Buitengebied partiële herziening Oosteinde 10 Wapserveen
Bestemmingsplan - Gemeente Westerveld
Vastgesteld op 31-03-2015 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 het plan:
het bestemmingsplan “Bestemmingsplan buitengebied partiële herziening Oosteinde 10 Wapserveen” als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1701.509PHZROosteinde10-0003 van de gemeente Westerveld;
1.2 het bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en bijlagen;
1.3 aan-huis-verbonden beroep:
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, uitgezonderd prostitutie, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend door gebruiker, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.4 aanbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
1.5 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.6 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.7 agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;
1.8 agrarische bedrijfskavel:
een op de verbeelding weergegeven aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing ten behoeve van een agrarisch bedrijf is toegelaten;
1.9 archeologisch monument:
terreinen welke van algemeen belang zijn wegens daar aanwezige zaken als hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde en die daarom op grond van de Monumentenwet worden beschermd;
1.10 archeologische waarden:
waarden die aan een gebied zijn toegekend vanwege de kennis en wetenschap van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden. Bij toetsing aan de archeologische waarden zal telkens de Archeologische beleidskaart, RAAP-rapport 2021 toetsingskader zijn;
1.11 bassin:
een mest- of waterbak voor de opslag van mest of water ten behoeve van agrarische en glastuinbouwactiviteiten;
1.12 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.13 bed and breakfast:
het bieden van de, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben;
1.14 bedrijf:
het bedrijfsmatig vervaardigen en/of bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen;
1.15 bedrijfsgebouw:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.16 bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een bedrijf, een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, inclusief opslag- en administratieruimten;
1.17 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
- agrarische bedrijfswoning: een bedrijfswoning waarin tevens (naast de agrariër) de rustende boer en familieleden tot de tweede graad woonachtig mogen zijn;
1.18 beeldkwaliteitsplan gemeente Westerveld, vastgesteld 21-09-2010:
Plan dat eisen en aanbevelingen bevat:
- a. met betrekking tot inpassing van ruimtelijke ontwikkelingen in relatie tot de karakteristieken en kwaliteiten van een gebied; en
- b. met betrekking tot stedenbouwkundige en architectonische vorm, massa en (wegen-)structuur van voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen;
met het oogmerk de kwaliteit van ruimtelijke ontwikkelingen te waarborgen alsmede de wijze waarop deze in hun omgeving worden ingepast, en dat juridisch onderdeel uitmaakt van het ruimtelijk plan waarop het betrekking heeft;
1.19 bestaand:
ten aanzien van de bij of krachtens de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht aanwezige of vergunde bouwwerken en de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, en het overige gebruik:
- bestaand of vergund ten tijde van het inwerkingtreden van het bestemmingsplan;
1.20 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.21 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.22 bijgebouw:
een opzichzelfstaand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.23 boerderijpand:
het gebouw behorende tot het voormalige agrarische bedrijf, waarin oorspronkelijk het woongedeelte en de stal was ondergebracht en dat oorspronkelijk als het hoofdgebouw van het agrarisch bedrijf is gebouwd;
1.24 boomteelt:
de teelt van boomkwekerijgewassen;
1.25 bosbouw:
het geheel van bedrijfsmatig handelen en van activiteiten gericht op de instandhouding en ontwikkeling van bestaande respectievelijk nieuwe bossen ten behoeve van (de functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu en recreatie;
1.26 bouwblok:
een aaneengesloten gebied binnen een agrarische bedrijfskavel waarbinnen bouwwerken ten behoeve van een agrarisch bedrijf geconcentreerd worden opgericht;
1.27 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.28 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.29 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.30 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.31 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.32 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.33 cultuurgrond:
grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden, die hobbymatig in gebruik zijn en niet worden gebruikt ten behoeve van een agrarische bedrijfsvoering;
1.34 cultuurhistorische waarden:
de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;
1.35 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.36 erotisch getinte vermaaksfunctie:
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaats vinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
1.37 evenement:
elke voor publiek buiten de daartoe ingerichte inrichtingen toegankelijke festiviteit, grootschalige sportwedstrijd, auto- of motorcrosswedstrijd, optocht, georganiseerd vuurwerk en alle overige tot vermaak en recreatie bedoelde activiteiten, met uitzondering van markten als bedoeld in de Gemeentewet, kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen en betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;
1.38 (extensief) dagrecreatief medegebruik:
een (extensief) dagrecreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, de aanleg van een vissteiger of een picknickplaats of een naar de aard daarmee gelijk te stellen medegebruik;
1.39 fruitteelt:
de teelt of het kweken van fruit aan houtige gewassen;
1.40 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.41 gebruiksgerichte paardenhouderij:
een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het africhten, het opleiden en het trainen, alsmede het opvangen en stallen van paarden en/of pony's in de vorm van een paardenpension, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.42 geluidsbelasting:
de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;
1.43 geluidsgevoelige objecten:
gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;
1.44 geluidsgevoelige functies:
in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of een terrein als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt;
1.45 geluidszoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;
1.46 geomorfologische waarden:
de waarden van de gronden vanwege de ontstaansgeschiedenis van de vormen van het aardoppervlak, welke waarden worden bepaald door de herkenbaarheid van de vormen;
1.47 groepsaccommodatie:
een groepsverblijf met meer dan tien slaapplaatsen, niet zijnde mobiele kampeeronderkomens of stacaravans, in hoofdzaak bestemd voor en gebezigd door groepen als kort verblijf, inclusief lichte en ondergeschikte horeca;
1.48 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:
een agrarische bedrijfsvoering die al dan niet met beweiding hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt, waarbij het gebruik van agrarische gronden noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf, zoals een melkrundveehouderijbedrijf, een akkerbouwbedrijf, een productiegerichte paardenhouderij, biologische bedrijven, waarbij dieren worden gehouden overeenkomstig de regels die krachtens artikel 2 van de bestaande Landbouwkwaliteitswet zijn gesteld ten aanzien van de biologische productiemethoden, en naar de aard daarmee gelijk te stellen agrarische bedrijven;
1.49 hogere grenswaarde:
een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;
1.50 hoofdgebouw:
een gebouw, dat gelet op de bestemming, als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
1.51 houtteelt:
de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe ontheffing is verleend van de meldings- en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet, zoals die gold op het moment van onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan;
1.52 huishouden:
een zelfstandig(e) dan wel samenwonend persoon of groep van personen die binnen een complex van ruimten gebruik maken van dezelfde voorzieningen zoals een keuken, sanitaire voorzieningen en de entree;
1.53 intensief kwekerijbedrijf:
een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering in de vorm van het telen van gewassen, zoals een paddenstoelenkwekerij, een wormen- en/of madenkwekerij, een viskwekerij, een witlofkwekerij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen met (nagenoeg) geen gebruik van daglicht;
1.54 intensief veehouderijbedrijf:
een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering in de vorm van het houden van dieren, zoals een rundveemesterij (exclusief vetweiderij), een varkens-, vleeskalver-, pluimvee- of pelsdierhouderij, of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen met (nagenoeg) geen weidegang;
1.55 kampeermiddel:
een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.56 kap:
een dak met een zekere helling;
1.57 karakteristiek bijgebouw:
een bijgebouw dat in samenhang met het hoofdgebouw een belangrijke, cultuurhistorisch ensemble vormt, zoals nader omschreven in paragraaf 6.5.1. van de toelichting;
1.58 kas:
een bouwwerk, niet zijnde een tunnelkas of een naar de aard daarmee vergelijkbaar bouwwerk, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander licht doorlatend materiaal, dienend tot het kweken van groente, vruchten, bloemen, bomen, struiken of planten;
1.59 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten, geen detailhandel zijnde en prostitutie, zoals genoemd in bijlage 6 bij deze regels;
1.60 kleinschalige duurzame energiewinning:
energie die gewonnen wordt uit kleinschalige perceelsgebonden bronnen, niet zijnde windturbines, waarbij weinig tot geen schadelijke milieueffecten optreden bij winning en omzetting en die in onuitputtelijke hoeveelheden beschikbaar is, zoals zon, wind, water, biomassa, aard- en omgevingswarmte;
1.61 kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;
1.62 landschappelijke waarden:
de cultuurhistorische en de visuele waarden van het landschap. Bij de afweging van het begrip landschappelijke waarden zal het Beeldkwaliteitplan Gemeente Westerveld steeds onderdeel van het toetsingskader zijn;
1.63 manege-activiteiten:
bedrijfsactiviteiten met een publieksgericht karakter, die zijn gericht op het bieden van gelegenheid tot het berijden en verzorgen van paarden en pony's (waaronder het lesgeven, de verhuur of het organiseren van wedstrijden en/of andere hippische evenementen);
1.64 mestopslag:
een werk of een bouwwerk ten behoeve van de opslag van mest;
1.65 natuurlijke waarden:
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied (bij de afweging van het begrip natuurlijke waarden zullen de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet steeds onderdeel van het toetsingskader zijn);
1.66 niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:
een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk in gebouwen plaatsvindt, en die als zodanig niet afhankelijk is van agrarische gronden als productiemiddel, zoals een intensief kwekerijbedrijf of een intensief veehouderijbedrijf;
1.67 normaal agrarisch gebruik:
het regulier gebruik, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor het agrarisch gebruik van de gronden;
1.68 normaal bosbeheer:
het onderhoud en beheer, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goede instandhouding van de cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke waarden van de bosgebieden;
1.69 normaal natuurbeheer:
het onderhoud en beheer, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goede instandhouding van de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de natuurgebieden;
1.70 normaal onderhoud:
het onderhoud, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;
1.71 opgaande meerjarige teelt:
de meerjarige teelt van opgaande sierbeplanting als heesters en struiken, het kweken van fruit aan houtige gewassen en naar de aard daarmee gelijk te stellen vormen van opgaande teelt van meerjarige gewassen;
1.72 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden dan wel met ten hoogste één wand;
1.73 peil:
- a. indien op het land wordt gebouwd:
- 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
- de bouwhoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- 2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
- de bouwhoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
1.74 productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, geteeld, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie al dan niet in combinatie met de verkoop van streekeigen goederen;
1.75 productiegerichte paardenhouderij:
een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het houden van paarden, waarbij al dan niet in ondergeschikte mate het africhten en de handel van paarden plaatsvindt;
1.76 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;
1.77 prostitutiebedrijf:
een gebouw, voer- of vaartuig, dan wel enig gedeelte daarvan, geheel of gedeeltelijk bestemd, dan wel in gebruik voor het daar uitoefenen van prostitutie;
1.78 recreatieappartement:
het geheel van bijbehorende vertrekken als afzonderlijk gemeubileerde woongelegenheid, bedoeld voor verblijfsrecreatie, als onderdeel van een (andere) hoofdfunctie;
1.79 recreatieve bewoning:
de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;
1.80 risicogevoelig bouwwerk cq. object
een bouwwerk c.q. object, waaronder terreinen, die bestemd zijn voor het regelmatig verblijf van mensen, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag;
1.81 risicovolle inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
1.82 schuilstalling:
een vrij in het open veld staande stalling, die wordt gebruikt voor het bieden van schuilgelegenheid voor vee, waarbij in geringe mate opslag van agrarische producten plaatsvindt;
1.83 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie wordt verricht. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een sekstheater, een seksautomatenhal, of een parenclub, of een daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.84 sierteelt:
de teelt van opgaande sierbeplanting als heesters en struiken;
1.85 silo:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van opslagdoeleinden;
1.86 tunnelkas:
elke constructie van hout, metaal of ander materiaal, welke met plastic of in gebruik daarmee overeenstemmend materiaal is afgedekt en dient als teeltondersteuning voor bedekte teelten;
1.87 uitbouw:
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
1.88 vollegronds tuinbouwbedrijf:
een grondgebonden agrarisch bedrijf dat overwegend of uitsluitend is gericht op het telen van tuinbouwgewassen in de volle grond;
1.89 voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de feitelijke indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;
1.90 voorkeurgrenswaarde:
de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;
1.91 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.92 zorgboerderij:
een zorgfunctie als hoofdtak waarbij de sociaal-medische opvang van personen, al dan niet in de vorm van het ter plaatse woonachtig zijn, gecombineerd wordt met agrarische activiteiten, in die zin dat de personen behulpzaam zijn bij de agrarische of natuurbeherende activiteiten.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.6 de afstand tot de (bouw)perceelgrens
tussen de grenzen van een agrarische bedrijfskavel en een bepaald punt van het op dat agrarische bedrijfskavel voorkomend (hoofd)gebouw, waar die afstand het kortst is;
2.7 bedrijfsvloeroppervlak
de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven, met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen, trappenhuizen, gangen en overige dienstruimten;
2.8 bouwen op de erf- of perceelgrens
bij bouwen op de erf- of perceelgrens wordt een bouwwerk gemeten aan de kant waar het aansluitend afgewerkt terrein het hoogste is.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - 2
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het agrarisch grondgebruik;
- b. de uitoefening van het agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel grondgebonden bedrijf”;
- c. het wonen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering ter plaatse van een agrarische bedrijfskavel;
- d. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke, geomorfologische en cultuurhistorische waarden;
- e. doeleinden van natuurontwikkeling en agrarisch natuurbeheer;
- f. extensief dagrecreatief medegebruik van bestaande infrastructuur en voorzieningen;
- g. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van karakteristieke bijgebouwen;
- h. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van kleine natuur- en landschapselementen;
met daaraan ondergeschikt:
- i. cultuurgrond;
- j. nutsvoorzieningen;
- k. kleinschalige duurzame energiewinning;
- l. wegen, paden en overige oppervlakteverhardingen;
- m. beken, plassen, poelen, vennen, sloten en/of andere watergangen en/of -partijen al dan niet mede bestemd voor waterberging;
met de daarbijbehorende:
- n. bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen;
- o. bedrijfswoningen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep, een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit en/of kinderopvang;
- p. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegevoegd.
3.3 Specifieke nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van bouwwerken en de vormgeving van een aaneengesloten bouwblok ten behoeve van een goede aansluiting bij het landschappelijk karakteristiek en/of de landschappelijke hoofdstructuur, de woonsituatie en de natuurwaarden, waarbij telkens het Beeldkwaliteitsplan, Gemeente Westerveld toetsingskader zal zijn.
3.4 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 3.2.1 onder c in die zin dat gebouwen en overkappingen buiten het aaneengesloten bouwblok worden gebouwd, mits:
- 1. deze gebouwen of overkappingen uitsluitend in de functie van schuilstallen voor het hobbymatig houden van vee worden gebouwd;
- 2. deze vergunning niet wordt verleend indien de gronden binnen een afstand van 250 m van het bouwperceel van de houder van het vee zijn gelegen;
- 3. er ten hoogste één gebouw of overkapping per hobbymatig houder van het vee wordt gebouwd;
- 4. de goothoogte van een gebouw of een overkapping ten hoogste 2,50 m zal bedragen;
- 5. de bouwhoogte van een gebouw of een overkapping ten hoogste 3,50 m zal bedragen;
- 6. de oppervlakte van een gebouw of een overkapping ten hoogste:
- 25 m² zal bedragen indien de houder van het vee beschikt over een oppervlakte van 1 tot 2 hectare cultuurgrond;
- 50 m² zal bedragen indien de houder van het vee beschikt over een oppervlakte van 2 hectare of meer cultuurgrond;
- 7. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan, Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- 8. als voorwaarde wordt gesteld dat bij beëindiging van het gebruik van een gebouw of een overkapping als schuilstal voor het houden van vee het gebouw wordt verwijderd en het agrarisch gebruik van de gronden wordt hersteld;
- 9. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- b. het bepaalde in lid 3.2.1 onder i in die zin dat een bedrijfsgebouw wordt gebouwd met een oppervlakte groter dan 500 m², mits:
- 1. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 10.000 m² zal bedragen;
- 2. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan, Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- c. het bepaalde in lid 3.2.1 onder i in die zin dat de goot- en/of bouwhoogte van bedrijfsgebouwen wordt vergroot tot ten hoogste 5,50 m respectievelijk 14,00 m, mits:
- 1. deze omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend als gevolg van milieumaatregelen en/of ten behoeve van het verbeteren van het dierenwelzijn;
- 2. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan, Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- d. het bepaalde in lid 3.2.1 onder i in die zin dat bedrijfsgebouwen worden gebouwd in de vorm van serrestallen of naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsgebouwen, mits:
- 1. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan, Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- e. het bepaalde in lid 3.2.2 onder a in die zin dat mestsilo's, -bassins of platen buiten het aaneengesloten bouwblok worden gebouwd, mits:
- 1. de diameter van een mestsilo ten hoogste 25,00 m zal bedragen;
- 2. de oppervlakte van een mestbassin of plaat, inclusief opstaande randen, ten hoogste 750 m² zal bedragen;
- 3. de bouwhoogte van een mestsilo ten hoogste 4,00 m, exclusief afdekking, zal bedragen;
- 4. de bouwhoogte van de opstaande randen van een mestbassin of plaat ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
- 5. tevens de in lid 3.6 onder c genoemde vergunning is verleend;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van mestvergisting en naar de aard daarmee gelijk te stellen activiteiten anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
- b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor niet-agrarische bedrijvigheid, anders dan bij het wonen toegestane beroepen en bedrijven tenzij de gronden daarvoor specifiek zijn aangeduid dan wel waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
- c. het opslaan van mest, hooibalen en/of andere agrarische producten buiten het aaneengesloten bouwblok, met uitzondering van tijdelijke opslag van landbouwproducten (maximaal zes maanden per jaar), tenzij in de bestaande situatie opslag buiten een aaneengesloten bouwblok is gesitueerd, in welk geval de opslag van mest, hooibalen en/of andere agrarische producten op de bestaande locatie is toegestaan;
- d. het opslaan van agrarische producten binnen de agrarische bedrijfskavel voor zover het gronden betreft die gelegen zijn voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het dichtst bij de weg gelegen bedrijfsgebouw, tenzij in de bestaande situatie opslag voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het dichtst bij de weg gelegen gebouw is gesitueerd, in welk geval de opslag op de bestaande locatie is toegestaan;
- e. het opslaan van niet-agrarische producten, auto's, caravans en boten anders dan in gebouwen;
- f. het gebruik van spoelplaatsen ten behoeve van de bollenteelt buiten de aaneengesloten bouwblokken;
- g. het plaatsen van tunnelkassen, blaastunnels, en naar de aard daarmee gelijk te stellen objecten anders dan bedoeld in lid 3.2.1 onder b;
- h. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en/of de aanleg van wegen en paden anders dan ten behoeve van het agrarisch gebruik (buiten het bouwblok) of de bereikbaarheid van bebouwde agrarische percelen;
- i. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van niet-grondgebonden agrarische bedrijfsactiviteiten;
- j. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één bedrijfswoning ontstaat;
- k. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
- l. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
- m. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
- 1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
- 2. de beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de oppervlakte van de bedrijfswoning, de aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 100 m²;
- 3. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
- 4. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
- n. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
- o. het gebruik van een bedrijfswoning voor kinderopvang waarbij meer dan zes kinderen, inclusief de eigen kinderen, worden opgevangen;
- p. het gebruik van gronden ten behoeve van de sierteelt, fruitteelt, boomteelt, houtteelt, of overige opgaande meerjarige teeltvormen hoger dan 1,50 m, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
- q. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak met de daarbijbehorende bouwwerken, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
- r. het gebruik van een tweede bouwlaag of meer voor het houden van dieren ten behoeve van een niet-grondgebonden bedrijfsvoering.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 3.5 onder b en m in die zin dat de uitoefening van een agrarisch bedrijf, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, wordt gecombineerd met een ondergeschikte tweede tak of een deeltijdfunctie in de vorm van de in bijlage 1 opgenomen bedrijvigheid, mits:
- 1. de gronden ter plaatse zijn voorzien van een aanduiding voor een agrarische bedrijfskavel;
- 2. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 3. de gezamenlijke oppervlakte die wordt gebruikt ten behoeve van de ondergeschikte tweede tak of de deeltijdfunctie ten hoogste 350 m² bedraagt, tenzij er sprake is van een paardenhouderij in welk geval de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 500 m² zal bedragen;
- 4. er sprake is van een ligging aan een weg, die geschikt is voor een eventuele toename van (zwaar) verkeer;
- 5. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan, Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- b. het bepaalde in lid 3.5 onder c in die zin dat gronden en bouwwerken buiten het aaneengesloten bouwblok al dan niet binnen de agrarische bedrijfskavel worden gebruikt voor het opslaan van mest, mits:
- 1. dit om bedrijfseconomische, ontsluitings- of milieuredenen, bijvoorbeeld vanwege de nabijheid van woningen, noodzakelijk is;
- 2. de opslag van mest binnen de agrarische bedrijfskavel dan wel direct aansluitend op de agrarische bedrijfskavel wordt gesitueerd;
- 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de landschappelijk en natuurlijke waarden, de geomorfologische, de archeologische en cultuurhistorische waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- c. het bepaalde in lid 3.5 onder j in die zin dat een bestaande bedrijfswoning, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, wordt gebruikt voor de huisvesting van meer dan één huishouden, mits:
- 1. deze vergunning uitsluitend wordt verleend ten behoeve van de huisvesting van een tweede (huishouden van een) persoon;
- 2. de bestaande bouwmassa niet wordt vergroot en er niet meer dan twee bedrijfswoningen worden gevestigd;
- 3. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- d. het bepaalde in lid 3.5 onder p in die zin dat de gronden ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering worden gebruikt voor sierteelt, fruitteelt, boomteelt, houtteelt of overige opgaande meerjarige teeltvormen, mits:
- 1. deze vergunning uitsluitend wordt verleend indien de gronden aansluiten op bestaande opgaande landschapselementen;
- 2. deze vergunning niet wordt verleend op gronden die ter plaatse zijn voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap 1';
- 3. een minimale afstand van 10,00 m wordt aangehouden tot aangrenzende agrarische productiegronden en woonbestemmingsgrenzen in verband met schaduwwerking;
- 4. er sprake is van een goede inpassing in het landschap overeenkomstig het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan, Gemeente Westerveld;
- 5. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan landschappelijke, natuurlijke, geomorfologische en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- e. het bepaalde in lid 3.5 onder q in die zin dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak ten behoeve van het eigen hobbymatige gebruik met de daarbijbehorende bouwwerken, mits:
- 1. de paardrijbak zoveel mogelijk binnen een agrarische bedrijfskavel dan wel daaraan grenzend, dan wel direct grenzend aan een bestemmingsvlak met bebouwing, ten hoogste 30 m vanaf de bestemmingsgrens of de grens van de agrarische bedrijfskavel, wordt gesitueerd;
- 2. bij beëindiging van het gebruik van de paardrijbak het agrarisch gebruik wordt hersteld;
- 3. er vanwege een paardrijdbak geen onevenredige hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor de nabijgelegen woonhuizen of woningen van derden;
- 4. de afstand tot een woonhuis van derden ten minste 15,00 m bedraagt;
- 5. de oppervlakte van de paardrijbak ten hoogste 800 m2 bedraagt;
- 6. een omheining uitsluitend transparant wordt toegepast met een maximale bouwhoogte van 1,80 m;
- 7. de paardrijbak niet wordt voorzien van bestrating of andere verharding;
- 8. er geen onevenredige verstoring van het bodemarchief wordt veroorzaakt;
- 9. er ten hoogste 4 lichtmasten worden geplaatst;
- 10. de bouwhoogte van lichtmasten ten hoogste 5,00 m bedraagt en de lichtmasten direct grenzend aan de paardrijbak worden geplaatst, waarbij de lichtuitstraling gericht is op de paardrijbak;
- 11. er sprake is van een goede inpassing in het landschap overeenkomstig het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan, Gemeente Westerveld;
- 12. een paardrijbak niet aangelegd wordt achter een naburig perceel;
- 13. er ten hoogste één paardrijbak per perceel wordt toegestaan;
- 14. er geen bomen en/of houtgewassen worden gekapt, gerooid of geveld ten behoeve van de aanleg van de paardrijbak;
- 15. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet worden beperkt.
3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.8 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in dié zin dat:
Algemene wijziging naar bos en natuur
- a. de bestemming 'Agrarisch - 2' wordt gewijzigd in de bestemming 'Bos-1', 'Bos-2' en/of 'Natuur', mits:
- 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 12, 13 of 32 van het bestemmingsplan Buitengebied, 5 juli 2012, van overeenkomstige toepassing zijn;
- 2. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 3. de wijziging past binnen het beleid met betrekking tot de Ecologische Hoofdstructuur dan wel betrekking heeft op particulier natuurbeheer;
- 4. de wijzigingsbevoegdheid niet eerder wordt toegepast dan nadat de betreffende gronden in zijn geheel voor de daadwerkelijke natuurontwikkeling zijn verworven of aangewezen;
- 5. rekening wordt gehouden met voorzienbare nieuwe infrastructuur, dorpsuitbreidingen en (uitbreiding van) bedrijventerreinen;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de geomorfologische, de archeologische en cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- 7. de wijziging uitsluitend wordt toegepast op basis van een inrichtingsplan dat in elk geval inzicht geeft in de bodemingrepen, de gevolgen voor de waterhuishouding en het toekomstig landschapsbeeld. De omzetting en inrichting van de in het wijzigingsplan begrepen gronden moet in overeenstemming met het bij het wijzigingsplan behorende en gewaarmerkte inrichtingsplan plaats vinden;
- 8. er voor het toepassing geven aan de wijzigingsbevoegdheid een planschade overeenkomst is gesloten;
Functiewijziging agrarische bedrijfskavel naar wonen
- b. de bestemming 'Agrarisch - 2', uitsluitend voorzover ter plaatse voorzien van een agrarische bedrijfskavel, wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen- Voormalige boerderijpanden' ten behoeve van een functieverandering van een agrarische bedrijfskavel, mits:
- 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 55 van het bestemmingsplan Buitengebied, 5 juli 2012, van overeenkomstige toepassing zijn;
- 2. de agrarische bedrijfskavel ter plaatse wordt verwijderd;
- 3. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 4. de voormalige bedrijfsgebouwen, die landschapsontsierend zijn, worden gesaneerd ten behoeve van de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
- 5. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning;
- 6. het voormalige boerderijpand of andere beeldbepalende bouwvormen als landschappelijk waardevolle verschijningsvorm worden gehandhaafd;
- 7. de omvang van het bestemmingsvlak ten behoeve van het wonen ten hoogste 2.000 m² zal bedragen;
- 8. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Hoofdstuk 3 Dubbelbestemmingsregels
Artikel 4 Waarde - Archeologie 3
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- het behoud van de archeologische waarden.
4.2 Bouwregels
4.3 Afwijking van de bouwregels
Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2, mits:
- a. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of;
- b. op basis van archeologisch door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad, of;
- c. één of meer van de volgende voorwaarden in acht genomen wordt:
- 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen;
- 3. een verplichting de bouw van een bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
- d. middels verleende vergunningen, rekeningen van uitgevoerd werk en dergelijke aangetoond wordt dat de bodem reeds eerder dieper geroerd is dan 0,30 m -Mv.
Indien aan de afwijking voorwaarden worden verbonden, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' wordt verwijderd, indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Artikel 5 Waarde - Landschap 1
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Landschap 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijk, waterhuishoudkundig en/of cultuurhistorisch waardevolle landschapselementen en/of landschappelijke waardevolle gebieden, zoals die zijn voorzien van de aanduiding:
- 1. “specifieke vorm van waarde - Wapserveen” (nummer 17);
en zoals die per element en/of gebied onder het hiervoor aangegeven nummer zijn beschreven in bijlage 1 in de toelichting.
5.2 Bouwregels
5.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- het aanbrengen en/of veroorzaken van veranderingen in de waarden van de waardevolle landschapselementen en/of landschappelijke waardevolle gebieden, zoals die per element en/of gebied zijn beschreven in bijlage 1 in de toelichting, als gevolg van het gebruik van de gronden.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 6 Waarde - Rijksmonumenten
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Rijksmonumenten' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- de bescherming van rijksmonumenten.
6.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken is een vergunning van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed noodzakelijk. Een aanvraag daartoe dient bij de gemeente Westerveld te worden ingediend.
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Voor het aanleggen van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, is een vergunning van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed noodzakelijk. Een aanvraag daartoe dient bij de gemeente Westerveld te worden ingediend.
Hoofdstuk 4 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene Bouwregels
De bouwgrenzen mogen in afwijking van de gebiedsbestemmingen en de overige bestemmingen in deze regels uitsluitend worden overschreden door:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, serres, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,50 m;
- b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,00 m.
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
- b. gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een sexinrichting;
- c. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
- d. het storten van puin en afvalstoffen;
- e. de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
- f. het gebruik van de gronden voor het plaatsen en/of aanbrengen van niet-perceelsgebonden handelsreclame en of reclame voor ideële doeleinden of overtuigingen.
Artikel 10 Algemene Aanduidingregels
10.1 vrijwaringszone - laagvlieggebied
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. de bij recht in de regels gegeven afmetingen en percentages, met uitzondering van de oppervlakte- en inhoudsmaten, tot ten hoogste 10% van die afmetingen en percentages;
- b. de bestemmingsregels ten aanzien van de maximale gevellengte van bedrijfsgebouwen in die zin dat de maximale gevellengte wordt vergroot tot ten hoogste 150 m, mits:
- 1. de gevel uitgevoerd wordt met een verspringing of een geleding waardoor het beeld van een lange gevel wordt doorbroken;
- 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden, het Beeldkwaliteitsplan, Gemeente Westerveld en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
Artikel 12 Overige Regels
12.1 Aanvullende werking welstandscriteria
De ter plaatse en in de regels geboden ruimte ten aanzien van de situering en de maatvoering van bouwwerken kan nader worden ingevuld door de welstandscriteria.
12.2 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van de milieusituatie, de landschappelijke waarden, de natuurlijke waarden, de geomorfologische waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, zodanig dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de genoemde criteria en waarbij telkens het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld toetsingskader zal zijn.
Hoofdstuk 5 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijn 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 14 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het
Bestemmingsplan buitengebied partiële herziening Oosteinde 10 Wapserveen
van de gemeente Westerveld,
Behorend bij het besluit van 31 maart 2015
===
Hoofdstuk 1 Inleiding
Op 5 juli 2012 is het bestemmingsplan Buitengebied Westerveld door de gemeenteraad van Westerveld vastgesteld. Het perceel Oosteinde 10 te Wapserveen en de daarachter gelegen landbouwgronden hebben in dat bestemmingsplan per abuis de bestemming "Natuur" gekregen. Op de percelen wordt namelijk een agrarisch bedrijf uitgeoefend. In onderstaande afbeelding zijn de percelen (hierna: het plangebied) aangegeven.
De ligging en begrenzing van het plangebied
Tegen de toekenning van de bestemming "Natuur" is beroep bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State ingesteld. Daarbij was het betoog dat de bestemming "Natuur" ten onrechte is toegekend aan de percelen, waardoor de gebruiker beperkt zou worden in de agrarische bedrijfsvoering ter plaatse. De gemeente heeft in de beroepsfase erkend dat hier sprake is geweest van een omissie en dat dit hersteld moet worden. Hierop is op 6 augustus 2014 een uitspraak gedaan door de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. De afdeling heeft het beroep gegrond verklaard en heeft aangegeven dat de bestemming "Agrarisch - 2" beter op zijn plaats is dan de toegekende bestemming "Natuur". Aangegeven is dat hiervoor een reparatieplan opgesteld moet worden. Dit reparatieplan zorgt ervoor dat het plangebied alsnog de juiste bestemming krijgt.
Hoofdstuk 2 Juridische Regeling
In dit hoofdstuk volgt een toelichting op de juridische regeling. Het juridisch bindende gedeelte van het plan bestaat uit de verbeelding en de regels. De verbeelding en de regels moeten in samenhang met elkaar worden bezien. De verbeelding en de regels zijn opgesteld volgens de landelijke Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP). Dit zijn de standaardregels zoals voorgeschreven op grond van de Wet ruimtelijke ordening, overeenkomstig de wettelijke regels ten aanzien van het digitaal raadpleegbaar zijn van ruimtelijke plannen.
2.1 Bestemming Agrarisch - 2
Zoals eerder aangegeven wordt voor dit plan dezelfde systematiek aangehouden zoals deze is opgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied Westerveld. Het doel van dit plan is om alsnog de juiste en meest passende bestemming te geven aan de gronden binnen het plangebied. Het gaat daarbij om de bestemming "Agrarisch - 2", die gebaseerd is op dezelfde bestemming zoals opgenomen was in het vastgestelde bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Westerveld. De wijzigingsbevoegdheden voor het vergroten of verschuiven van de bedrijfskavel zijn niet opgenomen, omdat op dit perceel geen veehouderij meer wordt uitgeoefend die in de nabije toekomst ontwikkelingsruimte zal vragen. De regeling die in dit reparatieplan in de bestemming "Agrarisch - 2" is opgenomen is daarmee toegespitst op de specifieke situatie in het plangebied. Voor de agrarische bedrijfskavel is een aanduiding binnen de bestemming opgenomen. Alle bouwwerken, waaronder de bedrijfswoning, en alle opslag moeten binnen deze bedrijfskavel worden ondergebracht.
2.2 Dubbelbestemmingen En Gebiedsaanduidingen
Naast de bestemming "Agrarisch - 2" is in dit plangebied ook sprake van de dubbelbestemmingen "Waarde - Archeologie 3", "Waarde - Landschap 1" en "Waarde -Rijksmonumenten". Daarnaast is de volgende gebiedsaanduiding in het plangebied van toepassing: "vrijwaringszone - laagvlieggebied". Op de ruimtelijke verbeelding van dit plan komen deze dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen terug zoals ze ook in het bestemmingsplan Buitengebied waren opgenomen. Deze onderdelen zijn bij de uitspraak van de Raad van State niet ter discussie geweest en zijn daarom rechtsgeldig. De regeling van deze dubbelbestemmingen en aanduidingen is daarom in dit plan één op één overgenomen van het bestemmingsplan Buitengebied.
Hoofdstuk 3 Procedure
Dit bestemmingsplan is een reparatie van het bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Westerveld, dat de volledige bestemmingsplanprocedure doorlopen heeft. Het plan Buitengebied is tijdens de procedure voorgelegd aan burgers en andere belanghebbenden (overleg en inspraak, zienswijzen, beroep). Het houden van overleg en inspraak is voor dit plan daarom niet meer nodig; dit plan betreft immers slechts een correctie van een omissie in het bestemmingsplan Buitengebied. Het plan wordt om die reden meteen als ontwerp in procedure gebracht.
3.1 Zienswijzen
Het ontwerp is gedurende zes weken ter inzage gelegd. Een ieder is daarbij in de gelegenheid gesteld schriftelijk en/of mondeling zienswijzen op alle stukken naar voren te brengen. Tegen het plan zijn geen zienswijzen ingediend. De raad heeft het ontwerpplan ongewijzigd op 31 maart 2015 vastgesteld.
3.2 Vervolg
De publicatie van het vaststellingsbesluit vindt (over het algemeen) plaats binnen twee weken na de vaststelling. Tijdens de daarop volgende inzagetermijn (6 weken) is het mogelijk beroep in te stellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS). Het vaststellingsbesluit treedt in werking op de eerste dag ná de dag waarop de beroepstermijn afloopt, tenzij er een voorlopige voorziening is aangevraagd.
Bijlage 1 Specifieke Toetsingscriteria Ondergeschikte Tweede Tak Of Deeltijdfunctie
Activiteit | Specifieke criteria bij toepassing van de ontheffing in artikel 3 lid 3.6. onder a |
Verkoop en ambachtelijke bewerking en verwerking van eigen en streekeigen producten | Het gaat hier om producten als jam, sap, zuivel, wijn, ijs, brood e.d. gemaakt van de agrarische producten geteeld in de nabije omgeving. Het mag niet gaan om grootschalige productie. Detailhandel is in beperkte mate mogelijk. De producten moeten een relatie hebben met het landelijk gebied. De bedrijfsvloeroppervlakte voor de bewerking en verwerking mag maximaal 350 m², inclusief de overige nevenfuncties, bedragen, waarbinnen de verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van de detailhandel maximaal 50 m² mag bedragen. De activiteiten dienen binnen de gebouwen plaats te vinden. |
Koelhuizen | Er zijn uitsluitend koelhuizen (waarmee niet een extra geventileerde schuur is bedoeld) toegestaan, die functioneren ten behoeve van het agrarisch bedrijf waarbij het koelhuis wordt geplaatst, waarbij tevens opslag is toegestaan voor meerdere bedrijven binnen een straal van 1 km. Bij grotere omvang van de koeling moeten de koelhuizen op een bedrijventerrein worden gevestigd, omdat het dan zal functioneren voor meerdere bedrijven en de verkeersaantrekkende werking niet aanvaardbaar is in het buitengebied. De oppervlakte van een koelhuis mag maximaal 200 m² bedragen. Wanneer het koelhuis bedoeld is voor de opslag voor meerdere bedrijven in de directe nabijheid (straal 1 km) en bij verwerking van de agrarische producten mag de oppervlakte maximaal 350 m², inclusief de overige nevenfuncties, bedragen. |
Zorgfunctie | Het moet gaan om de vestiging van een kleinschalige maatschappelijke zorgfunctie, bijvoorbeeld ten behoeve van resocialisatie, therapie, gehandicapten, en dergelijke, met een oppervlakte van ten hoogste 350 m², inclusief de overige nevenfuncties. Bij een zorgfunctie moet sprake zijn van een directe relatie tussen het agrarisch bedrijf , het gebruiksgericht paardenhouderijbedrijf of de manege en de sociale en/of sociaal-medische opvang van personen, in die zin dat de bewoners behulpzaam zijn bij de bedrijfsactiviteiten. Ten behoeve van de huisvesting van personen mogen wooneenheden worden gerealiseerd binnen de bebouwing. |
Agrarische kinderopvang | Het moet gaan om de vestiging van een kleinschalige kinderopvang met meer dan 6 kinderen, die een relatie heeft met het agrarisch bedrijf, het gebruiksgericht paardenhouderijbedrijf of de manege. De oppervlakte van de kinderopvang zal ten hoogste 350 m², inclusief de overige nevenfuncties, bedragen. |
Agrarische dienstverlenende bedrijvigheid, en andere agrarische aanverwante bedrijvigheid | Er moet een relatie zijn met het bijbehorende agrarisch bedrijf, het gebruiksgericht paardenhouderijbedrijf of de manege. Er mag ten hoogste 350 m², inclusief de overige nevenfuncties, worden gebruikt ten behoeve van de ondergeschikte tak of deeltijdfunctie. |
Gebruiksgerichte paardenhouderij | Er moet een relatie zijn met het bijbehorende agrarisch bedrijf, het gebruiksgericht paardenhouderijbedrijf of de manege. Er mag ten hoogste 500 m², inclusief de overige nevenfuncties, worden gebruikt ten behoeve van de paardenhouderij. |
Verhuur van fietsen en kano's, en daarmee vergelijkbare kleinschalige recreatieproducten | De bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van de verhuuractiviteiten mag maximaal 350 m², inclusief de overige nevenfuncties, bedragen. De opslag van de fietsen, kano's, en daarmee vergelijkbare kleinschalige recreatieproducten mag niet buiten gebouwen plaatsvinden. |
Kinderboerderij | Bij deze activiteiten moet sprake zijn van het houden van verschillende soorten dieren (inheems en uitheems) anders dan voor de productie. Er dient gelegenheid voor bezichtiging te worden geboden. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 350 m², inclusief de overige nevenfuncties. |
Niet-agrarische bedrijvigheid als bedoeld in bijlage 2 onder de categorieën 1 en 2, niet zijnde geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichten en/of voorwerkbedrijven | De bedrijvigheid mag, met uitzondering van de opslagruimtes, geen grotere bedrijfsvloeroppervlakte hebben dan 350 m², inclusief de overige nevenfuncties, . Er mag geen opslag van goederen buiten de gebouwen plaatshebben. |
Kamperen bij de boer | Het kampeerterrein moet binnen de agrarische bedrijfskavel worden gevestigd, waarbij sprake is van een agrarisch bedrijf met een omvang van minimaal 20 nge's. De afstand van het kampeerterrein tot de erfgrens van een naastgelegen woonhuis moet minimaal 50 m bedragen. Er mogen ten hoogste 25 kampeermiddelen worden geplaatst in de periode van 15 maart tot 1 november van elk jaar. Vaste kampeermiddelen, zoals trekkershutten en stacaravans, zijn niet toegestaan. De landschappelijke inpassing zal moeten voldoen aan het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld Bij beëindiging van het agrarisch bedrijf of bij het krimpen tot beneden de omvang van 20 nge's moet het klein kamperen eveneens binnen twee jaar zijn beëindigd. |
Groepsaccommodatie | Het moet gaan om bestaande (voormalige) agrarische bedrijfsbebouwing (indien het bij vestiging van een groepsaccommodatie om bouwtechnische redenen noodzakelijk is, mag een bestaande schuur eventueel worden gesloopt en op dezelfde plek herbouwd worden). Indien de groepsaccommodatie zich niet bevindt in het gebouw met daarin de (bedrijfs)woning, dan mag de groepsaccommodatie op niet meer dan 25 m afstand van dat gebouw worden gesitueerd. Er moet sprake zijn van een geheel met de overige gebouwen en de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 350 m², inclusief de overige nevenfuncties. |
Bed and breakfast | De logiesverstrekking vindt plaats binnen de bestaande bedrijfswoning dan wel het bestaande voormalige boerderijpand. Er wordt uitgegaan van een bestaande entree (deur). Er zullen maximaal zes kamers ten behoeve van de logiesverstrekking ingericht worden. Er zullen geen keukenblokken in de kamers worden gemaakt. Het parkeren moet op eigen erf plaatsvinden. Er mag geen sprake zijn van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt. |
Recreatieappartementen | De recreatieappartementen ten behoeve van recreatieve bewoning zullen in de bedrijfswoning dan wel het bestaande voormalige boerderijpand, inclusief de aan- en uitbouwen, en karakteristieke bijgebouwen worden gebouwd en mag een maximale gezamenlijke oppervlakte hebben van 350 m², inclusief de overige nevenfuncties. De oppervlakte van het permanente woongedeelte van de bedrijfswoning dan wel het bestaande voormalige boerderijpand zal niet minder bedragen dan 75 m². Het parkeren moet op eigen erf plaatsvinden. Er mag geen sprake zijn van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt. |
Theeschenkerij/-tuin | De schenkerij moet binnen de aanwezige bebouwing gevestigd worden. De oppervlakte van een buitenterras mag maximaal 100 m² bedragen. De bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van de theeschenkerij mag maximaal 350 m², inclusief de overige nevenfuncties, bedragen. |
Boerengolf | Ten behoeve van het boerengolf dienen alle voorzieningen, met uitzondering van de golfbaan zelf, op het bouwperceel ondergebracht te worden. Op het bouwperceel moet voldoende parkeergelegenheid aanwezig zijn. Het boerengolf moet nadrukkelijk aan de natuurlijke waarden worden getoetst, wat mogelijk ertoe kan leiden dat het boerengolf gedurende bepaalde perioden van het jaar in bepaalde gebieden niet mag worden uitgeoefend vanwege aanwezige natuurlijke waarden. Het algemeen belang van de natuurwaarden wordt een zwaarder gewicht toegekend dan het individuele belang van de agrariër die boerengolf als neventak aan het bedrijf toevoegt. Bij boerengolf mogen eveneens de bijbehorende landbouwgronden worden gebruikt. |
Bijlage 2 Bedrijvenlijst Kleinschalige Bedrijfsmatige Activiteiten
Lijst met toelaatbare vormen van bedrijvigheid bij een woning.
(op basis van indeling hoofdgroepen basiszoneringslijst VNG)
(maximaal milieucategorie 2)
Bedrijvigheid voor kleding c.a.
- ambachtelijke kledingfabricage of -reparatie
Grafische bedrijvigheid
- binderij
- grafisch ontwerp/adviesbureau
Overige bedrijvigheid
- ambachtelijke speelgoedmakerij
- ambachtelijke productie van souvenirs
Reparatiebedrijven voor gebruiksgoederen
- ambachtelijke schoenen- en klompenfabricage of -reparatie
Reparatiebedrijven
- reparateurs uurwerken, goud- en zilversmeden, elektrische gebruiksgoederen, muziekinstrumenten
Wegvervoer
- taxibedrijf
Zakelijke dienstverlening,
- niet zijnde de vrije c.q. aan-huis-verbonden beroepen
- kantoren (vloeroppervlakte: < 100 m²)
Sociaal-culturele activiteiten
- ateliers, galerieën en/of musea voor kunst en nijverheid of het geven van workshops
Overige dienstverlenende bedrijven
- schoorsteenveger
- glazenwasser
- schoonmaker
- stoppage / oppersinr.
- kappers- en schoonheidsspecialistes
Museale activiteiten:
- Galerie/atelier