KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen - Voormalige Boerderijpanden
Artikel 4 Waarde - Archeologie 3
Artikel 5 Waarde - Landschap 1
Artikel 6 Waarde - Rijksmonumenten
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Artikel 8 Algemene Bouwregels
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
Artikel 10 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 12 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
Artikel 14 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Achtergrond En Aanleiding
1.2 Plangeschiedenis
1.3 Plangebied
1.4 Strekking Postzegelplan 3 Locaties
1.5 Beleid En Sectorale Onderzoeken
1.6 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beleidskader
Hoofdstuk 3 Milieu- En Omgevingsaspecten
Hoofdstuk 4 Juridische Planopzet
4.1 Toelichting Op Het Juridische Systeem
4.2 Opzet Regels
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
5.2 Economische Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Bedrijvenlijst Kleinschalige Bedrijfsmatige Activiteiten
Bijlage 2 Inventarisatie Landschapselementen
Bijlage 1 Toelichting Lheebroek 34 Dwingeloo
Bijlage 2 Toelichting Westeinde 187 Wapserveen
Bijlage 3 Toelichting Rijksweg 22 Dieverbrug
Bijlage 4 Vooroverlegreactie Provincie Drenthe

Postzegelbestemmingsplan buitengebied Westerveld

Bestemmingsplan - Gemeente Westerveld

Vastgesteld op 31-01-2023 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Postzegelbestemmingsplan buitengebied Westerveld' met identificatienummer NL.IMRO.1701.509Veegplan4WP2022-0002 van de gemeente Westerveld;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aan-huis-verbonden beroep:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, uitgezonderd prostitutie, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend door gebruiker, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.4 aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 archeologisch monument:

terreinen welke van algemeen belang zijn wegens daar aanwezige zaken als hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde en die daarom op grond van de Monumentenwet 1988 (thans: Erfgoedwet) worden beschermd;

1.8 archeologische waarden:

waarden die aan een gebied zijn toegekend vanwege de kennis en wetenschap van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden. Bij toetsing aan de archeologische waarden zal telkens de Archeologische beleidskaart RAAP-rapport 2021 toetsingskader zijn;

1.9 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.10 bed and breakfast:

het bieden van de, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.11 bedrijf:

het bedrijfsmatig vervaardigen en/of bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen;

1.12 bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.13 bedrijfsmatige exploitatie:

het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig complexmatig beheer/exploitatie, dat in de logiesverblijven recreatieve (nacht-) verblijfsmogelijkheden geboden worden;

1.14 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een bedrijf, een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, inclusief opslag- en administratieruimten;

1.15 Beeldkwaliteitsplan Buitengebied Westerveld:

Plan dat eisen en aanbevelingen bevat:

  1. a. met betrekking tot inpassing van ruimtelijke ontwikkelingen in relatie tot de karakteristieken en kwaliteiten van een gebied; en
  2. b. met betrekking tot stedenbouwkundige en architectonische vorm, massa en (wegen-)structuur van voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen;

met het oogmerk de kwaliteit van ruimtelijke ontwikkelingen te waarborgen alsmede de wijze waarop deze in hun omgeving worden ingepast, en dat juridisch onderdeel uitmaakt van het ruimtelijk plan waarop het betrekking heeft;

1.16 bestaand:

ten aanzien van de bij of krachtens de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht aanwezige of vergunde bouwwerken en de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, en het overige gebruik:

  1. a. bestaand of vergund ten tijde van het inwerkingtreden van het bestemmingsplan;
  2. b. met uitzondering van bebouwing die gebouwd is zonder of in strijd met een omgevingsvergunning en in strijd is met het op dat tijdstip geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;

1.17 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.18 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.19 bijgebouw:

een opzichzelfstaand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.20 boerderijpand:

het gebouw behorende tot het voormalige agrarische bedrijf, waarin oorspronkelijk het woongedeelte en de stal was ondergebracht en dat oorspronkelijk als het hoofdgebouw van het agrarisch bedrijf is gebouwd;

1.21 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.22 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.23 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.24 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.25 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.26 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke direct of indirect met de grond verbonden is en direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.27 cultuurhistorische waarden:

de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.28 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.29 erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaats vinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.30 evenement:

elke voor publiek buiten de daartoe ingerichte inrichtingen toegankelijke festiviteit, grootschalige sportwedstrijd, auto- of motorcrosswedstrijd, optocht, georganiseerd vuurwerk en alle overige tot vermaak en recreatie bedoelde activiteiten, met uitzondering van markten als bedoeld in de Gemeentewet, kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen en betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;

1.31 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.32 geluidszoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;

1.33 geomorfologische waarden:

de waarden van de gronden vanwege de ontstaansgeschiedenis van de vormen van het aardoppervlak, welke waarden worden bepaald door de herkenbaarheid van de vormen;

1.34 groepsaccommodatie:

een groepsverblijf met meer dan tien slaapplaatsen, niet zijnde mobiele kampeeronderkomens of stacaravans, in hoofdzaak bestemd voor en gebezigd door groepen als kort verblijf, inclusief lichte en ondergeschikte horeca;

1.35 hogere grenswaarde:

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;

1.36 hoofdgebouw:

een gebouw, dat gelet op de bestemming, als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.37 huishouden:

een zelfstandig(e) dan wel samenwonend persoon of groep van personen die binnen een complex van ruimten gebruik maken van dezelfde voorzieningen zoals een keuken, sanitaire voorzieningen en de entree;

1.38 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.39 kampeerterrein:

een terrein ter beschikking gesteld voor het plaatsen dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen;

1.40 kantine:

een ruimte waarin de bedrijfsuitoefening is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van maaltijden, eenvoudige etenswaren en dranken;

1.41 kap:

een dak met een zekere helling;

1.42 karakteristiek bijgebouw:

een bijgebouw dat in samenhang met het hoofdgebouw een belangrijke, cultuurhistorisch ensemble vormt;

1.43 kleinschalig houden van vee:

het houden van ten hoogste 25 groothoevige dieren (zoals paarden/runderen) of 50 kleinhoevige dieren (zoals schapen/geiten) dan wel een combinatie daarvan waarbij nooit meer dan 50 hoevige dieren aanwezig zijn;

1.44 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten, geen detailhandel zijnde en prostitutie, zoals genoemd in bijlage 1 bij deze regels;

1.45 kleinschalige duurzame energiewinning:

energie die gewonnen wordt uit kleinschalige perceelsgebonden bronnen, niet zijnde windturbines, waarbij weinig tot geen schadelijke milieueffecten optreden bij winning en omzetting en die in onuitputtelijke hoeveelheden beschikbaar is, zoals zon, wind, water, biomassa, aard- en omgevingswarmte;

1.46 kunstveld:

locatie waar kunstobjecten worden geschapen en geëxposeerd;

1.47 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;

1.48 landschappelijke waarden:

de cultuurhistorische en de visuele waarden van het landschap. Bij de afweging van het begrip landschappelijke waarden zal het Beeldkwaliteitsplan Buitengebied Westerveld (ZieBeeldkwaliteitsplan) steeds onderdeel van het toetsingskader zijn;

1.49 natuurlijke waarden:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied (bij de afweging van het begrip natuurlijke waarden zal de Wet natuurbescherming steeds onderdeel van het toetsingskader zijn);

1.50 normaal onderhoud:

het onderhoud, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;

1.51 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden dan wel met ten hoogste één wand;

1.52 paardrijbak:

niet-overdekte piste waar paarden en/of pony's een vrije uitloop kunnen hebben en kunnen worden getraind, met een andere ondergrond dan gras en al dan niet voorzien van een omheining. Behalve het kenmerk dat de paardenbak visueel kan worden herkend aan de bewerkte/aangepaste bodem, anders dan gras, wordt de paardenbak meestal omheind door een constructie van enige omvang; in dat geval worden deze bouwwerken als onderdeel van de paardenbak beschouwd.

1.53 peil:

indien op het land wordt gebouwd:

  1. a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
    1. 1. de bouwhoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
    1. 1. de bouwhoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

1.54 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, geteeld, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie al dan niet in combinatie met de verkoop van streekeigen goederen;

1.55 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;

1.56 prostitutiebedrijf:

een gebouw, voer- of vaartuig, dan wel enig gedeelte daarvan, geheel of gedeeltelijk bestemd, dan wel in gebruik voor het daar uitoefenen van prostitutie;

1.57 recreatieappartement:

het geheel van bijbehorende vertrekken als afzonderlijk gemeubileerde woongelegenheid, bedoeld voor verblijfsrecreatie, als onderdeel van een (andere) hoofdfunctie;

1.58 recreatieve bewoning:

de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;

1.59 recreatiewoning:

een gebouw dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning en waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.60 risicogevoelig bouwwerk c.q. object

een bouwwerk c.q. object, waaronder terreinen, die bestemd zijn voor het regelmatig verblijf van mensen, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag;

1.61 risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.62 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie wordt verricht. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een sekstheater, een seksautomatenhal, of een parenclub, of een daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.63 uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.64 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de feitelijke indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;

1.65 vuurwerkbedrijf:

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op de vervaardiging of assemblage of de handel in vuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;

1.66 windturbine:

door wind aangedreven molen die wordt gebruikt voor de productie van elektriciteit;

1.67 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.68 woonhuis:

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 de afstand tot de (bouw)perceelgrens

tussen de grenzen van een agrarische bedrijfskavel en een bepaald punt van het op dat agrarische bedrijfskavel voorkomend (hoofd)gebouw, waar die afstand het kortst is;

2.7 bedrijfsvloeroppervlak

de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven, met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen, trappenhuizen, gangen en overige dienstruimten;

2.8 de onderlinge afstand

de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot enig punt van een ander gebouw;

2.9 bouwen op de erf- of perceelgrens

bij bouwen op de erf- of perceelgrens wordt een bouwwerk gemeten aan de kant waar het aansluitend afgewerkt terrein het hoogste is.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Wonen - Voormalige Boerderijpanden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Voormalige boerderijpanden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woonhuizen in de vorm van voormalige boerderijpanden, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, al dan niet in combinatie met ruimten voor:
    1. 1. een aan-huis-verbonden beroep en/of een bedrijfsmatige activiteit zoals die is genoemd in onder de categorieën 1 en 2, niet zijnde geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
    2. 2. kinderopvang;
  2. b. het behoud en het herstel van de karakteristieke voormalige boerderijpanden;
  3. c. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van karakteristieke bijgebouwen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. d. kleinschalige duurzame energiewinning;
  2. e. wegen en paden;
  3. f. water;

met de daarbijbehorende:

  1. g. tuinen, erven en terreinen;
  2. h. bouwwerken geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegevoegd.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. het bepaalde in lid 3.2.1 onder c in die zin dat een woonhuis gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
    1. 1. het bouwen buiten het bouwvlak uitsluitend plaatsvindt door middel van een geringe uitbreiding van het woonhuis tot een oppervlakte van het woonhuis van ten hoogste 100 m²;
    2. 2. de uitbreiding op ten minste 5,00 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het woonhuis wordt gerealiseerd met doortrekking van de bestaande dakvorm;
    3. 3. de breedte van de uitbreiding ten hoogste 3,00 m bedraagt;
    4. 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bebouwingskarakteristiek van het woonhuis en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  2. b. het bepaalde in lid 3.2.1 onder e in die zin dat wordt afgeweken van de bestaande maatvoeringen van een voormalig boerderijpand, mits:
    1. 1. er vanuit architectonisch oogpunt een versterking van de ruimtelijke kwaliteit en het omgevingsbeeld wordt bewerkstelligd;
    2. 2. de bouwhoogte van het woonhuis ten hoogste 12,00 m zal bedragen en het woonhuis zal worden voorzien van een kap;
    3. 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  3. c. het bepaalde in lid 3.2.1 onder e in die zin dat in ondergeschikte mate wordt afgeweken van de bestaande maatvoeringen van een voormalig boerderijpand, mits:
    1. 1. dit vanwege bouwtechnische vereisten noodzakelijk is;
    2. 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de hoofdvorm van het voormalige boerderijpand;
  4. d. het bepaalde in lid 3.2.2 onder b in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen wordt vergroot, mits:
    1. 1. deze vergunning uitsluitend wordt verleend, ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van wonen - twee woningen', dan wel bij splitsing van het woonhuis in meerdere woningen; ;
    2. 2. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen per woning ten hoogste 100 m² zal bedragen;
    3. 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. e. het bepaalde in lid 3.2.2 onder b in die zin dat, indien reeds 250 m² of meer aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een woonhuis aanwezig is, maar minder dan 500 m², een per bestemmingsvlak eenmalige vervangende bouw en/of verbouw van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen plaats mag vinden tot een maximumoppervlak van 50% van het oppervlak aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen boven de 150 m², mits:
    1. 1. het verlenen van deze vergunning tot gevolg heeft dat er een afname van de bestaande hoeveelheid aan bebouwing bij woonhuizen plaatsvindt ten gunste van de landschappelijke waarden en de ruimtelijke kwaliteit van het bebouwingsbeeld;
    2. 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  6. f. het bepaalde in lid 3.2.2 onder b in die zin dat, indien reeds meer dan 500 m² aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een woonhuis aanwezig is, een per bestemmingsvlak eenmalige vervangende bouw en/of verbouw van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen plaats mag vinden tot een maximumoppervlak van 20% van het oppervlak aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen boven de 500 m², mits:
    1. 1. het verlenen van deze vergunning tot gevolg heeft dat er een afname van de bestaande hoeveelheid aan bebouwing bij woonhuizen plaatsvindt ten gunste van de landschappelijke waarden en de ruimtelijke kwaliteit van het bebouwingsbeeld;
    2. 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. het bepaalde in lid 3.4.1 onder c in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt ten behoeve van een zorgfunctie, mits:
    1. 1. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van het woonhuis, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
    2. 2. de zorgfunctie plaatsvindt binnen het woonhuis, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw;
    3. 3. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
    4. 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    5. 5. de gezamenlijke oppervlakte die bij een woonhuis wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
    6. 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  2. b. het bepaalde in lid 3.4.1 onder d en f in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor recreatieappartementen ten behoeve van recreatieve bewoning in het hoofdgebouw, inclusief de aan- en uitbouwen, en de karakteristieke bijgebouwen, mits:
    1. 1. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    2. 2. de oppervlakte van het permanente woongedeelte van het hoofdgebouw niet minder mag bedragen dan 75 m²;
    3. 3. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
    4. 4. de gezamenlijke oppervlakte die bij een woonhuis wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
    5. 5. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  3. c. het bepaalde in lid 3.4.1 onder e in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor kinderopvang voor meer dan zes kinderen, mits:
    1. 1. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van het woonhuis, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
    2. 2. de kinderopvang plaatsvindt binnen het woonhuis, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw;
    3. 3. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
    4. 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    5. 5. de gezamenlijke oppervlakte die bij een woonhuis wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
    6. 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  4. d. het bepaalde in lid 3.4.1 onder f in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning in de vorm van bed and breakfast, mits:
    1. 1. de logiesverstrekking plaatsvindt binnen het woonhuis, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw en er wordt uitgegaan van een bestaande entree (deur);
    2. 2. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van het woonhuis, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
    3. 3. er maximaal drie kamers met in totaal 10 slaapplaatsen gerealiseerd worden;
    4. 4. er geen keukenblok in de kamers wordt gemaakt;
    5. 5. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    6. 6. de gezamenlijke oppervlakte die bij een woonhuis wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
    7. 7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. e. het bepaalde in lid 3.4.1 onder h in die zin dat gronden, voorzover gelegen binnen het bestemmingsvlak, worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak ten behoeve van het eigen hobbymatige gebruik met de daarbijbehorende bouwwerken, mits:
    1. 1. er vanwege een paardrijdbak geen onevenredige hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor de nabijgelegen woonhuizen of woningen van derden;
    2. 2. de afstand tot een woonhuis van derden ten minste 15,00 m bedraagt;
    3. 3. de oppervlakte van de paardrijbak ten hoogste 800 m2 bedraagt;
    4. 4. een omheining uitsluitend transparant wordt toegepast met een maximale bouwhoogte van 1,80 m;
    5. 5. de paardrijbak niet wordt voorzien van bestrating of andere verharding;
    6. 6. er geen onevenredige verstoring van het bodemarchief wordt veroorzaakt;
    7. 7. er ten hoogste 4 lichtmasten worden geplaatst;
    8. 8. de bouwhoogte van lichtmasten ten hoogste 5,00 m bedraagt en de lichtmasten direct grenzend aan de paardrijbak worden geplaatst, waarbij de lichtuitstraling gericht is op de paardrijbak;
    9. 9. er sprake is van een goede inpassing in het landschap overeenkomstig het gestelde in Beeldkwaliteitsplan Buitengebied Westerveld;
    10. 10. een paardrijbak niet aangelegd wordt achter een naburig perceel;
    11. 11. er ten hoogste één paardrijbak per perceel wordt toegestaan;
    12. 12. er geen bomen en/of houtgewassen worden gekapt, gerooid of geveld ten behoeve van de aanleg van de paardrijbak;
    13. 13. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet worden beperkt;
  6. f. het bepaalde in lid 3.4.1 onder k in die zin dat bouwwerken worden gebruikt voor het kleinschalig houden van vee tot een gezamenlijke oppervlakte van 100 m², mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

3.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  1. a. een woonhuis, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, wordt gebruikt voor meer dan één woning, mits:
    1. 1. de gronden worden voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - twee woningen' of 'specifieke vorm van wonen - drie woningen';
    2. 2. de bestaande bouwmassa niet wordt vergroot en er niet meer dan drie woningen worden gevestigd;
    3. 3. bij splitsing naar twee woningen dient het woonhuis minimaal 200 m² en bij splitsing naar drie woningen minimaal 300 m² bedragen;
    4. 4. de gezamenlijke oppervlakte voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen wordt vergroot, waarbij tevens de vergunning van lid 3.3 onder d wordt verleend;
    5. 5. de wijzigingsbevoegdheid passend is in het geldende Woonplan;
    6. 6. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    7. 7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  2. b. een op de verbeelding aangeduid bouwvlak binnen het bestemmingsvlak met gelijkblijvende omvang qua vorm en/of situering wordt gewijzigd, mits:
    1. 1. er vanuit architectonisch oogpunt een versterking van de ruimtelijke kwaliteit en het omgevingsbeeld kan worden bewerkstelligd;
    2. 2. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Buitengebied Westerveld, zodanig dat het bouwvlak en de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
    3. 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  3. c. de aanduiding 'paardenhouderij' wordt aangebracht, mits:
    1. 1. de veehouderijactiviteiten plaatsvinden in een omvang van het kleinschalig houden van vee;
    2. 2. de gezamenlijke oppervlakte aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een woonhuis ten hoogste 500 m² zal bedragen, waarbij als richtlijn geldt dat ten hoogste 10 m² per rund of paard en 5 m² per stuks kleinvee (kalveren, pony's, schapen, geiten) wordt toegestaan;
    3. 3. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in Beeldkwaliteitsplan Buitengebied Westerveld, zodanig dat de bedrijfskavel en de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
    4. 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  4. d. de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen mogen worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning in de vorm van een groepsaccommodatie, mits:
    1. 1. de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodatie' wordt aangebracht;
    2. 2. de logiesverstrekking plaatsvindt binnen de bestaande gebouwen;
    3. 3. de oppervlakte van het permanente woongedeelte van het hoofdgebouw niet minder mag bedragen dan 75 m²;
    4. 4. het parkeren op het eigen erf plaatsvindt;
    5. 5. de vestiging alleen is toegestaan aan een verkeersontsluiting van voldoende omvang;
    6. 6. de gezamenlijke oppervlakte die bij een woonhuis wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
    7. 7. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    8. 8. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. e. de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen mogen worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning in de vorm van één tot maximaal vijf recreatieappartementen, mits:
    1. 1. de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatieappartement in bijgebouw' wordt aangebracht, in het geval recreatieappartementen in een (karakteristiek gebouwd) bijgebouw worden gerealiseerd;
    2. 2. de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatieappartement' wordt aangebracht, in het geval een recreatieappartement in het hoofdgebouw wordt gerealiseerd;
    3. 3. de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - twee recreatieappartementen' wordt aangebracht (respectievelijk drie, vier of vijf recreatieappartementen), in het geval er twee of meer recreatieappartementen in het hoofdgebouw worden gerealiseerd;
    4. 4. de oppervlakte van het permanente woongedeelte van het hoofdgebouw niet minder mag bedragen dan 75 m²;
    5. 5. het parkeren op het eigen erf plaatsvindt;
    6. 6. de gezamenlijke oppervlakte die bij een woonhuis wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
    7. 7. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    8. 8. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 4 Waarde - Archeologie 3

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. het behoud van de archeologische waarden.

4.2 Bouwregels

4.3 Afwijking van de bouwregels

Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2, mits:

  1. a. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of;
  2. b. op basis van archeologisch door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad, of;
  3. c. één of meer van de volgende voorwaarden in acht genomen wordt:
    1. 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen;
    3. 3. een verplichting de bouw van een bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
  4. d. middels verleende vergunningen, rekeningen van uitgevoerd werk en dergelijke aangetoond wordt dat de bodem reeds eerder dieper geroerd is dan 0,30 m -Mv.

Indien aan de afwijking voorwaarden worden verbonden, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

4.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' wordt verwijderd, indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 5 Waarde - Landschap 1

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Landschap 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijk, waterhuishoudkundig en/of cultuurhistorisch waardevolle landschapselementen en/of landschappelijke waardevolle gebieden, zoals die zijn voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - Wapserveen' en zoals die zijn beschreven in bijlage 2.

5.2 Bouwregels

5.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

het aanbrengen en/of veroorzaken van veranderingen in de waarden van de waardevolle landschapselementen en/of landschappelijke waardevolle gebieden, zoals die zijn beschreven in bijlage 2, als gevolg van het gebruik van de gronden.

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 6 Waarde - Rijksmonumenten

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Rijksmonumenten' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • de bescherming van rijksmonumenten.

6.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken is een vergunning van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed noodzakelijk. Een aanvraag daartoe dient bij de gemeente Westerveld te worden ingediend.

6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Voor het aanleggen van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, is een vergunning van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed noodzakelijk. Een aanvraag daartoe dient bij de gemeente Westerveld te worden ingediend.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene Bouwregels

8.1 Ondergeschikte afwijking bouwregels

De bouwgrenzen mogen in afwijking van de gebiedsbestemmingen en de overige bestemmingen in deze regels uitsluitend worden overschreden door:

  1. a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, serres, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,50 m;
  2. b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,00 m.

Artikel 9 Algemene Gebruiksregels

9.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  2. b. gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  3. c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een prostitutiebedrijf;
  4. d. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  5. e. het storten van puin en afvalstoffen;
  6. f. de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
  7. g. het gebruik van de gronden voor het plaatsen en/of aanbrengen van niet-perceelsgebonden handelsreclame en of reclame voor ideële doeleinden of overtuigingen, met uitzondering van bestaande digitale informatieborden;
  8. h. een functiewijziging van bouwwerken of onbebouwde gronden in een functie met een grotere parkeerbehoefte, zonder dat in voldoende mate ruimte aanwezig is ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's, waarbij:
    1. 1. de beleidsregels in acht genomen zoals opgenomen in de publicatie "Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie" van het CROW waarbij geldt dat indien gedurende de planperiode een nieuwe versie uitkomt, deze nieuwe versie in acht wordt genomen;
    2. 2. alleen wordt gelet op de toename van de parkeerbehoefte als gevolg van de functiewijziging.

Artikel 10 Algemene Aanduidingsregels

10.1 vrijwaringszone - laagvlieggebied

10.2 vrijwaringszone - laagvliegroute

Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. de bij recht in de regels gegeven afmetingen en percentages, met uitzondering van de oppervlakte- en inhoudsmaten, tot ten hoogste 10% van die afmetingen en percentages;
  2. b. de bestemmingsregels ten aanzien van het bouwen van gebouwen en overkappingen in die zin dat ten behoeve van het kleinschalig kamperen, gebouwtjes, waaronder overkappingen, ten behoeve van sanitaire voorzieningen voor de eigen gasten worden gebouwd, mits:
    1. 1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per kampeerterrein ten hoogste 50 m² zal bedragen;
    2. 2. de goothoogte van een gebouw of een overkapping ten hoogste 3,00 m zal bedragen;
    3. 3. de dakhelling van een gebouw of een overkapping ten minste 15° zal bedragen;
    4. 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 12 Overige Regels

12.1 Aanvullende werking welstandscriteria

De ter plaatse en in de regels geboden ruimte ten aanzien van de situering en de maatvoering van bouwwerken kan nader worden ingevuld door de welstandscriteria.

12.2 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van de milieusituatie, de landschappelijke waarden, de natuurlijke waarden, de geomorfologische waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, zodanig dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de genoemde criteria en waarbij telkens het Beeldkwaliteitsplan Buitengebied Westerveld toetsingskader zal zijn.

12.3 Algemene parkeerbepaling

  1. a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
  2. b. De omgevingsvergunning voor het bouwwerk wordt beoordeeld aan de hand van de parkeernormen in de CROW-uitgave 2018 'Toekomstbestendig parkeren'. Van parkeerkencijfers naar parkeernormen' (publicatie 381), met dien verstande dat indien voornoemde uitgave gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging.
  3. c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10%.
  3. c. Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Postzegelbestemmingsplan buitengebied Westerveld' van de gemeente Westerveld.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Achtergrond En Aanleiding

Bestemmingsplan buitengebied 2018 vernietigd

Op 21 juli 2021 is het bestemmingsplan Buitengebied 2018 van de gemeente Westerveld vernietigd door de Raad van State (ECLI:NL:RVS:2021:1603).

Op grond van artikel 3.6 lid 3 Wro maken uitwerkings- en wijzigingsplannen deel uit van het bestemmingsplan waarop deze plannen zijn gebaseerd. Hieruit volgt dat indien een bestemmingsplan waarop een uitwerkings- of wijzigingsplan is gebaseerd door de Afdeling wordt vernietigd, dit ook de rechtskracht van deze plannen raakt. Het uitwerkings- of wijzigingsplan is daarmee ook vernietigd.

Nu door de vernietiging van het bestemmingsplan Buitengebied 2018 ook de daarop gebaseerde wijzigingsplannen zijn vervallen wil de gemeente Westerveld dit herstellen. Dat betekent dat een aantal wijzigingsplannen opnieuw moeten worden vastgesteld met een aangepaste grondslag (namelijk de grondslag 'bestemmingsplan Buitengebied 2012'.) Het gaat om 11 wijzigingsplannen. De wijzigingsbevoegdheden voor deze wijzigingsplannen zijn alle opgenomen in het moederplan, het bestemmingsplan Buitengebied 2012. Deze 11 wijzigingsplannen moeten aldus opnieuw worden vastgesteld met het bestemmingsplan Buitengebied 2012 als grondslag. Hiertoe is het 'herstelplan Wijzigingsplannen buitengebied Westerveld' opgesteld.

Naast het hierboven omschreven herstelplan voor 11 wijzigingsplannen zijn er nog enkele andere herzieningen/wijzigingen die niet via bovengenoemde hersteloperatie meegenomen kunnen worden. Dit omdat de grondslag voor deze wijzigingen niet opgenomen is in het bestemmingsplan buitengebied 2012. Het gaat om drie locaties. Voor deze 3 locaties is onderhavig postzegelbestemmingsplan buitengebied Westerveld’ opgesteld.

Postzegelbestemmingsplan buitengebied Westerveld

Met het 'postzegelbestemmingsplan buitengebied Westerveld' ontstaat een juridisch correct bestemmingsplan dat de functies een kader geeft waaraan (toekomstige) aanvragen omgevingsvergunning kunnen worden getoetst. Het postzegelplan sluit aan bij de actuele juridische en planologische situatie en voldoet aan de vormvereisten van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012).

Tevens dient het vaststellen van het postzegelplan als voorbereiding op de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Het voorliggende postzegelplan maakt -na inwerkingtreding van de Omgevingswet- onderdeel uit van het gemeentelijk Omgevingsplan van rechtswege. Voor een goede overgang is het noodzakelijk dat de basis op orde is: een eenduidige en actuele regeling voor het grondgebied van de gemeente Westerveld.

1.2 Plangeschiedenis

In de volgende tabel is de plangeschiedenis van het bestemmingsplan buitengebied van de gemeente Westerveld weergegeven.

Bestemmingsplan Jaar Onherroepelijk of vernietigd
Buitengebied Westerveld 2012 Deels onherroepelijk, deel vernietigd
uitspraak Afdeling bestuursrechtspraak 2014
Reparatieplan buitengebied Westerveld 2016 Deels onherroepelijk, deel vernietigd (artikel 13, lid 13.3 onder h sub 1 en artikel 14 lid 13.4: bestemming Horeca)
Dit plan bevat geen wijzigingsbevoegdheden voor de genoemde wijzigingsplannen.
uitspraak Afdeling bestuursrechtspraak 2017
Buitengebied Agrarische gronden 2017 vernietigd (PAS)
uitspraak Afdeling bestuursrechtspraak
Buitengebied Westerveld 2018 vernietigd (PAS)
uitspraak Afdeling bestuursrechtspraak 2021

1.3 Plangebied

Voor de herzieningen/wijzigingen die niet via de hersteloperatie 'wijzigingsplannen buitengebied Westerveld' meegenomen kunnen worden is onderhavig postzegelplan opgesteld. Het betreft wijzigingen waarbij de grondslag voor deze wijzigingen niet opgenomen is in het bestemmingsplan buitengebied 2012. Het gaat om drie locaties, zie onderstaande tabel.

Lheebroek 34, Dwingeloo(
omgevingsvergunning, vastgesteld 12-11 2020
Westeinde 187 Wapserveen
wijzigingsplan, vastgesteld 27-11 2018
Rijksweg 22 Dieverbrug
wijzigingsplan, vastgesteld 24-07 2018

Het plangebied waarop dit postzegelplan van toepassing is betreft aldus het grondgebied van de 3 plannen, zoals genoemd in bijgaande tabel.

1.4 Strekking Postzegelplan 3 Locaties

In deze paragraaf wordt de strekking van het postzegelplan voor de genoemde drie locaties omschreven. De oorspronkelijke toelichtingen zijn opgenomen in bijlage 1, 2 en 3.

  1. 1. Lheebroek 34 Dwingeloo

Het plan ziet toe op het vergroten van het woonperceel, het realiseren van een nieuwe schuur, alsmede op de landschappelijke inpassing van het gehele perceel.

  1. 2. Westeinde 187 Wapserveen

Het plan ziet toe op de wijziging van de bestemming 'Agrarisch 1' naar 'Wonen - Voormalige boerderijpanden'. Met deze wijziging wordt de inrichting van het perceel niet gewijzigd. Het nieuwe gebruik wordt gevestigd in de bestaande panden, waarbij de (voormalige) boerderij het hoofdgebouw vormt.

  1. 3. Rijksweg 22 Dieverbrug

Het plan ziet toe op de wijziging van de bestemming 'Agrarisch 1' naar 'Wonen - Voormalige boerderijpanden'. De bedrijfswoning wordt gesplitst en in gebruik genomen als reguliere woningen, de agrarische opstallen zullen fungeren als bijgebouwen bij de woningen.

1.5 Beleid En Sectorale Onderzoeken

In een bestemmingsplan dient aangetoond te worden dat er sprake is van een 'goede ruimtelijke ordening'. Onderdeel hiervan is dat het plan niet in strijd is met een aantal milieuaspecten, zoals bodem en water. Voorliggend postzegelplan wordt enkel opgesteld omdat de grondslag voor de beoogde wijzigingen niet opgenomen is in het bestemmingsplan buitengebied 2012. Het gaat om drie locaties. Voor deze 3 locaties is onderhavig ‘postzegelbestemmingsplan buitengebied Westerveld’ opgesteld. Doordat de grondslag in het 'bestemmingsplan buitengebied 2012' ontbreekt, dienen deze drie locaties opnieuw te worden vastgesteld.

Omdat het plan niet voorziet in het toestaan van nieuwe ontwikkelingen en de huidige functies in het gebied zijn getoetst aan de milieuaspecten, hetzij in de reeds vastgestelde wijzigingsplannen hetzij in een besluit/vergunning, is opnieuw toetsen aan de milieuaspecten niet noodzakelijk. Ook het opstellen van een m.e.r.-beoordelingsnotitie is niet aan de orde. Voor toetsing aan de milieuaspecten wordt verwezen naar de toelichting van betreffende wijzigingsplannen dan wel de ruimtelijke onderbouwing zoals opgenomen in de bijlagen 1, 2 en 3 van dit postzegelbestemmingsplan.

1.6 Leeswijzer

In deze toelichting worden, na dit inleidende hoofdstuk, in hoofdstuk 2 het beleidskader en in hoofdstuk 3 de milieu- en omgevingsaspecten bij het plan toegelicht. In hoofdstuk 4 wordt de juridische systematiek van het herstelplan uitgelegd en tot slot is in hoofdstuk 5 de uitvoerbaarheid van het plan uitgewerkt.

De toelichtingen behorende bij de in paragraaf 1.3 genoemde plannen zijn als bijlage 1, 2 en 3 opgenomen bij de toelichting van dit postzegelbestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

Een bestemmingsplan mag niet in strijd zijn met de beleidskaders op nationaal, provinciaal en gemeentelijk niveau. Op nationaal niveau zijn de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) relevant. Op provinciaal niveau zijn dit de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening van de Drenthe. Op gemeentelijk niveau is dit de Omgevingsvisie Westerveld.

Voor de herzieningen/wijzigingen die niet via de hersteloperatie 'wijzigingsplannen buitengebied Westerveld' meegenomen kunnen worden is onderhavig postzegelplan opgesteld. Het betreft wijzigingen waarbij de grondslag voor deze wijzigingen niet opgenomen is in het bestemmingsplan buitengebied 2012. Voorliggend postzegelplan wordt dus enkel opgesteld omdat de grondslag voor de beoogde wijzigingen niet opgenomen is in het bestemmingsplan buitengebied 2012.

Gelet op de aard, de inhoud en de schaal van de wijzigingen die gemoeid zijn met dit postzegelplan kan geconstateerd worden dat het provinciaal en Rijksbeleid geen rol spelen. De locaties van dit plangebied liggen daarnaast niet op gronden waarvoor specifieke eisen uit geldende beleidsstukken op Rijks, provinciaal- en gemeentelijk niveau voortvloeien. Dit plan is dan ook in overeenstemming met dit beleid.

Hoofdstuk 3 Milieu- En Omgevingsaspecten

In een bestemmingsplan dient aangetoond te worden dat er sprake is van een 'goede ruimtelijke ordening'. Onderdeel hiervan is dat het plan niet in strijd is met een aantal milieuaspecten, zoals bodem en water. Voorliggend postzegelplan wordt enkel opgesteld omdat de grondslag voor de beoogde wijzigingen niet opgenomen is in het bestemmingsplan buitengebied 2012.

Omdat de voorgenomen wijzigingen in de drie locaties al zijn getoetst aan de milieuaspecten (in de eerder opgestelde wijzigingsplannen dan wel in een besluit/vergunning), is opnieuw toetsen niet noodzakelijk. Ook het opstellen van een m.e.r.-beoordelingsnotitie is in het kader van dit postzegelplan niet aan de orde. Voor toetsing aan de milieuaspecten wordt verwezen naar de toelichting van de betreffende wijzigingsplannen dan wel een besluit/vergunning zoals opgenomen in bijlage 1, 2 en 3.

Hoofdstuk 4 Juridische Planopzet

4.1 Toelichting Op Het Juridische Systeem

In dit hoofdstuk wordt de inhoud van de bestemmingen (de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden) toegelicht en wordt aangegeven hoe de uitgangspunten hun juridische vertaling in het eigenlijke plan hebben gekregen. De bepalingen die betrekking hebben op de te onderscheiden bestemmingen, zijn vastgelegd in de regels en op de verbeelding. Het bestemmingsplan geeft aan voor welke doeleinden de gronden zijn bestemd.

Het bestemmingplan valt onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Het bestemmingsplan is opgezet volgens de wettelijke regelgeving en qua systematiek volgens de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP) 2012. Voor de juridische regeling van het bestemmingsplan is het bestemmingsplan Buitengebied Westerveld 2012 als uitgangspunt gehanteerd.

4.2 Opzet Regels

De bij dit plan behorende regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:

  1. 1. Inleidende regels.
  2. 2. Bestemmingsregels.
  3. 3. Algemene regels.
  4. 4. Overgangs- en slotregels.

4.2.1 Inleidende regels

In dit hoofdstuk zijn algemene artikelen opgenomen die voor het gehele plan van belang zijn. In de Begrippen zijn omschrijvingen opgenomen van de in het plan voorkomende relevante begrippen. In de Wijze van meten is vastgelegd op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten. Door deze vaste omschrijving van de begrippen en van de wijze van meten wordt eenduidigheid in de bedoelingen van het plan gegeven en wordt de rechtszekerheid vergroot.

4.2.2 Bestemmingsregels

Dit hoofdstuk bevat de bestemmingsregels. De meeste bestemmingen bestaan uit:

  • een bestemmingsomschrijving;
  • bouwregels;
  • afwijkingsmogelijkheid;
  • gebruiksregels.

De bestemmingsregels die van toepassing zijn op het plangebied van het bestemmingsplan is de bestemming 'Wonen - Voormalige boerderijpanden'. Daarnaast zijn er de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 3' en 'Waarde - Landschap 1 en Waarde - Rijksmonumenten'. Onderstaand wordt per enkelbestemming besproken wat wordt geregeld. Vervolgens wordt nog ingegaan op de dubbelbestemmingen.

Wonen - Voormalige boerderijpanden

Drie van de drie percelen zijn met een wijzigingsbevoegdheid omgezet van de bestemming 'Agrarisch' naar 'Wonen - Voormalige boerderijpanden'. Voor een perceel Lheebroek 34 te Dwingeloo is een omgevingsvergunning verleend voor het oprichten van een schuur en de uitbreiding van het woonperceel. Omdat de grondslag van de wijzigingsplannen en verleende vergunning in het bestemmingsplan buitengebied' ontbreekt, zijn deze drie percelen voorzien van de bestemming Wonen - Voormalige boerderijpanden. Deze gronden zijn bestemd voor woonhuizen in de vorm van voormalige boerderijpanden, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen. Deze bestemming is tevens voor het behoud en het herstel van karakteristieke voormalige boerderijpanden.

Waarde - Archeologie 3

De archeologische dubbelbestemming zorgt ervoor dat ook in de toekomst eventueel aanwezige archeologische waarden beschermd worden bij aanleg- en bouwactiviteiten.

Waarde - Landschap 1

De dubbelbestemming 'Waarde - Landschap 1' zorgt ervoor dat bij ontwikkelingen in het gebied Wapserveen rekening wordt gehouden met behoud, herstel en de ontwikkeling van de landschappelijk, waterhuishoudkundig en/of cultuurhistorisch waardevolle landschapselementen en/of landschappelijke waardevolle gebieden.

Waarde - Rijksmonumenten

De rijksmonumenten hebben de bestemming "Waarde - Rijksmonumenten" gekregen. Voor het bouwen van bouwwerken en het aanleggen van werken en werkzaamheden is een vergunning van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed noodzakelijk.

4.2.3 Algemene regels

De algemene regels bestaan uit regels die gelden voor alle bestemmingen. Het gaat daarbij om de anti-dubbeltelregel, algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene afwijkingsregels en overige regels.

Voor bestemmingsplannen, die na 29 november 2014 zijn vastgesteld, vervalt de parkeerbepaling uit de bouwverordening. In deze bestemmingsplannen moet een regeling zijn opgenomen ten aanzien van parkeren. Daarom is hoofdstuk 3 aangevuld met een algemene parkeerbepaling (zie artikel 12.3). Hoofdstuk 4 tenslotte omvat overgangs- en slotregels.

4.2.4 Overgangs- en slotregels

Hoofdstuk 4 geeft regels over hoe om te gaan met bouwwerken en het gebruik vallend onder het overgangsrecht en de benaming van het plan.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Vooroverleg

Het Postzegelbestemmingsplan buitengebied Westerveld doorloopt de in de Wro vastgelegde planprocedure. Ten behoeve van de maatschappelijke uitvoerbaarheid is het voorontwerpplan in het kader van het Overleg ex artikel 3.1.1 Bro toegezonden aan de provincie Drenthe.

Provinciaal belang:

Op basis van de Omgevingsvisie Drenthe zijn een aantal kernwaarden van belang. Deze kernwaarden zijn goed opgenomen in het voorontwerp. Verder heeft de provincie geen opmerkingen op het plan.

De vooroverlegreactie is als bijlage 4 bij de toelichting toegevoegd.

Zienswijzen

Nadat de reacties uit vooroverleg zijn beantwoord en eventuele aanpassingen in het plan zijn verwerkt, wordt het ontwerp-postzegelbestemmingsplan gedurende 6 weken ter inzage gelegd. Binnen deze termijn kan eenieder een zienswijzen indienen.

Het ontwerpbestemmingsplan 'postzegelbestemmingsplan buitengebied' heeft met ingang van 6 oktober 2022 tot en met 16 november 2022 ter inzage gelegen. Tijdens deze periode kon een ieder een zienswijze indienen. Op het ontwerp is één zienswijze ontvangen. De zienswijze is tijdig ingediend en gemotiveerd.

De argumenten in de zienswijze worden in de zienswijzennota kort samengevat en voorzien van een inhoudelijk reactie. De zienswijzennota maakt deel uit van het raadsbesluit tot de vaststelling van het bestemmingsplan.

Vaststelling

Nadat de ingekomen zienswijzen zijn beantwoord, wordt het postzegebestemmingsplan – al dan niet gewijzigd – ter vaststelling aangeboden aan de raad. Na publicatie start de beroepstermijn van zes weken. Het vaststellingsbesluit staat open voor beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

5.2 Economische Uitvoerbaarheid

De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds aangetoond door de financiële haalbaarheid en anderzijds via de grondexploitatieregeling vanuit de wetgeving. In dit postzegelbestemmingsplan worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt waarbij deze aspecten aangetoond moeten worden. Het plan maakt immers, ten opzichte van de eerder vastgestelde regelingen en vergunningen, geen nieuwe bouwplannen mogelijk. Daarbij komt dat dit bestemmingsplan ook niet voorziet in de uitvoering van werken door de gemeente. Het aantonen van de financiële haalbaarheid is derhalve niet nodig en de grondexploitatieregeling is niet van toepassing. De vaststelling van een exploitatieplan is bij dit postzegelbestemmingsplan niet van toepassing

Bijlage 1 Bedrijvenlijst Kleinschalige Bedrijfsmatige Activiteiten

Lijst met toelaatbare vormen van bedrijvigheid bij een woning.


(op basis van indeling hoofdgroepen basiszoneringslijst VNG)

(maximaal milieucategorie 2)


Bedrijvigheid voor kleding c.a.

- ambachtelijke kledingfabricage of -reparatie


Grafische bedrijvigheid

- binderij

- grafisch ontwerp/adviesbureau


Overige bedrijvigheid

- ambachtelijke speelgoedmakerij

- ambachtelijke productie van souvenirs


Reparatiebedrijven voor gebruiksgoederen

- ambachtelijke schoenen- en klompenfabricage of -reparatie

Reparatiebedrijven

- reparateurs uurwerken, goud- en zilversmeden, elektrische gebruiksgoederen, muziekinstrumenten


Wegvervoer

- taxibedrijf


Zakelijke dienstverlening,

- niet zijnde de vrije c.q. aan-huis-verbonden beroepen

- kantoren (vloeroppervlakte: < 100 m²)


Sociaal-culturele activiteiten

- ateliers, galerieën en/of musea voor kunst en nijverheid of het geven van workshops


Overige dienstverlenende bedrijven

- schoorsteenveger

- glazenwasser

- schoonmaker

- stoppage / oppersinr.

- kappers- en schoonheidsspecialistes


Museale activiteiten:

- Galerie/atelier

Bijlage 2 Inventarisatie Landschapselementen

Bijlage 2 Inventarisatie landschapselementen

Bijlage 1 Toelichting Lheebroek 34 Dwingeloo

Bijlage 1 Toelichting Lheebroek 34 Dwingeloo

Bijlage 2 Toelichting Westeinde 187 Wapserveen

Bijlage 2 Toelichting Westeinde 187 Wapserveen

Bijlage 3 Toelichting Rijksweg 22 Dieverbrug

Bijlage 3 Toelichting Rijksweg 22 Dieverbrug

Bijlage 4 Vooroverlegreactie Provincie Drenthe

Bijlage 4 Vooroverlegreactie provincie Drenthe