van schuilstallen voor het hobbymatig houden van vee worden gebouwd;
    2. 2. deze vergunning niet wordt verleend indien de gronden binnen een afstand van 250 m van het bouwperceel van de houder van het vee zijn gelegen, tenzij de situering van de schuilstal op het perceel landschappelijk of milieuhygiënisch niet aanvaardbaar is;
    3. 3. er ten hoogste één gebouw of overkapping per houder van hobbymatig vee wordt gebouwd;
    4. 4. de goothoogte van een gebouw of een overkapping ten hoogste 2,50 m zal bedragen;
    5. 5. de bouwhoogte van een gebouw of een overkapping ten hoogste 3,50 m zal bedragen;
    6. 6. de oppervlakte van een gebouw of een overkapping ten hoogste:
      • 25 m² zal bedragen indien de houder van het vee beschikt over een oppervlakte van 1 tot 2 ha cultuurgrond;
      • 50 m² zal bedragen indien de houder van het vee beschikt over een oppervlakte van 2 ha of meer cultuurgrond;
    7. 7. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
    8. 8. als voorwaarde wordt gesteld dat bij beëindiging van het gebruik van een gebouw of een overkapping als schuilstal voor het houden van vee het gebouw wordt verwijderd en het agrarisch gebruik van de gronden wordt hersteld;
    9. 9. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  1. d. het bepaalde in lid 3.2.1 onder h in die zin dat een bedrijfsgebouw wordt gebouwd met een oppervlakte groter dan 500 m², mits:
    1. 1. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 10.000 m² zal bedragen;
    2. 2. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
    3. 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  1. e. het bepaalde in lid 3.2.1 onder h in die zin dat de goot- en/of bouwhoogte van bedrijfsgebouwen wordt vergroot tot ten hoogste 5,50 m respectievelijk 14,00 m, mits:
    1. 1. deze omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend als gevolg van milieumaatregelen en/of ten behoeve van het verbeteren van het dierenwelzijn;
    2. 2. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
    3. 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  1. f. het bepaalde in lid 3.2.1 onder h in die zin dat bedrijfsgebouwen worden gebouwd in de vorm van serrestallen of naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsgebouwen, mits:
    1. 1. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
    2. 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  1. g. het bepaalde in lid 3.2.2 onder a in die zin dat mestsilo's, -bassins of platen buiten het aaneengesloten bouwblok worden gebouwd, mits:
    1. 1. de diameter van een mestsilo ten hoogste 25,00 m zal bedragen;
    2. 2. de oppervlakte van een mestbassin of plaat, inclusief opstaande randen, ten hoogste 750 m² zal bedragen;
    3. 3. de bouwhoogte van een mestsilo ten hoogste 4,00 m, exclusief afdekking, zal bedragen;
    4. 4. de bouwhoogte van de opstaande randen van een mestbassin of plaat ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
    5. 5. tevens de in lid 3.6 onder c genoemde vergunning is verleend;
    6. 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van mestvergisting en naar de aard daarmee gelijk te stellen activiteiten anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  2. b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor niet-agrarische bedrijvigheid, anders dan bij het wonen toegestane beroepen en bedrijven, tenzij de gronden daarvoor specifiek zijn aangeduid, dan wel anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  3. c. het opslaan van mest, hooibalen en/of andere agrarische producten buiten het aaneengesloten bouwblok, met uitzondering van tijdelijke opslag van landbouwproducten (maximaal zes maanden per jaar), tenzij in de bestaande situatie opslag buiten een aaneengesloten bouwblok is gesitueerd, in welk geval de opslag van mest, hooibalen en/of andere agrarische producten op de bestaande locatie is toegestaan;
  4. d. het opslaan van agrarische producten binnen de agrarische bedrijfskavel voor zover het gronden betreft die gelegen zijn voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het dichtst bij de weg gelegen gebouw, tenzij in de bestaande situatie opslag voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het dichtst bij de weg gelegen gebouw is gesitueerd, in welk geval de opslag op de bestaande locatie is toegestaan;
  5. e. het opslaan van niet-agrarische producten, auto's, caravans en boten anders dan in gebouwen;
  6. f. het gebruik van spoelplaatsen ten behoeve van de bollenteelt buiten de aaneengesloten bouwblokken;
  7. g. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en/of de aanleg van wegen en paden anders dan ten behoeve van het agrarisch gebruik (buiten het bouwblok) of de bereikbaarheid van bebouwde agrarische percelen;
  8. h. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één bedrijfswoning ontstaat;
  9. i. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  10. j. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  11. k. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, aan- of uitbouw of aangebouwd bijgebouw voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
    1. 1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    2. 2. de beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de oppervlakte van de bedrijfswoning, de aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 100 m²;
    3. 3. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
    4. 4. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
  12. l. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  13. m. het gebruik van een bedrijfswoning voor kinderopvang waarbij meer dan zes kinderen, inclusief de eigen kinderen, worden opgevangen;
  14. n. het gebruik van gronden ten behoeve van de sierteelt, fruitteelt, boomteelt, houtteelt, of overige opgaande meerjarige teeltvormen hoger dan 1,50 m, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  15. o. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak met de daarbijbehorende bouwwerken, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  16. p. het gebruik van de gronden ten behoeve van containerteelt anders dan bij een boomteeltbedrijf, voor zover:
    1. 1. de gronden niet aansluitend zijn gelegen aan het aaneengesloten bouwblok van het betreffende boomteeltbedrijf met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel kwekerijbedrijf';
    2. 2. de oppervlakte van de gronden ten behoeve van de containerteelt per boomteeltbedrijf meer bedraagt dan 1,5 ha;
  17. q. het gebruik van een tweede bouwlaag of meer voor het houden van dieren ten behoeve van een niet-grondgebonden bedrijfsvoering;
  18. r. het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van de huisvesting van vee indien en voor zover de bestaande ammoniakemissie toeneemt.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. het bepaalde in lid 3.5 onder a in die zin dat de uitoefening van een agrarisch bedrijf, al dan niet in samenhang met bouwactiviteiten, wordt gecombineerd met het vergisten van mest en het verhandelen van de daarbij vrijkomende energie, indien sprake is van één van de volgende wijzen van mestvergisting:
      1. a. het bedrijf verwerkt in hoofdzaak eigen geproduceerde mest en voegt eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toe; de co-vergiste mest wordt op de tot het bedrijf behorende gronden gebruikt en naar derden afgevoerd;
      2. b. het bedrijf verwerkt aangevoerde mest geproduceerd door derden en voegt eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toe; de co-vergiste mest wordt op de tot het bedrijf behorende gronden gebruikt,

mits:

    1. 1. de gronden ter plaatse zijn voorzien van een aanduiding voor een agrarische bedrijfskavel;
    2. 2. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    3. 3. de gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken ten behoeve van de (bedrijfseigen) mest- en/of organische (bij)productvergisting ten hoogste 2.500 m² zal bedragen en de bouwwerken worden gebouwd binnen het aaneengesloten bouwblok;
    4. 4. de capaciteit van de vergisting ten hoogste 100 ton per dag bedraagt;
    5. 5. de bouwhoogte van een mest- en/of organische (bij)productvergistingsinstallatie ten hoogste 10,00 m zal bedragen;
    6. 6. er sprake is van een agrarische bedrijfskavel, gelegen aan een weg, die berekend is op zwaar verkeer;
    7. 7. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
    8. 8. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  1. b. het bepaalde in lid 3.5 onder b en k in die zin dat de uitoefening van een agrarisch bedrijf, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, wordt gecombineerd met een ondergeschikte tweede tak of een deeltijdfunctie in de vorm van de in bijlage 2 opgenomen bedrijvigheid, mits:
    1. 1. de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding voor een agrarische bedrijfskavel;
    2. 2. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    3. 3. de gezamenlijke oppervlakte die wordt gebruikt ten behoeve van de ondergeschikte tweede tak of de deeltijdfunctie ten hoogste 350 m² bedraagt, tenzij er sprake is van een paardenhouderij in welk geval de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 500 m² zal bedragen;
    4. 4. er sprake is van een ligging aan een weg, die geschikt is voor een eventuele toename van (zwaar) verkeer;
    5. 5. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
    6. 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  1. c. het bepaalde in lid 3.5 onder c in die zin dat gronden en bouwwerken buiten het aaneengesloten bouwblok al dan niet binnen de agrarische bedrijfskavel worden gebruikt voor het opslaan van mest en kuilvoer, hooibalen en/of andere agrarische producten, mits;
    1. 1. dit om bedrijfseconomische, ontsluitings- of milieuredenen, bijvoorbeeld vanwege de nabijheid van woningen, noodzakelijk is;
    2. 2. de opslag van mest en kuilvoer, hooibalen en/of andere agrarische producten binnen de agrarische bedrijfskavel, dan wel direct aansluitend op de agrarische bedrijfskavel wordt gesitueerd;
    3. 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de landschappelijk en natuurlijke waarden, de geomorfologische, de archeologische en cultuurhistorische waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  1. d. het bepaalde in lid 3.5 onder f in die zin dat spoelplaatsen ten behoeve van de bollenteelt buiten een aaneengesloten bouwblok of de specifieke aangeduide wasplaatsen al dan niet binnen de agrarische bedrijfskavel worden aangelegd, mits:
    1. 1. deze vergunning eveneens niet wordt verleend op gronden die zijn voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap 1';
    2. 2. er sprake is van een goede en veilige verkeersontsluiting van het perceel;
    3. 3. er sprake is van een goede inpassing in het landschap overeenkomstig het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld;
    4. 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  1. e. het bepaalde in lid 3.5 onder h in die zin dat een bestaande bedrijfswoning, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, wordt gebruikt voor de huisvesting van meer dan één huishouden, mits:
    1. 1. deze vergunning uitsluitend wordt verleend ten behoeve van de huisvesting van een tweede (huishouden van een) persoon;
    2. 2. de bestaande bouwmassa niet wordt vergroot en er niet meer dan twee bedrijfswoningen worden gevestigd;
    3. 3. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    4. 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  1. f. het bepaalde in lid 3.5 onder n in die zin dat de gronden ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering worden gebruikt voor sierteelt, fruitteelt, boomteelt, houtteelt of overige opgaande meerjarige teeltvormen, mits:
    1. 1. deze vergunning uitsluitend wordt verleend indien de gronden aansluiten op bestaande opgaande landschapselementen;
    2. 2. deze vergunning niet wordt verleend op gronden die ter plaatse zijn voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap 1'';
    3. 3. een minimale afstand van 10,00 m wordt aangehouden tot aangrenzende agrarische productiegronden en woonbestemmingsgrenzen in verband met schaduwwerking;
    4. 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan landschappelijke, natuurlijke, geomorfologische en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  1. g. het bepaalde in lid 3.5 onder o in die zin dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak ten behoeve van het eigen hobbymatige gebruik met de daarbijbehorende bouwwerken, mits:
    1. 1. de paardrijbak zoveel mogelijk binnen een agrarische bedrijfskavel, dan wel daaraan grenzend, dan wel direct grenzend aan een bestemmingsvlak met bebouwing, ten hoogste 30 m vanaf de bestemmingsgrens of de grens van de agrarische bedrijfskavel, wordt gesitueerd;
    2. 2. bij beëindiging van het gebruik van de paardrijbak het agrarisch gebruik wordt hersteld;
    3. 3. er vanwege een paardrijdbak geen onevenredige hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor de nabijgelegen woonhuizen of woningen van derden;
    4. 4. de afstand tot een woonhuis van derden ten minste 15,00 m bedraagt;
    5. 5. de oppervlakte van de paardrijbak ten hoogste 800 m2 bedraagt;
    6. 6. een omheining uitsluitend transparant wordt toegepast met een maximale bouwhoogte van 1,80 m;
    7. 7. de paardrijbak niet wordt voorzien van bestrating of andere verharding;
    8. 8. er geen onevenredige verstoring van het bodemarchief wordt veroorzaakt;
    9. 9. er ten hoogste 4 lichtmasten worden geplaatst;
    10. 10. de bouwhoogte van lichtmasten ten hoogste 5,00 m bedraagt en de lichtmasten direct grenzend aan de paardrijbak worden geplaatst, waarbij de lichtuitstraling gericht is op de paardrijbak;
    11. 11. er sprake is van een goede inpassing in het landschap overeenkomstig het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld;
    12. 12. een paardrijbak niet aangelegd wordt achter een naburig perceel;
    13. 13. er ten hoogste één paardrijbak per perceel wordt toegestaan;
    14. 14. er geen bomen en/of houtgewassen worden gekapt, gerooid of geveld ten behoeve van de aanleg van de paardrijbak;
    15. 15. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet worden beperkt;
  1. h. het bepaalde in artikel 3, lid 3.5 onder r ten behoeve van een toename van de bestaande ammoniakemissie, met dien verstande dat deze afwijkingsbepaling slechts kan worden toegepast ten behoeve van een toename van de bestaande ammoniakemissie ten aanzien waarvan op grond van het rechtsoordeel van het wettelijk bevoegde gezag ter zake van de speciale bescherming van het te betrekken Natura 2000-gebied, vaststaat dat deze toename niet strijdig is met de Natuurbeschermingswet (of opvolgende wetgeving). De omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de landschappelijke en natuurlijke waarden van de gronden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

3.8 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in dié zin dat:

Vergroten agrarische bedrijfskavel grondgebonden agrarisch bedrijf

  1. a. Een agrarische bedrijfskavel voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel grondgebonden bedrijf', ten behoeve van de grondgebonden agrarische bedrijfsvoering wordt vergroot, mits:
    1. 1. de oppervlakte van de agrarische bedrijfskavel wordt vergroot tot ten hoogste 3 ha, dan wel indien de agrarische bedrijfskavel reeds een omvang heeft van 2 ha, het bouwblok wordt vergroot tot ten hoogste 2 ha;
    2. 2. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 10.000 m² zal bedragen;
    3. 3. er zicht is op een langdurige vergroting van de productieomvang als gevolg van schaalvergroting of extensivering/verbreding van de bedrijfsactiviteiten en de noodzakelijkheid van de bedrijfsuitbreiding is aangetoond;
    4. 4. er binnen de bestaande agrarische bedrijfskavel geen ruimte meer is voor de benodigde uitbreiding;
    5. 5. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bedrijfskavel en de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
    6. 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke waarden, de archeologische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    7. 7. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm.

Vergroten agrarische bedrijfskavel kwekerijbedrijf

  1. b. Een agrarische bedrijfskavel voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel kwekerijbedrijf' met inbegrip van het daarbinnen gelegen aaneengesloten bouwblok wordt vergroot, mits:
    1. 1. de oppervlakte van de agrarische bedrijfskavel met inbegrip van het daarbinnen gelegen aaneengesloten bouwblok wordt vergroot tot ten hoogste 1,50 ha;
    2. 2. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 10.000 m² zal bedragen;
    3. 3. er zicht is op een langdurige vergroting van de productieomvang als gevolg van schaalvergroting of extensivering/verbreding van de bedrijfsactiviteiten en de noodzakelijkheid van de bedrijfsuitbreiding is aangetoond;
    4. 4. er binnen de bestaande agrarische bedrijfskavel geen ruimte meer is voor de benodigde uitbreiding;
    5. 5. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bedrijfskavel en de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
    6. 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke waarden, de archeologische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    7. 7. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm.

Functiewijziging agrarische bedrijfskavel naar wonen

  1. c. De bestemming 'Agrarisch - 1', uitsluitend voor zover ter plaatse voorzien van een agrarische bedrijfskavel, wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' of 'Wonen - Voormaligeboerderijpanden' ten behoeve van een functieverandering van een agrarische bedrijfskavel, mits:
    1. 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 14 of 15 van overeenkomstige toepassing zijn;
    2. 2. de agrarische bedrijfskavel ter plaatse wordt verwijderd;
    3. 3. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    4. 4. de voormalige bedrijfsgebouwen, die landschapsontsierend zijn, worden gesaneerd ten behoeve van de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
    5. 5. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning;
    6. 6. het voormalige boerderijpand of andere beeldbepalende bouwvormen als landschappelijk waardevolle verschijningsvorm worden gehandhaafd;
    7. 7. de omvang van het bestemmingsvlak ten behoeve van het wonen ten hoogste 2.000 m² zal bedragen;
    8. 8. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Wijziging Ruimte-voor-Ruimte-Regeling

  1. d. De bestemming 'Agrarisch - 1', uitsluitend voor zover ter plaatse voorzien van een agrarische bedrijfskavel, wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' of 'Wonen - Voormaligeboerderijpanden' ten behoeve van compensatie, mits:
    1. 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 14 of 15 van overeenkomstige toepassing zijn;
    2. 2. de agrarische bedrijfsfunctie ter plaatse is beëindigd en de agrarische bedrijfskavel ter plaatse wordt verwijderd;
    3. 3. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    4. 4. op de betreffende voormalige agrarische bedrijfskavel ten minste 750 m² aan voormalige agrarische bedrijfsgebouwen, niet zijnde cultuurhistorisch waardevolle en/of karakteristieke gebouwen, wordt gesloopt, ten behoeve van de bouw van maximaal één woonhuis;
    5. 5. bij toepassing van de sloop alle bouwwerken, niet zijnde de cultuurhistorisch waardevolle en/of karakteristieke gebouwen, van het perceel worden verwijderd, zodanig dat volledige sloop plaatsvindt en het perceel op een kwalitatief goed wijze, passend in het landschap, wordt ingericht overeenkomstig het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld;
    6. 6. het ter compensatie van de sloop nieuw te bouwen woonhuis direct achter of naast het voormalig boerderijpand wordt gebouwd;
    7. 7. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere waarde;
    8. 8. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke waarden, de geomorfologische, cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

Vergroten bestemmingsvlakken wonen

  1. e. De bestemming 'Agrarisch - 1' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' of 'Wonen - Voormaligeboerderijpanden' ten behoeve van het vergroten van bestemmingsvlakken, mits:
    1. 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 14 of 15 van overeenkomstige toepassing zijn;
    2. 2. de oppervlakte van het betreffende bestemmingsvlak voor het wonen na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid ten hoogste 2.000 m² zal bedragen;
    3. 3. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    4. 4. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat het bestemmingsvlak en de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
    5. 5. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke waarden, de archeologische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Verplaatsen bestemmingsvlakken wonen

  1. f. De bestemming 'Agrarisch - 1' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' of 'Wonen - Voormaligeboerderijpanden' ten behoeve van het verplaatsen van bestemmingsvlakken, mits:
    1. 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 14 of 15 van overeenkomstige toepassing zijn;
    2. 2. het voormalige (deel van het) bestemmingsvlak ter plaatse wordt verwijderd en de betreffende gronden worden voorzien van de bestemming 'Agrarisch - 1';
    3. 3. de huidige ligging van het bestemmingsvlak belemmeringen oplevert voor de omgeving, dan wel voor de bewoners zelf en er met een gewijzigde situering een verbetering kan worden bewerkstelligd;
    4. 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    5. 5. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat het bestemmingsvlak en de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
    6. 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Functieverandering agrarische bedrijfskavel naar niet-agrarische bedrijvigheid

  1. g. De bestemming 'Agrarisch - 1' uitsluitend voor zover ter plaatse voorzien van een agrarische bedrijfskavel, wordt gewijzigd in de bestemming 'Bedrijf', ten behoeve van een functieverandering van een agrarische bedrijfskavel, mits:
    1. 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid respectievelijk de regels van artikel 5 van overeenkomstige toepassing zijn;
    2. 2. de agrarische bedrijfskavel ter plaatse wordt verwijderd;
    3. 3. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    4. 4. de functie ondergebracht wordt in de bestaande, voormalig agrarisch gebruikte gebouwen, die aanwezig zijn op het moment van toepassing van deze wijziging en die ten minste drie jaar ten behoeve van het agrarisch gebruik in gebruik zijn geweest;
    5. 5. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de externe veiligheid. Voor het beoordelen van de externe veiligheid wordt de regionale brandweer om advies gevraagd, in geval de functiewijziging betrekking heeft op een agrarische bedrijfskavel of een deel daarvan dat zich binnen 200 m van een risicobron bevindt;
    6. 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Wijziging situering bouwblok

  1. h. de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel grondgebonden bedrijf” en “specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel kwekerijbedrijf”, qua situering wordt gewijzigd, met inbegrip van een wijziging van het daarbinnen gelegen aaneengesloten bouwblok, mits:
    1. 1. er een bedrijfstechnische noodzaak is om ten behoeve van de bouw van bedrijfsgebouwen of het opslaan van mest, hooibalen en/of andere agrarische producten, de situering van de agrarische bedrijfskavel/het daarbinnen gelegen aaneengesloten bouwblok bij gelijkblijvende oppervlakte te wijzigen;
    2. 2. bij gelijktijdige toepassing van de wijziging om de bedrijfskavel en het aaneengesloten bouwblok te vergroten, deze wijziging tevens wordt toegepast om de situering van de agrarische bedrijfskavel/het daarbinnen gelegen aaneengesloten bouwblok te wijzigen;
    3. 3. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan, zodanig dat de bedrijfskavel en de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
    4. 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 4 Agrarisch - 2

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het agrarisch grondgebruik;
  2. b. de uitoefening van het agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel grondgebonden bedrijf';
  3. c. het wonen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering ter plaatse van een agrarische bedrijfskavel;
  4. d. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke, geomorfologische en cultuurhistorische waarden;
  5. e. doeleinden van natuurontwikkeling en agrarisch natuurbeheer;
  6. f. extensief dagrecreatief medegebruik van bestaande infrastructuur en voorzieningen;
  7. g. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van karakteristieke bijgebouwen;
  8. h. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van kleine natuur- en landschapselementen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. i. cultuurgrond;
  2. j. nutsvoorzieningen;
  3. k. kleinschalige duurzame energiewinning;
  4. l. wegen, paden en overige oppervlakteverhardingen;
  5. m. beken, plassen, poelen, vennen, sloten en/of andere watergangen en/of -partijen al dan niet mede bestemd voor waterberging;
  6. n. terreinen voor evenementen;

met de daarbijbehorende:

  1. o. bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen;
  2. p. bedrijfswoningen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep, een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit en/of kinderopvang;
  3. q. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels

Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegevoegd.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van bouwwerken en de vormgeving van een aaneengesloten bouwblok ten behoeve van een goede aansluiting bij het landschappelijk karakteristiek en/of de landschappelijke hoofdstructuur, de woonsituatie en de natuurwaarden, waarbij telkens het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld toetsingskader zal zijn.

4.4 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. het bepaalde in lid 4.2.1 onder c in die zin dat het aaneengesloten bouwblok, uitsluitend ten behoeve van grondgebonden bedrijfsmatige activiteiten, ter plaatse van de aanduiding van een agrarische bedrijfskavel met een minimale omvang van 2 ha, wordt vergroot, mits:
    1. 1. deze vergunning uitsluitend wordt verleend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel grondgebonden bedrijf';
    2. 2. de oppervlakte van het aaneengesloten bouwblok wordt vergroot tot ten hoogste 2 ha ter plaatse van de aanduiding voor een agrarische bedrijfskavel;
    3. 3. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 7.500 m² zal bedragen;
    4. 4. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
    5. 5. er zicht is op een langdurige vergroting van de productieomvang als gevolg van schaalvergroting of extensivering/verbreding van de bedrijfsactiviteiten en de noodzakelijkheid van de bedrijfsuitbreiding is aangetoond;
    6. 6. er binnen het bestaande aaneengesloten bouwblok geen ruimte meer is voor de benodigde uitbreiding;
    7. 7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke waarden, de geomorfologische, cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    8. 8. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm;
  1. b. het bepaalde in lid 4.2.1 onder c in die zin dat gebouwen en overkappingen buiten het aaneengesloten bouwblok worden gebouwd, mits:
    1. 1. deze gebouwen of overkappingen uitsluitend in de functie van schuilstallen voor het hobbymatig houden van vee worden gebouwd;
    2. 2. deze vergunning niet wordt verleend indien de gronden binnen een afstand van 250 m van het bouwperceel van de houder van het vee zijn gelegen, tenzij de situering van de schuilstal op het perceel landschappelijk of milieuhygiënisch niet aanvaardbaar is;
    3. 3. er ten hoogste één gebouw of overkapping per hobbymatig houder van het vee wordt gebouwd;
    4. 4. de goothoogte van een gebouw of een overkapping ten hoogste 2,50 m zal bedragen;
    5. 5. de bouwhoogte van een gebouw of een overkapping ten hoogste 3,50 m zal bedragen;
    6. 6. de oppervlakte van een gebouw of een overkapping ten hoogste:
      • 25 m² zal bedragen indien de houder van het vee beschikt over een oppervlakte van 1 tot 2 ha cultuurgrond;
      • 50 m² zal bedragen indien de houder van het vee beschikt over een oppervlakte van 2 ha of meer cultuurgrond;
    7. 7. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
    8. 8. als voorwaarde wordt gesteld dat bij beëindiging van het gebruik van een gebouw of een overkapping als schuilstal voor het houden van vee het gebouw wordt verwijderd en het agrarisch gebruik van de gronden wordt hersteld;
    9. 9. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  1. c. het bepaalde in lid 4.2.1 onder h in die zin dat een bedrijfsgebouw wordt gebouwd met een oppervlakte groter dan 500 m², mits:
    1. 1. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 7.500 m² zal bedragen;
    2. 2. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
    3. 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  1. d. het bepaalde in lid 4.2.1 onder h in die zin dat de goot- en/of bouwhoogte van bedrijfsgebouwen wordt vergroot tot ten hoogste 5,50 m respectievelijk 14,00 m, mits:
    1. 1. deze omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend als gevolg van milieumaatregelen en/of ten behoeve van het verbeteren van het dierenwelzijn;
    2. 2. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
    3. 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  1. e. het bepaalde in lid 4.2.1 onder h in die zin dat bedrijfsgebouwen worden gebouwd in de vorm van serrestallen of naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsgebouwen, mits:
    1. 1. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
    2. 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  1. f. het bepaalde in lid 4.2.2 onder a in die zin dat mestsilo's, -bassins of platen buiten het aaneengesloten bouwblok worden gebouwd, mits:
    1. 1. de diameter van een mestsilo ten hoogste 25,00 m zal bedragen;
    2. 2. de oppervlakte van een mestbassin of plaat, inclusief opstaande randen, ten hoogste 750 m² zal bedragen;
    3. 3. de bouwhoogte van een mestsilo ten hoogste 4,00 m, exclusief afdekking, zal bedragen;
    4. 4. de bouwhoogte van de opstaande randen van een mestbassin of plaat ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
    5. 5. tevens de in lid 4.6 onder c genoemde vergunning is verleend;
    6. 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

4.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van mestvergisting en naar de aard daarmee gelijk te stellen activiteiten anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  2. b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor niet-agrarische bedrijvigheid, anders dan bij het wonen toegestane beroepen en bedrijven tenzij de gronden daarvoor specifiek zijn aangeduid, dan wel waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  3. c. het opslaan van mest, hooibalen en/of andere agrarische producten buiten het aaneengesloten bouwblok, met uitzondering van tijdelijke opslag van landbouwproducten (maximaal zes maanden per jaar), tenzij in de bestaande situatie opslag buiten een aaneengesloten bouwblok is gesitueerd, in welk geval de opslag van mest, hooibalen en/of andere agrarische producten op de bestaande locatie is toegestaan;
  4. d. het opslaan van agrarische producten binnen de agrarische bedrijfskavel voor zover het gronden betreft die gelegen zijn voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het dichtst bij de weg gelegen bedrijfsgebouw, tenzij in de bestaande situatie opslag voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het dichtst bij de weg gelegen gebouw is gesitueerd, in welk geval de opslag op de bestaande locatie is toegestaan;
  5. e. het opslaan van niet-agrarische producten, auto's, caravans en boten anders dan in gebouwen;
  6. f. het gebruik van spoelplaatsen ten behoeve van de bollenteelt buiten de aaneengesloten bouwblokken;
  7. g. het plaatsen van tunnelkassen, blaastunnels, en naar de aard daarmee gelijk te stellen objecten anders dan bedoeld in lid 4.2.1 onder b;
  8. h. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en/of de aanleg van wegen en paden anders dan ten behoeve van het agrarisch gebruik (buiten het bouwblok) of de bereikbaarheid van bebouwde agrarische percelen;
  9. i. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één bedrijfswoning ontstaat;
  10. j. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van niet-grondgebonden agrarische bedrijfsactiviteiten;
  11. k. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  12. l. het gebruik van een tijdelijk kampeerterrein ten behoeve van het plaatsen van kampeermiddelen in de periode 1 november tot en met 14 maart;
  13. m. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
    1. 1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    2. 2. de beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de oppervlakte van de bedrijfswoning, de aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 100 m²;
    3. 3. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
    4. 4. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
  14. n. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  15. o. het gebruik van een bedrijfswoning voor kinderopvang waarbij meer dan zes kinderen, inclusief de eigen kinderen, worden opgevangen;
  16. p. het gebruik van gronden ten behoeve van de sierteelt, fruitteelt, boomteelt, houtteelt, of overige opgaande meerjarige teeltvormen hoger dan 1,50 m, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  17. q. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak met de daarbijbehorende bouwwerken, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  18. r. het gebruik van de gronden ten behoeve van containerteelt;
  19. s. het gebruik van een tweede bouwlaag of meer voor het houden van dieren ten behoeve van een niet-grondgebonden bedrijfsvoering;
  20. t. het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van de huisvesting van vee indien en voor zover de bestaande ammoniakemissie toeneemt.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. het bepaalde in lid 4.5. onder a in die zin dat de uitoefening van een agrarisch bedrijf, al dan niet in samenhang met bouwactiviteiten, wordt gecombineerd met het vergisten van mest en het verhandelen van de daarbij vrijkomende energie, indien sprake is van één van de volgende wijzen van mestvergisting:
      1. a. het bedrijf verwerkt in hoofdzaak eigen geproduceerde mest en voegt eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toe; de co-vergiste mest wordt op de tot het bedrijf behorende gronden gebruikt en naar derden afgevoerd;
      2. b. het bedrijf verwerkt aangevoerde mest geproduceerd door derden en voegt eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toe; de co-vergiste mest wordt op de tot het bedrijf behorende gronden gebruikt,

mits:

    1. 1. de gronden ter plaatse zijn voorzien van een aanduiding voor een agrarische bedrijfskavel;
    2. 2. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    3. 3. de gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken ten behoeve van de (bedrijfseigen) mest- en/of organische (bij)-productvergisting ten hoogste 2500 m² zal bedragen en de bouwwerken worden gebouwd binnen het aaneengesloten bouwblok;
    4. 4. de capaciteit van de vergisting ten hoogste 100 ton per dag bedraagt;
    5. 5. de bouwhoogte van een mest- en/of organische (bij)productvergistingsinstallatie ten hoogste 10,00 m zal bedragen;
    6. 6. er sprake is van een agrarische bedrijfskavel, gelegen aan een weg, die berekend is op zwaar verkeer;
    7. 7. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
    8. 8. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  1. b. het bepaalde in lid 4.5 onder b en m in die zin dat de uitoefening van een agrarisch bedrijf, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, wordt gecombineerd met een ondergeschikte tweede tak of een deeltijdfunctie in de vorm van de in bijlage 2 opgenomen bedrijvigheid, mits:
    1. 1. de gronden ter plaatse zijn voorzien van een aanduiding voor een agrarische bedrijfskavel;
    2. 2. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    3. 3. de gezamenlijke oppervlakte die wordt gebruikt ten behoeve van de ondergeschikte tweede tak of de deeltijdfunctie ten hoogste 350 m² bedraagt, tenzij er sprake is van een paardenhouderij in welk geval de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 500 m² zal bedragen;
    4. 4. er sprake is van een ligging aan een weg, die geschikt is voor een eventuele toename van (zwaar) verkeer;
    5. 5. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
    6. 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  1. c. het bepaalde in lid 4.5 onder c in die zin dat gronden en bouwwerken buiten het aaneengesloten bouwblok al dan niet binnen de agrarische bedrijfskavel worden gebruikt voor het opslaan van mest en kuilvoer, hooibalen en/of andere agrarische producten, mits:
    1. 1. dit om bedrijfseconomische, ontsluitings- of milieuredenen, bijvoorbeeld vanwege de nabijheid van woningen, noodzakelijk is;
    2. 2. de opslag van mest en kuilvoer, hooibalen en/of andere agrarische producten binnen de agrarische bedrijfskavel, dan wel direct aansluitend op de agrarische bedrijfskavel wordt gesitueerd;
    3. 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de landschappelijk en natuurlijke waarden, de geomorfologische, de archeologische en cultuurhistorische waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  1. d. het bepaalde in lid 4.5 onder f in die zin dat spoelplaatsen ten behoeve van de bollenteelt buiten een aaneengesloten bouwblok al dan niet binnen de agrarische bedrijfskavel worden aangelegd, mits:
    1. 1. deze vergunning niet wordt verleend op gronden die zijn voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap 1';
    2. 2. er sprake is van een goede en veilige verkeersontsluiting van het perceel;
    3. 3. er sprake is van een goede inpassing in het landschap overeenkomstig het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld;
    4. 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  1. e. het bepaalde in lid 4.5 onder i in die zin dat een bestaande bedrijfswoning, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, wordt gebruikt voor de huisvesting van meer dan één huishouden, mits:
    1. 1. deze vergunning uitsluitend wordt verleend ten behoeve van de huisvesting van een tweede (huishouden van een) persoon;
    2. 2. de bestaande bouwmassa niet wordt vergroot en er niet meer dan twee bedrijfswoningen worden gevestigd;
    3. 3. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    4. 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  1. f. het bepaalde in lid 4.5 onder p in die zin dat de gronden ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering worden gebruikt voor sierteelt, fruitteelt, boomteelt, houtteelt of overige opgaande meerjarige teeltvormen, mits:
    1. 1. deze vergunning uitsluitend wordt verleend indien de gronden aansluiten op bestaande opgaande landschapselementen;
    2. 2. deze vergunning niet wordt verleend op gronden die ter plaatse zijn voorzien van de dubbelbestemming'Waarde - Landschap 1';
    3. 3. een minimale afstand van 10,00 m wordt aangehouden tot aangrenzende agrarische productiegronden en woonbestemmingsgrenzen in verband met schaduwwerking;
    4. 4. er sprake is van een goede inpassing in het landschap overeenkomstig het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld;
    5. 5. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan landschappelijke, natuurlijke, geomorfologische en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  1. g. het bepaalde in lid 4.5 onder q in die zin dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak ten behoeve van het eigen hobbymatige gebruik met de daarbijbehorende bouwwerken, mits:
    1. 1. de paardrijbak zoveel mogelijk binnen een agrarische bedrijfskavel, dan wel daaraan grenzend, dan wel direct grenzend aan een bestemmingsvlak met bebouwing, ten hoogste 30 m vanaf de bestemmingsgrens of de grens van de agrarische bedrijfskavel, wordt gesitueerd;
    2. 2. bij beëindiging van het gebruik van de paardrijbak het agrarisch gebruik wordt hersteld;
    3. 3. er vanwege een paardrijdbak geen onevenredige hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor de nabijgelegen woonhuizen of woningen van derden;
    4. 4. de afstand tot een woonhuis van derden ten minste 15,00 m bedraagt;
    5. 5. de oppervlakte van de paardrijbak ten hoogste 800 m2 bedraagt;
    6. 6. een omheining uitsluitend transparant wordt toegepast met een maximale bouwhoogte van 1,80 m;
    7. 7. de paardrijbak niet wordt voorzien van bestrating of andere verharding;
    8. 8. er geen onevenredige verstoring van het bodemarchief wordt veroorzaakt;
    9. 9. er ten hoogste 4 lichtmasten worden geplaatst;
    10. 10. de bouwhoogte van lichtmasten ten hoogste 5,00 m bedraagt en de lichtmasten direct grenzend aan de paardrijbak worden geplaatst, waarbij de lichtuitstraling gericht is op de paardrijbak;
    11. 11. er sprake is van een goede inpassing in het landschap overeenkomstig het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld;
    12. 12. een paardrijbak niet aangelegd wordt achter een naburig perceel;
    13. 13. er ten hoogste één paardrijbak per perceel wordt toegestaan;
    14. 14. er geen bomen en/of houtgewassen worden gekapt, gerooid of geveld ten behoeve van de aanleg van de paardrijbak;
    15. 15. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet worden beperkt.
  1. h. het bepaalde in artikel 4, lid 4.5 onder t ten behoeve van een toename van de bestaande ammoniakemissie, met dien verstande dat deze afwijkingsbepaling slechts kan worden toegepast ten behoeve van een toename van de bestaande ammoniakemissie ten aanzien waarvan op grond van het rechtsoordeel van het wettelijk bevoegde gezag ter zake van de speciale bescherming van het te betrekken Natura 2000-gebied, vaststaat deze toename niet strijdig is met de Natuurbeschermingswet (of opvolgende wetgeving). De omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de landschappelijke en natuurlijke waarden van de gronden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

4.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

4.8 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in dié zin dat:

Vergroten agrarische bedrijfskavel grondgebonden agrarisch bedrijf

  1. a. Een agrarische bedrijfskavel voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel grondgebonden bedrijf' ten behoeve van de grondgebonden agrarische bedrijfsvoering wordt vergroot, mits:
    1. 1. de oppervlakte van de agrarische bedrijfskavel wordt vergroot tot ten hoogste 3,00 ha, dan wel indien de agrarische bedrijfskavel reeds een omvang heeft van 2 ha, het bouwblok wordt vergroot tot ten hoogste 2 ha;
    2. 2. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 7.500 m² zal bedragen;
    3. 3. er zicht is op een langdurige vergroting van de productieomvang als gevolg van schaalvergroting of extensivering/verbreding van de bedrijfsactiviteiten en de noodzakelijkheid van de bedrijfsuitbreiding is aangetoond;
    4. 4. er binnen de bestaande agrarische bedrijfskavel geen ruimte meer is voor de benodigde uitbreiding;
    5. 5. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bedrijfskavel en de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
    6. 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke waarden, de archeologische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    7. 7. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm.

Algemene wijziging naar bos en natuur

  1. b. De bestemming 'Agrarisch - 2' wordt gewijzigd in de bestemming 'Bos - 1', mits:
    1. 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 7, of van overeenkomstige toepassing zijn;
    2. 2. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    3. 3. de wijziging past binnen het beleid met betrekking tot de Ecologische Hoofdstructuur, dan wel betrekking heeft op particulier natuurbeheer;
    4. 4. de wijzigingsbevoegdheid niet eerder wordt toegepast dan nadat de betreffende gronden in zijn geheel voor de daadwerkelijke natuurontwikkeling zijn verworven of aangewezen;
    5. 5. rekening wordt gehouden met voorzienbare nieuwe infrastructuur, dorpsuitbreidingen en (uitbreiding van) bedrijventerreinen;
    6. 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de geomorfologische, de archeologische en cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    7. 7. de wijziging uitsluitend wordt toegepast op basis van een inrichtingsplan dat in elk geval inzicht geeft in de bodemingrepen, de gevolgen voor de waterhuishouding en het toekomstig landschapsbeeld. De omzetting en inrichting van de in het wijzigingsplan begrepen gronden moet in overeenstemming met het bij het wijzigingsplan behorende en gewaarmerkte inrichtingsplan plaatsvinden;
    8. 8. er voor het toepassing geven aan de wijzigingsbevoegdheid een planschade overeenkomst is gesloten.

Functiewijziging agrarische bedrijfskavel naar wonen

  1. c. De bestemming 'Agrarisch - 2', uitsluitend voor zover ter plaatse voorzien van een agrarische bedrijfskavel, wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' of 'Wonen - Voormaligeboerderijpanden' ten behoeve van een functieverandering van een agrarische bedrijfskavel, mits:
    1. 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 14 of 15 van overeenkomstige toepassing zijn;
    2. 2. de agrarische bedrijfskavel ter plaatse wordt verwijderd;
    3. 3. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    4. 4. de voormalige bedrijfsgebouwen, die landschapsontsierend zijn, worden gesaneerd ten behoeve van de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
    5. 5. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning;
    6. 6. het voormalige boerderijpand of andere beeldbepalende bouwvormen als landschappelijk waardevolle verschijningsvorm worden gehandhaafd;
    7. 7. de omvang van het bestemmingsvlak ten behoeve van het wonen ten hoogste 2.000 m² zal bedragen;
    8. 8. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Wijziging Ruimte-voor-Ruimte-Regeling

  1. d. De bestemming 'Agrarisch - 2', uitsluitend voor zover ter plaatse voorzien van een agrarische bedrijfskavel, wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' of 'Wonen - Voormaligeboerderijpanden' ten behoeve van compensatie, mits:
    1. 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 14 of 15 van overeenkomstige toepassing zijn;
    2. 2. de agrarische bedrijfsfunctie ter plaatse is beëindigd en de agrarische bedrijfskavel ter plaatse wordt verwijderd;
    3. 3. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    4. 4. op de betreffende voormalige agrarische bedrijfskavel ten minste 750 m² aan voormalige agrarische bedrijfsgebouwen, niet zijnde cultuurhistorisch waardevolle en/of karakteristieke gebouwen, wordt gesloopt, ten behoeve van de bouw van maximaal één woonhuis;
    5. 5. bij toepassing van de sloop alle bouwwerken, niet zijnde de cultuurhistorisch waardevolle en/of karakteristieke gebouwen, van het perceel worden verwijderd, zodanig dat volledige sloop plaatsvindt en het perceel op een kwalitatief goed wijze, passend in het landschap, wordt ingericht overeenkomstig het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld;
    6. 6. het ter compensatie van de sloop nieuw te bouwen woonhuis direct achter of naast het voormalig boerderijpand wordt gebouwd;
    7. 7. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere waarde;
    8. 8. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke waarden, de geomorfologische, cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Vergroten bestemmingsvlakken wonen

  1. e. De bestemming 'Agrarisch - 2' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' of 'Wonen - Voormaligeboerderijpanden' ten behoeve van het vergroten van bestemmingsvlakken, mits:
    1. 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 14 of 15 van overeenkomstige toepassing zijn;
    2. 2. de oppervlakte van het betreffende bestemmingsvlak voor het wonen na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid ten hoogste 2.000 m² zal bedragen;
    3. 3. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    4. 4. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat het bestemmingsvlak en de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
    5. 5. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de archeologische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Verplaatsen bestemmingsvlakken wonen

  1. f. De bestemming 'Agrarisch - 2' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' of 'Wonen - Voormaligeboerderijpanden' ten behoeve van het verplaatsen van bestemmingsvlakken, mits:
    1. 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 14 of 15 van overeenkomstige toepassing zijn;
    2. 2. het voormalige bestemmingsvlak ter plaatse wordt verwijderd en de betreffende gronden worden voorzien van de bestemming 'Agrarisch - 2';
    3. 3. de huidige ligging van het bestemmingsvlak belemmeringen oplevert voor de omgeving, dan wel voor de bewoners zelf en er met een gewijzigde situering een verbetering kan worden bewerkstelligd;
    4. 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    5. 5. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat het bestemmingsvlak en de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
    6. 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Functieverandering agrarische bedrijfskavel naar niet-agrarische bedrijvigheid

  1. g. De bestemming 'Agrarisch - 2' uitsluitend voor zover ter plaatse voorzien van een agrarische bedrijfskavel, wordt gewijzigd in de bestemming 'Bedrijf'' ten behoeve van een functieverandering van een agrarische bedrijfskavel, mits:
    1. 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid respectievelijk de regels van artikel 5 van overeenkomstige toepassing zijn;
    2. 2. de agrarische bedrijfskavel ter plaatse wordt verwijderd;
    3. 3. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    4. 4. de functie ondergebracht wordt in de bestaande, voormalig agrarisch gebruikte gebouwen, die aanwezig zijn op het moment van toepassing van deze wijziging en die ten minste drie jaar ten behoeve van het agrarisch gebruik in gebruik zijn geweest;
    5. 5. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de externe veiligheid. Voor het beoordelen van de externe veiligheid wordt de regionale brandweer om advies gevraagd, in geval de functiewijziging betrekking heeft op een agrarische bedrijfskavel of een deel daarvan dat zich binnen 200 m van een risicobron bevindt;
    6. 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Wijzigig situering bouwblok

  1. h. De aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel grondgebonden bedrijf' en 'specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel kwekerijbedrijf', qua situering wordt gewijzigd, met inbegrip van een wijziging van het daarbinnen gelegen aaneengesloten bouwblok, mits:
    1. 1. er een bedrijfstechnische noodzaak is om ten behoeve van de bouw van bedrijfsgebouwen of het opslaan van mest, hooibalen en/of andere agrarische producten, de situering van de agrarische bedrijfskavel/het daarbinnen gelegen aaneengesloten bouwblok bij gelijkblijvende oppervlakte te wijzigen;
    2. 2. bij gelijktijdige toepassing van de wijziging om de bedrijfskavel en het aaneengesloten bouwblok te vergroten, deze wijziging tevens wordt toegepast om de situering van de agrarische bedrijfskavel/het daarbinnen gelegen aaneengesloten bouwblok te wijzigen;
    3. 3. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan, zodanig dat de bedrijfskavel en de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
    4. 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 5 Bedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van bedrijven, welke zijn genoemd in bijlage 3 onder de categorieën 1 en 2, niet zijnde geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
  2. b. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van bedrijven, welke zijn genoemd in bijlage 3 onder de categorieën 1 en 2, niet zijnde geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven in combinatie met detailhandel, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  3. c. bedrijfswoningen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep, een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit en/of kinderopvang;
  4. d. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van karakteristieke bijgebouwen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. e. kleinschalige duurzame energiewinning;
  2. f. wegen en paden;
  3. g. water;
  4. h. met de daarbijbehorende:
  5. i. tuinen, erven en terreinen;
  6. j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels

Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegevoegd.

5.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. het bepaalde in lid 5.2.1 onder b in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 75% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak zal bedragen, mits:
    1. 1. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 2.500 m² zal bedragen;
    2. 2. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
  2. b. het bepaalde in lid 5.2.1 onder f in die zin dat een bedrijfsgebouw wordt gebouwd met een oppervlakte groter dan 500 m², mits:
    1. 1. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 2.500 m² zal bedragen;
    2. 2. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
  3. c. het bepaalde in lid 5.2.1 onder f in die zin dat de goot- en/of bouwhoogte van bedrijfsgebouwen wordt vergroot tot ten hoogste 5,50 m respectievelijk 14,00 m, mits:
    1. 1. de vergroting noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering;
    2. 2. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
    3. 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bedrijvigheid anders dan genoemd in lid 7.1;
  2. b. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
    1. 1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    2. 2. de beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de oppervlakte van de bedrijfswoning, de aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 100 m²;
    3. 3. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
    4. 4. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
  3. c. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  4. d. het gebruik van een bedrijfswoning voor kinderopvang waarbij meer dan zes kinderen, inclusief de eigen kinderen, worden opgevangen;
  5. e. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat;
  6. f. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een zorgfunctie;
  7. g. het opslaan van producten, materialen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen zaken en/of het stallen van auto's, caravans en boten anders dan in gebouwen;
  8. h. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  9. i. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel, tenzij voorzien van de aanduiding 'detailhandel';
  10. j. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak met de daarbijbehorende bouwwerken, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend.

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. het bepaalde in lid 5.4 onder a in die zin dat de gronden en bouwwerken, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor bedrijven, welke naar de aard en de invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de in lid 5.1 onder a genoemde bedrijven, mits:
    1. 1. het niet betreft detailhandelsbedrijven, geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
    2. 2. zwaar verkeer of veel verkeer aantrekkende bedrijvigheid uitsluitend aan wegen, die daarop zijn berekend, gevestigd wordt;
    3. 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  2. b. het bepaalde in lid 5.4 onder c en h in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor recreatieappartementen ten behoeve van recreatieve bewoning in karakteristieke bijgebouwen, mits:
    1. 1. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    2. 2. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
    3. 3. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
    4. 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  3. c. het bepaalde in lid 5.4 onder d in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor kinderopvang voor meer dan zes kinderen, mits:
    1. 1. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
    2. 2. de kinderopvang plaatsvindt binnen de bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw;
    3. 3. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
    4. 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    5. 5. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
    6. 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  4. d. het bepaalde in lid 5.4 onder f in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt ten behoeve van een zorgfunctie, mits:
    1. 1. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
    2. 2. de zorgfunctie plaatsvindt binnen de bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw;
    3. 3. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
    4. 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    5. 5. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
    6. 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. e. het bepaalde in lid 5.4 onder h in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning in de vorm van bed and breakfast, mits:
    1. 1. de logiesverstrekking plaatsvindt binnen de bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw. Er wordt uitgegaan van een bestaande entree (deur);
    2. 2. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
    3. 3. er maximaal drie kamers met in totaal 10 slaapplaatsen gerealiseerd worden;
    4. 4. er geen keukenblok in de kamers wordt gemaakt;
    5. 5. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    6. 6. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
    7. 7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  6. f. het bepaalde in lid 5.4 onder j in die zin dat gronden, voor zover gelegen binnen het bestemmingsvlak met bebouwing, worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak ten behoeve van het eigen hobbymatige gebruik met de daarbijbehorende bouwwerken, mits:
    1. 1. er vanwege een paardrijdbak geen onevenredige hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor de nabijgelegen woonhuizen of woningen van derden;
    2. 2. de afstand tot een woonhuis van derden ten minste 15,00 m bedraagt;
    3. 3. de oppervlakte van de paardrijbak ten hoogste 800 m2 bedraagt;
    4. 4. een omheining uitsluitend transparant wordt toegepast met een maximale bouwhoogte van 1,80 m;
    5. 5. de paardrijbak niet wordt voorzien van bestrating of andere verharding;
    6. 6. er geen onevenredige verstoring van het bodemarchief wordt veroorzaakt;
    7. 7. er ten hoogste 4 lichtmasten worden geplaatst;
    8. 8. de bouwhoogte van lichtmasten ten hoogste 5,00 m bedraagt en de lichtmasten direct grenzend aan de paardrijbak worden geplaatst, waarbij de lichtuitstraling gericht is op de paardrijbak;
    9. 9. er sprake is van een goede inpassing in het landschap overeenkomstig het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld;
    10. 10. een paardrijbak niet aangelegd wordt achter een naburig perceel;
    11. 11. er ten hoogste één paardrijbak per perceel wordt toegestaan;
    12. 12. er geen bomen en/of houtgewassen worden gekapt, gerooid of geveld ten behoeve van de aanleg van de paardrijbak;
    13. 13. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet worden beperkt.

5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.7 Wijzigingsbevoegdheid

  1. a. Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in dié zin dat de bestemming 'Bedrijf', wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' al dan niet in combinatie met een gedeeltelijke wijziging in de bestemming 'Agrarisch - 1' of 'Agrarisch - 2', mits:
    1. 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 14 en/of artikel 3 of 4 van overeenkomstige toepassing zijn;
    2. 2. het bestemmingsvlak 'Wonen' wordt afgestemd op de feitelijke situatie en eventueel buiten het bestemmingsvlak 'Wonen' liggende gronden worden voorzien van de bestemming 'Agrarisch - 1' of 'Agrarisch - 2';
    3. 3. de bedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn beëindigd;
    4. 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzen de (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    5. 5. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning;
    6. 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 6 Bedrijventerrein

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van bedrijven, welke zijn genoemd in bijlage 3 onder de categorieën 1 en 2, niet zijnde geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
  2. b. een tuincentrum ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum';
  3. c. bedrijfswoningen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep, een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit en/of kinderopvang;
  4. d. opgaande groenvoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'groen';

met daaraan ondergeschikt:

  1. e. kleinschalige duurzame energiewinning;
  2. f. detailhandel;
  3. g. wegen en paden;
  4. h. water;

met de daarbijbehorende:

  1. i. tuinen, erven en terreinen;
  2. j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  1. a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  2. b. het bebouwingsbeeld;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. nadere eisen stellen aan:
  5. e. de afstand van gebouwen tot de weg, indien niet wordt gebouwd in de naar de weg gekeerde bouwgrens;
  6. f. de afstand tussen gebouwen;
  7. g. de plaatsing van de gebouwen.

6.4 Afwijking van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. het bepaalde in lid 6.1 om bedrijven toe te laten uit ten hoogste twee categorieën hoger dan in lid 6.1 genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de volgens lid 6.1 toegelaten categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten Bedrijventerrein;
  2. b. het bepaalde in lid 6.1 om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten Bedrijventerrein zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de volgens lid 6.1 toegelaten categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, met inachtneming van het volgende:
  • Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • vuurwerkbedrijven zijn niet toegestaan;
  • Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  1. c. het bepaalde in lid 6.2.1 onder b en toestaan dat het bebouwingspercentage per bouwperceel wordt vergroot tot niet meer dan 90;
  2. d. het bepaalde in lid 6.2.1 onder d en toestaan dat de afstand van een bedrijfsgebouw tot de zijdelingse perceelgrens wordt verminderd tot 0 m;
  3. e. het bepaalde in lid 6.2.1 onder e en toestaan dat de onderlinge afstand tussen bedrijfsgebouwen wordt verminderd tot 0 m;
  4. f. het bepaalde in lid 6.2.1 onder g en toestaan dat de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw wordt verhoogd met niet meer dan 1 m;
  5. g. het bepaalde in lid 6.2.3 onder b en toestaan dat de bouwhoogte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 12 m.

De in lid 6.4 genoemde afwijkingen worden slechts verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de milieusituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  4. d. de sociale veiligheid.

Artikel 7 Bos - 1

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos - 1'aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bosbeheer en houtproductie;
  2. b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische, natuurlijke en de landschappelijke waarden van de bosgebieden en de structuurbepalende boombeplanting;
  3. c. beken, plassen, poelen, vennen, sloten en/of andere watergangen en/of -partijen al dan niet mede bestemd voor waterberging;

met daaraan ondergeschikt:

  1. d. het extensief dagrecreatief medegebruik en educatief medegebruik van bestaande infrastructuur en voorzieningen;
  2. e. wegen en paden;
  3. f. parkeervoorzieningen;
  4. g. nutsvoorzieningen;
  5. h. kleinschalige duurzame energiewinning;
  6. i. de winning van organisch materiaal ten behoeve van biobrandstof en/of compostering;

met de daarbijbehorende:

  1. j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

7.2 Bouwregels

7.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het opslaan van mest en/of andere landbouwproducten;
  2. b. het scheuren, het omzetten en/of anderszins ingrijpend wijzigen van gronden ten behoeve van een permanent ander gebruik;
  3. c. het gebruik van een als zodanig aangeduid tijdelijk kampeerterrein ten behoeve van het plaatsen van kampeermiddelen in de periode 1 november tot en met 14 maart.
  4. d. het geheel of gedeeltelijk verharden van zandwegen en/of zandpaden;
  5. e. het inrichten van gronden zodanig dat de bestaande landschappelijke kenmerken wezenlijk worden veranderd en/of de waterhuishouding buiten de betreffende natuurgronden onevenredig wordt geschaad.

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 8 Groen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor groen in de vorm van:

  1. a. groenvoorzieningen, sport- en speelvoorzieningen, bomen, waterpartijen, openbare nutsvoorzieningen en wandelpaden;
  2. b. waterpartijen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  3. c. een evenemententerrein ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein'.

8.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    1. 1. Op of in deze gronden zijn geen gebouwen toegestaan.
  1. b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. 1. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 5 m;
  2. 2. de hoogte van voorzieningen ten behoeve van sport- en speelvoorzieningen bedraagt ten hoogste 8 m.

Artikel 9 Maatschappelijk

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van een maatschappelijke voorziening, waaronder niet is begrepen een zelfstandige zorgfunctie;
  2. b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van karakteristieke bijgebouwen;
  3. c. een parkeerterrein, ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  4. d. een speelvoorziening ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening''
  5. e. een horecabedrijf in de vorm van een café, restaurant (geen afhaalrestaurant), hotel en/of pension, dan wel een combinatie daarvan, ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 1', met dien verstande dat het bepaalde in artikel 9, lid 1 onder a ter plaatse van deze aanduiding niet van toepassing is;

met daaraan ondergeschikt:

  1. f. kleinschalige duurzame energiewinning;
  2. g. wegen en paden;
  3. h. water;

met de daarbijbehorende:

  1. i. terreinen:
  2. j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

9.2 Bouwregels

Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegevoegd.

9.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. het bepaalde in lid 9.2.1 onder c in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen ten hoogste 75% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak zal bedragen, mits:
    1. 1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen ten hoogste 2.500 m² zal bedragen;
    2. 2. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
  2. b. het bepaalde in lid 9.2.1 onder f in die zin dat een gebouw wordt gebouwd met een oppervlakte groter dan 500 m², mits:
    1. 1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen ten hoogste 2.500 m² zal bedragen;
    2. 2. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
  3. c. het bepaalde in lid 9.2.1 onder f in die zin dat de goothoogte van gebouwen wordt vergroot tot ten hoogste 5,50 m, mits:
    1. 1. de vergroting noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering;
    2. 2. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
    3. 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

9.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
  2. b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel en horeca, met uitzondering van de gronden aangeduid met 'horeca van cateorie 1;
  3. c. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
    1. 1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    2. 2. de beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de oppervlakte van de bedrijfswoning, de aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 100 m²;
    3. 3. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
    4. 4. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
  4. d. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  5. e. het gebruik van een bedrijfswoning voor kinderopvang waarbij meer dan zes kinderen, inclusief de eigen kinderen, worden opgevangen;
  6. f. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een zorgfunctie;
  7. g. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat;
  8. h. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak met de daarbijbehorende bouwwerken, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend.

9.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. het bepaalde in lid 9.4 onder a en d in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor recreatieappartementen ten behoeve van recreatieve bewoning in karakteristieke bijgebouwen, mits:
    1. 1. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    2. 2. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
    3. 3. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
    4. 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  2. b. het bepaalde in lid 9.4 onder e in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor kinderopvang voor meer dan zes kinderen, mits:
    1. 1. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
    2. 2. de kinderopvang plaatsvindt binnen de bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw;
    3. 3. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
    4. 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    5. 5. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
    6. 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  3. c. het bepaalde in lid 9.4 onder f in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt ten behoeve van een zorgfunctie, mits:
    1. 1. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
    2. 2. de zorgfunctie plaatsvindt binnen de bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw;
    3. 3. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
    4. 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    5. 5. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
    6. 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  4. d. het bepaalde in lid 9.4 onder a in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning in de vorm van bed and breakfast, mits:
    1. 1. de logiesverstrekking plaatsvindt binnen de bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw. Er wordt uitgegaan van een bestaande entree (deur);
    2. 2. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
    3. 3. er maximaal drie kamers met in totaal 10 slaapplaatsen gerealiseerd worden;
    4. 4. er geen keukenblok in de kamers wordt gemaakt;
    5. 5. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    6. 6. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
    7. 7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. e. het bepaalde in lid 9.4 onder h in die zin dat gronden, voor zover gelegen binnen het bestemmingsvlak, worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak ten behoeve van het eigen hobbymatige gebruik met de daarbijbehorende bouwwerken, mits:
    1. 1. er vanwege een paardrijdbak geen onevenredige hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor de nabijgelegen woonhuizen of woningen van derden;
    2. 2. de afstand tot een woonhuis van derden ten minste 15,00 m bedraagt;
    3. 3. de oppervlakte van de paardrijbak ten hoogste 800 m2 bedraagt;
    4. 4. een omheining uitsluitend transparant wordt toegepast met een maximale bouwhoogte van 1,80 m;
    5. 5. de paardrijbak niet wordt voorzien van bestrating of andere verharding;
    6. 6. er geen onevenredige verstoring van het bodemarchief wordt veroorzaakt;
    7. 7. er ten hoogste 4 lichtmasten worden geplaatst;
    8. 8. de bouwhoogte van lichtmasten ten hoogste 5,00 m bedraagt en de lichtmasten direct grenzend aan de paardrijbak worden geplaatst, waarbij de lichtuitstraling gericht is op de paardrijbak;
    9. 9. er sprake is van een goede inpassing in het landschap overeenkomstig het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld;
    10. 10. een paardrijbak niet aangelegd wordt achter een naburig perceel;
    11. 11. er ten hoogste één paardrijbak per perceel wordt toegestaan;
    12. 12. er geen bomen en/of houtgewassen worden gekapt, gerooid of geveld ten behoeve van de aanleg van de paardrijbak;
    13. 13. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet worden beperkt.

9.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 10 Recreatie - 1

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. standplaatsen voor kampeermiddelen, waaronder stacaravans en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderkomens;
  2. b. gebouwen en overkappingen ten behoeve van beheer en dienstverlening, horecadoeleinden, sanitaire voorzieningen en onderhoud;
  3. c. een bedrijfswoning, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning, al dan niet in combinatie met ruimten ten behoeve van beheer en dienstverlening en ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep, een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit en/of kinderopvang;
  4. d. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van karakteristieke bijgebouwen;
  5. e. bergingen bij stacaravans en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderkomens;
  6. f. trekkershutten en tenthuisjes;
  7. g. opgaand groen, voor zover ter plaatse aangegeven met 'groen';

met daaraan ondergeschikt:

  1. h. kleinschalige duurzame energiewinning;
  2. i. dierenweide;

met de daarbijbehorende:

  1. j. tuinen, erven en terreinen;
  2. k. sport- en speelterreinen;
  3. l. parkeervoorzieningen;
  4. m. beplanting en bebossing;
  5. n. wegen en paden;
  6. o. sloten en naar de aard daarmee gelijk te stellen waterlopen;
  7. p. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

10.2 Bouwregels

Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegevoegd.

10.3 Specifieke nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van bouwwerken ten behoeve van een concentratie en bundeling van bouwwerken genoemd in lid 10.1 onder b en c.

10.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van kampeermiddelen en bouwwerken, met uitzondering van de bedrijfswoning en aan- en uitbouwen bij de bedrijfswoning, voor permanente bewoning;
  2. b. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
    1. 1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    2. 2. de beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de oppervlakte van de bedrijfswoning, de aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 100 m²;
    3. 3. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
    4. 4. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
  3. c. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat;
  4. d. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen bij een bedrijfswoning voor bewoning;
  5. e. het gebruik van een bedrijfswoning voor kinderopvang waarbij meer dan zes kinderen, inclusief de eigen kinderen, worden opgevangen;
  6. f. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een zorgfunctie;
  7. g. het gebruik van een bedrijfswoning, inclusief de aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen ten behoeve van bed and breakfast;
  8. h. het gebruik van bouwwerken voor horecadoeleinden, anders dan ondergeschikte lichte horeca;
  9. i. het verwijderen van terrein afschermende beplanting, anders dan in de vorm van normaal onderhoud;
  10. j. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandelsdoeleinden anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  11. k. het gebruik van gronden met de functieaanduiding "(g)" groen of "(e)" erf ten behoeve van standplaatsen voor kampeermiddelen of het plaatsen van trekkershutten of tenthuisjes.

10.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. het bepaalde in lid 10.4 onder d in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor recreatieappartementen ten behoeve van recreatieve bewoning in karakteristieke bijgebouwen, mits:
  • er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • parkeren op eigen erf plaatsvindt;
  • de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  1. b. het bepaalde in lid 10.4 onder e in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor kinderopvang voor meer dan zes kinderen, mits:
  • de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
  • de kinderopvang plaatsvindt binnen de bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw;
  • parkeren op eigen erf plaatsvindt;
  • er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  1. c. het bepaalde in lid 10.4 onder f in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt ten behoeve van een zorgfunctie, mits:
  • de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
  • de zorgfunctie plaatsvindt binnen de bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw;
  • parkeren op eigen erf plaatsvindt;
  • er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  1. d. het bepaalde in lid 10.4 onder g in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning in de vorm van bed and breakfast, mits:
  • de logiesverstrekking plaatsvindt binnen de bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw. Er wordt uitgegaan van een bestaande entree (deur);
  • de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
  • er maximaal drie kamers met in totaal 10 slaapplaatsen gerealiseerd worden;
  • er geen keukenblok in de kamers wordt gemaakt;
  • er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

10.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

10.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  1. a. een tweede bedrijfswoning met de daarbijbehorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen wordt gebouwd, mits:
    1. 1. de oppervlakte van het bestemmingsvlak minimaal 3,5 ha bedraagt;
    2. 2. de tweede bedrijfswoning noodzakelijk is voor een goed beheer van het verblijfsrecreatieve terrein;
    3. 3. de overige regels van lid 10.2.2 van overeenkomstige toepassing zijn;
    4. 4. de oppervlakte van de bedrijfswoning ten hoogste 150 m² zal bedragen;
    5. 5. er nog niet eerder een tweede bedrijfswoning is gebouwd;
    6. 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 11 Recreatie - 3

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. recreatiewoningen, inclusief aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen, voor de bedrijfsmatige exploitatie;
  2. b. vrijstaande bijgebouwen bij recreatiewoningen;
  3. c. gebouwen en overkappingen ten behoeve van beheer en dienstverlening, horeca en onderhoud;
  4. d. standplaatsen voor kampeermiddelen, waaronder stacaravans, en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderkomens;
  5. e. bergingen bij stacaravans en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderkomens;
  6. f. trekkershutten en tenthuisjes;
  7. g. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van karakteristieke bijgebouwen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. h. kleinschalige duurzame energiewinning;

met de daarbijbehorende:

  1. i. tuinen, erven en terreinen;
  2. j. sport- en speelterreinen;
  3. k. parkeervoorzieningen;
  4. l. beplanting en bebossing;
  5. m. wegen en paden;
  6. n. sloten en naar de aard daarmee gelijk te stellen waterlopen;
  7. o. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

11.2 Bouwregels

Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegevoegd.

11.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. het bepaalde in lid 11.2.1 onder a in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van een recreatiewoning, inclusief de aan- of uitbouwen, de aangebouwde bijgebouwen en de aangebouwde overkappingen wordt vergroot tot ten hoogste 125 m², mits:
  2. b. deze vergunning uitsluitend wordt verleend ten behoeve van het geschikt maken van een recreatiewoning voor gebruik door gehandicapten en/of ouderen die slecht ter been zijn;
  3. c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld;
  4. d. het bepaalde in lid 11.2.1 onder e in die zin dat recreatiewoningen geschakeld worden gebouwd ten behoeve van de bouw van een groepsonderkomen, mits:
    1. 1. er ten hoogste vijf recreatiewoningen aaneen worden gebouwd;
    2. 2. het recreatiewoningenterrein in overwegende mate ingericht blijft met vrijstaande, individuele recreatiewoningen;
    3. 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

11.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van kampeermiddelen en bouwwerken, met uitzondering van de bedrijfswoning en aan- en uitbouwen bij de bedrijfswoning, voor permanente bewoning;
  2. b. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
    1. 1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    2. 2. de beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de oppervlakte van de bedrijfswoning, de aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 100 m²;
    3. 3. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
    4. 4. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
  3. c. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat;
  4. d. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen bij een bedrijfswoning voor bewoning;
  5. e. het gebruik van een bedrijfswoning voor kinderopvang waarbij meer dan zes kinderen, inclusief de eigen kinderen, worden opgevangen;
  6. f. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een zorgfunctie;
  7. g. het gebruik van een bedrijfswoning, inclusief de aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen ten behoeve van bed and breakfast;
  8. h. het gebruik van de gronden en bouwwerken anders dan ten behoeve van een bedrijfsmatige exploitatie;
  9. i. het verwijderen van terreinafschermende beplanting, anders dan in de vorm van normaal onderhoud.

11.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. het bepaalde in lid 11.4 onder d in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor recreatieappartementen ten behoeve van recreatieve bewoning in karakteristieke bijgebouwen, mits:
    1. 1. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    2. 2. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
    3. 3. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
    4. 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  2. b. het bepaalde in lid 11.4 onder e in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor kinderopvang voor meer dan zes kinderen, mits:
    1. 1. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
    2. 2. de kinderopvang plaatsvindt binnen de bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw;
    3. 3. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
    4. 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    5. 5. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
    6. 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  3. c. het bepaalde in lid 11.4 onder f in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt ten behoeve van een zorgfunctie, mits:
    1. 1. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
    2. 2. de zorgfunctie plaatsvindt binnen de bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw;
    3. 3. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
    4. 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    5. 5. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
    6. 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  4. d. het bepaalde in lid 11.4 onder g in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning in de vorm van bed and breakfast, mits:
    1. 1. de logiesverstrekking plaatsvindt binnen de bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw. Er wordt uitgegaan van een bestaande entree (deur);
    2. 2. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
    3. 3. er maximaal drie kamers met in totaal 10 slaapplaatsen gerealiseerd worden;
    4. 4. er geen keukenblok in de kamers wordt gemaakt;
    5. 5. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    6. 6. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
    7. 7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. e. het bepaalde in lid 11.4 onder i in die zin dat terrein afschermende beplanting wordt verwijderd, mits:
    1. 1. de verwijdering uitsluitend noodzakelijk is ten behoeve van de realisatie van een goede ontsluiting van het recreatiewoningenterrein;
    2. 2. de verwijdering incidenteel plaats heeft en geen onevenredige afbreuk doet aan de afschermende werking van de beplanting van het recreatiewoningenterrein ten opzichte van het omringende landschap;
    3. 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

11.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

11.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  1. a. het aantal recreatiewoningen wordt vergroot, mits:
    1. 1. voldaan wordt aan de bouwregels in lid 11.2 met betrekking tot de bouw van recreatiewoningen;
    2. 2. het maximum aantal recreatiewoningen op de verbeelding wordt aangegeven;
  2. b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 12 Verkeer

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. (ontsluitings)wegen;
  2. b. paden;
  3. c. bruggen, dammen, faunapassages en/of duikers;
  4. d. sloten, bermen en beplanting;
  5. e. parkeervoorzieningen;
  6. f. dagrecreatief medegebruik;
  7. g. de winning van organisch materiaal ten behoeve van biobrandstof en/of compostering;

met daaraan ondergeschikt:

  1. h. kleinschalige duurzame energiewinning;

met de daarbijbehorende;

  1. i. gebouwen en overkappingen;
  2. j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

12.2 Bouwregels

12.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. het bepaalde in lid 12.2.2 in die zin dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot 12,00 m, mits:
    1. 1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de verkeersveiligheid, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden.

12.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het aanleggen van wegen en paden of het anderszins inrichten van het bestemmingsvlak in afwijking van het bestaande profiel van wegen en paden.

12.5 Afwijken van de gebruiksregels

  1. a. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:het bepaalde in lid 12.4 in die zin dat wordt afgeweken van het bestaande profiel, mits:
    1. 1. hierdoor geen wezenlijke verandering in de geluidssituatie optreedt;
    2. 2. de verkeersveiligheid hierdoor niet onevenredig wordt aangetast;
    3. 3. tevens getoetst wordt aan de gevolgen voor de afwikkelingen van het openbaar vervoer.

Artikel 13 Water

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kanalen, beken, sloten, vaarten, en daarmee gelijk te stellen waterlopen ten behoeve van de wateraanvoer en -afvoer, de waterberging, de beroeps- en recreatievaart en het behoud van de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden;

met de daarbijbehorende:

  1. b. kaden, dijken en oeverstroken;
  2. c. bruggen, dammen en duikers;
  3. d. sluizen en stuwen;
  4. e. paden;
  5. f. dagrecreatief medegebruik;
  6. g. kleinschalige duurzame energiewinning;
  7. h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

13.2 Bouwregels

13.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. het bepaalde in lid 13.2.2 onder a in die zin dat tevens nieuwe bruggen, dammen en/of duikers worden gebouwd ten behoeve van een landbouwkundig gebruik, mits:
    1. 1. de bruggen, dammen of duikers noodzakelijk zijn voor een goed landbouwkundig gebruik van de gronden;
    2. 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

13.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van de gronden als ligplaats of aanleggelegenheid voor vaartuigen en/of woonschepen, woonarken of casco's (caissons) die tot woonschip of woonark kunnen worden omgebouwd.

13.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 14 Wonen

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woonhuizen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, al dan niet in combinatie met ruimten voor:
    1. 1. een aan-huis-verbonden beroep, een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit en/of kinderopvang, zoals genoemd in Bijlage 4 Bedrijvenlijst kleinschalige bedrijfsmatigeactiviteiten;
  2. b. een hoveniersbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'hovenier';
  3. c. het behoud en het herstel van karakteristieke bijgebouwen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. d. kleinschalige duurzame energiewinning;
  2. e. wegen en paden;
  3. f. detailhandel;
  4. g. water;

met de daarbijbehorende:

  1. h. tuinen, erven en terreinen;
  2. i. bouwwerken geen gebouwen zijnde.

14.2 Bouwregels

Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegevoegd.

14.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. het bepaalde in lid 14.2.2 onder b in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw wordt vergroot ten behoeve van de vervanging van landschapsontsierende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, mits:
    1. 1. bij vervanging boven 100 m² ten hoogste 50% van de gesaneerde oppervlakte wordt teruggebouwd tot een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 250 m²;
    2. 2. met de vervanging de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw ten hoogste 350 m² zal bedragen;
    3. 3. de vervanging bijdraagt aan een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
    4. 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  2. b. het bepaalde in lid 14.2.2 onder d in die zin dat de bouwhoogte van een aan-, uitbouw of bijgebouw of overkapping minder dan 1,00 m lager dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw bedraagt, mits:
    1. 1. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast, indien dit vanuit de cultuurhistorische waarden van de bebouwing wenselijk is;
    2. 2. de bouwhoogte van een aan-, uitbouw of bijgebouw of overkapping ten hoogste de bouwhoogte van het hoofdgebouw zal bedragen;
    3. 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  3. c. het bepaalde in lid 14.2.2 onder f in die zin dat aan- en uitbouwen tot ten hoogste 30% van de oppervlakte van het hoofdgebouw worden voorzien van een dakhelling van 0º, mits:
    1. 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en het straat- en bebouwingsbeeld.

14.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gedeelten van een hoofdgebouw, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw bij het hoofdgebouw voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
    1. 1. het beroep of het bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van het woonhuis, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    2. 2. de beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de oppervlakte van het hoofdgebouw, de aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 100 m²;
    3. 3. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
    4. 4. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
  2. b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  3. c. het gebruik van een woonhuis voor kinderopvang waarbij meer dan zes kinderen, inclusief de eigen kinderen, worden opgevangen;
  4. d. het gebruik van een woonhuis voor meer dan één woning;
  5. e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een zorgfunctie;
  6. f. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  7. g. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel;
  8. h. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden;
  9. i. het gebruik van bouwwerken ten behoeve van een veehouderij;
  10. j. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak met de daarbijbehorende bouwwerken, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  11. k. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de in lid 14.1 onder a specifieke aangeduide bedrijvigheid indien de gezamenlijke vloeroppervlakte meer dan 100 m² bedraagt, tenzij de bestaande gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt, in welk geval de bestaande gezamenlijke oppervlakte geldt;
  12. l. het gebruik van bouwwerken ten behoeve van het kleinschalig houden van vee, indien de gezamenlijke oppervlakte groter is dan 50 m².

14.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. het bepaalde in lid 14.4 onder b en f in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor recreatieappartementen ten behoeve van recreatieve bewoning in karakteristieke bijgebouwen, mits:
    1. 1. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    2. 2. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
    3. 3. de gezamenlijke oppervlakte die bij een woonhuis wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 100 m² bedraagt;
    4. 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  2. b. het bepaalde in lid 14.4 onder c in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor kinderopvang voor meer dan zes kinderen, mits:
    1. 1. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van het woonhuis, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
    2. 2. de kinderopvang plaatsvindt binnen het woonhuis, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw;
    3. 3. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
    4. 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    5. 5. de gezamenlijke oppervlakte die bij een woonhuis wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 100 m² bedraagt;
    6. 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  3. c. het bepaalde in lid 14.4 onder e in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt ten behoeve van een zorgfunctie, mits:
    1. 1. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van het woonhuis, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
    2. 2. de zorgfunctie plaatsvindt binnen het woonhuis, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw;
    3. 3. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
    4. 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    5. 5. de gezamenlijke oppervlakte die bij een woonhuis wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 100 m² bedraagt;
    6. 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  4. d. het bepaalde in lid 14.4 onder b en f in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning in de vorm van bed and breakfast, mits:
    1. 1. de logiesverstrekking plaatsvindt binnen het woonhuis, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw. Er wordt uitgegaan van een bestaande entree (deur);
    2. 2. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van het woonhuis, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
    3. 3. er maximaal drie kamers met in totaal 10 slaapplaatsen gerealiseerd worden;
    4. 4. er geen keukenblok in de kamers wordt gemaakt;
    5. 5. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    6. 6. de gezamenlijke oppervlakte die bij een woonhuis wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 100 m² bedraagt;
    7. 7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. e. het bepaalde in lid 14.4 onder j in die zin dat gronden, voor zover gelegen binnen het bestemmingsvlak, worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak ten behoeve van het eigen hobbymatige gebruik met de daarbijbehorende bouwwerken, mits:
    1. 1. er vanwege een paardrijdbak geen onevenredige hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor de nabijgelegen woonhuizen of woningen van derden;
    2. 2. de afstand tot een woonhuis van derden ten minste 15,00 m bedraagt;
    3. 3. de oppervlakte van de paardrijbak ten hoogste 800 m2 bedraagt;
    4. 4. een omheining uitsluitend transparant wordt toegepast met een maximale bouwhoogte van 1,80 m;
    5. 5. de paardrijbak niet wordt voorzien van bestrating of andere verharding;
    6. 6. er geen onevenredige verstoring van het bodemarchief wordt veroorzaakt;
    7. 7. er ten hoogste 4 lichtmasten worden geplaatst;
    8. 8. de bouwhoogte van lichtmasten ten hoogste 5,00 m bedraagt en de lichtmasten direct grenzend aan de paardrijbak worden geplaatst, waarbij de lichtuitstraling gericht is op de paardrijbak;
    9. 9. er sprake is van een goede inpassing in het landschap overeenkomstig het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld;
    10. 10. een paardrijbak niet aangelegd wordt achter een naburig perceel;
    11. 11. er ten hoogste één paardrijbak per perceel wordt toegestaan;
    12. 12. er geen bomen en/of houtgewassen worden gekapt, gerooid of geveld ten behoeve van de aanleg van de paardrijbak;
    13. 13. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet worden beperkt.

14.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

14.7 Wijzigingsbevoegdheid

  1. a. Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:
    de aanduiding 'paardenhouderij' wordt aangebracht, mits:
    1. 1. de veehouderijactiviteiten plaatsvinden in een omvang van het kleinschalig houden van vee;
    2. 2. de gezamenlijke oppervlakte aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een woonhuis ten hoogste 500 m² zal bedragen, waarbij als richtlijn geldt dat ten hoogste 10 m² per rund of paard en 5 m² per stuks kleinvee (kalveren, pony's, schapen, geiten) wordt toegestaan;
    3. 3. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bedrijfskavel en de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
    4. 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 15 Wonen - Voormalige Boerderijpanden

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Voormalige boerderijpanden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woonhuizen in de vorm van voormalige boerderijpanden, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, al dan niet in combinatie met ruimten voor:
    1. 1. een aan-huis-verbonden beroep en/of een bedrijfsmatige activiteit zoals die is genoemd in bijlage 3 onder de categorieën 1 en 2, niet zijnde geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
    2. 2. kinderopvang;
    3. 3. een paardenhouderij en/of houderij voor ander vee, ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij';
  2. b. een recreatiewoning, ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning';
  3. c. het behoud en het herstel van de karakteristieke hoofdvormen van de voormalige boerderijpanden;
  4. d. detailhandel, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  5. e. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van karakteristieke bijgebouwen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. f. kleinschalige duurzame energiewinning;
  2. g. wegen en paden;
  3. h. water;

met de daarbijbehorende:

  1. i. tuinen, erven en terreinen;
  2. j. bouwwerken geen gebouwen zijnde.

15.2 Bouwregels

Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegevoegd.

15.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. het bepaalde in lid 15.2.1 onder c in die zin dat een woonhuis gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
    1. 1. het bouwen buiten het bouwvlak uitsluitend plaatsvindt door middel van een geringe uitbreiding van het woonhuis tot een oppervlakte van het woonhuis van ten hoogste 100 m²;
    2. 2. de uitbreiding op ten minste 5,00 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het woonhuis wordt gerealiseerd met doortrekking van de bestaande dakvorm;
    3. 3. de breedte van de uitbreiding ten hoogste 3,00 m bedraagt;
    4. 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bebouwingskarakteristiek van het woonhuis en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  2. b. het bepaalde in lid 15.2.1 onder c en e in die zin dat wordt afgeweken van de bestaande maatvoeringen van een voormalig boerderijpand, mits:
    1. 1. er vanuit architectonisch oogpunt een versterking van de ruimtelijke kwaliteit en het omgevingsbeeld wordt bewerkstelligd;
    2. 2. de bouwhoogte van het woonhuis ten hoogste 12,00 m zal bedragen en het woonhuis zal worden voorzien van een kap;
    3. 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  3. c. het bepaalde in lid 15.2.1 onder e in die zin dat in ondergeschikte mate wordt afgeweken van de bestaande maatvoeringen van een voormalig boerderijpand, mits:
    1. 1. dit vanwege bouwtechnische vereisten noodzakelijk is;
    2. 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de hoofdvorm van het voormalige boerderijpand;
  4. d. het bepaalde in lid 15.2.3 onder b in die zin dat de oppervlakte ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij' wordt vergroot tot ten hoogste 500 m², mits:
    1. 1. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast, indien dit vanuit dieraantallen noodzakelijk is, waarbij als richtlijn geldt dat ten hoogste 10 m² per groothoevig dier en 5 m² per kleinhoevig dier, maar in totaal niet meer dan 50 dieren, wordt verleend;
    2. 2. de gezamenlijke oppervlakte van alle aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij het woonhuis, met inbegrip van gebouwen ten behoeve van het kleinschalig houden van vee, zal ten hoogste 500 m² bedragen;
    3. 3. het bestemmingsvlak voor maximaal 50% wordt bebouwd;
    4. 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. e. het bepaalde in lid 15.2.2 onder b in die zin dat, indien reeds 250 m² of meer aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een woonhuis aanwezig is, maar minder dan 500 m², een per bestemmingsvlak eenmalige vervangende bouw en/of verbouw van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen plaats mag vinden tot een maximumoppervlak van 50% van het oppervlak aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen boven de 150 m², mits:
    1. 1. het verlenen van deze vergunning tot gevolg heeft dat er een afname van de bestaande hoeveelheid aan bebouwing bij woonhuizen plaatsvindt ten gunste van de landschappelijke waarden en de ruimtelijke kwaliteit van het bebouwingsbeeld;
    2. 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  6. f. het bepaalde in lid 15.2.2 onder b in die zin dat, indien reeds meer dan 500 m² aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een woonhuis aanwezig is, een per bestemmingsvlak eenmalige vervangende bouw en/of verbouw van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen plaats mag vinden tot een maximumoppervlak van 20% van het oppervlak aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen boven de 500 m², mits:
    1. 1. het verlenen van deze vergunning tot gevolg heeft dat er een afname van de bestaande hoeveelheid aan bebouwing bij woonhuizen plaatsvindt ten gunste van de landschappelijke waarden en de ruimtelijke kwaliteit van het bebouwingsbeeld;
    2. 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

15.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gedeelten van een hoofdgebouw, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw bij het hoofdgebouw voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
    1. 1. het beroep of het bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van het woonhuis, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    2. 2. de beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de oppervlakte van het hoofdgebouw, de aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 100 m²;
    3. 3. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
    4. 4. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
  2. b. het gebruik van een woonhuis voor meer dan één woning;
  3. c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een zorgfunctie;
  4. d. het gebruik van een woonhuis voor kinderopvang waarbij meer dan zes kinderen, inclusief de eigen kinderen, worden opgevangen;
  5. e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  6. f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel anders dan productiegebonden detailhandel, tenzij voorzien van de aanduiding 'detailhandel';
  7. g. het gebruik van bouwwerken ten behoeve van een paardenhouderij ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij', indien de gezamenlijke vloeroppervlakte groter is dan 500 m²;
  8. h. het gebruik van bouwwerken ten behoeve van een groepsaccommodatie of recreatieappartementen;
  9. i. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak met de daarbijbehorende bouwwerken, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  10. j. het gebruik van bouwwerken ten behoeve van het kleinschalig houden van vee, indien de gezamenlijke oppervlakte groter is dan 50 m².

15.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. het bepaalde in lid 15.4 onder c in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt ten behoeve van een zorgfunctie, mits:
    1. 1. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van het woonhuis, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
    2. 2. de zorgfunctie plaatsvindt binnen het woonhuis, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw;
    3. 3. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
    4. 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    5. 5. de gezamenlijke oppervlakte die bij een woonhuis wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
    6. 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  2. b. het bepaalde in lid 15.4 onder d en f in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor recreatieappartementen ten behoeve van recreatieve bewoning in het hoofdgebouw, inclusief de aan- en uitbouwen, en de karakteristieke bijgebouwen, mits:
    1. 1. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    2. 2. de oppervlakte van het permanente woongedeelte van het hoofdgebouw niet minder mag bedragen dan 75 m²;
    3. 3. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
    4. 4. de gezamenlijke oppervlakte die bij een woonhuis wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
    5. 5. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  3. c. het bepaalde in lid 15.4 onder e in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor kinderopvang voor meer dan zes kinderen, mits:
    1. 1. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van het woonhuis, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
    2. 2. de kinderopvang plaatsvindt binnen het woonhuis, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw;
    3. 3. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
    4. 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    5. 5. de gezamenlijke oppervlakte die bij een woonhuis wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
    6. 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  4. d. het bepaalde in lid 15.4 onder f in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning in de vorm van bed and breakfast, mits:
    1. 1. de logiesverstrekking plaatsvindt binnen het woonhuis, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw. Er wordt uitgegaan van een bestaande entree (deur);
    2. 2. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van het woonhuis, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
    3. 3. er maximaal drie kamers met in totaal 10 slaapplaatsen gerealiseerd worden;
    4. 4. er geen keukenblok in de kamers wordt gemaakt;
    5. 5. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    6. 6. de gezamenlijke oppervlakte die bij een woonhuis wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
    7. 7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. e. het bepaalde in lid 15.4 onder j in die zin dat gronden, voor zover gelegen binnen het bestemmingsvlak, worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak ten behoeve van het eigen hobbymatige gebruik met de daarbijbehorende bouwwerken, mits:
    1. 1. er vanwege een paardrijdbak geen onevenredige hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor de nabijgelegen woonhuizen of woningen van derden;
    2. 2. de afstand tot een woonhuis van derden ten minste 15,00 m bedraagt;
    3. 3. de oppervlakte van de paardrijbak ten hoogste 800 m2 bedraagt;
    4. 4. een omheining uitsluitend transparant wordt toegepast met een maximale bouwhoogte van 1,80 m;
    5. 5. de paardrijbak niet wordt voorzien van bestrating of andere verharding;
    6. 6. er geen onevenredige verstoring van het bodemarchief wordt veroorzaakt;
    7. 7. er ten hoogste 4 lichtmasten worden geplaatst;
    8. 8. de bouwhoogte van lichtmasten ten hoogste 5,00 m bedraagt en de lichtmasten direct grenzend aan de paardrijbak worden geplaatst, waarbij de lichtuitstraling gericht is op de paardrijbak;
    9. 9. er sprake is van een goede inpassing in het landschap overeenkomstig het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld;
    10. 10. een paardrijbak niet aangelegd wordt achter een naburig perceel;
    11. 11. er ten hoogste één paardrijbak per perceel wordt toegestaan;
    12. 12. er geen bomen en/of houtgewassen worden gekapt, gerooid of geveld ten behoeve van de aanleg van de paardrijbak;
    13. 13. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet worden beperkt.

15.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

15.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  1. a. een woonhuis, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, wordt gebruikt voor meer dan één woning, mits:
    1. 1. de bestaande bouwmassa niet wordt vergroot en er niet meer dan drie woningen worden gevestigd;
    2. 2. bij splitsing naar twee woningen dient het woonhuis minimaal 200 m² en bij splitsing naar drie woningen minimaal 300 m² bedragen;
    3. 3. de gezamenlijke oppervlakte voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen wordt vergroot, waarbij tevens de vergunning van lid 15.3 onder d wordt verleend;
    4. 4. de wijzigingsbevoegdheid passend is in het geldende Woonplan;
    5. 5. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    6. 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  2. b. in geval een op de verbeelding aangeduid bouwvlak kleiner is dan 150 m² het bouwvlak wordt vergroot tot ten hoogste 150 m², mits:
    1. 1. de bestaande hoofdvorm van het voormalige boerderijpand behouden blijft;
    2. 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  3. c. een op de verbeelding aangeduid bouwvlak binnen het bestemmingsvlak met gelijkblijvende omvang qua vorm en/of situering wordt gewijzigd, mits:
    1. 1. er vanuit architectonisch oogpunt een versterking van de ruimtelijke kwaliteit en het omgevingsbeeld kan worden bewerkstelligd;
    2. 2. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat het bouwvlak en de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
    3. 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  4. d. de aanduiding 'paardenhouderij' wordt aangebracht, mits:
    1. 1. de veehouderijactiviteiten plaatsvinden in een omvang van het kleinschalig houden van vee;
    2. 2. de gezamenlijke oppervlakte aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een woonhuis ten hoogste 500 m² zal bedragen, waarbij als richtlijn geldt dat ten hoogste 10 m² per rund of paard en 5 m² per stuks kleinvee (kalveren, pony's, schapen, geiten) wordt toegestaan;
    1. 1. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bedrijfskavel en de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
    2. 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  1. e. de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning in de vorm van een groepsaccommodatie, mits:
    1. 1. de logiesverstrekking plaatsvindt binnen de bestaande gebouwen;
    2. 2. de oppervlakte van het permanente woongedeelte van het hoofdgebouw niet minder mag bedragen dan 75 m²;
    3. 3. het parkeren op het eigen erf plaatsvindt;
    4. 4. de vestiging alleen is toegestaan aan een verkeersontsluiting van voldoende omvang;
    5. 5. de gezamenlijke oppervlakte die bij een woonhuis wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
    6. 6. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    7. 7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  2. f. de bestemming 'Wonen - Voormalige boerderijpanden' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen', mits:
    1. 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 14 van overeenkomstige toepassing zijn;
    2. 2. het voormalig boerderijpand niet langer in stand kan worden gehouden en moet worden gesloopt, waarbij de nieuwbouw niet op de wijze van een voormalig boerderijpand wordt uitgevoerd;
    3. 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Hoofdstuk 3 Dubbelbestemmingsregels

Artikel 16 Leiding - Gas

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een ondergrondse leiding voor het transport van gas met een diameter van ten hoogste 6 inch en een druk van ten hoogste 89 bar met de daarbij behorende belemmeringenstrook.

16.2 Bouwregels

16.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 16.2.1 in die zin dat de in de andere daar voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:

  1. a. vooraf advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder;
  2. b. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen en goederen;
  3. c. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leidingen;
  4. d. er geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

16.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het permanent opslaan van goederen;
  2. b. het gebruik van de gronden en bouwwerken als risicogevoelig object.

16.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 17 Waarde - Archeologie 2

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. het behoud van de archeologische waarden.

17.2 Bouwregels

17.3 Afwijking van de bouwregels

Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 17.2, mits:

  1. a. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of;
  2. b. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, of;
  3. c. één of meer van de volgende voorwaarden in acht genomen wordt:
    1. 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen;
    3. 3. een verplichting de bouw van een bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
  4. d. middels verleende vergunningen, rekeningen van uitgevoerd werk en dergelijke aangetoond wordt dat de bodem reeds eerder dieper geroerd is dan 0,30 m -Mv.

Indien aan de afwijking voorwaarden worden verbonden, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.

17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

17.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het aanplanten van bomen of een houtig gewas voor zover het gaat om planten waarvan zeker is dat bij de oogst van de plant, dan wel het verwijderen van de gehele plant, de bodem dieper dan 30 cm zal worden geroerd.

17.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' wordt verwijderd, indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;

Artikel 18 Waarde - Archeologie 3

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. het behoud van de archeologische waarden.

18.2 Bouwregels

18.3 Afwijking van de bouwregels

Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 18.2, mits:

  1. a. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of;
  2. b. op basis van archeologisch door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad, of;
  3. c. één of meer van de volgende voorwaarden in acht genomen wordt:
    1. 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen;
    3. 3. een verplichting de bouw van een bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
  4. d. middels verleende vergunningen, rekeningen van uitgevoerd werk en dergelijke aangetoond wordt dat de bodem reeds eerder dieper geroerd is dan 0,30 m -Mv.

Indien aan de afwijking voorwaarden worden verbonden, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.

18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

18.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' wordt verwijderd, indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 19 Waarde - Landschap 1

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Landschap 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijk, waterhuishoudkundig en/of cultuurhistorisch waardevolle landschapselementen en/of landschappelijke waardevolle gebieden.

19.2 Bouwregels

19.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het aanbrengen en/of veroorzaken van veranderingen in de waarden van de waardevolle landschapselementen en/of landschappelijke waardevolle gebieden, zoals die per element en/of gebied zijn beschreven in bijlage 1 in de toelichting, als gevolg van het gebruik van de gronden.

19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 20 Waarde - Rijksmonument

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Rijksmonument' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. de bescherming van rijksmonumenten.

20.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken is een vergunning van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed noodzakelijk. Een aanvraag daartoe dient bij de gemeente Westerveld te worden ingediend.

20.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Voor het aanleggen van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, is een vergunning van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed noodzakelijk. Een aanvraag daartoe dient bij de gemeente Westerveld te worden ingediend.

Hoofdstuk 4 Algemene Regels

Artikel 21 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 22 Algemene Bouwregels

De bouwgrenzen mogen in afwijking van de gebiedsbestemmingen en de overige bestemmingen in deze regels uitsluitend worden overschreden door:

  1. a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, serres, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,50 m;
  2. b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,00 m.

Artikel 23 Algemene Gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, tenzij het gronden betreft de gronden die zijn voorzien van de bestemming 'Recreatie - 1' of 'Recreatie - 3';
  2. b. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  3. c. het storten van puin en afvalstoffen;
  4. d. de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
  5. e. het gebruik van de gronden voor het plaatsen en/of aanbrengen van niet-perceelsgebonden handelsreclame en of reclame voor ideële doeleinden of overtuigingen;
  6. f. het gebruik van de gronden ten behoeve van thuisprostitutie, raamprostitutie en seksinrichtingen.

Artikel 24 Algemene Afwijkingsregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. de bij recht in de regels gegeven afmetingen en percentages, met uitzondering van de oppervlakte- en inhoudsmaten, tot ten hoogste 10% van die afmetingen en percentages;
  2. b. de bestemmingsregels ten aanzien van het bouwen van gebouwen en overkappingen in die zin dat ten behoeve van het kleinschalig kamperen, gebouwtjes, waaronder overkappingen, ten behoeve van sanitaire voorzieningen voor de eigen gasten worden gebouwd, mits:
    1. 1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per kampeerterrein ten hoogste 50 m² zal bedragen;
    2. 2. de goothoogte van een gebouw of een overkapping ten hoogste 3,00 m zal bedragen;
    3. 3. de dakhelling van een gebouw of een overkapping ten minste 15º zal bedragen;
    4. 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  3. c. de bestemmingsregels ten aanzien van de maximale gevellengte van bedrijfsgebouwen in die zin dat de maximale gevellengte wordt vergroot tot ten hoogste 150 m, mits:
    1. 1. de gevel uitgevoerd wordt met een verspringing of een geleding waardoor het beeld van een lange gevel wordt doorbroken;
    2. 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden, het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
  4. d. de gebruiksregels van alle bestemmingen, met uitzondering van de bestemming Bos-1, zulks ten behoeve van het houden van incidentele evenementen en mits de openbare orde en veiligheid is gewaarborgd.

Artikel 25 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  1. a. de aanduiding 'antennemast' wordt aangebracht ten behoeve van de plaatsing van zend-, ontvangst- en antennemasten, mits:
    1. 1. de gronden ter plaatse worden voorzien van de aanduiding 'antennemast';
    2. 2. de antenne niet geplaatst kan worden op een bestaand hoog bouwwerk, zoals een hoogspanningsmast, een reclamemast, een torensilo, of een daarmee gelijk te stellen hoog bouwwerk;
    3. 3. de antenne niet geplaatst kan worden op een bedrijventerrein;
    4. 4. de antenne vervolgens geplaatst moet worden in aansluiting op grote infrastructuurlijnen;
    5. 5. de mast radiografisch noodzakelijk is;
    6. 6. de bouwhoogte van een mast ten hoogste 45,00 m zal bedragen;
    7. 7. het aantal masten binnen de gemeente niet meer mag bedragen dan strikt noodzakelijk is voor de realisatie van een adequaat dekkend netwerk van voldoende capaciteit;
    8. 8. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  2. b. de aanduiding 'parkeerterrein' wordt aangebracht en/of verwijderd, mits:
    1. 1. deze wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast om het verkeer uit de natuurgebieden te weren en op te vangen aan de randen van de natuurgebieden al dan niet in combinatie met het verwijderen van de aanduiding, indien een bestaand parkeerterrein aan het gebruik als parkeerterrein wordt onttrokken;
    2. 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke waarden, het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld;
  3. c. enige bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Verkeer', dan wel de bestemming 'Verkeer' wordt gewijzigd in enige bestemming, mits:
    1. 1. deze wijziging uitsluitend wordt toegepast voor incidentele verbredingen, bochtafsnijdingen, e.d. van wegen en paden;
    2. 2. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 12, dan wel de bestemming waarin wordt gewijzigd van overeenkomstige toepassing zijn;
  4. d. enige bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Water' dan wel de bestemming 'Water' wordt gewijzigd in enige bestemming, mits:
    1. 1. deze wijziging uitsluitend wordt toegepast voor de incidentele aanleg van opvaarten, verbredingen van waterlopen ten behoeve van waterberging en/of de aanleg van natuurvriendelijke oevers, bochtafsnijdingen, kleine verleggingen, e.d. van vaarwegen c.a.;
    2. 2. met de inrichting van de gronden moet worden voldaan aan hetgeen is gesteld in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld;
    3. 3. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 13, dan wel de bestemming waarin wordt gewijzigd van overeenkomstige toepassing zijn.

Artikel 26 Overige Regels

26.1 Aanvullende werking welstandscriteria

De ter plaatse en in de regels geboden ruimte ten aanzien van de situering en de maatvoering van bouwwerken kan nader worden ingevuld door de welstandscriteria.

26.2 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van de milieusituatie, de landschappelijke waarden, de natuurlijke waarden, de geomorfologische waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, zodanig dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de genoemde criteria en waarbij telkens het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld toetsingskader zal zijn.

Hoofdstuk 5 Overgangs- En Slotregels

Artikel 27 Overgangsrecht

27.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

27.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijn 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 28 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het Bestemmingsplan Nijensleek van de gemeente Westerveld,

Bijlagen

Bijlage 1 Emissieplafond Ammoniak En Veehouderij

Bijlage 2 Specifieke Toetsingscriteria Ondergeschikte Tweede Tak Of Deeltijdfunctie

Activiteit Specifieke criteria bij toepassing van de ontheffing in artikel 3 lid 3.6. onder b, artikel 4 lid 4.6. onder b .
Verkoop en ambachtelijke bewerking en verwerking van eigen en streekeigen producten Het gaat hier om producten als jam, sap, zuivel, wijn, ijs, brood e.d. gemaakt van de agrarische producten geteeld in de nabije omgeving. Het mag niet gaan om grootschalige productie. Detailhandel is in beperkte mate mogelijk.
De producten moeten een relatie hebben met het landelijk gebied. De bedrijfsvloeroppervlakte voor de bewerking en verwerking mag maximaal 350 m², inclusief de overige nevenfuncties, bedragen, waarbinnen de verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van de detailhandel maximaal 50 m² mag bedragen. De activiteiten dienen binnen de gebouwen plaats te vinden.
Koelhuizen Er zijn uitsluitend koelhuizen (waarmee niet een extra geventileerde schuur is bedoeld) toegestaan, die functioneren ten behoeve van het agrarisch bedrijf waarbij het koelhuis wordt geplaatst, waarbij tevens opslag is toegestaan voor meerdere bedrijven binnen een straal van 1 km. Bij grotere omvang van de koeling moeten de koelhuizen op een bedrijventerrein worden gevestigd, omdat het dan zal functioneren voor meerdere bedrijven en de verkeersaantrekkende werking niet aanvaardbaar is in het buitengebied.
De oppervlakte van een koelhuis mag maximaal 200 m² bedragen. Wanneer het koelhuis bedoeld is voor de opslag voor meerdere bedrijven in de directe nabijheid (straal 1 km) en bij verwerking van de agrarische producten mag de oppervlakte maximaal 350 m², inclusief de overige nevenfuncties, bedragen.
Zorgfunctie Het moet gaan om de vestiging van een kleinschalige maatschappelijke zorgfunctie, bijvoorbeeld ten behoeve van resocialisatie, therapie, gehandicapten, en dergelijke, met een oppervlakte van ten hoogste 350 m², inclusief de overige nevenfuncties. Bij een zorgfunctie moet sprake zijn van een directe relatie tussen het agrarisch bedrijf , het gebruiksgericht paardenhouderijbedrijf of de manege en de sociale en/of sociaal-medische opvang van personen, in die zin dat de bewoners behulpzaam zijn bij de bedrijfsactiviteiten. Ten behoeve van de huisvesting van personen mogen wooneenheden worden gerealiseerd binnen de bebouwing.
Agrarische kinderopvang Het moet gaan om de vestiging van een kleinschalige kinderopvang met meer dan 6 kinderen, die een relatie heeft met het agrarisch bedrijf, het gebruiksgericht paardenhouderijbedrijf of de manege. De oppervlakte van de kinderopvang zal ten hoogste 350 m², inclusief de overige nevenfuncties, bedragen.
Agrarische dienstverlenende bedrijvigheid, en andere agrarische aanverwante bedrijvigheid Er moet een relatie zijn met het bijbehorende agrarisch bedrijf, het gebruiksgericht paardenhouderijbedrijf of de manege. Er mag ten hoogste 350 m², inclusief de overige nevenfuncties, worden gebruikt ten behoeve van de ondergeschikte tak of deeltijdfunctie.
Gebruiksgerichte paardenhouderij Er moet een relatie zijn met het bijbehorende agrarisch bedrijf, het gebruiksgericht paardenhouderijbedrijf of de manege. Er mag ten hoogste 500 m², inclusief de overige nevenfuncties, worden gebruikt ten behoeve van de paardenhouderij.
Verhuur van fietsen en kano's, en daarmee vergelijkbare kleinschalige recreatieproducten De bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van de verhuuractiviteiten mag maximaal 350 m², inclusief de overige nevenfuncties, bedragen. De opslag van de fietsen, kano's, en daarmee vergelijkbare kleinschalige recreatieproducten mag niet buiten gebouwen plaatsvinden.
Kinderboerderij Bij deze activiteiten moet sprake zijn van het houden van verschillende soorten dieren (inheems en uitheems) anders dan voor de productie. Er dient gelegenheid voor bezichtiging te worden geboden. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 350 m², inclusief de overige nevenfuncties.
Niet-agrarische bedrijvigheid als bedoeld in bijlage 2 onder de categorieën 1 en 2, niet zijnde geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichten en/of voorwerkbedrijven De bedrijvigheid mag, met uitzondering van de opslagruimtes, geen grotere bedrijfsvloeroppervlakte hebben dan 350 m², inclusief de overige nevenfuncties, . Er mag geen opslag van goederen buiten de gebouwen plaatshebben.
Kamperen bij de boer Het kampeerterrein moet binnen de agrarische bedrijfskavel worden gevestigd, waarbij sprake is van een agrarisch bedrijf met een omvang van minimaal 20 nge's. De afstand van het kampeerterrein tot de erfgrens van een naastgelegen woonhuis moet minimaal 50 m bedragen. Er mogen ten hoogste 25 kampeermiddelen worden geplaatst in de periode van 15 maart tot 1 november van elk jaar. Vaste kampeermiddelen, zoals trekkershutten en stacaravans, zijn niet toegestaan. De landschappelijke inpassing zal moeten voldoen aan het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld Bij beëindiging van het agrarisch bedrijf of bij het krimpen tot beneden de omvang van 20 nge's moet het klein kamperen eveneens binnen twee jaar zijn beëindigd.
Groepsaccommodatie Het moet gaan om bestaande (voormalige) agrarische bedrijfsbebouwing (indien het bij vestiging van een groepsaccommodatie om bouwtechnische redenen noodzakelijk is, mag een bestaande schuur eventueel worden gesloopt en op dezelfde plek herbouwd worden). Indien de groepsaccommodatie zich niet bevindt in het gebouw met daarin de (bedrijfs)woning, dan mag de groepsaccommodatie op niet meer dan 25 m afstand van dat gebouw worden gesitueerd. Er moet sprake zijn van een geheel met de overige gebouwen en de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 350 m², inclusief de overige nevenfuncties.
Bed and breakfast De logiesverstrekking vindt plaats binnen de bestaande bedrijfswoning, dan wel het bestaande voormalige boerderijpand. Er wordt uitgegaan van een bestaande entree (deur). Er zullen maximaal zes kamers ten behoeve van de logiesverstrekking ingericht worden. Er zullen geen keukenblokken in de kamers worden gemaakt. Het parkeren moet op eigen erf plaatsvinden. Er mag geen sprake zijn van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt.
Recreatieappartementen De recreatieappartementen ten behoeve van recreatieve bewoning zullen in de bedrijfswoning, dan wel het bestaande voormalige boerderijpand, inclusief de aan- en uitbouwen, en karakteristieke bijgebouwen worden gebouwd en mag een maximale gezamenlijke oppervlakte hebben van 350 m², inclusief de overige nevenfuncties. De oppervlakte van het permanente woongedeelte van de bedrijfswoning, dan wel het bestaande voormalige boerderijpand zal niet minder bedragen dan 75 m².
Het parkeren moet op eigen erf plaatsvinden. Er mag geen sprake zijn van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt.
Theeschenkerij/-tuin De schenkerij moet binnen de aanwezige bebouwing gevestigd worden. De oppervlakte van een buitenterras mag maximaal 100 m² bedragen. De bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van de theeschenkerij mag maximaal 350 m², inclusief de overige nevenfuncties, bedragen.
Boerengolf Ten behoeve van het boerengolf dienen alle voorzieningen, met uitzondering van de golfbaan zelf, op het bouwperceel ondergebracht te worden. Op het bouwperceel moet voldoende parkeergelegenheid aanwezig zijn. Het boerengolf moet nadrukkelijk aan de natuurlijke waarden worden getoetst, wat mogelijk ertoe kan leiden dat het boerengolf gedurende bepaalde perioden van het jaar in bepaalde gebieden niet mag worden uitgeoefend vanwege aanwezige natuurlijke waarden. Het algemeen belang van de natuurwaarden wordt een zwaarder gewicht toegekend dan het individuele belang van de agrariër die boerengolf als neventak aan het bedrijf toevoegt. Bij boerengolf mogen eveneens de bijbehorende landbouwgronden worden gebruikt.

Bijlage 3 Algemene Bedrijvenlijst

Bijlage 4 Bedrijvenlijst Kleinschalige Bedrijfsmatige Activiteiten

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Inleiding

In het kader van de actualisering van alle bestemmingsplannen in de gemeente Westerveld is het voorliggende bestemmingsplan "Nijensleek" opgesteld. Reden voor de voorliggende actualisatie vormt het gestelde in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), waarin de verplichting is opgenomen om een bestemmingsplan ten minste eens in de tien jaar te herzien.

Het bestemmingsplan "Nijensleek" omvat de regeling van het gebruik van alle gronden en opstallen die binnen het dorp voorkomen. Het plan vervangt de volgende vigerende bestemmingsplannen:

  • Bestemmingsplan Nijensleek (2001);
  • Bestemmingsplan Camping De Moesberg (2009);
  • Bestemmingsplan Bedrijventerrein Nijensleek.

Om te komen tot een actueel bestemmingsplan is aan de hand van een veld- en bureau-inventarisatie een gebruikskaart van de kern opgesteld. Na het opstellen van deze gebruikskaart heeft op 23 oktober 2012 een informatieavond plaatsgevonden. Inwoners en andere belangstellenden hebben de gelegenheid gekregen aanvullingen en opmerkingen door te geven over de gebruikskaart en hun wensen ten aanzien van het bestemmingsplan kenbaar te maken. Deze reacties zijn, wanneer mogelijk en ruimtelijk relevant, in het voorliggende bestemmingsplan verwerkt.

Het plan is volgens de nieuwste inzichten wat betreft "Digitale Uitwisseling in Ruimtelijke Plannen (DURP) en vergelijkbaarheid opgesteld. De verbeelding is voorzien van IMRO-codering, zodat onderlinge uitwisseling van gegevens mogelijk is. De redactie van de planregels is gebaseerd op de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP), versie 10 april 2008. Het voorliggende bestemmingsplan heeft een overwegend consoliderend karakter, wat betekent dat het is gericht op het regelen van de bestaande functies in het plangebied. Het plan is echter niet star, omdat ruimtelijke en functionele wijzigingen, passend binnen de planuitgangspunten, mogelijk worden gemaakt.

1.2 De Bij Het Plan Behorende Stukken

Het bestemmingsplan "Nijensleek" bestaat uit de volgende stukken:

  • Verbeelding (tek. no. NL.IMRO.1701.0000BP000000000562-0003), bestaande uit twee kaartbladen, schaal 1:1.000).
  • Planregels. Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de onder het plan vallende gronden en opstallen aangegeven. In de planregels zijn regels opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen.
  • Het plan gaat vergezeld van deze toelichting, waarin de aan het plan ten grondslag liggende onderzoek en een planbeschrijving zijn opgenomen. Bij de totstandkoming van deze toelichting is daar waar mogelijk gebruikgemaakt van bestaande bronnen waaronder het 'Bestemmingsplan Kleine Kernen' (2009), het 'Bestemmingsplan buitengebied (2012) en het vigerende bestemmingsplan Nijensleek (2001).

1.3 Situering Plangebied

Het voorliggende plan heeft betrekking op de lintbebouwing van Nijensleek. De situering van het plangebied is op afbeelding 1 weergegeven. De plangrens is primair bepaald door de buitenste grens van de verschillende van kracht zijnde bestemmingsplannen en sluit aan op de begrenzing van het bestemmingsplan Buitengebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1701.0000BP000000000562-0003_0001.jpg"

Afbeelding 1. Overzicht plangebied

1.4 Leeswijzer

De toelichting van het voorliggende bestemmingsplan is als volgt opgebouwd. In dit eerste hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van de bij dit plan behorende stukken, alsmede een toelichting op de ligging en de planbegrenzing van onderhavig plangebied. In hoofdstuk 2 volgt een overzicht van het relevante beleid met betrekking tot de kern. Een overzicht van de historische achtergrond van het dorp en een beschrijving van de huidige ruimtelijke en functionele structuur zijn te vinden in hoofdstuk 3. In hoofdstuk 4 staat het onderzoek dat is uitgevoerd ten behoeve van het bestemmingsplan. In hoofdstuk 5 "Planbeschrijving" is beschreven op welke wijze de verschillende functies in het plan zijn opgenomen, waarna in hoofdstuk 6 op de juridisch technische aspecten van de opgenomen regelgeving wordt ingegaan. De hoofdstukken 7 en 8 behandelen respectievelijk de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Beleid

2.1 Algemeen

In de keuze van het te voeren beleid dient de gemeente rekening te houden met het opgestelde rijksbeleid, het provinciale beleid en het eigen beleid. Dit geldt vooral daar waar beleidsuitgangspunten aan de orde komen die betrekking hebben op de inhoud van het plan. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het beleid van de diverse overheden.

2.2 Rijksbeleid

2.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden. De SVIR heeft diverse nota's vervangen, zoals de Nota Ruimte en Nota Mobiliteit. Ook zijn met het SVIR de ruimtelijke doelen en uitsprakenvervallen die zijn benoemd in de Agenda Landschap, Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. In het SVIR is de visie van de rijksoverheid op de ruimtelijke opgaven en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 aangegeven. Dit betreft een nieuw, integraal kader dat de basis vormt voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In het SVIR is gekozen voor een meer selectieve inzet van het rijksbeleid dan voorheen. Voor de periode tot 2028 zijn de ambities van het Rijk in drie rijksdoelen uitgewerkt:

  • vergroten van de concurrentiekracht door versterking van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • verbeteren van de bereikbaarheid;
  • zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

Met deze rijksdoelen zijn 13 nationale belangen aan de orde die in het SVIR verder gebiedsgericht zijn uitgewerkt in concrete opgaven voor de diverse onderscheiden regio's. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden meer beleidsvrijheid op het terrein van de ruimtelijke ordening gekregen; het kabinet is van mening dat provincies en gemeenten beter op de hoogte zijn van de actuele situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties en daardoor beter kunnen afwegen welke (ruimtelijke) ingrepen in een gebied nodig zijn.

Vanwege het hogere abstractieniveau heeft de Structuurvisie van het Rijk geen directe raakvlakken met of gevolgen voor het voorliggende bestemmingsplan.

2.3 Provinciaal Beleid

2.3.1 Omgevingsvisie

Provinciale staten van Drenthe hebben op 2 juni 2010 de Omgevingsvisie Drenthe vastgesteld. De Omgevingsvisie vormt het strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe voor de periode tot 2020. De visie formuleert de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijke domein.

De Omgevingsvisie Drenthe vervangt het tweede Provinciaal omgevingsplan (POPII) en is een integratie van vier wettelijk voorgeschreven planvormen; de provinciale ruimtelijke structuurvisie, het provinciaal milieubeleidsplan, het regionaal waterplan en het provinciaal verkeers- en vervoersplan. De missie uit de Omgevingsvisie luidt: 'Het koesteren van de Drentse kernkwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe passend bij deze kernkwaliteiten'.

De kernkwaliteiten zijn:

  • rust, ruimte, natuur en landschap;
  • oorspronkelijkheid;
  • naoberschap;
  • menselijke maat;
  • veiligheid;
  • kleinschaligheid (Drentse schaal).

Om de missie te bereiken, wil de provincie vier robuuste systemen ontwikkelen. Deze vier systemen zijn: het sociaal-economisch systeem, het watersysteem, het landbouwsysteem en het natuursysteem. Binnen deze systemen staat de ontwikkeling van de hoofdfunctie (respectievelijk wonen en werken, water, natuur en landbouw) voorop. Een robuust systeem wil zeggen dat een verstoring als gevolg van een ontwikkeling geen significante gevolgen heeft voor het functioneren van het systeem.

Daarnaast is voor het bereiken van de missie de ruimtelijke kwaliteit van belang. De provincie wil ontwikkelingen stimuleren die een bijdrage leveren aan de ruimtelijke kwaliteit. Deze kwaliteit zit voor de provincie in het zorgvuldig gebruikmaken van de ruimte, het behouden en waar mogelijk versterken van de kernkwaliteiten en het waarborgen van de kwaliteit van het milieu en de leefomgeving.

Een belangrijk aspect bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen is het 'zorgvuldig ruimtegebruik'. Bij het inpassen van ruimtevragende functies dient de SER-ladder te worden gehanteerd. Het model stelt onder meer dat extra ruimte voor wonen en werken zoveel mogelijk moet worden gezocht in of aansluitend aan bestaand bebouwd gebied en moet worden gebundeld rond de nationale en regionale infrastructuur en de openbaarvervoervoorzieningen. Ook bij het ontwikkelen van recreatie en toerisme en landbouw dient dit model te worden toegepast.

Kernkwaliteiten

De kernkwaliteiten zijn door de provincie opgenomen op de kernkwaliteitenkaart die is onderverdeeld in een aantal aparte kaarten. De provincie zet in op bescherming, behoud en (waar mogelijk) ontwikkeling van de kernkwaliteiten. Ruimtelijke ontwikkelingen mogen, mits goed gemotiveerd, geen afbreuk doen aan de kernkwaliteiten ter plaatse.

De verantwoordelijkheid voor de kernkwaliteiten binnen de bebouwde kom ligt bij de gemeente. Een uitzondering hierop wordt gemaakt voor archeologie en in specifieke gevallen voor cultuurhistorie. Het provinciaal belang geldt alleen binnen de bebouwde kom als de desbetreffende kern is opgenomen op de kaart 'kernkwaliteit cultuurhistorie'. De kern Nijensleek wordt op de betreffende kaart niet genoemd.

Op de visiekaart worden voor de kern Nijensleek eveneens geen bijzondere beleidsmatige doelstellingen aangetroffen. De aanduidingen 'landbouw', 'beekdalen' en de 'robuuste verbinding landelijk netwerk' komen voor op het kaartbeeld. Voor het voorliggende bestemmingsplan hebben deze aanduidingen geen gevolgen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1701.0000BP000000000562-0003_0002.jpg"

Afbeelding 2. Uitsnede kaart Omgevingsvisie Drenthe

2.4 Gemeentelijk Beleid

2.4.1 Beleidsnota lokale economie

De gemeente Westerveld heeft in december 2009 de 'Beleidsnota lokale economie, Met kwaliteit en authenticiteit boven het maaiveld uit' vastgesteld. De nota schetst de mogelijkheden die gelden voor de langere termijn. Tegelijkertijd zijn er verschillende richtingen uitgewerkt die op korte termijn versterking kunnen geven aan de lokale economie. De nota geeft daarnaast de koers aan waaraan zowel ondernemers als gemeente houvast hebben voor investeringsbeslissingen, prioriteiten of inrichtingsvragen.

Op 6 juni 2013 is door de gemeenteraad een aanvulling op genoemde beleidslijn vastgesteld. Kortgezegd komt deze aanvulling erop neer dat de kaders 3 tot en met 5c van de nota toetsingskader zorg en opvangvoorzieningen voorlopig in de ijskast worden gezet. Concreet houdt dit in dat de gemeente niet meer zal meewerken aan nieuwe aanvragen tot wijziging of herziening van bestemmingen richting zorg- en opvang als hoofdfunctie, tot een jaar na het vaststellen van de kaders en keuzes van de gemeente in de drie transities door de raad.

2.4.2 Kadernota buitengebied

Het ruimtelijke beleid voor het buitengebied is door de gemeente vastgelegd in de Kadernota Buitengebied (vastgesteld 14 februari 2006). In de Kadernota zijn de algemene uitgangspunten voor ontwikkelingen in het buitengebied van de gemeente Westerveld opgenomen. Belangrijk onderdeel van de nota is een ontwikkelingskaart aan de hand waarvan nieuwe ontwikkelingen worden getoetst. De drie ontwikkelingsgebieden geven de gewenste richting voor ontwikkelingen aan. De gebieden zijn op basis van het bestaande grondgebruik en het vastgelegde beleid in grote eenheden globaal begrensd en gelden als vertrekpunt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1701.0000BP000000000562-0003_0003.jpg"

Afbeelding 3. Ontwikkelingskaart Kadernota Buitengebied

Zoals de kaart laat zien, wordt Nijensleek omgeven door de zones 'ontwikkeling landbouw en recreatie' en 'ontwikkeling landbouw, recreatie en natuur'. Hieronder worden die zones nader beschreven.

Ontwikkeling landbouw, natuur en recreatie

Het verwevingsgebied wordt aangeduid met 'ontwikkeling landbouw, natuur en recreatie'. In dit gebied kunnen landbouw, natuur en recreatie zich gelijkwaardig ontwikkelen. Hierbij geldt dat bestaande functies en de verder ontwikkeling daarvan, op de eerste plaats staan. Het gemeentelijk beleid is erop gericht de bestaande agrarische bedrijven te behouden en deze daarom voldoende ontwikkelingsruimte te bieden. Nieuwe functies kunnen worden toegestaan, mits de verdere ontwikkeling van bestaande functies niet wordt aangetast, dan wel wordt gecompenseerd. Hiertoe behoort ook het voorkomen van ongewenste versnippering. Omdat schaalvergroting in dit gebied als gevolg van de kleinschalige eigendomssituatie en natuur- en milieuwetgeving veelal moeilijk te realiseren valt, wordt een ontwikkeling verwacht waarbij functieverandering en functieverbreding veelvuldig nodig zal zijn. Hierbij moet worden gedacht aan een ontwikkeling van bestaande en nieuwe bedrijfsvormen waarin verschillende functies worden gecombineerd. In het gebied liggen agrarische gronden die binnen de doelbegrenzing van de Ecologische Hoofdstructuur vallen. De realisatie van de nieuwe EHS vindt zo mogelijk op bedrijfseconomische grondslag plaats door het natuurbeheer onder te brengen in extensieve vormen van landbouw, zoals agrarisch natuurbeheer en biologisch landbouw. Boerderijen die niet benut kunnen worden als beheerboerderij, krijgen zo mogelijk een nieuwe passende functie, bijvoorbeeld wonen, zorg of kleinschalige verblijfsrecreatie. Het gebied heeft tevens een functie voor het vasthouden en bergen van water.

Ontwikkeling landbouw en recreatie

De grootschalige landbouwgronden worden aangeduid met 'Ontwikkeling landbouw en recreatie'. In dit gebied wordt gestreefd naar een ontwikkeling waarbij de grondgebonden landbouw de nodige schaalvergroting kan doormaken. Dit kan in geval van nieuwvestiging van een grootschalig agrarisch bedrijf deels zonder landschappelijke tegenprestatie (in de geel gewaardeerde gebieden) en deels met landschappelijke tegenprestatie (in de rood-blauw gewaardeerde gebieden). Het gebied 'Ontwikkeling landbouw en recreatie' behoort tot de agrarische hoofdstructuur en blijft of wordt hiervoor zo optimaal mogelijk ingericht. Nieuwe functies zijn mogelijk, mits de agrarische hoofdstructuur in hoofdzaak in stand blijft. Dit betekent dat ontwikkeling van niet agrarische functies die ruimtebeslag vragen, bij voorkeur langs de randen van het gebied plaatsvinden. Hierbij wordt met name gedacht aan recreatieve ontwikkelingen, waaronder bijvoorbeeld de vestiging van grootschalige verblijfsrecreatieterreinen.

2.4.3 Nota van uitgangspunten

Als stap naar de herziening van het bestemmingsplan Buitengebied werd - ter uitwerking van de Kadernota - het beleid op hoofdlijnen verder geconcretiseerd. Met de Nota van Uitgangspunten werd de grondslag gelegd voor de uitwerking in bestemmingen. De Nota van uitgangspunten werd vastgesteld door de gemeenteraad van Westerveld op 13 mei 2008. In het bestemmingsplan buitengebied (en daarmeee het voorliggende bestemmingsplan).

2.4.4 Bestemmingsplan Buitengebied

Op 5 juli 2012 stelde de gemeenteraad het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied vast. Het bestemmingsplan buitengebied bevat een vertaling van het beleid zoals opgeomen in de Kadernota en de Nota van uitgangspunten.

Qua karakter is het bestemmingsplan Buitengebied aan te merken als een ontwikkelingsgericht bestemmingsplan. Met respect voor aanwezig waarden van natuur en landschap, wordt waar mogelijk ruimte geboden voor ontwikkeling. Dit vertaalt zich concreet in een keur aan afwijkingsregels en wijzigingsbevoegdheden waarmee nieuwe ontwikkelingen kunnen worden gefacilliteerd.

Het bestemmingsplan Buitengebied heeft model gestaan voor het voorliggende bestemmingsplan. Veel van de in dat plan gegeven regels, zijn overgenomen in het bestemmingsplan Nijensleek. In hoofdstuk 5 wordt concreet aangegeven op welke wijze deze vertaling heeft plaatsgevonden.

2.4.5 Geurvisie en -verordening

De gemeente Westerveld wil het typische karakter van het gebied met zijn uitgestrekte lintdorpen en woonboerderijen behouden en tevens de vitaliteit versterken. Het verkleinen van de afstand tussen grondgebonden veehouderijen onderling en tussen grondgebonden veehouderijen en woonboerderijen is een belangrijke maatregel die ervoor zorgt dat de functies wonen (in een woonboerderij) en veehouderij naast elkaar kunnen bestaan. Dit resulteert in een aantrekkelijk en vitaal platteland waarbij tevens een goed leefklimaat blijft gewaarborgd.

Om die reden heeft de gemeente besloten tot aanpassing van de vaste afstanden voor grondgebonden bedrijven. Voor de woonkernen met een landelijk karakter (waaronder Nijensleek) betekent dit:

  • een vaste afstand van 50 m voor zover dit betrekking heeft op bedrijven met maximaal het aantal dieren op basis van de drempelwaarde Besluit landbouw én waarbij sprake is van uitbreiding van een bestaande stal of nieuwbouw bij een bestaand bedrijf;
  • een vaste afstand van 75 m voor zover dit betrekking heeft op bedrijven met meer dan het aantal dieren op basis van de drempelwaarde Besluit landbouw én waarbij sprake is van uitbreiding van een bestaande stal of nieuwbouw bij een bestaand bedrijf.

Bij aanvragen voor ruimtelijke ontwikkelinge op of nabij agrarische bedrijven zal aan de Geurverordening worden getoetst. Een vertaling in het voorliggende bestemmingsplan is niet nodig.

2.4.6 Structuurvisie Westerveld

De Structuurvisie Westerveld (vastgesteld 26 november 2013) bevat de visie en de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid voor het hele grondgebied van de gemeente. In de stuctuurvisie wordt de ruimtelijke invloed van allerlei verschillende beleidsterreinen bekeken zoals milieu, infrastructuur, wonen, cultuurhistorie, landschap, economie en welzijn. In de structuurvisie maakt de gemeenteraad duidelijk wat zij de komende tien jaren wil versterken, ontwikkelen, herstructureren of juist wil behouden of beschermen. Daarmee bepaalt de structuurvisie ook de richting van de bestemmingsplannen die in de toekomst worden opgesteld.

Met betrekking tot Nijensleek wordt in de Structuurvisie vermeld dat er wat betreft het wonen transformatie van de linten mogelijk is. Het voorliggende bestemmingsplan bevat hiervoor het planologische kader.

afbeelding "i_NL.IMRO.1701.0000BP000000000562-0003_0004.jpg"

Afbeelding 4. Uitsnede Structuurvisie

2.4.7 Welstandsnota

De welstandsnota van de gemeente Westerveld is in 2008 herzien. Daarmee sluit de welstandsnota beter aan bij de wens van de gemeente om kleinere bouw-plannen ambtelijk te kunnen toetsen en zijn enkele gebieden, waarvoor in de 'oude' nota nog geen of onjuist beleid was, opnieuw bekeken. De doelstelling van het welstandsbeleid is het veiligstellen van een basiskwaliteit van de gebouwde omgeving. Indien mogelijk zal plaatselijk een verbetering van de kwaliteit van de gebouwde omgeving het gewenste doel zijn. Kleine veel voorkomende veranderingen en aanpassingen, mogen niet storend zijn.

Bij kleine en middelgrote projecten moet er sprake zijn van een samenhang met de omgeving. Bij grote projecten moeten de stedenbouwkundige kwaliteitsdoelstellingen worden vertaald in toetsingskaders voor de welstandsadvisering.

De gemeente baseert haar ruimtelijk kwaliteitsbeleid in hoofdzaak op de in de gemeente van kracht zijnde bestemmingsplannen. De gemeente onderscheid algemene welstandscriteria die altijd van toepassing zijn en gebiedsgerichte criteria die alleen voor bepaalde gebieden van toepassing zijn.

In de welstandsnota zijn zes aandachtspunten geformuleerd voor het ontwerpen van gebouwen. De aandachtspunten vormen een algemeen beoordelingskader om in eerste instantie snel na te gaan of een bouwplan aan redelijke eisen van welstand voldoet. De volgende aandachtspunten zijn geformuleerd:

  • De verschijningsvorm van het bouwwerk heeft een relatie met het gebruik ervan en de wijze waarop het is gemaakt. Daarnaast heeft de vormgeving van het bouwwerk haar eigen samenhang en logica.
  • Het bouwwerk levert een positieve bijdrage aan de kwaliteit van de bebouwde omgeving. De eisen op dit punt worden hoger naarmate de openbare beteke-nis van het bouwwerk of van de omgeving groter is.
  • Eventuele verwijzingen en associaties naar culturele uitingen en architectuurstijlen worden zorgvuldig gebruikt, zodat er bruikbare ontwerpconcepten en vormen ontstaan.
  • In de structuur van het bouwwerk zijn helderheid en complexiteit tegelijkertijd in een evenwichtige en in een spanningsvolle relatie aanwezig.
  • In het bouwwerk is een samenhangend stelsel van maatverhoudingen toegepast in ruimtes, volumes en vlakverdelingen.
  • Het materiaal, de textuur en de kleur ondersteunen het karakter van het bouwwerk en ze verduidelijken de ruimtelijke samenhang met de omgeving (of de daar te verwachten ontwikkeling).

Voor een 14-tal gebieden heeft de gemeente gebiedsgerichte welstandscriteria opgesteld. Bij de indeling van deze gebieden heeft cultuurhistorie een belangrijke rol gespeeld. Voor gebieden zoals beschermde dorpsgezichten, lintbebouwing, esgronden, natuurgebieden, e.d., die beeldbepalend zijn voor deze omgeving, gelden gebiedsgerichte welstandscriteria.

2.4.8 Woonvisie

Op 8 mei 2012 heeft de raad de Woonvisie vastgesteld. De Woonvisie vormt samen met de Sociale Structuurvisie de basis voor de Ruimtelijke Structuurvisie. De ambitie van Westerveld is en blijft er voor zorgen dat iedereen prettig kan (blijven) wonen en leven in Westerveld. Westerveld kiest voor een netto toename van de woningvoorraad van 400 tot het jaar 2020 te faciliteren. De raad is van mening dat er vrijheid moet blijven bestaan voor verschillende initiatieven, en maakt daarom op voorhand geen keuze uit de beschikbare capaciteit. De nieuwe bevolkingsprognose van de provincie heeft aanleiding gegeven de aantallen bij te stellen.

In de Woonvisie is het volgende aangegeven. Bij woningbouw zal gestuurd worden op het bouwen van woningen voor kleine huishoudens, voor jong en oud. Circa 100 (koop)woningen worden voor starters gereserveerd. Daarnaast wil het college 100 woningen reserveren voor levensloopbestendige woningen in het goedkope en middeldure segment. Deze woningen zijn bedoeld voor onder andere senioren met en zonder zorgvraag. Er worden 50 woningen gereserveerd voor levensloop bestendig wonen in het dure/ zeer dure segment, om tegemoet te komen aan de groep senioren die op zoek zijn naar meer exclusieve woonmilieus. Verder worden er circa 100 woningen gereserveerd voor de huursector. Hiervan wil het college 50 reserveren voor de sociale huursector, en 50 voor de vrije huursector. Tot slot worden er circa 50 woningen gereserveerd voor particuliere initiatieven, waaronder bijvoorbeeld collectief particulier opdrachtgeverschap.

Voor de verdeling over de kernen, waaronder Nijensleek, stelt het college een praktische lijn voor. De mogelijke woningbouwlocaties worden nader onderzocht op kansrijkheid voor woningbouw voor de doelgroepen als ook de ruimtelijke analyse van de structuurvisie is gemaakt. Het gemeenbestuur staat op het standpunt dat de regierol bij het college ligt. De visie op wonen en de structuurvisie zijn daarbij kaderstellend. Het college is voor het bereiken van de in deze visies beschreven beleidsdoelen echter sterk afhankelijk van andere partijen. Daarom is het overleg met ontwikkelende partijen waaronder woningcorporaties, zorgpartijen en particulieren met woningbouwinitiatieven open en transparant en gericht op het gezamenlijk bereiken van de beleidsdoelen.

2.4.9 Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan Westerveld

De Verkeer en Vervoer visie van de gemeente Westerveld onderschrijft de doel- stellingen uit de Nota Mobiliteit en het PVVP van de provincie Drenthe en sluit aan bij het landelijke Duurzaam Veilig Beleid. Dit is in 1997 door de gezamenlijk overheden (gemeenten, provincies, waterschappen en Rijk) vastgesteld.

Duurzaam Veilig staat voor: Preventief verkeersveiligheidsbeleid; voorkomen van verkeersongevallen. Wanneer er toch ongevallen plaatsvinden; er voor zorgen dat de kans op ernstig letsel minimaal is. Dit wordt bereikt door onder andere een veilige en herkenbare weginrichting. De volledige weginfrastructuur wordt daarom ingedeeld in verkeersaders en verblijfsgebieden.

In principe worden er binnen de Duurzaam Veilig visie drie wegcategorieën onderscheiden met elk hun eigen essentiële herkenbaarheidkenmerken:

  • Stroomwegen: wegverbindingen voor interregionaal, nationaal en internationaal verkeer (auto(snel)wegen; 100/120 km/uur).
  • Gebiedsontsluitingswegen: ontsluiten en verbinden van de grotere kernen, (sub)regionale kernen en streken en het verkeer naar de stroomwegen leiden (50/80 km/uur).
  • Erftoegangswegen: ontsluiten de kleine kernen en de woningen/bedrijven in de rurale gebieden en binnen de bebouwde kommen (30/60 km/uur).

Binnen de gemeente zijn bovendien een aantal erftoegangsverzamelwegen aanwezig. Binnen een gebied dat bestaat uit erftoegangswegen (verblijfsgebied) kan een aantal wegen worden aangeduid als 'erftoegangsverzamelweg'. Dit zijn wegen die binnen het gebied een zekere verzamelfunctie hebben en meer verkeer afwikkelen dan een gemiddeld wegvak in dit gebied. De inrichting van deze wegen is gericht op een gemiddelde trajectsnelheid van 60 of 30 km/uur. Op de plaatsen waar het kan mag men sneller rijden (80 of 50 km/uur), op risicovolle locaties wordt de snelheid middels snelheidsremmende maatregelen daadwerkelijk naar 30 of 60 km/uur teruggebracht.

Gemeentelijk beleid is dat alle kernen in principe zijn ingericht als verblijfsgebied binnen de kom met een maximumsnelheid van 30 km/uur. Het buitengebied wordt in principe ingericht als verblijfsgebied buiten de kom met een maximumsnelheid van 60 km/uur.

Alleen de provinciale wegen (N855, N371, N353, N381) zijn (grotendeels) aan-geduid als ontsluitingsweg waarop in principe een maximumsnelheid geldt van 80 km/uur. Hier is de verkeersfunctie de hoofdfunctie. Verkeer dient zoveel mogelijk via dit hoofdwegennet (stroomwegen/gebiedsontsluitingswegen) zijn bestemming te bereiken.

2.4.10 Nota toetsingskader zorg- en opvangvoorzieningen gemeente Westerveld

Op 22 maart 2011 heeft het College van Burgemeester en Wethouders van Westerveld de Nota toetsingskader zorg- en opvangvoorzieningen voorlopig vastgesteld. In de nota wordt onder meer een concreet toetsingkader voorgesteld ten aanzien van de vestiging van zorg- en opvanginstellingen in de gemeente. Verschillende aspecten krijgen aandacht; schaalgrootte van de gemeente en de instelling, spreiding, draagvlak, draagkracht, kwaliteit en veiligheid. De nota is bedoeld om een afgewogen en breed gewogen besluit van gemeente zijde te kunnen nemen om al dan niet mee te werken aan een verzoek om bestemmingswijziging ten aanzien van de realisatie en vestiging van een zorg- en opvanginstelling.

In september 2013 is er een aanvullende notitie op deze nota gekomen. De aanvulling omvat een tijdelijke stop op de medewerking aan het ruimtelijk toelaten van zorg- en opvangvoorzieningen met meer dan 5 plaatsen. Met tijdelijk wordt bedoeld tot een jaar na het vaststellen van de keuzes en de kaders van de gemeente in de drie transities (jeugdzorg, AWBZ zorg en participatiewet) door de gemeenteraad. Het beleid is in dit bestemmingsplan verwerkt.

Hoofdstuk 3 Huidige Situatie

In dit hoofdstuk wordt een beeld gegeven van de huidige situatie in het buitengebied. Omdat deze slechts een momentopname is van een landschap dat 'in beweging is', (zowel fysisch-geografisch alsook in economische zin) krijgen oude en/of nieuwe ontwikkelingen hierbij de nodige aandacht.

3.1 Ligging

De kern Nijensleek ligt ten zuidwesten van Vledder en ten noordoosten van Steenwijk. De belangrijkste weg door het dorp (Hoofdweg) loopt in noordoostelijke richting naar Frederiksoord en Vledder en in zuidwestelijke richting naar Eesveen en Steenwijk.

Nijensleek is goed bereikbaar over de N855 die in zuidelijke richting naar Steenwijk loopt en noordelijk naar Dieverbrug. De afstand tot Steenwijk is ongeveer 6 km. Inwoners van Nijensleek zijn vooral op Steenwijk georiënteerd. Vledder, Havelte en Diever liggen op respectievelijk 3, 11 en 12 km afstand van Nijensleek en zijn bereikbaar via de N855 of de N353. Fietsverkeer maakt gebruik van de langs de Hoofdweg gelegen parallelweg.

3.2 Ontstaan

Nijensleek heeft haar ontstaan te danken aan de vervening die in het begin van de zeventiende eeuw in volle gang was. De in de Middeleeuwen moeizaam ontgonnen graslanden werden hierdoor vernield. Deze vervening werd vanuit Wapse begonnen en aan beide zijden van de Aa uitgevoerd. De turf werd via de Aa afgevoerd naar Steenwijk en vandaar naar het westen. Ook in dit gebied heeft geen natte vervening plaatsgevonden vanwege de dunne veenlaag. Op de overblijvende gronden ontstonden goede, maar kleine weidegronden. Er ontstond derhalve een tekort aan landbouwgronden. Met het oog op een uitbreiding van het areaal aan landbouwgrond werd in 1886 de Markewet doorgevoerd, waardoor individuele ontginningsactiviteiten werden gestimuleerd. De gronden werden naar evenredigheid in kwaliteit verdeeld.

Oorspronkelijk bestond de kern uit een westelijke en oostelijke cluster. Het accent ligt nu vooral in het oostelijke deel waar het landschap meer besloten en de bebouwingsdichtheid hoger is. Ook komen in het oostelijke deel meer centrumvoorzieningen voor. Het merendeel van de agrarische bedrijven ligt in het westelijke deel van Nijensleek, waar ook de basisschool gevestigd is.

3.3 Bodem

Het plangebied maakt deel uit van het overgangsgebied van het Drents plateau naar de Friese Wouden. Het is te beschouwen als het stroomgebied van de Steenwijker Aa, de Wapserveensche Aa en de Vledder Aa. In de omgeving van Nijensleek komt hoofdzakelijk dekzand voor, rustend op een keileem-ondergrond, die op wisselende diepte ligt. In de dekzanden zijn podzol profielen ontstaan. Een podzolprofiel is een horizontale gelaagdheid in de bodemopbouw, die is ontstaan onder invloed van een klimaat met een neerslagoverschot en de vegetatie.

Door menselijke beïnvloeding ontstonden bouwlandcomplexen met een humushoudende bovenlaag en Veldpodzolgronden. In het zuidwesten van het plangebied komen, aan de rand van het stroomdal van de Wapserveensche Aa, Moerige eerdgronden en Eerdveengronden voor.

Ten zuidoosten van het lint komen laaggelegen vochtige gronden voor, begroeid met grasvegetaties. In het noordwesten en -oosten bevinden zich de hoger gelegen gronden, die als bouwland gebruikt worden.

De omgeving van Nijensleek wordt gekenmerkt door openheid. In het noorden van het plangebied, (deels) grenzend aan de camping, komt een relatief besloten landschap voor. Het lint (de Hoofdweg) is enigszins verdicht door de aanwezige bebouwing en beplanting.

3.4 Landschap

Nijensleek kent een zogenaamd wegdorpenlandschap. Van oudsher kende het gebied langs de Hoofdweg, dat als uitgangspunt voor de ontginning diende, smalle opstrekkende percelen, die loodrecht op bovenstaande weg lagen. Bij de ruilverkaveling in de jaren zeventig is de zuidkant van de Hoofdweg meer blokvormig verkaveld. In het noorden is de oorspronkelijke verkaveling nog aanwezig. De openheid is in het hele gebied nog duidelijk herkenbaar. Kenmerkend voor de nederzettingsvorm van een streekdorp als Nijensleek is de visuele samenhang tussen de geleidelijk gegroeide langgerekte bebouwingsstructuur en het open ontginningslandschap. Dit patroon onderscheidt zich van de aangrenzende planmatige kolonienederzetting Frederiksoord. Om dit onderscheid voldoende herkenbaar te houden is het van belang dat aan de oostkant van Nijensleek niet te veel verdichtingen komen in de vorm van het inplaatsen van bebouwing en het aanbrengen van beplanting.

In de Kadernota Buitengebied worden de kwaliteiten van het wegdorpenlandschap betrekking op:

  • afwisseling in open en besloten delen;
  • voornamelijk in gebruik als bouw- en grasland;
  • opstrekkende verkaveling.

afbeelding "i_NL.IMRO.1701.0000BP000000000562-0003_0005.jpg"Afbeelding 5. Nijensleek in groter verband

3.5 Cultuurhistorie

In het gebied komen enkele sloten voor die van groot functioneel en/of historisch belang zijn. Dit zijn de Nijensleekerschipsloot en de sloten die liggen evenwijdig aan de Bosschasteeg, Moerhoven en achter de bebouwing, in het noorden van het plangebied. De Nijensleekerschipsloot is eeuwen geleden gegraven en heeft naast een afwateringsfunctie ook een cultuurhistorische functie.

Binnen het plangebied komen twee rijksmonumenten voor, te weten:

  1. 1. het pand Hoofdweg 118
    Het betreft hier een in aanleg vermoedelijk nog 18e-eeuwse boerderij
  1. 2. De voormalige zuivelfabriek aan de Hoofdweg 1
    Het betreft hier een aaneengesloten bedrijfscomplex gesticht in 1891 in opdracht van J.J. Hilkemeyer en bestaande uit vier delen: een bouwmassa voor woning en zuivelfabriek, een tweede bouwmassa behorend tot het bedrijf, een derde bouwmassa van vermoedelijk iets jongere datum en een houten schuur. Dergelijke bedrijfscomplexen die typerend zijn voor de overgang van het ambachtelijke naar het industriele bedrijf zijn zeldzaam (bron: rijksmonumenten.nl.

De koloniën van Weldadigheid in Frederiksoord/Wilhelminaoord zijn door de overheid aangewezen als Belvederegebied. 'Belvédère' werd in 1998 door het Rijk gekozen als titel voor een beleidsnota die een nieuwe zienswijze illustreert op de omgang met cultureel erfgoed. Het motto is: ‘behoud door ontwikkeling’ en geeft de ontwikkeling aan van conserverend naar ontwikkelend beleid. In veel gevallen is cultuurhistorisch erfgoed gebaat bij ruimtelijke ontwikkelingen die een economische impuls aan het behoud ervan kunnen geven.

Om de koloniën Frederiksoord en Wilhelminaoord duidelijker te profileren als een uniek gebied met een geheel eigen identiteit, wordt energie gestoken worden in het herstellen van oorspronkelijke landschapselementen. Hiertoe behoort ook het instellen van een buffer rond deze cultuurhistorisch waardevolle koloniën. Deze buffer (die geen heldere grens op de kaart betreft, maar waarvan de ligging per aanvraag wordt beoordeeld), valt deels over het oostelijke deel van Nijensleek. Doel vand de buffer is een geleidelijke overgang te creëren naar het Belvederegebied.

3.6 Functies

Naast een aantal agrarische bedrijven bevindt zich in het plangebied een keur aan bedrijven. De nog aanwezige agrarische bedrijven in Nijensleek zijn grondgebonden bedrijven, met voornamelijk melkrundvee. Het aantal agrarische bedrijven is gedurende de laatste 10 jaar nog iets verder gedaald, maar lijkt zich nu te stabiliseren.

Daarnaast telt het dorp circa 50 kleine bedrijfjes, hoofzakelijk in de vorm van 'beroepen en bedrijven aan huis'. Het dorp kan dan ook in hoofdzaak worden getypeerd als een gemengd gebied, met veel dynamiek in de bedrijvigheid.

Ten noorden van de weg Moerhoven ligt een bedrijventerrein, waar zich een diversiteit aan bedrijven bevindt, waaronder een autobedrijf, een bestratingsbedrijf, en reproservice en een tuincentrum, veelal met bedrijfswoning. Tevens bevindt zich op het zuidelijke deel van het bedrijventerrein een spelveld/evenemententerrein.

afbeelding "i_NL.IMRO.1701.0000BP000000000562-0003_0006.jpg"

Afbeelding 6. Bedrijventerrein

Hoofdstuk 4 Onderzoek

4.1 Algemeen

Op grond van artikel 3.2 van de Awb dient een bestuursorgaan bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis te vergaren over de relevante feiten en de af te wegen belangen. Het vaststellen of wijzigen van een bestemmingsplan kan tot gevolgen hebben voor de belangen van natuur en milieu, voor cultuurhistorische, landschappelijke en archeologische aarden, de waterhuishouding en andere waarden. Bij de voorbereiding van dit bestemmingsplan is onderzocht welke waarden bij het plan in het geding zijn en wat de gevolgen van het plan zijn voor deze waarden. Voor sommige daarvan is in specifieke wetgeving voorgeschreven op welke wijze de gevolgen dienen te worden onderzocht en getoetst (Habitattoets, milieueffectrapportage).
Gelet op de aard en het karakter van het voorliggende bestemmingsplan (overwegend consoliderend), zal in dit hoofdstuk aandacht worden besteed aan de aspecten archeologie, cultuurhistorie, ecologie, water en diverse milieuaspecten zoals geluid en externe veiligheid.

4.2 Archeologie En Cultuurhistorie

4.2.1 Archeologie

Archeologische waarden worden in toenemende mate in de planvorming betrokken. Een instrument hiervoor is de Archeologische monumentenkaart (AMK), hierop zijn de bekende en gewaardeerde vindplaatsen aangegeven. Ook is er een zogenaamde Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) opgesteld, op basis waarvan inzicht kan worden verkregen in de mate waarin archeologische resten in een gebied kunnen worden aangetroffen.

In 2009 is de gemeente gestart met het opstellen van een archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart. Het doel van de kaart is een gemeentedekkend overzicht te geven van bekende archeologische waarden en archeologische verwachtingen. De kaart geeft een beeld van hoe de gemeente met het bodemarchief omgaat: wanneer is welk archeologisch onderzoek nodig. In 2010 werd de beleidskaart vastgesteld.

De kaart bestaat uit drie lagen:

  1. 1. bronnenkaart, waarop alle bekende vindplaatsen en cultuurhistorische objecten staan weergegeven;
  2. 2. landschaps- en archeologische verwachtingskaart. Op deze kaart is per landschapstype de archeologische verwachting weer gegeven: laag, middelhoog of hoog. Deze kaart is, in combinatie met de bronnenkaart, een goede basis voor het nader archeologisch onderzoek. Ook is de bronnenkaart de basis voor het archeologiebeleid.
  3. 3. beleidsadvieskaart. De archeologische verwachtingskaart, de bronnen kaart en de beleidsrichtlijnen van de provincie Drenthe vormen samen de basis voor de beleidsadvieskaart. Op deze kaart is met een kleurencode aangegeven waar welke beleidsregels gelden. En welke vorm van archeologisch onderzoek nodig is voor een vergunning kan worden afgegeven. Op onderstaande figuur is een relevante uitsnede weergegeven.

Op de verbeelding zijn de archeologisch waardevolle gebieden (AMK en IKAW) weergegeven en in de planregels van een nadere regeling voorzien.

afbeelding "i_NL.IMRO.1701.0000BP000000000562-0003_0007.jpg"Afbeelding 7. Uitsnede archeologische beleidsadvieskaart

4.2.2 Cultuurhistorie

In de ruimtelijke planvorming dient in toenemende mate rekening te worden gehouden met aanwezige cultuurhistorische waarden. Zoals eerder aangegeven, is Nijensleek in de Provinciale Omgevinsvisie niet aangewezen als cultuurhistorisch waardevolle nederzetting op basis van de originele ruimtelijke structuur van het dorp en de aanwezige karakteristieke panden. Er spelen op dit punt dan ook geen provinciale belangen.

Zoals vermeld in paragraaf 3.5 (Cultuurhistorie) komen in het plangebeid twee rijksmonumenten voor. Conform het bestemmingsplan Buitengebied zijn deze beide rijksmonumenten in het bestemmingsplan opgenomen met de dubbelbestemming 'Waarde - Rijksmonument'.

4.3 Ecologie

Ter bescherming van ecologische waarden dient bij ruimtelijke ingrepen een afweging te worden gemaakt in het kader van de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet.

4.3.1 Natuurbeschermingswet 1998

Op 1 oktober 2005 is de Natuurbeschermingswet van kracht geworden. Deze wet bundelt de gebiedsbescherming van nationaal begrensde natuurgebieden. In de Natuurbeschermingswet 1998 zijn ook de bepalingen vanuit de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn verwerkt. Onder de Natuurbeschermingswet 1998 worden drie typen gebieden aangewezen en beschermd: Natura 2000-gebieden, staatsnatuurmonumenten en beschermde natuurmonumenten en Wetlands.

Voor activiteiten of projecten die schadelijk zijn voor de beschermde natuur geldt een vergunningplicht. Hierdoor is in Nederland een zorgvuldige afweging gegarandeerd bij projecten die gevolgen kunnen hebben voor natuurgebieden. Meestal verlenen de provincies de vergunningen, maar soms doet het Ministerie van Economische Zaken dit.

4.3.2 Flora- en faunawet

In de Flora- en faunawet wordt gesteld dat voldoende zorg in acht dient te worden genomen voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving. Dit betekent dat moet worden onderzocht of er door nieuwe (ruimtelijke) plannen bedreigende situaties ontstaan voor de flora en fauna in of direct rond het gebied. Het gaat dus om het effect van de beoogde ingreep op het natuurlijke milieu. De aard van de ingreep speelt daarbij een belangrijke rol.

Het voorliggende plan is conserverend van aard en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Het plan heeft daarmee geen effecten op beschermde gebieden of overige flora en fauna.

4.4 Water

Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf te worden opgenomen van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie. In die paragraaf dient te worden uiteengezet of en in welke mate het plan in kwestie gevolgen heeft voor de waterhuishouding, dat wil zeggen het grondwater en het oppervlaktewater. Het is de schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets: "het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren (door de waterbeheerder), afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten."

Het beleid van het waterschap Reest en Wieden is neergelegd in het Waterbeheerplan 2010-2015. In dit document is vastgelegd hoe het waterschap invulling geeft aan het integrale waterbeheer nu en in de toekomst.

Hieronder wordt ingegaan op de wijze waarop waterhuishoudkundige aspecten in het plan zijn verwerkt.

4.4.1 Huidig watersysteem

Het plangebied omvat de bebouwde dorpskom van Nijensleek. Voorliggend bestemmingsplan is een conserverend plan. De waterhuishouding zal naar aanleiding van het onderhavige bestemmingsplan niet worden gewijzigd. Wel zijn de watergangen van enige omvang bestemd als Water, om daarmee demping te voorkomen.

4.4.2 Advies en overleg Waterschap

Het plan betreft alleen een functieverandering van bestaande bebouwing en heeft geen invloed op de waterhuishouding. Er is dan ook geen waterschapsbelang.

Deze conclusie is getrokken naar aanleiding van de digitale watertoets die op 28 mei 2013 is doorlopen. Het proces van de watertoets is goed doorlopen conform de Handreiking Watertoets III. De watertoets is als Bijlage aan het plan toegevoegd.

4.5 Geluid

In het kader van de Wet geluidhinder bevinden zich langs alle wegen zones, met uitzondering van die wegen waar een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt en die wegen die zijn gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied. Binnen de bebouwde kom bedraagt de zonebreedte voor tweestrookswegen die, gerekend vanuit de wegas, aan weerszijden van de weg in acht moet worden genomen, 200 m. In het geval van geluidgevoelige nieuwbouw binnen die zone dient akoestisch onderzoek plaats te vinden.

Behoudens situaties waarbij door Gedeputeerde Staten of burgemeester en wethouders een hogere waarde is vastgesteld, geldt voor geluidsgevoelige bebouwing binnen een zone als hoogst toelaatbare geluidsbelasting van de gevel 48 dB (Wet geluidhinder 2006). Bij het voorbereiden van een ruimtelijk plan dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op grond behorende bij een zone dient door burgemeester en wethouders akoestisch onderzoek te worden ingesteld. Indien de geluidsbelasting de voorkeursgrenswaarde van 48 dB te boven gaat, kunnen, mits gemotiveerd, burgemeester en wethouders een ho-gere waarde vaststellen (artikel 83 van de Wet geluidhinder). Indien het nog niet geprojecteerde geluidsgevoelige bebouwing langs een aanwezige weg betreft, kunnen burgemeester en wethouders in 'binnenstedelijk' gebied een hogere waarde tot maximaal 63 dB vaststellen.

Omdat de bestaande situatie wordt vastgelegd en er binnen de zone langs de N361 en het spoor geen nieuwe geluidsgevoelige objecten mogelijk worden gemaakt, kan een akoestisch onderzoek achterwege blijven.

4.6 Bedrijven

In het kader van de Wet milieubeheer dient in nieuwe situaties rekening te worden gehouden met (wenselijke) afstanden tussen bepaalde milieubelastende functies en milieugevoelige functies. Bedrijven die in de nabijheid van woningen zijn gesitueerd kunnen voor overlast/hinder zorgen. Deze hinderproblematiek kan uit een aantal factoren van het productieproces voortvloeien, zoals lawaai, trillingen, stank en andere vormen van verontreiniging.

Rond bedrijven liggen hindercirkels waarvan de minimale afstanden ten opzichte van gevoelige functies (zoals woningen) bepaald worden aan de hand van onder andere het bedrijfstype en de omvang van het bedrijf. Voor het bepalen van de minimale afstanden worden de VNG-brochure "Bedrijven en milieuzonering"gebruikt.

In Nijensleek is een bedrijventerrein voor lokale en kleinschalige bedrijven met de mogelijkheid om bij het bedrijf te wonen. Omdat dit terrein aan woonbebouwing grenst, zijn alleen bedrijven met een geringe milieuhinder toegestaan (t/m categorie 3). Belemmeringen doen zich in de bestaande situatie niet voor.

4.7 Externe Veiligheid

Op 13 februari 2009 is het gewijzigde Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. Dit besluit geeft grenswaarden voor nieuwe en bestaande situaties ten aanzien van het plaatsgebonden risico van inrichtingen waarin bepaalde gevaarlijke stoffen worden gebruikt, opgeslagen of geproduceerd. Daarnaast gaat het Besluit externe veiligheid inrichtingen in op het groepsrisico. Hierbij gaat het om de kans per jaar dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang slachtoffer wordt van een ongeval in een inrichting.

Risicovolle inrichtingen

Om te bepalen of in en in de directe omgeving van het plangebied risicovolle inrichtingen liggen, is de risicokaart van de provincie geraadpleegd. Uit deze kaart blijkt dat er geen risicovolle inrichtingen in Nijensleek aanwezig zijn.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

In het plangebied vindt zich eveneens geen geregeld transport van gevaarlijke stoffen via wegen, spoorlijnen en/of waterwegen.

Buisleidingen

In het zuidelijke deel van het plangebied bevindt zich een nieuwe buisleiding. Om inzicht te krijgen in de risico’s als gevolg van de aanwezigheid van de leidingstrook is in het kader van het "Bestemmingsplan Water- en aardgastransportleiding Eesveen - Nijensleek" (RoyalHaskoning DHV, 2013) een kwantitatieve risicobeoordeling uitgevoerd. In dat kader is gekeken naar het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.


Plaatsgebonden risico

Ter plaatse van het leidingtracé gelden de voorwaarden uit het Besluit externe veiligheid buisleidingen. De leidingenstrook is zo ontworpen dat de 10-6 contour op het hart van de leiding ligt. De kwantitatieve risicoanalyse voor het leidingtracé is uitgevoerd door de KEMA (voorheen gasunie). Uit de studie volgt dat het plaatsgebonden risico ter plaatse van de gehele leidingstrook kleiner is dan 10-6 per jaar, waardoor geen contour van het plaatsgebonden risico kan worden weergegeven. De 10-6-contour ligt hiermee binnen de belemmeringenstrook (zakelijk rechtstrook). Binnen deze strook bevinden zich géén (beperkt) kwetsbare objecten. Hiermee wordt voldaan aan de normen uit het besluit.


Groepsrisico

In de risicoanalyse is voor de leiding het groepsrisico berekend voor die kilometer die in de beoogde situatie het hoogste groepsrisico oplevert (worst-casesegment). Uit de analyse volgt dat de gehele leidingstrook Eesveen – Nijensleek voldoet aan de oriëntatiewaarde voor groepsrisico.

4.8 Bodem

Voorliggend bestemmingsplan betreft een consoliderend plan voor Nijensleek Voor deze kern is het plan in beginsel gericht op het regelen van de bestaande functies. Nader onderzoek naar de bodemkwaliteit is voor deze kern daarom niet aan de orde.

4.9 Luchtkwaliteit

Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden in principe overal. Aangezien met het onderhavig plan geen extra woningen of bedrijven aan het plangebied kunnen worden toegevoegd, zal de luchtkwaliteit niet verslechteren. Een onderzoek kan daarom achterwege blijven.

4.10 Oplegnotitie Planmer

Omdat de regeling van het bestemmingsplan Nijensleek aansluit bij het bestemmingsplan Buitengebied en voor dat bestemmingsplan reeds een PlanMER is opgesteld, is de PlanMER voor het onderhavige bestemmingsplan opgesteld in de vorm van een oplegnotitie bij de PlanMER bestemmingsplan Buitengebied (Grontmij, 2011). De beschrijving van de huidige situatie en het beleid is reeds in dat PlanMER weergegeven. In veel gevallen zullen ook de effecten hetzelfde zijn. In die gevallen is in de oplegnotitie volstaan met een korte samenvatting van deze effecten met, indien nodig een verwijzing naar het PlanMER buitengebied. In dat opzicht dient de Oplegnotitie te worden gelezen in samenhang met het planMER buitengebied.


Gelet op de uitspraak van de Raad van State inzake het bestemmingsplan buitengebied (6 augustus 2014), is de Passende Beoordeling en in samenhang daarmee ook het voorkeursalternatief aangepast. Het aangepaste voorkeursalternatief is in het voorliggende bestemmingsplan opgenomen. In hoofdzaak betekent deze aanpassing dat geen ontwikkelingsruimte wordt toegestaan waarbij de vergunde ammoniakemissie van een veehouderij toeneemt. Dit betekent dat binnen de regels van het voorliggende bestemmingsplan uitsluitend ruimte voor de bouw van nieuwe stallen aanwezig is door de best beschikbare technieken toe te passen op bestaande en nieuwe stallen.

Op basis van de bestaande stalsystemen en de vergunde ammoniakemissie is per bedrijf in Nijensleek een berekening gemaakt van de uitbreidingsruimte die beschikbaar is zonder dat op bedrijfsniveau sprake is van een toename van ammoniakemissie. Onder verwijzing naar bijlage 1 uit de Oplegnotitie, betekent dit voor de agrarische bedrijven in Nijensleek het volgende:

Adres Ammoniak
vergund (kg)
Ammoniak o.b.v. BBT (kg) Ammoniak-
ruimte (kg)
Uitbreidings-
ruimte (in m2)
Hoofdweg 32 877 877 0 0
Hoofdweg 55 732 366 366 1046
Hoofdweg 68 1037 515 522 1491
Hoofdweg 69-71 2318 1448 870 2486
Hoofdweg 74 369 369 0 0
Hoofdweg 77a-79 1396 736 660 1886
Hoofdweg 86 569 239 330 943
Hoofdweg 116 2325 1125 1200 3249

Door de best beschikbare technieken toe te passen is voor de meeste bedrijven in Nijensleek derhalve nog sprake van uitbreidingsmogelijkheden binnen de regels van het bestemmingsplan. Bij deze opzet van het bestemmingsplan geen sprake van significant-negatieve effecten als gevolg van ammoniakdepositie Natura 2000-gebieden. Binnen de kaders van de Natuurbeschermingswet is dan ook sprake van eene uitvoerbaar bestemmingsplan.

In de Oplegnotitie is het voornemen verder getoetst aan de volgende thema's:

  • Bodem en grondwater
  • Water
  • Landschap, cultuurhistorie en archeologie
  • Natuur
  • Geluid en verkeer
  • Geur
  • Luchtkwaliteit, gezondheid en fijn stof

Met uitzondering van de thema's archeologie en natuur (zie hieronder), worden de effecten van het voornemen op de onderzochte thema's als neutraal ingeschat. Dit houdt in dat het bestemmingsplan wat betreft de onderzochte thema's noch tot een verbetering, noch tot een verslechtering zal leiden.


Archeologie

Het voorkeursalternatief voorziet in mogelijkheden voor uitbreiding van bestaande agrarische bedrijven. Aangezien effecten door uitbreiding ook in de autonome ontwikkeling kunnen optreden, wordt het effect alleen bepaald door de grotere bouwblokmaat (2 ha in plaats van 1,5 ha, waarbij de maximale bebouwingsoppervlakte op 10.000 m2 blijft staan). Ten opzichte van de autonome ontwikkeling wordt het voorkeursalternatief beoordeeld als licht negatief (0/-).

Natuur

De sloop van agrarische bebouwing en grondwerkzaamheden ten behoeve van de bouw van opstallen kan een licht negatief effect genereren op Flora- en faunawetsoorten. Het effect wordt ingeschat als licht negatief (0/-).

Conclusie

De licht negatieve effecten op de thema's archeologie en natuur, acht de gemeente acceptabel. Bovendien zal sectorale wet- en regelgeving op beide punten ertoe leiden dat onevenredige aantasting van waarden wordt voorkomen. Geconcludeerd kan worden dat sprake is van een uitvoerbaar bestemmingsplan. Voor nadere details wordt verwezen naar bijlage 4 bij de toelichting.

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

5.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt aangegeven op welke wijze de binnen het plangebied voorkomende functies in het bestemmingsplan worden geregeld.

Over het algemeen wordt met de toekenning van een bestemming zoveel mogelijk aangesloten bij de bestaande functies. Daarnaast wordt met het opstellen van dit plan beoogd een zodanig plan te ontwerpen, dat enerzijds rechtszekerheid wordt geboden aan de burgers en dat anderzijds voldoende praktische mogelijkheden worden geboden om flexibel op ondergeschikte aanpassingen in te kunnen spelen. De regeling is afgestemd op het recent vastgestelde bestemmingsplan Buitengebied.

5.2 Regelgeving In Hoofdlijnen

5.2.1 Gebiedsbestemmingen

De gebiedsbestemmingen zijn in hoofdzaak onbebouwde bestemmingen met een hoofdfunctie in het buitengebied: 'Agrarisch - 1' en 'Agrarisch - 2', 'Bos', 'Natuur' en 'Water'. De gebiedsbestemmingen zijn vrij globaal van karakter, wat de flexibiliteit van het plan ten goede komt.

5.2.2 Overige bestemmingen

Naast de gebiedsbestemmingen zijn er in het voorliggende bestemmingsplan ook nog andere bestemmingen gelegd. Deze bestemmingen worden in onderstaande paragraaf beschreven. Per bestemming wordt eerst een algemene beschrijving gegeven, waarna ingegaan wordt op de specifieke bestemming(en). Enkele bestemmingen zijn echter zo specifiek dat de regels voor zich spreken en een nadere toelichting op die bestemming niet nodig is.

5.2.3 Dubbelbestemmingen

5.2.4 Stikstofregeling veehouderijen en Natura 2000

Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient onderzoek te worden ingesteld naar de economische uitvoerbaarheid van een plan. In het onderhavige geval is er sprake van een grotendeels consoliderend plan, waaraan derhalve voor de gemeente geen kosten zijn verbonden.

Wat betreft de door dit bestemmingsplan mogelijk gemaakte bouwplannen is in de Wet ruimtelijke ordening een regeling opgenomen, waardoor bij relatief beperkte bouwmogelijkheden kan worden afgeweken van de plicht om een exploitatieplan vast te stellen. Aangezien alle in onderhavig bestemmingsplan opgenomen bouwplannen onder deze regeling vallen, zal de gemeenteraad bij vaststelling van het bestemmingsplan besluiten om geen exploitatieplan vast te stellen.

Wanneer door middel van wijzigingsbevoegdheden bouwmogelijkheden worden geboden, schuift het beoordelingsmoment ten aanzien van de vaststelling van een exploitatieplan door naar de toepassing van de betreffende wijzigingsbevoegdheid. Mochten zich dan kosten voordoen, die voor kostenverhaal in aanmerking komen, dan zal getracht worden een overeenkomst zoals bedoeld in artikel 6.24 Wro te sluiten met de initiatiefnemer. In deze overeenkomst kunnen, indien nodig, ook aanvullende eisen gesteld worden. Wanneer het sluiten van een dergelijke overeenkomst voorafgaand aan de vaststelling van het wijzigingsplan niet mogelijk blijkt te zijn, kan hiervoor alsnog een exploitatieplan worden vastgesteld.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Het voorontwerpbestemmingsplan Nijensleek heeft met ingang van 22 mei 2014 gedurende zes weken ter inzage gelegen. In deze periode heeft eenieder zijn of haar reactie kunnen geven op het bestemmingsplan. Ook is het bestemmingsplan in die periode toegezonden aan de wettelijke overlegpartners.

In het navolgende is de inhoud van de (digitaal en analoog) binnengekomen brieven besproken en van een gemeentelijke reactie voorzien.

7.1 Inspraak

A. Bewoners perceel Hoofdweg 18 Nijensleek

1. Opmerking

In het huidige bestemmingsplan is aan het perceel een Gemengde bestemming toegekend. Verzocht wordt die bestemming te handhaven in het nieuwe bestemmingsplan voor Nijensleek.

Reactie

In het voorliggende bestemmingsplan is het perceel van insprekers bestemd tot ‘Wonen’. Op het eerste gezicht lijkt dit een achteruitgang ten opzichte van de voorgaande bestemming ‘Gemengd’. Wanneer echter wordt gekeken wat op grond van de regels mogelijk is binnen de bestemming ‘Wonen’, dan blijkt dat sprake is van een zeer ruime bestemming. Een bestemming die reeds bij recht veel functies mogelijk maakt die vergelijkbaar zijn met de bestemming ‘Gemengd’. Zo is onder de bestemming ‘Wonen’ het volgende bij recht mogelijk: aan-huis-verbonden beroepen, kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en/of kinderopvang, zoals genoemd in de ‘Bedrijvenlijst kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten. Die Bedrijvenlijst bevat vervolgens een keur aan activiteiten, van zakelijke dienstverlening tot sociale activiteiten. Wat betreft de categorisering heeft de gemeente ervoor gekozen bedrijven toe te staan tot en met milieucategorie 2. De huidige bestemming ‘Gemengd’ laat inderdaad bedrijven tot en met categorie 3 toe. De gemeente acht categorie 3 echter te zwaar in een woonomgeving. Categorie 3-bedrijven vallen naar de mening van de gemeente niet onder een woon- of gemengde bestemming.

Via een afwijking zijn onder de voorgestelde Woonbestemming vervolgens onder anderen recreatieve activiteiten, kinderopvang, bed-and-breakfast en zorg mogelijk.

Daarmee biedt het voorliggende bestemmingsplan naar de mening van de gemeente zoveel mogelijkheden, dat een bestemming ‘Gemengd’ geen meerwaarde heeft. De bestemming ‘Wonen’ blijft dan ook gehandhaafd.


2. Opmerking

Gewezen wordt op artikel 14.2.1 onder b en g, waar bepalingen zijn opgenomen die niet voldoende zijn toegesneden op de situatie ter plaatse.

Reactie

In artikel 14.2.1 onder b is aangegeven dat per bestemmingsvlak ten hoogste één woonhuis zal worden gebouwd. Binnen het bestemmingsvlak waar Hoofdweg 18 deel van uit maakt zijn meer woningen aanwezig, namelijk ook Hoofdweg 16 en 20.

In artikel 14.2.1 onder g is aangegeven dat de dakhelling van een hoofdgebouw ten minste 25 graden zal bedragen. De woning Hoofdweg 18 is deels voorzien van een plat dak.

Deze opmerkingen zijn terecht. Het bestemmingsplan zal op beide punten worden aangevuld.

3. Opmerking

Insprekers zijn van mening dat de dubbelbestemming ‘Waarde – Rijksmonument’ niet thuishoort in het bestemmingsplan. Rijksmonumenten zijn immers reeds bij wet beschermd.

Reactie

Feitelijk is de constatering van insprekers juist. Rijksmonumenten kennen een eigen beschermingsregiem op grond van de Monumentenwet. In het voorliggende bestemmingsplan zijn de rijksmonumenten echter wel op de verbeelding aangegeven. Wanneer de regels worden bestudeerd, dan blijkt dat ten opzichte van de bepalingen in de Monumentenwet geen extra regels zijn toegevoegd; de regels geven uitsluitend aan dat een vergunning benodigd is die bij het college van B&W dient te worden aangevraagd. Gesteld kan worden dat de dubbelbestemming ‘Waarde – Rijksmonument’ daarmee uitsluitend een signalerende functie heeft (ingeval van toetsing). In die zin gaat naar de mening van de gemeente een meerwaarde uit van de opgenomen dubbelbestemming. De dubbelbestemming blijft dan ook gehandhaafd.

4. Opmerking

Insprekers merken op dat in het geldende bestemmingsplan voor camping de Moesberg de onderlinge afstand van 30 m tussen beide percelen beter was geborgd dan in het voorliggende plan. Verzocht wordt deze borging in het voorliggende bestemmingsplan weer over te nemen.

Reactie

Deze opmerking is terecht. In de regels zal worden bepaald dat binnen de aanduiding ‘groen’ uitsluitend beplantingen en erfafscheidingen zijn toegestaan. Op deze wijze wordt voorkomen dat binnen de aanduiding ‘groen’ ook recreatieonderkomens worden gerealiseerd of geplaatst. Daarmee wordt de afstand van 30 m gewaarborgd.

5. Opmerking

De bestemmingen ‘Recreatie - 1’ en ‘Recreatie - 3’ maken de bouw van recreatiewoningen mogelijk. Volgens insprekers is het onduidelijk om welke aantallen en om welke locaties het daarbij gaat.

Reactie

In de planregels is een wijzigingsbevoegdheid op genomen op grond waarvan ten hoogste 1/3 deel van het bestemmingsvlak met de bestemming ‘Recreatie – 1’ ten behoeve van de realisatie van recreatiewoningen kan worden gewijzigd in ‘Recreatie - 3’. Deze wijzigingsbevoegdheid heeft tot doel recreatiebedrijven de mogelijkheid te bieden het recreatief aanbod beter af te stemmen op de vraag. In dit bestemmingsplan heeft de wijzigingsbevoegdheid uitsluitend betrekking op camping De Moesberg omdat dit het enige perceel is met deze bestemming.

De bestemming ‘Recreatie - 3’ biedt de mogelijkheid tot het bouwen van ten hoogste 10 recreatiewoningen. Dit aantal komt overeen met het bestaande, dan wel vergunde aantal recreatiewoningen op het recreatiepark De Moesberg.

In de planregels is tevens een wijzigingsbevoegdheid opgenomen op grond waarvan het aantal recreatiewoningen kan worden vergroot. Aan deze wijzigingsbevoegdheid zijn voorwaarden verbonden die in elk geval inhouden dat er geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. Dit betekent dat de situering en het aantal recreatiewoningen nader worden afgewogen en in het wijzigingsplan worden vastgelegd.

De procedure die gevolgd moet worden om een wijzigingsplan te kunnen vaststellen, biedt waarborg dat in voorkomend geval met alle belangen rekening zal worden gehouden. Alsdan wordt duidelijk om welk aantal en welke situering het kan gaan.

De gemeente wil in beginsel aan alle recreatiebedrijven binnen de gemeente met de bestemming 'Recreatie - 1' of 'Recreatie - 3', deze mogelijkheid bieden om op ontwikkelingen in de markt te kunnen inspelen. In die zin is sprake van een consequente regeling.

Maar uiteraard mag dat niet ten koste gaan van het woon- en leefklimaat op aangrenzende percelen. De gemeente vindt het dan ook belangrijk dat de afstand van 30 m tussen de camping en het perceel van insprekers in acht wordt genomen. Zoals aangegeven onder opmerking en reactie 4, zal de gemeente de regels op dat punt aanscherpen.

B. Bewoners perceel Hoofdweg 53 Nijensleek

Opmerking

Inspreker verzoekt de bestemming voor het onderhavige perceel uit te breiden met de mogelijkheid voor een overdekte rijhal voor paarden.

Reactie

Het perceel van reclamant is in het voorliggende bestemmingsplan bestemd als ‘Wonen – voormalig boerderijpand’ met de nadere aanduiding ‘paardenhouderij’. In de regels is opgenomen dat de gezamenlijke oppervlakte van alle aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij het woonhuis, met inbegrip van gebouwen ten behoeve van het kleinschalig houden van vee (waaronder begrepen de paardenhouderij), ten hoogste 250 m² zal bedragen.

Bij afwijking is verruiming van deze oppervlakte mogelijk, indien dit in verband met het kunnen huisvesten van dieren noodzakelijk is. De regeling is in hoofdzaak bedoeld voor het bieden van huisvesting voor een beperkt aantal dieren en niet voor het realiseren van een overdekte rijhal.

De noodzaak voor het kunnen realiseren van een rijhal in samenhang met het kleinschalig houden van dieren bij de woonfunctie, is niet aannemelijk.

Een overdekte rijhal heeft in ruimtelijk opzicht, gezien de grote omvang ervan in verhouding tot de hoofdfunctie ‘wonen’, een sterk overheersende uitstraling en heeft in landschappelijk opzicht grote impact op de omgeving. Dit verdraagt zich naar de mening van de gemeente niet met een goede ruimtelijke ordening.

De gemeente ziet geen aanleiding om de planregels op dit punt te verruimen.

7.2 Overleg

C. Gemeente Steenwijkerland

Opmerking

Aangegeven wordt dat het bestemmingsplan geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen.

Reactie

De gemeente neemt hiervan met instemming kennis.

D. Waterschap Reest en Wieden

Opmerking

Het waterschap gaat akkoord met het voorontwerpbestemmingsplan en geeft daarover een positief wateradvies.

Reactie

De gemeente neemt hiervan met instemming kennis.

E. Provincie Drenthe

Opmerking

De provincie merkt op dat uit de toelichting niet duidelijk blijkt in hoeverre de in het plan opgenomen 7 starterswoningen passen in de afspraken zoals opgenomen in de Regionale Woonvisie Zuidwest-Drenthe.

Reactie

In de Regionale Woonvisie Zuidwest-Drenthe is voor de kern Nijensleek opgenomen dat er geen bouwmogelijkheden aanwezig zijn, vanwege de afwezigheid van gemeentelijke gronden. Tegelijk staat in de Regionale Woonvisie vermeld dat de gemeente tegemoet wil komen aan (particulier) initiatief waar zich dit voordoet. Om die reden heeft de gemeente Westerveld in de Regionale Woonvisie geen tabellen laten opnemen met daarin (potentiële) invullingen van ‘hard’, ‘tussen’ en ‘zacht’. Dit in tegenstelling tot andere gemeenten die participeerden in de Regionale Woonvisie. Dit is een bewuste keuze geweest, omdat de gemeente niet op voorhand aantallen wil vastleggen. De huidige tijd vraagt om maatwerk en het grijpen van kansen waar zich die voordoen. De gemeente wil daarmee per geval inzetten op maatwerk.

Het betreft het in dit geval een herstructureringslocatie waarbij het gaat om het slopen van een voormalig schoolgebouw/dorpshuis en een mogelijke invulling van het vrijgekomen terrein met een klein aantal woningen voor starters. In regionaal verband is overigens afgesproken dat het oplossen van knelpunten binnen de regionale woonvisie past.

De mogelijkheid (via wijzigingsbevoegdheid) tot het realiseren van 7 starterswoningen past daarmee in de Regionale Woonvisie en het algehele woonbeleid van de gemeente Westerveld.

Bijlagen

Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan

Bijlage 2 Archeologische Beleidsadvieskaart Gemeente Westerveld

Bijlage 3 Watertoets

Bijlage 4 Oplegnotitie Planmer