KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen
Artikel 4 Leiding - Hoogspanningsverbinding
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Antidubbeltelregeling
Artikel 6 Algemene Bouwregels
Artikel 7 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 8 Algemene Procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
Artikel 10 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Van De Plangebieden
1.3 De Vigerende Bestemmingsplannen
1.4 Wijzigingsplan
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beleid
2.1 Inleiding
2.2 Rijks-, Provinciaal, Regionaal En Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
3.1 Inleiding
3.2 Wijzigingen Specifieke Locaties In Angeren
3.3 Wijzigingen Specifieke Locaties In Bemmel
3.4 Wijzigingen Specifieke Locaties In Doornenburg
3.5 Wijzigingen Specifieke Locaties In Gendt
3.6 Wijzigingen Specifieke Locaties In Haalderen
3.7 Wijzigingen Specifieke Locaties In Huissen
Hoofdstuk 4 Sectorale Aspecten
4.1 Inleiding
4.2 Luchtkwaliteit, Externe Veiligheid, Archeologie, Flora/fauna
4.3 Bodem
4.4 Geluid
Hoofdstuk 5 Juridische Opzet
5.1 Inleiding
5.2 Uitgangspunten
5.3 Toelichting Op De Verbeelding
5.4 Toelichting Op De Planregels
5.5 Bestemmingen
5.6 Algemene Regels
5.7 Overgangs- En Slotregels
Hoofdstuk 6 Haalbaarheid
6.1 Inleiding
6.2 Economische En Financiële Haalbaarheid
6.3 Maatschappelijke Haalbaarheid
6.4 Conclusie
Hoofdstuk 7 Procedure
7.1 De Te Volgen Procedure
7.2 Het Vooroverleg Met Instanties
7.3 Vaststelling
Bijlage 1 Lijst Van Bedrijven

Reststroken kernen, Lingewaard

Wijzigingsplan - gemeente Lingewaard

Vastgesteld op 19-06-2018 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het wijzigingsplan 'Reststroken kernen, Lingewaard' met identificatienummer NL.IMRO.1705.194-VG01 van de gemeente Lingewaard.

1.2 wijzigingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan huis gebonden beroep:

de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, paramedisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen terrein; hieronder dienen niet te worden begrepen de uitoefening van ambachten alsmede vormen van detailhandel.

1.6 aan- of uitbouw:

een bijgebouw dat aan een hoofdgebouw is vast gebouwd.

1.7 achtererfgebied:

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1,00 m van de voorkant van het hoofdgebouw.

1.8 activiteit:

activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid of artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.9 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten (resten uit het verleden).

1.10 archeologische verwachting:

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten (resten uit het verleden).

1.11 archeologisch onderzoek:

onderzoek verricht door of namens de gemeente of door een dienst, bedrijf of instelling, beschikkend over een opgravingvergunning ex artikel 45 van de Monumentenwet (of voor de betreffende werkzaamheden een vergunning heeft van de minister van OCW) en werkend volgnd de kwaliteitsnorm van de Nederlandse Archeologie (KNA).

1.12 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.13 bebouwingspercentage:

een in de verbeelding of regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel, dat ten hoogst mag worden bebouwd.

1.14 bedrijvigheid aan huis:

het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsmede het verkopen en/of leveren als ondergeschikte activiteit van goederen, die verband houden met het ambacht.

1.15 begane grond:

een bouwlaag geen verdieping zijnde.

1.16 bestaand:

legaal aanwezig of in aanbouw op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, tenzij anders is bepaald.

1.17 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.18 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.19 bevoegd gezag:

het bevoegd gezag in de zin van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Als hoofdregel is dit het college van burgemeester en wethouders van Nederweert.

1.20 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.21 bijbehorende voorzieningen:

functies en bebouwing die niet nader in de doeleindenomschrijving van een bestemming zijn genoemd, maar die inherent zijn aan de in de doeleindenomschrijving genoemde functies en bebouwing.

1.22 bijgebouw:

een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw dat ten dienste staat van het hoofdgebouw en door zijn ligging, constructie of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Erkers worden hier niet onder begrepen.

1.23 bodemingreep:

werken of werkzaamheden die een bodemverstorende werking kunnen hebben op het aanwezige archeologische bodemarchief.

1.24 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.25 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.26 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke, of bij benadering gelijke, hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van de onderbouw en de kap/zolder.

1.27 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.28 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.29 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.30 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.31 carport:

een bijgebouw of bouwwerk, geen gebouw, bedoeld als stallingsgelegenheid voor auto's en zonder zelfstandige wand.

1.32 deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg:

een door het college van burgemeester en wethouders c.q. bevoegd gezag aan te wijzen deskundige op het gebied van archeologie. Deze dient in ieder geval te voldoen aan de in de KNA gestelde kwalificaties van senior archeoloog.

1.33 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, ter verhuur, het verkopen, het verhuren en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen resp. huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; horecadoeleinden worden hier niet onder begrepen.

1.34 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder ook een autorijschool, een architect, een internetcafé en een administratiekantoor.

1.35 doeleinden van openbaar nut:

kleinschalige nutsvoorzieningen zoals transformatorhuisjes en schakelkastjes, ondergrondse lokale leidingen, tele- en datacommunicatieleidignen, riolering, telefooncellen en wachthuisjes, straatvoorzieningen (o.a. voor afvalstoffen).

1.36 escortbedrijf:

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals escortservices en bemiddelings- bureaus.

1.37 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, voor zover het bestemmingsplan die inrichting niet verbiedt.

1.38 garagebox:

gebouw ten behoeve van de stalling c.q. berging van vervoermiddelen en opslag die inherent is aan wonen, met dien verstande dat bedrijfsmatig gebruik niet is toegestaan.

1.39 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.40 geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld.

1.41 gevellijn:

de bouwgrens die nagenoeg gelijk loopt aan de as van de weg waarin een (of meer) gevel(s) van een gebouw is (zijn) geplaatst en die is gelegen aan de weg(en) grenzende perceelsgrens.

1.42 groothandel:

het bedrijfsmatige te koop aanbieden, waaronder de uitstraling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.

1.43 hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie, ligging en/of afmetingen als het belangrijkst bouwwerk valt aan te merken.

1.44 horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren en/of logies.

1.45 levensloop bestendige woning:

woning die voorziet in de primaire voorzieningen, zoals badkamer en slaapkamer, op de begane grond.

1.46 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, waaronder begrepen ondergeschikte detailhandel ten dienste van deze voorzieningen.

1.47 mantelzorg:

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.

Er moet sprake zijn van meer dan 8 uur verleende per week mantelzorg door de mantelzorger over een periode die langer duurt dan 3 maanden. Als een verklaring zoals hierboven bedoeld kan ook dienen dat de mantelzorgbehoevende bekend is bij het gemeentelijk WMO-loket als zorgbehoevende.

1.48 omgevingsvergunning:

omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.49 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde verbonden is.

1.50 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.51 peil:

  1. e. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. f. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

1.52 primaire voorzieningen:

voorzieningen die minimaal noodzakelijk zijn voor het dagelijks gebruik van een woning, zoals woonkamer, keuken, badkamer/toilet en slaapkamer.

1.53 projectgebied:

gebied waar een (nieuwe) bestemming wordt opgelegd. Omdat het verdrag van Malta en de daarop geënte Wamz uitgaat van het beschermen in situ (ter plaatse in de bodem) van archeologische waarden, is het zaak voor die delen die - vooralsnog - niet verstoord worden, een beschermingsregime op te leggen (of te handhaven).

1.54 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding.

1.55 raamprostitutie:

een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen.

1.56 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.

Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub al dan niet in combinatie met elkaar.

1.57 stedenbouwkundig beeld:

het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's bepaald of beoogd beeld, inclusief het ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere, door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormd dan wel beoogd beeld.

1.58 straatprostitutie:

het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken.

1.59 vrijstaande woning:

een woning, waarvan de afstand van beide zijgevels van het hoofdgebouw tot de zijdelingse bouwperceelgrenzen ten minste een in de bouwregels bepaalde afstand bedraagt.

1.60 Wabo:

de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht welke op 1 oktober 2010 in werking is getreden.

1.61 woning:

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, hieronder niet begrepen kamergewijze bewoning.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:

tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is.

2.2 het bebouwingspercentage:

het percentage van een bouwperceel dat met gebouwen mag worden bebouwd. Voor zover op de kaart bouwgrenzen zijn aangegeven wordt het bebouwingspercentage berekend over het gebied binnen de bouwgrenzen.

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.5 de diepte van de bodemingreep:

de diepte van de bodemverstorende ingreep, gemeten ten opzichte van het peil ter plaatse (straat of terreinniveau).

2.6 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of) het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 de lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:

de buitenwerks tussen de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren gemeten grootste afstand.

2.9 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:

vanaf peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

2.10 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.11 de oppervlakte van een bodemingreep:

het gebied (zone) waarbinnen bodemingrepen plaatsvinden die een verstorende werking kunnen hebben op het archeologisch bodemarchief

2.12 ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, tot een maximum van 1,50 m.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Wonen

3.1 Bestemmingsomschrijving


De voor ‘Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een beroep aan huis, met dien verstande dat maximaal 40 % van de vloeroppervlakte van de begane grond van het hoofdgebouw en bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van het beroep aan huis, met een maximum van 45 m²;
  2. b. inwoning met dien verstande dat maximaal 60 m² van het grondvloeroppervlak van het hoofdgebouw en aangebouwde bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van de inwoning.

met de daarbij behorende:

  1. c. tuinen;
  2. d. parkeervoorzieningen;
  3. e. waterlopen en waterpartijen;
  4. f. duikers.

3.2 Bouwregels

3.3 Specifieke gebruiksregels

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 4 Leiding - Hoogspanningsverbinding

4.1 Bestemmingsomschrijving

4.2 Bouwregels

4.3 Afwijken van de bouwregels


Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, mits:

  1. a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  2. b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende hoogspanningsverbindingbeheerder.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 5 Antidubbeltelregeling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene Bouwregels

6.1 Algemene bepaling m.b.t. ondergronds bouwen

6.2 Bestaande afstanden en maten

6.3 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening


De regels van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. a. parkeren;
  2. b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  3. c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  4. d. het bouwen bij hoogspanningsverbindingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  5. e. de ruimte tussen bouwwerken.

Artikel 7 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van het aanpassen van opgenomen regels in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.

Artikel 8 Algemene Procedureregels

8.1 Nadere eisen


Bij het opnemen van nadere eisen als bedoeld in deze regels gelden de volgende procedureregels:

  1. a. het ontwerpbesluit met daarin opgenomen de nadere eisen ligt gedurende twee weken voor een ieder ter inzage;
  2. b. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging tevoren bekend in een of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;
  3. c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden om gedurende de termijn van terinzagelegging zienswijzen naar voren te brengen bij Burgemeester en wethouders tegen de nadere eisen als opgenomen in het ontwerpbesluit;
  4. d. indien tegen de nadere eisen in het ontwerpbesluit zienswijzen naar voren zijn gebracht, wordt het besluit met redenen omkleed;
  5. e. burgemeester en wethouders delen aan hen die hun zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
  3. c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

9.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Reststroken kernen, Lingewaard'.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van XX-XX-XXXX

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In de afgelopen jaren zijn verschillende stroken grond, zogenaamde reststroken, door de gemeente Lingewaard aan particulieren verkocht. Het betreffen reststroken welke onderdeel uitmaakte van de openbare ruimte en na verkoop door particulieren in gebruik zijn genomen bij hun woonperceel. Tevens zijn er een aantal stroken middels verjaring in eigendom overgegaan van de gemeente Lingewaard naar particulieren. In overhavig bestemmingsplan zijn enkel de meest recente verjaringen meegenomen.

Conform de vigerende bestemmingsplannen 'Kom Bemmel', 'Kom Angeren', 'Kom Gendt', 'Kom Haalderen', 'Kom Huissen' en 'Kern Doornenburg' hebben deze reststroken een groen- of verkeersbestemming en in sommige gevallen ook de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding'. Op basis van de enkelbestemmingen is het gebruik voor wonen en het oprichten van eventuele daarbij behorende bouwwerken niet toegestaan. Om de bestemmingswijziging mogelijk te maken kan gebruikt worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid zoals deze is opgenomen binnen de bestemmingen 'Groen-Waterberging' en 'Verkeer-Verblijfsgebied'. Hierin is bepaald dat de betreffende bestemming gewijzigd kan worden naar de bestemming 'Wonen', met dien verstande dat het toevoegen dan wel wijzigen van de aanduiding 'bouwvlak' niet is toegestaan. Op basis hiervan is het wel toegestaan om de aanduiding 'erf' toe te voegen zodat ter plaatse van deze aanduiding ook bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan op het achtererf.

Dit wijzigingsplan heeft betrekking op ongeveer 160 verschillende locaties verspreid over de verschillende kernen van de gemeente Lingewaard die voor wijziging in aanmerking komen. Deze locaties zullen dan ook onderdeel uit maken van het op te stellen wijzigingsplan. In dit wijzigingsplan wordt aangetoond dat de beoogde locaties geschikt zijn voor de nieuwe bestemming.

1.2 Ligging Van De Plangebieden

Het plangebied voor dit wijzigingsplan betreft de verschillende locaties die liggen binnen de plangebieden van de bestemmingsplannen voor de kommen van Bemmel, Huissen, Gendt, Haalderen en Angeren en bevinden zich in de gemeente Lingewaard. Het wijzigen van de bestemmingsplannen heeft betrekking op specifieke locaties (reststroken) binnen de kommen van genoemde kernen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1705.194-VG01_0001.jpg"

Uitsnede Google maps van de gemeente Lingewaard met de betreffende kernen rood omcirkeld

1.3 De Vigerende Bestemmingsplannen

De vigerende bestemmingsplannen, waarop dit wijzigingsplan betrekking heeft, zijn:

  • Kom Bemmel, vastgesteld door de raad d.d. 30 juni 2011;
  • Kom Huissen, vastgesteld door de raad d.d. 27 juni 2013;
  • Kom Gendt, vastgesteld door de raad d.d. 30 mei 2013;
  • Kom Haalderen, vastgesteld door de raad d.d. 16 februari 2012;
  • Kom Angeren, vastgesteld door de raad d.d. 16 februari 2012;
  • Kern Doornenburg, vastgesteld door de raad d.d. 29 september 2016.

In deze bestemmingsplannen is binnen de bestemming 'Groen - Waterberging' en Verkeer - Verblijfsgebied' de volgende (eenduidige) wijzigingsbevoegdheid opgenomen:


"Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen', met dien verstande dat er uitsluitend gewijzigd mag worden in 'Wonen' al dan niet met de nadere aanduiding 'erf'. Het toevoegen van een bouwvlak is niet toegestaan."

De wizjigingsbevoegdheid is opgenomen in de volgende artikelen:

Bestemmingsplan Groen - (Waterberging) Verkeer - Verblijf(sgbied)
Kom Bemmel 11.6.1 16.6.1
Kom Huissen 13.6.1 19.6.1
Kom Gendt 7.6.1 10.6.1
Kom Haalderen 8.7.1 13.6.1
Kom Angeren 7.6.1 12.6.1
Kern Doornenburg 6.4.1 10.4.1

afbeelding "i_NL.IMRO.1705.194-VG01_0002.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.1705.194-VG01_0003.jpg"


afbeelding "i_NL.IMRO.1705.194-VG01_0004.jpg"

1.4 Wijzigingsplan

Met dit wijzigingsplan worden de vigerende bestemmingsplannen aangepast. Voor de diverse locaties vindt een bestemmingswijziging plaats om de reeds bestaande situaties planologisch-juridisch te regelen. Zodat deze reststroken qua gebruiks- en bouwmogelijkheden daadwerkelijk betrokken kunnen worden bij het perceel. Voor deze locaties wordt een nieuwe verbeelding met regels vastgelegd. De dubbelbestemming die over een aantal percelen ligt, blijft behouden. De verbeelding en regels behorende bij deze toelichting zijn opgesteld volgens de opzet en inhoud zoals deze door de gemeente Lingewaard in haar bestemmingsplannen worden gehanteerd en sluiten aan bij de plansystematiek en regels van de woonbestemming van de vigerende bestemmingsplannen.

1.5 Leeswijzer

In de toelichting van het onderhavige wijzigingsplan worden het plangebied en de planherziening nader beschreven. Tevens worden de doelstellingen en regels nader toegelicht. In hoofdstuk 2 wordt kort ingegaan op de mogelijke beperkingen van het Rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid op de aanpassingen van deze planherziening. In hoofdstuk 3 worden de locaties benoemd waar dit wijzigingsplan betrekking op heeft. In hoofdstuk 4 komen de diverse sectorale aspecten aan bod. Hoofdstuk 5 betreft de juridische opzet. Hierin wordt een toelichting gegeven op de juridische regeling. Hoofdstuk 6 behandelt de haalbaarheid en daarmee de uitvoerbaarheid, zowel economisch/financieel als maatschappelijk, van het plan. Hoofdstuk 7 ten slotte geeft aan welke procedure doorlopen is en wat de resultaten daarvan zijn.

Hoofdstuk 2 Beleid

2.1 Inleiding

Gemeenten zijn niet geheel vrij in het voeren van hun eigen beleid. Rijk en provincies geven met het door hen gevoerde en vastgelegde beleid de kaders aan waarbinnen gemeenten kunnen opereren.

2.2 Rijks-, Provinciaal, Regionaal En Gemeentelijk Beleid

Het beleid van de diverse overheidsinstanties, zoals Rijk, provincie, regio en gemeente, is uitvoerig behandeld in de toelichtingen van de diverse vigerende bestemmingsplannen. Als gevolg van dit wijzigingsplan wijzigen de standpunten met betrekking tot deze beleidskaders niet. De uitgangspunten en doelstellingen voor de diverse kernen blijven ongewijzigd. Het wijzigingsplan heeft uitsluitend betrekking op reststroken bestaande uit gronden die verkocht zijn dan wel middels verjaring in eigendom zijn overgegaan aan particulieren. Met als doel om deze te kunnen betrekken bij het eigen woonperceel als onderdeel van de tuin. De gronden hebben per locatie een beperkt oppervlak en hebben als zodanig geen functie (meer) en toegevoegde waarde voor de openbare ruimte. Deze reststroken zijn onderdeel van het bestaand bebouwd gebied.


Het betreffen dan ook dermate marginale aanpassingen van de bestemmingsplannen dat deze van ondergeschikte aard zijn. Hiermee wordt geen afbreuk gedaan aan het oorspronkelijke beleidskader voor de betreffende kernen. Het Rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid zijn hiermee niet in het geding.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Inleiding

Binnen de gemeente Lingewaard en specifiek binnen de kernen Angeren, Bemmel, Gendt, Haalderen en Huissen zijn in het verleden diverse percelen/perceelsgedeelten snippergroen (zogenaamde reststroken) verkocht en toegevoegd aan aangrenzende woonpercelen. De betreffende gronden zijn als gevolg daarvan thans in gebruik voor woondoeleinden en moeten dienovereenkomstig onder de bestemming 'Wonen' gebracht worden. Daarbij gaat het uitsluitend om het gebruik als erf bij een bestaande woning. Het bouwen van nieuwe woningen of uitbreiden van bestaande woningen is op de betreffende gronden niet aan de orde.


In dit gewijzigde gebruik wordt voorzien door aan de verkochte en aan de aangrenzende woonpercelen toegevoegde gronden de bestemming 'Wonen' toe te kennen. Een bouwvlak wordt niet toegekend, wel de aanduiding 'erf' indien de gronden behoren tot het achtererf. Op basis van deze laatste aanduiding is op de betreffende gronden het oprichten van bijgebouwen wel toegestaan.

In de hiernavolgende paragraven worden de locaties van de reststroken per kern benoemd.

3.2 Wijzigingen Specifieke Locaties In Angeren

  1. 1. Beatrixstraat 1 en 4
  2. 2. Glazenmakershof 1
  3. 3. Prins Bernhardstraat 36
  4. 4. Emmastraat 25
  5. 5. Nije Hof 2, 4, 6 en 8

3.3 Wijzigingen Specifieke Locaties In Bemmel

  1. 1. Anna Vaecstraat 5 en 7
  2. 2. Bouwhof 2, 4 en 12
  3. 3. Brouwerslaan 1
  4. 4. Cuperstraat 44, 48, 56 58 en 60
  5. 5. Eest 44
  6. 6. Esdoornstraat 49
  7. 7. Groenewei 16
  8. 8. Oostervelden 68
  9. 9. Hoefslag 21
  10. 10. Leidijk 91
  11. 11. Oostervelden 41, 45, 47 en 115
  12. 12. Poeldrik 34, 64, 84 en 116
  13. 13. Saturnushof 20 en 22
  14. 14. Schaapskamp 14
  15. 15. Viermorgen 77
  16. 16. Wardstraat 40
  17. 17. 't Erf 28
  18. 18. Ds. Israëlstraat 23
  19. 19. Hoplaan 2
  20. 20. De Enk 20
  21. 21. Oeverkamp 22
  22. 22. Tuinlaan 66
  23. 23. Groenewei 11
  24. 24. Ploeglaan 2
  25. 25. Oostervelden 76
  26. 26. Poeldrik 50 en 52
  27. 27. Zeishof 17, 19, 23 en 27
  28. 28. Cuperstraat 48

3.4 Wijzigingen Specifieke Locaties In Doornenburg

  1. 1. Langeweerdstraat 13
  2. 2. Scherpe Hoek 40, 69, 86 en 88
  3. 3. Carpenakker 36

3.5 Wijzigingen Specifieke Locaties In Gendt

  1. 1. Julianaplein 6
  2. 2. Langakker 14, 16, 18, 20 en 72
  3. 3. De Kruigang 16
  4. 4. De Vang 1

3.6 Wijzigingen Specifieke Locaties In Haalderen

  1. 1. Pastoor Van der Weijstraat 2
  2. 2. Huchtstraat 32
  3. 3. Katwijk 20 en 22
  4. 4. Lange Morgenstraat 10
  5. 5. Biezenkampstraat 38

3.7 Wijzigingen Specifieke Locaties In Huissen

  1. 1. Huismanstraat 42
  2. 2. Scheprad 10, 11, 12, 13, 17
  3. 3. Appelbongerd 10, 11, 12 en 13
  4. 4. Boet 7
  5. 5. Bruinstraat 7
  6. 6. Rijnstraat 17, 19 en 21
  7. 7. Bylander 10 en 12
  8. 8. Dissel 15, 19 en 20
  9. 9. Garf 3
  10. 10. Grevenveld 31
  11. 11. Holthuizerdreef 47 en 49
  12. 12. Klaphek 8
  13. 13. Kuunskop 56
  14. 14. Landouwen 7
  15. 15. Scheprad 18
  16. 16. Van Wijkstraat 4a, 6, 8, 10 en 10a
  17. 17. Windzoom 3, 4, 5 en 6
  18. 18. Zweepslag 8
  19. 19. Rijnstraat 22
  20. 20. Molensteen 11 en 21
  21. 21. Schamel 8
  22. 22. Dullert 18
  23. 23. Mariaplein 2 en 3
  24. 24. Griend 14, 16, 18, 20, 22, 24, 26, 28, 30, 32
  25. 25. Heirweg 64
  26. 26. Wieken 5, 6, 7, 8, 9, 10 en 11
  27. 27. Koperslagerstraat 38, 40, 42 en 58
  28. 28. Silo 31
  29. 29. Wildzang 50

Hoofdstuk 4 Sectorale Aspecten

4.1 Inleiding

Milieubeleid wordt steeds meer ingebed in andere beleidsvelden. Verbreding van milieubeleid naar andere beleidsterreinen is dan ook een belangrijk uitgangspunt. Ook in de ruimtelijke planvorming is structureel aandacht voor milieudoelstellingen nodig. De milieudoelstellingen worden daartoe integraal en vanaf een zo vroeg mogelijk stadium in het planvormingsproces meegewogen. Een duurzame ontwikkeling van de gemeente is een belangrijk beleidsuitgangspunt dat zijn doorwerking heeft in meerdere beleidsterreinen.

4.2 Luchtkwaliteit, Externe Veiligheid, Archeologie, Flora/fauna

Met de wijziging van de vigerende bestemmingsplannen voor de kommen van Bemmel, Huissen, Angeren, Haalderen en Gendt zijn sectorale aspecten luchtkwaliteit, externe veiligheid, archeologie, flora/fauna niet in het geding. De planologische-juridische regeling wordt nader afgestemd op de feitelijke situatie. Derhalve zijn nadere onderzoeken op het gebied van deze sectorale aspecten thans niet noodzakelijk.

4.3 Bodem

In het kader van dit wijzigingsplan wordt kort ingegaan op het aspect bodem, aangezien de huidige bestemmingen van de reststroken zijnde 'Verkeer - Verblijfsgebied', 'Verkeer - Verblijf', 'Groen' en 'Groen - Waterberging' worden gewijzigd in de bestemming 'Wonen'. Bij een dergelijke bestemmingswijziging (naar 'Wonen') dient aangetoond te worden dat de bodem geschikt voor Wonen ten behoeve van het borgen van een goed woon- en leefklimaat.

De betreffende locaties van de reststroken zijn echter onverdacht, aangezien er in het verleden geen bodemverontreinigende activiteiten hebben plaatsgevonden. Tevens zijn de percelen van dusdanige kleine omvang dat derhalve gesteld kan worden dat het aspect bodem niet nader onderzocht hoeft te worden en dat het aspect geen belemmering vormt voor het planvoornemen.

4.4 Geluid

In het kader van dit wijzigingsplan wordt kort ingegaan op het aspect geluid. De betreffende locaties van de reststroken bevinden zich allen binnen de bebouwde kom, waarbij veelal 30 km/h wegen zijn gelegen. Deze wegen zijn niet zoneplichtig en daarnaast is het niet mogelijk om nieuwe geluidgevoelige objecten in de vorm van woningen op te richten op de gronden van de reststroken. Alleen een eventuele uitbreiding van de bestaande woning met een aan- of uitbouw ter plaatse van de aanduiding 'erf' is mogelijk.

Derhalve kan gesteld worden dat het aspect geluid niet nader onderzocht hoeft te worden en vormt het aspect geen belemmering voor het planvoornemen.

Hoofdstuk 5 Juridische Opzet

5.1 Inleiding

In een bestemmingsplan zijn de bouw- en gebruiksmogelijkheden voor een bepaald gebied opgenomen. Het onderhavige bestemmingsplan regelt de inrichting van het gebied door voor de gronden bestemmingen aan te wijzen. Het juridische deel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding (kaart) in samenhang met de regels. In deze paragraaf wordt het juridische deel van het bestemmingsplan nader toegelicht.

5.2 Uitgangspunten

5.2.1 Wettelijk kader

Het wettelijk kader wordt sinds 1 juli 2008 gevormd door de Wet ruimtelijke ordening (Wro). De wettelijke regeling voor bestemmingsplannen waaronder ook wijzigingsplannen is vervolgens verder ingevuld door het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008. Het bestemmingsplan gaat uit van de bijlage bij de voornoemde Regeling opgenomen Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). Aangezien bestemmingsplannen moeten voldoen aan de SVBP2012 zullen bestemmingsplannen voortaan kwalitatief gelijkwaardig zijn en uniform in aanpak, uitvoering, uitwisseling van gegevens en raadpleging daarvan.

Op basis van de Wet ruimtelijke ordening, bepaalt een drietal zaken de opzet en inrichting van de planregels, te weten:

  • de digitale raadpleegbaarheid;
  • de Standaard Vergelijkbare Bestemmings Plannen 2012 (SVBP 2012);
  • de Woningwet.


De structuur van het plan is zodanig dat de verbeelding de primaire informatie geeft over waar en hoe gebouwd mag worden. Bij het raadplegen van het bestemmingsplan dient dan ook eerst naar de verbeelding gekeken te worden. Vervolgens kan in de regels teruggelezen worden welk gebruik en welke bouwmogelijkheden zijn toegestaan.


De bestemmingsplannen zoals genoemd in de paragraaf 1.3 gelden als uitgangspunt. Specifiek die artikelen die als voorwaarden bij de betreffende wijzigingsbevoegdheden zijn gesteld. Deze zijn dan ook integraal overgenomen in dit wijzigingsplan.

5.2.2 Planonderdelen

Het wijzigingsplan 'Reststroken Lingewaard' bestaat uit een verbeelding, de regels en een toelichting. De verbeelding en de regels tezamen vormen het juridisch bindende deel van het plan. Verbeelding en regels dienen te allen tijde in onderlinge samenhang te worden opgenomen en toegepast.


Op de verbeelding krijgen alle gronden binnen het plangebied een bestemming. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. De juridische betekenis van deze bestemmingen en aanduidingen zijn terug te vinden in de regels. Een gedeelte van de informatie op de verbeelding heeft geen juridische betekenis, maar is slechts opgenomen om de leesbaarheid van en oriëntatie op de verbeelding te vergroten, zoals een kadastrale/GBKN ondergrond. Alle letters, aanduidingen en lijnen worden verklaard in de legenda op de verbeelding.

De regels bepalen de gebruiksmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied en geven tevens de bouw- en gebruiksmogelijkheden met betrekking tot bouwwerken aan. De regels van het bestemmingsplan zijn opgebouwd conform de door het SVBP2012 voorgeschreven systematiek en gebaseerd op de regels uit het vigerende aangrenzende bestemmingsplan. De regels omvatten inleidende regels, bestemmingsregels, algemene regels en ten slotte de overgangs- en slotregels.

5.3 Toelichting Op De Verbeelding


De analoge verbeelding is getekend op een digitale kadastrale ondergrond, schaal 1:1000. Op de analoge verbeelding wordt door nadere aanduidingen specifieke informatie weergegeven, zoals bouwvlak, gevellijn en specifieke bouwaanduidingen.

5.4 Toelichting Op De Planregels

Bij het opstellen van de regels is uitgegaan van de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP 2012).


De regels zijn verdeeld in 4 hoofdstukken, te weten:

  • 'Inleidende regels': Inleidende regels met daarin de begrippen en de wijze van meten;
  • 'Bestemmingsregels': Bestemmingsregels, met daarin de regels voor de op de verbeelding opgenomen bestemmingen;
  • 'Algemene regels': Algemene regels, waaronder zijn opgenomen de anti-dubbeltelregel, algemene bouwregels en algemene wijzigings- en procedureregels;
  • 'Overgangs- en slotregels': Overgangs- en slotregels, waarin het overgangsrecht en de slotregel zijn opgenomen.


Het belangrijkste doel van de planregels is om de bouw- en gebruiksregels van de bestemmingen aan te geven.

5.4.1 Inleidende regels

In de begripsbepalingen worden omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze zijn opgenomen om onduidelijkheid door interpretatieverschillen te voorkomen. Er zijn alleen begripsbepalingen opgenomen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn. Een gedeelte van de begrippen is omschreven in het SVBP en dient letterlijk daaruit te worden overgenomen.


Deze begrippen en de voorgeschreven omschrijvingen zijn overgenomen. Ook over de bepaling van afstanden, hoogtes en oppervlaktes kunnen interpretatieverschillen ontstaan. Om op een eenduidige manier afstanden, hoogtes en oppervlakten te bepalen, wordt in de 'wijze van meten' uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Ten aanzien van de wijze van meten op de verbeelding geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden. Ook voor de wijze van meten worden in de SVBP2012 regels gegeven, welke in het plan letterlijk zijn overgenomen.

5.4.2 Bestemmingsregels

Per bestemming, die op de verbeelding wordt gebruikt, worden gebruiks- en bouwregels opgenomen. De opbouw van de bestemmingen ziet er in beginsel als volgt uit:

  • Bestemmingsomschrijving;
  • Bouwregels;
  • Nadere eisen;
  • Afwijken van de bouwregels;
  • Specifieke gebruiksregels;
  • Afwijken van de gebruiksregels;
  • Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden;
  • Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk;
  • Wijzigingsbevoegdheid;


Niet alle onderdelen komen bij elke bestemming voor. Van de meest gebruikte onderdelen volgt hieronder een korte toelichting.

Bestemmingsomschrijving

In de bestemmingsomschrijving wordt een omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functie(s). De hoofdfunctie(s) worden als eerste genoemd. Indien van toepassing worden ook de aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies genoemd. De ondergeschiktheid kan worden aangegeven door de woorden 'met daaraan ondergeschikt'. De ondergeschikte functies staan ten dienste van de hoofdfunctie binnen de betreffende bestemming.


Bouwregels

In de bouwregels is bepaald welke bouwwerken mogen worden opgericht, waarbij in ieder geval een onderscheid wordt gemaakt tussen de regeling van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde en daar waar van toepassing ook tussen hoofdgebouwen en bijgebouwen. Voorts bevatten de bouwregels, voor zover van toepassing, minimale en maximale maatvoeringen voor de diverse bouwwerken zoals goothoogtes, bouwhoogtes, oppervlaktes en dakhellingen.


Afwijken van de bouwregels

Door het opnemen van afwijkingsbevoegdheden wordt flexibiliteit in bestemmingsregels gecreëerd door mogelijkheden te bieden om in beperkte mate af te wijken van de algemeen toegestane bouwregelingen. Deze bevoegdheden zijn niet bedoeld voor afwijkingen van de bouwregels, waarvan de verwachting is, dat ze veelal kunnen worden verleend. In dat geval zijn de bouwregels hierop aangepast. Voor elke afwijking is aangegeven waarvan een omgevingsvergunning voor het afwijken van de bouwregels wordt verleend, de maximale afwijking die met de omgevingsvergunning kan worden toegestaan en meestal de situaties of voorwaarden waaronder een omgevingsvergunning wordt verleend. Het gaat hier om afwijkingsbevoegdheden voor specifieke bestemmingen. Indien afwijkingsbevoegdheden gelden voor meerdere bestemmingen dan wel een algemene strekking hebben, zijn ze opgenomen in hoofdstuk 3 van de regels (zijnde algemene regels).


Specifieke gebruiksregels

Met de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening vervallen. In dit artikel was het verbod opgenomen om gronden te gebruiken op een manier die in strijd is met het bestemmingsplan. Derhalve moeten in de specifieke gebruiksregels bepaalde functies concreet worden genoemd als zijnde verboden gebruik. Ook het laten gebruiken moet specifiek worden genoemd.


Afwijken van de gebruiksregels

Door middel van een omgevingsvergunning voor het afwijken van de gebruiksregels kan van de gebruiksregels in het plan worden afgeweken ten behoeve van een concrete vorm van grondgebruik. Dit mag echter niet leiden tot een feitelijke wijziging van de bestemming. Dat wil zeggen dat wel kan worden afgeweken van de gebruiksregels ten behoeve van functies die inherent zijn aan de in de bestemmingsomschrijving opgenomen functies, maar dat via het afwijken geen 'nieuwe' functies kunnen worden toegestaan. Het afwijken van de gebruiksregels dient te zien op kleinere, planologisch minder ingrijpende onderwerpen. Functiewijzigingen en grotere, ruimtelijke ingrepen dienen te worden geregeld via een wijzigingsbevoegdheid of een afzonderlijke bestemmingsplanherziening.


Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen gebouwen zijnde, of werkzaamheden

Met een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden kunnen specifieke inrichtingsactiviteiten aan een werk of werkzaamheid worden verbonden. Onder deze inrichtingsactiviteiten valt niet het bouwen en het gebruiken. Een vergunningenstelsel wordt opgenomen om extra bescherming aan een specifieke waarde van de bestemming te bieden, zoals landschappelijke of natuurlijke waarden, ecologische waarden of de groen- en/of waterstructuur. Een vergunningenstelsel kan in specifieke en bijzondere situaties worden opgenomen in verband met bijvoorbeeld het verwijderen van waardevolle boombeplanting.

5.5 Bestemmingen


In de bestemmingsomschrijving wordt een omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functies. Als eerste wordt de hoofdfunctie aangegeven. Indien nodig worden vervolgens de andere aan de grond toegekende functies genoemd.


In de bouwregels wordt bepaald aan welke voorwaarden de bebouwing moet voldoen. Voor zover nodig wordt een onderscheid gemaakt in woningen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waardoor de toetsing van aanvragen voor een omgevingsvergunning voor het bouwen aanmerkelijk vereenvoudigd en inzichtelijker is.

5.5.1 Wonen

De gronden binnen de plangebieden krijgen middels de wijzigingsbevoegdheid de bestemming 'Wonen'. Binnen deze bestemming is wonen toegestaan. Het oprichten van nieuwe hoofdgebouwen is hierbinnen niet mogelijk. Ter plaatste van de aanduiding 'erf' zijn bijgebouwen toegestaan (opp. 60 m² bij een hoofdgebouw). Indien er geen aanduiding 'erf' op de locatie ligt, mogen hier enkel bouwwerken geen gebouw zijnde met een hoogte van maximaal 2,5 meter opgericht worden in combinatie met erfscfscheidingen met een maximale hoogte van 2 meter.

5.5.2 Leiding - Hoogspanningsverbinding

Binnen een aantal plangebieden is een bovengrondse hoogspanningslijn aanwezig. Ter bescherming hiervan is een dubbelbestemming opgenomen. Voor het bouwen en het uitvoeren van werken en werkzaamheden ten behoeve van de onderliggende bestemmingen zal een toetsing moeten plaatsvinden aan de belangen van deze leiding en zal advies moeten worden ingewonnen bij de leidingbeheerder

5.6 Algemene Regels

Anti-dubbeltelregel

Overeenkomstig het Besluit ruimtelijke ordening is de 'Antidubbeltelregeling' opgenomen. Deze regel wordt opgenomen om bijvoorbeeld te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel of een bepaalde oppervlakte van een bouwperceel mogen beslaan, het resterende onbebouwde terrein ook nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.


Algemene bouwregels

Voor het hele plangebied, dus alle reststroken, gelden een aantal 'Algemene bouwregels' conform het Bro.


Algemene wijzigingsregels

In de 'Algemene wijzigingsregels' wordt aangegeven in welke gevallen burgemeester en wethouders bevoegd zijn het wijzigingsplan te wijzigen. De voorwaarden, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht genomen moeten worden, zijn daarbij aangegeven.


Algemene procedureregels

In de 'Algemene procedureregels' wordt aangegeven welke procedures moeten worden doorlopen bij in de bestemmingsregels opgenomen afwijkingsregels en bij het stellen van nadere eisen. De procedure voor het wijzigen van een plan of het verlenen van een omgevingsvergunning is al bij wet geregeld.

5.7 Overgangs- En Slotregels

Overgangsrecht

In deze regels wordt het overgangsrecht, zoals voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening, overgenomen.


Slotregel

Als laatste wordt de slotregel opgenomen, ook zoals voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening. Deze regel schrijft voor hoe het plan kan worden aangehaald.

Hoofdstuk 6 Haalbaarheid

6.1 Inleiding

Naast het toetsen van een bestemmingsplan aan diverse milieu- en veiligheidsaspecten, dient het bestemmingsplan ook getoetst te worden aan de uitvoerbaarheid van het plan. Hierbij wordt gekeken naar de economische uitvoerbaarheid en de maatschappelijke uitvoerbaarheid.

6.2 Economische En Financiële Haalbaarheid

De in dit wijzigingsplan doorgevoerde aanpassingen hebben geen betrekking op nieuwe ontwikkelingen, maar betreffen het afstemmen van de bestemmingsregeling op de feitelijke situatie, waarbij gronden verkocht zijn aan particulieren, zodat deze onderdeel uitmaken van het woonperceel. De economische en financiële haalbaarheid is in deze gevallen niet aan de orde.

6.3 Maatschappelijke Haalbaarheid

Het onderhavige wijzigingsplan betreft een gedeeltelijke wijziging van de onderliggende bestemmingsplannen, waarbij de reststroken die verkocht zijn aan particulieren voorzien worden van een passende bestemming met een adequate planologisch-juridische regeling.


Aangezien deze planwijziging het belang van de eigenaren dient en geen consequenties voor de omgeving heeft, mag aangenomen worden dat tegen dit wijzigingsplan geen overwegende bezwaren bestaan. Het wijzigingsplan wordt conform de wettelijke voorgeschreven procedure gedurende zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze termijn kan een ieder reageren op het ontwerpplan en zijn of haar zienswijzen indienen.

6.4 Conclusie

Het wijzigingsplan zal gezien het bovenstaande naar verwachting niet leiden tot overwegende planologische bezwaren. De bestemmingswijzigingen betreffen, na een afweging van de verschillende belangen, een aanvaardbare invulling van het plangebied waarbij de uitgangspunten en doelstellingen van het oorspronkelijk plan onaangetast blijven.

Hoofdstuk 7 Procedure

7.1 De Te Volgen Procedure

Het wijzigingsplan doorloopt als (voor)ontwerp respectievelijk vastgesteld en onherroepelijk wijzigingsplan de volgende procedure, te weten:

  1. a. Voorbereiding:
      • Vooroverleg met instanties
      • Watertoets
  2. b. Ontwerp:
      • ter inzage legging (ontwerp wijzigingsplan)
  3. c. Vaststelling:
      • Vaststelling door de Raad
      • 2e ter inzage legging (vastgesteld wijzigingsplan)
  4. d. Beroep:
      • (Gedeeltelijk) onherroepelijk wijzigingsplan
      • Reactieve aanwijzing
      • Beroep bij Raad van State


In het kader van deze procedure kunnen gedurende de ter inzageligging van het ontwerp wijzigingsplan (fase b) zienswijzen worden ingediend. In publicaties met betrekking tot de diverse stappen die het plan moet doorlopen wordt daarvan steeds melding gemaakt. Uiteindelijk besluit de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, indien nodig, over het plan in zijn onherroepelijke vorm.

7.2 Het Vooroverleg Met Instanties

Tot de voorbereiding van dit wijzigingsplan behoort het overleg met de daarvoor in aanmerking komende instanties. Instanties die blijkens hun werkterrein, belangen vertegenwoordigen of bevoegdheden krachtens de Wro hebben, worden bij de totstandkoming van wijzigingsplannen betrokken in het kader van artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro).

7.3 Vaststelling

Het ontwerpwijzigingsplan heeft met ingang van 15 maart 2018 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn van ter inzage legging is één zienswijze binnengekomen. Deze zienswijze geeft geen aanleiding tot het wijzigen van (onderdelen) van het ontwerpwijzigingsplan. Het college heeft het wijzigingsplan dan ook ongewijzigd vastgesteld op 19 juni 2018

Bijlage 1 Lijst Van Bedrijven

Bijlage 1 Lijst van bedrijven