KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - 2
Artikel 4 Wonen - Voormalige Boerderijpanden
Artikel 5 Waarde - Archeologie 3
Artikel 6 Waarde - Beschermd Dorpsgezicht
Artikel 7 Waarde - Rijksmonument
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Artikel 9 Algemene Bouwregels
Artikel 10 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 11 Algemene Gebruiksregels
Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 13 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotbepalingen
Artikel 14 Overgangsrecht
Artikel 15 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Voor Het Bestemmingsplan
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Geldend Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Rijksbeleid
2.2 Provinciaal Beleid
2.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 3 Huidige En Toekomstige Situatie
3.1 Huidige Situatie
3.2 Toekomstige Situatie
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Aardkundige Waarden
4.2 Bedrijven- En Milieuzoneringen
4.3 Geluid
4.4 Bodem
4.5 Water
4.6 Ecologie
4.7 Archeologie
4.8 Cultuurhistorie
4.9 Externe Veiligheid
4.10 Luchtkwaliteit
4.11 Besluit Milieueffectrapportage (M.e.r.)
Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting
5.1 Algemeen
5.2 Wijze Van Bestemmen
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Erfinrichtingsplan
Bijlage 2 Bedrijvenlijst Kleinschalige Bedrijfsmatige Activiteiten
Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek Wegverkeer
Bijlage 2 Bodemonderzoek Van Helomaweg 25
Bijlage 3 Bodemonderzoek Van Helomaweg 27
Bijlage 4 Stikstofberekening
Bijlage 5 Quickscan Flora En Fauna

Havelte, Van Helomaweg 25 en 27

Bestemmingsplan - Gemeente Westerveld

Vastgesteld op 28-10-2024 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan "Havelte, Van Helomaweg 25 en 27" met identificatienummer NL.IMRO.1701.546PHZHeloma25-27 van de gemeente Westerveld;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aan-huis-verbonden beroep:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, uitgezonderd prostitutie, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend door gebruiker, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.7 bebouwingspercentage:

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het terrein aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd;

1.8 bed & breakfastvoorziening:

bed and breakfast is een overnachtingaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Onder een B&B voorziening wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke en/of seizoensgebonden werkzaamheden en/ of arbeid

1.9 bestaande:

ten aanzien van de bij of krachtens de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht aanwezige of vergunde bouwwerken en de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, en het overige gebruik:

  1. a. bestaand of vergund ten tijde van het inwerkingtreden van het bestemmingsplan;

1.10 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.11 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.12 bijgebouw

een opzichzelfstaand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.13 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.14 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.15 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.16 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.17 erf:

een al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, waarbij het bestemmingsplan die inrichting niet verbiedt;

1.18 erfinrichtingsplan:

plan dat aangeeft op welke wijze een nieuwe ontwikkeling binnen de bestaande erfstructuur wordt ingepast; tot deze inpassing behoren de situering van de opstallen en de inrichting van het erf, waaronder de erfbeplanting ten opzichte van het landschap;

1.19 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.20 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.21 huishouden:

een zelfstandig(e) dan wel samenwonend persoon of groep van personen die binnen een complex van ruimten gebruik maken van dezelfde voorzieningen zoals een keuken, sanitaire voorzieningen en de entree;

1.22 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.23 mantelzorg:

langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt;

1.24 nevenfunctie:

een bedrijfs of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk en functioneel opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de op de ingevolge dit bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie op een bouwperceel

1.25 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen bijbehorend bouwwerk zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.26 overkapping:

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden dan wel met ten hoogste één wand;

1.27 peil:

indien op het land wordt gebouwd:

  1. a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
    1. 1. de bouwhoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
    1. 1. de bouwhoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

1.28 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.29 prostitutiebedrijf:

een gebouw, voer- of vaartuig, dan wel enig gedeelte daarvan, geheel of gedeeltelijk bestemd, dan wel in gebruik voor het daar uitoefenen van prostitutie;

1.30 recreatieappartement:

het geheel van bijbehorende vertrekken als afzonderlijk gemeubileerde woongelegenheid, bedoeld voor verblijfsrecreatie, als onderdeel van een (andere) hoofdfunctie;

1.31 recreatiewoning:

een gebouw dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning en waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.32 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel daarvan die door de ligging, de situatie ter plaatse en de indeling van het gebouw het sterkst op de weg is gericht;

1.33 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit, waaronder wadi's, duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen en inlaten;

1.34 woning:

een complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van het bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 de afstand tot de (zijdelingse) bouwperceelgrens:

vanaf enig punt van een (hoofd)gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, tot de (zijdelingse) perceelgrens.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - 2

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het agrarisch grondgebruik;
  2. b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de aardkundige, landschappelijke, natuurlijke, geomorfologische en cultuurhistorische waarden;
  3. c. doeleinden van natuurontwikkeling en agrarisch natuurbeheer;
  4. d. opslag van kuilvoer, hooibalen of daarmee vergelijkbare landbouwproducten voor zover bestaand.

met daaraan ondergeschikt:

  1. e. cultuurgrond;
  2. f. nutsvoorzieningen;
  3. g. kleinschalige duurzame energiewinning;
  4. h. wegen, paden en overige oppervlakteverhardingen;
  5. i. beken, plassen, poelen, vennen, sloten en/of andere watergangen en/of -partijen al dan niet mede bestemd voor waterberging;
  6. j. terreinen voor evenementen;

met de daarbij behorende:

  1. k. bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen;
  2. l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegevoegd.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van bouwwerken en de vormgeving van een aaneengesloten bouwblok ten behoeve van een goede aansluiting bij het landschappelijk karakteristiek en/of de landschappelijke hoofdstructuur, de woonsituatie en de natuurwaarden, waarbij telkens het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld toetsingskader zal zijn.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. het bepaalde in lid 3.2.1 onder b in die zin dat gebouwen en overkappingen worden gebouwd, mits:
    1. 1. deze gebouwen of overkappingen uitsluitend in de functie van schuilstallen voor het hobbymatig houden van vee worden gebouwd;
    2. 2. deze vergunning niet wordt verleend indien de gronden binnen een afstand van 250 m van het bouwperceel of bouwvlak van de houder van het vee zijn gelegen, tenzij dit bouwperceel of bouwvlak redelijkerwijs geen ruimte biedt voor het realiseren van een schuilstal;
    3. 3. er ten hoogste één gebouw of overkapping per hobbymatig houder van het vee wordt gebouwd;
    4. 4. de goothoogte van een gebouw of een overkapping ten hoogste 2,50 m zal bedragen;
    5. 5. de bouwhoogte van een gebouw of een overkapping ten hoogste 3,50 m zal bedragen;
    6. 6. de oppervlakte van een gebouw of een overkapping ten hoogste
      • 25 m² zal bedragen indien de houder van het vee beschikt over een oppervlakte van 1 tot 2 hectare cultuurgrond;
      • 50 m² zal bedragen indien de houder van het vee beschikt over een oppervlakte van 2 hectare of meer cultuurgrond;
    7. 7. met een inpassingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
    8. 8. als voorwaarde wordt gesteld dat bij beëindiging van het gebruik van een gebouw of een overkapping als schuilstal voor het houden van vee het gebouw wordt verwijderd en het agrarisch gebruik van de gronden wordt hersteld;
    9. 9. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

3.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van mestvergisting en naar de aard daarmee gelijk te stellen activiteiten anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  2. b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor niet-agrarische bedrijvigheid, anders dan bij het wonen toegestane beroepen en bedrijven tenzij de gronden daarvoor specifiek zijn aangeduid dan wel waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  3. c. het opslaan van mest, hooibalen en/of andere agrarische producten buiten het aaneengesloten bouwblok, met uitzondering van tijdelijke opslag van landbouwproducten (maximaal zes maanden per jaar), tenzij in de bestaande situatie opslag buiten een aaneengesloten bouwblok is gesitueerd, in welk geval de opslag van mest, hooibalen en/of andere agrarische producten op de bestaande locatie is toegestaan;
  4. d. het opslaan van agrarische producten binnen de agrarische bedrijfskavel voor zover het gronden betreft die gelegen zijn voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het dichtst bij de weg gelegen bedrijfsgebouw, tenzij in de bestaande situatie opslag voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het dichtst bij de weg gelegen gebouw is gesitueerd, in welk geval de opslag op de bestaande locatie is toegestaan;
  5. e. het opslaan van niet-agrarische producten, auto's, caravans en boten anders dan in gebouwen;
  6. f. het gebruik van spoelplaatsen ten behoeve van de bollenteelt buiten de aaneengesloten bouwblokken;
  7. g. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en/of de aanleg van wegen en paden anders dan ten behoeve van het agrarisch gebruik (buiten het bouwblok) of de bereikbaarheid van bebouwde agrarische percelen;
  8. h. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van niet-grondgebonden agrarische bedrijfsactiviteiten, tenzij de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel niet-grondgebonden bedrijf';
  9. i. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één bedrijfswoning ontstaat, tenzij de gronden zijn voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - tweede bedrijfswoning' in welk geval twee bedrijfswoningen zijn toegestaan;
  10. j. het gebruik van gronden ten behoeve van de sierteelt, fruitteelt, boomteelt, houtteelt, of overige opgaande meerjarige teeltvormen hoger dan 1,50 m, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  11. k. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak met de daarbij behorende bouwwerken, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  12. l. het gebruik van de gronden ten behoeve van containerteelt anders dan bij een boomteeltbedrijf, voorzover:
    1. 1. de gronden niet aansluitend zijn gelegen aan het aaneengesloten bouwblok van het betreffende boomteeltbedrijf met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel kwekerijbedrijf';
    2. 2. de oppervlakte van de gronden ten behoeve van de containerteelt per boomkwekerijbedrijf meer bedraagt dan 1.5 hectare;
  13. m. het gebruik van gronden voor het aanplanten van bomen en/of houtgewas ten behoeve van bosaanplant, met een aaneengesloten oppervlakte van meer dan 1,00 ha;

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. het bepaalde in lid 3.5 onder c in die zin dat gronden en bouwwerken buiten het aaneengesloten bouwblok al dan niet binnen de agrarische bedrijfskavel worden gebruikt voor het opslaan van mest en kuilvoer, hooibalen of daarmee vergelijkbare landbouwproducten, mits:
    1. 1. dit om bedrijfseconomische, ontsluitings- of milieuredenen, bijvoorbeeld vanwege de nabijheid van woningen, noodzakelijk is;
    2. 2. de opslag van mest en kuilvoer, hooibalen of daarmee vergelijkbare landbouwproducten binnen de agrarische bedrijfskavel dan wel direct aansluitend op de agrarische bedrijfskavel wordt gesitueerd;
    3. 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de landschappelijk en natuurlijke waarden, de geomorfologische, de archeologische en cultuurhistorische waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 4 Wonen - Voormalige Boerderijpanden

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Voormalige boerderijpanden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woonhuizen in de vorm van voormalige boerderijpanden, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, al dan niet in combinatie met ruimten voor:
    1. 1. een aan-huis-verbonden beroep en/of een bedrijfsmatige activiteit zoals die is genoemd in Bijlage 2;
    2. 2. Bed and breakfastvoorzieningen;
    3. 3. recreatieappartementen;
  2. b. het behoud en het herstel van de karakteristieke voormalige boerderijpanden;
  3. c. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van karakteristieke bijgebouwen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. d. kleinschalige duurzame energiewinning;
  2. e. wegen, paden en parkeervoorzieningen;
  3. f. groenvoorzieningen;
  4. g. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. h. nutsvoorzieningen;
  6. i. sport- en speelvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. j. tuinen, erven en terreinen;
  2. k. bouwwerken geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels

4.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2.1 onder e in die zin dat in ondergeschikte mate wordt afgeweken van de bestaande maatvoeringen van een voormalig boerderijpand, mits:
    1. 1. dit vanwege bouwtechnische vereisten noodzakelijk is;
    2. 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de hoofdvorm van het voormalige boerderijpand;
  2. b. het bepaalde in lid 4.2.2 onder b in die zin dat, indien reeds 250 m² of meer aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een woonhuis aanwezig is, maar minder dan 500 m², een per woonhuis eenmalige vervangende bouw en/of verbouw van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen plaats mag vinden mits er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  3. c. het bepaalde in lid 4.2.2 onder b in die zin dat, indien reeds meer dan 500 m² aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een woonhuis aanwezig is, een per bestemmingsvlak eenmalige vervangende bouw en/of verbouw van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen plaats mag vinden mits er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gedeelten van een hoofdgebouw, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw bij het hoofdgebouw voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
    1. 1. het beroep of het bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van het woonhuis, waabij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    2. 2. de beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 35% van de oppervlakte van het hoofdgebouw, de aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 190 m²;
    3. 3. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
    4. 4. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel
  2. b. het gebruik van een woonhuis voor meer dan één woning;
  3. c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een zorgfunctie;
  4. d. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  5. e. het gebruik van een woonhuis voor kinderopvang waarbij meer dan zes kinderen, inclusief de eigen kinderen, worden opgevangen;
  6. f. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een Bed & Breakfast anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend indien:
    1. 1. de logiesverstrekking niet plaatsvindt binnen het woonhuis, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw. Er wordt uitgegaan van een bestaande entree (deur);
    2. 2. de gebruiksoppervlakte groter is dan 100 m² en meer dan 1/3 deel van het woonhuis, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
    3. 3. er meer dan drie kamers met in totaal 10 slaapplaatsen gerealiseerd worden;
    4. 4. er een keukenblok in de kamers wordt gemaakt;
    5. 5. er sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    6. 6. de gezamenlijke oppervlakte die bij een woonhuis wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties meer dan 250 m² bedraagt;
    7. 7. onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  7. g. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  8. h. het gebruik van bouwwerken ten behoeve van een recreatieappartement indien:
    1. 1. de gezamenlijke netto vloeroppervlakte groter is dan 250 m²;
  9. i. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak met de daarbij behorende bouwwerken, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  10. j. het gebruik van bouwwerken ten behoeve van het kleinschalig houden van vee, indien de gezamenlijke oppervlakte groter is dan 50 m²;

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. het bepaalde in lid 4.4 onder c in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt ten behoeve van een zorgfunctie, mits:
    1. 1. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van het woonhuis, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
    2. 2. de zorgfunctie plaatsvindt binnen het woonhuis, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw;
    3. 3. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
    4. 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    5. 5. de gezamenlijke oppervlakte die bij een woonhuis wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
    6. 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  2. b. het bepaalde in lid 4.4 onder d en f in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor recreatieappartementen ten behoeve van recreatieve bewoning in het hoofdgebouw, inclusief de aan- en uitbouwen, en de karakteristieke bijgebouwen, mits:
    1. 1. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    2. 2. de oppervlakte van het permanente woongedeelte van het hoofdgebouw niet minder mag bedragen dan 75 m²;
    3. 3. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
    4. 4. de gezamenlijke oppervlakte die bij een woonhuis wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
    5. 5. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  3. c. het bepaalde in lid 4.4 onder e in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor kinderopvang voor meer dan zes kinderen, mits:
    1. 1. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van het woonhuis, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
    2. 2. de kinderopvang plaatsvindt binnen het woonhuis, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw;
    3. 3. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
    4. 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    5. 5. de gezamenlijke oppervlakte die bij een woonhuis wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
    6. 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  4. d. het bepaalde in lid 4.4 onder f in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning in de vorm van bed and breakfast, mits:
    1. 1. de logiesverstrekking plaatsvindt binnen het woonhuis, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw. Er wordt uitgegaan van een bestaande entree (deur);
    2. 2. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van het woonhuis, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
    3. 3. er maximaal drie kamers met in totaal 10 slaapplaatsen gerealiseerd worden;
    4. 4. er geen keukenblok in de kamers wordt gemaakt;
    5. 5. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    6. 6. de gezamenlijke oppervlakte die bij een woonhuis wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
    7. 7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. e. het bepaalde in lid 4.4 onder k in die zin dat bouwwerken worden gebruikt voor het kleinschalig houden van vee tot een gezamenlijke oppervlakte van meer dan 50 m², mits:
    1. 1. de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 100 m² bedraagt;
    2. 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 5 Waarde - Archeologie 3

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. het behoud van de archeologische waarden.

5.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, waarbij de bodem dieper dan 0,30 m -Mv wordt geroerd, met uitzondering van:

  1. a. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken waarbij de bestaande oppervlakte met ten hoogste 1000 m² wordt uitgebreid;
  2. b. bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 1000 m² ten behoeve van andere daar voorkomende bestemming(en).

5.3 Afwijken van de bouwregels

Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2, mits:

  1. a. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of;
  2. b. op basis van archeologisch door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad, of;
  3. c. één of meer van de volgende voorwaarden in acht genomen wordt:
  4. d. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  5. e. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen;
  6. f. een verplichting de bouw van een bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
  7. g. middels verleende vergunningen, rekeningen van uitgevoerd werk en dergelijke aangetoond wordt dat de bodem reeds eerder dieper geroerd is dan 0,30 m -Mv.

Indien aan de afwijking voorwaarden worden verbonden, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' wordt verwijderd, indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 6 Waarde - Beschermd Dorpsgezicht

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. het behoud, het herstel en de uitbouw van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied Havelte - Van Helomaweg en de daarbinnen aanwezige bebouwing, zoals uitgebreid weergegeven in Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld;
  2. b. het gebied Havelte - Van Helomaweg is van belang vanwege het ongeschonden ruimtelijke karakter van een kransesdorp, gelegen in het evenwicht tussen de bebouwing onderling van een boerderijengroepje in relatie tot de nabijgelegen es en in samenhang met het hoge geboomte;

6.2 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van bebouwing, dakvormen en dakbedekking, overeenkomstig het gestelde in lid 6.1 en in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld.

6.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden ten behoeve van het telen van hout.

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 7 Waarde - Rijksmonument

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Rijksmonument' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. de bescherming van rijksmonumenten.

7.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken op grond van de andere ter plaatse aangewezen bestemming(en) is een vergunning van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed noodzakelijk. Een aanvraag daartoe dient bij de gemeente Westerveld te worden ingediend.

7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en voor werkzaamheden, is een vergunning van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed noodzakelijk. Een aanvraag daartoe dient bij de gemeente Westerveld te worden ingediend.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene Bouwregels

De bouwgrenzen mogen in afwijking van de gebiedsbestemmingen en de overige bestemmingen in deze regels uitsluitend worden overschreden door:

  1. a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, serres, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,50 m;
  2. b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,00 m.

Artikel 10 Algemene Aanduidingsregels

10.1 Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied

10.2 vrijwaringszone - laagvlieggebied

Artikel 11 Algemene Gebruiksregels

11.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, tenzij het gronden betreft waar een kampeerterrein voor klein kamperen is toegestaan;
  2. b. gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  3. c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een prostitutiebedrijf;
  4. d. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  5. e. het storten van puin en afvalstoffen;
  6. f. de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
  7. g. het gebruik van de gronden voor het plaatsen en/of aanbrengen van niet-perceelsgebonden handelsreclame en of reclame voor ideële doeleinden of overtuigingen;

11.2 Voorwaardelijke verplichting

Het is uitsluitend toegestaan de gronden te gebruiken en/of in gebruik te (laten) nemen voor de doeleinden als beschreven in lid 3.1 en lid 4.1 nadat de landschappelijke inpassing als bedoeld in bijlage 1 bij deze regels is gerealiseerd en vervolgens in stand wordt gehouden en beheerd, danwel indien niet wordt voldaan aan de landschappelijke inpassing als bedoeld in bijlage 1 een andere vorm is toegestaan, mits de landschapsmaatregelen minimaal gelijk zijn aan de in bijlage 1 opgenomen maatregelen en er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden.

Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels

12.1 Algemene afwijkingsregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. de bij recht in de regels gegeven afmetingen en percentages, met uitzondering van de oppervlakte- en inhoudsmaten, tot ten hoogste 10% van die afmetingen en percentages;
  2. b. de bestemmingsregels ten aanzien van het bouwen van gebouwen en overkappingen in die zin dat ten behoeve van het kleinschalig kamperen, gebouwtjes, waaronder overkappingen, ten behoeve van sanitaire voorzieningen voor de eigen gasten worden gebouwd, mits:
    1. 1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per kampeerterrein ten hoogste 50 m² zal bedragen;
    2. 2. de goothoogte van een gebouw of een overkapping ten hoogste 3,00 m zal bedragen;
    3. 3. de dakhelling van een gebouw of een overkapping ten minste 15º zal bedragen;
    4. 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

Artikel 13 Overige Regels

13.1 Aanvullende werking welstandscriteria

De ter plaatse en in de regels geboden ruimte ten aanzien van de situering en de maatvoering van bouwwerken kan nader worden ingevuld door de welstandscriteria.

13.2 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van de milieusituatie, de landschappelijke waarden, de natuurlijke waarden, de geomorfologische waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, zodanig dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de genoemde criteria en waarbij telkens het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld (Bijlage 3) toetsingskader zal zijn.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotbepalingen

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  3. c. het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

14.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verbonden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Havelte, Van Helomaweg 25 en 27'

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding Voor Het Bestemmingsplan

Op 18 juni 2022 hebben de eigenaren van de Van Helomaweg 25 en 27 een principeverzoek bij de gemeente Westerveld ingediend. Aanleiding van dit principeverzoek is het voornemen om de huidige woonfunctie voort te zetten en in nr. 27 ondergeschikt aan het wonen een culturele en recreatieve ruimte, twee B&B kamers en één recreatieappartement in de boerderij te realiseren. Deze functies zijn strijdig met de huidige agrarische bestemming. De gemeente heeft in reactie op dit principeverzoek aangegeven dat zij onder voorwaarde willen meewerken aan dit initiatief. Aangezien beide percelen direct aan elkaar grenzen heeft de gemeente aangeven dat de bestemming van beide percelen gewijzigd moet worden naar de bestemming wonen - voormalig boerderijpanden. Gelet op de cultuurhistorische waarden van de voormalige boerderijen en de omgeving heeft de gemeente als voorwaarde gesteld dat er een erfinrichtingsplan opgesteld wordt. Het voorliggende bestemmingsplan is naar aanleiding van de reactie van de gemeente opgesteld. Ook is in dit bestemmingsplan het erfinrichtingsplan toegevoegd als Bijlage 1 bij de regels en is het via een voorwaardelijke verplichting verplicht om ook daadwerkelijk uitgevoerd te worden.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied is gelegen aan de westrand van Havelte. Het plangebied bestaat uit twee monumentale boerderijen (Rijksmonument) die samen een ensemble vormen. Dit ensemble maakt deel uit van een Rijksbeschermd dorpsgezicht. Grenzend aan de percelen bevindt zich de N353, de Van Helomaweg. Op deze weg mag 80km/h gereden worden. De A32 ligt op circa 3,6 km van het plangebied. Verder wordt het projectgebied omringd met agrarische gronden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1701.546PHZHeloma25en27-0002_0001.png"

Figuur 1 Ligging Projectgebied

1.3 Geldend Bestemmingsplan

Van Helomaweg 25 en 27 liggen in het geldende bestemmingsplan Eursinge-de Wal 1991. Beide percelen zijn voorzien van de bestemming agrarische bedrijfsdoeleinden. In de nadien niet in werking getreden bestemmingsplannen buitengebied 2012 dan wel 2018 waren deze percelen ook bestemd voor agrarische doeleinden (Agrarisch - 2). In het bestemmingsplan Buitengebied 2012 en het bestemmingsplan Buitengebied 2018 zijn beide percelen tevens bestemd met de dubbelbestemmingen ''Waarde - Rijksmonument'', ''Waarde - Beschermd dorpsgezicht'' en ''Waarde - Archeologie 3''. Ook zijn in deze twee bestemmingsplannen Buitengebied de percelen aangeduid met de gebiedsaanduiding milieuzone - waterwingebied en grondwaterbeschermingsgebied en vrijwaringszone - laagvlieggebied. Het facetbestemmingsplan Kleinschalige hernieuwbare energie (vastgesteld 20-12-2022) is eveneens van toepassing op beide percelen.

1.4 Leeswijzer

Dit bestemmingsplan bestaat uit 6 hoofdstukken. Na een inleidend Hoofdstuk 1 wordt in Hoofdstuk 2 het algemeen geldende Rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid samengevat. Alleen het beleid wat van toepassing is op het voorliggende initiatief wordt in dit hoofdstuk benoemd. Hoe omgegaan wordt met de stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing wordt in Hoofdstuk 3 toegelicht. In dit hoofdstuk wordt zowel de huidige als de toekomstige situatie beschreven. Specifiek beleid (Rijk, provincie, regio en gemeente) voor omgevingsaspecten zoals archeologie, cultuurhistorie en natuur wordt in Hoofdstuk 4 (omgevingsaspecten) besproken. De uit het beleid voorkomende motiveringen en/of onderzoeken worden in hoofdstuk 4 samengevat en voorzien van een conclusie. In Hoofdstuk 5 worden de regels juridisch toegelicht. Ten slotte wordt in Hoofdstuk 6 op zowel de maatschappelijke als economische uitvoerbaarheid ingegaan.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Rijksbeleid

2.1.1 NOVI

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) naar de Tweede Kamer gestuurd. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. In de NOVI zijn 21 nationale belangen in de fysieke leefomgeving benoemd die in samenhang bekeken moeten worden. Die keuzes hangen samen met de toekomstbeelden van de fysieke leefomgeving, de maatschappelijke opgaven en economische kansen die daarbij behoren. Het Rijk heeft hiervoor vier integrale prioritaire opgaven benoemd, waarbij keuzes moeten worden gemaakt tussen nationale belangen. Deze prioriteiten zijn:

  1. 1. Ruimte maken voor klimaatadaptatie en energietransitie
  2. 2. Duurzaam economisch groeipotentieel
  3. 3. Sterke en gezonde steden en regio's
  4. 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied


Afhankelijk van de aard, omvang en locatie van het plangebied zal per project een afweging gemaakt moeten. Centraal in de te maken afwegingen tussen belangen staat een evenwichtig gebruik van de fysieke leefomgeving in zijn volledige omvang (boven- en ondergrond). Om aan dit afwegingsproces en de omgeving inclusieve benadering richting te geven, worden drie afwegingsprincipes gehanteerd. Deze zijn:

  1. 1. Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies;
  2. 2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal;
  3. 3. Afwentelen wordt voorkomen.

Uitvoeringsagenda
In de NOVI heeft het Rijk de nationale belangen en prioriteiten weergegeven, waarmee een richtinggevend kader is geschetst voor het maken van decentrale keuzes. In de Uitvoeringsagenda wordt voor de verschillende beleidskeuzes uit de NOVI aangegeven hoe het Rijk invulling gaat geven aan haar rol bij de uitvoering. Waar nog nadere uitwerkingen van beleidskeuzes nodig zijn, vinden deze plaats in de verschillende programma's.

Ladderonderzoek duurzame verstedelijking
De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is in de voorloper van de NOVI geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). De Ladder komt min of meer in zijn huidige vorm terug in de Omgevingswet (Bkl). De ladderonderbouwing maakt deel uit van de in de NOVI geformuleerde prioriteit 'Sterke en gezonde steden en regio's'.

Conclusie
Dit bestemmingsplan raakt geen Rijksbelangen zoal deze genoemd zijn in de NOVI. Met dit project worden 2 bedrijfswoningen bestemd als Wonen - voormalig boerderijpand. Per perceel is één woning toegestaan. Er worden dus geen woningen toegevoegd. Hierdoor is een ladderonderzoek duurzame verstedelijking niet nodig.

2.2 Provinciaal Beleid

2.2.1 Geactualiseerde Omgevingsvisie Drenthe 2022

Op 28 september 2022 is door Provinciale Staten de Actualisatie Omgevingsvisie Drenthe 2022 vastgesteld. De Omgevingsvisie beschrijft de ruimtelijk economische ontwikkeling van Drenthe tot 2030. Samen met vertegenwoordigers van overheden, belangengroepen, marktpartijen en inwoners heeft de provincie Drenthe de volgende kernkwaliteiten van Drenthe benoemd:

  1. 1. rust, ruimte, natuur en landschap;
  2. 2. oorspronkelijkheid (authenticiteit, Drents eigen);
  3. 3. noaberschap;
  4. 4. kleinschaligheid (Drentse schaal);
  5. 5. menselijke maat;
  6. 6. veiligheid.

Het provinciaal belang ligt in het behouden en, waar mogelijk, ontwikkelen van deze kernkwaliteiten. In de omgevingsvisie is voor alle kernkwaliteiten een uitwerking naar meer concrete indicatoren gemaakt, te weten:

  1. 1. landschap;
  2. 2. natuur;
  3. 3. cultuurhistorie;
  4. 4. aardkundige erfgoed;
  5. 5. archeologie;
  6. 6. rust.

De provinciale belangen uit de visie zijn in de Omgevingsverordening vertaald in bindende regels die bij ruimtelijke plannen en ontwikkelingen in acht dienen te worden gehouden.

2.2.2 Provinciale omgevingsverordening Drenthe

Gekoppeld aan de Omgevingsvisie heeft de provincie een Omgevingsverordening opgesteld. De meest recente versie is op 3 oktober 2018 vastgesteld. In de Omgevingsverordening worden regels gesteld ten aanzien van het provinciaal belang. Nadien is de verordeningen meerdere keren gedeeltelijk gewijzigd. Naar aanleiding van actualiteiten zoals de uitspraak Dienstenrichtlijn en gewijzigd provinciaal beleid ten aanzien van zon-op-land projecten is in 2021 de omgevingsverordening gedeeltelijk gewijzigd.

Maart 2023 is de omgevingsverordening wederom gedeeltelijk gewijzigd. De omgevingsverordening is aangepast op de geactualiseerde Omgevingsvisie Drenthe 2022. Alhoewel deze visie hoofdzakelijk de vastlegging en consolidatie van al eerder vastgestelde beleidsstukken betreft, heeft er ook op een aantal onderwerpen bijsturing plaatsgevonden. Hierbij valt te denken aan het beleid ten aanzien van de geitenhouderij en de grote (bedrijfsmatige) ruimtevragers. Daarnaast bevat deze wijzigingsverordening aanpassingen met betrekking tot de ruimte-voor-ruimte regeling.

Kernkwaliteiten

Op het voorliggende initiatief zijn de aspecten aardkundige waarden, cultuurhistorie, landschap van toepassing. Ook zijn de bepalingen met betrekking op alternatieve gebruiksmogelijkheden voor vrijkomende bebouwing (art. 2.15 Pov), mobiliteit (art. 2.19 Pov) en grondwaterbeschermingsgebied (art. 6.11. Pov) van toepassing. De aspecten aardkundige waarden, cultuurhistorie, landschap worden behandeld in Hoofdstuk 4.

Vrijkomende bebouwing
Met dit bestemmingsplan worden twee voormalige agrarische bedrijven bestemd met de bestemming 'Wonen - voormalige boerderijpanden'. Dit is conform het huidige gebruik. Eén van de voormalige boerderijpanden gaat naast wonen ook gebruikt worden voor ondergeschikte recreatieve (B&B) en culturele activiteiten. Deze activiteiten zijn niet milieubelastend. De woonfunctie van beide gebouwen blijft gehandhaafd. Wel wordt voor van Helomaweg 27 de woning verplaatst van het voorhuis naar het achterhuis. Dit is afgestemd met de gemeente en de Rijksdienst voor Cultureel erfgoed (RCE). De RCE heeft in een advies aangegeven dat de verbouwing en de herbestemming de monumentale waarde van de boerderij niet aantasten.

Mobiliteit
De van Helomaweg is een provinciale weg. In de provinciale omgevingsverordening is aangegeven dat nieuwe voorzieningen die verkeersbewegingen kunnen veroorzaken die van wezenlijke invloed zijn op de verkeersafwikkeling via bestaande infrastructuur alleen mogelijk zijn als in de plantoelichting inzicht is gegeven in:

  1. a. de mogelijkheden van bestaande verkeers- en vervoersvoorzieningen om de extra mobiliteit veilig en adequaat op te vangen;
  2. b. de wijze waarop binnen het plan wordt voorzien in een adequate en veilige aansluiting op het bestaande wegen- en fietspadennet;
  3. c. de wijze waarop aansluiting op het Basisnetwerk openbaar vervoer wordt gerealiseerd.


De toe te voegen B&B en culturele ruimte zijn in aard en omvang ondergeschikt aan de huidige functie. Indien er evenementen gaan plaatsvinden zal hiervoor apart een vergunning aangevraagd worden (indien nodig). Dit zal bij uitzondering gebeuren. Uitgangspunt is dat de voormalige boerderij gebruikt wordt als woonboerderij met een kleinschalige B&B. Deze functies leiden niet tot een wezenlijke invloed op de provinciale weg.

Grondwaterbeschermingsgebied
Beide percelen liggen in het grondwaterbeschermingsgebied. Voor de B&B en het recreatieappartement worden een nieuwe parkeerplaatsen aangelegd. Bij het aanleggen van deze parkeerplaatsen wordt een vloeistofdichte folie onder de funderingslaag aangebracht. Het vuilwater wordt afgevoerd via het riool.

Conclusie
Het plangebied ligt in een gebied waarvoor de kernkwaliteiten aardkundige waarden, cultuurhistorie, landschap van toepassing zijn. Ook zijn de bepalingen met betrekking op alternatieve gebruiksmogelijkheden voor vrijkomende bebouwing, mobiliteit en grondwaterbeschermingsgebied van toepassing.


Voor wat betreft alternatieve gebruiksmogelijkheden vrijkomende bebouwing, mobiliteit en grondwaterbeschermingsgebied kan worden geconcludeerd dat gelet op de aard, omvang en locatie er geen sprake is van strijdigheid met deze provinciale belangen.

De aspecten aardkundige waarden, cultuurhistorie, landschap worden behandeld in Hoofdstuk 4.

2.3 Gemeentelijk Beleid

2.3.1 Omgevingsvisie

Op 1 februari 2022 is de Omgevingsvisie Westerveld vastgesteld. In deze Omgevingsvisie is de gemeentelijke koers voor de komende 20 jaar beschreven. Beschreven is wat de gemeente belangrijk vindt, wat de ambities zijn en waar de gemeente aan gaat werken.

In de Omgevingsvisie is het (binnen de regio) een uniek profiel van de gemeente Westerveld benoemd: De gemeente is een groene, agrarische gemeente met een ongekende rijkdom aan cultuurhistorische, landschappelijke en ecologische waarden. Concreet komt dit tot uitdrukking in voor de gemeente geldende vijf "'Unique Selling Points":

  1. 1. Natuur
  2. 2. Duisternis en sterren
  3. 3. Cultuur, erfgoed en monumenten
  4. 4. Koloniën van Weldadigheid (tevens Unesco-Werelderfgoed)
  5. 5. Archeologie

Op dat profiel, en op die Unique Selling Points, wil de gemeente regionaal en nationaal worden herkend. De gemeente maakt daarom keuzes die daarbij horen. Zo passen in dit profiel bijvoorbeeld geen Vinex-wijken, bovenregionale bedrijventerreinen of massatoerisme. Wat wel past is dorps wonen in een groene omgeving (excellent wonen). Wat ook past is ruimte voor kleinschalige bedrijvigheid. De ligging nabij de A28, de A32 en grotere plaatsen als Assen, Meppel, Beilen en Steenwijk maakt dat Westerveld goed als uitvalsbasis kan dienen voor dergelijke bedrijven. Wat betreft het toerisme is de gemeente een gebied voor de fijnproever. De gemeente streeft naar een onderscheidend toeristisch aanbod passend bij de identiteit van de gemeente Westerveld.

Het initiatief voor een kleinschalige B&B en de mogelijkheid voor kleinschalige culturele activiteiten waarbij het cultuurhistorisch erf versterkt wordt door het afbreken van een gebiedsontsierende schuur en het op de juiste manier inpassen van zonnepanelen achter bestaande bebouwing past volledig in het in de Omgevingsvisie beschreven profiel. Dit sluit goed aan bij de cultuurhistorische waarde van Havelte en zijn omgeving zoals beschreven is in het voor Havelte opgenomen gebiedskompas.

2.3.2 Welstand

De welstandscommissie en de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed zijn vroegtijdig geïnformeerd over dit initiatief. Het aangepaste erfinrichtingsplan wordt nog opnieuw beoordeeld. Dit dient gebeurd te zijn voordat het ontwerp bestemmingsplan ter inzage wordt gelegd.

2.3.3 Hernieuwbare energie

De gemeente Westerveld wil aan de behoefte voor kleinschalige windturbines (maximale ashoogte 15,00 m) en zonnepanelen in een grondopstelling (met een kleinschalig ruimtebeslag) buiten een bestaand erf in het buitengebied van de gemeente Westerveld voorzien. Om die reden zijn kleinschalige windturbines en zonnepanelen in een grondopstelling mogelijk gemaakt via een vergunningsstelsel. Daarvoor moet een initiatief aan een aantal voorwaarden voldoen. Het beleidskader "beleidsregel toetsingskader kleinschalige hernieuwbare energie" bevat deze voorwaarden.

2.3.4 Richtlijnen Bed & Breakfast

De gemeente Westerveld heeft richtlijnen vastgesteld voor kleinschalige Bed & Breakfast-accommodaties. Een recreatieappartement is geen B&B voorzieningen en dus is dit beleid niet van toepassing op recreatieappartenten.

Voor het realiseren van een B&B in het buitengebied gelden de volgende regels:

  1. 1. de logiesverstrekking vindt plaats binnen het woonhuis, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw. Er wordt uitgegaan van een bestaande deur (entree);
  2. 2. de gebruiksoppervlakte is maximaal 100 m2 en ten hoogste 1/3 deel van het woonhuis, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen;
  3. 3. er mogen maximaal drie kamers met in totaal tien slaapplaatsen gerealiseerd worden;
  4. 4. er mag geen keukenblok in de kamer worden gemaakt;
  5. 5. er mag geen sprake zijn van negatieve effecten of schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven. Bedrijven kunnen beperkt worden als een recreatief gebruik in de nabijheid komt;
  6. 6. de gezamenlijke oppervlakte die bij een woning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties, is maximaal 100 m2;
  7. 7. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

De twee te realiseren B&B kamers worden in de boerderij gerealiseerd. Als ingang wordt gebruik gemaakt van de bestaande buitendeuren. De gebruiksoppervlakte per kamer is circa 30 m2. In de kamers is geen keukenblok aanwezig. Ook beperken deze twee B&B kamers geen bedrijfsactiviteiten op omliggende gronden.

Conclusie
De wijziging van de bestemming Agrarische doeleinden naar "Wonen - Voormalig boerderijpanden" is in overeenstemming met het gemeentelijk beleid. De welstandscommissie heeft positief gereageerd op het voorgenomen initiatief om van Helomaweg 27 te verbouwing ten gunste van de realisatie van een kleinschalige B&B en culturele ruimte.

Hoofdstuk 3 Huidige En Toekomstige Situatie

3.1 Huidige Situatie

Op de Franse kaart van 1811 is al bebouwing aanwezig op deze locatie. Omstreeks 1953 vinden kadastrale hermetingen van de twee boerderijen plaats, waarschijnlijk vanwege de ruilverkavelingen die in de omgeving aan de orde zijn. Beide boerderijen worden samengevoegd tot één kavel met 'twee huizen, schuur, stookhok, erf, weg, grasland'. Daarmee komt de ruimte voor de boerderijen, de brink, eveneens binnen de kavel van de boerderijen te liggen. In de jaren 90 is de kavel weer in tweeën gesplitst.

De voormalige boerderijen liggen op enige afstand van de doorgaande weg op een ruime kavel in een groen gebied en aan de rand van de es en in gezelschap van een andere boerderij (Van Helomaweg 31). Van Helomaweg 27 is georiënteerd op de Van Helomaweg met fietspad en hiermee verbonden door een onverharde oprijlaan met aan weerszijden een dubbele rij bomen. De boerderij met huisnummer 25 is gericht met de achterzijde naar nr. 27. Beide boerderijen grenzen met de achterzijde aan de Eursingeresch waar een open veld is met enkele houtwallen. Tussen beide boerderijen is het terrein bestraat met keitjesverharding in een patroon gelegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1701.546PHZHeloma25en27-0002_0002.png"

Figuur 2 Huidige situatie Van Helomaweg 25 en 27 (de boerderij aan de linkerzijde is nummer 31)

afbeelding "i_NL.IMRO.1701.546PHZHeloma25en27-0002_0003.jpg"

Figuur 3 Achterzijde nummer 25

afbeelding "i_NL.IMRO.1701.546PHZHeloma25en27-0002_0004.jpg"

Figuur 4 Achterzijde nummer 27

afbeelding "i_NL.IMRO.1701.546PHZHeloma25en27-0002_0005.jpg"

Figuur 5 Schuur aan de achterzijde van nummer 27

3.2 Toekomstige Situatie

Voor de van Helomaweg 25 wordt met dit bestemmingsplan de bestemming gewijzigd naar een woonbestemming. Nummer 27 wordt ook intern verbouwd. In het voorhuis wordt een recreatieappartement gerealiseerd. In de deel worden twee B&B voorzieningen, een multifunctionele ruimte en één woning gerealiseerd. Het wonen blijft wel de hoofdfunctie. De moderne schuur, die niet binnen het landschappelijke beeld past, op het achtererf van de Van Helomaweg 27 wordt op termijn vervangen voor een nieuwe schuur. De kwaliteit van dit bijgebouw past in het cultuurhistorische karakter van het beschermd dorpsgezicht. Nummer 25 wordt niet ingrijpend verbouwd, modernisering van het interieur daargelaten.

In verband met de herbestemming is er op verzoek van de gemeente ook een erfinrichtingsplan opgesteld. Dit erfinrichtingsplan is als Bijlage 1, behorende bij de regels, opgenomen. Voor het plan van de erfinrichting is uit gegaan van het verleden, de huidige situatie, het toekomstige gebruik, de abiotische factoren, wet- en regelgeving en het programma van eisen van de initiatiefnemers.

Het geheel, Helomaweg 25, 27 en 31, vormen een ensemble gelegen tussen de brink en de es. De oorspronkelijke ontsluitingsroute lag tussen de woningen en de brink. In de loop van de tijd is het gebruik gewijzigd van agrarisch naar wonen. Het monumentale karakter van de gebouwen en de plek is gebleven. De wens is, naast de wettelijke verplichting, dit karakter te behouden.

Met dit bestemmingsplan wijzigt deels de agrarische bestemming in de bestemming wonen. Het grootste deel van het voorerf behoudt de agrarische bestemming. Dit biedt de kans om het oorspronkelijke kleinschalige karakter weer terug te brengen. De grote kaploods wordt op termijn gesloopt en vervangen door een schuur en een schaapskooi, met een schaal en uitvoering passend bij de plek.

De inrichting van het erf sluit aan bij de sfeer en schaal die recht doet aan de kwaliteit voortkomend uit de historie. Er is sprake van een buitenerf en een binnenerf. Het binnenerf is het dichtst bij het woonhuis gelegen en het buitenerf ligt daar omheen. In de laatste zone vinden de grootschaliger elementen een plek, bijvoorbeeld het parkeren voor de B&B gasten, de boomgaard met historische rassen en de nieuwe schuur.

De direct aan het wonen gerelateerde functies zoals moestuin, privétuin voor de eigenaar en tuin voor de B&B gasten liggen in het binnenerf. Deze functies zijn gecombineerd met de aanwezige inrichtingselementen uit het verleden. Dat zijn niet alleen het bestaande groen, bomen en struiken, maar ook de greppels die vanwege de ondoorlatende laag onder de es moeten zorgen dat er bij hevige regenval geen wateroverlast bij de bebouwing ontstaat. De greppel komt uit bij de dobbe/poel die zorgt voor berging van het hemelwater. In het verleden voorzag de dobbe het vee van drinkwater. De dobbe wordt hersteld en de aanwezige beplanting wordt opgeschoond. Herstel van het achterstallig onderhoud aan de bomen op de brink moet zorgen dat de weide weer veilig te gebruiken is.

De te vormen woning aan de achterzijde krijgt ruim zicht over de es. Voor de tuin aan de voorzijde zijn de contouren van de tuin uit de jaren zeventig aangehouden. De doorgaande weg was toen al niet meer aanwezig. Door het situeren van de parkeerplaats schuin naast de woning en de brink is er vanaf de Helomaweg een onbelemmerd zicht op de voorgevel van de boerderij.

Om het zicht op de auto's te ontnemen wordt de parkeerplaats met beplanting ingepast. De parkeerplaats wordt voorzien van halfverharding. Daar waar niet gereden wordt heeft het gras kans zich te ontwikkelen en ontstaat een informele uitstraling. Dit geldt ook voor de route van de oprijlaan naar de parkeerplaats.

Voor de beplantingskeuze is teruggegrepen naar klassieke soorten zoals ribes, hulst, jasmijn, hortensia e.d. Dit geldt ook voor de haag die de moestuin omzoomt. Bewust is voor een mengsel gekozen. Oude hagen zijn vaak een mix van soorten doordat vogels de haag gebruiken voor beschutting. Tijdens dat verblijf laten ze zaden vallen die vervolgens weer kiemen zodat een gemêleerd beeld ontstaat.

De eerder genoemde halfverharding wordt ook toegepast in het buitenerf. Op het binnenerf wordt gewerkt met oude klinkers voor de voetpaden en terrassen. Waar de auto komt wordt de verharding uitgebreid met flinten.

Het buitenerf en de weides worden gekenmerkt door kruidenrijk grasland met een extensief beheerregime. Het gras op het binnenerf wordt intensiever onderhouden zodat het eruit ziet als gazon. Aanbevolen wordt om het gazon te mengen met nectarhoudende kruiden. Door de maaimachine niet te laag af te stellen kunnen de kruiden tot bloei komen en zo de insecten van voedsel voorzien.

3.2.1 Parkeren en ontsluiting

De parkeerplaats voor de twee B&B voorzieningen en voor het recreatieappartement wordt aangelegd aan de brinkzijde. Op deze parkeerplaats is ruimte voor zes auto's. Dit is ruim voldoende voor deze kleinschalige recreatieve voorzieningen. Gelet op de kleinschaligheid is de ontsluiting op de van Helomaweg geen knelpunt.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Aardkundige Waarden

Aardkundige waarden zijn natuurlijke variaties in het aardoppervlak van geomorfologische, geologische, bodemkundige verschijnselen en/of processen die onder andere onder invloed van wind en water gebeuren. Onder aardkundige waarden vallen bijvoorbeeld veentjes, pingoruïnes, stuwwallen, zandkoppen en (micro en macro)reliëf. Aardkundige waarden die bijdragen aan het specifieke Drentse karakter wil de provincie behouden en waar mogelijk herstellen zonder daarbij het normale landbouwkundig gebruik te belemmeren. Voor de aardkundige waarden worden drie beschermingsniveaus onderscheiden, die verschillen in de mate van inzet van de provincie. Het hoge en het gemiddelde beschermingsniveau zijn van provinciaal belang.

Voor het plangebied geldt een hoog beschermingsniveau. Aangezien met dit bestemmingsplan het gebruik van bestaande voormalige boerderijen anders bestemd wordt is er geen sprake van werkzaamheden die aardkundige waarden kunnen aantasten. Indien de bodem toch verstoort gaat worden zijn de aardkundige waarden door middel van een aan te vragen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of werkzaamheden binnen de voor het gehele plangebied geldende dubbelbestemming Waarde - Archeologie 3 beschermd. Ook is in de bestemmingsomschrijving van de bestemming Agrarisch - 2 de aardkundige waarde specifiek benoemd.

4.2 Bedrijven- En Milieuzoneringen

Milieuzonering is het aanbrengen van een noodzakelijke ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende en milieugevoelige functies ter bescherming of vergroting van de leefkwaliteit. Door te zoneren kunnen de milieuonderwerpen geur, stof, geluid en gevaar indirect doorwerken in het bestemmingsplan met als doel het invullen en beheren van de ruimte. Hierbij wordt een scheiding tussen verschillende, vaak niet met elkaar verdragende, functies aangehouden. Vanwege dit ruimtelijk structurerend karakter kan een zonering in het bestemmingsplan juridisch worden vastgelegd. Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De afstanden worden gemeten tussen de bestemmingsgrens van de milieubelastende functie en de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.

De richtafstanden van de VNG-publicatie gelden tot het gebiedstype 'rustige woonwijk'. In bepaalde gevallen kan gemotiveerd worden dat er geen sprake is van een 'rustige woonwijk', maar van een 'gemengd gebied'. Dit is bijvoorbeeld het geval bij een lint in een dorpskern waar meerdere functies naast elkaar zitten. Of bij een gebied dat langs een drukke ontsluitingsweg ligt. Bij een 'gemengd gebied' kunnen de richtafstanden met één afstandsstap verkleind worden. Uitzondering hierop is de richtafstand voor externe veiligheid. Deze wordt niet verkleind.

Deze richtafstanden zijn gebaseerd op de milieuzoneringen van een gemiddeld bedrijf en daarom preventief van aard. Om inzicht te krijgen in de daadwerkelijke milieubelasting dient separaat onderzoek uitgevoerd te worden.

Onderzoek
Met dit bestemmingsplan worden twee milieugevoelige functies toegevoegd. De twee woonboerderijen zijn op dit moment nog bestemd voor agrarische doeleinden. De bestemming wordt met dit bestemmingsplan gewijzigd in de bestemming 'Wonen - voormalige boerderijpanden' waardoor de bedrijfswoningen reguliere woningen worden. Op ongeveer 130 meter afstand is de dichtstbijzijnde milieubelastende activiteit in de vorm van een agrarisch loonbedrijf. In de VNG publicatie is voor agrarische loonbedrijven een richtafstand van 50 meter opgenomen. Aangezien dit agrarisch loonbedrijf in gemengd gebied ligt, mag de richtafstand met één afstandstrap worden verkleind. Voor dit agrarisch loonbedrijf geldt daardoor een richtafstand van 30 meter. De twee woningen in het plangebied liggen buiten deze richtafstand.

Met dit bestemmingplan wordt voor de van Helomaweg 27 een kleinschalig recreatieverblijf (B&B en recreatieappartement) en een ruimte voor culturele bijeenkomsten bestemd. In de VNG-publicatie zijn deze activiteiten aangeduid als een milieucategorie 1 activiteit. De richtafstand voor deze activiteiten bedraagt 10 meter. Aangezien deze activiteiten plaatsvinden in de bestaande bebouwing en het perceel direct grens aan woonpercelen is er in deze situatie wel sprake van een 'rustige woonwijk'. Voor deze activiteiten geldt een richtafstand van 10 meter. De voor deze activiteit aan te leggen parkeerplaats ligt dichter bij de naastgelegen woning dan de voorzieningen die in de boerderij worden gerealiseerd. De parkeerplaats is daarom gebruikt om te toetsen aan de richtafstand. De afstand tussen de parkeerplaats en de erfgrens bedraagt circa 12 meter. De parkeerplaats bestaat uit 6 parkeerplekken en zal gelet op de kleinschaligheid van de te realiseren voorziening niet voortdurend maximaal bezet zijn.

Conclusie
Aan de richtafstanden voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat wordt voldaan. Het aspect milieuzonering vormt geen belemmeringen voor de realisatie van de woonhuizen, de B&B, het recreatieappartement en multifunctionele ruimte.

4.3 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) biedt het toetsingskader voor het geluidniveau van wegen, spoorwegen en gezoneerde industrieterreinen op de gevels van geluidgevoelige gebouwen en terreinen (geluidgevoelige functies). Voor de geluidgevoelige functies die binnen bepaalde afstanden (zones) van de verschillende geluidsbronnen liggen, schrijft de Wgh voor dat een aangewezen bevoegd gezag grenswaarden bepaalt. De Wgh kent bandbreedtes waarbinnen het bevoegd gezag moet blijven. Er geldt een voorkeurswaarde (lager mag niet) en een bovengrens (hoger mag niet). Naast grenswaarden op de gevels van de geluidsgevoelige gebouwen, zijn er in de Wgh ook grenswaarden gericht op de bescherming van het akoestische klimaat binnen de bestaande gebouwen. De grenswaarden moeten bij de aanleg, dan wel wijzigingen van een (spoor)weg of industrieterrein in acht worden genomen. Dit geldt ook bij vaststelling of herziening van een bestemmingsplan.

Onderzoek

In een door GeluidMeesters BV uitgevoerd akoestisch onderzoek is het plan getoetst aan de Wgh (zie bijlage 1). Het plangebied is gelegen binnen de wettelijke geluidzones van de Helomaweg (N353) en de Darperkerkweg. In het akoestisch onderzoek is de geluidbelasting van voornoemde wegen vastgesteld en getoetst aan de grenswaarden uit de Wet geluidhinder.

Conclusie

De locatie is gelegen binnen de wettelijke geluidzones van de van Helomaweg (N353) en de Darperkerkweg. Conform de Wet geluidhinder wordt de geluidbelasting getoetst per wegvak aan de voorkeursgrenswaarde (48 dB Lden). Uit voorliggend onderzoek blijkt dat de gecumuleerde geluidbelasting van beide wegen (worst-case) ten hoogste 47 dB Lden bedraagt. Dat voldoet aan de wettelijke voorkeursgrenswaarde die van toepassing is per wegvak en daarmee is er sprake van een akoestisch goed woon-en leefklimaat. Er hoeft geen hogere waarde vastgesteld te worden.

4.4 Bodem

Bij het opstellen van een ruimtelijk plan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en of deze optimaal op elkaar kan worden afgestemd. De Grondonderzoeker.nl heeft voor dit bestemmingsplan een verkennend bodem- en asbestonderzoek uitgevoerd. De onderzoeken bestaan uit een vooronderzoek (bureauonderzoek) en een veldonderzoek. Voor beide percelen is een apart onderzoek uitgevoerd. De volledige rapportages zijn opgenomen als bijlage 2 en 3.

Onderzoek
Op grond van het vooronderzoek zijn op beide percelen verdachte locaties aangemerkt. Aangenomen is dat op de onderzoekslocatie mogelijk sprake is van (bodem)verontreiniging met asbest en parameters uit het standaardpakket voor grond.

Tijdens het veldwerk zijn baksteenresten in grond aangetroffen. Tijdens het veldwerk is de opslaglocatie van een voormalige dieseltank aangetroffen. Hier zijn extra boringen gezet en is de peilbuis geplaatst. De peilbuis is geplaatst op 5,3 m-mv waarbij geen grondwater is aangetroffen. Dit is later nogmaals gecontroleerd. Ook toen stond de peilbuis droog. Conform NEN 5740 is derhalve het grondwater niet onderzocht omdat grondwater niet aanwezig is binnen 5,0 m-mv. Het dak van dieseltankopslag heeft een asbestverdacht dak en geen dakgoot waardoor ter plaatse van de druppelzone gaten zijn gegraven en de toplaag (0,0-0,1 m-mv) separaat is bemonsterd. Verder deden er zich geen bijzonderheden voor.

In de grond is plaatselijk een licht verhoogd gehalten met zware metalen en PAK aangetoond. Verder zijn in de grond geen verhoogde gehalten aangetoond met de onderzochte parameters. De gehalten zijn dermate laag dat nader onderzoek niet noodzakelijk wordt geacht.

Ter plaatse van het puinpad is een licht verhoogd gehalte aan asbest aangetoond. Het gehalte overschrijdt de norm voor nader onderzoek (50 mg/kg ds.). Formeel dient nader onderzoek te worden uitgevoerd om te beoordelen of de hergebruiksnorm van 100 mg/kg ds. aan asbest wordt overschreden en derhalve sprake is van een met asbest verontreinigd puinpad. Aangezien visueel geen asbestverdacht materiaal is aangetroffen en in de fijne fractie (< 20 mm) minder dan de hergebruiksnorm aan asbest is aangetoond, is de verwachting dat bij nader onderzoek de hergebruiksnorm niet zal worden overschreden. Indien het asbestgehalte ter plaatse van het puinpad beneden de hergebruiksnorm (100 mg/kg ds.) ligt kan geconcludeerd worden dat saneren van het pad niet noodzakelijk is. Als het gehalte boven de hergebruiksnorm ligt, kan saneren van het pad worden geëist op basis van het Besluit asbestwegen. Hiervoor wordt voorafgaande aan de vaststelling van dit bestemmingsplan nader onderzoek uitgevoerd. Dit is met de gemeente Westerveld afgesproken.

Ter plaatse van de druppelzone van de schuur en het overige terrein is visueel en analytisch geen asbest aangetoond.

De onderzoeksresultaten van de grond leveren formeel geen beperkingen op ten aanzien van het huidige en voorgenomen gebruik van de locatie en vormen derhalve geen belemmering voor de bestemmingsplanwijziging.

Tot slot dient opgemerkt te worden dat de conclusie is gebaseerd op het vooronderzoek en de onderzoeksresultaten van dit onderzoek. Dit bodemonderzoek schetst een algemeen beeld van de milieu hygiënische kwaliteit van de bodem. Bij eventueel grondverzet dient men rekening te houden met mogelijk plaatselijk voorkomende (zintuiglijke) afwijkingen.

Conclusie
De resultaten zijn in overeenstemming met de vooraf gestelde hypothese dat de locatie verdacht is voor asbest en parameters uit het NEN-5740 pakket. De onderzoeksresultaten van de grond leveren formeel geen beperkingen op ten aanzien van het huidige en voorgenomen gebruik van de locatie en vormen derhalve geen belemmering voor de bestemmingsplanwijziging.

Voorafgaande aan de vaststelling van het bestemmingsplan wordt een nader asbestonderzoek voor het puinpad/oprit uitgevoerd om te beoordelen of sprake is van een met asbest verontreinigd puinpad.

Indien grond wordt afgegraven (bijvoorbeeld bij bouwwerkzaamheden) en van de locatie wordt afgevoerd, dient er rekening mee te worden gehouden dat deze grond elders niet zonder meer toepasbaar is. Met betrekking tot het elders hergebruiken van grond zijn de regels van het Besluit bodemkwaliteit van toepassing, die doorgaans een grotere onderzoeksinspanning vereisen. Bij afvoer en hergebruik elders dient op basis van het 'Handelingskader PFAS' rekening te worden gehouden met analyse op PFAS en/of GenX.

4.5 Water

Met dit bestemmingsplan wordt de agrarische bestemming gewijzigd naar de bestemming wonen conform het huidige gebruik. Tevens wordt in de Van Helomaweg 27 twee B&B voorzieningen en een recreatieappartement planologisch mogelijk gemaakt.

Het voorliggende initiatief is besproken met het waterschap. Het waterschap heeft aangegeven dat de korte procedure van toepassing is.

Waterkwaliteit

Het hemelwater dient zo schoon mogelijk te blijven. Het is daarom belangrijk om de waterkwaliteit te bewaken. Daartoe dient het gebruik van uitloogbare materialen (zoals zink) bij onderhouds- en renovatiewerkzaamheden zoveel mogelijk te worden vermeden.

Verhardingstoename
Onderdeel van het bouwplan is dat een vrijstaande schuur gesloopt wordt. Hiervoor wordt twee kleinere schuren teruggebouwd. De bestaande schuur heeft een oppervlakte van circa 430 m2. De nieuwe schuren hebben een oppervlakte van circa 200 m2. Het bebouwd oppervlak neemt hierdoor met 230 m2 af. Echter worden er ook nieuwe paden en een verharde parkeerplaats aangelegd. De totale verharding bedraagt daardoor circa 107,5 m2. Aangezien het parkeerplaats in het grondwaterbeschermingsgebied aangelegd wordt, wordt het vuilwater apart afgevoerd. Dit deel hoeft daardoor niet gecompenseerd te worden. De overige paden worden halfverhard aangelegd. De op het perceel aanwezige (droogliggende) sloten bieden voldoende bergingscapaciteit om de toename van het (half)verhard oppervlak van de paden te compenseren.

Beide initiatiefnemers willen zonnepanelen op land aanleggen. Het gaat om twee kleinschalige zonneparken op het eigen perceel binnen het bouwvlak. Indien nodig wordt hiervoor apart met het waterschap contact opgenomen voorafgaande aan de plaatsing van deze panelen.

Conclusie
De herziening van dit bestemmingsplan bestemt het nu al aanwezige gebruik. Door de sloop van een vrijstaande schuur neemt het bebouwingsoppervlak af waardoor dit bestemmingsplan niet in strijd is met de waterbelangen van het waterschap.

4.6 Ecologie

4.6.1 Gebiedsbescherming

Per 1 januari 2017 is de nieuwe Wet natuurbescherming (Wnb) in werking getreden. De Wnb richt zich op de bescherming van Natura 2000-gebieden (Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden). Activiteiten en ontwikkelingen die kunnen leiden tot negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebieden zijn in beginsel niet toegestaan, tenzij hiervoor een vergunning op grond van de Wnb is verkregen. Naast de bescherming van de Wnb kunnen waardevolle gebieden ook beleidsmatig beschermd zijn doordat zij behoren tot het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Uitgangspunt van het beleid is dat plannen, handelingen en projecten in het NNN niet toegestaan zijn indien zij de wezenlijke kenmerken en waarden van de NNN significant aantasten. Het NNN is in de provinciale omgevingsvisie uitgewerkt.

Het plangebied ligt op circa 600 meter van het NNN. Dit bestemmingsplan hoeft daardoor op dit onderdeel niet getoetst te worden aan provinciaal beleid ten aanzien van Natuurnetwerk Nederland.

Stikstof
Door het realiseren van recreatieve voorzieningen neemt aantal verkeersbewegingen van en naar het plangebied beperkt) toe. Tijdens de verbouwing van de Van Helomaweg 27 is er alleen sprake van een zeer beperkte tijdelijke toename van stikstofemissie door bouwvakkers die met de auto naar de bouw rijden.

In een worstcase benadering is de gebruiksfase sprake van een toename van 6 auto's per dag. In de werkelijk zal dit minder zijn omdat de accommodaties niet altijd verhuurd zullen zijn. De toename van verkeer gaat op de van Helomaweg, die veel gebruikt wordt, meteen op in het heersend verkeersbeeld. De gevolgen hiervan zijn berekend door middel van AERIUS stikstofberekening (versie 2023.01).

Hieruit blijkt dat de ontwikkeling geen significant negatief effect heeft op nabijgelegen Natura2000 gebieden. De stikstofberekening is bijgevoegd als bijlage 4 bij de toelichting.

4.6.2 Soortenbescherming

De soortenbescherming is eveneens geregeld in de Wnb. Het doel van de Wnb is het in stand houden en beschermen van in het wild voorkomende planten- en diersoorten. De Wnb kent zowel een zorgplicht als verbodsbepalingen. De zorgplicht geldt te allen tijde voor alle in het wild levende dieren en planten en hun leefomgeving. De verbodsbepalingen zijn gebaseerd op het 'nee, tenzij'-principe. Alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten zijn in principe verboden. Gedeputeerde Staten kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten vrijstelling verlenen van dit verbod. In de provinciale verordening dient deze mogelijkheden dan wel opgenomen te zijn. Bij nieuwe ontwikkelingen moet worden nagegaan/onderbouwd, of zich in het betreffende gebied beschermde soorten bevinden.

Onderzoek
Natuurbank Overijssel heeft op 04-11-2022 een quickscan flora en fauna in het plangebied uitgevoerd. De volledige rapportage is als bijlage 5 opgenomen in deze toelichting.

De inrichting en het gevoerde beheer maken het plangebied niet tot een geschikte groeiplaats voor beschermde plantensoorten, maar wel tot geschikt functioneel leefgebied voor verschillende beschermde dieren. Het plangebied wordt door beschermde diersoorten hoofdzakelijk benut als foerageergebied, maar mogelijk nestelen er vogels, bezetten amfibieën er een (winter)rustplaats en bezetten beschermde grondgebonden zoogdieren er een vaste rust-of voortplantingsplaats. Vleermuizen bezetten geen vaste rust-of verblijfplaats in het plangebied maar benutten het wel als foerageergebied.

Vermoedelijk nestelen er vogels in het plangebied waarvan uitsluitend het bezette nest beschermd is. Om te voorkomen dat bezette vogelnesten negatief beïnvloed worden, dient gewerkt te worden buiten de voortplantingsperiode of dient een broedvogelscan uitgevoerd te worden zodat de aanwezigheid van een bezet vogelnesten uitgesloten kan worden.

Conclusie
Als gevolg van de voorgenomen activiteiten worden mogelijk beschermde grondgebonden zoogdieren en amfibieën gedood en wordt mogelijk een vaste (winter)rust- en/of voortplantingsplaats van een beschermd grondgebonden zoogdier of amfibie beschadigd of vernield. Voor de beschermde grondgebonden zoogdieren amfibieënsoorten, die een vaste (winter)rust- en voortplantingsplaats in het plangebied bezetten, geldt een vrijstelling van de verbodsbepaling 'beschadigen/vernielen van vaste rust- en voortplantingsplaatsen'.

Er geldt geen vrijstelling voor het doden van beschermde grondgebonden zoogdieren en amfibieën. Om te voorkomen dat beschermde dieren gedood worden dienen ze weggejaagd te worden of weggevangen te worden (en elders losgelaten). Indien niet voorkomen kan worden dat een beschermd dier gedood wordt, dient een ontheffing aangevraagd te worden of dient gewerkt te worden volgens een goedgekeurde en toepasbare gedragscode. Door uitvoering van de voorgenomen activiteiten neemt de betekenis van het plangebied als foerageergebied voor vleermuizen af. Dit leidt echter niet tot wettelijke consequenties. De bewoners van de Van Helomaweg 27 zijn tevens van plan om vleermuiskasten te plaatsen.

4.7 Archeologie

Erfgoedwet
Op 1 juli 2016 is de nieuwe Erfgoedwet in werking getreden. Deze wet vervangt onder meer de Monumentenwet 1988. In artikel 9.1 van de Erfgoedwet is echter bepaald dat tot het tijdstip waarop de nieuwe Omgevingswet in werking is getreden, de bepalingen uit de Monumentenwet 1988 met betrekking tot archeologie van toepassing blijven. Ter implementatie van het Verdrag van Malta, is de Monumentenwet 1988 gewijzigd. De kern van de Monumentenwet 1988 is dat, wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Op welke plaatsen archeologisch onderzoek aan de orde is, wordt op grond van gemeentelijk of provinciaal beleid bepaald.

Provinciaal archeologisch beleid
Het plangebied ligt buiten gebieden die aangegeven worden op de kaart Kernkwaliteit Archeologie van de provinciale omgevingsverordening op ruimtelijke plannen.

Gemeentelijk archeologisch beleid
In het bestemmingsplan 'Buitengebied' is het plangebied bestemd met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'. Voor percelen met deze bestemming geldt dat voor bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 1.000 m² en een verstoring niet dieper dan 30 cm geen archeologisch onderzoek hoeft uitgevoerd te worden.

Conclusie
Met dit bestemmingplan wordt het gebruik van bestaande gebouwen herbestemd. De archeologische dubbelbestemming blijft van toepassing op dit plangebied. Indien in de toekomst bodemverstoring plaatsvindt waarvoor archeologisch onderzoek nodig is, zal het onderzoek op dat moment uitgevoerd worden.

4.8 Cultuurhistorie

Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro dienen cultuurhistorische waarden meegewogen te worden bij het opstellen van ruimtelijke plannen. Dit betekent dat een analyse van de cultuurhistorische waarden moet worden verricht. In het ruimtelijk plan moet vervolgens inzichtelijk gemaakt worden op welke wijze deze waarden geborgd worden.

Het plangebied maakt onderdeel uit van de provinciale cultuurhistorische waardenkaart. Havelte ligt in het esdorpenlandschap rond de Havelterberg. Dit gebied kenmerkt zich door:

  • Open beekdalen, met zicht naar de wegdorpen van de randveenontginningen;
  • Esdorpen met intern en extern een ruime opzet en herkenbaarheid van historische uitbreidingen die het landschap insteken;
  • Vele prehistorische sporen als representanten van een continue bewoningsgeschiedenis.

De provincie Drenthe geeft in het cultuurhistorisch kompas aan dat het de ambitie is om de karakteristiek van het esdorpenlandschap in stand te houden. Deze karakteristiek uit zich in een zichtbare ruimtelijke samenhang tussen esdorp, es, beekdal en veld, met bijbehorend microreliëf en beplantingselementen als houtwallen en esrandbosjes. Bovendien kent het esdorpenlandschap een grote tijdsdiepte, wat blijkt uit vele zichtbare en onzichtbare (pre)historische bewoningssporen als nederzettingen, grafmonumenten en celtic fields. Belangrijk is dat de ruimtelijke opzet van de esdorpen wordt vastgehouden en zorgvuldig doorgezet. Deze opzet wordt getypeerd door een vrije ordening van bebouwing en boerderijen, afwisseling tussen bebouwde plekken en open ruimtes (in het bijzonder de brinken) en doorzichten naar het omliggende buitengebied.

De twee boerderijen in het plangebied zijn Rijksmonumenten. Ook ligt het plangebied in het beschermde dorpsgezicht 'Havelte - Van Helomaweg'. Dit gebied is van historische waarde vanwege de ligging van de gebouwen onderling en de relatie tussen de bebouwing, de boombeplanting (en houtwallen) en met de es. Door het hergebruik van deze voormalige agrarische gebouwen krijgen de monumenten een nieuwe kans. De verbouwing en herbestemming van de van Helomaweg 27 is en wordt uitgebreid besproken met de welstandscommissie en de rijksdienst voor cultureel erfgoed. Een van de voorwaarde van de gemeente om mee te werken aan dit bestemmingsplan is het opstellen van een erfinrichtingsplan voor het gehele plangebied. In hoofdstuk 3.2 is dit erfinrichingsplan reeds uitgebreid besproken. Het erfinrichtingsplan is als Bijlage 1 behorende bij de regels opgenomen waardoor via een verbindende voorwaarde bepaald is dat het erfinrichtingsplan uitgevoerd en gehandhaafd dient te worden. In het erfinrichtingsplan is rekening gehouden met de provinciale ambities en de wensen van welstand en de RCE.

4.9 Externe Veiligheid

Het externe veiligheidsbeleid stelt twee zaken centraal:

  1. 1. de bescherming van personen bij een risicobron tegen de kans op overlijden door een ongeval met gevaarlijke stoffen, een vliegtuig op of bij een luchthaven of een windturbine (PR);
  2. 2. de bescherming van de samenleving tegen het ontwrichtende effect van een dergelijke ramp met een groot aantal slachtoffers (GR).


Voor het bereiken van de eerste doelstelling wordt gebruik gemaakt van het begrip plaatsgebonden risico (PR). Het PR geeft de kans per jaar aan dat een persoon op die plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij genoemde risicobronnen. De norm voor het PR is de kans van 1:1.000.000 (10-6). Het PR is alleen van toepassing indien binnen de PR contour (zone rondom een risicobron) kwetsbare objecten (bijvoorbeeld woning, ziekenhuis, grote winkelcentra en bedrijven) zich bevinden. Voor beperkt kwetsbare objecten (bijvoorbeeld een kleine winkel of klein bedrijf) geldt een richtwaarde.

Voor het bereiken van de tweede doelstelling wordt gebruik gemaakt van het groepsrisico (GR). Het GR geeft aan wat de kans is op een ongeval waarbij tien of meer dodelijke slachtoffers vallen in de omgeving van de risicobron. Het aantal personen dat in de omgeving van de risicobron verblijft, bepaalt daardoor de hoogte van het GR. Voor het GR geldt geen norm, maar een oriëntatiewaarde en in bepaalde gevallen een verantwoordingsplicht. Dit betekent dat het bevoegde gezag bij het nemen van een besluit het GR moet verantwoorden.

Toets

Op circa 690 meter afstand ligt een hogedruk aardgastransportleiding. Andere risicovolle inrichtingen liggen nog verder van het plangebied. Het plangebied ligt daardoor niet in een aandachtsgebied voor externe veiligheid.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid is geen belemmering voor de herbestemming van deze twee voormalige agrarische bedrijven.

4.10 Luchtkwaliteit

Met wet- en regelgeving wil de overheid zorgen voor een goede luchtkwaliteit waardoor men burgers beschermt tegen de schadelijke gevolgen van luchtverontreiniging. De belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen zijn opgenomen in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Wm). Dit deel van de Wm bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Op grond van artikel 5.16 van de Wm kan de gemeenteraad een bestemmingsplan vaststellen indien de planontwikkeling niet leidt tot een overschrijding van de grenswaarden of de planontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit Niet in betekende mate (besluit NIMB)
De afkorting NIBM staat voor 'Niet in betekenende mate bijdragen' aan de luchtverontreiniging. In betekenende mate houdt in: 1,2 microgram stikstofdioxide (NO2) of fijnstof (PM10); dat is 3% van de jaargemiddelde grenswaarden. Bij een planontwikkeling dat niet in betekenende mate (NIBM) bijdraagt, is verdere toetsing aan de grenswaarden niet nodig.

Onderzoek
Met dit bestemmingplan wordt het huidige gebruik bestemd. Daarnaast worden de gebruiksmogelijkheden van de bestaande voormalige agrarische bebouwing verruimd door het planologisch mogelijk maken van recreatieve voorzieningen en een ruimte voor culturele activiteiten.

Met deze planontwikkeling neemt het aantal voertuigbewegingen met 6 mvt/etmaal toe. Uitgegaan is van een maximum aantal motorvoertuigen. Dit komt waarschijnlijk niet overeen met de daadwerkelijke praktijksituatie. Gelet op de aard en omvang zijn alleen personenauto's onderzocht. Het aandeel vrachtverkeer is voor dit plan 0,0 %.

Aangezien het om een zeer minimale toename van het aantal voertuigbewegingen gaat zal dit geen invloed hebben op de luchtkwaliteit. Er is dus sprake van een Niet in betekende mate bijdrage.

Conclusie
De planontwikkeling heeft geen invloed op de kwaliteit van de lucht.

4.11 Besluit Milieueffectrapportage (M.e.r.)

In het Besluit m.e.r. is bepaald wanneer er voor een plan of een project een milieueffectrapportage moet worden opgesteld. De milieueffectrapportage (m.e.r)-procedure is bedoeld om het milieubelang volwaardig en vroegtijdig in de plan- en besluitvorming in te brengen. De wettelijke eisen ten aanzien van m.e.r. zijn vastgelegd in de Wet milieubeheer en in het Besluit m.e.r. In de Wet milieubeheer en in het Besluit m.e.r. wordt een onderscheid gemaakt in:

  • activiteiten die m.e.r.-plichtig zijn (de zogenaamde onderdeel C-activiteiten), en
  • activiteiten die m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn (de zogenaamde onderdeel D-activiteiten).

Voor de activiteiten die op de C of in de D lijst staan, zijn drempelwaarden vastgesteld. In gevallen waarin de activiteit onder de drempelwaarde van de D lijst valt, dient via een vormvrije m.e.r.-beoordeling aangetoond te worden of de activiteit ook daadwerkelijk niet m.e.r.-plichtig is. Het bevoegd gezag besluit vervolgens of er wel of niet een MER nodig is. Daarbij moet rekening worden gehouden met de omstandigheden zoals aangegeven in Bijlage III van de EEG richtlijn milieueffectbeoordeling, te weten:

  • de plaats van het project;
  • de kenmerken van het project;
  • de kenmerken van de potentiële milieueffecten (in samenhang met de eerste twee criteria).


Vormvrije m.e.r.-beoordeling
Met dit bestemmingsplan wordt bestaand gebruik bestemd. De bedrijfswoningen worden burgerwoningen. In een van de boerderijen worden intern één recreatieappartement en twee B&B voorzieningen gerealiseerd. Gelet op de aard en omvang van deze voorzieningen is er geen sprake van een stedelijk ontwikkelingsproject. Het bestemmingsplan is daarom niet m.e.r.-beoordelingsplichtig. Het opstellen van een vormvrije m.e.r.-beoordeling is daarom niet nodig.

Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting

5.1 Algemeen

Dit bestemmingsplan sluit aan op de door de gemeente Westerveld recent in andere bestemmingsplannen gebruikte plansystematiek. Daarnaast voldoet het bestemmingsplan aan de door het Rijk opgestelde plansystematiek, zoals benoemd in de Wro, Bro, Wabo en de SVBP 2012.

5.2 Wijze Van Bestemmen

De regels behorende bij dit bestemmingsplan bestaan uit vier hoofdstukken. In Hoofdstuk 1 zijn in Artikel 1 en Artikel 2 de inleidende regels opgenomen. Dit zijn begrippen en de wijze van meten die de gemeente Westerveld standaard opneemt in haar bestemmingsplannen. In Hoofdstuk 2 zijn de voor dit bestemmingsplan van toepassing zijnde bestemmingen 'Wonen - Voormalige boerderij' en de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 3', 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht', en 'Waarde - Rijksmonument' opgenomen. In Hoofdstuk 3 en 4 zijn algemene bepalingen zoals algemene aanduidingsregels en door het Rijk voorgeschreven algemene regels opgenomen. De algemene regels zijn overgenomen uit het niet in werking getreden bestemmingsplan buitengebied en uit de Wro en Bro.

Artikel 3 Agrarisch - 2

De met dit bestemmingsplan te bestemmen woonboerderijen liggen in een agrarische omgeving met aardkundige, landschappelijke, natuurlijke, geomorfologische en cultuurhistorische waarden. Door het voorerf te bestemmen met de bestemming Agrarisch - 2 blijven deze waarden het beste beschermd. Dit deel van het plangebied wordt daardoor niet toegevoegd aan het woonerf en blijft het huidige karakter behouden.

Artikel 4 Wonen - Voormalige boerderijpanden
Met dit bestemmingsplan wordt de bestaande situatie bestemd. Om die reden is gekozen om ook het bestaande aantal woningen en de bestaande vorm van de hoofdgebouwen te bestemmen. Verder wordt aangesloten op het bestaande B&B beleid. Het recreatieappartement is een zelfstandige recreatieve voorziening en is daardoor niet aan te merken als B&B voorziening. In regels is via een gebruiksbepaling de omvang van het recreatieappartement vastgelegd, zodat voorkomen wordt dat ook andere delen van de boerderij voor recreatieve doeleinden gebruikt wordt waardoor de boerderij het karakter van een kampeerboerderij zou kunnen krijgen.

Artikel 5 Waarde - Archeologie 3
De gebieden met hoge en middelhoge verwachtingswaarden zijn bestemd als "Waarde - archeologie 3". Voor het bouwen van bouwwerken met een oppervlakte groter dan 1.000 m2 geldt een vergunningsplicht in combinatie met het uitvoeren van archeologisch onderzoek.

Artikel 6 Waarde - Beschermd dorpsgezicht
Voor het beschermde dorpsgezicht 'Havelte - Van Helomaweg' geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht'. Binnen deze bestemming worden de waarden binnen het aangegeven gebied specifiek beschermd. Naast de toetsing aan de basisbestemmingen en de toegevoegde bestemmingen wordt bij ontwikkelingen getoetst aan de aanwezige waarden.

Artikel 7 Waarde - Rijksmonument
Beide voormalige boerderijen zijn aangewezen als Rijksmonument. De rijksmonumenten hebben de bestemming "Waarde - Rijksmonument" gekregen. Voor het bouwen van bouwwerken en het aanleggen van werken en werkzaamheden is een vergunning van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed noodzakelijk.

Naast de hierboven beschreven bestemmingen heeft de gemeente Westerveld voor elk bestemmingsplan algemene bepaling opgesteld. Dit zijn algemene bepalingen die op alle bestemmingen van toepassingen zijn. De algemene bepalingen zijn overgenomen uit het bestemmingsplan buitengebied 2012. Voor dit bestemmingsplan zijn artikel 8 Anti - dubbeltelregel, artikel 9 Algemene bouwregels, artikel 10 Algemene aanduidingsregels, artikel 11 Algemene gebruiksregels, artikel 12 Algemene afwijkingsregels, artikel 13 Overige regels, artikel 14 Overgangsrecht en artikel 15 Slotregel van toepassing.

Gelet op de ligging in het grondwaterbeschermingsgebied is de bescherming van dit gebied geregeld via een algemene aanduidingsregel met een daarbij behorende gebiedsaanduiding op de verbeelding.

Artikel 10 Algemene aanduidingsregels

Het grondwaterbeschermingsgebied rondom het waterwingebied valt onder een aanvullende bestemming. De gronden zijn naast de basisbestemmingen tevens bestemd voor grondwaterbeschermingsgebied. Ook zijn in deze algemene aanduidingsregels bepalingen opgenomen met betrekking tot het laagvlieggebied.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

6.1.1 Participatie omgeving plangebied

De initiatiefnemers hebben voorafgaande aan de terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan overleg gehad met de bewoners van de Van Helomaweg 31. Gelet op de ligging van het plangebied zijn dit de enige belanghebbenden die een directe relatie hebben met het plangebied. Rondom het plangebied wonen verder geen andere mensen.

6.1.2 Overleg

In het kader van het artikel 3.1.1. Bro overleg zijn de provincie en het waterschap gevraagd om op het concept te reageren. De overlegreactie van het waterschap was nog gebaseerd op een ouder erfinrichtingsplan. Aangezien in het definitieve erfinrichtingsplan minder oppervlakteverharding wordt gerealiseerd is de reactie van het waterschap niet meer actueel. Naar aanleiding van de overlegreactie heeft de gemeente overleg gehad met het waterschap. De waterparagraaf is aangepast op het nieuwe erfinrichtingsplan. De overlegreactie van de provincie heeft niet geleid tot een aanpassing van het concept bestemmingsplan. Hierover heeft de gemeente overleg gehad met de provincie.

6.2 Economische Uitvoerbaarheid

De toepassing voor het afdwingbare kostenverhaal richt zich op bouwplannen. De definitie van wat onder een bouwplan wordt verstaan, is opgenomen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Uit dit artikel blijkt dat het wijzigen van een bestemming waarbij er geen sprake is van toevoegen van een woning of van een grote uitbreiding van een gebouw niet wordt aangemerkt als bouwplan. Het opstellen van een grondexploitatie behorende bij dit bestemmingsplan is daardoor niet van toepassing.

Tussen de gemeente en de initiatiefnemer wordt via een exploitatieovereenkomst de gemeentelijke plankosten verrekend.

Bijlage 1 Erfinrichtingsplan

Bijlage 1 Erfinrichtingsplan

Bijlage 2 Bedrijvenlijst Kleinschalige Bedrijfsmatige Activiteiten

Bijlage 2 Bedrijvenlijst kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek Wegverkeer

Bijlage 1 Akoestisch onderzoek wegverkeer

Bijlage 2 Bodemonderzoek Van Helomaweg 25

Bijlage 2 Bodemonderzoek Van Helomaweg 25

Bijlage 3 Bodemonderzoek Van Helomaweg 27

Bijlage 3 Bodemonderzoek Van Helomaweg 27

Bijlage 4 Stikstofberekening

Bijlage 4 Stikstofberekening

Bijlage 5 Quickscan Flora En Fauna

Bijlage 5 Quickscan Flora en Fauna