Wapserveen Dorp
Beheersverordening - gemeente Westerveld
Vastgesteld op 23-09-2014 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 aan huis verbonden beroep
een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.2 bed & breakfast
het bieden van de, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreactief nachtverblijf en ontbijt aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben;
1.3 het bestaande gebruik
het gebruik van de gronden en bouwwerken zoals dat legaal aanwezig is op het tijdstip van de vaststelling van de verordening of zoals dat mag plaatsvinden krachtens een omgevingsvergunning;
1.4 bestaande bouwwerken
bouwwerken die op het tijdstip van de vaststelling van de verordening:
- a. aanwezig zijn en bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht dan wel de Woningwet zijn gebouwd;
- b. nog kunnen worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen.
1.5 bijbehorende bouwwerken
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde bouwperceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.6 kleinschalige bedrijfsmatige activiteit
de in Bijlage 1 Bedrijvenlijst woonhuizen genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;
1.7 verordening
de beheersverordening 'Wapserveen Dorp' van de gemeente Westerveld.
1.8 verordeningsgebied
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1701.0000BP000000000563-0003 met bijbehorende bestanden.
1.9 vlak
een geometrisch bepaald vlak (besluitvlak of besluitsubvlak), waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge deze beheersverordening regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.10 voorgevelrooilijn
de lijn die wordt bepaald door de naar het openbaar toegankelijk gebied (zoals de weg, openbaar groen of water) gekeerde voorgevel of het verlengde daarvan, van een hoofdgebouw.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 Wijze van meten
Tenzij anders bepaald, worden de waarden die in m of m² zijn uitgedrukt op de volgende wijze gemeten:
- a. afstanden loodrecht;
- b. hoogten vanaf het aansluitende afgewerkte terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven, en
- c. maten buitenwerks, waarbij uitstekende delen van ondergeschikte aard tot maximaal 0,5 m buiten beschouwing blijven.
2.2 Hoogten
Bij het meten van de hoogten als bedoeld in 2.1 onder b, wordt een bouwwerk, voor zover het zich bevindt op een erf- of perceelsgrens, gemeten aan de kant waar het aansluitend afgewerkt terrein het hoogst is.
Hoofdstuk 2 Gebiedsregels
Artikel 3 Gebruiks- En Bouwregels
3.1 Bestaand gebruik en bestaande bouwwerken
3.2 Aanvulling ten aanzien van het gebruik
3.3 Aanvulling ten aanzien van het bouwen
Artikel 4 Afwijken
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.1.1 voor het gebruik van woningen en bedrijfswoningen ten behoeve van bed & breakfast, mits:
- a. de logiesoppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van het oppervlak van de woning met een maximum van 50 m2;
- b. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- c. de logiesverstrekking wordt uitgeoefend door een van de bewoners van het woonhuis, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn.
Artikel 5 Sloopvergunning
- a. Het is verboden om de woningen (voormalige boerderijen) aan Midden 63, Midden 138, Midden 140 en Midden 142 geheel of gedeeltelijk te slopen zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder g van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
- b. De onder a bedoelde vergunning wordt slechts verleend, indien aannemelijk is dat op de plaats van het te slopen gebouw een ander gebouw wordt gebouwd met vergelijkbare cultuurhistorische en/of architectonische waarde.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
- a. Onder met de beheersverordening strijdig gebruik wordt niet verstaan gebruik dat in overeenstemming is met het voorheen geldende bestemmingsplan Wapserveen - dorp.
- b. Nieuwe bouwwerken mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van het op het perceel bestaande gebruik.
- c. Vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een woning mogen niet worden gebruikt voor bewoning.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 8 Overgangsrecht
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met de beheersverordening strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met de beheersverordening strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 9 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van de beheersverordening 'Wapserveen Dorp'.
23 september 2014.
Bijlagen Bij De Regels
Bijlage 1 Bedrijvenlijst Woonhuizen
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Het actualiseren van het planologisch-juridische regime voor het grondgebied van de kern Wapserveen is noodzakelijk, gezien de wettelijke plicht om bestemmingsplannen elke 10 jaar te actualiseren.
Actualisatie kan ofwel via een bestemmingsplan ofwel via een beheersverordening plaatsvinden. Voor dit gebied is ervoor gekozen om de beheersverordening te benutten als leidend instrument voor de actualisatie van het ruimtelijk beleid. Als voorwaarde hierbij geldt dat voor het betreffende gebied geen ruimtelijke ontwikkelingen worden voorzien.
Aangezien in Wapserveen geen ontwikkelingen worden voorzien, althans niet voor zover dit het verordeningsgebied betreft, wordt voor dit gebied een beheersverordening vastgesteld. In Hoofdstuk 3 is de keuze voor de beheersverordening nader onderbouwd.
1.2 Verordeningsgebied
Wapserveen is een lang (7,2 kilometer van oost naar west) lintdorp. Bij het centralere deel van het lint zijn enkele zijstraten met recentere woningbouw.
Het verordeningsgebied betreft het centralere gedeelte van het bebouwingslint, met uitzondering van een gedeelte in het noordoosten van Wapserveen.
Op de afbeelding 'Situering verordeningsgebied' is een overzicht van de begrenzing van het verordeningsgebied weergegeven. In Bijlage 1 is een grotere weergave van deze afbeelding opgenomen.
Afbeelding: Situering verordeningsgebied
Het verordeningsgebied bevindt zich aan de noord- en zuidzijde van de weg Midden. De noordgrens van het gebied bevindt zich in de bestaande beplantingsstrook ten noorden van de W. Dassenstraat en het verlengde daarvan. De oostgrens is grotendeels gelegen in de kadastrale begrenzing direct ten oosten van de Wiekslag alsmede in de kadastrale grens direct ten oosten van Midden nummers 51 en 128. De zuidgrens ligt voor het grootste deel in de bestaande watergang die het bebouwingslint scheidt van het agrarisch gebied. De westgrens ligt in de beplantingsstrook langs de Butenweg en in de berm van de Schipslootweg.
1.3 Vigerende Plannen
In het verordeningsgebied is één ruimtelijk plan van kracht. Het betreft het bestemmingsplan 'Wapserveen-dorp', dat op 30 maart 2000 door de gemeenteraad is vastgesteld en op 4 juli 2000 door Gedeputeerde Staten van de provincie Drenthe gedeeltelijk is goedgekeurd.
De Wet ruimtelijke ordening bepaalt dat voor het verordeningsgebied het vigerende bestemmingsplan komt te vervallen bij de inwerkingtreding van de beheersverordening.
1.4 Leeswijzer
Deze toelichting op de beheersverordening is als volgt opgebouwd:
- hoofdstuk 2 beschrijft het instrument beheersverordening;
- hoofdstuk 3 gaat over de onderbouwing van de keuze voor het instrument beheersverordening voor de kern van Wapserveen, de uitgangspunten waarop de beheersverordening is gebaseerd en de inhoud van de verordening;
- hoofdstuk 4 bevat het onderzoek naar de relevante beleidskaders en de toepasselijkheid daarvan op de verordening en het onderzoek naar de omgevingsaspecten die bij de totstandkoming van de verordening zijn betrokken en beoordeeld.
Hoofdstuk 2 De Beheersverordening
2.1 De Beheersverordening
Dit hoofdstuk bevat een beschrijving van de beheersverordening als instrument. Ook wordt aandacht besteed aan de instrumenten waarmee - naast de beheersverordening - het ruimtelijke beheer van het verordeningsgebied kan worden ingevuld.
2.1.1 Bestaand gebruik
Een beheersverordening is een beheerregeling voor het bestaande gebruik voor een gebied waarin geen ruimtelijke ontwikkelingen zijn voorzien binnen de horizon van de verordening (10 jaar).
Het begrip 'bestaand gebruik' kan zowel 'eng' als 'ruim' worden uitgelegd. Bij bestaand gebruik in enge zin worden alleen de bestaande feitelijk aanwezige functies en bebouwing vastgelegd. Het gaat daarbij om gebruik en bouwen, inclusief hetgeen op basis van verleende vergunningen is toegestaan maar nog niet is gerealiseerd. Bij gebruik in ruime zin wordt het vigerende bestemmingsplan als uitgangspunt genomen.
In de beheersverordening Wapserveen is er voor gekozen om de ruimte die het bestemmingsplan 'Wapserveen-dorp' biedt, mee te nemen en is op die wijze invulling gegeven aan het begrip bestaand gebruik in ruime zin.
2.1.2 Bestanddelen beheersverordening
Anders dan bij het bestemmingsplan bepaalt de Wet ruimtelijke ordening niet uit welke elementen een beheersverordening moet bestaan. In elk geval heeft de beheersverordening betrekking op een gebied en geeft zij regels voor het beheer van dat gebied. De beheersverordening moet elektronisch beschikbaar worden gesteld.
Alhoewel de Wet ruimtelijke ordening dit niet bepaalt, is het noodzakelijk de beheersverordening vergezeld te laten gaan van een toelichting waarin de gemaakte keuzen zijn onderbouwd.
De Wet ruimtelijke ordening bepaalt wel dat de beheersverordening de volgende elementen kan bevatten:
- a. een verbod om bepaalde werken, geen gebouwen zijnde, of werkzaamheden uit te voeren zonder omgevingsvergunning;
- b. een verbod om bouwwerken te slopen zonder omgevingsvergunning;
- c. regels dat bij een omgevingsvergunning van de verordening kan worden afgeweken;
- d. overgangsrecht.
In de beheersverordening 'Wapserveen Dorp' is van de onder b, c en d genoemde elementen gebruik gemaakt.
Ad b.
Voor de boerderijwoningen aan Midden 63, Midden 138, Midden 140 en Midden 142 is conform het bestemmingsplan 'Wapserveen - dorp' een verbod opgenomen om deze panden zonder vergunning te slopen. Een sloopvergunning kan alleen worden verleend, indien aannemelijk is dat op de plaats van het te slopen gebouw een ander gebouw wordt gebouwd met vergelijkbare cultuurhistorische en/of architectonische waarde.
Ad c.
Het bestemmingsplan 'Wapserveen - dorp' kende weinig vrijstellingsbepalingen. De bepalingen die erin zaten zijn ingehaald door artikel 4 van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht. Zie hieronder bij 2.2.1 De afwijkingsmogelijkheid ten behoeve vanplanologische kruimelgevallen. Wel is conform het gemeentelijke beleid een afwijkmogelijkheid opgenomen voor bed & breakfast.
Ad d.
Indien in een gebied waarvoor een beheersverordening wordt vastgesteld een gebruik bestaat of een bouwwerk aanwezig is dat onder de toepassing van het in het voorafgaande bestemmingsplan opgenomen overgangsrecht valt, wordt met betrekking tot dat bouwwerk/gebruik in overgangsrecht voorzien (artikel 5.1.1 Bro). Ten behoeve van dergelijk gebruik / dergelijke bouwwerken is overgangsrecht opgenomen.
2.1.3 Procedureel
De beheersverordening is een gemeentelijke verordening. In tegenstelling tot een bestemmingsplan of omgevingsvergunning staat tegen de vaststelling van een beheersverordening geen beroep open. Wel is bij de voorbereiding van deze beheersverordening aan een ieder door middel van een toetsingsmoment de gelegenheid gegeven een reactie op de beheersverordening te geven.
2.2 Aanvullende Ruimtelijke Instrumenten
Naast de beheersverordening zijn er nog andere instrumenten om de ruimte te ordenen. Dit betreffen:
- de afwijkingsmogelijkheid ten behoeve van de planologische kruimelgevallen;
- de planologische omgevingsvergunning, zijnde een omgevingsvergunning voor het afwijken van de beheersverordening, voorzien van een ruimtelijke onderbouwing.
Bij het opstellen van de beheersverordening 'Wapserveen Dorp' is rekening gehouden met de mogelijkheid dat deze instrumenten kunnen worden ingezet in het verordeningsgebied.
2.2.1 De afwijkingsmogelijkheid ten behoeve van planologische kruimelgevallen
Op basis van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2 van de Wabo zijn burgemeester en wethouders (zijnde het bevoegd gezag) bevoegd om van de beheersverordening af te wijken ten behoeve van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aan te geven gevallen. Deze algemene maatregel van bestuur is het Besluit omgevingsrecht (Bor). In artikel 4 van bijlage II bij het Bor zijn de kruimelgevallen uitputtend opgesomd die voor een afwijking van de beheersverordening in aanmerking komen.
Doordat sprake is van een bevoegdheid om af te wijken van de beheersverordening kan dit instrument worden benut voor flexibiliteit en voor het beheer van de ruimtelijke kwaliteit van het gebied, in aanvulling op de beheersverordening.
Procedure
Voor de activiteiten die via kruimelgevallenregeling mogelijk kunnen worden gemaakt, geldt de reguliere voorbereidingsprocedure van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Dit betekent dat er een beslistermijn van 8 weken geldt na ontvangst van de aanvraag. Nadat de vergunning is verleend, staat tegen de vergunning bezwaar en beroep open.
2.2.2 Planologische omgevingsvergunning
Voor de op dit moment onvoorziene ontwikkelingen, die niet met de hiervoor beschikbare wettelijke instrumenten zijn in te passen, biedt de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) de mogelijkheid van de beheersverordening af te wijken, indien wordt aangetoond dat de beoogde ontwikkeling in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.
Mocht de gemeente van oordeel zijn dat geen sprake is van een goede ruimtelijke ordening, dan kan het verzoek worden afgewezen. Daarmee is de planologische omgevingsvergunning eveneens een instrument voor het beheer van de ruimtelijke kwaliteit van een gebied, in aanvulling op deze beheersverordening.
Procedure
Voor het bouwen/gebruiken met een ruimtelijke onderbouwing geldt de uitgebreide voorbereidingsprocedure. Deze procedure omvat een termijn waarin de ontwerpvergunning ter inzage wordt gelegd en een ieder zijn of haar zienswijze kan indienen. De procedure heeft een beloop van ongeveer 6 maanden. Nadat de vergunning is verleend, staat hiertegen direct beroep open.
2.2.3 Welstandstoezicht
In het kader van het welstandstoezicht wordt het uiterlijk van een bouwwerk beoordeeld aan de hand van de zogenaamde redelijke eisen van welstand. Die eisen zijn voor de hele gemeente vastgelegd in de gemeentelijke welstandsnota. Een aanvraag voor een omgevingsvergunning bouwactiviteiten wordt getoetst aan de welstandseisen. Daarmee is het welstandstoezicht een instrument voor het beheer van de ruimtelijke kwaliteit van een gebied net zoals de beheersverordening of een bestemmingsplan.
Hoofdstuk 3 Uitgangspunten Wapserveen
3.1 Inleiding
In hoofdstuk 1 is aangegeven dat voor de actualisatie van de planologisch-juridische regeling voor de kern Wapserveen gekozen is voor het instrument beheersverordening. De reden daarvoor is dat voor het verordeningsgebied geen ruimtelijke ontwikkelingen worden voorzien. Hierop wordt nader ingegaan in paragraaf 3.2.2. Eerst wordt het gebied beschreven in paragraaf 3.2.1.
3.2 Reden Beheersverordening Voor De Kern Wapserveen
3.2.1 Typering gebied
Wapserveen is een veenkolonie, ontstaan rond 1380 langs de Wapserauwen net ten noorden van de brug over de Aa. Van origine is Wapserveen een lintdorp dat zich over een grote lengte heeft ontwikkeld. Ondanks deze ontwikkeling heeft er toch een soort 'centrumvorming' plaatsgevonden. Dit is gebeurd nabij de plaats waar het dorpshuis, de school en het sportterrein zijn gesitueerd.
Het zwaartepunt van het dorp bevindt zich ten noorden van de weg Midden. Met uitzondering van een klein aantal 'boerderijwoningen' en enige wat oudere woningen direct aan de noordzijde van de weg, zijn de meeste woningen van (relatief) recente datum. In het algemeen zijn deze woningen gebouwd als vrijstaande of halfvrijstaande woning met overwegend een kap en een lage gootlijn.
Aan de noordzijde van de weg zijn ook de sportvelden en het multifunctioneel centrum 'De Wiekslag' gesitueerd. De woningen zijn hier als het ware omheen gebouwd. Langs de noordelijke rand van het dorp bevinden zich voornamelijk vrijstaande woningen die dicht tegen de bestaande houtwal zijn aangebouwd.
Het gebied ten zuiden van de weg heeft een overwegend agrarisch karakter. Behalve een agrarisch bedrijf (Midden 128), bevindt zich hier ook een aantal voormalige boerderijen die nu nog slechts een woonfunctie hebben.
3.2.2 Geen ruimtelijke ontwikkelingen voorzien
In het bestemmingsplan Wapserveen-Dorp is aan de W. Dassenstraat een uit te werken woonbestemming opgenomen voor maximaal 11 woningen. Een uitwerkingsplan mocht worden vastgesteld vanaf 1 januari 2010. Tot op heden is hiervan geen gebruik gemaakt en ook thans zijn er geen concrete plannen voor woningbouw. Veranderingen in de bevolkingssamenstelling en -opbouw zijn de waarschijnlijke oorzaken van het ontbreken van de behoefte aan woningbouw.
In de structuurvisie wordt geconstateerd dat die veranderingen leiden tot een transitie in de woningbehoefte. Door de afnemende vraag naar traditionele eengezinswoningen en de toenemende behoefte aan woningen voor ouderen en starters zal anders en strategischer gebouwd moeten worden. De gemeente ziet hierin voor zichzelf een andere rol (paragraaf 1.1.3 structuurvisie). De ruimtelijke dynamiek moet meer vanuit de markt zelf komen. Het beleid wordt vraaggestuurd.
Op dit moment is er dan ook geen behoefte om de uitwerkingsplicht die het vigerende bestemmingsplan kent, over te nemen. De grond kan worden opgenomen binnen het verordeningsgebied. Het feitelijke legale gebruik kan dan worden voortgezet. Omdat de gemeente eigenaar is van de grond, zijn planschadeclaims niet aan de orde.
Mocht de vraag naar woningbouw zich voordoen, dan kan op dat moment maatwerk worden geleverd middels een bestemmingsplan of een planologische afwijkvergunning als bedoeld in 2.2.2.
3.3 Uitgangspunten Beheersverordening
De beheersverordening 'Wapserveen Dorp' is gebaseerd op de volgende uitgangspunten:
- 1. het beheer van de bestaande situatie;
- 2. de afstemming op de mogelijkheden van het bestaande planologische regime, voor zover passend binnen de grenzen van het instrument beheersverordening en sectorale wetgeving, mede rekening houdend met aanvullende instrumenten, (zie paragraaf 2.2).
3.3.1 Beheer van de bestaande situatie
Het beheer van de bestaande situatie vormt de basis van deze beheersverordening. Met de verordening beschikt de gemeente over een toetsingskader op basis waarvan omgevingsvergunningen kunnen worden verleend en handhaving kan plaatsvinden. De bestaande kwaliteit van het gebied wordt zo behouden. Bij het begrip 'bestaand' gaat het om bestaand op de datum van vaststelling van de verordening. De bestaande situatie kan in ieder geval door middel van de volgende bronnen worden geraadpleegd:
- de lijst met functies, opgenomen in Bijlage 2;
- de luchtfoto, opgenomen in Bijlage 3, gevlogen tussen 27-3-2012 en 17-4-2012;
- de kadastrale ondergrond, opgenomen in Bijlage 4, van 1-2-2013;
- de gbkn-ondergrond, opgenomen in Bijlage 5, van 1-1-2013;
- de topografische ondergrond, opgenomen in Bijlage 6 uit 2009;
- het gemeentelijke archief omgevings- en bouwvergunningen.
Deze lijst is niet uitputtend. Op basis van andere gegevens kan eveneens de bestaande situatie op het moment van vaststelling van de verordening worden bepaald.
3.3.2 Afstemming op het vigerende planologisch-juridische regime
Zoals in paragraaf 2.1.1 reeds is vermeld, is in de beheersverordening Wapserveen gekozen voor een ruime uitleg van het begrip 'bestaand gebruik'. Dit betekent dat de ruimte die het bestemmingsplan 'Wapserveen-dorp' biedt in de doeleindenomschrijving en in de bouwvoorschriften, is meegenomen (met uitzondering van de uitwerkingsplicht van de uit te werken bestemming Wonen; zie hiervoor onder 3.2.2).
In artikel 3.1 is de kern van de beheersverordening verwoord:
Voor gebruik: de in het verordeningsgebied gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik.
Voor bouwwerken: bestaande bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen en op dezelfde locatie.
Ter verduidelijking is opgenomen wat conform het bestemmingsplan 'Wapserveen - dorp' onder bestaand gebruik wordt verstaan:
- 1. bij onbebouwde gronden bij gebouwen: tuinen en erven;
- 2. bij agrarische gebruiksgronden: grasland of akkerbouwgronden, die bedrijfsmatig of hobbymatig in gebruik zijn;
- 3. bij de agrarische bedrijfsfunctie op het adres Midden 128 en 136: een akkerbouwbedrijf of veehouderij, niet zijnde een intensieve veehouderij.
De overige planologische ruimte van het bestemmingsplan Wapserveen-dorp is opgenomen in de artikelen 3.2 ten aanzien van gebruik en in 3.3 ten aanzien van bouwen. Bepaling 3.2.3 biedt de mogelijkheid om de openbare ruimte anders in te richten. Er zijn twee beperkingen:
1. de inrichting van de openbare ruimte mag niet zodanig worden gewijzigd dat sprake is van een reconstructie van een weg zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;
2. bij de inrichting van de openbare ruimte wordt een landschappelijke inpassing van de kern van Wapserveen in acht genomen. In het bestemmingsplan Wapserveen-dorp is de landschappelijke inpassing verzekerd door middel van de bestemming 'Bos-beplantingsstrook'. Ter uitvoering van deze bestemming zijn groenvoorzieningen aangelegd. In deze groenvoorzieningen mogen wel aanpassingen plaatsvinden (bijvoorbeeld een pad aanleggen of een parkeerplaats maken), maar er moet een acceptabele landschappelijke inpassing resteren.
Het gemeentelijke beleid ten aanzien van bed & breakfast is opgenomen in artikel 4.
In het plan Wapserveen-dorp is bepaald dat de als zodanig bestemde boerderijwoningen niet zomaar gesloopt mogen worden. Dit beschermingsregime is overgenomen in de beheersverordening in artikel 5.
Als vangnet is in de algemene gebruiksregels bepaald dat onder met de beheersverordening strijdig gebruik niet wordt verstaan gebruik dat in overeenstemming is met het voorheen geldende bestemmingsplan. De plankaart van het bestemmingsplan 'Wapserveen - dorp' is opgenomen als Bijlage 7.
3.3.3 Inventarisatie bestaande functies
Op 25 februari 2013 is een inloopavond georganiseerd. Daar is een gebruikskaart opgehangen, waarop eenieder tot 15 maart opmerkingen kon geven. Van deze mogelijkheid is door een paar bewoners gebruik gemaakt.
Midden 63
De bewoners van Midden 63 geven aan dat het perceel Midden 63 wordt gebruikt voor een hobbymatige paardenhouderij met woning. Ze geven voorts aan de boerderij te willen verbouwen tot appartementen.
Reactie gemeente:
Op grond van artikel 3.1 van de verordening mag bestaand gebruik worden voortgezet. Onder bestaand gebruik wordt verstaan het gebruik van de gronden en bouwwerken zoals dat legaal aanwezig is op het tijdstip van de vaststelling van de verordening of zoals dat mag plaatsvinden krachtens een omgevingsvergunning. Relevant is dus of in het bestemmingsplan Wapserveen-Dorp een hobbymatige paardenhouderij is toegestaan. In dat plan heeft dit perceel de bestemming Boerderijwoning. De grond en gebouwen mogen worden gebruikt voor het hobbymatig houden van vee (onverminderd de milieuvoorschriften). Dit gebruik mag worden voortgezet.
Het verbouwen tot appartementen is een ontwikkeling die niet kan worden meegenomen in de beheersverordening.
Midden 153a
De bewoners van Midden 153 willen dat de toegangsweg tussen W. Dassenstraat 37 en 39 naar kadastraal perceel N146 gehandhaafd blijft. Op de gebruikskaart is de weg aangegeven als bos c.q. beplantingsstrook.
Reactie gemeente:
Op grond van artikel 3.1 van de verordening mag bestaand gebruik worden voortgezet. Onder bestaand gebruik wordt verstaan het gebruik van de gronden en bouwwerken zoals dat legaal aanwezig is op het tijdstip van de vaststelling van de verordening of zoals dat mag plaatsvinden krachtens een omgevingsvergunning. Relevant is dus of in het bestemmingsplan Wapserveen-Dorp een toegangsweg is toegestaan. In dit plan heeft het perceel de bestemming 'Bos .c.q. beplantingsstrook' met de aanduiding 'voetpad'. Dit gebruik mag worden voortgezet. Het toegangspad betreft echter geen voetpad, maar een (onverhard) pad voor auto's en trekkers. Hoewel aannemelijk is dat niet bedoeld is in het bestemmingsplan Wapserveen-dorp de in- en uitritten in de groenstrook weg te bestemmen, zijn ze niet positief bestemd.
In aanvulling op het bepaalde in 3.1.1mag de openbare ruimte worden gebruikt voor verkeersdoeleinden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen en water(berging), met dien verstande dat bij de inrichting van de openbare ruimte een landschappelijke inpassing van de kern van Wapserveen in acht wordt genomen. Gelet op deze bepaling en het feit dat de toegangsweg aanwezig is, is het gebruik als toegangsweg ook onder de beheersverordening toegestaan.
Oude Dijk 42
De bewoners van Oude Dijk 42 voeren aan dat het gebouw op het perceel Midden 136 wordt gebruikt als werkplaats/opslag voor machines en dat de onbebouwde grond wordt gebruikt voor tuinbouw. Daarnaast hebben ze plannen om het gebouw aan Midden 136 te verbouwen naar verblijfsrecreatie, waarbij de onbebouwde grond ook een recreatieve functie krijgt.
Reactie gemeente:
Op grond van artikel 3.1 van de verordening mag bestaand gebruik worden voortgezet. Onder bestaand gebruik wordt verstaan het gebruik van de gronden en bouwwerken zoals dat legaal aanwezig is op het tijdstip van de vaststelling van de verordening of zoals dat mag plaatsvinden krachtens een omgevingsvergunning. Relevant is dus of in het bestemmingsplan Wapserveen-Dorp het gebouw aan Midden 136 mag worden gebruikt als werkplaats/opslag voor machines en of de grond mag worden gebruikt voor tuinbouw. In dat plan mag het gebouw worden gebruikt ten behoeve van een akkerbouwbedrijf of een veehouderij. Het gebruik als werkplaats of opslag van machines is niet ten behoeve van een akkerbouwbedrijf of een veehouderij. Dat gebruik is dus niet toegestaan. Het valt ook niet onder overgangsrecht. Het gebruik als tuinbouwgrond is toegestaan, voor zover het valt onder akkerbouw. Dat betekent dat volkstuintjes niet zijn toegestaan en dat uitsluitend vollegrond tuinbouw is toegestaan.
Het verbouwen van de schuur naar recreatieappartementen valt niet onder de reikwijdte van de beheersverordening, die geen ontwikkelingen toestaat.
Dorpsvereniging Wapserveen
De dorpsvereniging verzoekt om enkelvoudige nieuwbouw binnen de bebouwde kom van Wapserveen mogelijk te maken onder verwijzing naar de leefbaarheid en vitaliteit van het dorp.
Reactie gemeente
Het rechtstreeks toelaten van nieuwbouw kan niet worden opgenomen in de beheersverordening, want die staat geen ontwikkelingen toe. In 3.2.2 is hier nader op ingegaan. Zoals in de brief van de dorpsvereniging ook wordt aangegeven is op dit moment niet bekend naar welk type woningen vraag zal zijn. Op het moment dat een concreet bouwvoornemen bestaat, wordt bekeken hoe daar het beste mee kan worden omgegaan.
Hoofdstuk 4 Beleids- En Omgevingsaspecten
4.1 Inleiding
In dit hoofdstuk vindt toetsing plaats aan beleids- en omgevingsaspecten. Geconcludeerd kan worden dat deze aspecten het vaststellen van de beheersverordening niet in de weg staan.
4.2 Beleidsaspecten
4.2.1 Inleiding
Het Europese, nationale en provinciale beleid voor ruimtelijke ordening is neergelegd in onder meer beleidsnota's, verordeningen en structuurvisies. Het beleid van hogere overheden werkt meestal door in de verschillende ruimtelijke plannen. Ook binnen de gemeente Westerveld is dit het geval.
Met het beleid van hogere overheden gaan over het algemeen heel andere belangen gepaard en is sprake van een ander schaalniveau dan het niveau van een (kleinschalig) bestemmingsplan/beheersverordening. In dit hoofdstuk wordt daarom uitsluitend ingegaan op beleid dat voor de ontwikkeling van het verordeningsgebied van toepassing is.
4.2.2 Nationaal beleid
4.2.3 Provinciaal beleid
4.2.4 Regionaal beleid
4.2.5 Gemeentelijke beleid
4.3 Omgevingsaspecten
4.3.1 Inleiding
Voorafgaand aan de keuze voor de inzet van de beheersverordening voor de kern van Wapserveen, heeft een toets plaatsgevonden aan de relevante omgevingsaspecten in het gebied. Dit onderzoek is beperkt van aard, omdat de beheersverordening primair gericht is op instandhouding van de bestaande situatie. Het onderzoek richtte zich erop om te bepalen of in het gebied vanuit het oogpunt van milieu, natuur, water of verkeer aanleiding bestaat tot het treffen van maatregelen. Hiervoor is een toets uitgevoerd op het voldoen aan wet- en regelgeving.
De toets aan de omgevingsaspecten omvat de volgende aandachtsgebieden:
- Bodem
- Cultuurhistorie en archeologie
- Water
- Ecologie
- Bedrijven en milieuzonering
- Geluid
- Luchtkwaliteit
- Externe veiligheid
Geconstateerd is dat voor de bovengenoemde omgevingsaspecten in het gebied wordt voldaan aan de vigerende wet- en regelgeving en er geen belemmeringen aanwezig zijn voor het vaststellen van de beheersverordening. In de volgende paragrafen volgt een korte toelichting.
4.3.2 Bodem
Ten aanzien van de bodemkwaliteit geldt de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) Besluit bodemkwaliteit. Gestreefd wordt naar een duurzaam gebruik van de bodem. Bij een ruimtelijk plan moet de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt. Hierbij is van belang te weten of er bodemverontreiniging is die de functiedoelen kan frustreren, of er gezondheidsrisico's of ecologische risico's daardoor zijn en wat de mogelijkheden zijn om er tijdig iets aan te doen. Hiervoor is wettelijk verplichte informatie over de bodemkwaliteit nodig.
Het uitgangspunt wat betreft de bodem in het betreffende gebied is, dat de kwaliteit ervan zodanig dient te zijn dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van het verordeningsgebied voor de voorgenomen functie(s).
In de voorliggende beheersverordening zijn slechts beperkt ontwikkelingen mogelijk. Daarom is er geen onderzoek uitgevoerd naar de bodemkwaliteit. In het geval van sloop- of bouwwerkzaamheden, moet voor de bodemkwaliteit in het kader van de omgevingsvergunning een onderzoek worden verricht. Bij werkzaamheden op of in de bodem (zoals afgraven of afvoeren van grond of grondwateronttrekkingen) moet worden voldaan aan de regels uit de Wet bodembescherming en het Besluit bodemkwaliteit.
4.3.3 Cultuurhistorie en archeologie
Archeologie
In 1992 is het Europese Verdrag van Valletta/Verdrag van Malta gesloten. De bedoeling van het verdrag is om de archeologische waarden in de bodem zoveel mogelijk te beschermen door ze in de bodem (in situ) te behouden. Het verdrag heeft in Nederland geleid tot de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) die in 2007 van kracht is geworden door een aanpassing in de Monumentenwet 1988. De wet verplicht gemeenten om bij het vaststellen van bestemmingsplannen en beheersverordeningen rekening te houden met belangrijke archeologische waarden die zich in de bodem kunnen bevinden. De belangrijkste uitgangspunten van de Wamz zijn:
- archeologische waarden moeten zo veel mogelijk in de bodem (in situ) worden bewaard;
- archeologie moet tijdig worden meegenomen in de ruimtelijke planvorming;
- de veroorzaker betaalt de kosten van archeologisch onderzoek en noodzakelijke volwaardige opgravingen, voorzover die kosten redelijkerwijs kunnen worden toegerekend aan de verstoorder.
De gemeente Westerveld heeft een gemeentelijke archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart. Een uitsnede van de kaart is weergegeven op de afbeelding 'Uitsnede archeologische beleidsadvieskaart'.
Afbeelding: Uitsnede archeologische beleidsadvieskaart
Volgens de gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart heeft het overgrote deel van het verordeningsgebied een lage archeologische verwachting. Voor het gebied met een lage verwachting hoeft geen nader onderzoek te worden uitgevoerd. Indien bij bodemingrepen toch archeologische resten worden aangetroffen, geldt conform de Monumentenwet een meldingsplicht.
Voor een beperkt deel van het verordeningsgebied geldt een hoge verwachting (beekdal). Voor dit gebied geldt een beschermingsregime. In beekdalen met een hoge verwachting moeten de bodemingrepen archeologisch worden begeleid en bij concrete aanwijzingen voor structuren moet een proefsleuvenonderzoek worden uitgevoerd.
De gebieden in de archeologische beleidsadvieskaart zijn grofmazig ingetekend en niet exact begrensd. Het deel binnen het verordeningsgebied met een hoge verwachtingswaarde is ingericht als weg, waarvoor een fundering is aangebracht. Een specifieke regeling is voor dit deel niet aan de orde.
Monumenten
De Monumentenwet 1988 is gericht op het behoud van vervaardige zaken welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde. Naast archeologische monumenten kent de wet onroerende monumenten, ook wel rijksmonumenten genoemd. In het verordeningsgebied komen geen rijksmonumenten voor.
Momenteel is een gemeentelijke monumentenlijst in voorbereiding. Er zijn nog geen gemeentelijke monumenten aangewezen.
4.3.4 Water
Algemeen
De watertoets - zoals deze in het kader van ruimtelijke plannen dient te worden uitgevoerd - is het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. De watertoets wordt uitgevoerd binnen de bestaande wet- en regelgeving op het gebied van ruimtelijke ordening en water. De watertoets vormt de verbindende schakel tussen het waterbeheer en de ruimtelijke ordening.
Het primaat voor het waterbeheer in de gemeente Westerveld ligt bij het Waterschap Reest en Wieden.
Beleid
De belangrijkste beleidsdocumenten waarin de waterhuishoudkundige doelstellingen zijn beschreven zijn Europese Kaderrichtlijn Water (KRW), Waterbeleid 21e eeuw, Beleidslijn Grote Rivieren en Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.
Waterschap Reest & Wieden heeft de waterhuishoudkundige doelstellingen onder andere vertaald in het Waterbeheerplan 2010-2015. De hoofdthema’s uit het waterbeheerplan zijn: het waarborgen van veiligheid, het watersysteembeheer en het ontwikkelen van de afvalwaterketen. Ook zijn de maatregelen opgenomen voor het uitvoeren van de Kaderrichtlijn Water (KRW) en Waterbeheer 21e eeuw.
Het waterschap hanteert bij nieuwbouwplannen de trits vasthouden-bergen-afvoeren. Dat betekent dat er hemel- en grondwater neutraal gebouwd moet worden.
Bij het Waterbeheerplan behoort een functiekaart. Een uitsnede hiervan is opgenomen op de afbeelding 'Uitsnede functiekaart'.
Afbeelding: Uitsnede functiekaart
Binnen het verordeningsgebied zijn geen primaire watergangen, waterkeringen en beschermingszones aanwezig. Ook maakt het verordeningsgebied geen onderdeel uit van een beekdal.
Het verordeningsgebied ligt binnen een zone voor hydrologische beïnvloeding. Dit zijn gebieden met verschillende functies, die op korte afstand van elkaar zijn gelegen, en conflicterende eisen stellen aan het grondwaterpeil (bijvoorbeeld landbouw en natuur). Deze gebieden zijn door het waterschap nader uitgewerkt en opgenomen in de Keur. In deze gebieden dient nadere afweging plaats te vinden ten aanzien van ontwikkelingen die het grondwaterpeil kunnen beïnvloeden.
Het waterschap gebruikt de watertoets om de inrichting, het beheer en het onderhoud van (nieuw) stedelijk water goed af te stemmen op de ruimtelijke functies. Belangrijk daarbij is dat hierdoor benedenstrooms geen wateroverlast ontstaat.
Bij een toename van het verharde oppervlak wordt het regenwater versneld afgevoerd.
Het is daarom van belang dat er compensatie plaatsvindt als gevolg van de versnelde afvoer. Deze compensatie kan worden uitgevoerd door regenwater te infiltreren of te bergen in het betreffende gebied. Deze compensatie verplichting geldt voor het hele beheergebied van het waterschap.
Toetsing en uitgangspunten beheersverordening
Bij plannen in het kader van de Wet ruimtelijke ordening moet een watertoets worden uitgevoerd. Daarvoor is overleg nodig met de waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk stadium. Omdat het voorliggende plan een conserverende beheersverordening betreft, zal de invloed op de waterhuishouding gering zijn. Er zal geen sprake zijn van invloed op de bestaande waterhuishoudkundige situatie.
In de beleidskaders is de bestaande inrichting van de waterhuishouding beschreven en zijn doelen geformuleerd voor behoud en toekomstige ontwikkelingen. Voor de beheersverordening is de waterhuishouding voor het verordeningsgebied hiermee voldoende verankerd.
4.3.5 Ecologie
Bij ruimtelijke planvorming moet aandacht worden besteed aan de natuurwetgeving. De Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet vormen het belangrijkste juridische kader voor natuurbescherming in Nederland. De verplichtingen voor de bescherming van natuurgebieden zijn opgenomen in de Natuurbeschermingswet 1998 en de bescherming van plant- en diersoorten is vastgelegd in de Flora- en faunawet. Deze wetten kunnen worden gezien als een vertaling van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Er kan een tweedeling worden gemaakt in gebieds- en soortbescherming.
Gebiedsbescherming
Bij iedere ruimtelijke ontwikkeling is een gemeente verplicht om te onderzoeken of het betreffende gebied in of bij een speciale beschermingszone (sbz) als bedoeld in de Natuurbeschermingswet 1998 ligt. Hierbij wordt uitvoering gegeven aan de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. De kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten mogen niet worden aangetast.
Het verordeningsgebied is niet aangewezen als sbz. Op een afstand van 600 meter ten zuiden van het verordeningsgebied ligt het Natura 2000-gebied 'Holtingerveld' (voorheen 'Havelte-Oost').
Het voorliggende plan heeft een zuiver consoliderend karakter. Er worden geen nieuwe functies toegestaan. De bestaande functies en het grondgebruik blijven gehandhaafd. De Vogel- en Habitatrichtlijn gaat er van uit dat bestaande functies de ornithologische waarden niet in de weg staan. Aangezien er in de toekomstige situatie qua functiegebruik niets verandert, is dat geen verslechtering voor het nabijgelegen Natura 2000-gebied. Het verordeningsgebied behoudt immers de al bestaande gebruiksmogelijkheden; er worden geen nieuwe gebruiksmogelijkheden toegevoegd.
Ook geldt ruimtelijk beleid voor de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Op circa 180 meter ten noorden van het verordeningsgebied ligt het dichtstbij gelegen gebied dat onderdeel uitmaakt van de EHS. Het beleid voor de EHS is gericht op 'behoud, herstel en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden' van de EHS waarbij rekening gehouden wordt met de andere belangen die in het gebied aanwezig zijn. De kernkwaliteiten binnen de EHS zijn natuurkwaliteit, landschappelijke kwaliteiten en beleving van rust. Dat betekent dat er geen ruimte is voor ontwikkelingen die niet passen binnen de doelstelling van de EHS, tenzij er sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang waar niet op een andere manier aan kan worden voldaan. Dergelijke ontwikkelingen worden met de voorliggende beheersverordening niet mogelijk gemaakt.
Aangezien er met de voorliggende beheersverordening geen nieuwe ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt, hoeft een natuurtoets ten behoeve van de gebiedsbescherming niet plaats te vinden.
Soortbescherming
Sinds 1 april 2002 regelt de Flora- en faunawet de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. Deze wet heeft tot doel het in stand houden van de planten- en diersoorten die in het wild voorkomen. Ruimtelijke ontwikkelingen kunnen tot gevolg hebben dat beschermde soorten in het geding komen. Indien dergelijke soorten aanwezig zijn en door een voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling bedreigd worden, moet een ontheffing aangevraagd worden.
Gelet op het feit dat de voorliggende beheersverordening consoliderend van aard is, hoeft in het kader van deze beheersverordening geen nader onderzoek plaats te vinden in het verordeningsgebied. Initiatiefnemers van nieuwe plannen die vallen binnen het verordeningsgebied moeten zelf zorg dragen voor een natuurtoets conform de vereisten van de Flora- en faunawet.
4.3.6 Bedrijven en milieuzonering
De VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' is in beginsel alleen van toepassing op nieuwe situaties. De mogelijkheid dat sociale, maatschappelijke, culturele en/of educatieve activiteiten worden gebruikt voor andere sociale, maatschappelijke, culturele en/of educatieve activiteiten wordt voor de toepasselijkheid van de VNG-brochure niet gezien als een nieuwe situatie, nu deze mogelijkheid conform het bestemmingsplan Wapserveen-dorp is.
Binnen het verordeningsgebied ligt één agrarisch bedrijf (Midden 128). Dit bedrijf is milieumeldingsplichtig en moet voldoen aan de voorschriften uit de milieuregelgeving.
4.3.7 Geluid
De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de volksgezondheid en het milieu te beschermen tegen geluidsoverlast. Op basis van deze wet dient bij het opstellen van bestemmingsplannen aandacht geschonken te worden aan het aspect geluid, gelet op geluidsbelastingen op geluidgevoelige objecten (zoals woningen) afkomstig van wegverkeerslawaai, spoorweglawaai en lawaai vanwege industrie.
Onderzoek naar wegverkeerslawaai en spoorweglawaai kan achterwege blijven indien op het tijdstip van de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan een weg of spoorweg reeds aanwezig of in aanleg is en de woningen of andere geluidgevoelige objecten ook reeds aanwezig of in aanbouw zijn.
Wegverkeerslawaai
In de verordening is bepaald dat de openbare ruimte mag worden gebruikt voor verkeersdoeleinden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen en water(berging), met dien verstande dat de inrichting van de openbare ruimte niet zodanig mag worden gewijzigd dat sprake is van een reconstructie van een weg zoals bedoeld in de Wet geluidhinder. Daarmee is ongewijzigde voortzetting van de geluidsituatie vanwege wegverkeerslawaai geborgd.
Spoorweglawaai
Wapserveen ligt op een afstand van 5,8 kilometer van de spoorweg Zwolle-Leeuwarden. Deze spoorweg heeft een onderzoekszone van 300 meter aan weerszijden van het spoor. Wapserveen valt niet binnen die zone. Bij de voorliggende beheersverordening hoeft er dan ook geen onderzoek plaats te vinden naar geluid vanwege het spoor.
Industrielawaai
Verder geldt op basis van de Wet geluidhinder een verplichte zonering voor industrieterreinen, waarop inrichtingen zijn gevestigd of kunnen worden gevestigd die in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken. Nabij het verordeningsgebied zijn dergelijke inrichtingen niet aanwezig. Inrichtingen in het kader van de Wet geluidhinder hebben daarom geen consequenties voor de voorliggende beheersverordening.
4.3.8 Luchtkwaliteit
De voorliggende beheersverordening betreft een consoliderend plan en bevat geen nieuwe ontwikkelingen. Omdat uitsluitend de bestaande functies worden vastgelegd en er geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt die direct van invloed zijn op de luchtkwaliteit, is nadere beschouwing van het aspect luchtkwaliteit niet aan de orde.
4.3.9 Externe veiligheid
Van de ramptypes die verband houden met externe veiligheid ('Indeling Leidraad maatramp') zijn met name ongevallen met brandbare/explosieve of giftige stoffen van belang.
Deze ongevallen kunnen nader worden onderscheiden in ongevallen met betrekking tot:
- inrichtingen;
- vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen;
- vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor.
Inrichtingen
De risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in inrichtingen dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daartoe zijn in het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' (hierna: Bevi) regels gesteld.
Uit bestudering van de Risicokaart blijkt dat in en in de directe nabijheid van het verordeningsgebied geen Bevi-inrichtingen liggen. Er zijn in dit kader dan ook geen externe veiligheidseffecten waarmee rekening moet worden gehouden.
Vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Uit bestudering van de Risicokaart blijkt dat in en in de directe nabijheid van het verordeningsgebied geen buisleidingen liggen waardoor vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals aardgas, plaatsvindt. Er zijn in dit kader dan ook geen externe veiligheidseffecten waarmee rekening moet worden gehouden.
Vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor
Uit bestudering van de Risicokaart blijkt dat in en in de directe nabijheid van het verordeningsgebied geen transport van gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor plaatsvindt. Er zijn in dit kader dan ook geen externe veiligheidseffecten waarmee rekening moet worden gehouden.
Hoofdstuk 5 Inspraak
De Wet op de ruimtelijke ordening schrijft geen inspraak voor. Op basis van de gemeentelijke inspraakverordening is inspraak niet verplicht.
Op 25 februari 2013 is een inloopavond georganiseerd. Een ieder kon toen de gebruikskaart zien. Opmerkingen over de gebruikskaart konden tot 15 maart 2013 worden ingediend. Zie hiervoor onder 3.3. Gelet hierop en op het feit dat een beheersverordening ziet op het voortzetten van de bestaande situatie en niet op nieuwe ontwikkelingen voegt een uitgebreide inspraakronde als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht weinig toe.
23 september 2014.