Lhee, Eemster en Geeuwenbrug
Bestemmingsplan - gemeente Westerveld
Vastgesteld op 31-10-2017 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 het plan:
het Bestemmingsplan Lhee, Eemster en Geeuwenbrug, met identificatienummer NL.IMRO.1701.0000BP000000000565-0003 van de gemeente Westerveld;
1.2 het bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aanbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 aan-huis-verbonden beroep:
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, uitgezonderd prostitutie, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend door de gebruiker, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.7 agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;
1.8 agrarische bedrijfskavel:
het op de verbeelding door middel van een aanduiding weergegeven vlak, waarbinnen het volgens de regels in oppervlakte begrensde bouwblok is gesitueerd;
1.9 agrarisch loonbedrijf:
een bedrijf waarbinnen uitsluitend of overwegend arbeid wordt verricht ter productie of levering van goederen of diensten ten behoeve van agrarische bedrijven, al dan niet in combinatie met grondverzetwerkzaamheden;
1.10 agrarische wasplaats:
een plaats waar agrarische vervoermiddelen worden gereinigd en ontsmet;
1.11 archeologische waarden:
waarden die aan een gebied zijn toegekend vanwege de kennis en wetenschap van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden. Bij toetsing aan de archeologische waarden zal telkens het RAAP-rapport 2021 het toetsingskader zijn;
1.12 bassin:
een mest- of waterbak voor de opslag van mest of water ten behoeve van agrarische en glastuinbouwactiviteiten;
1.13 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.14 bed and breakfast:
het bieden van de, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben;
1.15 bedrijf:
het bedrijfsmatig vervaardigen en/of bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen;
1.16 bedrijfsgebouw:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.17 bedrijfsmatige exploitatie:
het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig complexmatig beheer/exploitatie, dat in de logiesverblijven recreatieve (nacht-) verblijfsmogelijkheden geboden worden;
1.18 bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een bedrijf, een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, inclusief opslag- en administratieruimten;
1.19 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
- agrarische bedrijfswoning: een bedrijfswoning waarin tevens (naast de agrariër) de rustende boer en familieleden tot de tweede graad woonachtig mogen zijn;
1.20 beeldkwaliteitsplan gemeente Westerveld
Beeldkwaliteitsplan Buitengebied Westerveld (vastgesteld op 21 september 2010) dat eisen en aanbevelingen bevat:
- a. met betrekking tot inpassing van ruimtelijke ontwikkelingen in relatie tot de karakteristieken en kwaliteiten van een gebied; en
- b. met betrekking tot stedenbouwkundige en architectonische vorm, massa en (wegen-)structuur van voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen;
met het oogmerk de kwaliteit van ruimtelijke ontwikkelingen te waarborgen alsmede de wijze waarop deze in hun omgeving worden ingepast, en dat juridisch onderdeel uitmaakt van het ruimtelijk plan waarop het betrekking heeft;
1.21 belemmeringenstrook:
een strook grond of water waaraan beperkingen kunnen worden opgelegd in verband met de veiligheid van de leidingen;
1.22 beperkt kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;
1.23 bestaand:
ten aanzien van de bij of krachtens de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht aanwezige of vergunde bouwwerken en de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, en het overige gebruik:
- bestaand of vergund ten tijde van het in werking treden van het bestemmingsplan;
1.24 bestaand bedrijf:
bedrijf dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is, dan wel met dit bedrijf qua gebruik gelijk te scharen bedrijf met een vergelijkbare bedrijfsvoering;
1.25 bestaande ammoniakemissie:
De feitelijke ammoniakemissie als gevolg van een agrarisch bedrijf ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan, voor zover deze emissie planologisch legaal tot stand is gekomen. Tot de bestaande ammoniakemissie wordt voorts gerekend de ammoniakemissie die is toegestaan volgens de ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan onherroepelijk verleende vergunning als bedoeld in artikel 19d Natuurbeschermingswet 1998, dan wel artikel 2.7 Wet Natuurbescherming, zoals opgenomen in Bijlage 1Vergunning Natuurbeschermingswet;
1.26 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.27 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.28 bijgebouw:
een opzichzelfstaand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.29 boerderijpand:
het gebouw behorende tot het voormalige agrarische bedrijf, waarin oorspronkelijk het woongedeelte en de stal was ondergebracht en dat oorspronkelijk als het hoofdgebouw van het agrarisch bedrijf is gebouwd;
1.30 boomteelt:
de teelt van boomkwekerijgewassen;
1.31 bosbouw:
het geheel van bedrijfsmatig handelen en van activiteiten gericht op de instandhouding en ontwikkeling van bestaande respectievelijk nieuwe bossen ten behoeve van (de functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu en recreatie;
1.32 bouwblok:
een aaneengesloten gebied binnen een agrarische bedrijfskavel waarbinnen bouwwerken ten behoeve van een agrarisch bedrijf geconcentreerd worden opgericht;
1.33 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.34 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.35 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.36 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.37 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.38 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die duurzaam met de aarde is verbonden;
1.39 cultuurgrond:
grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden, die hobbymatig in gebruik zijn en niet worden gebruikt ten behoeve van een agrarische bedrijfsvoering;
1.40 cultuurhistorische waarden:
de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;
1.41 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.42 evenement:
elke voor publiek buiten de daartoe ingerichte inrichtingen toegankelijke festiviteit, grootschalige sportwedstrijd, auto- of motorcrosswedstrijd, optocht, georganiseerd vuurwerk en alle overige tot vermaak en recreatie bedoelde activiteiten, met uitzondering van markten als bedoeld in de Gemeentewet, kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen en betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;
1.43 (extensief) dagrecreatief medegebruik:
een (extensief) dagrecreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, de aanleg van een vissteiger of een picknickplaats of een naar de aard daarmee gelijk te stellen medegebruik;
1.44 fruitteelt:
de teelt of het kweken van fruit aan houtige gewassen;
1.45 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.46 gebruiksgerichte paardenhouderij:
een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het africhten, het opleiden en het trainen, alsmede het opvangen en stallen van paarden en/of pony's in de vorm van een paardenpension, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.47 geluidsbelasting:
de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;
1.48 geluidsgevoelige objecten:
gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;
1.49 geluidsgevoelige functies:
in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of een terrein als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt;
1.50 geluidszoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;
1.51 geomorfologische waarden:
de waarden van de gronden vanwege de ontstaansgeschiedenis van de vormen van het aardoppervlak, welke waarden worden bepaald door de herkenbaarheid van de vormen;
1.52 groepsaccommodatie:
een groepsverblijf met meer dan tien slaapplaatsen, niet zijnde mobiele kampeeronderkomens of stacaravans, in hoofdzaak bestemd voor en gebezigd door groepen als kort verblijf, inclusief lichte en ondergeschikte horeca;
1.53 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:
een agrarische bedrijfsvoering die al dan niet met beweiding hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt, waarbij het gebruik van agrarische gronden noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf, zoals een melkrundveehouderijbedrijf, een akkerbouwbedrijf, een productiegerichte paardenhouderij, biologische bedrijven, waarbij dieren worden gehouden overeenkomstig de regels die krachtens artikel 2 van de bestaande Landbouwkwaliteitswet zijn gesteld ten aanzien van de biologische productiemethoden, en naar de aard daarmee gelijk te stellen agrarische bedrijven;
1.54 hoofdgebouw:
een gebouw, of een gedeelte daarvan dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.55 horecabedrijf en/of -instelling:
een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
1.56 houtteelt:
de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe ontheffing is verleend van de meldings- en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet, zoals die gold op het moment van onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan;
1.57 huishouden:
een zelfstandig(e), dan wel samenwonend persoon of groep van personen die binnen een complex van ruimten gebruik maken van dezelfde voorzieningen zoals een keuken, sanitaire voorzieningen en de entree;
1.58 kampeermiddel:
een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht, dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.59 kampeerterrein:
een terrein ter beschikking gesteld voor het plaatsen, dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen;
1.60 kap:
een dak met een zekere helling;
1.61 karakteristiek bijgebouw:
een bijgebouw dat in samenhang met het hoofdgebouw een belangrijke, cultuurhistorisch ensemble vormt, zoals nader omschreven in de toelichting;
1.62 kas:
een bouwwerk, niet zijnde een tunnelkas of een naar de aard daarmee vergelijkbaar bouwwerk, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander licht doorlatend materiaal, dienend tot het kweken van groente, vruchten, bloemen, bomen, struiken of planten;
1.63 kleinschalig houden van vee:
het houden van ten hoogste 25 groothoevige dieren (zoals paarden/runderen) of 50 kleinhoevige dieren (zoals schapen/geiten), dan wel een combinatie daarvan waarbij nooit meer dan 50 hoevige dieren aanwezig zijn;
1.64 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten, geen detailhandel zijnde en prostitutie, zoals genoemd in bijlage 6 bij deze regels;
1.65 kleinschalige duurzame energiewinning:
energie die gewonnen wordt uit kleinschalige perceelsgebonden bronnen, niet zijnde windturbines, waarbij weinig tot geen schadelijke milieueffecten optreden bij winning en omzetting en die in onuitputtelijke hoeveelheden beschikbaar is, zoals zon, wind, water, biomassa, aard- en omgevingswarmte;
1.66 kwetsbaar object:
een object als bedoeld in artikel 1, sub l van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.67 landschappelijke waarden:
de cultuurhistorische en de visuele waarden van het landschap. Bij de afweging van het begrip landschappelijke waarden zal het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld steeds onderdeel van het toetsingskader zijn;
1.68 maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, medische en sociaal-medische voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van opvang van mensen en dieren én voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening;
1.69 mest- en/of organische (bij)productvergisting:
het onder gecontroleerde omstandigheden (volledig afgesloten van lucht) afbreken van organische verbindingen door bacteriën waarbij methaangas vrijkomt;
1.70 mestopslag:
een werk of een bouwwerk ten behoeve van de opslag van mest;
1.71 natuurlijke waarden:
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied (bij de afweging van het begrip natuurlijke waarden zullen de Wet Natuurbescherming steeds onderdeel van het toetsingskader zijn);
1.72 normaal agrarisch gebruik:
het regulier gebruik, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor het agrarisch gebruik van de gronden;
1.73 normaal bosbeheer:
het onderhoud en beheer, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goede instandhouding van de cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke waarden van de bosgebieden;
1.74 normaal natuurbeheer:
het onderhoud en beheer, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goede instandhouding van de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de natuurgebieden;
1.75 normaal onderhoud:
het onderhoud, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;
1.76 ondergeschikte lichte horeca:
horeca die ondergeschikt en gerelateerd is aan de bestemming en tot doel heeft het verstrekken van kleine etenswaren en dranken. Tot ondergeschikte horeca worden mede gerekend mobiele horecastands, drankautomaten, en dergelijke;
1.77 opgaande meerjarige teelt:
de meerjarige teelt van opgaande sierbeplanting als heesters en struiken, het kweken van fruit aan houtige gewassen en naar de aard daarmee gelijk te stellen vormen van opgaande teelt van meerjarige gewassen;
1.78 overig bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enig omvang, geen gebouw zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.79 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden, dan wel met ten hoogste één wand;
1.80 pand:
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
1.81 peil:
- a. indien op het land wordt gebouwd:
- 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
- de bouwhoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- 2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
- de bouwhoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
1.82 productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, geteeld, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie al dan niet in combinatie met de verkoop van streekeigen goederen;
1.83 productiegerichte paardenhouderij:
een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het houden van paarden, waarbij al dan niet in ondergeschikte mate het africhten en de handel van paarden plaatsvindt;
1.84 raamprostitutie:
een vorm van prostitutie waarbij de werving van klanten geschiedt door een prostitué(e) die door houding, gebaren, kleding of anderszins, vanuit een vitrine de aandacht op zich vestigt en waarbij de seksuele handelingen in een voor het publiek besloten ruimte plaatsvinden;
1.85 recreatieappartement:
het geheel van bijbehorende vertrekken als afzonderlijk gemeubileerde woongelegenheid, bedoeld voor verblijfsrecreatie, als onderdeel van een (andere) hoofdfunctie;
1.86 recreatieve bewoning:
de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;
1.87 recreatiewoning:
een gebouw dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning en waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.
1.88 risicogevoelig bouwwerk cq. object
een bouwwerk c.q. object, waaronder terreinen, die bestemd zijn voor het regelmatig verblijf van mensen, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag;
1.89 risicovolle inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
1.90 schuilstalling:
een vrij in het open veld staande stalling, die wordt gebruikt voor het bieden van schuilgelegenheid voor vee, waarbij in geringe mate opslag van agrarische producten plaatsvindt;
1.91 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie wordt verricht. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een sekstheater, een seksautomatenhal, of een parenclub, of een daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.92 sierteelt:
de teelt van opgaande sierbeplanting als heesters en struiken;
1.93 silo:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van opslagdoeleinden;
1.94 thuisprostitutie:
vorm van prostitutie waarbij de seksuele dienstverlening plaatsvindt op het woonadres van de prostituté(e) en waarbij ook alleen door deze prostitué(e) op dit adres gewerkt wordt als prostitué(e);
1.95 trekkershut:
een houten blokhut voor vier tot zes personen met slaap-, kook- en zitgelegenheid ten behoeve van een kortstondig recreatief nachtverblijf voor passanten, niet bedoeld voor de huisvesting van groepen;
1.96 tunnelkas:
elke constructie van hout, metaal of ander materiaal, welke met plastic of in gebruik daarmee overeenstemmend materiaal is afgedekt en dient als teeltondersteuning voor bedekte teelten;
1.97 uitbouw:
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
1.98 voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de feitelijke indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;
1.99 vuurwerkbedrijf:
een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op de vervaardiging of assemblage of de handel in vuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;
1.100 windmolen:
een bouwwerk ten behoeve van de opwekking van windenergie;
1.101 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.102 woonhuis:
een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, m et uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.6 de afstand tot de (bouw)perceelgrens
tussen de grenzen van een agrarische bedrijfskavel en een bepaald punt van het op dat agrarische bedrijfskavel voorkomend (hoofd)gebouw, waar die afstand het kortst is;
2.7 bedrijfsvloeroppervlak
de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven, met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen, trappenhuizen, gangen en overige dienstruimten;
2.8 de onderlinge afstand
de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot enig punt van een ander gebouw;
2.9 bouwen op de erf- of perceelgrens
bij bouwen op de erf- of perceelgrens wordt een bouwwerk gemeten aan de kant waar het aansluitend afgewerkt terrein het hoogste is.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - 1
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het agrarisch grondgebruik;
- b. de uitoefening van het agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel grondgebonden bedrijf';
- c. het wonen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering ter plaatse van een agrarische bedrijfskavel;
- d. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van karakteristieke bijgebouwen;
- e. groensingel ter plaatse van de aanduiding 'groen';
met daaraan ondergeschikt:
- f. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke, geomorfologische en cultuurhistorische waarden;
- g. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van kleine natuur- en landschapselementen;
- h. doeleinden van natuurontwikkeling en agrarisch natuurbeheer;
- i. cultuurgrond;
- j. nutsvoorzieningen;
- k. kleinschalige duurzame energiewinning;
- l. extensief dagrecreatief medegebruik van bestaande infrastructuur en voorzieningen;
- m. wegen, paden en overige oppervlakteverhardingen;
- n. beken, plassen, poelen, vennen, sloten en/of andere watergangen en/of -partijen al dan niet mede bestemd voor waterberging;
- o. terreinen voor evenementen;
met de daarbijbehorende:
- p. bedrijfsgebouwen en overkappingen;
- q. bedrijfswoningen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep, een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit en/of kinderopvang;
- r. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegevoegd.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van bouwwerken en de vormgeving van een aaneengesloten bouwblok ten behoeve van een goede aansluiting bij de landschappelijke karakteristiek en/of de landschappelijke hoofdstructuur, de bebouwingsstructuur, de woonsituatie en de natuurwaarden, waarbij telkens het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld toetsingskader zal zijn.
3.4 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 3.2.1 onder b in die zin dat er kassen worden gebouwd, mits:
- 1. de gezamenlijke oppervlakte van de kassen per aaneengesloten bouwblok ten hoogste 500 m² zal bedragen;
- 2. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 10.000 m² zal bedragen;
- 3. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- b. het bepaalde in lid 3.2.1 onder c in die zin dat het aaneengesloten bouwblok, uitsluitend ten behoeve van grondgebonden bedrijfsmatige activiteiten ter plaatse van de aanduiding van een agrarische bedrijfskavel met een minimale omvang van 2 ha, wordt vergroot, mits:
- 1. deze vergunning uitsluitend wordt verleend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel grondgebonden bedrijf';
- 2. de oppervlakte van het aaneengesloten bouwblok wordt vergroot tot ten hoogste 2 ha ter plaatse van de aanduiding voor een agrarische bedrijfskavel;
- 3. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 10.000 m² zal bedragen;
- 4. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- 5. er zicht is op een langdurige vergroting van de productieomvang als gevolg van schaalvergroting of extensivering/verbreding van de bedrijfsactiviteiten en de noodzakelijkheid van de bedrijfsuitbreiding is aangetoond;
- 6. er binnen het bestaande aaneengesloten bouwblok geen ruimte meer is voor de benodigde uitbreiding;
- 7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke waarden, de geomorfologische, cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- 8. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm;
- c. het bepaalde in lid 3.2.1 onder c in die zin dat gebouwen en overkappingen buiten het aaneengesloten bouwblok worden gebouwd, mits:
- 1. deze gebouwen of overkappingen uitsluitend in de functie van schuilstallen voor het hobbymatig houden van vee worden gebouwd;
- 2. deze vergunning niet wordt verleend indien de gronden binnen een afstand van 250 m van het bouwperceel van de houder van het vee zijn gelegen, tenzij de situering van de schuilstal op het perceel landschappelijk of milieuhygiënisch niet aanvaardbaar is;
- 3. er ten hoogste één gebouw of overkapping per houder van hobbymatig vee wordt gebouwd;
- 4. de goothoogte van een gebouw of een overkapping ten hoogste 2,50 m zal bedragen;
- 5. de bouwhoogte van een gebouw of een overkapping ten hoogste 3,50 m zal bedragen;
- 6. de oppervlakte van een gebouw of een overkapping ten hoogste:
- 25 m² zal bedragen indien de houder van het vee beschikt over een oppervlakte van 1 tot 2 ha cultuurgrond;
- 50 m² zal bedragen indien de houder van het vee beschikt over een oppervlakte van 2 ha of meer cultuurgrond;
- 7. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- 8. als voorwaarde wordt gesteld dat bij beëindiging van het gebruik van een gebouw of een overkapping als schuilstal voor het houden van vee het gebouw wordt verwijderd en het agrarisch gebruik van de gronden wordt hersteld;
- 9. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- d. het bepaalde in lid 3.2.1 onder h in die zin dat een bedrijfsgebouw wordt gebouwd met een oppervlakte groter dan 500 m², mits:
- 1. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 10.000 m² zal bedragen;
- 2. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- e. het bepaalde in lid 3.2.1 onder h in die zin dat de goot- en/of bouwhoogte van bedrijfsgebouwen wordt vergroot tot ten hoogste 5,50 m respectievelijk 14,00 m, mits:
- 1. deze omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend als gevolg van milieumaatregelen en/of ten behoeve van het verbeteren van het dierenwelzijn;
- 2. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- f. het bepaalde in lid 3.2.1 onder h in die zin dat bedrijfsgebouwen worden gebouwd in de vorm van serrestallen of naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsgebouwen, mits:
- 1. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- g. het bepaalde in lid 3.2.2 onder a in die zin dat mestsilo's, -bassins of platen buiten het aaneengesloten bouwblok worden gebouwd, mits:
- 1. de diameter van een mestsilo ten hoogste 25,00 m zal bedragen;
- 2. de oppervlakte van een mestbassin of plaat, inclusief opstaande randen, ten hoogste 750 m² zal bedragen;
- 3. de bouwhoogte van een mestsilo ten hoogste 4,00 m, exclusief afdekking, zal bedragen;
- 4. de bouwhoogte van de opstaande randen van een mestbassin of plaat ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
- 5. tevens de in lid 3.6 onder c genoemde vergunning is verleend;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van mestvergisting en naar de aard daarmee gelijk te stellen activiteiten anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
- b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor niet-agrarische bedrijvigheid, anders dan bij het wonen toegestane beroepen en bedrijven, tenzij de gronden daarvoor specifiek zijn aangeduid, dan wel anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
- c. het opslaan van mest, hooibalen en/of andere agrarische producten buiten het aaneengesloten bouwblok, met uitzondering van tijdelijke opslag van landbouwproducten (maximaal zes maanden per jaar), tenzij in de bestaande situatie opslag buiten een aaneengesloten bouwblok is gesitueerd, in welk geval de opslag van mest, hooibalen en/of andere agrarische producten op de bestaande locatie is toegestaan;
- d. het opslaan van agrarische producten binnen de agrarische bedrijfskavel voor zover het gronden betreft die gelegen zijn voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het dichtst bij de weg gelegen gebouw, tenzij in de bestaande situatie opslag voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het dichtst bij de weg gelegen gebouw is gesitueerd, in welk geval de opslag op de bestaande locatie is toegestaan;
- e. het opslaan van niet-agrarische producten, auto's, caravans en boten anders dan in gebouwen;
- f. het gebruik van spoelplaatsen ten behoeve van de bollenteelt buiten de aaneengesloten bouwblokken;
- g. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en/of de aanleg van wegen en paden anders dan ten behoeve van het agrarisch gebruik (buiten het bouwblok) of de bereikbaarheid van bebouwde agrarische percelen;
- h. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één bedrijfswoning ontstaat;
- i. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
- j. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
- k. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, aan- of uitbouw of aangebouwd bijgebouw voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
- 1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
- 2. het beroep of bedrijf wordt uitgeoefend in een vrijstaand bijgebouw;
- 3. de beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de oppervlakte van de bedrijfswoning, de aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 100 m²;
- 4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
- 5. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
- l. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
- m. het gebruik van een bedrijfswoning voor kinderopvang waarbij meer dan zes kinderen, inclusief de eigen kinderen, worden opgevangen;
- n. het gebruik van gronden ten behoeve van de sierteelt, fruitteelt, boomteelt, houtteelt, of overige opgaande meerjarige teeltvormen hoger dan 1,50 m, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
- o. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak met de daarbijbehorende bouwwerken, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
- p. het gebruik van verlichting ten behoeve van een toegestane paardrijbak tussen 23.00 uur en 7.00 uur;
- q. het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van de huisvesting van vee indien en voor zover de bestaande ammoniakemissie toeneemt.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 3.5 onder a in die zin dat de uitoefening van een agrarisch bedrijf, al dan niet in samenhang met bouwactiviteiten, wordt gecombineerd met het vergisten van mest en het verhandelen van de daarbij vrijkomende energie, indien sprake is van één van de volgende wijzen van mestvergisting:
- het bedrijf verwerkt in hoofdzaak eigen geproduceerde mest en voegt eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toe; de co-vergiste mest wordt op de tot het bedrijf behorende gronden gebruikt en naar derden afgevoerd;
- het bedrijf verwerkt aangevoerde mest geproduceerd door derden en voegt eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toe; de co-vergiste mest wordt op de tot het bedrijf behorende gronden gebruikt,
mits:
- 1. de gronden ter plaatse zijn voorzien van een aanduiding voor een agrarische bedrijfskavel;
- 2. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 3. de gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken ten behoeve van de (bedrijfseigen) mest- en/of organische (bij)productvergisting ten hoogste 2.500 m² zal bedragen en de bouwwerken worden gebouwd binnen het aaneengesloten bouwblok;
- 4. de capaciteit van de vergisting ten hoogste 100 ton per dag bedraagt;
- 5. de bouwhoogte van een mest- en/of organische (bij)productvergistingsinstallatie ten hoogste 10,00 m zal bedragen;
- 6. er sprake is van een agrarische bedrijfskavel, gelegen aan een weg, die berekend is op zwaar verkeer;
- 7. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- 8. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- b. het bepaalde in lid 3.5 in die zin dat de gronden mogen worden gebruikt voor kleinschalige duurzameenergiewinning: als bedoeld in artikel 1.65, zulks ten behoeve van woningen en/of bedrijven, mits:
- 1. de kleinschalige duurzame energiewinning in hoofdzaak ten behoeve van een woonfunctie en/of bedrijfsfunctie plaatsvindt;
- 2. de kleinschalige duurzame energiewinning plaatsvindt binnen een aaneengesloten grondoppervlakte van ten hoogste 50 m2;
- 3. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van de kleinschalige duurzame energiewinning niet meer bedraagt dan 2 m;
- 4. de kortste afstand tot de bestemmingsgrens van de aangesloten woon- of bedrijfsbebouwing ten hoogste 50 m bedraagt;
- 5. een goede landschappelijke inpassing is gewaarborgd;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke waarden, de archeologische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- c. het bepaalde in lid 3.5 onder b en k in die zin dat de uitoefening van een agrarisch bedrijf, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, wordt gecombineerd met een ondergeschikte tweede tak of een deeltijdfunctie in de vorm van de in Bijlage 3 Specifieke toetsingscriteria ondergeschikte tweedetak of deeltijdfunctie opgenomen bedrijvigheid, mits:
- 1. de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding voor een agrarische bedrijfskavel;
- 2. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 3. de gezamenlijke oppervlakte die wordt gebruikt ten behoeve van de ondergeschikte tweede tak of de deeltijdfunctie ten hoogste 350 m² bedraagt, tenzij er sprake is van een paardenhouderij in welk geval de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 500 m² zal bedragen;
- 4. er sprake is van een ligging aan een weg, die geschikt is voor een eventuele toename van (zwaar) verkeer;
- 5. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- d. het bepaalde in lid 3.5 onder c in die zin dat gronden en bouwwerken buiten het aaneengesloten bouwblok al dan niet binnen de agrarische bedrijfskavel worden gebruikt voor het opslaan van mest en kuilvoer, hooibalen en/of andere agrarische producten, mits;
- 1. dit om bedrijfseconomische, ontsluitings- of milieuredenen, bijvoorbeeld vanwege de nabijheid van woningen, noodzakelijk is;
- 2. de opslag van mest en kuilvoer, hooibalen en/of andere agrarische producten binnen de agrarische bedrijfskavel, dan wel direct aansluitend op de agrarische bedrijfskavel wordt gesitueerd;
- 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de landschappelijke en natuurlijke waarden, de geomorfologische, de archeologische en cultuurhistorische waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- e. het bepaalde in lid 3.5 onder f in die zin dat spoelplaatsen ten behoeve van de bollenteelt buiten een aaneengesloten bouwblok of de specifieke aangeduide wasplaatsen al dan niet binnen de agrarische bedrijfskavel worden aangelegd, mits:
- 1. deze vergunning eveneens niet wordt verleend op gronden die zijn voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap 1';
- 2. er sprake is van een goede en veilige verkeersontsluiting van het perceel;
- 3. er sprake is van een goede inpassing in het landschap overeenkomstig het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld;
- 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- f. het bepaalde in lid 3.5 onder h in die zin dat een bestaande bedrijfswoning, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, wordt gebruikt voor de huisvesting van meer dan één huishouden, mits:
- 1. deze vergunning uitsluitend wordt verleend ten behoeve van de huisvesting van een tweede (huishouden van een) persoon;
- 2. de bestaande bouwmassa niet wordt vergroot en er niet meer dan twee bedrijfswoningen worden gevestigd;
- 3. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- g. het bepaalde in lid 3.5 onder n in die zin dat de gronden ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering worden gebruikt voor sierteelt, fruitteelt, boomteelt, houtteelt of overige opgaande meerjarige teeltvormen, mits:
- 1. deze vergunning uitsluitend wordt verleend indien de gronden aansluiten op bestaande opgaande landschapselementen;
- 2. deze vergunning niet wordt verleend op gronden die ter plaatse zijn voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap 1';
- 3. een minimale afstand van 10,00 m wordt aangehouden tot aangrenzende agrarische productiegronden en woonbestemmingsgrenzen in verband met schaduwwerking;
- 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan landschappelijke, natuurlijke, geomorfologische en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- h. het bepaalde in lid 3.5 onder o in die zin dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak ten behoeve van het eigen hobbymatige gebruik met de daarbijbehorende bouwwerken, mits:
- 1. de paardrijbak zoveel mogelijk binnen een agrarische bedrijfskavel, dan wel daaraan grenzend, dan wel direct grenzend aan een bestemmingsvlak met bebouwing, ten hoogste 30,00 m vanaf de bestemmingsgrens of de grens van de agrarische bedrijfskavel, wordt gesitueerd;
- 2. bij beëindiging van het gebruik van de paardrijbak het agrarisch gebruik wordt hersteld;
- 3. er vanwege een paardrijdbak geen onevenredige hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor de nabijgelegen woonhuizen of woningen van derden;
- 4. de afstand tot een woonhuis van derden ten minste 15,00 m bedraagt;
- 5. de oppervlakte van de paardrijbak ten hoogste 800 m2 bedraagt;
- 6. een omheining uitsluitend transparant wordt toegepast met een maximale bouwhoogte van 1,80 m;
- 7. de paardrijbak niet wordt voorzien van bestrating of andere verharding;
- 8. er geen onevenredige verstoring van het bodemarchief wordt veroorzaakt;
- 9. er ten hoogste vier lichtmasten worden geplaatst;
- 10. de bouwhoogte van lichtmasten ten hoogste 5,00 m bedraagt en de lichtmasten direct grenzend aan de paardrijbak worden geplaatst, waarbij de lichtuitstraling gericht is op de paardrijbak;
- 11. de verlichting ten behoeve van een toegestane paardrijbak niet wordt gebruikt tussen 23.00 uur en 7.00 uur;
- 12. er sprake is van een goede inpassing in het landschap overeenkomstig het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld;
- 13. een paardrijbak niet aangelegd wordt achter een naburig perceel;
- 14. er ten hoogste één paardrijbak per perceel wordt toegestaan;
- 15. er geen bomen en/of houtgewassen worden gekapt, gerooid of geveld ten behoeve van de aanleg van de paardrijbak;
- 16. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet worden beperkt.
- i. het bepaalde in lid 3.5 onder q in die zin dat een toename van de bestaande ammoniakemissie kan worden toegestaan, mits:
- 1. deze afwijkingsbevoegdheid alleen toepasbaar is, als vooraf een schriftelijke rechtsoordeel van het wettelijk bevoegde gezag ter zake van de speciale bescherming van het te betrekken Natura 2000-gebied is afgegeven, waaruit blijkt dat uit oogpunt van deze bescherming, tegen de betreffende toename van de bestaande ammoniakemissie geen bedenkingen zijn. Bij ontbreken van dit bestuurlijk oordeel wordt een aanvraag buiten behandeling gelaten c.q. wordt deze geweigerd;
- 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de landschappelijke en natuurlijke waarden van de gronden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
3.9 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in dié zin dat:
Vergroten agrarische bedrijfskavel grondgebonden agrarisch bedrijf
- a. een agrarische bedrijfskavel voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel grondgebonden bedrijf', ten behoeve van de grondgebonden agrarische bedrijfsvoering met inbegrip van het daarbinnen gelegen aaneengesloten bouwblok wordt vergroot, mits:
- 1. de oppervlakte van de agrarische bedrijfskavel met inbegrip van het daarbinnen gelegen aaneengesloten bouwblok wordt vergroot tot ten hoogste 2 ha, dan wel indien de agrarische bedrijfskavel reeds een omvang heeft van 2 ha, het bouwblok wordt vergroot tot ten hoogste 2 ha;
- 2. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 10.000 m² zal bedragen;
- 3. er zicht is op een langdurige vergroting van de productieomvang als gevolg van schaalvergroting of extensivering/verbreding van de bedrijfsactiviteiten en de noodzakelijkheid van de bedrijfsuitbreiding is aangetoond;
- 4. er binnen de bestaande agrarische bedrijfskavel geen ruimte meer is voor de benodigde uitbreiding;
- 5. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bedrijfskavel en de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke waarden, de archeologische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- 7. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm.
Wijziging situering agrarische bedrijfskavel
- b. de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel grondgebonden bedrijf' qua situering wordt gewijzigd, met dien verstande dat:
- 1. er een bedrijfstechnische noodzaak moet zijn om ten behoeve van de bouw van bedrijfsgebouwen of het opslaan van mest, hooibalen en/of andere agrarische producten, de situering van de agrarische bedrijfskavel/het daarbinnen gelegen aaneengesloten bouwblok bij gelijkblijvende oppervlakte te wijzigen;
- 2. deze wijziging tevens kan worden toegepast bij gelijktijdige toepassing van de wijziging om de bedrijfskavel en het aaneengesloten bouwblok te vergroten, waarbij de omvang van de agrarische bedrijfskavel en het bouwblok niet groter dan 2 hectare wordt;
- 3. een inpassingsplan wordt opgesteld en de uitvoering hiervan wordt geborgd, waarbij de bedrijfskavel en de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing worden ingepast;
- 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Functiewijziging agrarische bedrijfskavel naar wonen
- c. de bestemming 'Agrarisch - 1', uitsluitend voor zover ter plaatse voorzien van een agrarische bedrijfskavel, wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' of 'Wonen - Voormalige boerderijpanden' ten behoeve van een functieverandering van een agrarische bedrijfskavel, mits:
- 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 17 of 18 van overeenkomstige toepassing zijn;
- 2. de agrarische bedrijfskavel ter plaatse wordt verwijderd;
- 3. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 4. de voormalige bedrijfsgebouwen, die landschapsontsierend zijn, worden gesaneerd ten behoeve van de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
- 5. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning;
- 6. het voormalige boerderijpand of andere beeldbepalende bouwvormen als landschappelijk waardevolle verschijningsvorm worden gehandhaafd;
- 7. de omvang van het bestemmingsvlak ten behoeve van het wonen ten hoogste 5.000 m² zal bedragen;
- 8. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Wijziging Ruimte-voor-Ruimte-Regeling
- d. de bestemming 'Agrarisch - 1', uitsluitend voor zover ter plaatse voorzien van een agrarische bedrijfskavel, wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' of 'Wonen - Voormalige boerderijpanden' ten behoeve van compensatie, mits:
- 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 17 of 18 van overeenkomstige toepassing zijn;
- 2. de agrarische bedrijfsfunctie ter plaatse is beëindigd en de agrarische bedrijfskavel ter plaatse wordt verwijderd;
- 3. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 4. op de betreffende voormalige agrarische bedrijfskavel ten minste 750 m² aan voormalige agrarische bedrijfsgebouwen, niet zijnde cultuurhistorisch waardevolle en/of karakteristieke gebouwen, wordt gesloopt, ten behoeve van de bouw van maximaal één woonhuis;
- 5. bij toepassing van de sloop alle bouwwerken, niet zijnde de cultuurhistorisch waardevolle en/of karakteristieke gebouwen, van het perceel worden verwijderd, zodanig dat volledige sloop plaatsvindt en het perceel op een kwalitatief goede wijze, passend in het landschap, wordt ingericht overeenkomstig het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld;
- 6. het ter compensatie van de sloop nieuw te bouwen woonhuis direct achter of naast het voormalig boerderijpand wordt gebouwd;
- 7. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere waarde;
- 8. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke waarden, de geomorfologische, cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Vergroten bestemmingsvlakken wonen
- e. de bestemming 'Agrarisch - 1' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' of 'Wonen - Voormaligeboerderijpanden' ten behoeve van het vergroten van bestemmingsvlakken, mits:
- 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 17 of 18 van overeenkomstige toepassing zijn;
- 2. de oppervlakte van het betreffende bestemmingsvlak voor het wonen na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid ten hoogste 5.000 m² zal bedragen;
- 3. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 4. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat het bestemmingsvlak en de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- 5. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke waarden, de archeologische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Verplaatsen bestemmingsvlakken wonen
- f. de bestemming 'Agrarisch - 1' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' of 'Wonen - Voormaligeboerderijpanden' ten behoeve van het verplaatsen van bestemmingsvlakken, mits:
- 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 17 of 18 van overeenkomstige toepassing zijn;
- 2. het voormalige (deel van het) bestemmingsvlak ter plaatse wordt verwijderd en de betreffende gronden worden voorzien van de bestemming 'Agrarisch - 1';
- 3. de huidige ligging van het bestemmingsvlak belemmeringen oplevert voor de omgeving, dan wel voor de bewoners zelf en er met een gewijzigde situering een verbetering kan worden bewerkstelligd;
- 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 5. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat het bestemmingsvlak en de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
Functieverandering agrarische bedrijfskavel naar niet-agrarische bedrijvigheid
- g. de bestemming 'Agrarisch - 1' uitsluitend voor zover ter plaatse voorzien van een agrarische bedrijfskavel, wordt gewijzigd in de bestemming 'Bedrijf', ten behoeve van een functieverandering van een agrarische bedrijfskavel, mits:
- 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van het artikel 5 van overeenkomstige toepassing zijn;
- 2. de agrarische bedrijfskavel ter plaatse wordt verwijderd;
- 3. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 4. de functie ondergebracht wordt in de bestaande, voormalig agrarisch gebruikte gebouwen, die aanwezig zijn op het moment van toepassing van deze wijziging en die ten minste drie jaar ten behoeve van het agrarisch gebruik in gebruik zijn geweest;
- 5. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de externe veiligheid. Voor het beoordelen van de externe veiligheid wordt de regionale brandweer om advies gevraagd, in geval de functiewijziging betrekking heeft op een agrarische bedrijfskavel of een deel daarvan dat zich binnen 200 m van een risicobron bevindt;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 4 Agrarisch - 2
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het agrarisch grondgebruik;
- b. de uitoefening van het agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel grondgebonden bedrijf';
- c. landbouwmechanisatiebedrijf, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – landbouwmechanisatiebedrijf’;
- d. het wonen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering ter plaatse van een agrarische bedrijfskavel;
- e. een tweede bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - tweede bedrijfswoning';
- f. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke, geomorfologische en cultuurhistorische waarden;
- g. doeleinden van natuurontwikkeling en agrarisch natuurbeheer;
- h. extensief dagrecreatief medegebruik van bestaande infrastructuur en voorzieningen;
- i. het behoud en het herstel van karakteristieke boerderijen ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
- j. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van karakteristieke bijgebouwen;
- k. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van kleine natuur- en landschapselementen;
- l. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van opgaande beplanting, ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel';
met daaraan ondergeschikt:
- m. cultuurgrond;
- n. nutsvoorzieningen;
- o. kleinschalige duurzame energiewinning;
- p. wegen, paden en overige oppervlakteverhardingen;
- q. beken, plassen, poelen, vennen, sloten en/of andere watergangen en/of -partijen al dan niet mede bestemd voor waterberging;
- r. terreinen voor evenementen;
met de daarbijbehorende:
- s. bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen;
- t. bedrijfswoningen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep, een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit en/of kinderopvang;
- u. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegevoegd.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van bouwwerken en de vormgeving van een aaneengesloten bouwblok ten behoeve van een goede aansluiting bij het landschappelijk karakteristiek en/of de landschappelijke hoofdstructuur, de woonsituatie en de natuurwaarden, waarbij telkens het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld toetsingskader zal zijn.
4.4 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 4.2.1 onder d in die zin dat het aaneengesloten bouwblok, uitsluitend ten behoeve van grondgebonden bedrijfsmatige activiteiten, ter plaatse van de aanduiding van een agrarische bedrijfskavel met een minimale omvang van 2 ha, wordt vergroot, mits:
- 1. deze vergunning uitsluitend wordt verleend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel grondgebonden bedrijf';
- 2. de oppervlakte van het aaneengesloten bouwblok wordt vergroot tot ten hoogste 2 ha ter plaatse van de aanduiding voor een agrarische bedrijfskavel;
- 3. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 7.500 m² zal bedragen;
- 4. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- 5. er zicht is op een langdurige vergroting van de productieomvang als gevolg van schaalvergroting of extensivering/verbreding van de bedrijfsactiviteiten en de noodzakelijkheid van de bedrijfsuitbreiding is aangetoond;
- 6. er binnen het bestaande aaneengesloten bouwblok geen ruimte meer is voor de benodigde uitbreiding;
- 7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke waarden, de geomorfologische, cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- 8. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm;
- b. het bepaalde in lid 4.2.1 onder d in die zin dat gebouwen en overkappingen buiten het aaneengesloten bouwblok worden gebouwd, mits:
- 1. deze gebouwen of overkappingen uitsluitend in de functie van schuilstallen voor het hobbymatig houden van vee worden gebouwd;
- 2. deze vergunning niet wordt verleend indien de gronden binnen een afstand van 250 m van het bouwperceel van de houder van het vee zijn gelegen;
- 3. er ten hoogste één gebouw of overkapping per hobbymatig houder van het vee wordt gebouwd;
- 4. de goothoogte van een gebouw of een overkapping ten hoogste 2,50 m zal bedragen;
- 5. de bouwhoogte van een gebouw of een overkapping ten hoogste 3,50 m zal bedragen;
- 6. de oppervlakte van een gebouw of een overkapping ten hoogste:
- 25 m² zal bedragen indien de houder van het vee beschikt over een oppervlakte van 1 tot 2 ha cultuurgrond;
- 50 m² zal bedragen indien de houder van het vee beschikt over een oppervlakte van 2 ha of meer cultuurgrond;
- 7. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- 8. als voorwaarde wordt gesteld dat bij beëindiging van het gebruik van een gebouw of een overkapping als schuilstal voor het houden van vee het gebouw wordt verwijderd en het agrarisch gebruik van de gronden wordt hersteld;
- 9. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- c. het bepaalde in lid 4.2.1 onder h in die zin dat een bedrijfsgebouw wordt gebouwd met een oppervlakte groter dan 500 m², mits:
- 1. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 10.000 m² zal bedragen;
- 2. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- d. het bepaalde in lid 4.2.1 onder h in die zin dat de goot- en/of bouwhoogte van bedrijfsgebouwen wordt vergroot tot ten hoogste 5,50 m respectievelijk 14,00 m, mits:
- 1. deze omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend als gevolg van milieumaatregelen en/of ten behoeve van het verbeteren van het dierenwelzijn;
- 2. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- e. het bepaalde in lid 4.2.1 onder h in die zin dat bedrijfsgebouwen worden gebouwd in de vorm van serrestallen of naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsgebouwen, mits:
- 1. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- f. het bepaalde in lid 4.2.2 onder a in die zin dat mestsilo's, -bassins of platen buiten het aaneengesloten bouwblok worden gebouwd, mits:
- 1. de diameter van een mestsilo ten hoogste 25,00 m zal bedragen;
- 2. de oppervlakte van een mestbassin of plaat, inclusief opstaande randen, ten hoogste 750 m² zal bedragen;
- 3. de bouwhoogte van een mestsilo ten hoogste 4,00 m, exclusief afdekking, zal bedragen;
- 4. de bouwhoogte van de opstaande randen van een mestbassin of plaat ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
- 5. tevens de in lid 4.6 onder c genoemde vergunning is verleend;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van mestvergisting en naar de aard daarmee gelijk te stellen activiteiten anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
- b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor niet-agrarische bedrijvigheid, anders dan bij het wonen toegestane beroepen en bedrijven tenzij de gronden daarvoor specifiek zijn aangeduid, dan wel waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
- c. het opslaan van mest, hooibalen en/of andere agrarische producten buiten het aaneengesloten bouwblok, met uitzondering van tijdelijke opslag van landbouwproducten (maximaal zes maanden per jaar), tenzij in de bestaande situatie opslag buiten een aaneengesloten bouwblok is gesitueerd, in welk geval de opslag van mest, hooibalen en/of andere agrarische producten op de bestaande locatie is toegestaan;
- d. het opslaan van agrarische producten binnen de agrarische bedrijfskavel voor zover het gronden betreft die gelegen zijn voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het dichtst bij de weg gelegen bedrijfsgebouw, tenzij in de bestaande situatie opslag voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het dichtst bij de weg gelegen gebouw is gesitueerd, in welk geval de opslag op de bestaande locatie is toegestaan;
- e. het opslaan van niet-agrarische producten, auto's, caravans en boten anders dan in gebouwen;
- f. het gebruik van spoelplaatsen ten behoeve van de bollenteelt buiten de aaneengesloten bouwblokken;
- g. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en/of de aanleg van wegen en paden anders dan ten behoeve van het agrarisch gebruik (buiten het bouwblok) of de bereikbaarheid van bebouwde agrarische percelen;
- h. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één bedrijfswoning ontstaat.
- i. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
- j. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
- k. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
- 1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
- 2. het beroep of bedrijf wordt uitgeoefend in een vrijstaand bijgebouw;
- 3. de beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de oppervlakte van de bedrijfswoning, de aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 100 m²;
- 4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
- 5. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
- l. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
- m. het gebruik van een bedrijfswoning voor kinderopvang waarbij meer dan zes kinderen, inclusief de eigen kinderen, worden opgevangen;
- n. het gebruik van gronden ten behoeve van de sierteelt, fruitteelt, boomteelt, houtteelt, of overige opgaande meerjarige teeltvormen hoger dan 1,50 m, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
- o. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak met de daarbijbehorende bouwwerken, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
- p. het gebruik van verlichting ten behoeve van een toegestane paardrijbak tussen 23.00 uur en 7.00 uur;
- q. het gebruik van de gronden ten behoeve van containerteelt;
- r. het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van de huisvesting van vee indien en voor zover de bestaande ammoniakemissie toeneemt;
- s. het verwijderen van een houtsingel ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel'.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 4.5. onder a in die zin dat de uitoefening van een agrarisch bedrijf, al dan niet in samenhang met bouwactiviteiten, wordt gecombineerd met het vergisten van mest en het verhandelen van de daarbij vrijkomende energie, indien sprake is van één van de volgende wijzen van mestvergisting:
- het bedrijf verwerkt in hoofdzaak eigen geproduceerde mest en voegt eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toe; de co-vergiste mest wordt op de tot het bedrijf behorende gronden gebruikt en naar derden afgevoerd;
- het bedrijf verwerkt aangevoerde mest geproduceerd door derden en voegt eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toe; de co-vergiste mest wordt op de tot het bedrijf behorende gronden gebruikt,
mits:
- 1. de gronden ter plaatse zijn voorzien van een aanduiding voor een agrarische bedrijfskavel;
- 2. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 3. de gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken ten behoeve van de (bedrijfseigen) mest- en/of organische (bij)-productvergisting ten hoogste 2.500 m² zal bedragen en de bouwwerken worden gebouwd binnen het aaneengesloten bouwblok;
- 4. de capaciteit van de vergisting ten hoogste 100 ton per dag bedraagt;
- 5. de bouwhoogte van een mest- en/of organische (bij)productvergistingsinstallatie ten hoogste 10,00 m zal bedragen;
- 6. er sprake is van een agrarische bedrijfskavel, gelegen aan een weg, die berekend is op zwaar verkeer;
- 7. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- 8. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- b. het bepaalde in lid 3.5 in die zin dat de gronden mogen worden gebruikt voor kleinschalige duurzameenergiewinning:als bedoeld in artikel 1.65, zulks ten behoeve van woningen en/of bedrijven, mits:
- 1. de kleinschalige duurzame energiewinning in hoofdzaak ten behoeve van een woonfunctie en/of bedrijfsfunctie plaatsvindt;
- 2. de kleinschalige duurzame energiewinning plaatsvindt binnen een aaneengesloten grondoppervlakte van ten hoogste 50 m2;
- 3. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van de kleinschalige duurzame energiewinning niet meer bedraagt dan 2 m;
- 4. de kortste afstand tot de bestemmingsgrens van de aangesloten woon- of bedrijfsbebouwing ten hoogste 50 m bedraagt;
- 5. een goede landschappelijke inpassing is gewaarborgd;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke waarden, de archeologische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- c. het bepaalde in lid 4.5 onder b en k in die zin dat de uitoefening van een agrarisch bedrijf, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, wordt gecombineerd met een ondergeschikte tweede tak of een deeltijdfunctie in de vorm van de in Bijlage 3 Specifieke toetsingscriteria ondergeschikte tweedetak of deeltijdfunctie opgenomen bedrijvigheid, mits:
- 1. de gronden ter plaatse zijn voorzien van een aanduiding voor een agrarische bedrijfskavel;
- 2. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 3. de gezamenlijke oppervlakte die wordt gebruikt ten behoeve van de ondergeschikte tweede tak of de deeltijdfunctie ten hoogste 350 m² bedraagt, tenzij er sprake is van een paardenhouderij in welk geval de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 500 m² zal bedragen;
- 4. er sprake is van een ligging aan een weg, die geschikt is voor een eventuele toename van (zwaar) verkeer;
- 5. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- d. het bepaalde in lid 4.5 onder c in die zin dat gronden en bouwwerken buiten het aaneengesloten bouwblok al dan niet binnen de agrarische bedrijfskavel worden gebruikt voor het opslaan van mest en kuilvoer, hooibalen en/of andere agrarische producten, mits:
- 1. dit om bedrijfseconomische, ontsluitings- of milieuredenen, bijvoorbeeld vanwege de nabijheid van woningen, noodzakelijk is;
- 2. de opslag van mest en kuilvoer, hooibalen en/of andere agrarische producten binnen de agrarische bedrijfskavel, dan wel direct aansluitend op de agrarische bedrijfskavel wordt gesitueerd;
- 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de landschappelijk en natuurlijke waarden, de geomorfologische, de archeologische en cultuurhistorische waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- e. het bepaalde in lid 4.5 onder f in die zin dat spoelplaatsen ten behoeve van de bollenteelt buiten een aaneengesloten bouwblok al dan niet binnen de agrarische bedrijfskavel worden aangelegd, mits:
- 1. deze vergunning niet wordt verleend op gronden die zijn voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap 1';
- 2. er sprake is van een goede en veilige verkeersontsluiting van het perceel;
- 3. er sprake is van een goede inpassing in het landschap overeenkomstig het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld;
- 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- f. het bepaalde in lid 4.5 onder h in die zin dat een bestaande bedrijfswoning, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, wordt gebruikt voor de huisvesting van meer dan één huishouden, mits:
- 1. deze vergunning uitsluitend wordt verleend ten behoeve van de huisvesting van een tweede (huishouden van een) persoon;
- 2. de bestaande bouwmassa niet wordt vergroot en er niet meer dan twee bedrijfswoningen worden gevestigd;
- 3. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- g. het bepaalde in lid 4.5 onder n in die zin dat de gronden ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering worden gebruikt voor sierteelt, fruitteelt, boomteelt, houtteelt of overige opgaande meerjarige teeltvormen, mits:
- 1. deze vergunning uitsluitend wordt verleend indien de gronden aansluiten op bestaande opgaande landschapselementen;
- 2. deze vergunning niet wordt verleend op gronden die ter plaatse zijn voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap 1';
- 3. een minimale afstand van 10,00 m wordt aangehouden tot aangrenzende agrarische productiegronden en woonbestemmingsgrenzen in verband met schaduwwerking;
- 4. er sprake is van een goede inpassing in het landschap overeenkomstig het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld;
- 5. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan landschappelijke, natuurlijke, geomorfologische en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- h. het bepaalde in lid 4.5 onder o in die zin dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak ten behoeve van het eigen hobbymatige gebruik met de daarbijbehorende bouwwerken, mits:
- 1. de paardrijbak zoveel mogelijk binnen een agrarische bedrijfskavel, dan wel daaraan grenzend, dan wel direct grenzend aan een bestemmingsvlak met bebouwing, ten hoogste 30,00 m vanaf de bestemmingsgrens of de grens van de agrarische bedrijfskavel, wordt gesitueerd;
- 2. bij beëindiging van het gebruik van de paardrijbak het agrarisch gebruik wordt hersteld;
- 3. er vanwege een paardrijdbak geen onevenredige hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor de nabijgelegen woonhuizen of woningen van derden;
- 4. de afstand tot een woonhuis van derden ten minste 15,00 m bedraagt;
- 5. de oppervlakte van de paardrijbak ten hoogste 800 m2 bedraagt;
- 6. een omheining uitsluitend transparant wordt toegepast met een maximale bouwhoogte van 1,80 m;
- 7. de paardrijbak niet wordt voorzien van bestrating of andere verharding;
- 8. er geen onevenredige verstoring van het bodemarchief wordt veroorzaakt;
- 9. er ten hoogste 4 lichtmasten worden geplaatst;
- 10. de bouwhoogte van lichtmasten ten hoogste 5,00 m bedraagt en de lichtmasten direct grenzend aan de paardrijbak worden geplaatst, waarbij de lichtuitstraling gericht is op de paardrijbak;
- 11. de verlichting ten behoeve van een toegestane paardrijbak niet wordt gebruikt tussen 23.00 uur en 7.00 uur;
- 12. er sprake is van een goede inpassing in het landschap overeenkomstig het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld;
- 13. een paardrijbak niet aangelegd wordt achter een naburig perceel;
- 14. er ten hoogste één paardrijbak per perceel wordt toegestaan;
- 15. er geen bomen en/of houtgewassen worden gekapt, gerooid of geveld ten behoeve van de aanleg van de paardrijbak;
- 16. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet worden beperkt.
- i. het bepaalde in lid 4.5 onder r in die zin dat een toename van de bestaande ammoniakemissie kan worden toegestaan, mits:
- 1. deze afwijkingsbevoegdheid alleen toepasbaar is, als vooraf een schriftelijke rechtsoordeel van het wettelijk bevoegde gezag ter zake van de speciale bescherming van het te betrekken Natura 2000-gebied is afgegeven, waaruit blijkt dat uit oogpunt van deze bescherming, tegen de betreffende toename van de bestaande ammoniakemissie geen bedenkingen zijn. Bij ontbreken van dit bestuurlijk oordeel wordt een aanvraag buiten behandeling gelaten c.q. wordt deze geweigerd;
- 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de landschappelijke en natuurlijke waarden van de gronden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
4.9 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in dié zin dat:
Vergroten agrarische bedrijfskavel grondgebonden agrarisch bedrijf
- a. een agrarische bedrijfskavel voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel grondgebonden bedrijf' ten behoeve van de grondgebonden agrarische bedrijfsvoering met inbegrip van het daarbinnen gelegen aaneengesloten bouwblok wordt vergroot, mits:
- 1. de oppervlakte van de agrarische bedrijfskavel met inbegrip van het daarbinnen gelegen aaneengesloten bouwblok wordt vergroot tot ten hoogste 2,00 ha;
- 2. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 7.500 m² zal bedragen;
- 3. er zicht is op een langdurige vergroting van de productieomvang als gevolg van schaalvergroting of extensivering/verbreding van de bedrijfsactiviteiten en de noodzakelijkheid van de bedrijfsuitbreiding is aangetoond;
- 4. er binnen de bestaande agrarische bedrijfskavel geen ruimte meer is voor de benodigde uitbreiding;
- 5. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bedrijfskavel en de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke waarden, de archeologische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- 7. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm.
Wijziging situering agrarische bedrijfskavel
- b. de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel grondgebonden bedrijf' qua situering wordt gewijzigd, met dien verstande dat:
- 1. er een bedrijfstechnische noodzaak moet zijn om ten behoeve van de bouw van bedrijfsgebouwen of het opslaan van mest, hooibalen en/of andere agrarische producten, de situering van de agrarische bedrijfskavel/het daarbinnen gelegen aaneengesloten bouwblok bij gelijkblijvende oppervlakte te wijzigen;
- 2. deze wijziging tevens kan worden toegepast bij gelijktijdige toepassing van de wijziging om de bedrijfskavel en het aaneengesloten bouwblok te vergroten, waarbij de omvang van de agrarische bedrijfskavel en het bouwblok niet groter dan 2 hectare wordt;
- 3. een inpassingsplan wordt opgesteld en de uitvoering hiervan wordt geborgd, waarbij de bedrijfskavel en de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing worden ingepast;
- 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Algemene wijziging naar bos en natuur
- c. de bestemming 'Agrarisch - 2' wordt gewijzigd in de bestemming 'Bos - 1', mits:
- 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 8 van overeenkomstige toepassing zijn;
- 2. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 3. de wijziging past binnen het beleid met betrekking tot de Ecologische Hoofdstructuur, dan wel betrekking heeft op particulier natuurbeheer;
- 4. de wijzigingsbevoegdheid niet eerder wordt toegepast dan nadat de betreffende gronden in zijn geheel voor de daadwerkelijke natuurontwikkeling zijn verworven of aangewezen;
- 5. rekening wordt gehouden met voorzienbare nieuwe infrastructuur, dorpsuitbreidingen en (uitbreiding van) bedrijventerreinen;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de geomorfologische, de archeologische en cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- 7. de wijziging uitsluitend wordt toegepast op basis van een inrichtingsplan dat in elk geval inzicht geeft in de bodemingrepen, de gevolgen voor de waterhuishouding en het toekomstig landschapsbeeld. De omzetting en inrichting van de in het wijzigingsplan begrepen gronden moet in overeenstemming met het bij het wijzigingsplan behorende en gewaarmerkte inrichtingsplan plaatsvinden;
- 8. er voor het toepassing geven aan de wijzigingsbevoegdheid een planschade overeenkomst is gesloten.
Functiewijziging agrarische bedrijfskavel naar wonen
- d. de bestemming 'Agrarisch - 2', uitsluitend voor zover ter plaatse voorzien van een agrarische bedrijfskavel, wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' of 'Wonen - Voormalige boerderijpanden' ten behoeve van een functieverandering van een agrarische bedrijfskavel, mits:
- 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 17 of 18 van overeenkomstige toepassing zijn;
- 2. de agrarische bedrijfskavel ter plaatse wordt verwijderd;
- 3. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 4. de voormalige bedrijfsgebouwen, die landschapsontsierend zijn, worden gesaneerd ten behoeve van de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
- 5. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning;
- 6. het voormalige boerderijpand of andere beeldbepalende bouwvormen als landschappelijk waardevolle verschijningsvorm worden gehandhaafd;
- 7. de omvang van het bestemmingsvlak ten behoeve van het wonen ten hoogste 5.000 m² zal bedragen;
- 8. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Wijziging Ruimte-voor-Ruimte-Regeling
- e. de bestemming 'Agrarisch - 2', uitsluitend voor zover ter plaatse voorzien van een agrarische bedrijfskavel, wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' of 'Wonen - Voormalige boerderijpanden' ten behoeve van compensatie, mits:
- 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 17 of 18 van overeenkomstige toepassing zijn;
- 2. de agrarische bedrijfsfunctie ter plaatse is beëindigd en de agrarische bedrijfskavel ter plaatse wordt verwijderd;
- 3. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 4. op de betreffende voormalige agrarische bedrijfskavel ten minste 750 m² aan voormalige agrarische bedrijfsgebouwen, niet zijnde cultuurhistorisch waardevolle en/of karakteristieke gebouwen, wordt gesloopt, ten behoeve van de bouw van maximaal één woonhuis;
- 5. bij toepassing van de sloop alle bouwwerken, niet zijnde de cultuurhistorisch waardevolle en/of karakteristieke gebouwen, van het perceel worden verwijderd, zodanig dat volledige sloop plaatsvindt en het perceel op een kwalitatief goed wijze, passend in het landschap, wordt ingericht overeenkomstig het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld;
- 6. het ter compensatie van de sloop nieuw te bouwen woonhuis direct achter of naast het voormalig boerderijpand wordt gebouwd;
- 7. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere waarde;
- 8. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke waarden, de geomorfologische, cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Vergroten bestemmingsvlakken wonen
- f. de bestemming 'Agrarisch - 2' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' of 'Wonen - Voormaligeboerderijpanden' ten behoeve van het vergroten van bestemmingsvlakken, mits:
- 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 17 of 18 van overeenkomstige toepassing zijn;
- 2. de oppervlakte van het betreffende bestemmingsvlak voor het wonen na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid ten hoogste 5.000 m² zal bedragen;
- 3. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 4. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat het bestemmingsvlak en de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- 5. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de archeologische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Verplaatsen bestemmingsvlakken wonen
- g. de bestemming 'Agrarisch - 2' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' of 'Wonen - Voormaligeboerderijpanden' ten behoeve van het verplaatsen van bestemmingsvlakken, mits:
- 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 14 of 15 van overeenkomstige toepassing zijn;
- 2. het voormalige bestemmingsvlak ter plaatse wordt verwijderd en de betreffende gronden worden voorzien van de bestemming 'Agrarisch - 2';
- 3. de huidige ligging van het bestemmingsvlak belemmeringen oplevert voor de omgeving, dan wel voor de bewoners zelf en er met een gewijzigde situering een verbetering kan worden bewerkstelligd;
- 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 5. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat het bestemmingsvlak en de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing worden ingepast;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Functieverandering agrarische bedrijfskavel naar niet-agrarische bedrijvigheid
- h. de bestemming 'Agrarisch - 2' uitsluitend voor zover ter plaatse voorzien van een agrarische bedrijfskavel, wordt gewijzigd in de bestemming 'Bedrijf' ten behoeve van een functieverandering van een agrarische bedrijfskavel, mits:
- 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 5 van overeenkomstige toepassing zijn;
- 2. de agrarische bedrijfskavel ter plaatse wordt verwijderd;
- 3. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 4. de functie ondergebracht wordt in de bestaande, voormalig agrarisch gebruikte gebouwen, die aanwezig zijn op het moment van toepassing van deze wijziging en die ten minste drie jaar ten behoeve van het agrarisch gebruik in gebruik zijn geweest;
- 5. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de externe veiligheid. Voor het beoordelen van de externe veiligheid wordt de regionale brandweer om advies gevraagd, in geval de functiewijziging betrekking heeft op een agrarische bedrijfskavel of een deel daarvan dat zich binnen 200 m van een risicobron bevindt;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 5 Bedrijf
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van bedrijven, welke zijn genoemd in Bijlage 4Algemene bedrijvenlijst onder de categorieën 1 en 2, niet zijnde geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
- b. bestaande bedrijven;
- c. atelier/galerie en detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - galerie/atelier en detailhandel';
- d. bedrijfswoningen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep, een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit en/of kinderopvang;
- e. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van karakteristieke bijgebouwen;
- f. opgaande beplanting/groenstroken, ter plaatse van de aanduiding 'groen';
met daaraan ondergeschikt:
- g. kleinschalige duurzame energiewinning;
- h. wegen en paden;
- i. water;
- j. met de daarbijbehorende:
- k. tuinen, erven en terreinen;
- l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegevoegd.
5.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 5.2.1 onder b in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 75% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak zal bedragen, mits:
- 1. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 2.500 m² zal bedragen;
- 2. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- b. het bepaalde in lid 5.2.1 onder f in die zin dat een bedrijfsgebouw wordt gebouwd met een oppervlakte groter dan 500 m², mits:
- 1. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 2.500 m² zal bedragen;
- 2. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- c. het bepaalde in lid 5.2.1 onder f in die zin dat de goot- en/of bouwhoogte van bedrijfsgebouwen wordt vergroot tot ten hoogste 5,50 m respectievelijk 14,00 m, mits:
- 1. de vergroting noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering;
- 2. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- d. het bepaalde in lid 5.2.1 en toestaan dat ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - afwijkingsgebied' een vervangende woning wordt gebouwd naast het bestaande hoofdgebouw, mits:
- 1. de vrijgekomen ruimte in het hoofdgebouw een passende bedrijfsmatige functie krijgt;
- 2. het groene voorerf en de groene afscherming aan zijkant van het erf behouden blijven;
- 3. het perceel ontwikkeld en ingericht wordt als één erf met de bestaande bebouwing op het perceel;
- 4. de vormgeving van de bebouwing passend is bij het karakter van Lhee, waarbij het een moderne 'touch' mag hebben;
- 5. de oppervlakte van de woning niet meer dan 150 m2 bedraagt;
5.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bedrijvigheid anders dan genoemd in lid 5.1;
- b. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
- 1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
- 2. het beroep of bedrijf wordt uitgeoefend in een vrijstaand bijgebouw;
- 3. de beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de oppervlakte van de bedrijfswoning, de aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 100 m²;
- 4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
- 5. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
- c. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
- d. het gebruik van een bedrijfswoning voor kinderopvang waarbij meer dan zes kinderen, inclusief de eigen kinderen, worden opgevangen;
- e. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat;
- f. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een zorgfunctie;
- g. het opslaan van producten, materialen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen zaken en/of het stallen van caravans en boten anders dan in gebouwen;
- h. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
- i. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel;
- j. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak met de daarbijbehorende bouwwerken, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 5.4 onder a in die zin dat de gronden en bouwwerken, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor bedrijven, welke naar de aard en de invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de in lid 5.1 onder a genoemde bedrijven, mits:
- 1. het niet betreft detailhandelsbedrijven, geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
- 2. zwaar verkeer of veel verkeer aantrekkende bedrijvigheid uitsluitend aan wegen, die daarop zijn berekend, gevestigd wordt;
- 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- b. het bepaalde in lid 5.4 onder c en h in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor recreatieappartementen ten behoeve van recreatieve bewoning in karakteristieke bijgebouwen, mits:
- 1. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 2. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- 3. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- c. het bepaalde in lid 5.4 onder d in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor kinderopvang voor meer dan zes kinderen, mits:
- 1. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste een/derde deel van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
- 2. de kinderopvang plaatsvindt binnen de bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw;
- 3. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 5. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- d. het bepaalde in lid 5.4 onder f in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt ten behoeve van een zorgfunctie, mits:
- 1. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste een/derde deel van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
- 2. de zorgfunctie plaatsvindt binnen de bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw;
- 3. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 5. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 6. het aantal zorg- en/of opvangplaatsen niet meer bedraagt dan 5;
- 7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- e. het bepaalde in lid 5.4 onder h in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning in de vorm van bed and breakfast, mits:
- 1. de logiesverstrekking plaatsvindt binnen de bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw. Er wordt uitgegaan van een bestaande entree (deur);
- 2. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste een/derde deel van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
- 3. er maximaal drie kamers met in totaal 10 slaapplaatsen gerealiseerd worden;
- 4. er geen keukenblok in de kamers wordt gemaakt;
- 5. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 6. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- f. het bepaalde in lid 5.4 onder j in die zin dat gronden, voor zover gelegen binnen het bestemmingsvlak met bebouwing, worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak ten behoeve van het eigen hobbymatige gebruik met de daarbijbehorende bouwwerken, mits:
- 1. er vanwege een paardrijdbak geen onevenredige hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor de nabijgelegen woonhuizen of woningen van derden;
- 2. de afstand tot een woonhuis van derden ten minste 15,00 m bedraagt;
- 3. de oppervlakte van de paardrijbak ten hoogste 800 m2 bedraagt;
- 4. een omheining uitsluitend transparant wordt toegepast met een maximale bouwhoogte van 1,80 m;
- 5. de paardrijbak niet wordt voorzien van bestrating of andere verharding;
- 6. er geen onevenredige verstoring van het bodemarchief wordt veroorzaakt;
- 7. er ten hoogste vier lichtmasten worden geplaatst;
- 8. de bouwhoogte van lichtmasten ten hoogste 5,00 m bedraagt en de lichtmasten direct grenzend aan de paardrijbak worden geplaatst, waarbij de lichtuitstraling gericht is op de paardrijbak;
- 9. de verlichting ten behoeve van een toegestane paardrijbak niet wordt gebruikt tussen 23.00 uur en 7.00 uur;
- 10. er sprake is van een goede inpassing in het landschap overeenkomstig het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld;
- 11. een paardrijbak niet aangelegd wordt achter een naburig perceel;
- 12. er ten hoogste één paardrijbak per perceel wordt toegestaan;
- 13. er geen bomen en/of houtgewassen worden gekapt, gerooid of geveld ten behoeve van de aanleg van de paardrijbak;
- 14. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet worden beperkt.
5.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
5.7 Wijzigingsbevoegdheid
- a. Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in dié zin dat de bestemming 'Bedrijf', wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' al dan niet in combinatie met een gedeeltelijke wijziging in de bestemming 'Agrarisch - 1' of 'Agrarisch - 2', mits:
- 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 14 en/of artikel 3 of 4 van overeenkomstige toepassing zijn;
- 2. het bestemmingsvlak 'Wonen' wordt afgestemd op de feitelijke situatie en eventueel buiten het bestemmingsvlak 'Wonen' liggende gronden worden voorzien van de bestemming 'Agrarisch - 1' of 'Agrarisch - 2';
- 3. de bedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn beëindigd;
- 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzen de (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 5. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 6 Bedrijf - Gasdrukmeet- En Regelstation
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Gasdrukmeet- en regelstation' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de aanleg en instandhouding van een gasdrukmeet- en regelstation;
- b. ondergrondse en bovengrondse leidingen en toebehoren;
met de daarbij behorende:
- c. gebouwen;
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- e. wegen en paden;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. lichtvoorzieningen;
- h. erf- en terreinafscheidingen;
- i. groenvoorzieningen.
6.2 Bouwregels
Artikel 7 Bedrijf - Nutsvoorziening
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. terreinen ten behoeve van de energievoorziening, waterregulering en naar de aard daarmee gelijk te stellen nutsvoorzieningen, niet zijnde geluidzonderingsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
met daaraan ondergeschikt:
- b. kleinschalige duurzame energiewinning;
met de daarbij behorende:
- c. gebouwen en overkappingen;
- d. wegen en paden;
- e. beplanting en bebossing;
- f. sloten en naar de aard daarmee gelijk te stellen waterlopen;
- g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder sluizen.
7.2 Bouwregels
Artikel 8 Bos - 1
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bos - 1'aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bosbeheer en houtproductie;
- b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische, natuurlijke en de landschappelijke waarden van de bosgebieden en de structuurbepalende boombeplanting;
- c. beken, plassen, poelen, vennen, sloten en/of andere watergangen en/of -partijen al dan niet mede bestemd voor waterberging;
met daaraan ondergeschikt:
- d. het extensief dagrecreatief medegebruik en educatief medegebruik van bestaande infrastructuur en voorzieningen;
- e. wegen en paden;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. nutsvoorzieningen;
- h. kleinschalige duurzame energiewinning;
- i. de winning van organisch materiaal ten behoeve van biobrandstof en/of compostering;
met de daarbijbehorende:
- j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.2 Bouwregels
8.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het opslaan van mest en/of andere landbouwproducten;
- b. het scheuren, het omzetten en/of anderszins ingrijpend wijzigen van gronden ten behoeve van een permanent ander gebruik;
- c. het geheel of gedeeltelijk verharden van zandwegen en/of zandpaden;
- d. het inrichten van gronden zodanig dat de bestaande landschappelijke kenmerken wezenlijk worden veranderd en/of de waterhuishouding buiten de betreffende natuurgronden onevenredig wordt geschaad.
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 9 Bos - 2
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bos - 2'aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bosbeheer en houtproductie;
- b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische, natuurlijke en de landschappelijke waarden van de bosgebieden en de structuurbepalende boombeplanting;
- c. beken, plassen, poelen, vennen, sloten en/of andere watergangen en/of -partijen al dan niet mede bestemd voor waterberging;
met daaraan ondergeschikt:
- d. het extensief dagrecreatief medegebruik en educatief medegebruik van bestaande infrastructuur en voorzieningen;
- e. wegen en paden;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. nutsvoorzieningen;
- h. kleinschalige duurzame energiewinning;
- i. de winning van organisch materiaal ten behoeve van biobrandstof en/of compostering;
met de daarbijbehorende:
- j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.2 Bouwregels
9.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het opslaan van mest en/of andere landbouwproducten;
- b. het scheuren, het omzetten en/of anderszins ingrijpend wijzigen van gronden ten behoeve van een permanent ander gebruik;
- c. het geheel of gedeeltelijk verharden van zandwegen en/of zandpaden;
- d. het inrichten van gronden zodanig dat de bestaande landschappelijke kenmerken wezenlijk worden veranderd en/of de waterhuishouding buiten de betreffende natuurgronden onevenredig wordt geschaad.
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 10 Detailhandel
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van detailhandelsbedrijven;
- b. bedrijfswoningen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep, een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit en/of kinderopvang;
met daaraan ondergeschikt:
- c. kleinschalige duurzame energiewinning;
- d. wegen en paden;
- e. water;
met de daarbij behorende:
- f. tuinen, erven en terreinen;
- g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.2 Bouwregels
Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn gevoegd.
10.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 10.2.1, onder c in die zin dat de gezamelijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak zal bedragen, mits:
- 1. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 1.500 m2 zal bedragen;
- 2. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot bestaande bebouwing wordt ingepast;
- b. het bepaalde in lid 10.2.1, onder g in die zin dat een bedrijfsgebouw wordt gebouwd met een oppervlakte groter dan 500 m2, mits:
- 1. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 2.500 m2 zal bedragen;
- 2. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- c. het bepaalde in lid 10.2.1, onder g in die zin dat de goothoogte van bedrijfsgebouwen wordt vergroot tot ten hoogste 5,5 m, mits:
- 1. de vergroting noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering;
- 2. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
10.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
- 1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door een van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
- 2. het beroep of bedrijf wordt uitgeoefend in een vrijstaand bijgebouw;
- 3. de beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de oppervlakte van de bedrijfswoning, de aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 100 m2;
- 4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
- 5. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
- b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
- c. het gebruik van een bedrijfswoning voor kinderopvang waarbij meer dan zes kinderen, inclusief de eigen kinderen, worden opgevangen;
- d. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat;
- e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een zorgfunctie;
- f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
- g. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak met de daarbij behorende bouwwerken, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend.
10.5 Afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 10.4, onder b en f in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor recreatieappartementen ten behoeve van recreatieve bewoning in karakteristieke bijgebouwen, mits:
- 1. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijheden worden beperkt;
- 2. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- 3. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m2 bedraagt;
- 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- b. het bepaalde in lid 10.4, onder c in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor kinderopvang voor meer dan zes kinderen, mits:
- 1. de gebruiksoppervlakte ten hoogse 100 m2 en ten hoogste een/derde deel van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
- 2. de kinderopvang plaatsvindt binnen de bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw;
- 3. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 5. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogse 250 m2 bedraagt;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- c. het bepaalde in lid 10.4, onder e in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt ten behoeve van een zorgfunctie, mits:
- 1. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m2 en ten hoogste een/derde deel van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen zal bedragen;
- 2. de zorgfunctie plaatsvindt binnen de bedrijfswoning, een aan- of uitbouwen of een aangebouwd bijgebouw;
- 3. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 5. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m2 bedraagt;
- 6. het aantal zorg- en/of opvangplaatsen niet meer bedraagt dan 5;
- 7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- d. het bepaalde in lid 10.4, onder f in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning in de vorm van bed and breakfast, mits:
- 1. de logiesverstrekking plaatsvindt binnen de bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw. Er wordt uitgegaan van een bestaande entree (deur);
- 2. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m2 en ten hoogste een/derde deel van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
- 3. er maximaal drie kamers met in totaal tien slaapplaatsen gerealiseerd worden;
- 4. er geen keukenblok in de kamers wordt gemaakt;
- 5. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 6. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m2 bedraagt;
- 7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- e. het bepaalde in lid 10.4, onder g in die zin dat gronden, voor zover gelegen binnen het bestemmingsvlak, worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak ten behoeve van het eigen hobbymatig gebruik met de daarbij behorende bouwwerken, mits:
- 1. er vanwege een paardrijbak geen onevenredige hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor de nabijgelegen woonhuizen of woningen van derden;
- 2. de afstand tot een woonhuis van derden ten minste 15 m bedraagt;
- 3. de oppervlakte van de paardrijbak ten hoogste 800 m2 bedraagt;
- 4. een omheining uitsluitend transparant wordt toegepast met een maixmale bouwhoogte van 1,8 m;
- 5. de paardrijbak niet wordt voorzien van bestrating of andere verharding;
- 6. er geen onevenredige verstoring van het bodemarchief wordt veroorzaakt;
- 7. er ten hoogste vier lichtmasten worden geplaatst;
- 8. de bouwhoogte van lichtmasten ten hoogste 5 m bedraagt en de lichtmasten direct grenzend aan de paardrijbak worden geplaatst, waarbij de lichtuitstraling gericht is op de paardrijbak;
- 9. er sprake is van een goede inpassing in het landschap overeenkomstig het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld;
- 10. een paardrijbak niet aangelegd wordt achter een naburig perceel;
- 11. er ten hoogste één paardrijbak per perceel wordt aangelegd;
- 12. er geen bomen en/of houtgewassen worden gekapt, gerooid of geveld ten behoeve van de aanleg van de paardrijbak;
- 13. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet worden beperkt.
10.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:
- a. de bestemming 'Detailhandel' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen', al dan niet in combinatie met een gedeeltelijke wijziging in de bestemming 'Agrarisch - 1' of 'Agrarisch - 2', mits:
- 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 17 en/of artikel 3 of 4 van overeenkomstige toepassing zijn;
- 2. het bestemmingsvlak Wonen wordt afgestemd op de feitelijke situatie en eventueel buiten het bestemmingsvlak Wonen liggende gronden worden voorzien van de bestemming 'Agrarisch - 1' of 'Agrarisch - 2';
- 3. de bedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn beëindigd;
- 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 5. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
Artikel 11 Groen
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen'aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen, sport- en speelvoorzieningen, bomen, waterpartijen, openbare nutsvoorzieningen en wandelpaden;
- b. waterpartijen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
met de daarbijbehorende:
- c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
11.2 Bouwregels
Artikel 12 Horeca - 1
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van horecabedrijven, in de vorm van cafés, restaurants (geen afhaalrestaurants), hotels en/of pensions, dan wel een combinatie daarvan,
- b. bedrijfswoningen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep, een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit en/of kinderopvang;
- c. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van karakteristieke bijgebouwen;
met daaraan ondergeschikt:
- d. kleinschalige duurzame energiewinning;
- e. wegen en paden;
- f. water;
met de daarbijbehorende:
- g. tuinen, erven en terreinen;
- h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
12.2 Bouwregels
Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegevoegd.
12.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 12.2.1 onder c in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 75% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak zal bedragen, mits:
- 1. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 2.500 m² zal bedragen;
- 2. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- b. het bepaalde in lid 12.2.1 onder g in die zin dat een bedrijfsgebouw wordt gebouwd met een oppervlakte groter dan 500 m², mits:
- 1. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 2.500 m² zal bedragen;
- 2. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- c. het bepaalde in lid 12.2.1 onder g in die zin dat de goothoogte van bedrijfsgebouwen wordt vergroot tot ten hoogste 5,50 m, mits:
- 1. de vergroting noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering;
- 2. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
12.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
- 1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
- 2. het beroep of bedrijf wordt uitgeoefend in een vrijstaand bijgebouw;
- 3. de beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de oppervlakte van de bedrijfswoning, de aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 100 m²;
- 4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
- 5. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
- b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
- c. het gebruik van een bedrijfswoning voor kinderopvang waarbij meer dan zes kinderen, inclusief de eigen kinderen, worden opgevangen;
- d. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat;
- e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een zorgfunctie;
- f. het gebruik van een bedrijfswoning, inclusief de aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen ten behoeve van bed and breakfast;
- g. het gebruik van de gronden en bouwwerken als zelfstandig partycentrum, zalencentrum en/of een naar de aard daarmee gelijk te stellen horeca-activiteit;
- h. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een kampeerterrein;
- i. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak met de daarbijbehorende bouwwerken, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
- j. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan ondergeschikte detailhandel.
12.5 Afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 12.4 onder b in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor recreatieappartementen ten behoeve van recreatieve bewoning in karakteristieke bijgebouwen, mits:
- 1. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 2. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- 3. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- b. het bepaalde in lid 12.4 onder c in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor kinderopvang voor meer dan zes kinderen, mits:
- 1. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste een/derde deel van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
- 2. de kinderopvang plaatsvindt binnen de bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw;
- 3. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 5. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- c. het bepaalde in lid 12.4 onder e in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt ten behoeve van een zorgfunctie, mits:
- 1. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste een/derde deel van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
- 2. de zorgfunctie plaatsvindt binnen de bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw;
- 3. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 5. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 6. het aantal zorg- en/of opvangplaatsen niet meer bedraagt dan 5;
- 7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- d. het bepaalde in lid 12.4 onder f in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning in de vorm van bed and breakfast, mits:
- 1. de logiesverstrekking plaatsvindt binnen de bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw. Er wordt uitgegaan van een bestaande entree (deur);
- 2. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste een/derde deel van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
- 3. er maximaal drie kamers met in totaal 10 slaapplaatsen gerealiseerd worden;
- 4. er geen keukenblok in de kamers wordt gemaakt;
- 5. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 6. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- e. het bepaalde in lid 12.4 onder i in die zin dat gronden, voor zover gelegen binnen het bestemmingsvlak, worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak ten behoeve van het eigen hobbymatige gebruik met de daarbijbehorende bouwwerken, mits:
- 1. er vanwege een paardrijdbak geen onevenredige hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor de nabijgelegen woonhuizen of woningen van derden;
- 2. de afstand tot een woonhuis van derden ten minste 15,00 m bedraagt;
- 3. de oppervlakte van de paardrijbak ten hoogste 800 m2 bedraagt;
- 4. een omheining uitsluitend transparant wordt toegepast met een maximale bouwhoogte van 1,80 m;
- 5. de paardrijbak niet wordt voorzien van bestrating of andere verharding;
- 6. er geen onevenredige verstoring van het bodemarchief wordt veroorzaakt;
- 7. er ten hoogste vier lichtmasten worden geplaatst;
- 8. de bouwhoogte van lichtmasten ten hoogste 5,00 m bedraagt en de lichtmasten direct grenzend aan de paardrijbak worden geplaatst, waarbij de lichtuitstraling gericht is op de paardrijbak;
- 9. de verlichting ten behoeve van een toegestane paardrijbak niet wordt gebruikt tussen 23.00 uur en 7.00 uur;
- 10. er sprake is van een goede inpassing in het landschap overeenkomstig het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld;
- 11. een paardrijbak niet aangelegd wordt achter een naburig perceel;
- 12. er ten hoogste één paardrijbak per perceel wordt toegestaan;
- 13. er geen bomen en/of houtgewassen worden gekapt, gerooid of geveld ten behoeve van de aanleg van de paardrijbak;
- 14. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet worden beperkt.
12.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
12.7 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in dié zin dat:
- a. de bestemming 'Horeca - 1' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' al dan niet in combinatie met een gedeeltelijke wijziging in de bestemming 'Agrarisch - 1' of 'Agrarisch - 2', mits:
- 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 17 en/of artikel 3 of 4 van overeenkomstige toepassing zijn;
- 2. het bestemmingsvlak 'Wonen' wordt afgestemd op de feitelijke situatie en eventueel buiten het bestemmingsvlak 'Wonen' liggende gronden worden voorzien van de bestemming 'Agrarisch - 1' of 'Agrarisch - 2';
- 3. de horeca-activiteiten ter plaatse zijn beëindigd;
- 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 5. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 13 Maatschappelijk
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van een maatschappelijke voorziening, waaronder niet is begrepen een zelfstandige zorgfunctie;
met daaraan ondergeschikt:
- b. kleinschalige duurzame energiewinning;
- c. wegen en paden;
- d. water;
met de daarbij behorende:
- e. terreinen:
- f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
13.2 Bouwregels
Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegevoegd.
13.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 13.2.1 onder c in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen ten hoogste 75% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak zal bedragen, mits:
- 1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen ten hoogste 2.500 m² zal bedragen;
- 2. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- b. het bepaalde in lid 13.2.1 onder c in die zin dat een gebouw wordt gebouwd met een oppervlakte groter dan 500 m², mits:
- 1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen ten hoogste 2.500 m² zal bedragen;
- 2. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- c. het bepaalde in lid 13.2.1 onder e in die zin dat de goothoogte van gebouwen wordt vergroot tot ten hoogste 5,50 m, mits:
- 1. de vergroting noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering;
- 2. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
13.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
- b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
- c. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak met de daarbijbehorende bouwwerken, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend.
13.5 Wijzigingsbevoegdheid
- a. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in dié zin dat: de bestemming 'Maatschappelijk' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen', met dien verstande dat:
- 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 17 van toepassing zijn;
- 2. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de landschappelijke en natuurlijke waarden van de gronden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 14 Recreatie - 3
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. recreatiewoningen, inclusief aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen, voor de bedrijfsmatige exploitatie;
- b. vrijstaande bijgebouwen bij recreatiewoningen;
- c. gebouwen ten behoeve van beheer en dienstverlening, sanitair, horeca en onderhoud;
- d. een bedrijfswoning, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning, al dan niet in combinatie met ruimten ten behoeve van beheer en dienstverlening, en ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep, een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit en/of kinderopvang, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
- e. standplaatsen voor kampeermiddelen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderkomens;
- f. trekkershutten en tenthuisjes;
- g. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van karakteristieke bijgebouwen;
met daaraan ondergeschikt:
- h. kleinschalige duurzame energiewinning;
met de daarbijbehorende:
- i. tuinen, erven en terreinen;
- j. sport- en speelterreinen;
- k. parkeervoorzieningen;
- l. beplanting en bebossing;
- m. wegen en paden;
- n. sloten en naar de aard daarmee gelijk te stellen waterlopen;
- o. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
14.2 Bouwregels
Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegevoegd.
14.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 14.2.1 onder a in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van een recreatiewoning, inclusief de aan- of uitbouwen, de aangebouwde bijgebouwen en de aangebouwde overkappingen wordt vergroot tot ten hoogste 125 m², mits:
- b. deze vergunning uitsluitend wordt verleend ten behoeve van het geschikt maken van een recreatiewoning voor gebruik door gehandicapten en/of ouderen die slecht ter been zijn;
- c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld;
- d. het bepaalde in lid 14.2.1 onder e in die zin dat recreatiewoningen geschakeld worden gebouwd ten behoeve van de bouw van een groepsonderkomen, mits:
- 1. er ten hoogste vijf recreatiewoningen aaneen worden gebouwd;
- 2. het recreatiewoningenterrein in overwegende mate ingericht blijft met vrijstaande, individuele recreatiewoningen;
- 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
14.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gebouwen en kampeermiddelen, met uitzondering van bedrijfswoningen, voor permanente bewoning;
- b. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
- 1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
- 2. het beroep of bedrijf wordt uitgeoefend in een vrijstaand bijgebouw;
- 3. de beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de oppervlakte van de bedrijfswoning, de aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 100 m²;
- 4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
- 5. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
- c. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat;
- d. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen bij een bedrijfswoning voor bewoning;
- e. het gebruik van een bedrijfswoning voor kinderopvang waarbij meer dan zes kinderen, inclusief de eigen kinderen, worden opgevangen;
- f. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een zorgfunctie;
- g. het gebruik van een bedrijfswoning, inclusief de aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen ten behoeve van bed and breakfast;
- h. het gebruik van de gronden en bouwwerken anders dan ten behoeve van een bedrijfsmatige exploitatie;
- i. het verwijderen van terreinafschermende beplanting, anders dan in de vorm van normaal onderhoud.
14.5 Afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 14.4 onder d in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor recreatieappartementen ten behoeve van recreatieve bewoning in karakteristieke bijgebouwen, mits:
- 1. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 2. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- 3. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- b. het bepaalde in lid 14.4 onder e in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor kinderopvang voor meer dan zes kinderen, mits:
- 1. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
- 2. de kinderopvang plaatsvindt binnen de bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw;
- 3. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 5. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- c. het bepaalde in lid 14.4 onder f in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt ten behoeve van een zorgfunctie, mits:
- 1. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
- 2. de zorgfunctie plaatsvindt binnen de bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw;
- 3. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 5. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 6. het aantal zorg- en/of opvangplaatsen niet meer bedraagt dan 5;
- 7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- d. het bepaalde in lid 14.4 onder g in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning in de vorm van bed and breakfast, mits:
- 1. de logiesverstrekking plaatsvindt binnen de bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw. Er wordt uitgegaan van een bestaande entree (deur);
- 2. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
- 3. er maximaal drie kamers met in totaal 10 slaapplaatsen gerealiseerd worden;
- 4. er geen keukenblok in de kamers wordt gemaakt;
- 5. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 6. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- e. het bepaalde in lid 14.4 onder i in die zin dat terrein afschermende beplanting wordt verwijderd, mits:
- 1. de verwijdering uitsluitend noodzakelijk is ten behoeve van de realisatie van een goede ontsluiting van het recreatiewoningenterrein;
- 2. de verwijdering incidenteel plaats heeft en geen onevenredige afbreuk doet aan de afschermende werking van de beplanting van het recreatiewoningenterrein ten opzichte van het omringende landschap;
- 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
14.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
14.7 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:
- a. het aantal recreatiewoningen wordt vergroot, mits:
- 1. voldaan wordt aan de bouwregels in lid 14.2 met betrekking tot de bouw van recreatiewoningen;
- 2. het maximum aantal recreatiewoningen op de verbeelding wordt aangegeven;
- 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 15 Verkeer
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. (ontsluitings)wegen;
- b. paden;
- c. bruggen, dammen, faunapassages en/of duikers;
- d. sloten, bermen en beplanting;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. dagrecreatief medegebruik;
- g. de winning van organisch materiaal ten behoeve van biobrandstof en/of compostering;
met daaraan ondergeschikt:
- h. kleinschalige duurzame energiewinning;
met de daarbij behorende;
- i. gebouwen en overkappingen;
- j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
15.2 Bouwregels
15.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 15.2.2 in die zin dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot 12,00 m, mits:
- 1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de verkeersveiligheid, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden.
15.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het aanleggen van wegen en paden of het anderszins inrichten van het bestemmingsvlak in afwijking van het bestaande profiel van wegen en paden.
15.5 Afwijken van de gebruiksregels
- a. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:het bepaalde in lid 15.4 in die zin dat wordt afgeweken van het bestaande profiel, mits:
- 1. hierdoor geen wezenlijke verandering in de geluidssituatie optreedt;
- 2. de verkeersveiligheid hierdoor niet onevenredig wordt aangetast;
- 3. tevens getoetst wordt aan de gevolgen voor de afwikkelingen van het openbaar vervoer.
Artikel 16 Water
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kanalen, beken, sloten, vaarten, en daarmee gelijk te stellen waterlopen ten behoeve van de wateraanvoer en -afvoer, de waterberging, de beroeps- en recreatievaart en het behoud van de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
met de daarbij behorende:
- b. kaden, dijken en oeverstroken;
- c. bruggen, dammen en duikers;
- d. sluizen en stuwen;
- e. paden;
- f. dagrecreatief medegebruik;
- g. kleinschalige duurzame energiewinning;
- h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
16.2 Bouwregels
16.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 16.2.2 onder b in die zin dat tevens nieuwe bruggen, dammen en/of duikers worden gebouwd ten behoeve van een landbouwkundig gebruik, mits:
- 1. de bruggen, dammen of duikers noodzakelijk zijn voor een goed landbouwkundig gebruik van de gronden;
- 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
16.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van de gronden als ligplaats of aanleggelegenheid voor vaartuigen en/of woonschepen, woonarken of casco's (caissons) die tot woonschip of woonark kunnen worden omgebouwd.
16.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 17 Wonen
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woonhuizen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, al dan niet in combinatie met ruimten voor:
- 1. een aan-huis-verbonden beroep, een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit en/of kinderopvang, zoals genoemd in Bedrijvenlijst kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
- b. het behoud en het herstel van karakteristieke bijgebouwen;
met daaraan ondergeschikt:
- c. kleinschalige duurzame energiewinning;
- d. wegen en paden;
- e. water;
met de daarbij behorende:
- f. tuinen, erven en terreinen;
bouwwerken geen gebouwen zijnde.
17.2 Bouwregels
Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegevoegd.
17.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 17.2.3 onder b in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw wordt vergroot ten behoeve van de vervanging van landschapsontsierende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, mits:
- 1. bij vervanging boven 100 m² ten hoogste 50% van de gesaneerde oppervlakte wordt teruggebouwd tot een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 250 m²;
- 2. met de vervanging de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw ten hoogste 350 m² zal bedragen;
- 3. de vervanging bijdraagt aan een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
- 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- b. het bepaalde in lid 17.2.3 onder d in die zin dat de bouwhoogte van een aan-, uitbouw of bijgebouw of overkapping minder dan 1,00 m lager dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw bedraagt, mits:
- 1. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast, indien dit vanuit de cultuurhistorische waarden van de bebouwing wenselijk is;
- 2. de bouwhoogte van een aan-, uitbouw of bijgebouw of overkapping ten hoogste de bouwhoogte van het hoofdgebouw zal bedragen;
- 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
17.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gedeelten van een hoofdgebouw, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw bij het hoofdgebouw voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
- 1. het beroep of het bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van het woonhuis, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
- 2. het beroep of bedrijf wordt uitgeoefend in een vrijstaand bijgebouw;
- 3. de beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de oppervlakte van het hoofdgebouw, de aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 100 m²;
- 4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
- 5. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
- b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
- c. het gebruik van een woonhuis voor kinderopvang waarbij meer dan zes kinderen, inclusief de eigen kinderen, worden opgevangen;
- d. het gebruik van een woonhuis voor meer dan één woning, dan wel niet meer dan het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal;
- e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een zorgfunctie;
- f. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
- g. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel;
- h. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden;
- i. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak met de daarbijbehorende bouwwerken, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
- j. het gebruik van verlichting ten behoeve van een toegestane paardrijbak tussen 23.00 uur en 7.00 uur;
- k. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de in lid 17.1 onder a specifieke aangeduide bedrijvigheid indien de gezamenlijke vloeroppervlakte meer dan 100 m² bedraagt, tenzij de bestaande gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt, in welk geval de bestaande gezamenlijke oppervlakte geldt;
- l. het gebruik van bouwwerken ten behoeve van het kleinschalig houden van vee, indien de gezamenlijke oppervlakte groter is dan 50 m².
17.5 Afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 17.4 onder f in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor recreatieappartementen ten behoeve van recreatieve bewoning in karakteristieke bijgebouwen, mits:
- 1. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 2. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- 3. de gezamenlijke oppervlakte die bij een woonhuis wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 100 m² bedraagt;
- 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- b. het bepaalde in lid 17.4 onder c in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor kinderopvang voor meer dan zes kinderen, mits:
- 1. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste een/derde deel van het woonhuis, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
- 2. de kinderopvang plaatsvindt binnen het woonhuis, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw;
- 3. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 5. de gezamenlijke oppervlakte die bij een woonhuis wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 100 m² bedraagt;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- c. het bepaalde in lid 17.4 onder e in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt ten behoeve van een zorgfunctie, mits:
- 1. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste een/derde deel van het woonhuis, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
- 2. de zorgfunctie plaatsvindt binnen het woonhuis, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw;
- 3. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 5. de gezamenlijke oppervlakte die bij een woonhuis wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 100 m² bedraagt;
- 6. het aantal zorg- en/of opvangplaatsen niet meer bedraagt dan 5;
- 7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- d. het bepaalde in lid 17.4 onder f in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning in de vorm van bed and breakfast, mits:
- 1. de logiesverstrekking plaatsvindt binnen het woonhuis, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw. Er wordt uitgegaan van een bestaande entree (deur);
- 2. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste een/derde deel van het woonhuis, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
- 3. er maximaal drie kamers met in totaal 10 slaapplaatsen gerealiseerd worden;
- 4. er geen keukenblok in de kamers wordt gemaakt;
- 5. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 6. de gezamenlijke oppervlakte die bij een woonhuis wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 100 m² bedraagt;
- 7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- e. het bepaalde in lid 17.4 onder i in die zin dat gronden, voor zover gelegen binnen het bestemmingsvlak, worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak ten behoeve van het eigen hobbymatige gebruik met de daarbijbehorende bouwwerken, mits:
- 1. er vanwege een paardrijdbak geen onevenredige hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor de nabijgelegen woonhuizen of woningen van derden;
- 2. de afstand tot een woonhuis van derden ten minste 15,00 m bedraagt;
- 3. de oppervlakte van de paardrijbak ten hoogste 800 m2 bedraagt;
- 4. een omheining uitsluitend transparant wordt toegepast met een maximale bouwhoogte van 1,80 m;
- 5. de paardrijbak niet wordt voorzien van bestrating of andere verharding;
- 6. er geen onevenredige verstoring van het bodemarchief wordt veroorzaakt;
- 7. er ten hoogste vier lichtmasten worden geplaatst;
- 8. de bouwhoogte van lichtmasten ten hoogste 5,00 m bedraagt en de lichtmasten direct grenzend aan de paardrijbak worden geplaatst, waarbij de lichtuitstraling gericht is op de paardrijbak;
- 9. de verlichting ten behoeve van een toegestane paardrijbak niet wordt gebruikt tussen 23.00 uur en 7.00 uur;
- 10. er sprake is van een goede inpassing in het landschap overeenkomstig het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld;
- 11. een paardrijbak niet aangelegd wordt achter een naburig perceel;
- 12. er ten hoogste één paardrijbak per perceel wordt toegestaan;
- 13. er geen bomen en/of houtgewassen worden gekapt, gerooid of geveld ten behoeve van de aanleg van de paardrijbak;
- 14. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet worden beperkt.
17.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
17.7 Wijzigingsbevoegdheid
- a. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat binnen de bestemming het kleinschalig houden van vee of paarden wordt toegestaan bij het wonen, mits:
- 1. de aanduiding 'paardenhouderij' wordt aangebracht;
- 2. de gezamenlijke oppervlakte aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een woonhuis ten hoogste 500 m² zal bedragen, waarbij als richtlijn geldt dat ten hoogste 10 m² per rund of paard en 5 m² per stuks kleinvee (kalveren, pony's, schapen, geiten) wordt toegestaan;
- 3. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bedrijfskavel en de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
Artikel 18 Wonen - Voormalige Boerderijpanden
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Voormalige boerderijpanden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woonhuizen in de vorm van voormalige boerderijpanden, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, al dan niet in combinatie met ruimten voor:
- 1. een aan-huis-verbonden beroep en/of een bedrijfsmatige activiteit zoals die is genoemd in Bijlage4 Algemene bedrijvenlijst onder de categorieën 1 en 2, niet zijnde geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
- 2. kinderopvang;
- 3. detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
- 4. kantoor, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
- b. recreatieappartementen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal recreatieappartementen', met dien verstande dat het aantal recreatieappartemenenten niet meer mag bedragen dan het daar aangegeven aantal;
- c. groepsaccommodatie in het hoofdgebouw, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodatie';
- d. het behoud en het herstel van de karakteristieke voormalige boerderijpanden;
- e. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van karakteristieke bijgebouwen;
- f. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van opgaande beplanting, ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel';
met daaraan ondergeschikt:
- g. kleinschalige duurzame energiewinning;
- h. wegen en paden;
- i. water;
met de daarbij behorende:
- j. tuinen, erven en terreinen;
- k. bouwwerken geen gebouwen zijnde.
18.2 Bouwregels
Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegevoegd.
18.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 18.2.1 onder c in die zin dat een woonhuis gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
- 1. het bouwen buiten het bouwvlak uitsluitend plaatsvindt door middel van een geringe uitbreiding van het woonhuis tot een oppervlakte van het woonhuis van ten hoogste 100 m²;
- 2. de uitbreiding op ten minste 5,00 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het woonhuis wordt gerealiseerd met doortrekking van de bestaande dakvorm;
- 3. de breedte van de uitbreiding ten hoogste 3,00 m bedraagt;
- 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bebouwingskarakteristiek van het woonhuis en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- b. het bepaalde in lid 18.2.1 onder e in die zin dat wordt afgeweken van de bestaande maatvoeringen van een voormalig boerderijpand, mits:
- 1. er vanuit architectonisch oogpunt een versterking van de ruimtelijke kwaliteit en het omgevingsbeeld wordt bewerkstelligd;
- 2. de bouwhoogte van het woonhuis ten hoogste 12,00 m zal bedragen en het woonhuis zal worden voorzien van een kap;
- 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- c. het bepaalde in lid 18.2.1 onder e in die zin dat in ondergeschikte mate wordt afgeweken van de bestaande maatvoering van een voormalig boerderijpand, mits:
- 1. dit vanwege bouwtechnische vereisten noodzakelijk is;
- 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de hoofdvorm van het voormalige boerderijpand;
- d. het bepaalde in lid 18.2.2 onder b in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag worden vergroot, mits:
- 1. deze vergunning uitsluitend wordt verleend, ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
- 2. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen per woning ten hoogste 100 m² zal bedragen;
- 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- e. het bepaalde in lid 18.2.2 onder b in die zin dat, indien reeds 250 m² of meer aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een woonhuis aanwezig is, maar minder dan 500 m², een per bestemmingsvlak eenmalige vervangende bouw en/of verbouw van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen plaats mag vinden tot een maximumoppervlak van 50% van het oppervlak aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen boven de 150 m², mits:
- 1. het verlenen van deze vergunning tot gevolg heeft dat er een afname van de bestaande hoeveelheid aan bebouwing bij woonhuizen plaatsvindt ten gunste van de landschappelijke waarden en de ruimtelijke kwaliteit van het bebouwingsbeeld;
- 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- f. het bepaalde in lid 18.2.2 onder b in die zin dat, indien reeds meer dan 500 m² aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een woonhuis aanwezig is, een per bestemmingsvlak eenmalige vervangende bouw en/of verbouw van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen plaats mag vinden tot een maximumoppervlak van 20% van het oppervlak aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen boven de 500 m², mits:
- 1. het verlenen van deze vergunning tot gevolg heeft dat er een afname van de bestaande hoeveelheid aan bebouwing bij woonhuizen plaatsvindt ten gunste van de landschappelijke waarden en de ruimtelijke kwaliteit van het bebouwingsbeeld;
- 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
18.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gedeelten van een hoofdgebouw, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw bij het hoofdgebouw voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
- 1. het beroep of het bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van het woonhuis, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
- 2. de beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de oppervlakte van het hoofdgebouw, de aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 100 m²;
- 3. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
- 4. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
- b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
- c. het gebruik van een woonhuis voor meer dan één woning, anders dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden, dan wel niet meer dan het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal;
- d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een zorgfunctie;
- e. het gebruik van een woonhuis voor kinderopvang waarbij meer dan zes kinderen, inclusief de eigen kinderen, worden opgevangen;
- f. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
- g. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel anders dan productiegebonden detailhandel, tenzij voorzien van de aanduiding 'detailhandel';
- h. het gebruik van bouwwerken ten behoeve van een groepsaccommodatie of recreatieappartementen, anders dan bedoeld in lid 18.1 sub b en c;
- i. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak met de daarbijbehorende bouwwerken, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
- j. het gebruik van verlichting ten behoeve van een toegestane paardrijbak tussen 23.00 uur en 7.00 uur;
- k. het gebruik van bouwwerken ten behoeve van het kleinschalig houden van vee, indien de gezamenlijke oppervlakte groter is dan 50 m²;
- l. het verwijderen van een houtsingel ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel'.
18.5 Afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 18.4 onder d in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt ten behoeve van een zorgfunctie, mits:
- 1. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van het woonhuis, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
- 2. de zorgfunctie plaatsvindt binnen het woonhuis, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw;
- 3. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 5. de gezamenlijke oppervlakte die bij een woonhuis wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 6. het aantal zorg- en/of opvangplaatsen niet meer bedraagt dan 5;
- 7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- b. het bepaalde in lid 18.4 onder f in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor recreatieappartementen ten behoeve van recreatieve bewoning in het hoofdgebouw, inclusief de aan- en uitbouwen, en de karakteristieke bijgebouwen, mits:
- 1. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 2. de oppervlakte van het permanente woongedeelte van het hoofdgebouw niet minder mag bedragen dan 75 m²;
- 3. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- 4. de gezamenlijke oppervlakte die bij een woonhuis wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 5. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- c. het bepaalde in lid 18.4 onder e in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor kinderopvang voor meer dan zes kinderen, mits:
- 1. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van het woonhuis, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
- 2. de kinderopvang plaatsvindt binnen het woonhuis, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw;
- 3. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 5. de gezamenlijke oppervlakte die bij een woonhuis wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
- d. het bepaalde in lid 18.4 onder f in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning in de vorm van bed and breakfast, mits:
- 1. de logiesverstrekking plaatsvindt binnen het woonhuis, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw. Er wordt uitgegaan van een bestaande entree (deur);
- 2. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van het woonhuis, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
- 3. er maximaal drie kamers met in totaal 10 slaapplaatsen gerealiseerd worden;
- 4. er geen keukenblok in de kamers wordt gemaakt;
- 5. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 6. de gezamenlijke oppervlakte die bij een woonhuis wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- e. het bepaalde in lid 18.4 onder i in die zin dat gronden, voor zover gelegen binnen het bestemmingsvlak, worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak ten behoeve van het eigen hobbymatige gebruik met de daarbijbehorende bouwwerken, mits:
- 1. er vanwege een paardrijdbak geen onevenredige hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor de nabijgelegen woonhuizen of woningen van derden;
- 2. de afstand tot een woonhuis van derden ten minste 15,00 m bedraagt;
- 3. de oppervlakte van de paardrijbak ten hoogste 800 m2 bedraagt;
- 4. een omheining uitsluitend transparant wordt toegepast met een maximale bouwhoogte van 1,80 m;
- 5. de paardrijbak niet wordt voorzien van bestrating of andere verharding;
- 6. er geen onevenredige verstoring van het bodemarchief wordt veroorzaakt;
- 7. er ten hoogste vier lichtmasten worden geplaatst;
- 8. de bouwhoogte van lichtmasten ten hoogste 5,00 m bedraagt en de lichtmasten direct grenzend aan de paardrijbak worden geplaatst, waarbij de lichtuitstraling gericht is op de paardrijbak;
- 9. de verlichting ten behoeve van een toegestane paardrijbak niet wordt gebruikt tussen 23.00 uur en 7.00 uur;
- 10. er sprake is van een goede inpassing in het landschap overeenkomstig het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld;
- 11. een paardrijbak niet aangelegd wordt achter een naburig perceel;
- 12. er ten hoogste één paardrijbak per perceel wordt toegestaan;
- 13. er geen bomen en/of houtgewassen worden gekapt, gerooid of geveld ten behoeve van de aanleg van de paardrijbak;
- 14. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet worden beperkt.
18.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
18.7 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:
- a. een woonhuis, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, wordt gebruikt voor meer dan één woning, mits:
- 1. de bestaande bouwmassa niet wordt vergroot en er niet meer dan drie woningen worden gevestigd;
- 2. de gronden worden voorzien van een aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' met als invoer 2 of 3;
- 3. bij splitsing naar twee woningen dient het woonhuis minimaal 200 m² en bij splitsing naar drie woningen minimaal 300 m² bedragen;
- 4. indien de gezamenlijke oppervlakte voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen wordt vergroot, tevens de vergunning van lid 18.3 onder d wordt verleend;
- 5. de wijzigingsbevoegdheid passend is in het geldende Woonplan;
- 6. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- b. in geval een op de verbeelding aangeduid bouwvlak kleiner is dan 150 m² het bouwvlak wordt vergroot tot ten hoogste 150 m², mits:
- 1. de bestaande hoofdvorm van het voormalige boerderijpand behouden blijft;
- 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- c. een op de verbeelding aangeduid bouwvlak binnen het bestemmingsvlak met gelijkblijvende omvang qua vorm en/of situering wordt gewijzigd, mits:
- 1. er vanuit architectonisch oogpunt een versterking van de ruimtelijke kwaliteit en het omgevingsbeeld kan worden bewerkstelligd;
- 2. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat het bouwvlak en de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- d. de bestemming het kleinschalig houden van vee of paarden wordt toegestaan bij het wonen, mits:
- 1. de aanduiding 'paardenhouderij' wordt aangebracht;
- 2. de gezamenlijke oppervlakte aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een woonhuis ten hoogste 500 m² zal bedragen, waarbij als richtlijn geldt dat ten hoogste 10 m² per rund of paard en 5 m² per stuks kleinvee (kalveren, pony's, schapen, geiten) wordt toegestaan;
- 3. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bedrijfskavel en de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- e. de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning in de vorm van een groepsaccommodatie, mits:
- 1. de logiesverstrekking plaatsvindt binnen de bestaande gebouwen;
- 2. de oppervlakte van het permanente woongedeelte van het hoofdgebouw niet minder mag bedragen dan 75 m²;
- 3. het parkeren op het eigen erf plaatsvindt;
- 4. de vestiging alleen is toegestaan aan een verkeersontsluiting van voldoende omvang;
- 5. de gezamenlijke oppervlakte die bij een woonhuis wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
- 6. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- f. de bestemming 'Wonen - Voormalige boerderijpanden' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen', mits:
- 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 17 van overeenkomstige toepassing zijn;
- 2. het voormalig boerderijpand niet langer in stand kan worden gehouden en moet worden gesloopt, waarbij de nieuwbouw niet op de wijze van een voormalig boerderijpand wordt uitgevoerd;
- 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Hoofdstuk 3 Dubbelbestemmingsregels
Artikel 19 Leiding - Gas
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'leiding - gas' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, mede bestemd voor de instandhouding van ondergrondse hoge druk gastransportleidingen, inclusief voorzieningen, met de daarbij behorende belemmeringenstrook.
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de regels van dit artikel vóór de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
19.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op of in deze gronden zijn geen gebouwen toegestaan, met uitzondering van bestaande gebouwen;
- b. op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bedoelde leiding(en) worden gebouwd;
- c. ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) mag uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
19.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien geen aantasting plaatsvindt van het doelmatig en veilig functioneren van de betrokken leiding.
Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de betrokken leidingbeheerder.
19.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik wordt begrepen:
- a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor kwetsbare objecten, met uitzondering van het bestaande gebruik;
- b. het opslaan van goederen, met uitzondering van het opslaan van goederen ten behoeve van de inspectie en het onderhoud van de gastransportleiding.
19.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
- 2. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- 3. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
- 4. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe in elk geval worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
- 5. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
- b. Het verbod als bedoeld onder a is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:
- 1. het normale onderhoud van de leiding en belemmeringenstrook of van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
- 2. reeds in uitvoering zijn of aanwezig zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan;
- 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
- 4. graafwerkzaamheden betreffen als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten.
- c. Een omgevingsvergunning kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden de belangen van de leiding niet schaden.
- d. Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld onder a, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen in verband met de leiding niet worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.
- e. Voor zover voor meerdere werken en/of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken.
Artikel 20 Waarde - Archeologie 2
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. het behoud van de archeologische waarden.
20.2 Bouwregels
20.3 Afwijking van de bouwregels
Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 20.2, mits:
- a. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of;
- b. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, of;
- c. één of meer van de volgende voorwaarden in acht genomen wordt:
- 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen;
- 3. een verplichting de bouw van een bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
Indien aan de afwijking voorwaarden worden verbonden, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.
20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het aanplanten van bomen of een houtig gewas voor zover het gaat om planten waarvan zeker is dat bij de oogst van de plant, dan wel het verwijderen van de gehele plant, de bodem dieper dan 0,30 cm zal worden geroerd.
20.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' wordt verwijderd, indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
Artikel 21 Waarde - Archeologie 3
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. het behoud van de archeologische waarden.
21.2 Bouwregels
21.3 Afwijking van de bouwregels
Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 21.2, mits:
- a. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of;
- b. op basis van archeologisch door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad, of;
- c. één of meer van de volgende voorwaarden in acht genomen wordt:
- 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen;
- 3. een verplichting de bouw van een bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
Indien aan de afwijking voorwaarden worden verbonden, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.
21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
21.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de dubbelbestemming 'Waarde -Archeologie 3' wordt verwijderd, indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Artikel 22 Waarde - Cultuurhistorie
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologisch en cultuurhistorisch waardevolle essen.
22.2 Bouwregels
Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
- een op grond van de basisbestemming toelaatbaar gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, of de uitbreiding of vergroting daarvan, mag slechts worden gebouwd c.q. worden toegestaan, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de gronden.
22.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- het aanbrengen en/of veroorzaken van veranderingen in de hoogte van een es, zoals die bestond ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpplan, als gevolg van het gebruik van de gronden.
22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 23 Waarde - Landschap 1
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Landschap 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijk en waterhuishoudkundig waardevolle beekdalen.
23.2 Bouwregels
23.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het aanbrengen en/of veroorzaken van veranderingen in de laagtes van een beekdal, zoals die bestonden ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpplan, als gevolg van het gebruik van de gronden.
Artikel 24 Waarde - Rijksmonumenten
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Rijksmonumenten' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. de bescherming van rijksmonumenten.
24.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken is een vergunning van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed noodzakelijk. Een aanvraag daartoe dient bij de gemeente Westerveld te worden ingediend.
24.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Voor het aanleggen van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, is een vergunning van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed noodzakelijk. Een aanvraag daartoe dient bij de gemeente Westerveld te worden ingediend.
Hoofdstuk 4 Algemene Regels
Artikel 25 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 26 Algemene Bouwregels
De bouwgrenzen mogen in afwijking van de gebiedsbestemmingen en de overige bestemmingen in deze regels uitsluitend worden overschreden door:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, serres, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,50 m;
- b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,00 m.
Artikel 27 Algemene Gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen,tenzij het gronden betreft waar een kampeerterrein voor klein kamperen is toegestaan, dan wel de gronden zijn voorzien van de bestemming Recreatie - 3;
- b. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
- c. het storten van puin en afvalstoffen;
- d. de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
- e. het gebruik van de gronden voor het plaatsen en/of aanbrengen van niet-perceelsgebonden handelsreclame en of reclame voor ideële doeleinden of overtuigingen;
- f. het gebruik van de gronden ten behoeve van thuisprostitutie, raamprostitutie en seksinrichtingen.
Artikel 28 Algemene Aanduidingregels
28.1 Veiligheidszone - bedrijven
28.2 Vrijwaringszone - radiotelescoop 2
Artikel 29 Algemene Afwijkingsregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. de bij recht in de regels gegeven afmetingen en percentages, met uitzondering van de oppervlakte- en inhoudsmaten, tot ten hoogste 10% van die afmetingen en percentages;
- b. de bestemmingsregels ten aanzien van het bouwen van gebouwen en overkappingen in die zin dat ten behoeve van het kleinschalig kamperen, gebouwtjes, waaronder overkappingen, ten behoeve van sanitaire voorzieningen voor de eigen gasten worden gebouwd, mits:
- 1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per kampeerterrein ten hoogste 50 m² zal bedragen;
- 2. de goothoogte van een gebouw of een overkapping ten hoogste 3,00 m zal bedragen;
- 3. de dakhelling van een gebouw of een overkapping ten minste 15º zal bedragen;
- 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- c. de bestemmingsregels ten aanzien van de maximale gevellengte van bedrijfsgebouwen in die zin dat de maximale gevellengte wordt vergroot tot ten hoogste 150 m, mits:
- 1. de gevel uitgevoerd wordt met een verspringing of een geleding waardoor het beeld van een lange gevel wordt doorbroken;
- 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden, het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- d. de gebruiksregels van alle bestemmingen, met uitzondering van de bestemming Bos - 1 en Bos - 2, zulks ten behoeve van het houden van incidentele evenementen en mits de openbare orde en veiligheid is gewaarborgd.
Artikel 30 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:
- a. de aanduiding 'antennemast' wordt aangebracht ten behoeve van de plaatsing van zend-, ontvangst- en antennemasten, mits:
- 1. de gronden ter plaatse worden voorzien van de aanduiding 'antennemast';
- 2. de antenne niet geplaatst kan worden op een bestaand hoog bouwwerk, zoals een hoogspanningsmast, een reclamemast, een torensilo, of een daarmee gelijk te stellen hoog bouwwerk;
- 3. de antenne niet geplaatst kan worden op een bedrijventerrein;
- 4. de antenne vervolgens geplaatst moet worden in aansluiting op grote infrastructuurlijnen;
- 5. de mast radiografisch noodzakelijk is;
- 6. de bouwhoogte van een mast ten hoogste 45,00 m zal bedragen;
- 7. het aantal masten binnen de gemeente niet meer mag bedragen dan strikt noodzakelijk is voor de realisatie van een adequaat dekkend netwerk van voldoende capaciteit;
- 8. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- b. de aanduiding 'vrijwaringszone - weg' wordt aangebracht, mits:
- 1. dit voortvloeit uit de aanleg of het verleggen, verbreden of versmallen c.q. opheffen van wegen;
- 2. dit voortvloeit uit een verandering in de klassering van de betreffende weg in de Provinciale Wegenverordening;
- c. de aanduiding 'parkeerterrein' wordt aangebracht en/of verwijderd, mits:
- 1. deze wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast om het verkeer uit de natuurgebieden te weren en op te vangen aan de randen van de natuurgebieden al dan niet in combinatie met het verwijderen van de aanduiding, indien een bestaand parkeerterrein aan het gebruik als parkeerterrein wordt onttrokken;
- 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke waarden, het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld;
- d. enige bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Verkeer', dan wel de bestemming 'Verkeer' wordt gewijzigd in enige bestemming, mits:
- 1. deze wijziging uitsluitend wordt toegepast voor incidentele verbredingen, bochtafsnijdingen, e.d. van wegen en paden;
- 2. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 15, dan wel de bestemming waarin wordt gewijzigd van overeenkomstige toepassing zijn;
- e. enige bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Water', dan wel de bestemming 'Water' wordt gewijzigd in enige bestemming, mits:
- 1. deze wijziging uitsluitend wordt toegepast voor de incidentele aanleg van opvaarten, verbredingen van waterlopen ten behoeve van waterberging en/of de aanleg van natuurvriendelijke oevers, bochtafsnijdingen, kleine verleggingen, e.d. van vaarwegen c.a.;
- 2. met de inrichting van de gronden moet worden voldaan aan hetgeen is gesteld in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld;
- 3. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 16, dan wel de bestemming waarin wordt gewijzigd van overeenkomstige toepassing zijn.
Artikel 31 Overige Regels
31.1 Aanvullende werking welstandscriteria
De ter plaatse en in de regels geboden ruimte ten aanzien van de situering en de maatvoering van bouwwerken kan nader worden ingevuld door de welstandscriteria.
31.2 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van de milieusituatie, de landschappelijke waarden, de natuurlijke waarden, de geomorfologische waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, zodanig dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de genoemde criteria en waarbij telkens het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld toetsingskader zal zijn.
Hoofdstuk 5 Overgangs- En Slotregels
Artikel 32 Overgangsrecht
32.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
32.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijn 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 33 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het Bestemmingsplan Lhee, Eemster en Geeuwenbrug van de gemeente Westerveld.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Inleiding
In het kader van de actualisering van alle bestemmingsplannen in de gemeente Westerveld is het voorliggende bestemmingsplan 'Lhee, Eemster en Geeuwenbrug' opgesteld. Reden voor de voorliggende actualisatie vormt het gestelde in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), waarin de verplichting is opgenomen om een bestemmingsplan ten minste eens in de tien jaar te herzien.
Het bestemmingsplan 'Lhee, Eemster en Geeuwenbrug' omvat de regeling van het gebruik van alle gronden en opstallen die binnen de dorpen voorkomen. Het plan vervangt het vigerende bestemmingsplan Lhee, Eemster, Geeuwenbrug (1999).
Om te komen tot een actueel bestemmingsplan is aan de hand van een veld- en bureauinventarisatie een gebruikskaart van de kernen opgesteld. Na het opstellen van deze gebruikskaart heeft op 15 januari 2013 een informatieavond plaatsgevonden. Inwoners en andere belangstellenden hebben de gelegenheid gekregen aanvullingen en opmerkingen door te geven over de gebruikskaart en hun wensen ten aanzien van het bestemmingsplan kenbaar te maken. Deze reacties zijn, wanneer mogelijk en ruimtelijk relevant, in het voorliggende bestemmingsplan verwerkt.
Het plan is volgens de nieuwste inzichten wat betreft Digitale Uitwisseling in Ruimtelijke Plannen (DURP) en vergelijkbaarheid opgesteld. De verbeelding is voorzien van een IMRO-codering, zodat onderlinge uitwisseling van gegevens mogelijk is. De redactie van de planregels is gebaseerd op de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP), versie 18 april 2012. Het voorliggende bestemmingsplan heeft een overwegend consoliderend karakter, wat betekent dat het is gericht op het regelen van de bestaande functies in het plangebied. Het plan is echter niet star, omdat ruimtelijke en functionele wijzigingen, passend binnen de planuitgangspunten, mogelijk worden gemaakt.
1.2 De Bij Het Plan Behorende Stukken
Het bestemmingsplan 'Lhee, Eemster en Geeuwenbrug' bestaat uit de volgende stukken:
- Verbeelding (NL.IMRO.1701.0000BP000000000565-0002); bestaande uit drie kaartbladen, schaal 1:2.000). Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de onder het plan vallende gronden en opstallen aangegeven.
- Planregels; in de planregels zijn regels opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen.
- Het plan gaat vergezeld van deze toelichting, waarin de aan het plan ten grondslag liggende onderzoeken en een planbeschrijving zijn opgenomen. Bij de totstandkoming van deze toelichting is daar waar mogelijk gebruikgemaakt van bestaande bronnen waaronder het bestemmingsplan Lhee, Eemster, Geeuwenbrug (1999).
1.3 Situering Plangebied
Het voorliggende plan heeft betrekking op de kernen Lhee, Eemster en Geeuwenbrug.
De kernen zijn gelegen in de gemeente Westerveld, een gemeente in het zuidwesten van Drenthe. De situering van het plangebied is op de navolgende afbeelding weergegeven. De plangrenzen zijn primair bepaald door de buitenste grens van de verschillende van kracht zijnde bestemmingsplannen en sluiten aan op de begrenzing van het bestemmingsplan Buitengebied.
Overzicht plangebied
1.4 Leeswijzer
De toelichting van het voorliggende bestemmingsplan is als volgt opgebouwd. In dit eerste hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van de bij dit plan behorende stukken, alsmede een toelichting op de ligging en de planbegrenzing van onderhavig plangebied. In hoofdstuk 2 volgt een overzicht van het relevante beleid met betrekking tot de kernen. Een overzicht van de historische achtergrond van de dorpen en een beschrijving van de huidige ruimtelijke en functionele structuur zijn te vinden in hoofdstuk 3. In hoofdstuk 4 staat het onderzoek dat is uitgevoerd ten behoeve van het bestemmingsplan. In hoofdstuk 5, Planbeschrijving, is beschreven op welke wijze de verschillende functies in het plan zijn opgenomen en wordt ingegaan op de juridisch-technische aspecten van de opgenomen regelgeving. De hoofdstukken 6 en 7 behandelen respectievelijk de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.
Hoofdstuk 2 Beleid
2.1 Algemeen
In de keuze van het te voeren beleid dient de gemeente rekening te houden met het opgestelde rijksbeleid, het provinciale beleid en het eigen beleid. Dit geldt vooral daar waar beleidsuitgangspunten aan de orde komen die betrekking hebben op de inhoud van het plan. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het beleid van de diverse overheden.
2.2 Rijksbeleid
2.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden. De SVIR heeft diverse nota's vervangen, zoals de Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit. Ook zijn met de SVIR de ruimtelijke doelen en uitspraken vervallen die zijn benoemd in de Agenda Landschap, de Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. In de SVIR is de visie van de rijksoverheid op de ruimtelijke opgaven en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 aangegeven. Dit betreft een nieuw, integraal kader dat de basis vormt voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR is gekozen voor een meer selectieve inzet van het rijksbeleid dan voorheen. Voor de periode tot 2028 zijn de ambities van het Rijk in drie rijksdoelen uitgewerkt:
- vergroten van de concurrentiekracht door versterking van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
- verbeteren van de bereikbaarheid;
- zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.
Met deze rijksdoelen zijn dertien nationale belangen aan de orde die in de SVIR verder gebiedsgericht zijn uitgewerkt in concrete opgaven voor de diverse onderscheiden regio's. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden meer beleidsvrijheid op het terrein van de ruimtelijke ordening gekregen; het kabinet is van mening dat provincies en gemeenten beter op de hoogte zijn van de actuele situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties en daardoor beter kunnen afwegen welke (ruimtelijke) ingrepen in een gebied nodig zijn.
Vanwege het hogere abstractieniveau heeft de structuurvisie van het Rijk geen directe raakvlakken met of gevolgen voor het voorliggende bestemmingsplan.
2.2.2 Erfgoedwet
Met ingang van 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. De wet bundelt bestaande wet- en regelgeving voor behoud en beheer van het cultureel erfgoed in Nederland. Bovendien zijn aan de Erfgoedwet een aantal nieuwe bepalingen toegevoegd. Het beschermingsniveau zoals die in de oude wetten en regelingen waren blijven gehandhaafd.
De Monumentenwet 1988 is ook overgegaan in de Erfgoedwet. Onderdelen van de Monumentenwet die de fysieke leefomgeving betreffen, gaan naar de Omgevingswet die naar verwachting in 2019 van kracht gaat worden. Voor deze onderdelen is een overgangsregeling in de Erfgoedwet opgenomen voor de periode 2016-2019. Het betreffen de vergunningen tot wijziging, sloop of verwijdering van rijksmonumenten, verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie en het bescherming van stads- en dorpsgezichten. Daarnaast zijn een aantal nieuwe bepalingen aan de Erfgoedwet toegevoegd
In het plangebied bevinden zich een aantal rijksmonumenten, deze zijn op de verbeelding voorzien van de dubbelbestemming Waarde - Rijksmonument.
2.2.3 Cultuurhistorie
Als gevolg van het rijksbeleid ten aanzien van de monumentenzorg, is per 1 januari 2012 een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening van kracht. De wijziging betreft artikel 3.1.6, vijfde lid, onderdeel a, als gevolg waarvan alle cultuurhistorische waarden uitdrukkelijk dienen te worden mee gewogen bij het vaststellen van bestemmingsplannen. Dit betekent dat in aanvulling op de archeologische aspecten nu ook de overige cultuurhistorische waarden moeten worden betrokken in het onderzoek.
2.3 Provinciaal Beleid
2.3.1 Omgevingsverordening en omgevingsvisie
Provinciale Staten van Drenthe hebben op 2 juli 2014 de Omgevingsvisie Drenthe geactualiseerd en vastgesteld. De visie is op 20 augustus 2014 in werking getreden. De Omgevingsvisie is doorvertaald naar een verordening, voor zover het planologisch relevante aspecten betreft. De (geactualiseerde) Omgevingsverordening is op 17 oktober 2015 in werking getreden.
De missie uit de Omgevingsvisie is het koesteren van de Drentse kernkwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe passend bij deze kernkwaliteiten. De kernkwaliteiten zijn rust, ruimte, natuur en landschap, oorspronkelijkheid, naoberschap, menselijke maat, veiligheid en kleinschaligheid (Drentse schaal). In de Omgevingsverordening zijn deze kernkwaliteiten doorvertaald als archeologie, aardkundige waarden, cultuurhistorie, landschap, rust, en natuur.
Om de missie te bereiken, wil de provincie vier robuuste systemen ontwikkelen. Deze vier systemen zijn: het sociaal-economisch systeem, het watersysteem, het landbouwsysteem en het natuursysteem. Binnen deze systemen staat de ontwikkeling van de hoofdfunctie (respectievelijk wonen en werken, water, natuur en landbouw) voorop. Een robuust systeem wil zeggen dat een verstoring als gevolg van een ontwikkeling geen significante gevolgen heeft voor het functioneren van het systeem.
Kernkwaliteiten
De kernkwaliteiten zijn door de provincie opgenomen op de kernkwaliteitenkaart die is onderverdeeld in een aantal aparte kaarten. De provincie zet in op bescherming, behoud en (waar mogelijk) ontwikkeling van de kernkwaliteiten. Ruimtelijke ontwikkelingen mogen, mits goed gemotiveerd, geen afbreuk doen aan de kernkwaliteiten ter plaatse.
De verantwoordelijkheid voor de kernkwaliteiten binnen de bebouwde kom ligt bij de gemeente. Een uitzondering hierop wordt gemaakt voor archeologie en in specifieke gevallen voor cultuurhistorie. Het provinciaal belang geldt alleen binnen de bebouwde kom als de desbetreffende kern is opgenomen op de kaart 'kernkwaliteit cultuurhistorie'. Hierna wordt nader ingegaan op de aspecten archeologie en cultuurhistorie.
Archeologie
Het Verdrag van Malta beoogt het cultureel erfgoed in de bodem te beschermen. Initiatiefnemers van projecten dienen vooraf aan te geven hoe ze deze waarden borgen in hun plannen. Bij het opstellen van ruimtelijke plannen dient niet alleen rekening te worden gehouden met bekende archeologische waarden, maar ook met te verwachten waarden.
De archeologiekaart, behorende bij de Omgevingsvisie Drenthe, geeft een totaaloverzicht van de archeologische waarden en verwachtingen. De archeologische waarden van provinciaal belang die samenhangen met de cultuurhistorische waarden of die ruimtelijk zichtbaar zijn, zijn terug te vinden op de Cultuurhistorie kaart.
De provincie stuurt op het provinciaal belang archeologie door middel van:
- 1. Respecteren en inspireren: het uitgangspunt is dat alle behoudenswaardige vindplaatsen die op de Archeologische Monumentenkaart van Drenthe (AMK) staan en de nieuw ontdekte vindplaatsen niet ongezien kunnen verdwijnen.
- 2. Voorwaarden stellen: aansturen op een goede uitvoering van archeologisch onderzoek op de plekken die zijn aangegeven op de kaart Archeologie. Als hier archeologische waarden worden aangetroffen, verwacht de provincie dat deze door hun ruimtelijke spreiding, samenhang, zeldzaamheid, tijdsdiepte en goede fysieke kwaliteit van provinciaal belang zullen zijn. Of er voor bodemingrepen onderzoek is vereist, wordt bepaald door de gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart of, als deze er nog niet is, de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW derde generatie). Bij bodemingrepen in beekdalen, essen, Celtic fields, offerveentjes en de (pre)historische Hondsrugroute is altijd archeologisch onderzoek nodig.
- 3. Eisen stellen: op de kaart zijn de bekende en gewaardeerde archeologische vindplaatsen aangegeven waarvan de provincie vindt dat ze 'in situ' behouden moeten blijven voor toekomstige generaties.
Onderzoek
De kernen Lhee en Eemster komen voor op de kaart 'Archeologie'. Hierop heeft het dorp Lhee de beschermingsniveaus hoog (eisen stellen), middel (voorwaarden stellen) en generiek (respecteren). Eemster heeft ter plaatse van de waardevolle es een aanduiding hoog (eisen stellen). De rest van het dorp valt onder het beschermingsniveau generiek (respecteren).
Cultuurhistorie
De kernkwaliteiten dragen bij aan de samenhang, identiteit en herkenbaarheid van de omgeving. Omdat de benoemde kernkwaliteiten niet allemaal goed te duiden zijn als factoren in het fysiek-ruimtelijk domein, heeft de provincie Drenthe ze vertaald naar indicatoren. Het landschap is vertaald naar diversiteit en gaafheid van landschapstypen. Op kaart 1.3 'kernkwaliteiten' van de Omgevingsvisie zijn verschillende kaarten opgenomen, waaronder de kaarten: Aardkundig waardevol gebied, Archeologie en Cultuurhistorische Hoofdstructuur. De provincie Drenthe heeft de cultuurhistorische waarden opgenomen op de kaart Kernkwaliteit Cultuurhistorie (kaart 3.4).
Het veiligstellen van cultuurhistorische waarden en het tegelijkertijd bieden van ruimte voor ontwikkelingen vraagt om een heldere wijze van sturing. De provincie maakt onderscheid tussen drie sturingsniveaus: respecteren, voorwaarden stellen en eisen stellen.
De provincie Drenthe kent een voor Nederland uniek cultuurhistorisch landschap en telt veel archeologische en aardkundige waarden. De historische en prehistorische waarden in de provincie zijn zeer bepalend voor de identiteit en de ruimtelijke kwaliteit van Drenthe. Het provinciaal beleid ten aanzien van cultuurhistorie is beschreven in het Cultuurhistorisch Kompas. In het Cultuurhistorisch Kompas staan twee doelstellingen centraal: het herkenbaar houden van de cultuurhistorie en het versterken van de ruimtelijke identiteit.
De sturingsniveaus zijn gebiedsgericht toegepast en weergegeven in de beleidskaart in het Cultuurhistorisch Kompas.
Het veiligstellen van cultuurhistorische waarden en het tegelijkertijd bieden van ruimte voor ontwikkelingen vraagt om een heldere wijze van sturing. De provincie maakt onderscheid tussen drie sturingsniveaus: respecteren, voorwaarden stellen en eisen stellen. De sturingsniveaus zijn gebiedsgericht toegepast en weergegeven in de beleidskaart in het Cultuurhistorisch Kompas.
- 1. Respecteren: de provincie richt zich op het waarborgen van de cultuurhistorische samenhang voor de toekomst. De initiatiefnemers hebben de verantwoordelijkheid om de cultuurhistorische hoofdstructuur als inspiratiebron te benutten. De provincie beoordeelt de plannen en initiatieven daarop.
- 2. Voorwaarden stellen: de provincie stelt de cultuurhistorische samenhang als randvoorwaarde. De initiatiefnemers hebben daarmee de verantwoordelijkheid om vroegtijdig in het planproces inzichtelijk te maken op welke wijze ze de cultuurhistorische samenhang als een van de (ruimtelijke) onderleggers voor nieuwe plannen benutten. De provincie is beschikbaar voor (het regelen van) begeleiding van het planvormingsproces, waarbij de kansen vanuit de cultuurhistorische samenhang uitgangspunt zijn.
- 3. Eisen stellen: de provincie stuurt de ontwikkelingen in de (vanuit de cultuurhistorie bezien) gewenste richting. Van de initiatiefnemer verwacht de provincie dat de cultuurhistorische samenhang als dé drager voor nieuwe plannen wordt gebruikt. Ontwikkelingen bouwen op deze samenhang voort. Vanaf het begin bedingt de provincie een plek in het planvormingsproces.
Onderzoek
De kernen Lhee, Eemster en Geeuwenbrug komen alle voor op de kaart 'Cultuurhistorie' behorende bij de Provinciale Omgevingsvisie. Lhee heeft de aanduidingen 'waardevolle es' en 'waardevol esdorp'. Enkele woningen/boerderijen ten noorden/westen van Eemster liggen binnen de aanduiding 'waardevolle es'. Door Geeuwenbrug loopt in oost-westelijke richting een prehistorische route.
2.4 Gemeentelijk Beleid
2.4.1 Structuurvisie Westerveld
De Structuurvisie Westerveld (vastgesteld 26 november 2013) bevat de visie en de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid voor het hele grondgebied van de gemeente. In de stuctuurvisie wordt de ruimtelijke invloed van allerlei verschillende beleidsterreinen bekeken zoals milieu, infrastructuur, wonen, cultuurhistorie, landschap, economie en welzijn. In de structuurvisie maakt de gemeenteraad duidelijk wat zij de komende tien jaren wil versterken, ontwikkelen, herstructureren of juist wil behouden of beschermen. Daarmee bepaalt de structuurvisie ook de richting van de bestemmingsplannen die in de toekomst worden opgesteld.
Typologie van de dorpen
De gemeente Westerveld kent een groot aantal unieke dorpen en buurtschappen. Elk dorp is uniek en heeft zijn eigen identiteit, hiervan is de gemeente zich hiervan bewust. Daarnaast wil de gemeente niet alles gedetailleerd vastzetten en mogelijkheden bieden. Dit is mogelijk door het benoemen van hoofdkeuzen voor kwalitatieve mogelijkheden, voor de verschillende typen te onderscheiden kernen. Hierbij is onderscheid gemaakt in drie verschillende dorpstypen, afhankelijk van de omvang en vooral van de aanwezigheid van voorzieningen en het perspectief voor de toekomst daarvan. Voor elk van deze dorpstypes zijn generieke uitspraken gedaan, op basis waarvan ruimtelijke initiatieven gewogen kunnen worden. De indeling in de structuurvisie is gericht op het waar mogelijk sturen op behoud en versterking van het voorzieningenniveau.
Lhee is een woondorp. In een woondorp zijn vrijwel geen voorzieningen aanwezig en staat het wonen centraal. Eemster en Geeuwenbrug zijn dynamische dorpen. In dynamische dorpen, hier is naast het wonen nog een beperkt aantal voorzieningen aanwezig is, zoals een dorpshuis, basisschool of sportvoorziening. De gemeente wil haar inwoners een minimumaanbod van voorzieningen kunnen bieden en concentreert daarom haar beperkte beschikbare middelen op het stimuleren van behoud van met name deze voorzieningen.
Woonvraag
In de verschillende typen dorpen is naar verwachting sprake van verschillende typen woonvraag. In de dynamische dorpen kan er vraag zijn naar woningbouw voor kwetsbare groepen (zoals hulpbehoevende ouderen), die baat hebben bij de nabijheid van vele voorzieningen, groter zijn dan in de woondorpen. In de woondorpen is de verwachting dat zich meer mobiele en zelfredzame groepen zullen vestigen. In alle type dorpen is ruimte voor (beperkte) woningbouw, waarbij maatwerk en waar mogelijk versterking van de ruimtelijke kwaliteit en belevingswaarde van groot belang zijn. Sleutelwoorden zijn karakteristiek, lokaal, kleinschalig, organisch, duurzaam en gevarieerd.
Ontwikkelingen
Een goede landschappelijke inpassing en ruimtelijke kwaliteit hebben een hoge prioriteit. Stedelijke ontwikkelingen mogen niet leiden tot een aantasting van de ruimtelijke kwaliteit, maar moeten waar mogelijk bijdragen aan een verbetering van de aanwezige kwaliteiten. Een ontwikkeling vraagt om een gebiedsgericht uitwerking: daar waar de waarde beperkt(er) is, is meer ruimte voor stedelijke dynamiek dan waar sprake is van hoge waarden en kwetsbaarheid daarvan. De Structuurvisie geeft kaders en aspecten welke worden betrokken bij het maken van een afweging om een nieuwe ontwikkeling toe te staan.
2.4.2 Kadernota buitengebied
Het ruimtelijke beleid voor het buitengebied is door de gemeente vastgelegd in de Kadernota Buitengebied (vastgesteld 14 februari 2006). In de Kadernota zijn de algemene uitgangspunten voor ontwikkelingen in het buitengebied van de gemeente Westerveld opgenomen. Belangrijk onderdeel van de nota is een ontwikkelingskaart aan de hand waarvan nieuwe ontwikkelingen worden getoetst. De drie ontwikkelingsgebieden geven de gewenste richting voor ontwikkelingen aan. De gebieden zijn op basis van het bestaande grondgebruik en het vastgelegde beleid in grote eenheden globaal begrensd en gelden als vertrekpunt.
Ontwikkelingskaart Kadernota Buitengebied
Zoals de kaart laat zien, worden Geeuwenbrug en Eemster omgeven door de zones 'ontwikkeling landbouw en recreatie' en 'ontwikkeling landbouw, recreatie en natuur'. Het zuiden van Lhee grenst aan de 'ontsluiting natuur en recreatie'. Hieronder worden die zones nader beschreven.
Ontwikkeling landbouw, natuur en recreatie
Het verwevingsgebied wordt aangeduid met 'ontwikkeling landbouw, natuur en recreatie'. In dit gebied kunnen landbouw, natuur en recreatie zich gelijkwaardig ontwikkelen. Hierbij geldt dat bestaande functies en de verdere ontwikkeling daarvan, op de eerste plaats staan. Nieuwe functies kunnen worden toegestaan, mits de verdere ontwikkeling van bestaande functies niet wordt aangetast, dan wel wordt gecompenseerd. Hiertoe behoort ook het voorkomen van ongewenste versnippering. Omdat schaalvergroting in dit gebied als gevolg van de kleinschalige eigendomssituatie en natuur- en milieuwetgeving veelal moeilijk te realiseren valt, wordt een ontwikkeling verwacht waarbij functieverandering en functieverbreding veelvuldig nodig zal zijn. Hierbij moet worden gedacht aan een ontwikkeling van bestaande en nieuwe bedrijfsvormen waarin verschillende functies worden gecombineerd. In het gebied liggen agrarische gronden die binnen de doelbegrenzing van de Ecologische Hoofdstructuur vallen. De realisatie van de nieuwe EHS vindt zo mogelijk op bedrijfseconomische grondslag plaats door het natuurbeheer onder te brengen in extensieve vormen van landbouw, zoals agrarisch natuurbeheer en biologisch landbouw. Boerderijen die niet benut kunnen worden als beheerboerderij, krijgen zo mogelijk een nieuwe passende functie, bijvoorbeeld wonen, zorg of kleinschalige verblijfsrecreatie. Het gebied heeft tevens een functie voor het vasthouden en bergen van water.
Ontwikkeling landbouw en recreatie
De grootschalige landbouwgronden worden aangeduid met 'Ontwikkeling landbouw en recreatie'. In dit gebied wordt gestreefd naar een ontwikkeling waarbij de grondgebonden landbouw de nodige schaalvergroting kan doormaken. Dit kan in geval van nieuwvestiging van een grootschalig agrarisch bedrijf deels zonder landschappelijke tegenprestatie (in de geel gewaardeerde gebieden) en deels met landschappelijke tegenprestatie (in de rood-blauw gewaardeerde gebieden). Het gebied 'Ontwikkeling landbouw en recreatie' behoort tot de agrarische hoofdstructuur en blijft of wordt hiervoor zo optimaal mogelijk ingericht. Nieuwe functies zijn mogelijk, mits de agrarische hoofdstructuur in hoofdzaak in stand blijft. Dit betekent dat ontwikkeling van niet agrarische functies die ruimtebeslag vragen, bij voorkeur langs de randen van het gebied plaatsvinden. Hierbij wordt met name gedacht aan recreatieve ontwikkelingen, waaronder bijvoorbeeld de vestiging van grootschalige verblijfsrecreatieterreinen.
Ontwikkeling Natuur en recreatie
De grote natuurgebieden worden aangeduid met ‘Ontwikkeling natuur en recreatie’. In dit gebied staan de natuurwaarden en het toeristisch recreatief medegebruik op de eerste plaats. Voor bestaande recreatieve functies geldt als uitgangspunt dat deze kunnen worden voortgezet en dat recreatiebedrijven, indien wenselijk voor het voortbestaan van het bedrijf, kwalitatief mogen uitbreiden. Voor de uitbreiding worden voorwaarden gesteld met betrekking tot een goede
landschappelijke inpassing. Tevens moet bij uitbreiding worden aangetoond dat de natuurwaarde van het gehele gebied in hoofdzaak niet wordt aangetast. Nieuwe recreatieve bedrijven mogen alleen in de randen van het gebied worden ontwikkeld. Voor nieuwe functies wordt een bijdrage in de verbetering van de kernkwaliteiten van het landschap gevraagd. Het gebied heeft tevens een functie voor het vasthouden en bergen van water.
2.4.3 Beeldkwaliteitsplan Westerveld
De gemeente beschikt over het 'Beeldkwaliteitsplan Buitengebied Westerveld', welke door de gemeenteraad is vastgesteld op 21 september 2010. Het beeldkwaliteitsplan beschrijft de kenmerken en essenties van de zes aanwezige landschapstypen en de aanwezige bebouwingstypologieën binnen de gemeente Westerveld.
In het beeldkwaliteitsplan zijn criteria opgenomen die gehanteerd kunnen worden bij de toetsing van nieuwe ontwikkelingen. Er zijn tevens voorstellen gedaan, op welke wijze er per landschapstype omgegaan kan worden met de landschappelijke inpassing. Het Beeldkwaliteitsplan geeft geen harde regels. Dit betekent niet dat ontwikkelingen die niet passend zijn in een bepaald landschap, niet per definitie mogelijk zijn. Het beeldkwaliteitsplan is niet van toepassing op reguliere bouwplannen.
2.4.4 Woonvisie
Op 8 mei 2012 heeft de raad de Woonvisie vastgesteld. De Woonvisie vormt samen met de Sociale Structuurvisie de basis voor de Ruimtelijke Structuurvisie. De ambitie van Westerveld is en blijft 'ervoor zorgen dat iedereen prettig kan (blijven) wonen en leven in Westerveld'. Westerveld kiest voor een netto toename van de woningvoorraad van 400 tot het jaar 2020 te faciliteren. De raad is van mening dat er vrijheid moet blijven bestaan voor verschillende initiatieven en maakt daarom op voorhand geen keuze uit de beschikbare capaciteit. De nieuwe bevolkingsprognose van de provincie heeft aanleiding gegeven de aantallen bij te stellen.
In de Woonvisie is het volgende aangegeven. Bij woningbouw zal gestuurd worden op het bouwen van woningen voor kleine huishoudens, voor jong en oud. Circa 100 (koop)woningen worden voor starters gereserveerd. Daarnaast wil het college 100 woningen reserveren voor levensloopbestendige woningen in het goedkope en middeldure segment. Deze woningen zijn bedoeld voor onder andere senioren met en zonder zorgvraag. Er worden 50 woningen gereserveerd voor levensloop bestendig wonen in het dure/ zeer dure segment, om tegemoet te komen aan de groep senioren die op zoek zijn naar meer exclusieve woonmilieus. Verder worden er circa 100 woningen gereserveerd voor de huursector. Hiervan wil het college 50 reserveren voor de sociale huursector en 50 voor de vrije huursector. Tot slot worden er circa 50 woningen gereserveerd voor particuliere initiatieven, waaronder bijvoorbeeld collectief particulier opdrachtgeverschap.
Voor de verdeling over de kernen, waaronder Geeuwenbrug, Eemster en Lhee, stelt het college een praktische lijn voor. De mogelijke woningbouwlocaties worden nader onderzocht op kansrijkheid voor woningbouw voor de doelgroepen als ook de ruimtelijke analyse van de structuurvisie is gemaakt. Het gemeentebestuur staat op het standpunt dat de regierol bij het college ligt. De visie op wonen en de structuurvisie zijn daarbij kaderstellend. Het college is voor het bereiken van de in deze visies beschreven beleidsdoelen echter sterk afhankelijk van andere partijen. Daarom is het overleg met ontwikkelende partijen waaronder woningcorporaties, zorgpartijen en particulieren met woningbouwinitiatieven open en transparant en gericht op het gezamenlijk bereiken van de beleidsdoelen.
2.4.5 Welstandsnota
De welstandsnota van de gemeente Westerveld is in 2008 en 2010 herzien. Door de herziening in 2008 sluit de welstandsnota beter aan bij de wens van de gemeente om kleinere bouwplannen ambtelijk te kunnen toetsen en zijn enkele gebieden, waarvoor in de 'oude' nota nog geen of onjuist beleid was, opnieuw bekeken. De doelstelling van het welstandsbeleid is het veiligstellen van een basiskwaliteit van de gebouwde omgeving. Indien mogelijk zal plaatselijk een verbetering van de kwaliteit van de gebouwde omgeving het gewenste doel zijn. Kleine veelvoorkomende veranderingen en aanpassingen, mogen niet storend zijn.
Aanleiding voor de herziening in 2010 is de invoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) per 1 oktober 2010. Deze wet brengt ongeveer 25 regelingen samen die de fysieke leefomgeving betreffen. Het gaat hierbij o.a. om bouw-, milieu-, natuur-, kap- inrit- en monumentenvergunningen. Deze vergunningen gaan op in één vergunning, de Omgevingsvergunning. Daarnaast heeft de bijbehorende Invoeringswetgeving ook de Woningwet (Ww) op een aantal punten aangepast. De veranderingen en aanpassingen zijn vooral redactioneel van aard om de welstandsnota in overeenstemming te brengen met de Wabo.
Bij kleine en middelgrote projecten moet er sprake zijn van een samenhang met de omgeving. Bij grote projecten moeten de stedenbouwkundige kwaliteitsdoelstellingen worden vertaald in toetsingskaders voor de welstandsadvisering.
De gemeente baseert haar ruimtelijk kwaliteitsbeleid in hoofdzaak op de in de gemeente van kracht zijnde bestemmingsplannen. De gemeente onderscheidt algemene welstandscriteria die altijd van toepassing zijn en gebiedsgerichte criteria die alleen voor bepaalde gebieden van toepassing zijn.
In de welstandsnota zijn zes aandachtspunten geformuleerd voor het ontwerpen van gebouwen. De aandachtspunten vormen een algemeen beoordelingskader om in eerste instantie snel na te gaan of een bouwplan aan redelijke eisen van welstand voldoet. De volgende aandachtspunten zijn geformuleerd:
- De verschijningsvorm van het bouwwerk heeft een relatie met het gebruik ervan en de wijze waarop het is gemaakt. Daarnaast heeft de vormgeving van het bouwwerk haar eigen samenhang en logica.
- Het bouwwerk levert een positieve bijdrage aan de kwaliteit van de bebouwde omgeving. De eisen op dit punt worden hoger naarmate de openbare betekenis van het bouwwerk of van de omgeving groter is.
- Eventuele verwijzingen en associaties naar culturele uitingen en architectuurstijlen worden zorgvuldig gebruikt, zodat er bruikbare ontwerpconcepten en vormen ontstaan.
- In de structuur van het bouwwerk zijn helderheid en complexiteit tegelijkertijd in een evenwichtige en in een spanningsvolle relatie aanwezig.
- In het bouwwerk is een samenhangend stelsel van maatverhoudingen toegepast in ruimtes, volumes en vlakverdelingen.
- Het materiaal, de textuur en de kleur ondersteunen het karakter van het bouwwerk en ze verduidelijken de ruimtelijke samenhang met de omgeving (of de daar te verwachten ontwikkeling).
Voor veertien gebieden heeft de gemeente gebiedsgerichte welstandscriteria opgesteld. Bij de indeling van deze gebieden heeft cultuurhistorie een belangrijke rol gespeeld. Voor gebieden zoals beschermde dorpsgezichten, lintbebouwing, esgronden, natuurgebieden en dergelijke, die beeldbepalend zijn voor deze omgeving, gelden gebiedsgerichte welstandscriteria.
2.4.6 Beleidsnota lokale economie
De gemeente Westerveld heeft in december 2009 de 'Beleidsnota lokale economie, Met kwaliteit en authenticiteit boven het maaiveld uit' vastgesteld. De nota schetst de mogelijkheden die gelden voor de langere termijn. Tegelijkertijd zijn er verschillende richtingen uitgewerkt die op korte termijn versterking kunnen geven aan de lokale economie. De nota geeft daarnaast de koers aan waaraan zowel ondernemers als gemeente houvast hebben voor investeringsbeslissingen, prioriteiten of inrichtingsvragen.
2.4.7 Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan Westerveld
De Verkeer- en Vervoervisie van de gemeente Westerveld onderschrijft de doelstellingen uit de Nota Mobiliteit en het PVVP van de provincie Drenthe en sluit aan bij het landelijke Duurzaam Veilig-beleid. Dit is in 1997 door de gezamenlijk overheden (gemeenten, provincies, waterschappen en Rijk) vastgesteld.
Duurzaam Veilig staat voor: Preventief verkeersveiligheidsbeleid; voorkomen van verkeersongevallen. Wanneer er toch ongevallen plaatsvinden, er voor zorgen dat de kans op ernstig letsel minimaal is. Dit wordt bereikt door onder andere een veilige en herkenbare weginrichting. De volledige weginfrastructuur wordt daarom ingedeeld in verkeersaders en verblijfsgebieden.
In principe worden er binnen de Duurzaam Veilig-visie drie wegcategorieën onderscheiden met elk hun eigen essentiële herkenbaarheidkenmerken:
- Stroomwegen: wegverbindingen voor interregionaal, nationaal en internationaal verkeer (auto(snel))wegen; 100-120 km/uur).
- Gebiedsontsluitingswegen: ontsluiten en verbinden van de grotere kernen, (sub)regionale kernen en streken en het verkeer naar de stroomwegen leiden (50-80 km/uur).
- Erftoegangswegen: ontsluiten de kleine kernen en de woningen/bedrijven in de rurale gebieden en binnen de bebouwde kommen (30-60 km/uur).
Binnen de gemeente zijn bovendien een aantal erftoegangsverzamelwegen aanwezig. Binnen een gebied dat bestaat uit erftoegangswegen (verblijfsgebied) kan een aantal wegen worden aangeduid als erftoegangsverzamelweg. Dit zijn wegen die binnen het gebied een zekere verzamelfunctie hebben en meer verkeer afwikkelen dan een gemiddeld wegvak in dit gebied. De inrichting van deze wegen is gericht op een gemiddelde trajectsnelheid van 60 of 30 km/uur. Op de plaatsen waar het kan, mag men sneller rijden (80 of 50 km/uur), op risicovolle locaties wordt de snelheid middels snelheidsremmende maatregelen daadwerkelijk naar 30 of 60 km/uur teruggebracht.
Gemeentelijk beleid is dat alle kernen in principe zijn ingericht als verblijfsgebied binnen de kom met een maximumsnelheid van 30 km/uur. Het buitengebied wordt in principe ingericht als verblijfsgebied buiten de kom met een maximumsnelheid van 60 km/uur.
Alleen de provinciale wegen (N855, N371, N353, N381) zijn (grotendeels) aangeduid als ontsluitingsweg waarop in principe een maximumsnelheid geldt van 80 km/uur. Hier is de verkeersfunctie de hoofdfunctie. Verkeer dient zo veel mogelijk via dit hoofdwegennet (stroomwegen/gebiedsontsluitingswegen) zijn bestemming te bereiken.
2.4.8 Nota toetsingskader zorg- en opvangvoorzieningen gemeente Westerveld
Op 22 maart 2011 heeft het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Westerveld de Nota toetsingskader zorg- en opvangvoorzieningen voorlopig vastgesteld. In de nota wordt onder meer een concreet toetsingkader voorgesteld ten aanzien van de vestiging van zorg- en opvanginstellingen in de gemeente. Verschillende aspecten krijgen aandacht: schaalgrootte van de gemeente en de instelling, spreiding, draagvlak, draagkracht, kwaliteit en veiligheid. De nota is bedoeld om een afgewogen en breed gewogen besluit van gemeentezijde te kunnen nemen om al dan niet mee te werken aan een verzoek om bestemmingswijziging ten aanzien van de realisatie en vestiging van een zorg- en opvanginstelling.
In september 2013 is er een aanvullende notitie op deze nota gekomen. De aanvulling omvat een tijdelijke stop op de medewerking aan het ruimtelijk toelaten van zorg- en opvangvoorzieningen met meer dan 5 plaatsen. Met tijdelijk wordt bedoeld tot een jaar na het vaststellen van de keuzes en de kaders van de gemeente in de drie transities (jeugdzorg, AWBZ zorg en participatiewet) door de gemeenteraad. Het beleid is in dit bestemmingsplan verwerkt.
2.4.9 Geurgebiedsvisie en Verordening geurhinder en veehouderij
Op 29 juni 2010 heeft de gemeenteraad van Westerveld de Geurgebiedsvisie en de Verordening geurhinder en veehouderij vastgesteld. De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) is op 1 januari 2007 in werking getreden. De wet biedt een toetsingskader voor heel Nederland, maar geeft daarnaast ruimte voor beleidsvrijheid en maatwerk. Binnen de randvoorwaarden van de Wet geurhinder en veehouderij kan de gemeente gebiedsgericht geurbeleid formuleren, dat beter afstemt op de omstandigheden binnen de gemeente.
Ten behoeve van de Geurgebiedsvisie zijn twee verschillende onderzoeken uitgevoerd: een onderzoek geurbelasting door intensieve veehouderijen (achtergrondbelasting) en een onderzoek geurbelasting door grondgebonden veehouderijen (vaste afstanden). Uit het onderzoek blijkt onder andere dat verdere verkleining van de vaste afstanden in de bebouwde kom en het buitengebied acceptabel is voor grondgebonden veehouderijen, afhankelijk van het type kern of de ontwikkelingsvisie voor het buitengebied, onder de voorwaarde dat het agrarische bedrijf zich inzet om bij uitbreiding van de veestapel en/of de stallen de netto milieuhinder op de omgeving te verminderen.
Waarden die afwijken van de wettelijke waarden zijn vastgelegd in de Verordening geurhinder en veehouderij. De woonkernen Lhee, Eemster en Geeuwenbrug maken in de verordening onderdeel uit van 'woonkernen met een landelijk karakter' en hebben de volgende afstanden:
- een vaste afstand van 50 m voor zover dit betrekking heeft op bedrijven met maximaal het aantal dieren op basis van de drempelwaarde Besluit landbouw en waarbij sprake is van uitbreiding van een bestaande stal of nieuwbouw bij een bestaand bedrijf;
- een vaste afstand van 75 m voor zover dit betrekking heeft op bedrijven met meer dan het aantal dieren op basis van de drempelwaarde Besluit landbouw en waarbij sprake is van uitbreiding van een bestaande stal of nieuwbouw bij een bestaand bedrijf.
2.4.10 Cultuurhistorie
De gemeente Westerveld heeft haar beleid over cultuurhistorie opgenomen in het rapport 'Tussen Havelteberg en Lheebroek' (30 januari 2012). Binnen de gemeente is sprake van een grote cultuurlandschappelijke waarde en diversiteit. Zo kan er bijvoorbeeld onderscheid worden gemaakt in 31 verschillende landschapstypen.
In hoofdstuk 3 wordt nader ingegaan op de aanwezige cultuurhistorische elementen welke gelegen zijn binnen het plangebied.
Hoofdstuk 3 Huidige Situatie
In dit hoofdstuk wordt een beeld gegeven van de huidige situatie in de kernen Lhee, Eemster en Geeuwenbrug.
3.1 Lhee
3.1.1 Ligging
Het dorp Lhee ligt een paar kilometer ten zuidoosten van Dwingeloo, op het Drents Plateau. Ten noorden van het dorp loopt de Dwingelerstroom, een beek die het Drents Plateau van oost naar west doorsnijdt. Ten zuiden van Lhee ligt de zandverstuiving Lheederzand.
Lhee is bereikbaar via Dwingeloo over de Lheeweg en de Zuidenweg. Ten oosten van Lhee ligt de A28, welke noord-zuid georiënteerd is. Via de A28-N855 en de Oosteresweg is Lhee eveneens bereikbaar.
3.1.2 Ontstaan
Lhee is een esdorp. Typerend voor een esdorp zijn een webachtig wegenpatroon, waarin aan de randen open ruimten, de brinken, zijn opgenomen, en een onsamenhangende oriëntatie van bebouwing.
Tot 1812 vormde het markegebied van Lhee samen met de marke van Dwingeloo één schultambt, een rechtsgebied onder leiding van een schulte. In het gebied rond Lhee zijn restanten gevonden van graven, aardewerk en gebruiksvoorwerpen van de hunebedbouwers (3000-2200 jaar voor Christus) en uit de middenbronstijd (1250 jaar voor Christus). In de middeleeuwen was Lhee van meer betekenis dan het naburige Dwingeloo, zoals blijkt uit een belastingaanslag van de bisschop van Utrecht. Lhee telde in de periode 1250 enkele hofplaatsen te midden van een bosweidegebied waarin het vee vrij rondzwierf.
Nabij de hoven lag de 'tie' of 'tij' waar 's avonds het vee werd ingeschaard (ook Eemster kent een 'tij'). De naam 'Tieshof' herinnert hier nog aan; de contouren van een oude drinkkuil zijn op oude kaarten in het veld nog te vinden. De 'tie' verloor zijn functie toen de potstal zijn intrede deed. Samen met Lheebroek vormt de buurtschap een marke.
3.1.3 Bodem
Het grootste gedeelte van Lhee is gelegen op een dekzandafzetting. Het noorden van Lhee ligt op duinvaaggrond. De oost- en westzijde liggen op eerdgronden (essen).
3.1.4 Landschap
Rondom Lhee liggen verschillende landschappen waaronder: essen, een halfopen, onregelmatig verkaveld broek, (voormalig heide) nu bos.
Het landschap waarin Lhee ligt, is een esdorpenlandschap. Kenmerkend voor dit landschapstype zijn een afwisseling van verschillende soorten gebieden en kleinschaligheid. Essen worden over het algemeen gekenmerkt door hun relatief hoge ligging in het landschap, die nog versterkt is door de post-middeleeuwse bemesting met heide- en grasplaggen, vermengd met mest. In de buurt van de Dwingelerstroom en haar zijtakken zijn nederzettingen ontstaan. Vanuit de nederzettingen zijn vervolgens bouwlanden (de essen) en hooilanden (de maden) ontwikkeld. Rondom Lhee liggen de volgende essen: De Oosteresch, de Noord Lheederesch en de Zuid Lheederesch.
Het halfopen, onregelmatig verkavelde broek ligt ten noordoosten van Lhee. Dit landschap ligt veelal op de overgang van essen naar beekdalen en vormt als het ware ‘overhoekjes’ in het landschap. Het landschap wordt gekenmerkt door kleine perceeltjes met een onregelmatige tot blokvormige structuur, bestaande uit deels akkerland, deels grasland en deels opgaand hout. Beplanting van de perceelsrand kwam op uitgebreide schaal voor in deze ontginningen, die voor een belangrijk deel na de middeleeuwen tot stand kwamen als uitbreiding van het bestaande landbouwareaal.
Ten zuiden van Lhee lag een heidegebied. Vanaf de negentiende eeuw is het gebied bebost.
3.1.5 Cultuurhistorie
De kern is aangegeven op de cultuurhistorische waardenkaart van de gemeente Westerveld. Het grootste gedeelte van Lhee maakt onderdeel uit van de historische kern (roze). Het dorp telt acht rijksmonumenten (rode stip) en 37 boerderijen/woonhuizen welke vallen onder 'historische nederzettingslocaties' (oranje). In Lhee staan enkele monumentale bomen (groene stip).
Bereikbaarheid van landbouwgronden was essentieel voor het agrarisch bestaan, evenals doorgaande wegen voor de lokale, regionale en internationale handel. Er kan een aantal typen wegen worden onderscheiden binnen de gemeente Westerveld, waarvan de diversiteit nauw samenhangt met het grondgebruik en de natuurlijke ondergrond. Het webachtige wegenpatroon in het dorp dateert uit 1832 (rode lijn).
De navolgende afbeelding is een uitsnede van de cultuurhistorische waardenkaart van de kern Lhee.
3.1.6 Bebouwing
In de nederzettingsstructuur zijn twee kluften, ofwel groepen boerderijen te onderscheiden. In de gemeenteatlas van 1865 zijn deze aangeduid als Noord-Lhee en Zuid-Lhee.
De zuidelijke kluft is de kleinste en had een brink ter plaatse van een viersprong van wegen en paden die de verschillende boerderijen en gebieden met elkaar verbinden. Er staan een groot aantal boerderijen van het Drentse dwarsdeeltype dicht bij elkaar. Een deel van deze boerderijen is verbouwd tot woonhuis.
De noordelijke kluft is groter en heeft een langgerekt wegenpatroon. De brink van deze kluft is aan de zuidkant ervan gelegen. Oorspronkelijk bestond deze uit twee driehoekige, met elkaar verbonden ruimten. In de kluft is veel ruimte tussen de bebouwing aanwezig. De bebouwing beperkt zich aan de 'rondweg' die in het zuiden grenst aan de brink. Het grootste deel bestaat uit boerderijen, enkele hiervan zijn van het traditionele dwarsdeeltype, maar de meeste zijn een variant van de Oldambtster boerderij en dateren van rond en na 1900.
Vanaf de eeuwwisseling zijn aan de brink van Noord-Lhee enkele woningen gebouwd. Na de oorlog zijn nabij de kruising met de nieuwe doorgaande weg van Dwingeloo naar de A28 een aantal vrijstaande en dubbele woningen gebouwd. In het noordoostelijke deel van Noord-Lhee bevinden zich ook enkele vrijstaande woningen.
3.1.7 Functies
In Lhee is de meest voorkomende functie wonen. Gewoond wordt in woningen en voormalige boerderijen. In het dorp bevinden zich drie agrarische (grondgebonden) bedrijven, een hotel/restaurant en een winkel voor dagelijkse levensbehoeften. De hiervoor genoemde bedrijvigheid vindt voornamelijk plaats in het noordelijke deel van Lhee.
De nog aanwezige agrarische bedrijven in Lhee hebben voornamelijk melkrundvee. Het aantal agrarische bedrijven is gedurende de laatste 10 jaar nog iets verder gedaald, maar lijkt zich nu te stabiliseren. Het gemeentelijk beleid is erop gericht de bestaande bedrijven te behouden en deze daarom voldoende ontwikkelingsruimte te bieden. De agrarische bedrijfskavels zijn in verband met het landschap en de geurafstanden zoveel mogelijk in de lengterichting haaks ten opzichte van de weg geprojecteerd.
In het uiterste zuiden van het plangebied bevinden zich twee verblijfsrecreatieterreinen.
3.2 Eemster
3.2.1 Ligging
Eemster ligt noordelijk van Dwingeloo. Evenals Lhee maakt Eemster deel uit van het esdorpenlandschap op het Drents Plateau. Ten zuiden van het dorp loopt de Dwingelerstroom en ten noorden een zijtak ervan, de Noordlake.
Ten oosten van Eemster liggen Holten en Boterveen, deze weg is noord-zuid georiënteerd. Het dorp is eveneens te bereiken vanuit Dieverbrug via de Dwingelderdijk, Leggeloo en de Eemster.
3.2.2 Ontstaan
Eemster is van oorsprong een esdorp. In de huidige structuur vertoont het huidige ruimtelijke beeld meer het karakter van een wegdorp. In het noorden en noordoosten lagen vroeger de woeste gronden, waaronder het Leggelderveld en de Holten. Eemster had geen eigen marke, maar behoorde tot de marke van Leggeloo, een gehucht ten noordwesten. Door ruilverkavelingen is het esdorpenlandschap rondom Eemster gedeeltelijk verdwenen. Ten zuiden van de weg Eemster lag een typerend web van wegen en paden, dat het dorp met de omliggende essen en maden verbond. Ter hoogte van de splitsing met de doorgaande weg, naar Smilde, lag een brink welke op de minuutkaart van rond 1850 nog herkenbaar is. Rond de eeuwwisseling is deze brink gedeeltelijk bebouwd. Een kleine, driehoekige ruimte is wat nog resteert. Van het webachtige wegenpatroon, dat momenteel grotendeels verdwenen is, zijn nog enkele straten aanwezig.
3.2.3 Bodem
Grotendeels ligt Eemster op een es. Een noordelijk deel van Eemster bestaat uit dekzandruggen en dekzandkoppen, al dan niet met oud bouwlanddek.
3.2.4 Landschap
Eemster is voornamelijk gelegen in dezelfde landschappen als Lhee. Het essenlandschap en een halfopen, onregelmatig verkaveld broek. Een omschrijving van deze landschappen is opgenomen in paragraaf 3.1.4.
3.2.5 Cultuurhistorie
De kern is aangegeven op de cultuurhistorische waardenkaart van de gemeente Westerveld. Het grootste gedeelte van Eemster maakt onderdeel uit van de historische kern (roze). Het dorp telt één rijksmonument (rode stip) en twintig boerderijen/woonhuizen en zes bijgebouwen welke vallen onder 'historische nederzettingslocaties' (oranje en witte huisjes). Twee panden hebben een aanduiding 'karakteristiek object/beeldbepalend pand'. Aan de vermelding als karakteristiek object op de cultuurhistorische waardenkaart kunnen geen rechten of belemmeringen worden ontleend. In Eemster staat een monumentale boom (groene stip).
Tijdens het Monumenten Inventarisatie Project (MIP) werden historisch-bouwkundig en cultuurhistorisch relevant geachte gebouwen geïnventariseerd. In 2007 heeft een inventarisatie plaatsgevonden van cultuurhistorisch relevante gebouwen uit de wederopbouwperiode (1940-1969). In 2010 heeft een deel hiervan een beschermde status gekregen. Vanwege de cultuurhistorische relevantie zijn ook de objecten zonder monumentenstatus op de kaart geplaatst. Kartering van de MIP-objecten heeft plaatsgevonden door gebruik van de provinciale database, aangevuld met informatie die door de gemeente Westerveld beschikbaar is gesteld. In Eemster maakt één pand deel uit van het Monumenten Inventarisatie Project (MIP) (oranje stip).
Het webachtige wegenpatroon en de doorgaande weg in het dorp dateren uit 1832 (rode lijn).
De navolgende afbeelding is een uitsnede van de cultuurhistorische waardenkaart van de kern Eemster.
3.2.6 Bebouwing
In het huidige bebouwingsbeeld zijn nog sporen van het vroegere esdorp terug te vinden. Eemster telt een aantal karakteristieke boerderijen van het dwarsdeeltype. Daarnaast zijn er enkele jongere boerderijen van het Oldambtstertype. De boerderijen zijn zowel in het oude esdorp als langs de doorgaande weg gesitueerd. De meeste woonhuizen dateren van na 1900 en liggen voornamelijk langs het westelijke deel van de doorgaande weg.
In het bestemmingsplan zijn geen nieuwbouwlocaties voor woningen opgenomen.
3.2.7 Functies
In Eemster is de meest voorkomende functie wonen. Gewoond wordt in woningen en voormalige boerderijen. In het dorp bevinden zich drie agrarische (grondgebonden) bedrijven. De nog aanwezige agrarische bedrijven hebben voornamelijk melkrundvee. Het aantal agrarische bedrijven is gedurende de laatste 10 jaar nog iets verder gedaald, maar lijkt zich nu te stabiliseren. Het gemeentelijk beleid is erop gericht de bestaande bedrijven te behouden en deze daarom voldoende ontwikkelingsruimte te bieden. De agrarische bedrijfskavels zijn in verband met het landschap en de geurafstanden zoveel mogelijk in de lengterichting haaks ten opzichte van de weg geprojecteerd.
Er zijn geen andere functies aanwezig binnen het dorp, welke onderdeel uitmaken van voorliggend bestemmingsplan.
3.3 Geeuwenbrug
3.3.1 Ligging
Geeuwenbrug is gelegen tussen Dieverbrug en Hoogersmilde. Het dorp ligt aan de oostkant van de Drentsche Hoofdvaart, tussen de Veenesluis in het noorden en de Haarsluis in het zuiden.
Ten noorden van Geeuwenbrug ligt de provinciale weg N371, welke zuidwestelijk/noordoostelijk georiënteerd is. Via de N855, Holten, Boterveen en de Tolweg is Geeuwenbrug eveneens bereikbaar.
3.3.2 Ontstaan
In vergelijking met Lhee en Eemster is Geeuwenbrug een jonge nederzetting, die ontstond na de aanleg van de Drentsche Hoofdvaart in de jaren 1767-1780. De vaart zorgde voor de ontwikkeling van tot dan toe geïsoleerde delen van de provincie Drenthe.
Langs de vaart ontstonden bij bruggen of sluizen nederzettingen zoals Dieverbrug en Geeuwenbrug. Deze nederzettingen waren vaak een knooppunt van transport en bedrijvigheid. De goederen werden hier overgeslagen of geproduceerd en vervolgens afgevoerd.
3.3.3 Bodem
Ten noorden van het kruispunt Tolweg-Leggelerstraat bestaat de bodem uit meterhaar-kamppodzolgronden. Het betreft een strook van circa 130 m. De bodem ten zuiden van de Koekoeksweg en ten oosten van de Tolweg bestaat uit duinvaaggrond. De overige gronden van Geeuwenbrug bestaan uit veld- en laarpodzolgronden.
3.3.4 Landschap
Geeuwenbrug ligt voornamelijke binnen de landschappen beekdal met overwegend blokvormige verkaveling en rationele landbouwontginning, relatief droog.
Het gebied ten westen van Geeuwenbrug ligt binnen het landschap 'beekdal met overwegend blokvormige verkaveling'. Op plaatsen waar het beekdal smaller was, werden de kavels automatisch minder diep. Daardoor was de lengte-breedteverhouding anders dan waar de beekdalen breder waren. Hier wordt dan ook gesproken van blokvormige verkaveling, overigens wel in een (redelijk) rationeel patroon.
Het landschap ten oosten van Geeuwenbrug en aan de Leggelerstraat betreft rationele landbouwontginning, relatief droog. Binnen het landschap komen sloten voor, zeker bij landbouwontginningen die zich op het grensvlak van nat en droog bevinden. Beplanting van de perceelsrand ontbrak over het algemeen. Een belangrijk verschil is dat in de wat drogere gebieden de hoogste koppen werden uitgespaard en bebost, waardoor men een landbouwontginning ‘met gaten’ kreeg.
Ten zuiden van het dorp ligt de Leggelderesch en aan de oost- en noordoostkant liggen het natuurgebied Leggelderveld en de Voorste en Achterste Zandduinen. Deze gebieden zijn overgebleven 'woeste gronden' die vroeger tot de marke van Leggeloo behoorden.
3.3.5 Cultuurhistorie
Geeuwenbrug is een jonge nederzetting. Het dorp heeft op de cultuurhistorische waardenkaart qua bebouwing één aanduiding 'karakteristiek object/beeldbepalend pand', welke is gelegen aan de Tolweg.
De brug die de N371 en de oostkant van Geeuwenbrug verbindt, is een historisch-geografisch element - bruglocatie (paars blokje). Het betreft de historische locatie van een brug. Het gaat met name om het feit dat zich op die plek een overgang over het water bevond. De huidige infrastructuur is niet historisch waardevol.
Binnen het dorp liggen meerdere wegen en paden welke op de minuutkaart duidelijk zichtbaar zijn. Op de cultuurhistorische waardenkaart zijn deze aangeduid als 'historisch pad 1832' (rode stippellijn) en 'historische weg 1832' (rode lijn).
De navolgende afbeelding is een uitsnede van de cultuurhistorische waardenkaart van de kern Geeuwenbrug.
3.3.6 Bebouwing
De ruimtelijke structuur van Geeuwenbrug wordt gevormd door een lange, doorgaande weg, de Tolweg, die na de brug over de Drentsche Hoofdvaart uitmondt op de N371, de hoofdweg langs de westzijde van de vaart. De bebouwing is van oudsher langs de Drentsche Hoofdvaart geconcentreerd. Later heeft zich langs de Tolweg, de Koekoeksweg en de Leggelerstraat bebouwing gevormd.
De bebouwing is tamelijk jong. Rond 1850 is nog slechts sprake van wat bebouwing langs de vaart. Aan het einde van de negentiende en in de loop van de twingtigste eeuw is het huidige dorp ontstaan. Aan de Venesluis staan enkele kleine keuterboerderijen, daterend van rond 1900-1920. Alle keuterboerderijen worden momenteel gebruikt als woning. Langs de Koekoeksweg en de Leggelerstraat staan eveneens keuterboerderijen. Deze worden ook alle gebruikt als woning.
In de jaren dertig verrees er bij het kruispunt Tolweg-Leggelerstraat een lagere school met een hoofdmeesterswoning. Aan de Tolweg en Leggelerstraat zijn aan weerszijden van de weg in verschillende decennia woonhuizen gebouwd, variërend van vrijstaand tot twee-onder-een-kap.
3.3.7 Functies
In Geeuwenbrug is de meest voorkomende functie wonen. Gewoond wordt in woningen en voormalige boerderijen. In het dorp zijn drie bedrijven aanwezig: een bouwbedrijf aan de Tolweg, een nutsvoorziening aan Het Lot en een houtzagerij welke is gelegen aan de Koekoeksweg.
Het voormalige schoolgebouw is in gebruik als buurthuis.
Hoofdstuk 4 Onderzoek
4.1 Algemeen
Op grond van artikel 3.2 van de Algemene wet bestuursrecht dient een bestuursorgaan bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis te vergaren over de relevante feiten en de af te wegen belangen. Het vaststellen of wijzigen van een bestemmingsplan kan gevolgen hebben voor de belangen van natuur en milieu, voor cultuurhistorische, landschappelijke en archeologische waarden, de waterhuishouding en andere waarden. Bij de voorbereiding van dit bestemmingsplan is onderzocht welke waarden bij het plan in het geding zijn en wat de gevolgen van het plan zijn voor deze waarden. Voor sommige daarvan is in specifieke wetgeving voorgeschreven op welke wijze de gevolgen dienen te worden onderzocht en getoetst (Habitattoets, milieueffectrapportage). Gelet op de aard en het karakter van het voorliggende bestemmingsplan (overwegend consoliderend), zal in dit hoofdstuk aandacht worden besteed aan de aspecten archeologie, cultuurhistorie, ecologie, water en diverse milieuaspecten zoals geluid en externe veiligheid
4.2 Archeologie En Cultuurhistorie
4.2.1 Archeologie
In 2009 is de gemeente gestart met het opstellen van een archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart. Het doel van de kaart is een gemeentedekkend overzicht te geven van bekende archeologische waarden en archeologische verwachtingen. De kaart geeft een beeld van hoe de gemeente met het bodemarchief omgaat: wanneer is welk archeologisch onderzoek nodig. In 2010 is de beleidskaart vastgesteld.
De kaart bestaat uit drie lagen:
- 1. Bronnenkaart, waarop alle bekende vindplaatsen en cultuurhistorische objecten staan weergegeven.
- 2. Landschaps- en archeologische verwachtingskaart. Op deze kaart is per landschapstype de archeologische verwachting weergegeven: laag, middelhoog of hoog. Deze kaart is, in combinatie met de bronnenkaart, een goede basis voor het nader archeologisch onderzoek. Ook is de bronnenkaart de basis voor het archeologiebeleid.
- 3. Beleidsadvieskaart. De archeologische verwachtingskaart, de bronnenkaart en de beleidsrichtlijnen van de provincie Drenthe vormen samen de basis voor de beleidsadvieskaart. Op deze kaart is met een kleurencode aangegeven waar welke beleidsregels gelden en welke vorm van archeologisch onderzoek nodig is voor een vergunning kan worden afgegeven. In de navolgende figuur is een relevante uitsnede weergegeven.
Op de verbeelding zijn de archeologisch waardevolle gebieden weergegeven en in de planregels zijn deze van een nadere regeling voorzien.
Uitsnede archeologische beleidsadvieskaart Lhee
Uitsnede archeologische beleidsadvieskaart Eemster
De historische kern van Lhee is een AMK terrein en heeft de status "terrein van hoge archeologische waarde" (monumentnummer 15316). De beschrijving van het AMK terrein geeft aan: Stad (middeleeuwen laat (1050-1500 na Christus) - nieuwe tijd C (1850 na Christus-heden). In Lhee is tevens een archeologisch monument aanwezig, ter plaatse van het nummer 14464. Deze beschrijving geeft aan: Stad (Middeleeuwen vroeg (450 - 1050 na Chr.) - Middeleeuwen laat (1050 - 1500 na Chr.)
De historische kern van Eemster is eveneens een AMK terrein (monumentnummer 14464). De beschrijving van het terrein geeft aan: Stad (middeleeuwen vroeg (450-1050 na Christus) - middeleeuwen laat (1050-1500 na Christus). Beide historische kernen maken deel uit van het voorliggende bestemmingsplan.
Het grootste gedeelte van Lhee en Eemster hebben de aanduiding 'terrein van hoge archeologische waarde'. Het beleid in de historische kern is het behoud in situ, indien dit niet mogelijk is dan moet er worden opgegraven. Er is een vrijstelling (via de gemeentelijke archeoloog) voor ingrepen welke kleiner zijn dan 70 m2. De beleidsadvieskaart geeft aan dat als er ontwikkelingen plaatsvinden op esgronden (bruin) er een verkennend en karterend proefsleuvenonderzoek moet worden uitgevoerd. De esgronden zijn van provinciaal belang. Bij ingrepen moet alvorens er een onderzoek plaatsvindt, contact worden opgenomen met de gemeentelijke archeoloog. De oostzijde van de historische kern van Lhee en de noord-/westzijde van Eemster hebben een onbekende verwachting (grijs). Bij ingrepen groter dan 1000 m² extrapoleren de omringende verwachtingwaarden.
Lhee heeft tevens een cultuurhistorisch objectnummer (19), bron: Franse kaarten (1811-1813), Atlas van Huguenin (1819-1829). Voor ontwikkelingen op deze gronden moet een historisch bronnenonderzoek worden verricht, zo nodig een verkennend en karterend onderzoek.
Uitsnede archeologische beleidsadvieskaart Geeuwenbrug
De bebouwing aan de Venesluis en de Tolweg in Geeuwenbrug hebben grotendeels een onbekende verwachting. De Leggelerstraat heeft een hoge tot middelhoge verwachting. Bij ingrepen groter dan 1000 m² moet een verkennend booronderzoek, met zes boringen per ha worden uitgevoerd. Indien nodig tevens een karterend onderzoek.
Legenda archeologische beleidsadvieskaart
4.2.2 Cultuurhistorie
In de ruimtelijke planvorming dient in toenemende mate rekening te worden gehouden met aanwezige cultuurhistorische waarden. In de provinciale Omgevingsvisie komen alle kernen voor op de kaart 'Cultuurhistorie'. Het dorp Lhee heeft de aanduidingen 'waardevolle es' en 'waardevol esdorp'. Enkele woningen/boerderijen ten noorden/westen van Eemster liggen binnen de aanduiding 'waardevolle es'. Door Geeuwenbrug loopt in oost-westelijke richting een prehistorische route.
De provinciale Omgevingsverordening geeft aan dat een ruimtelijk plan geen nieuwe activiteiten, dan wel wijziging van bestaande activiteiten mogelijk maakt, die de kernkwaliteiten significant aantasten. Voorliggend bestemmingsplan betreft een consoliderend plan, dit betekent dat het plan in beginsel is gericht op het regelen van de bestaande functies. Hierdoor treden er geen belemmeringen op ten aanzien van het provinciaal beleid.
Zoals vermeld in hoofdstuk 3 (paragrafen Cultuurhistorie) komen in het plangebied zeven rijksmonumenten voor. De rijksmonumenten zijn in het bestemmingsplan opgenomen met de dubbelbestemming Waarde - Rijksmonument.
4.3 Ecologie
Ter bescherming van ecologische waarden dient bij ruimtelijke ingrepen een afweging te worden gemaakt in het kader van de Wet natuurbescherming1 .
- 1. Daar waar nog wordt gesproken over de Natuurbeschermingswet 1998 wordt bedoeld de Wet natuurbescherming.
4.3.1 Wet natuurbescherming
Met ingang van 1 januari 2017 treedt de Wet natuurbescherming inwerking. In de Wnb is de bescherming van specifieke natuurgebieden geregeld. Het betreft de Natura 2000-gebieden, die een internationale bescherming genieten. Plannen en projecten met negatieve effecten op deze gebieden zijn vergunningsplichtig. Relevant daarbij is dat de Wnb een externe werking kent. Van externe werking is sprake als activiteiten buiten een Natura 2000-gebied van invloed zijn op de natuurwaarden in een Natura 2000-gebied.
4.4 Water
Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf te worden opgenomen van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie. In die paragraaf dient te worden uiteengezet of en in welke mate het plan in kwestie gevolgen heeft voor de waterhuishouding, dat wil zeggen het grondwater en het oppervlaktewater. Het is de schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets: 'het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren (door de waterbeheerder), afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten.'
Het beleid van het Waterschap Reest en Wieden is neergelegd in het Waterbeheerplan 2010-2015. In dit document is vastgelegd hoe het waterschap invulling geeft aan het integrale waterbeheer nu en in de toekomst.
In het navolgende wordt ingegaan op de wijze waarop waterhuishoudkundige aspecten in het plan zijn verwerkt.
4.4.1 Huidig watersysteem
Het plangebied omvat de bebouwde dorpskommen van Lhee, Eemster en Geeuwenbrug. Voorliggend bestemmingsplan is een conserverend plan. De waterhuishouding zal naar aanleiding van het onderhavige bestemmingsplan niet worden gewijzigd. Wel zijn de watergangen van enige omvang bestemd als Water, om daarmee demping te voorkomen.
4.4.2 Advies en overleg waterschap
Het plan betreft alleen een functieverandering van bestaande bebouwing en heeft geen invloed op de waterhuishouding. Er is dan ook geen waterschapsbelang.
Deze conclusie is getrokken naar aanleiding van de digitale watertoets die op 1 augustus 2013 is doorlopen. Het proces van de watertoets is goed doorlopen conform de Handreiking Watertoets III. De watertoets is als bijlage aan het plan toegevoegd.
4.5 Geluid
In het kader van de Wet geluidhinder bevinden zich langs alle wegen zones, met uitzondering van die wegen waar een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt en die wegen die zijn gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied. Binnen de bebouwde kom bedraagt de zonebreedte voor tweestrookswegen die, gerekend vanuit de wegas, aan weerszijden van de weg in acht moet worden genomen, 200 m. In het geval van geluidgevoelige nieuwbouw binnen die zone dient akoestisch onderzoek plaats te vinden.
Behoudens situaties waarbij door Gedeputeerde Staten of burgemeester en wethouders een hogere waarde is vastgesteld, geldt voor geluidsgevoelige bebouwing binnen een zone als hoogst toelaatbare geluidsbelasting van de gevel 48 dB (Wet geluidhinder 2006). Bij het voorbereiden van een ruimtelijk plan dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op grond behorende bij een zone dient door burgemeester en wethouders akoestisch onderzoek te worden ingesteld. Indien de geluidsbelasting de voorkeursgrenswaarde van 48 dB te boven gaat, kunnen, mits gemotiveerd, burgemeester en wethouders een hogere waarde vaststellen (artikel 83 van de Wet geluidhinder). Indien het nog niet geprojecteerde geluidsgevoelige bebouwing langs een aanwezige weg betreft, kunnen burgemeester en wethouders in 'binnenstedelijk' gebied een hogere waarde tot maximaal 63 dB vaststellen.
Omdat de bestaande situatie wordt vastgelegd en er geen nieuwe geluidsgevoelige objecten mogelijk worden gemaakt, kan een akoestisch onderzoek achterwege blijven.
4.6 Bedrijven
In het kader van de Wet milieubeheer dient in nieuwe situaties rekening te worden gehouden met (wenselijke) afstanden tussen bepaalde milieubelastende functies en milieugevoelige functies. Bedrijven die in de nabijheid van woningen zijn gesitueerd, kunnen voor overlast/hinder zorgen. Deze hinderproblematiek kan uit een aantal factoren van het productieproces voortvloeien, zoals lawaai, trillingen, stank en andere vormen van verontreiniging.
Rond bedrijven liggen hindercirkels waarvan de minimale afstanden ten opzichte van gevoelige functies (zoals woningen) worden bepaald aan de hand van onder andere het bedrijfstype en de omvang van het bedrijf. Voor het bepalen van de minimale afstanden wordt de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering gebruikt.
Binnen de kern Lhee zijn drie agrarische (grondgebonden) bedrijven, een hotel/restaurant en een winkel voor dagelijkse levensbehoeften gevestigd. In Eemster zijn drie agrarische (grondgebonden) bedrijven gevestigd. Binnen Geeuwenbrug zijn drie bedrijven aanwezig waaronder een bouwbedrijf, een nutsvoorziening en een houtzagerij.
Voor de binnen het plangebied gelegen bedrijven geldt dat via de milieuwetgeving zorg wordt gedragen voor een goede inpassing in de woonomgeving. Hierbij doen zich geen knelpunten voor die om een directe aanpak vragen.
4.7 Externe Veiligheid
4.7.1 Inrichtingen met gevaarlijke stoffen
Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen in werking getreden. Dit besluit richt zich primair op inrichtingen als bedoeld in de Wet milieubeheer. Deze inrichtingen brengen risico's met zich mee voor de in de omgeving gelegen risicogevoelige objecten. Het besluit onderscheidt twee categorieën risicogevoelige objecten, namelijk kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten (Bevi artikel 1, lid 1, sub a en m). Dit onderscheid is gebaseerd op maatschappelijke opvattingen over de groepen mensen die in het bijzonder moeten worden beschermd en op gegevens als het aantal personen en de verblijfstijd van groepen mensen. Het besluit geeft waarden voor het risico dat toelaatbaar wordt geacht voor deze objecten. Hierbij worden twee vormen van risico onderscheiden, het plaatsgebonden risicio en het groepsrisico.
Op 13 februari 2009 is het gewijzigde Bevi in werking getreden. Deze wijzigingen betreffen een uitbreiding van de lijst met (beperkt) kwetsbare objecten en risicovolle inrichtingen. Ook is de Wet ruimtelijke ordening in het Bevi doorgevoerd.
Onderzoek
De risicokaart geeft aan dat er binnen het plangebied een inrichting ligt. Het betreft het hotel/restaurant aan de Lhee 76 in Lhee. Het bedrijf valt onder de werking van het Activiteitenbesluit. Er is geen sprake van een plaatsgebonden risicocontour of een overschrijding van het groepsrisico.
In Geeuwenbrug is een gasontvangstation van de Gasunie aanwezig. Het gasontvangstation valt onder de werking van het Activiteitenbesluit. Voor het station geldt een veiligheidsafstand van 15 meter voor kwetsbare objecten en 4 meter voor beperkt kwetsbare objecten. Deze afstanden zijn opgenomen op de verbeelding.
De navolgende afbeelding geeft een impressie van de risicovolle objecten binnen het plangebied.
Uitsnede: Risicokaart
4.7.2 Vervoer van gevaarlijke stoffen
Zoals bij inrichtingen het Bevi voorwaarden stelt aan de omgang met externe veiligheid, zo zijn bij vervoer van gevaarlijke stoffen deze voorwaarden opgenomen in het Bevt. Rijkswegen maken deel uit van het Basisnet Weg.
Ten noorden van Geeuwenbrug ligt de provinciale weg N371, waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. In het plangebied liggen geen wegen, spoor- en waterwegen die met het oog op het vervoer van gevaarlijke stoffen voor belemmeringen zorgen in het plangebied.
Onderzoek
Het RUD Drenthe heeft een 'risicoanalyse transport' opgesteld, hieruit is het volgende gebleken
Route en transportgegevens
Voor de risicobeoordeling van de weg is de stof brandbare gassen (GF3), zoals LPG en propaan bepalend. De categorie GF3 bepaald ook de grootte van het invloedsgebied, deze bedraagt circa 355 meter vanaf het midden van de weg (bron: HART). De provinciale weg wordt als een weg buiten de bebouwde kom gemodelleerd en heeft een breedte van circa 10 meter en de faalfrequentie bedraagt 3,6E-07 (generiek volgens RBMII).
Voor de provinciale weg N371 zijn geen transportgegevens aanwezig. Via deze weg vindt alleen transport plaats als zijnde bestemmingsverkeer. Omdat het transport van LPG bepalend is, is voor het aantal LPG-transporten gekeken naar het aantal LPG-tankstations die via deze route bevoorraad kunnen worden. Daarbij zijn de gegevens van de risicokaart geraadpleegd en is rekening gehouden met de vergunde doorzet van LPG per tankstation. Een LPG-tankstation met een doorzet van 1000 m3 per jaar wordt circa 70 keer per jaar bevoorraad. Voor het aantal transporten is dan gerekend met 140 LPG-tankwagens. Bij de bevoorrading wordt namelijk niet altijd de gehele inhoud van de tankwagen gelost.
Het aantal tankstations dat via deze route bevoorraad kan worden bedraagt 2 tankstations (Dieverbrug en Dwingeloo). Het totaal aantal transporten LPG bedraagt circa 280 LPG-tankwagens. De drie tankstation hebben een vergunde doorzet van 1000 m3 LPG per jaar.
Plaatsgebonden risico PR 10-6 per jaar
Het plaatsgebonden risico 10-6 per jaar is door het RUD Drenthe met het programma RBMII berekend. Voor de provinciale weg N371 bedraagt de afstand voor de veiligheidszone (PR10-6 per jaar) volgens de berekening 0 meter. De veiligheidsafstand wordt gemeten vanaf het midden van de middenberm van de weg. Het transport van gevaarlijke stoffen over de weg voldoet aan de grens- en richtwaarde van het plaatsgebonden risico 10-6 per jaar.
Groepsrisico transport
Om het bestemmingsplan vast te kunnen stellen moet het groepsrisico worden beoordeeld en worden verantwoord. Het groepsrisico is door het RUD Drenthe met het rekenprogramma RBMII berekend en beoordeeld. Het groepsrisico is bepaald binnen het invloedsgebied van de N371. Het invloedsgebied van de weg wordt bepaald door het transport van brandbaar gas, zoals propaan en LPG en bedraagt circa 355 meter (bron: HART). Binnen dit gebied is de populatie met behulp van de BAG-populatieservice opgevraagd.
Groepsrisico provinciale weg N371
Het groepsrisico is voor de N371 ter hoogte van Geeuwenbrug berekend door het RUD Drenthe. Het berekende groepsrisico van de provinciale weg N371 bedraagt 0,1% van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico met 14 slachtoffers.
Verantwoording groepsrisico transport
Het groepsrisico is met behulp van het rekenprogramma RBMII, versie 2.3 bepaald door het RUD Drenthe. Uit deze analyse is gebleken dat het groepsrisico ten aanzien van de provinciale weg ruimschoots beneden de oriëntatiewaarde van het groepsrisico ligt. Uit de berekening van het groepsrisico is gebleken dat de dichtheid van personen binnen het invloedsgebied langs een tracé lager is dan 10% van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico en het groepsrisico neemt niet toe. Op grond van artikel 8 van het Bevt kan in dit geval worden volstaan met een eenvoudige verantwoording van het groepsrisico. Op grond van artikel 9 van het Bevt zal advies worden gevraagd bij de VRD in verband met de aspecten van zelfredzaamheid en hulpverlening.
Het 'advies externe veiligheid Bestemmingsplan L:EG' is opgenomen in de bijlagen.
4.7.3 Buisleidingen
Op 01 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden met de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb). Dit besluit omvat de nieuwe regelgeving op het gebied van buisleidingen waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd.
In plaats van de bebouwings- en toetsingsafstanden waar in de oude circulaires van werd uitgegaan, dienen nu de belemmerende strook (5 m bij 66,2 bar leidingen en 4 m bij 40 bar leidingen), de plaatsgebonden risicocontour (10-6) en het invloedsgebied van het groepsrisico in acht te worden gehouden bij ruimtelijke ontwikkelingen.
Onderzoek
In het plangebied, bij Geeuwenbrug, liggen twee aardgasleidingen van de Nederlandse Gasunie. Het betreft de N-521-50-KR-022 (effectafstand 80 m) en N-521-45-KR-010 (effectafstand 50 m).
Beide leidingen hebben een belemmerende strook van 4 m aan weerszijden van de leiding. De belemmerde zones zijn opgenomen binnen de bestemming Leiding -Gas, omdat de bestaande situatie wordt vastgelegd en er geen nieuwe geluidsgevoelige objecten mogelijk worden gemaakt, treden er geen belemmeringen op voor het bestemmingsplan.
RUD Drenthe heeft het "advies externe veiligheid Bestemmingsplan LEG" opgesteld, hierin is ook het groepsrisico berekend. Hieruit is gebleken dat er ten gevolge van de twee leidingen geen groepsrisico aanwezig is. De hoogte van het groepsrisico bedraagt namelijk 0 slachtoffers. De oriëntatiewaarde van het groepsrisico wordt niet overschreden. Er vinden geen ontwikkelingen plaats, hierdoor wijzigt het groepsrisico niet. Een uitgebreide groepsrisico verantwoording is niet noodzakelijk.
In verband met de zelfredzaamheid en hulpverlening wordt een advies gevraagd bij de VRD.
Het 'advies externe veiligheid Bestemmingsplan L:EG' is opgenomen in de bijlagen.
4.8 Bodem
Voorliggend bestemmingsplan betreft een consoliderend plan voor Lhee, Eemster en Geeuwenbrug. Voor deze kernen is het plan in beginsel gericht op het regelen van de bestaande functies. Nader onderzoek naar de bodemkwaliteit is voor deze kernen daarom niet aan de orde.
4.9 Luchtkwaliteit
Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden in principe overal. Aangezien met het onderhavig plan geen extra woningen of bedrijven aan het plangebied kunnen worden toegevoegd, zal de luchtkwaliteit niet verslechteren. Een onderzoek kan daarom achterwege blijven.
4.10 Oplegnotitie Planmer
Omdat de regeling van het bestemmingsplan Lhee Eemster en Geeuwenbrug aansluit bij het bestemmingsplan Buitengebied en voor dat bestemmingsplan reeds een PlanMER is opgesteld, is de PlanMER voor het onderhavige bestemmingsplan opgesteld in de vorm van een oplegnotitie bij de PlanMER bestemmingsplan Buitengebied (Grontmij, 2011). De beschrijving van de huidige situatie en het beleid is reeds in dat PlanMER weergegeven. In veel gevallen zullen ook de effecten hetzelfde zijn. In die gevallen is in de oplegnotitie volstaan met een korte samenvatting van deze effecten met, indien nodig een verwijzing naar het PlanMER buitengebied. In dat opzicht dient de Oplegnotitie te worden gelezen in samenhang met het planMER buitengebied.
Gelet op de uitspraak van de Raad van State inzake het bestemmingsplan buitengebied (6 augustus 2014), is de Passende Beoordeling en in samenhang daarmee ook het voorkeursalternatief aangepast. Het aangepaste voorkeursalternatief is in het voorliggende bestemmingsplan opgenomen. In hoofdzaak betekent deze aanpassing dat geen ontwikkelingsruimte wordt toegestaan waarbij de vergunde ammoniakemissie van een veehouderij toeneemt. Dit betekent dat binnen de regels van het voorliggende bestemmingsplan uitsluitend ruimte voor de bouw van nieuwe stallen aanwezig is door de best beschikbare technieken toe te passen op bestaande en nieuwe stallen.
Op basis van de bestaande stalsystemen en de vergunde ammoniakemissie is per bedrijf in Lhee en Eemster een berekening gemaakt van de uitbreidingsruimte die beschikbaar is zonder dat op bedrijfsniveau sprake is van een toename van ammoniakemissie. Onder verwijzing naar bijlage 1 uit de Oplegnotitie, betekent dit voor de agrarische bedrijven het volgende:
Door de best beschikbare technieken toe te passen is voor de meeste bedrijven derhalve nog sprake van uitbreidingsmogelijkheden binnen de regels van het bestemmingsplan.
Naast het benutten van de mogelijkheid van interne saldering, is uitbreiding van de veestapel in beginsel ook nog mogelijk als de uitbreiding past binnen de Programmatische Aanpak van Stikstof (PAS), mits tevens vaststaat dat de uitbreiding voldoet aan de Wet natuurbescherming. Hiervoor is een afwijkingsbevoegdheid in de planregels opgenomen, die alleen mag worden toegepast als en nadat het bevoegde gezag als bedoeld in de Wet natuurbescherming een specifieke verklaring heeft afgegeven
Bij deze opzet van het bestemmingsplan geen sprake van significant-negatieve effecten als gevolg van ammoniakdepositie Natura 2000-gebieden. Binnen de kaders van de Wet Natuurbescherming is dan ook sprake van een uitvoerbaar bestemmingsplan.
In de Oplegnotitie is het voornemen verder getoetst aan de volgende thema's:
- Bodem en grondwater
- Water
- Landschap, cultuurhistorie en archeologie
- Natuur
- Geluid en verkeer
- Geur
- Luchtkwaliteit, gezondheid en fijn stof
Met uitzondering van de thema's archeologie en natuur (zie hieronder), worden de effecten van het voornemen op de onderzochte thema's als neutraal ingeschat. Dit houdt in dat het bestemmingsplan wat betreft de onderzochte thema's noch tot een verbetering, noch tot een verslechtering zal leiden.
Archeologie
Het voorkeursalternatief voorziet in mogelijkheden voor uitbreiding van bestaande agrarische bedrijven. Aangezien effecten door uitbreiding ook in de autonome ontwikkeling kunnen optreden, wordt het effect alleen bepaald door de grotere bouwblokmaat (2 ha in plaats van 1,5 ha, waarbij de maximale bebouwingsoppervlakte op 10.000 m2 blijft staan). Ten opzichte van de autonome ontwikkeling wordt het voorkeursalternatief beoordeeld als licht negatief (0/-).
Natuur
De sloop van agrarische bebouwing en grondwerkzaamheden ten behoeve van de bouw van opstallen kan een licht negatief effect genereren op in de Wet Natuurbescherming beschermde soorten. Het effect wordt ingeschat als licht negatief (0/-).
Conclusie
De licht negatieve effecten op de thema's archeologie en natuur, acht de gemeente acceptabel. Bovendien zal sectorale wet- en regelgeving op beide punten ertoe leiden dat onevenredige aantasting van waarden wordt voorkomen. Geconcludeerd kan worden dat sprake is van een uitvoerbaar bestemmingsplan. Voor nadere details wordt verwezen naar bijlage 3 bij de toelichting.
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
5.1 Algemeen
In dit hoofdstuk wordt aangegeven op welke wijze de binnen het plangebied voorkomende functies in het bestemmingsplan worden geregeld.
Over het algemeen wordt met de toekenning van een bestemming zoveel mogelijk aangesloten bij de bestaande functies. Daarnaast wordt met het opstellen van dit plan beoogd een zodanig plan te ontwerpen, dat enerzijds rechtszekerheid wordt geboden aan de burgers en dat anderzijds voldoende praktische mogelijkheden worden geboden om flexibel op ondergeschikte aanpassingen in te kunnen spelen. De regeling is afgestemd op het recent vastgestelde bestemmingsplan Buitengebied.
5.2 Regelgeving In Hoofdlijnen
5.2.1 Gebiedsbestemmingen
De gebiedsbestemmingen zijn in hoofdzaak onbebouwde bestemmingen: Agrarisch - 1 en Agrarisch - 2, Bos - 1, Bos - 2 en Water. De gebiedsbestemmingen zijn vrij globaal van karakter, wat de flexibiliteit van het plan ten goede komt.
5.2.2 Overige bestemmingen
Naast de gebiedsbestemmingen zijn er in het voorliggende bestemmingsplan ook nog andere bestemmingen gelegd. Deze bestemmingen worden de in de navolgende paragraaf beschreven. Per bestemming wordt eerst een algemene beschrijving gegeven, waarna wordt ingegaan op de specifieke bestemming(en). Enkele bestemmingen zijn echter zo specifiek dat de regels voor zich spreken en een andere toelichting op die bestemming niet nodig is.
5.2.3 Dubbelbestemmingen
5.2.4 Stikstofregeling veehouderijen en Natura 2000
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient onderzoek te worden ingesteld naar de economische uitvoerbaarheid van een plan. In het onderhavige geval is er sprake van een grotendeels consoliderend plan, waaraan derhalve voor de gemeente geen kosten zijn verbonden.
Wat betreft de door dit bestemmingsplan mogelijk gemaakte bouwplannen is in de Wet ruimtelijke ordening een regeling opgenomen, waardoor bij relatief beperkte bouwmogelijkheden kan worden afgeweken van de plicht om een exploitatieplan vast te stellen. Aangezien alle in onderhavig bestemmingsplan opgenomen bouwplannen onder deze regeling vallen, zal de gemeenteraad bij vaststelling van het bestemmingsplan besluiten om geen exploitatieplan vast te stellen.
Wanneer door middel van wijzigingsbevoegdheden bouwmogelijkheden worden geboden, schuift het beoordelingsmoment ten aanzien van de vaststelling van een exploitatieplan door naar de toepassing van de betreffende wijzigingsbevoegdheid. Mochten zich dan kosten voordoen, die voor kostenverhaal in aanmerking komen, dan zal getracht worden een overeenkomst zoals bedoeld in artikel 6.24 Wro te sluiten met de initiatiefnemer. In deze overeenkomst kunnen, indien nodig, ook aanvullende eisen gesteld worden. Wanneer het sluiten van een dergelijke overeenkomst voorafgaand aan de vaststelling van het wijzigingsplan niet mogelijk blijkt te zijn, kan hiervoor alsnog een exploitatieplan worden vastgesteld.
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Inspraak
Het voorontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 18 juni 2015 gedurende 6 weken ter inzage gelegen. In deze periode heeft eenieder zijn of haar reactie kunnen geven op het bestemmingsplan. Ook is het bestemmingsplan in deze periode toegezonden aan de wettelijke overlegpartners. Door onvoorziene omstandigheden heeft het voorbereidingsproces van het bestemmingsplan vertraging opgelopen en zijn de ingekomen reacties in september 2016 beantwoord. De nota inspraak en overleg is opgenomen in de bijlage.
Ter inzage voor zienswijzen
Vanaf 30 maart 2017 heeft het ontwerp van het bestemmingsplan zes weken ter inzage gelegen. Gedurende de periode van de terinzagelegging zijn 7 zienswijzen binnengekomen. Deze zienswijzen zijn samengevat en voorzien van een gemeentelijke reactie in de reactienota die als Bijlage 7 is opgenomen.
Bijlage 1 Vergunning Natuurbeschermingswet
Adres | datum vergunning | zaaknummer |
Eemster 59, 7991 PT Dwingeloo | 19-10-2015 | 201500416 |
Bijlage 2 Beeldkwaliteitsplan
Bijlage 3 Specifieke Toetsingscriteria Ondergeschikte Tweede Tak Of Deeltijdfunctie
Activiteit | Specifieke criteria bij toepassing van de ontheffing in artikel 3 lid 3.6. onder b, artikel 4 lid 4.6. onder b, artikel 6 lid 6.5. onder e en artikel 45 lid 45.5. onder e |
Verkoop en ambachtelijke bewerking en verwerking van eigen en streekeigen producten | Het gaat hier om producten als jam, sap, zuivel, wijn, ijs, brood e.d. gemaakt van de agrarische producten geteeld in de nabije omgeving. Het mag niet gaan om grootschalige productie. Detailhandel is in beperkte mate mogelijk. De producten moeten een relatie hebben met het landelijk gebied. De bedrijfsvloeroppervlakte voor de bewerking en verwerking mag maximaal 350 m², inclusief de overige nevenfuncties, bedragen, waarbinnen de verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van de detailhandel maximaal 50 m² mag bedragen. De activiteiten dienen binnen de gebouwen plaats te vinden. |
Koelhuizen | Er zijn uitsluitend koelhuizen (waarmee niet een extra geventileerde schuur is bedoeld) toegestaan, die functioneren ten behoeve van het agrarisch bedrijf waarbij het koelhuis wordt geplaatst, waarbij tevens opslag is toegestaan voor meerdere bedrijven binnen een straal van 1 km. Bij grotere omvang van de koeling moeten de koelhuizen op een bedrijventerrein worden gevestigd, omdat het dan zal functioneren voor meerdere bedrijven en de verkeersaantrekkende werking niet aanvaardbaar is in het buitengebied. De oppervlakte van een koelhuis mag maximaal 200 m² bedragen. Wanneer het koelhuis bedoeld is voor de opslag voor meerdere bedrijven in de directe nabijheid (straal 1 km) en bij verwerking van de agrarische producten mag de oppervlakte maximaal 350 m², inclusief de overige nevenfuncties, bedragen. |
Zorgfunctie | Het moet gaan om de vestiging van een kleinschalige maatschappelijke zorgfunctie, bijvoorbeeld ten behoeve van resocialisatie, therapie, gehandicapten, en dergelijke, met een oppervlakte van ten hoogste 350 m², inclusief de overige nevenfuncties. Bij een zorgfunctie moet sprake zijn van een directe relatie tussen het agrarisch bedrijf, het gebruiksgericht paardenhouderijbedrijf of de manege en de sociale en/of sociaal-medische opvang van personen, in die zin dat de bewoners behulpzaam zijn bij de bedrijfsactiviteiten. Ten behoeve van de huisvesting van personen mogen wooneenheden worden gerealiseerd binnen de bebouwing. |
Agrarische kinderopvang | Het moet gaan om de vestiging van een kleinschalige kinderopvang met meer dan 6 kinderen, die een relatie heeft met het agrarisch bedrijf, het gebruiksgericht paardenhouderijbedrijf of de manege. De oppervlakte van de kinderopvang zal ten hoogste 350 m², inclusief de overige nevenfuncties, bedragen. |
Agrarische dienstverlenende bedrijvigheid, en andere agrarische aanverwante bedrijvigheid | Er moet een relatie zijn met het bijbehorende agrarisch bedrijf, het gebruiksgericht paardenhouderijbedrijf of de manege. Er mag ten hoogste 350 m², inclusief de overige nevenfuncties, worden gebruikt ten behoeve van de ondergeschikte tak of deeltijdfunctie. |
Gebruiksgerichte paardenhouderij | Er moet een relatie zijn met het bijbehorende agrarisch bedrijf, het gebruiksgericht paardenhouderijbedrijf of de manege. Er mag ten hoogste 500 m², inclusief de overige nevenfuncties, worden gebruikt ten behoeve van de paardenhouderij. |
Verhuur van fietsen en kano's, en daarmee vergelijkbare kleinschalige recreatieproducten | De bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van de verhuuractiviteiten mag maximaal 350 m², inclusief de overige nevenfuncties, bedragen. De opslag van de fietsen, kano's, en daarmee vergelijkbare kleinschalige recreatieproducten mag niet buiten gebouwen plaatsvinden. |
Kinderboerderij | Bij deze activiteiten moet sprake zijn van het houden van verschillende soorten dieren (inheems en uitheems) anders dan voor de productie. Er dient gelegenheid voor bezichtiging te worden geboden. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 350 m², inclusief de overige nevenfuncties. |
Niet-agrarische bedrijvigheid als bedoeld in bijlage 2 onder de categorieën 1 en 2, niet zijnde geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven | De bedrijvigheid mag, met uitzondering van de opslagruimtes, geen grotere bedrijfsvloeroppervlakte hebben dan 350 m², inclusief de overige nevenfuncties. Er mag geen opslag van goederen buiten de gebouwen plaatshebben. |
Kamperen bij de boer | Het kampeerterrein moet binnen de agrarische bedrijfskavel worden gevestigd, waarbij sprake is van een agrarisch bedrijf met een omvang van minimaal 20 nge's. De afstand van het kampeerterrein tot de erfgrens van een naastgelegen woonhuis moet minimaal 50 m bedragen. Er mogen ten hoogste 25 kampeermiddelen worden geplaatst in de periode van 15 maart tot 1 november van elk jaar. Vaste kampeermiddelen, zoals trekkershutten en stacaravans, zijn niet toegestaan. De landschappelijke inpassing zal moeten voldoen aan het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld Bij beëindiging van het agrarisch bedrijf of bij het krimpen tot beneden de omvang van 20 nge's moet het klein kamperen eveneens binnen twee jaar zijn beëindigd. |
Groepsaccommodatie | Het moet gaan om bestaande (voormalige) agrarische bedrijfsbebouwing (indien het bij vestiging van een groepsaccommodatie om bouwtechnische redenen noodzakelijk is, mag een bestaande schuur eventueel worden gesloopt en op dezelfde plek herbouwd worden). Indien de groepsaccommodatie zich niet bevindt in het gebouw met daarin de (bedrijfs)woning, dan mag de groepsaccommodatie op niet meer dan 25 m afstand van dat gebouw worden gesitueerd. Er moet sprake zijn van een geheel met de overige gebouwen en de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 350 m², inclusief de overige nevenfuncties. |
Bed and breakfast | De logiesverstrekking vindt plaats binnen de bestaande bedrijfswoning, dan wel het bestaande voormalige boerderijpand. Er wordt uitgegaan van een bestaande entree (deur). Er zullen maximaal zes kamers ten behoeve van de logiesverstrekking ingericht worden. Er zullen geen keukenblokken in de kamers worden gemaakt. Het parkeren moet op eigen erf plaatsvinden. Er mag geen sprake zijn van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt. |
Recreatieappartementen | De recreatieappartementen ten behoeve van recreatieve bewoning zullen in de bedrijfswoning, dan wel het bestaande voormalige boerderijpand, inclusief de aan- en uitbouwen, en karakteristieke bijgebouwen worden gebouwd en mag een maximale gezamenlijke oppervlakte hebben van 350 m², inclusief de overige nevenfuncties. De oppervlakte van het permanente woongedeelte van de bedrijfswoning, dan wel het bestaande voormalige boerderijpand zal niet minder bedragen dan 75 m². Het parkeren moet op eigen erf plaatsvinden. Er mag geen sprake zijn van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt. |
Theeschenkerij/-tuin | De schenkerij moet binnen de aanwezige bebouwing gevestigd worden. De oppervlakte van een buitenterras mag maximaal 100 m² bedragen. De bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van de theeschenkerij mag maximaal 350 m², inclusief de overige nevenfuncties, bedragen. |
Boerengolf | Ten behoeve van het boerengolf dienen alle voorzieningen, met uitzondering van de golfbaan zelf, op het bouwperceel ondergebracht te worden. Op het bouwperceel moet voldoende parkeergelegenheid aanwezig zijn. Het boerengolf moet nadrukkelijk aan de natuurlijke waarden worden getoetst, wat mogelijk ertoe kan leiden dat het boerengolf gedurende bepaalde perioden van het jaar in bepaalde gebieden niet mag worden uitgeoefend vanwege aanwezige natuurlijke waarden. Het algemeen belang van de natuurwaarden wordt een zwaarder gewicht toegekend dan het individuele belang van de agrariër die boerengolf als neventak aan het bedrijf toevoegt. Bij boerengolf mogen eveneens de bijbehorende landbouwgronden worden gebruikt. |
Bijlage 4 Algemene Bedrijvenlijst
Bijlage 4 Algemene bedrijvenlijst
Bijlage 5 Bedrijvenlijst Kleinschalige Bedrijfsmatige Activiteiten
Bijlage 5 Bedrijvenlijst kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
Bijlage 1 Nota Toetsingskader Zorg- En Opvangvoorzieningen
Bijlage 1 Nota toetsingskader zorg- en opvangvoorzieningen
Bijlage 2 Oplegnotitie Planmer
Bijlage 2 Oplegnotitie Planmer
Bijlage 3 Watertoets
Bijlage 4 Advies Externe Veiligheid
Bijlage 4 Advies externe veiligheid
Bijlage 5 Stedenbouwkundig Advies Lhee 75
Bijlage 5 Stedenbouwkundig advies Lhee 75
Bijlage 6 Nota Inspraak En Overleg
Bijlage 6 Nota inspraak en overleg