Buitengebied Lingewaard, Zandvoortsestraat 2 Gendt
Wijzigingsplan - gemeente Lingewaard
Vastgesteld op 29-04-2021 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het wijzigingsplan "Buitengebied Lingewaard, Zandvoortsestraat 2, Gendt" met identificatienummer NL.IMRO.1705.247-VG01 van de Gemeente Lingewaard;
1.2 wijzigingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1705.247-VG01 met de bijbehorende regels;
1.3 bestemmingsplan "Buitengebied Lingewaard":
Het bestemmingsplan "Buitengebied Lingewaard", zoals vastgesteld op 31 oktober 2013 door de gemeenteraad van de gemeente Lingewaard, met identificatienummer NL.IMRO.1705.60-VG01, inclusief de eerste herziening met identificatienummer NL.IMRO.1705.168-VG02, vastgesteld op 18 mei 2017 en de tweede herziening met identificatienummer NL.IMRO.1705.214-VG01, vastgesteld op 13 december 2018.
Artikel 2 Wijze Van Meten
De regels van artikel 2 "Wijze van meten" van het bestemmingsplan "Buitengebied Lingewaard" zijn van overeenkomstige toepassing op dit wijzigingsplan.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden - Oeverwallen
De regels van artikel 6 "Agrarisch met waarden - Oeverwallen" van het bestemmingsplan "Buitengebied Lingewaard" en de daarop volgende herzieningen zijn van overeenkomstige toepassing op dit wijzigingsplan.
Artikel 4 Wonen
De regels van artikel 23 "Wonen" van het bestemmingsplan "Buitengebied Lingewaard" zijn van overeenkomstige toepassing op dit wijzigingsplan, met dien verstande dat:
- a. aan 23.1.1 onder a een sub 5 wordt toegevoegd:
- 1. "in afwijking van het bepaalde onder a. geldt, indien geen woning aanwezig is, binnen het bouwvlak een vrijstaande woning is toegestaan;
- b. aan 23.2.2 een sub d wordt toegevoegd:
- 1. d. "in afwijking van het bepaalde onder c. geldt, indien geen woning aanwezig is, de naar de weg gekeerde bouwvlakgrens als voorgevelrooilijn".
- c. aan 23.2.3 een sub a wordt toegevoegd:
- 1. "met dien verstande dat in afwijking de op de verbeelding aangegeven goothoogte als maximum geldt".
- d. aan 23.2.3 een sub b wordt toegevoegd:
- 1. "met dien verstande dat in afwijking de op de verbeelding aangegeven bouwhoogte als maximum geldt".
- e. aan 23.2.3 een sub d wordt toegevoegd:
- 1. d. "Indien in het bestemmingsvlak de aanduiding 'bouwvlak' is opgenomen, dan is het hoofdgebouw uitsluitend ter plaatse van deze aanduiding 'bouwvlak' toegestaan;
- f. aan 23.2.4 lid b wordt toegevoegd:
- 1. "met dien verstande dat in afwijking daarvan voor het bestaande bijgebouw binnen de aanduiding 'bijgebouwen' een maximum van 150 m² geldt;
- g. aan 23.2.4 lid d en e wordt toegevoegd:
- 1. "met dien verstande dat in afwijking daarvan voor bijgebouwen behorende bij de nieuwe woning een maximale goothoogte van 3 meter en maximale bouwhoogte van 5 meter geldt, met uitzondering van het te behouden bijgebouw binnen de aanduiding 'bijgebouwen', hiervoor gelden de bestaande goot- en bouwhoogte als maximum";
- h. een nieuw lid 23.4.2 met als omschrijving 'Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing' wordt opgenomen, waarin het navolgende wordt bepaald:
- 1. "het gebruik van de nieuw te realiseren woning ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' is toegestaan onder de voorwaarde dat de landschappelijke inrichting zoals verwoord in bijlage 1 van deze regels, binnen twee jaar na het verlenen van de omgevingsvergunning voor de bouw van de nieuwe woning, is aangelegd en nadien in stand wordt gehouden;
- i. een nieuw lid 23.4.3 met als omschrijving 'Voorwaardelijke verplichting bouwen nieuwe woning' wordt opgenomen, waarin het navolgende wordt bepaald:
- 1. "een omgevingsvergunning voor het bouwen van een nieuwe woning binnen de aanduiding 'bouwvlak' kan uitsluitend worden verleend onder de voorwaarde dat de bestaande kassen en de overige bestaande voormalige bedrijfsbebouwing zoals op bijlage 2 bij de regels zijn aangeduid, geheel is gesloopt.";
- j. een nieuw lid 23.4.4 met als omschrijving 'Voorwaardelijke verplichting parkeren' wordt opgenomen, waarin het navolgende wordt bepaald:
- 1. "Alvorens de gronden en/of gebouwen in gebruik worden genomen voor woondoeleinden, zoals beschreven in artikel 23.1 moet worden voorzien in de voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein, waarbij moet worden voldaan aan de Nota Parkeernormen Lingewaard 2020. De parkeerplaatsen moet vervolgens in stand worden gehouden. Indien na vaststelling van dit wijzigingsplan een nieuwe parkeernota wordt vastgesteld, gelden de nieuwe parkeernormen"".
Artikel 5 Waarde - Archeologie 5
De regels van artikel 31 "Waarde - Archeologie 5" van het bestemmingsplan "Buitengebied Lingewaard" en de daarop volgende herzieningen zijn van overeenkomstige toepassing op dit wijzigingsplan.
De algemene regels (hoofdstuk 3) en Overgangsregels (hoofdstuk 4) van het bestemmingsplan "Buitengebied Lingewaard" en de daarop volgende herzieningen zijn van overeenkomstige toepassing op dit wijzigingsplan.
Artikel 6 Overgangsrecht
6.1 Overgangsrecht bouwwerken
6.2 Overgangsrecht gebruik
Artikel 7 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het wijzigingsplan Buitengebied Lingewaard, Zandvoortsestraat 2 Gendt'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Inleiding
Op het perceel Zandvoortsestraat 2, Gendt is een tuinbouwbedrijf gevestigd. De eigenaren van het perceel (verder: initiatiefnemers) zijn voornemens het tuinbouwbedrijf te staken. Zij wensen gebruik te maken van de wijzigingsbevoegdheid in het geldende bestemmingsplan, om na bedrijfsbeëindiging om te schakelen naar wonen. Het kassencomplex en de aanwezige bedrijfsbebouwing wordt gesloopt en ter compensatie wordt op het perceel een extra woning toegestaan. Een klein deel van de bedrijfsbebouwing blijft behouden als bijgebouw bij de bestaande woning.
Het plan is niet mogelijk binnen het geldende bestemmingsplan, maar voldoet wel aan de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid. Dit wijzigingsplan geeft hier invulling aan en geeft de kaders aan waarbinnen de ontwikkeling mogelijk is.
1.2 Ligging En Globale Begrenzing
Het plangebied is gelegen aan de Zandvoortsestraat 2 en ligt ten noordwesten van het dorp Gendt in de gemeente Lingewaard. Gendt is een dorp in de gemeente Lingewaard en telt circa 7215 inwoners. Het dorp is gelegen tegen de Waaldijk, ten noorden van de Waal, en grenst aan de uiterwaarden van de Waal.
![]() |
Afbeelding 1: Luchtfoto van de omgeving van het plangebied (bron: google maps) |
Het plangebied ligt in het buitengebied ten noordwesten van het dorp Gendt. In de directe omgeving van plangebied bevinden zich twee tuinbouwbedrijven, enkele burgerwoningen en een begraafplaats.
De nieuw te realiseren woning wordt met een eigen inrit ontsloten op de Zandvoortsestraat. Het perceel is op dit moment nog in gebruik ten behoeve van het tuinbouwbedrijf.
Kadastraal staat het plangebied bekend als de gemeente Gendt, sectie E, nummer 146. Het plangebied heeft een oppervlakte van 2.02.25 hectare. Op afbeelding 2 is de ligging en de globale begrenzing van het plangebied weergegeven.
![]() |
Afbeelding 2: Luchtfoto van het plangebied (bron: ruimtelijke plannen) |
1.3 Geldend Bestemmingsplan
Voor het plangebied is het bestemmingsplan "Buitengebied Lingewaard" (vastgesteld 31 oktober 2013) het geldende bestemmingsplan. Het gehele perceel heeft de bestemming "Agrarisch met waarden - Oeverwallen" en is volledig voorzien van een bouwvlak met de aanduiding "glastuinbouw". Daarnaast is de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie 5" van toepassing.
Naast het bestemmingsplan "Buitengebied Lingewaard" zijn ook twee herzieningen van het bestemmingsplan "Buitengebied Lingewaard" op dit perceel van toepassing. Het bestemmingsplan "Buitengebied Lingewaard eerste herziening" is vastgesteld op 18 mei 2017. Het bestemmingsplan "Buitengebied Lingewaard, 2e herziening" is vastgesteld op 13 december 2018.
Binnen de geldende bestemming is voor B&W een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om na bedrijfsbeëindiging om te schakelen naar wonen (artikel 6.7.5). Indien het kassencomplex en de bedrijfsbebouwing worden gesloopt mag een extra (vrijstaande) woning worden gerealiseerd.
![]() | ![]() |
Afbeelding 3: Uitsnede verbeelding van het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Lingewaard' |
1.4 Leeswijzer
Deze toelichting is als volgt opgebouwd. Na dit inleidende hoofdstuk, wordt in hoofdstuk 2 de bestaande en de toekomstige situatie in het plangebied beschreven. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op het voor dit wijzigingsplan van toepassing zijnde rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. In hoofdstuk 4 komen de relevante milieu- en omgevingsaspecten aan de orde. Daarmee wordt inzichtelijk gemaakt of de ontwikkeling in ruimtelijk en milieu hygiënisch opzicht aanvaardbaar en haalbaar is en voldoet aan het vereiste van een goede ruimtelijke ordening. In hoofdstuk 5 is de juridische planopzet beschreven. Ten slotte is in hoofdstuk 6 de bij de totstandkoming van dit wijzigingsplan gevolgde procedure beschreven.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Huidige Situatie
Ruimtelijke structuur
Het plangebied is gelegen in het buitengebied van de gemeente Lingewaard op korte afstand van het stadje Gendt. Het landschap in Lingewaard kan getypeerd worden als een rivierenlandschap waarin verschillende woonkernen hun plek hebben gevonden. Naast de kernen zijn er een aantal andere bebouwingsvormen in het gebied te vinden zoals bedrijventerreinen en kassen. Dat het grondgebied van de gemeente getypeerd wordt als een rivierenlandschap is onder meer aan de begrenzing van het gebied te zien: Waal, Neder-Rijn en Pannerdensch Kanaal vormen een belangrijk onderdeel van de gemeentegrens. Verder wordt de gemeente globaal begrensd door de stadsweg (N325/A325), een belangrijke verbindingsweg tussen de steden Arnhem en Nijmegen.
Het landschap in Lingewaard is gevormd door de rivieren, die steeds de beste weg zochten om hun water te verplaatsen en daardoor telkens de vorm van het bebouwde land veranderden. Het steeds terugkerende water heeft ervoor gezorgd dat het landschap rond de rivieren op een bepaalde manier is ingericht. De hoge gedeelten, de oeverwallen, werden als eerste benut voor bebouwing en intensief grondgebruik. Het gebied tussen de oeverwallen en de rivieren werd gevormd door de uiterwaarden. Naast de oeverwallen en de uiterwaarden kon een derde belangrijk landschapstype worden onderscheiden: de komgronden. Deze lager gelegen gronden werden ontgonnen na het bedijken van het landschap. De dijk die in de 13e eeuw voor het eerst is aangelegd maakte de strijd tegen het water minder hevig; een nieuw tijdperk brak aan.
Tegenwoordig zijn de landschapstypen oeverwal, kom en uiterwaard nog steeds goed te herkennen door de verschillende manieren waarop ze worden gebruikt. De uiterwaarden kennen een extensief gebruik en staan vooral in het teken van natuurontwikkelingen met hier en daar extensieve landbouw. Daarnaast vangen de uiterwaarden bij piekmomenten van de rivier het water op. De komgronden kennen nog steeds hun open karakter en worden voornamelijk gebruikt voor landbouw.
![]() |
Afbeelding 4: Ontwikkeling van de rivieren (bron: LOP Lingewaard) |
Het stadje Gendt ligt vijf kilometer ten noordwesten van Nijmegen aan de rivier de Waal. Gendt verkreeg in het jaar 1233 stadsrechten van de Graaf van Gelre. In deze tijd was Gendt bekend door Kasteel Gendt en Kasteel Poelwijk. Kasteel Gendt is in de zestiende eeuw gesloopt en van Kasteel Poelwijk is alleen nog een toren aanwezig. Onderstaand kaartfragment toont een beeld van de situatie begin 20e eeuw. Het huidige stratenpatroon is hier herkenbaar aanwezig, alsook een woning die ongeveer op de plek stond van de bestaande bedrijfswoning. Ten aanzien van de verkeersstructuur kan gesteld worden dat de oude linten nog steeds herkenbaar zijn als doorgaande routes.
![]() |
Afbeelding 5: Topografie rond 1925 (bron: Topotijdreis) |
Gendt was in oktober 1944 nog één van de bruggenhoofden op de linker Rijnoever die in handen waren van de bezetter. Op 13 oktober werd de bevolking naar de Liemers geëvacueerd. Pas in april 1945 kon Gendt worden bevrijd (bron Wikipedia).
Functionele structuur omgeving
Binnen het plangebied is momenteel een tuinbouwbedrijf gevestigd. Het bedrijf bestaat uit een kassencomplex, bedrijfsgebouw en agrarische gronden. Daarnaast is er een bedrijfswoning aanwezig. Het kassencomplex heeft een omvang van circa 6.930 m² en de bedrijfsbebouwing een omvang van 450 m². Aan de noordzijde van het perceel is een waterbassin aanwezig voor de opvang van het regenwater van het kassencomplex. Na beëindiging van het tuinbouwbedrijf wordt zowel het kassencomplex als een groot deel van de bedrijfsbebouwing gesloopt. Het waterbassin wordt verwijderd en gedempt voor zover gelegen onder het maaiveld.
Op de volgende pagina zijn enkele afbeeldingen weergegeven van de huidige situatie.
![]() |
Afbeelding 6: Huidige situatie (bron: ruimtelijkeplannen) |
![]() | ![]() |
![]() | ![]() |
Afbeelding 7: Foto's huidige situatie |
2.2 Toekomstige Situatie
De initiatiefnemers zijn voornemens het tuinbouwbedrijf te beëindigen, het kassencomplex te slopen en een groot deel van het bedrijfsgebouw te slopen. Ter compensatie van de sloop van het kassencomplex (circa 6.930 m²) en de sloop van een groot deel (?) van de bedrijfsbebouwing (300 m² van de 450 m²) wordt een bouwkavel voor één vrijstaande woning mogelijk gemaakt. Een deel van de bedrijfsbebouwing (150 m²) wordt gebruikt als bijgebouw bij de bestaande woning. Het bouwkavel wordt na afronding van de procedure te koop aangeboden.
De sloop van de bedrijfsbebouwing zorgt voor een ruimtelijke verbetering en een verbetering van de doorzichten. Het perceel wordt na de sloop van alle bedrijfsbebouwing zorgvuldig landschappelijk ingepast. Stichting Landschapsbeheer Gelderland heeft een inrichtingsplan opgesteld voor de landschappelijke versterking van het perceel (zie onderstaande afbeelding). Rondom het bouwkavel wordt een haag aangeplant van Haagbeuk, Meidoorn, Liguster of Veldesdoorn (1). In de hoek van het bouwkavel worden de bestaande knotbomen in stand gehouden. De beplanting rondom de bestaande woning blijft behouden.
Het gedeelte van het (agrarische) perceel waar nu het kassencomplex is gesitueerd wordt landschappelijk ingericht. De landschappelijke inrichting bestaat uit een laanbomen structuur (9) en aan de randen van het perceel een rij knotbomen (4 en 5). Ook komen er enkele walnotenbomen te staan als solitaire bomen (3). In de hoeken van het aan te planten perceel wordt een vogelbosje / geriefbosje (6 en 7) aangelegd.
Een vogelbosje of bijenbosje kom je vaak tegen op het erf. De soorten die in het bosje aangeplant worden, zijn vooral bes-dragende struiken als Meidoorn, Gelderse roos en Lijsterbes om vogels aan te trekken of struiken met gevarieerde bloeitijden die aantrekkelijk zijn voor bijen. Een vogelbosje wordt gebruikt als broedplaats en schuilplaats door zowel vogels als kleine zoogdieren. Daardoor voegt een vogelbosje veel toe aan de ecologische diversiteit op en rondom het erf. Het noordelijk deel van het perceel zal als grasland de agrarische functie behouden (in onderstaande afbeelding aangegeven als weidegrond).
![]() | ![]() |
Afbeelding 8: Landschappelijke inpassing (bron: inrichtingsplan Stichting Landschapsbeheer Gelderland) |
Vrijstaande woning
De vrijstaande woning krijgt een zelfstandige ontsluiting op de Zandvoortsestraat. De woning wordt gerealiseerd in de (verspringende) rooilijn van de naastgelegen woningen. Voor de bouwmogelijkheden van de nieuw te realiseren woning is aangesloten bij de bestemming "Wonen" van het geldende bestemmingsplan. De inhoud van de woning zal maximaal 850 m³ bedragen. De goothoogte maximaal 4,5 meter en de bouwhoogte maximaal 9 meter. Het bijgebouw wordt maximaal 75 m² groot, waarbij de goothoogte maximaal 3,5 meter mag zijn en de bouwhoogte maximaal 7 meter.
Uitvoerbaarheid
Er zijn geen onvoorziene hoge kosten te verwachten. Ook is er geen sprake van onzekere financiële bijdragen van anderen. De financieel-economische haalbaarheid is hiermee in voldoende mate aangetoond.
Uitgangspunt voor de beoogde ontwikkeling is dat deze voor de gemeente budgetneutraal wordt ontwikkeld, de gemeente hoeft voor de realisatie van dit plan geen investering te doen. Op grond van artikel 6.12 lid 1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) is B&W verplicht om, als sprake is van een bouwplan, de gemeentelijke kosten te verhalen.
In dit geval is er sprake van een bouwplan, omdat er een nieuwe woning wordt gerealiseerd. Met de initiatiefnemer is daarom een anterieure overeenkomst afgesloten, waarin het kostenverhaal in voldoende mate gewaarborgd is. Tevens zal een planschadeverhaalsovereenkomst worden afgesloten. Deze kosten komen, indien aan de orde, eveneens geheel voor rekening van de initiatiefnemer.
Op basis van het bovenstaande wordt geconcludeerd dat het plan economisch uitvoerbaar is.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte staan de plannen van de Rijksoverheid voor ruimte en mobiliteit. Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Om dit te bereiken, laat het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan de decentrale overheden (provincie en gemeenten) en komt de gebruiker centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van Rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
Beoordeling en conclusie
Dit wijzigingsplan maakt, gezien de aard en omvang van de ontwikkeling, geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk waarbij nationale belangen gemoeid zijn. De ontwikkelingen conflicteren niet met het nationaal ruimtelijke ordeningsbeleid, zoals vastgelegd in de SVIR.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geeft richtlijnen voor de inhoud van bestemmingsplannen, voor zover het gaat om ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang. De normering uit het Barro werkt zoveel mogelijk direct door op het niveau van de lokale besluitvorming. Bij besluitvorming over bestemmingsplannen maar ook wijzigingsplannen moeten de regels van het Barro worden gerespecteerd.
Beoordeling en conclusie
Er is uitsluitend sprake van een lokale ontwikkeling, waarbij er geen nationale belangen in het geding zijn. Het Barro heeft geen doorwerking naar dit wijzigingsplan.
Ladder voor duurzame verstedelijking
Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen, is per 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening. De ladder ziet op een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. De ladder is een verplicht motiveringsinstrument, dat moet worden toegepast bij elk ruimtelijk besluit dat een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' mogelijk maakt. Wat onder een nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt verstaan, is in artikel 1.1.1 Bro bepaald: "De ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen." Uit de jurisprudentie komt naar voren dat het een nieuwe stedelijke ontwikkeling van enige omvang moet zijn (ECLI:NL:RVS:2016:1503).
In een bestemmingsplan of wijzigingsplan moet worden aangegeven, dat de voorgenomen nieuwe stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte. Ook moet een motivering worden opgenomen dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd, wanneer een nieuwe stedelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied mogelijk wordt gemaakt: "De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien".
Beoordeling en conclusie
Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (zie onder meer ECLI:NL:RVS:2016:1503) blijkt, dat het toevoegen van één woning niet gezien wordt als een stedelijke ontwikkeling. Om deze reden is de ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing op dit wijzigingsplan.
3.2 Provinciaal En Regionaal Beleid
Omgevingsvisie gaaf Gelderland
Op 19 december 2018 is de Omgevingsvisie gaaf Gelderland vastgesteld en op 1 maart 2019 in werking getreden. De provincie wil Gelderland in de toekomst 'gaaf' houden, en vindt dat we daar nu wat voor moeten doen. De provincie staat voor stevige uitdagingen. De wereld verandert ingrijpend en snel. Er zijn grote, grensoverschrijdende ontwikkelingen die ook Gelderland raken. Het energievraagstuk, klimaatverandering, uitputting van grondstoffen, kwetsbare biodiversiteit, verdere verstedelijking in combinatie met krimp, toenemende mobiliteit op de weg en in de lucht, digitalisering en internationalisering. Een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland staat daarbij centraal. Dat is het streven. Met behulp van zeven ambities geeft de provincie hier richting aan:
- 1. Energietransitie: van fossiel naar duurzaam
- 2. Klimaatadaptatie: omgaan met veranderend weer
- 3. Circulaire economie: sluiten van kringlopen
- 4. Biodiversiteit: werken met de natuur
- 5. Bereikbaarheid: duurzaam verbonden
- 6. Vestigingsklimaat: Een krachtige, duurzame topregio!
- 7. Woon- en leefomgeving: dynamisch, divers, duurzaam
Een visie met werking: vier Gelderse DOE principes
De provincie wil ontwikkelingen stimuleren, ruimte maken voor nieuwe technologieën en werkgelegenheid, kansen pakken op het terrein van duurzaamheid, economische kracht en verbondenheid. Niet zomaar en overal, maar met oog voor de veiligheid en de kwaliteiten die Gelderland uniek maken. Doe-principes in het kort:
- Doen: We kijken breed met focus en zoeken actief ruimte
- Laten: We stimuleren niets buiten onze visie
- Zelf: We nemen zelf verantwoordelijkheid en geven het goede voorbeeld
- Samen: We doen het samen en met oog voor innovatie
Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik
De Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik is gebaseerd op de Rijksladder voor duurzame verstedelijking. De Rijksladder is al van kracht. Ook als de provincie deze Rijksladder niet in haar verordening opneemt, zijn partijen gebonden aan de Rijksladder. De ladder is beoogd als instrument om niet te denken in termen van 'waar mag iets wel of niet' maar in termen van 'denk goed na, volg de juiste stappen' om te komen tot nieuwe ontwikkelingen binnen en buiten stedelijk gebied en bij het stellen van prioriteiten bij overcapaciteit. Goede afwegingen bij keuzes voor nieuwbouw en prioritering bij overcapaciteit in landelijk en stedelijk gebied zijn belangrijk. De provincie wil en durft te variëren in het maken van de goede keuzes. Soms is een toevoeging aan het landelijk gebied een plus die gewenst is. Dit kan zijn op het gebied van kleinschalig wonen, werken, vrijetijdseconomie etc. Het uitgangspunt is wel dat grote ontwikkelingen in of dichtbij stedelijke gebieden plaatsvinden.
Wonen in Dynamisch Gelderland
De kwantitatieve regionale opgave voor wonen wordt door Gedeputeerde Staten vastgesteld. Deze opgave werken partijen in de regio in het kader van de Regionale Woonagenda verder uit. De bestaande gebouwde voorraad staat daarbij centraal. Afspraken worden gemaakt over aanpassing van bestaande woningen, sloop met vervangende nieuwbouw, verdunning, het benutten van kansen van functieverandering en tenslotte de nieuwbouw. Duurzaamheid en kwaliteit gaan hand in hand. Kwaliteit moet meer inhouden dan kwalitatieve aspecten (betaalbaarheid, aandeel huur en aandeel ouderenwoningen). Het gaat ook om gebruikskwaliteit, bouwkundige kwaliteit, energetische kwaliteit en kwaliteit van de woonomgeving. De kwaliteitsaspecten worden geagendeerd via de Regionale Woonagenda's, waarbij alle relevante partijen in een regio betrokken worden. Daarbij kan het gaan over betaalbaarheid, het aandeel huur en het aandeel ouderenwoningen en andere kwalitatieve aspecten, afhankelijk van de situatie in de betreffende regio.
Omgevingsverordening Gelderland
De provincie beschikt over verschillende instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. De omgevingsverordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch gewaarborgd is. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.
De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, mobiliteit en bodem. Voor de planontwikkeling is het thema Wonen van belang.
In artikel 2.2.1.1 (Wonen) is bepaald dat in een bestemmingsplan of wijzigingsplan nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen slechts worden toegestaan wanneer dit past in het Kwalitatief Woonprogramma voor de betreffende regio en het Regionaal Programma Wonen. Het gaat om alle nieuwe woningen die in een bestemmingsplan of wijzigingsplan worden opgenomen.
Andere thema's binnen de Omgevingsverordening zijn plussenbeleid, glastuinbouw en intrekgebied. Plussenbeleid heeft betrekking op de intensieve veehouderij en is dus niet van toepassing op het voorliggende initiatief. De regels voor de realisatie van glastuinbouw hebben geen betrekking op het initiatief, omdat het een beëindiging van een glastuinbouw bedrijf betreft, buiten het concentratiegebied. Voor de bescherming van het grondwater is een intrekgebied opgenomen in de verordening. Het initiatief heeft geen negatieve gevolgen voor de kwaliteit van het grondwater.
Beoordeling en conclusie
Eén van de doelstellingen uit de Omgevingsvisie betreft het borgen van de kwaliteit en veiligheid van de leefomgeving. Daarbij is het van belang om te ontwikkelen met kwaliteit en recht te doen aan de kwaliteiten van het gebied. Onderhavig plan betreft een kleinschalige ontwikkeling met de toevoeging van één woning. De ontwikkeling past daarmee binnen de kaders van de Omgevingsvisie Gelderland.
Woonagenda Arnhem e.o. 2017-2027
In samenwerking met de provincie Gelderland en de subregionale gemeenten (Renkum, Rheden, Lingewaard, Rozendaal, Overbetuwe en Arnhem) is er een nieuwe woonagenda opgesteld. In deze woonagenda geven de samenwerkende gemeenten in de subregio Arnhem aan waar zij de komende jaren op willen inzetten. De uitgangspunten van deze woonagenda zijn:
- 1. Betaalbaar en beschikbaar;
- 2. Op en top duurzaam;
- 3. Verschil maken.
Met deze subregionale woonagenda wordt de regionale afstemming van woningbouwplannen en een aantal bijbehorende ambities vastgelegd. Dit om samen te werken aan voldoende beschikbare, passende en kwalitatief goede (duurzame en levensloop geschikte) woningen nu en straks, in leefbare wijken en dorpen, ongeacht leeftijd, huishoudenssamenstelling en inkomen.
De ambities in deze woonagenda zijn gebaseerd op een analyse van de belangrijkste gezamenlijke woonopgaven in de subregio Arnhem. Deze analyse vormt de basis voor de keuzes die gemaakt worden; wat legitimeert het handelen (het waarom), welke thema's en ambities staan centraal (het hoe) en wat wordt er gedaan om deze ambities te realiseren (het wát).
Beoordeling en conclusie
Het realiseren van één vrijstaande woning aan de Zandvoortsestraat 2 in Gendt, ter compensatie van de beëindiging van het tuinbouwbedrijf, sluit aan bij het regionale uitgangspunt 'dat het voor iedereen mogelijk moet zijn om op eigen wijze te wonen binnen de subregio'. Verder zal de nieuwe woning voldoen aan de duurzaamheidseisen, dit sluit aan bij de doelstellingen voor een energieneutrale gebouwde omgeving. Dit wordt gedaan door het gebruik van zonnepanelen, duurzame materialen en gasloos bouwen.
3.3 Gemeentelijk Beleid
Structuurvisie Gemeente Lingewaard
De gemeente Lingewaard heeft op 31 mei 2012 de Structuurvisie Gemeente Lingewaard vastgesteld. Deze structuurvisie bevat het ruimtelijk beleid van de gemeente op hoofdlijnen met een doorkijk naar 2022. De structuurvisie is niet juridisch bindend, maar biedt het ruimtelijk kader bij het opstellen van bestemmingsplannen en wijzigingsplannen, waarin de beleidsuitgangspunten worden vastgelegd.
In de structuurvisie Lingewaard 2012-2022 zijn de ingrediënten opgenomen hoe Lingewaard zich op ruimtelijk vlak in de toekomst wil ontwikkelen. Uitgangspunt is het landschap met haar historische kwaliteiten waarin gewoond, gewerkt en gerecreëerd wordt. Dit is aangevuld met de ambities die de gemeente heeft. Die ambities worden niet alleen bepaald door de gemeente maar vooral door inwoners en de volksvertegenwoordiging. In een interactief proces met inwoners, bedrijven, organisaties, en andere belanghebbenden hebben de deelnemers veel ingebracht.
Naast de bouwopgaven gebonden aan de contouren, wordt er heel beperkt gebouwd in het landelijk gebied. Dit laatste komt voort uit de functieverandering van glastuinbouw en andere agrarische bedrijven naar landelijke woonvormen. De gemeente heeft een regeling om de sloop van voormalige agrarische bebouwing in het buitengebied te stimuleren: de functieveranderingsregeling. Doel is de landschappelijke kwaliteit van het buitengebied te verbeteren. De regeling is er op gericht om agrarische ondernemers te compenseren voor het beëindigen van de agrarische activiteit op hun bedrijfsperceel en het afbreken van de aanwezige bedrijfsbebouwing. Op basis van de regeling kunnen (stoppende) agrarische bedrijven compensatie krijgen in de vorm van woningbouwmogelijkheden. Hiermee probeert de gemeente leegstand en verrommeling van oude bebouwing te voorkomen.
Beoordeling en conclusie
Het realiseren van één vrijstaande woning aan de Zandvoortsestraat 2 in Gendt, ter compensatie van de beëindiging van het tuinbouwbedrijf, past binnen de kaders van de structuurvisie van de gemeente.
Landschapsontwikkelingsplan
Op 19 oktober 2005 heeft de gemeente Lingewaard het Landschapsontwikkelingsplan Lingewaard vastgesteld, waarin het beleid ten aanzien van de bijdrage aan de ruimtelijke kwaliteit bij nieuwe ontwikkelingen is opgenomen.
In het LOP wordt het landschapsbeleid voor het buitengebied van de gemeente voor de komende jaren vastgelegd en worden in het plan concrete en uitvoerbare projecten benoemd. Het LOP biedt ook de basis om in te spelen op het proces van maatschappelijke veranderingen, zoals de ontwikkelingen in de landbouw, veranderingen in het omgaan met het milieu en het gewijzigde beleid en de regelgeving door de provinciale- en rijksoverheid.
Het opstellen van het landschapsontwikkelingsplan heeft tot doel:
- komen tot een éénduidige formulering van het gemeentelijk natuur- en landschapsbeleid;
- krijgen van inzicht in de mogelijke keuzes voor de landschapsontwikkeling in het buitengebied van de gemeente;
- uitwerken van de gemaakte strategische keuzes uit de StructuurvisiePlus;
- bieden van een basis voor het bestemmingsplan Buitengebied;
- toetsingsinstrument voor ruimtelijke plannen en ontwikkelingen;
- bieden van een kader voor het genereren van geld en leidraad voor de uitvoering.
Onderliggende doelstellingen zijn:
- vergroting van de landschappelijke kwaliteit van het gemeentelijke buitengebied;
- behoud en ontwikkeling van identiteit, sfeer en verscheidenheid van het landschap;
- een op aanwezige functies afgestemde inrichting van het landschap.
Beoordeling en conclusie
Het realiseren van één vrijstaande woning aan de Zandvoortsestraat 2 in Gendt, ter compensatie van de beëindiging van het tuinbouwbedrijf en de daarmee samenhangende landschappelijke inpassing, dragen bij aan de doelstellingen die zijn beschreven in het landschapsontwikkelingsplan van de gemeente, omdat de landschappelijke kwaliteit wordt vergroot.
Bestemmingsplan Buitengebied Lingewaard / beleid functieverandering
De gemeente Lingewaard heeft het beleid functieverandering vertaald in het geldende bestemmingsplan "Buitengebied Lingewaard" inclusief de daaropvolgende "1ste en 2de herzieningen" van dit bestemmingsplan. De mogelijkheden zijn opgenomen in wijzigingsbevoegdheden. In artikel 6.7.5 zijn de mogelijkheden beschreven om na bedrijfsbeëindiging van glastuinbouw om te schakelen naar wonen. Waarbij één of meerdere woningen zijn toegestaan. De wijzigingsbevoegdheid luidt als volgt:
![]() |
Beoordeling en conclusie
De initiatiefnemers zijn voornemens het tuinbouwbedrijf te beëindigen. Ter compensatie voor de sloop van het kassencomplex (circa 6.930 m²) en de sloop van ? van de bedrijfsbebouwing (circa 300m² van de 450 m²) wordt een bouwkavel voor één vrijstaande woning mogelijk gemaakt. Het initiatief voldoet aan de, van toepassing zijnde, voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid.
Gids Ruimtelijke Kwaliteit, 2018
De gemeente Lingewaard besloot in 2018 de `Gids voor Ruimtelijke Kwaliteit` vast te stellen. Deze gids is opgesteld vanuit de overtuiging dat de gemeente, ondernemers en inwoners het belang van een aantrekkelijke gebouwde omgeving gezamenlijk willen behartigen. Een goed verzorgde omgeving verhoogt immers de kwaliteit van de dagelijkse leefomgeving en de waarde van het onroerend goed.
Met de Gids voor Ruimtelijke Kwaliteit wil de gemeente bestaande bijzondere ruimtelijke kwaliteiten kunnen waarborgen en anderzijds burgers meer ruimte bieden bij het realiseren van hun bouwplannen. Dit vraagt om een welstandsbeleid op maat. Enerzijds wordt rechtszekerheid en voorspelbaarheid geboden, maar anderzijds is er ruimte voor dialoog en afwijking van de spelregels, indien blijkt dat er betere alternatieven zijn. De Gids voor Ruimtelijke Kwaliteit vormt een toetsingskader voor de kleinere plannen, maar is een stimulerend kader voor de grotere ruimtelijke opgaven. Dit vraagt ook om integratie met landschaps en monumentenbeleid, waarmee de bestaande welstandsnota is getransformeerd naar een integrale 'Gids voor Ruimtelijke Kwaliteit'. Daarbij is het uitgangspunt dat welstandstoezicht maatwerk is. De lat hoeft niet overal even hoog te liggen. Sommige gebieden kunnen meer ruimtelijke dynamiek verdragen dan andere, meer kwetsbare en bijzondere gebieden. Met het vaststellen van deze Gids voor Ruimtelijke Kwaliteit legt de gemeenteraad vast in welk gebied in welke mate getoetst moet worden. De Gids voor Ruimtelijke Kwaliteit kent compacte afwegings en toetsingskaders, waarbij een logisch verband is gelegd tussen waarden, kernkwaliteiten, ambities en ontwerprichtlijnen.
Beeldkwaliteitsparagraaf
De samenhang tussen de nieuw te bouwen woning en de overige woningen aan de Zandvoortsestraat wordt bereikt door het toepassen van en aansluiting te zoeken bij dezelfde karakteristieken op gebied van oriëntatie, massa en schaal. De (uitsluitend vrijstaande) woningen in de directe omgeving zijn allemaal straatgericht en hebben een langgevel of een kopgevel aan de straatzijde. De woningen bestaan veelal uit 1 of 1,5 bouwlaag met een kap.
Om het individuele karakter van de nieuw te bouwen woning te accentueren dient deze ook straatgericht zijn. Een gesloten gevel aan de straatzijde is uitgesloten gelet op het aanzicht vanaf de straat. Zowel een langgevel als een kopgevel is mogelijk. De woning zal in massa afgestemd worden op de bebouwing in de omgeving. Gezien de karakteristieken van de omgeving heeft een zadelkap daarbij de voorkeur. De woning krijgt verder bij voorkeur een eenduidige hoofdvorm, wat betekent dat aan- en uitbouwen in het beginsel tot een minimum worden beperkt. De eventuele dakkapellen, aan- of uitbouwen blijven ondergeschikt aan de hoofdvorm. Bijgebouwen blijven ondergeschikt aan het hoofdgebouw, en staan achter de voorgevelrooilijn van de woning. Eventueel wordt het bijgebouw geïntegreerd in de hoofdmassa, maar het blijft ondergeschikt aan de woning.
Bij gebruik van zonnepanelen dient bij voorkeur op het dak van de woning en eventueel het bijgebouw te worden gesitueerd. Als dit wordt meegenomen in het ontwerp van de woning, kan worden gekozen voor geïntegreerde panelen in het dakvlak. Op de afbeeldingen hieronder illustreren de mogelijkheden.
![]() |
Afbeelding 9: Mogelijkheden voor geïntegreerde zonnepanelen |
Kleur, materialisering en detaillering. De woningen in de omgeving zijn uitgevoerd met traditionele materialen als baksteen, hout, gebakken dakpannen etc. De nieuw te bouwen woning dient hierbij aan te sluiten, met de voorkeur voor deze traditionele materialen. Overigens betekent dit niet per definitie een "kopie" van bestaande bebouwing of historiserende architectuur; in de vormentaal is het uiteraard toegestaan om ook hedendaagse vormgeving en detaillering te gebruiken. Dit zou zelfs een bijdrage leveren aan het zichtbaar maken van de organische groei van woningbouw in de straat, zolang het maar een ondergeschikte detaillering is in de verder overwegend traditionele en historische structuur.
De volgende referentiebeelden geven een beeld betreft de mogelijkheden voor een passende woning met een eigen identiteit. Deze voldoen aan de gewenste kenmerken van de omgeving, maar laten zien dat de woning past bij de moderne tijd.
![]() |
Afbeelding 10: Referentiebeelden moderne woningen in het buitengebied (Bron: Oostzee Stedenbouw) |
Beoordeling en conclusie
Bij de realisatie van een nieuwe woning op het perceel Zandvoortsestraat 2 in Gendt zullen de van toepassing zijnde welstandscriteria in acht worden genomen. Hiermee kan worden gesteld dat de voorgenomen ontwikkeling past binnen de uitgangspunten zoals zijn opgenomen in de Gids Ruimtelijke Kwaliteit van de gemeente Lingewaard.
Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten
4.1 Milieueffectrapportage
Met dit wijzigingsplan wordt één woning mogelijk gemaakt. Dit kan leiden tot een m.e.r.(beoordelings)-plicht. Of een m.e.r.-procedure of m.e.r-beoordeling noodzakelijk is, hangt af van het feit of de ontwikkeling (activiteit) is opgenomen in lijst C en D van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). Per 7 juli 2017 is een wijziging van het Besluit m.e.r. in werking getreden. Wanneer de voorgenomen ontwikkeling (activiteit) is opgenomen in lijst C en D van het Besluit m.e.r. moet getoetst worden of er sprake is van nadelige milieugevolgen en moet wanneer hier sprake van is een vormvrij m.e.r.-beoordelingsbesluit genomen worden.
Beoordeling en conclusie
De voorgenomen activiteit komt niet voor als activiteit in Bijlage C en D van het Besluit m.e.r., omdat er gelet op de aard en omvang van de ontwikkeling, geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Er worden geen m.e.r.(beoordelings-)plichtige activiteiten mogelijk gemaakt. Er is daarom geen m.e.r.(beoordelings-)procedure noodzakelijk en er hoeft geen vormvrij m.e.r.-beoordelingsbesluit genomen te worden.
4.2 Geluid
Op basis van de Wet geluidhinder (artikel 77 Wgh) moet bij een wijzigingsplan een akoestisch onderzoek worden uitgevoerd als het plan mogelijkheden biedt voor:
- de toevoeging van een nieuwe woning of andere geluidsgevoelige functie binnen de zone van een weg;
- de aanleg van een nieuwe weg;
- de reconstructie van een bestaande weg.
Het initiatief voorziet in de bouw van één vrijstaande woning. De woning is geluidsgevoelig volgens de Wgh. De nieuwe woning is gepland binnen de zone van de Zandvoortsestraat. De bestaande woning is reeds een geluidsgevoelig object en hoeft niet opnieuw beoordeeld te worden bij de omzetting naar een woonbestemming.
De ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting (voorkeursgrenswaarde) afkomstig van wegverkeer bedraagt voor nieuwe woningen 48 dB. Onder bepaalde voorwaarden, als maatregelen onvoldoende doeltreffend zijn en het voldoen aan de grenswaarden onoverkomelijke bezwaren ontmoet van landschappelijke, stedenbouwkundige of financiële aard, mag de geluidbelasting hoger zijn dan de voorkeursgrenswaarde. Hiervoor dient met een ontheffing een hogere waarde te worden vastgesteld.
Beoordeling en conclusie
Dit bestemmingsplan maakt de bouw van een vrijstaande woning, dus een geluidgevoelig object, mogelijk. De woning ligt binnen de geluidzone van de Zandvoortsestraat, Hemelstraat, Kruisstraat en Smidstraat. Er is een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uitgevoerd, waarin de eerder genoemde wegen zijn onderzocht. De volledige rapportage is opgenomen in bijlage 1.
Uit het onderzoek blijkt dat voor de geplande woning op alle gevels aan de voorkeursgrenswaarde (48 dB) voor alle wegen wordt voldaan. Voor de woning is er geen akoestische belemmering. De gevelbelasting is door de Zandvoortsestraat het hoogst, maar ook daar voldoet het bouwplan aan de voorkeursgrenswaarde, aangezien het bouwplan op meer dan 12 meter van de Zandvoortsestraat is gelegen.
De Wgh vormt geen belemmering voor het plan.
4.3 Luchtkwaliteit
De hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen zijn opgenomen in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5, titel 5.2 Wm). Hierin zijn grenswaarden opgenomen voor luchtvervuilende stoffen. Voor ruimtelijke projecten zijn fijn stof (PM10 en PM2,5) en stikstofdioxide (NO2) de belangrijkste stoffen.
Een project is toelaatbaar als aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
- het project leidt per saldo niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
- het project draagt alleen niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging;
- het project is opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een regionaal programma van maatregelen.
Om te bepalen of een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtkwaliteit, is een algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate' (Besluit NIBM) en een ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) vastgesteld waarin de uitvoeringsregels zijn vastgelegd. Een project kan in twee situaties NIBM bijdragen aan de luchtkwaliteit:
- het project behoort tot de lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) die is opgenomen in de Regeling NIBM;
- het project heeft een toename van minder dan 3% van de jaargemiddelde concentratie NO2 en PM10 (1,2ìg/m3).
Beoordeling en conclusie
De ontwikkeling betreft de beëindiging van een tuinbouwbedrijf en realisatie van één nieuwe woning. Daarmee is op voorhand zeker, dat het initiatief niet in betekende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Er worden immers minder bebouwings- en gebruiksmogelijkheden geboden ten opzichte van het huidige bestemmingsplan. Het plan leidt niet tot een toename van het aantal verkeersbewegingen en levert ook geen relevante wijziging in de verkeersafwikkeling op. Een luchtkwaliteitsonderzoek is niet noodzakelijk. Het aspect luchtkwaliteit vormt dan ook geen belemmering voor de ontwikkeling.
4.4 Bedrijven En Milieuzonering
Onder milieuzonering wordt verstaan het waar nodig zorgen voor een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds bedrijven of overige milieubelastende functies en anderzijds milieugevoelige functies, zoals woningen. Bij de planontwikkeling dient rekening te worden gehouden met milieuzonering om de kwaliteit van het woon- en leefmilieu te handhaven en te bevorderen en daarnaast bedrijven voldoende zekerheid te bieden, zodat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitvoeren.
Richtafstanden
Bij de milieuzonering wordt gebruik gemaakt van de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) opgestelde publicatie 'Bedrijven en milieuzonering'. In de publicatie is een lijst opgenomen met bedrijfstypen. Voor de bedrijfstypen zijn indicatieve (richt)afstanden bepaald voor de milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De richtafstanden vormen een indicatie van de aanvaardbaarheid in de situatie dat gevoelige functies in de nabijheid van milieubelastende functies worden gesitueerd. Als bekend is welke activiteiten concreet worden beoogd of aanwezig zijn, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van de richtafstanden).
Omgevingstype
De richtafstanden zijn afgestemd op de omgevingskwaliteit, zoals die wordt nagestreefd in een rustige woonwijk of een vergelijkbaar omgevingstype (zoals een rustig buitengebied, een stiltegebied of een natuurgebied). Een rustige woonwijk is een woonwijk, die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies (zoals bedrijven en kantoren) voor. Binnen gemengde gebieden heeft men te maken met milieubelastende en milieugevoelige functies, die op korte afstand van elkaar zijn gesitueerd. Direct naast woningen komen andere functies voor, zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Voorbeelden van gebieden met functiemenging zijn horecaconcentratiegebieden, stadscentra, winkelcentra en winkelgebieden van dorpskernen, woon-werkgebieden met kleinschalige ambachtelijke bedrijvigheid, gebieden langs stadstoegangswegen met meerdere functies en lintbebouwing in het buitengebied met veel agrarische en andere bedrijvigheid.
In de omgeving van het plangebied liggen enkele bedrijven waarvoor op basis van de VNG brochure richtafstanden voor gelden:
![]() |
Beoordeling en conclusie
Dit wijzigingsplan voorziet in de beëindiging van een tuinbouwbedrijf en de realisatie van één nieuwe woning. Er wordt geen functie gerealiseerd met een bepaalde milieucategorie, waardoor nadelige effecten van het plan op omliggende gevoelige functies zijn uitgesloten. Met het toevoegen van een woning wordt een nieuwe milieugevoelige functie mogelijk gemaakt. In de directe omgeving van het plangebied zijn twee glastuinbouwbedrijven aanwezig. Deze bedrijven liggen echter op voldoende afstand van de nieuwe woning (meer dan 30 meter). Er wordt daarmee voldaan aan de richtafstand van de VNG. Andere functies in de omgeving met bijvoorbeeld milieucategorie 1 of 2, zoals de begraafplaats bevinden zich op voldoende afstand van het plangebied en hebben daarmee geen nadelige gevolgen voor de nieuwe woning. Er is dan ook sprake van een goed woon- en leefklimaat. Het aspect 'bedrijven en milieuzonering' zorgt niet voor belemmeringen voor het initiatief.
4.5 Geurhinder
Voor veehouderijen is de regelgeving ten aanzien van het specifieke aspect geur vastgelegd in de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv). Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moet worden gekeken naar de aanvaardbaarheid van deze plannen in verband met omliggende geurbronnen, de zogenaamde omgekeerde werking. De dichtstbijzijnde veehouderij ligt op een afstand van circa 200 meter van het plangebied. Dit is een paardenhouderij, gevestigd op Smidstraat 24 in Gendt. Deze vormt geen belemmering voor het plan.
Beoordeling en conclusie
In de omgeving van het plangebied zijn geen agrarische bedrijven (of andere bedrijven met een geuruitstraling) gevestigd. Het aspect 'geur' zorgt daarom ook niet voor belemmeringen in dit plan.
4.6 Bodem
In het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6 lid 1 onder d) is bepaald, dat voor de uitvoerbaarheid van een plan rekening moet worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen moet worden bepaald of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en of nader onderzoek en eventueel saneringen noodzakelijk zijn. Voor de gevallen waarin de bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, bepaalt de Wet bodembescherming dat de grond zodanig moet worden gesaneerd, dat zij kan worden gebruikt voor de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen moeten bij voorkeur op schone grond worden gerealiseerd.
Beoordeling
Dit bestemmingsplan maakt de bouw van een vrijstaande woning op een voormalig tuinbouwbedrijf mogelijk en de omvorming van een bedrijfswoning naar een burgerwoning. Daarmee worden er nieuwe gevoelige objecten mogelijk gemaakt, waarin permanent personen verblijven. Een onderzoek naar de bodemkwaliteit is noodzakelijk. Daarom is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd voor zowel de bestaande als de nieuwe woning. De onderzoek rapportages zijn opgenomen als bijlagen 2 en 3. Uit de verkennende bodemonderzoeken blijkt het volgende:
Resultaten grond
De boven- en ondergrond bevat een aantal zware metalen in licht verhoogde mate. De licht tot matig verhoogde gehalten zijn mogelijk te relateren aan de bijmengingen met puin en kolengruis. In de toplaag zijn geen bestrijdingsmiddelen in verhoogde mate aangetroffen. De aangetoonde bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de geplande planologische procedure, de geplande herinrichting van de locatie en de geplande aanvraag van een omgevingsvergunning (activiteit bouwen).
Resultaten asbest
In de bovengrond en in het puin is analytisch geen asbest aangetoond. De resultaten vormen geen belemmering voor de geplande planologische procedure, de geplande herinrichting van de locatie en de geplande aanvraag van een omgevingsvergunning (activiteit bouwen).
Resultaten grondwater
Het grondwater bevat een licht verhoogde concentratie aan barium. Aangezien met betrekking tot de verhoogde concentratie geen antropogene bron bekend is, is barium vermoedelijk van nature in een verhoogde concentratie in het grondwater aanwezig. De gemeten concentratie overschrijdt de streefwaarde in geringe mate en vormt geen belemmering voor de geplande planologische procedure, de geplande herinrichting van de locatie en de geplande aanvraag van een omgevingsvergunning (activiteit bouwen).
Conclusie
De opzet van het uitgevoerde onderzoeken heeft geleid tot een goed beeld van de bodemkwaliteit ter plaatse van de onderzoekslocatie. Uit de resultaten van de verkennende bodemonderzoeken kan worden geconcludeerd dat er milieuhygiënisch gezien geen belemmeringen zijn voor de geplande planologische procedure, de geplande herinrichting van de locatie en de geplande aanvraag van een omgevingsvergunning (activiteit bouwen).
De gestelde hypothese dat de locatie als "onverdacht" beschouwd kan worden ten aanzien van chemische parameters is niet juist gebleken op basis van de aangetoonde licht verhoogde gehalten aan zware metalen in grond en de licht verhoogde concentratie aan barium in het grondwater. De gevolgde onderzoeksstrategie geeft echter een representatief beeld van de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse van de onderzoekslocatie. Bovendien vormen de gemeten gehalten (grond) en concentraties (grondwater) geen belemmering voor het toekomstige gebruik van de onderzoekslocatie.
De gestelde hypothese dat de locatie ten aanzien van bestrijdingsmiddelen als 'verdacht' kan worden aangemerkt is niet juist gebleken. Analytisch zijn in de toplaag van de bodem geen bestrijdingsmiddelen aangetoond.
De gestelde hypothese dat de locatie ten aanzien van de parameter asbest in bodem als 'verdacht' kan worden aangemerkt is niet juist gebleken. Analytisch is in de bovengrond en in de puinverharding geen asbest aangetoond.
Het aspect 'bodem' vormt geen belemmering voor de realisatie van een vrijstaande woning in het plangebied en ook niet voor de omvorming van de bedrijfswoning naar een burgerwoning.
4.7 Externe Veiligheid
Inleiding
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege handelingen met gevaarlijke stoffen. De handelingen kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de productie, als op het transport van gevaarlijke stoffen. Uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) vloeit de verplichting voort om in ruimtelijke plannen in te gaan op de veiligheidsrisico's in het plangebied ten gevolge van handelingen met gevaarlijke stoffen. Deze externe veiligheidsrisico's dienen te worden beoordeeld voor twee risiconormen, te weten het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Voor beide risiconormen geldt dat hoe groter de afstand tussen planontwikkeling en risicobron, des te kleiner zal de impact van het plan zijn op de hoogte van het risico.
Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico heeft tot doel om hetzelfde minimale beschermingsniveau te bieden voor iedere burger in Nederland. Het plaatsgebonden risico beschrijft de kans per jaar dat een onbeschermd individu komt te overlijden door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico wordt uitgedrukt in risicocontouren rondom de risicobron (bedrijf, weg, spoorlijn etc.), waarbij de 10-6 contour (kans van 1 op 1 miljoen op overlijden) de maatgevende grenswaarde is.
Groepsrisico
Het groepsrisico is een afwegingsinstrument dat tot doel heeft een bewuste afweging te stimuleren over het risico op een ongeval met een groot aantal slachtoffers. Het groepsrisico beschrijft de kans dat een groep van 10 of meer personen gelijktijdig komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico geeft een indicatie van de maatschappelijke ontwrichting in geval van een ramp. Het groepsrisico wordt uitgedrukt in een grafiek, waarin de kans op overlijden van een bepaalde groep (bijvoorbeeld 10, 100 of 1000 personen) wordt afgezet tegen de kans daarop. Voor het groepsrisico geldt de oriëntatiewaarde als ijkpunt in de verantwoording (géén norm).
Voor elke verandering van het groepsrisico (af- of toename) in het invloedsgebied moet verantwoording worden afgelegd, over de wijze waarop de toelaatbaarheid van deze verandering in de besluitvorming is betrokken.
Samen met de hoogte van groepsrisico moeten andere kwalitatieve aspecten worden meegewogen in de beoordeling van het groepsrisico. Onder deze aspecten vallen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. Onderdeel van deze verantwoording is overleg met (advies vragen aan) de regionale brandweer.
Planbeoordeling
Het plan voorziet in de realisatie van een nieuwe woning ter plaatse van gronden die nu in gebruik zijn t.b.v. glastuinbouwcomplex. Dit kassencomplex zal worden gesloopt als ook een groot deel van de bedrijfsbebouwing. Op basis van de risicokaart van de provincie Gelderland is een inventarisatie gemaakt van de risicobronnen in en rondom het plangebied, die een extern veiligheidsrisico kunnen veroorzaken. In afbeelding 11 is een uitsnede opgenomen van de provinciale risicokaart.
![]() |
Afbeelding 11: Uitsnede provinciale risicokaart (geraadpleegd op 5 augustus 2020) met het plangebied in de zwarte cirkel. |
De informatie van de provinciale risicokaart levert de volgende inzichten op. Het plangebied ligt op ca. 2.200 meter ten zuiden van de toekomstige snelweg A15 en op ca. 2.370 meter ten zuiden van de Betuweroute. Over beide transportroutes worden of gaan gevaarlijke stoffen vervoerd worden. Voor de snelweg A15 is op 8 maart 2017 het Tracébesluit is gepubliceerd. Het invloedsgebied van beide risicobronnen ligt over het plangebied.
Plaatsgebonden risico
De ontwikkeling vindt plaats buiten de plaatsgebonden risicocontour 10-6 van de Betuweroute en toekomstige A15.
Groepsrisico
Het plan is gelegen in het invloedsgebied van de Betuweroute en toekomstige A15. Daarmee hebben wijzigingen in het invloedsgebied mogelijk invloed op de hoogte van het groepsrisico van beide risicobronnen. Het aantal personen in het invloedsgebied neemt maximaal met slechts 2,4 personen toe. Gelet hierop heeft deze ontwikkeling geen gevolgen voor de hoogte van het van groepsrisico. Voor beide risicobronnen kan worden volstaan met een beperkte verantwoording groepsrisico, omdat het plan op meer dan 200 meter van beide risicobronnen is gelegen.
Verantwoording groepsrisico
Het plan is gelegen in het invloedsgebied groepsrisico van een externe veiligheidsrisicobron. Conform vigerende wetgeving moet de gemeente hierdoor het groepsrisico verantwoorden. Meer specifiek gaat om de wettelijke verplichting op grond van Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) artikel 7 en 9 vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Betuweroute en toekomstige snelweg A15. De gemeente heeft bij het invullen van de verantwoordingsplicht een grote mate van beoordelingsvrijheid. Ten aanzien van de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid heeft de Veiligheidsregio adviesrecht. Hierop heeft de Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland Midden (VGGM) op 26 augustus 2020 (bijlage 10) het volgende geadviseerd: 'Het plangebied ligt binnen de effectafstanden van het relevante incidentscenario toxische wolk. Het plan leidt mogelijk tot een kleine toename van het aantal aanwezigen. Het ligt in de verwachting dat de aanwezige personen zichzelf in veiligheid kunnen brengen, mits geïnformeerd en tijdig gewaarschuwd. Gezien de beoogde ontwikkeling zie ik in het kader van de verantwoording groepsrisico's geen aanleiding om te adviseren over rampenbestrijding en zelfredzaamheid'. Onderstaand een beschouwing van deze aspecten.
Bestrijdbaarheid
Bij een calamiteit zal de brandweer zich inzetten om de effecten ten gevolge van het incident te beperken. Deze inzet zal voornamelijk plaatsvinden dicht bij de bron. De mate van bestrijdbaarheid wordt vooral bepaald door de veiligheidsvoorzieningen en het aantal aanwezigen dicht bij de risicobron. De mogelijkheden voor bestrijdbaarheid worden daarom niet verder in beschouwing genomen.
Zelfredzaamheid
Bij een calamiteit is het belangrijk dat de aanwezigen in het plangebied worden geïnformeerd hoe te handelen bij een incident. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde waarschuwings- en alarmeringspalen (WAS palen) en NL-Alert. Bij een scenario waarin toxische stoffen vrijkomen is het advies om te schuilen in een gebouw, waarvan ramen, deuren en ventilatie gesloten kunnen worden. De mogelijkheden voor zelfredzaamheid zijn voldoende.
Conclusie
Het plan ligt buiten de plaatsgebonden risicocontour 10-6 van de transportroute met een externe veiligheidsrisico. De plaatsgebonden risicocontour van de diverse risicobron vormt geen belemmering voor de realisatie van het plan.
Ten aanzien van het groepsrisico ligt het plangebied in het invloedsgebied van de Betuweroute en de toekomstige snelweg A15. Op basis van de verantwoording groepsrisico (zie hierboven) kan worden geconcludeerd dat het ruimtelijke initiatief niet tot een toename van het groepsrisico leidt en geen significant effect heeft de mogelijkheden voor rampenbestrijding en zelfredzaamheid. Daarmee is het aspect externe veiligheid geen belemmering voor de realisatie van het plan. De VGGM zag eveneens geen aanleiding aanvullende te adviseren.
4.8 Explosieven
Tijdens de Tweede Wereldoorlog hebben binnen de gemeente Lingewaard diverse gevechtshandelingen plaatsgevonden waardoor hoeveelheden Conventionele Explosieven in de bodem kunnen zijn achtergebleven. Door de geplande werkzaamheden kunnen deze mogelijk ter plaatse explosieven een reëel gevaar opleveren voor betrokken medewerkers en de (directe) omgeving. Bij ontwikkelingen die gepaard gaan met bodemingrepen moet dus worden nagegaan of explosieven aanwezig zijn. Voor het plangebied is een projectleiderssamenvatting opgesteld. Deze is als bijlage 9 bij de toelichting opgenomen. Wanneer de voorgenomen werkzaamheden beperkt zullen blijven tot de naoorlogse geroerde bodemlaag zijn vanuit OCE-oogpunt in principe geen aanvullende maatregelen vereist.
4.9 Kabels En Leidingen
Het verrichten van werkzaamheden in de nabijheid van hoogspanningsmasten en -kabels en dergelijke, kan gevaar met zich meebrengen. Om dit gevaar zoveel mogelijk te beperken moet de leidingbeheerder aangeven onder welke voorwaarden de werkzaamheden veilig plaats kunnen vinden.
Beoordeling en conclusie
In en nabij het plangebied zijn geen planologisch relevante kabels en leidingen aanwezig. Dit aspect levert dan ook geen belemmeringen op voor de realisatie van het plan.
4.10 Waterparagraaf
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6 lid 1 onder b) moet inzicht worden gegeven in de gevolgen voor de waterhuishouding die samenhangen met de ruimtelijke ontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt. Daarbij zijn de hierna beschreven beleidsstukken van belang.
Nationaal waterplan
In december 2015 stelde het kabinet het Nationaal Waterplan vast. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2016-2021 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water, en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiertoe worden genomen. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.
Provinciaal Waterplan
In het Waterplan Gelderland is het waterbeleid beschreven aan de hand van een aantal thema's, zoals landbouw, wateroverlast, watertekort, natte natuur, grondwaterbescherming en hoogwaterbescherming. Voor deze thema's is beschreven welke doelstellingen voor 2027 en 2015 er liggen. Daarbij is beschreven hoe de provincie voor de planperiode de uitvoering van acties ziet om die doelstellingen te bereiken. Bij sommige thema's gelden aanvullende waterdoelstellingen voor specifieke waterhuishoudkundige functies.
Waterbeheerplan 2016-2021 (Waterschap Rivierenland)
Dit plan, vastgesteld op 27 november 2015, gaat over het waterbeheer in het hele rivierengebied en het omvat alle watertaken van het waterschap: waterkwantiteit, waterkwaliteit, waterkering en waterketen. In het Waterbeheerplan staat wat Waterschap Rivierenland de komende periode gaat doen om inwoners van het rivierengebied veiligheid en voldoende schoon en mooi water in sloten en plassen te kunnen blijven bieden.
Keur Waterschap Rivierenland 2014
Voor waterhuishoudkundige ingrepen is de 'Keur Waterschap Rivierenland 2014' van toepassing. De Keur is een waterschapsverordening die gebods- en verbodsbepalingen bevat met betrekking tot ingrepen, die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. Zo is het onder andere verboden om handelingen te verrichten waardoor het onderhoud, aanvoer, afvoer en/of berging van water kan worden belemmerd, zonder een ontheffing van het Waterschap. De wateren en waterkeringen, waarop de keur van toepassing is, zijn vastgelegd in de legger wateren.
Realisatie van nieuwe bebouwing en/of verhard oppervlak moet hydrologisch neutraal worden uitgevoerd. Bij het toevoegen van bebouwing of verharding geldt een compensatieplicht. Er geldt een eenmalige vrijstelling van de compensatieplicht wanneer minder verharding dan 500 m² in stedelijk gebied of minder dan 1.500 m² in landelijk gebied wordt toegevoegd.
Beoordeling en conclusie
Dit plan voorziet in de beëindiging van een tuinbouwbedrijf en de realisatie van één vrijstaande woning. Per saldo zorgt de ontwikkeling voor een forse afname van het verhard oppervlak. Binnen en in de directe omgeving van het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Er worden daarnaast geen ingrepen in de bodem gedaan die het grondwatersysteem kunnen veranderen. De bedrijfswoning is aangesloten op het gemeentelijk rioolstelsel. De nieuwe woning wordt hier ook op aangesloten. Afvalwater wordt via het gemeentelijk rioolstelsel getransporteerd. Negatieve effecten op oppervlaktewater of op de veiligheid van een waterkering zijn uitgesloten. Bij de uitwerking van het initiatief voor de bouw van de een woning, moeten schoon hemelwater en vuilwater gescheiden worden afgevoerd. De ingevulde watertoets is als bijlage 8 bij de toelichting opgenomen.
4.11 Natuur
De bescherming van de natuur is sinds 1 januari 2017 vastgelegd in de Wet Natuurbescherming (Wnb). Deze heeft de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet vervangen. De Wnb geeft het wettelijke kader voor de bescherming van natuurgebieden en voor soortenbescherming. Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan moet worden onderzocht of de Wnb de uitvoering van het plan niet in de weg staat in verband met de bescherming van gebieden en dier- en plantsoorten. De provincies zijn het bevoegd gezag voor zowel de gebieds- als de soortenbescherming.
Gebiedsbescherming
In de Wnb is de bescherming opgenomen van Natura 2000-gebieden en het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan of wijzigingsplan moet worden onderzocht of dit plan, afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten, significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied. Natura 2000-gebieden hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden en verstoring kunnen veroorzaken, moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats. Een ruimtelijk plan dat significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan alleen worden vastgesteld als uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Als deze zekerheid er niet is, kan het plan worden vastgesteld als wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:
- alternatieve oplossingen zijn niet voorhanden;
- het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard; en
- de noodzakelijke compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen: Ecologische Hoofdstructuur (EHS)) is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. Voor deze gebieden geldt een planologisch beschermingsregime. Het NNN is op provinciaal niveau uitgewerkt in het Gelders Natuurnetwerk (GNN) met de bijbehorende Groene Ontwikkelingszones (GO). Activiteiten in deze gebieden zijn alleen toegestaan als ze geen negatieve effecten hebben op de wezenlijke kenmerken of waarden of als deze kunnen worden tegengegaan met mitigerende maatregelen.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
- soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
- soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn en de verdragen van Bern en Bonn;
- de bescherming van overige soorten.
Per beschermingsregime is aangegeven welke verboden er gelden en onder welke voorwaarden ontheffing of vrijstelling kan worden verleend door het bevoegd gezag.
Beoordeling
Dit plan voorziet in de beëindiging van een tuinbouwbedrijf en de realisatie van één vrijstaande woning op het perceel Zandvoortsestraat 2 te Gendt. Deze woning wordt gebouwd in het kader van het functieveranderingsbeleid van de gemeente Lingewaard. Ter compensatie voor de bouw van de extra woning, wordt overtollige bedrijfsbebouwing op het perceel gesloopt. Als gevolg van deze voorgenomen activiteiten kan overtreding van de Wet natuurbescherming op voorhand niet uitgesloten worden. Daarom zijn de wettelijke consequenties van de voorgenomen activiteiten in het kader van de Wet natuurbescherming in beeld gebracht. De rapportages zijn als bijlage 3 en 4 opgenomen.
Het plangebied is op 7 april 2020 onderzocht op de (potentiële) aanwezigheid van beschermde planten, dieren en beschermde nesten, holen, vaste rust- en voortplantingslocaties en andere beschermde functies, zoals foerageergebied en vliegroute van vleermuizen. Ook is onderzocht of de voorgenomen activiteiten een negatief effect hebben op beschermd (natuur)gebied, zoals Natura2000 en het Gelders Natuurnetwerk.
Gebiedsbescherming
Wettelijke consequenties m.b.t. gebiedsbescherming: Het plangebied behoort niet tot het Gelders Natuurnetwerk, maar ligt wel in de nabijheid van het Natura2000-gebied Rijntakken. In verband met de ligging buiten het Gelders Natuurnetwerk, leiden de voorgenomen activiteiten niet tot wettelijke consequenties omdat de bescherming van het Gelders Natuurnetwerk geen externe werking kent. Door uitvoering van de voorgenomen activiteiten, kan een negatief effect op de instandhoudingsdoelen van Natura2000-gebied, niet op voorhand uitgesloten worden. Om een eventueel negatief effect, als gevolg van stikstofemissie vast te kunnen stellen, en de wettelijke consequenties te kunnen bepalen, is een onderzoek uitgevoerd naar de stikstofdepositie. De rapportage is als bijlage 5 opgenomen.
Gezien de relatief grote afstand tot Natura 2000-gebieden en de beperkte uitstraling van de werkzaamheden en activiteiten, zijn negatieve effecten op Natura 2000-gebieden op voorhand niet te verwachten. Zorgvuldigheidshalve is een stikstofdepositieberekening uitgevoerd voor de aanleg- en gebruiksfase om na te gaan of de ontwikkeling tot een toename van stikstofdepositie op gevoelige Natura 2000-gebieden leidt. Deze berekeningen zijn in Bijlage 6 opgenomen. In Bijlage 7 is toegelicht welke gegevens bij de berekeningen zijn gebruikt. Uit de berekeningen blijkt dat er, zowel in de aanlegfase als de toekomstige gebruiksfase, geen sprake is van stikstofdepositie hoger dan 0,00 mol/ha/jr op Natura 2000-gebieden. De instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden komen niet in gevaar. Negatieve effecten zijn niet aan de orde. ??
Soortenbescherming
De inrichting en het gevoerde beheer maken het plangebied tot een ongeschikte groeiplaats voor beschermde plantensoorten, maar tot een geschikt functioneel leefgebied voor verschillende algemene- en weinig kritische beschermde diersoorten. Beschermde diersoorten benutten het plangebied hoofdzakelijk als foerageergebied, maar vermoedelijk bezetten sommige grondgebonden zoogdieren en een vaste verblijf- en/of voortplantingsplaats en bezetten sommige amfibieën er een (winter)verblijfplaats. Er nestelen geen vogels in het plangebied en vleermuizen bezetten er geen vaste verblijfplaats.
Voor de beschermde grondgebonden zoogdier- en amfibieënsoorten en die een (winter)rust- en/of voortplantingslocatie in het plangebied bezetten, geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen 'vangen' en het 'beschadigen' en vernielen van rust- en voortplantingslocaties. Beschermde dieren mogen niet gedood worden als gevolg van het uitvoeren van de voorgenomen activiteiten. Wel geldt een vrijstelling voor het beschadigen en vernielen van rust- en voortplantingslocaties. Deze vrijstelling is van toepassing omdat er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling.
Door uitvoering van de voorgenomen plannen, wordt de functie van het plangebied als foerageergebied voor de in het plangebied foeragerende diersoorten, niet aangetast.
Conclusie
Het plangebied bestaat uit bebouwing, erfverharding en intensief beheerd grasland. De inrichting en het gevoerde beheer maken het plangebied niet tot een geschikte groeiplaats voor beschermde plantensoorten, maar wel tot functioneel leefgebied van verschillende beschermde diersoorten. Mogelijk bezetten verschillende beschermde dieren er een verblijf- en/of voortplantingsplaats.
Mits er geen beschermde dieren gedood worden, als gevolg van de uitvoering van de voorgenomen activiteiten, leiden de voorgenomen activiteiten niet tot wettelijke consequenties in het kader van soortbescherming. Om te voorkomen dat grondgebonden zoogdieren gedood worden, mogen ze weggevangen of verjaagd worden. Indien niet voorkomen kan worden dat beschermde dieren gedood worden, dient een ontheffing verkregen te worden of dient gewerkt te worden volgens een door de Minister goedgekeurde en toepasbare Gedragscode. Indien gekozen wordt te werken volgens een Gedragscode, dan dient er aantoonbaar gewerkt te worden en dient voldaan te worden aan alle, in de Gedragscode gestelde eisen en voorwaarden.
Het aspect flora en fauna levert geen belemmeringen voor het plan op. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.
4.12 Archeologie En Cultuurhistorie
Archeologie
De bescherming van archeologisch erfgoed in Nederland is vastgelegd in de Erfgoedwet, die op 1 juli 2016 in werking is getreden. De Erfgoedwet is in de plaats gekomen van zes wetten en regelingen op het gebied van cultureel erfgoed, waaronder de Monumentenwet 1988. Onderdelen van de Monumentenwet, die van toepassing waren op de fysieke leefomgeving, gaan naar de Omgevingswet, die in 2019 van kracht wordt. Voor deze onderdelen is daartoe in de Erfgoedwet voor de periode 2016-2019 een overgangsregeling opgenomen.
De basis van de bescherming van archeologisch erfgoed in de Erfgoedwet is het verdrag van Valletta (ook wel het verdrag van Malta). De bescherming heeft als doel om archeologisch erfgoed zoveel mogelijk in situ, dus in de grond, te behouden. Dankzij het principe van "de verstoorder betaalt" uit het verdrag van Valletta worden meer archeologische resten in situ behouden.
Beoordeling
Het plangebied heeft in het geldende bestemmingsplan een middelmatige archeologische verwachting (Waarde - Archeologie 5). Inventariserend archeologisch onderzoek is verplicht als het brutooppervlak van de ingreep groter is dan 500 m² én de diepte van de ingreep dieper rijkt dan 30 cm beneden maaiveld. De nieuw te realiseren bebouwing (inclusief de daarbij horende verharding) blijft onder de grens van 500 m². Archeologisch onderzoek is daarom niet nodig. De dubbelbestemming is wel overgenomen, zodat de archeologische verwachtingswaarde geborgd blijft.
Cultuurhistorie
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel a Bro) moet in het plan rekening worden gehouden met cultuurhistorie. Cultuurhistorie heeft onder andere betrekking op de historische stedenbouwkundige en historisch geografische waarden in het gebied. In het plan moet beschreven worden hoe met de in het gebied aanwezige waarden en de aanwezige of te verwachten monumenten wordt omgegaan.
De Erfgoedwet bevat de wet- en regelgeving voor behoud en beheer van het cultureel erfgoed en archeologie in Nederland. Het is op basis hiervan verplicht om de facetten historische (steden)bouwkunde en historische geografie mee te nemen in de belangenafweging. Hierbij gaat het om zowel beschermde als niet formeel beschermde objecten en structuren.
Beoordeling
Het plangebied ligt aan de Zandvoortsestraat 2, in het buitengebied van Gendt. Bij de ontwikkeling zijn geen cultuurhistorische waarden gemoeid. Er liggen geen gemeentelijke of rijksmonumenten in de omgeving van het plangebied. Er worden ook geen (historische) zichtlijnen doorbroken.
4.13 Verkeer En Parkeren
De nieuw te realiseren woning wordt voorzien van een eigen inrit welke aansluit op de openbare weg (Zandvoortsestraat). De verkeersbewegingen nemen af door de beëindiging van het tuinbouwbedrijf. De afname van het aantal vrachtwagenbewegingen zorgt voor een verbetering van de verkeersveiligheid.
In de huidige situatie vindt het parkeren plaats op eigen terrein. Bij de voorgenomen ontwikkeling is het vereist dat het parkeren ook na realisatie van de nieuwe woning geheel op eigen terrein plaatsvindt. Er is voldoende ruimte op eigen terrein voor de realisatie van parkeerplaatsen.
Hoofdstuk 5 Juridisch Planopzet
5.1 Algemene Opzet
Inleiding
Dit hoofdstuk bevat de concrete vertaling van het beleidsgedeelte en de gewenste ontwikkeling (voorafgaande hoofdstukken) in het juridisch gedeelte van het wijzigingsplan (de verbeelding en regels). Het wijzigingsplan 'Buitengebied Lingewaard, Zandvoortsestraat 2, Gendt' bestaat uit de volgende onderdelen:
De toelichting
In de toelichting is de ontwikkeling beschreven en verantwoord, zowel op basis van het beleid als op basis van milieu-hygiënische aspecten, aangevuld met een toelichting op de juridische opzet.
De regels
Deze bevatten de bouw- en gebruiksregels binnen de verschillende bestemmingen en algemene regels die in het gehele plangebied gelden.
De verbeelding
Op de verbeelding is de bestemming "Wonen" en "Agrarische met waarden - Oeverwallen" opgenomen. Voor de nieuwe woning is er een bouwvlak opgenomen. Tot slot is er voor de bescherming van de aanwezige archeologische waarden de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie 5" opgenomen.
De opzet van het plan
Het wijzigingsplan is een juridisch plan, dat bindend is voor de inwoners en voor de overheid. Qua systematiek is zoveel mogelijk aangesloten bij het huidige bestemmingsplan 'Buitengebied Lingewaard' en de daarop volgende 1ste en 2de herziening.
Bouwplan
Als een aanvraag om omgevingsvergunning wordt ingediend, zijn in eerste instantie de bestemming met bijhorende regels van belang. Als het nieuwe en het beoogde gebruik past binnen de toegekende bestemming, dan kan de omgevingsvergunning worden verleend.
5.2 Toelichting Op De Regels En Verbeelding
Het voorliggende wijzigingsplan maakt het initiatief planologisch mogelijk. Er wordt daarbij zoveel mogelijk aangesloten bij het moederplan (bestemmingsplan Buitengebied Lingewaard). Alleen de noodzakelijke planologische wijzigingen zijn in de regels van het wijzigingsplan opgenomen, voor het overige blijven de regels uit het moederplan van toepassing. Op de verbeelding zijn de bestemmingen onderscheiden. De bestemmingen zijn afgeleid uit het gebruik (de aanwezige functies). De bestemmingen vormen het zogenaamde casco van het plan, waarvan in beginsel niet mag worden afgeweken. Hierna worden de in het plan opgenomen bestemmingen nader toegelicht.
Wonen
In de toekomstige situatie zijn er twee woningen (één nieuwe en één bestaande) met beide een ontsluiting op de Zandvoortsestraat. De gronden zijn bestemd als 'Wonen', waarbij het bestemmingsvlak in omvang is gebaseerd op het inrichtingsplan. Er is een bouwvlak opgenomen waarbinnen de nieuwe woning is toegestaan. Voor de woning is een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 4,5 en 9 meter toegestaan. In de bouwregels zijn maatvoeringseisen opgenomen voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
De gronden met de bestemming 'Wonen' zijn bestemd voor wonen, al dan niet met aan huis gebonden beroep- of bedrijfsactiviteiten. Het gebruik van de bebouwing en gronden voor woondoeleinden is toegestaan onder de voorwaarde dat er voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein aanwezig is.
Agrarische met waarden - Oeverwallen
Het noordelijke deel van het plangebied blijft agrarisch in gebruik, maar dan zonder bebouwingsmogelijkheden. Er is dan ook geen bouwvlak meer opgenomen. De gronden worden in de toekomst als weidegrond gebruikt.
Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht
Het voor alle bestemmingsplannen / wijzigingsplannen verplichte overgangsrecht is opgenomen. Bouwwerken welke op het moment van inwerkingtreding van het wijzigingsplan bestaan (of waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is aangevraagd) mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. De overgangsbepaling houdt niet in dat het bestaand, illegaal opgerichte, bouwwerk legaal wordt, noch brengt het met zich mee dat voor een dergelijk bouwwerk alsnog een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen kan worden verleend. Burgemeester en wethouders kunnen in beginsel dus nog gewoon gebruik maken van hun handhavingbevoegdheid. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment van inwerkingtreding van het plan mag eveneens worden voortgezet.
Slotregel
Dit artikel geeft aan op welke manier de regels kunnen worden aangehaald.
Hoofdstuk 6 Overleg En Inspraak
6.1 Inleiding
De procedures voor vaststelling van een wijzigingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd voordat een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Bovendien kan het noodzakelijk zijn om belanghebbenden de gelegenheid te bieden om hun visie omtrent het plan te kunnen geven. Dit is afhankelijk van de inspraakverordening van de gemeente. Pas daarna kan de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het wijzigingsplan van start gaan.
6.2 Inspraak / Vooroverleg
De Wro zelf bevat geen bepalingen over inspraak. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken. De initiatiefnemers hebben in een vroeg stadium de aangrenzende eigenaren geïnformeerd over de planontwikkeling. Voor dit wijzigingsplan heeft, gezien de aard en kleinschalige omvang van de ontwikkeling die mogelijk gemaakt wordt, geen formele inspraak plaatsgevonden.
Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) geeft aan dat het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een wijzigingsplan overleg pleegt met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen. Ook moet overleg worden gepleegd met die diensten van provincie en Rijk, die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen, welke in het plan in het geding zijn. Het plan raakt geen belangen van andere overheden, vooroverleg is om die reden niet noodzakelijk. Wel heeft er overleg plaatsgevonden met de VGGM, het advies is als bijlage 10 opgenomen.
6.3 Vaststellingsprocedure
De vaststellingsprocedure van het wijzigingsplan zal plaats vinden volgens artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening. Het wijzigingsplan is ter visie gelegd gedurende een periode van zes weken. Tijdens deze periode zijn er geen zienswijzen ingediend.
6.4 Beroep
Na vaststelling wordt het wijzigingsplan voor de tweede maal zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden tegen het vaststellingsbesluit beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Indien geen beroep wordt ingesteld, is het plan na deze beroepstermijn onherroepelijk.
Bijlage 1 Inrichtingsplan
Bijlage 2 Te Slopen Bebouwing
Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai
Bijlage 1 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai
Bijlage 2 Bodemonderzoek Nieuwe Woning
Bijlage 2 Bodemonderzoek nieuwe woning
Bijlage 3 Bodemonderzoek Bestaande Woning
Bijlage 3 Bodemonderzoek bestaande woning
Bijlage 4 Flora En Fauna Onderzoek
Bijlage 4 Flora en fauna onderzoek
Bijlage 5 Stikstofdepositieonderzoek
Bijlage 5 Stikstofdepositieonderzoek
Bijlage 6 Aeriusberekening Realisatiefase
Bijlage 6 Aeriusberekening realisatiefase
Bijlage 7 Aeriusberekening Gebruiksfase
Bijlage 7 Aeriusberekening gebruiksfase
Bijlage 8 Watertoets
Bijlage 9 Projectleiderssamenvatting Conventionele Explosieven
Bijlage 9 Projectleiderssamenvatting conventionele explosieven