Bedrijventerreinen Airpark en Fabrieksstraat Herziening 2016
Bestemmingsplan - Gemeente Cranendonck
Vastgesteld op 16-12-2016 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen Airpark en Fabrieksstraat Herziening 2016' met identificatienummer NL.IMRO.1706.BPAIR7003-VAS1 van de gemeente Cranendonck;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.5 bebouwingspercentage
een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
1.6 bedrijf
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen, daaronder niet begrepen;
1.7 bedrijfsgebouw
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.8 bedrijfsomvang
Het totaal aan oppervlakte van alle al dan niet aaneengesloten bouwpercelen van een bedrijf binnen het plangebied;
1.9 bedrijfsverzamelgebouw
een gebouw dat huisvesting biedt aan meerdere bedrijven;
1.10 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor de huisvesting van één of meerdere personen, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of terrein, noodzakelijk is;
1.11 beperkt kwetsbaar object
object zoals omschreven in artikel 1.1 lid b van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.12 bestaande situatie
bebouwing en gebruik, zoals naar aard en omvang aanwezig op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan. Bij bebouwing of gebruik waarvoor vergunning noodzakelijk is betreft het uitsluitend die bebouwing en dat gebruik waarvoor vergunning is verleend of welke kan worden gebouwd, respectievelijk gestart, op grond van een reeds verleende vergunning;
1.13 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.14 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.15 bijgebouw
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.16 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.17 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.18 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.19 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel;
1.20 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.21 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.22 bruto vloeroppervlakte
de totale overdekte vloeroppervlakte van een bedrijfsvestiging met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige ruimten;
1.23 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.24 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.25 groepsrisico
cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is;
1.26 hoofdgebouw
een gebouw, dat gelet op de bestemming op een bouwperceel door zijn ligging, constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
1.27 kantoor
een gebouw dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden;
1.28 kwetsbaar object
object zoals omschreven in artikel 1.1 lid l van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.29 landschapselementen
ecologische en/ of landschappelijk waardevolle elementen zoals bosjes, houtwallen, poelen en moerasjes;
1.30 maaiveld
hoogte waarop het omliggende terrein aansluit op de woning;
1.31 milieucategorie
indeling van bedrijven op basis van hun milieuhygiënische invloed op de omgeving, die als volgt wordt bepaald:
- 1. voor bedrijven die qua aard en omvang zijn vermeld onder een SBI-code uit Lijst 1 in de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering': de categorie die voor de desbetreffende SBI-code is vastgesteld en in voornoemde lijst is opgenomen;
- 2. voor overige bedrijven: het van toepassing verklaren van een categorie uit Lijst 1 van de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' op bedrijfsactiviteiten die naar aard, omvang en invloed gelijk te stellen zijn met bedrijfsactiviteiten, zoals wel opgenomen in de Lijst 1 van de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering';
1.32 nutsvoorziening
voorzieningen voor telecommunicatie, water- en energiedistributie, niet zijnde inrichtingen waarop het Bevi van toepassing is;
1.33 ondergronds bouwen
het oprichten van gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, beneden het niveau van het aangrenzend maaiveld;
1.34 ondersteunende functie
functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt;
1.35 ondersteunende horeca
het als nevenactiviteit verkopen van non-alcoholische dranken en spijzen voor consumptie ter plaatse, in een openbaar toegankelijk commercieel bedrijf (detailhandel, bijzondere doeleinden, recreatieve doeleinden);
1.36 open erfafscheiding
erfafscheidingen van een dusdanig materiaal en constructie dat vanuit de ene zijde zicht op de andere zijde blijft bestaan;
1.37 overkapping
een bouwwerk op het erf van een gebouw dat minimaal aan twee zijden open is, met uitzondering van een overkapping welke wordt gebouwd tegen een gebouw op het belendende perceel;
1.38 parkeervoorzieningen
een al dan niet overdekte, op straat aanwezige dan wel met een straat in open verbinding staande ruimte, die gelet op de ligging en ontsluiting geschikt is om te worden gebruikt voor het parkeren van motorvoertuigen;
1.39 plaatsgebonden risico
risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is;
1.40 regelstation
een apparatuurkast die deel uitmaakt van een antenne-installatie voor mobiele telecommunicatie;
1.41 rijbaan
een verkeersbaan normaal bedoeld voor verkeer met voertuigen, bestaande uit een aaneengesloten gedeelte van verharding, al dan niet ingedeeld in rijstroken, bedoeld voor het rijdend verkeer;
1.42 rijlijn
lijn in het midden van een rijstrook;
1.43 rijstrook
een gemarkeerde strook van een rijbaan, die voldoende breed is voor rijdende voertuigen, met uitzondering van busstroken, op- en afritten, aansluitingen en opstelplaatsen;
1.44 risicovolle inrichting
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
1.45 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte(n) waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/ pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.46 uitbouw
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.47 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig dient te worden aangemerkt;
1.48 waterhuishoudkundige voorzieningen
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten enz.;
1.49 weg
alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen;
1.50 werk
een constructie, geen bouwwerk zijnde;
1.51 wet / wettelijke regeling
indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald;
1.52 winkelvloeroppervlakte
de totale overdekte vloeroppervlakte van een bedrijfsvestiging, welke bestemd is voor de verkoop en uitstalling van goederen.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 Meetwijzen
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- en/of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijventerrein
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- 1. bedrijven, passend in milieucategorie 2, 3.1 en/ of 3.2 zoals aangegeven in de als bijlage opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van:
- a. inrichtingen als bedoeld in artikel 41 Wet Geluidhinder jo. artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer van de Wet milieubeheer;
- b. risicovolle inrichtingen op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
- 2. kantoren, uitsluitend als ondersteunende functie ten behoeve van de bedrijfsvoering;
- 3. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', één bedrijfswoning ;
- 4. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1', het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten in milieucategorieën 2 tot en met 4.1 zoals aangegeven in de als bijlage opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- 5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - bedrijfsverzamelgebouw', een bedrijfsverzamelgebouw;
- 6. ter plaatse van de aanduiding 'verkeer', (gebiedsontsluitings)wegen, voet- en fietspaden met een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het verkeer van aangrenzende bedrijven, met dien verstande dat:
- a. de as van een weg gelegen dient te zijn ter plaatse van de met de aanduiding 'as van de weg' weergegeven lijn, danwel ten zuiden en / of oosten van deze lijn;
- b. een weg uit 1 rijbaan met maximaal 2 rijstroken bestaat, met waar nodig in- en uitvoegstroken;
- c. de rijlijnen niet verder dan 3 meter van de as van de weg liggen;
- 7. parkeervoorzieningen;
- 8. voorzieningen ter ontsluiting van de bedrijven;
- 9. groenvoorzieningen;
- 10. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- 11. nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
- 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de:
- a. situering van bedrijven en bedrijfsactiviteiten;
- b. situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- c. situering en afmetingen van percelen;
- d. de hoogte van gebouwen;
- e. inrichting van de gronden waaronder de aanleg en omvang van parkeer- en groenvoorzieningen en de aanleg en profilering van toegangs- en ontsluitingswegen.
- 2. Nadere eisen worden gesteld indien dit noodzakelijk is:
- a. ter waarborging van de ruimtelijke en functionele structuur ter plaatse;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit, beeldkwaliteit en landschappelijke inpassing;
- c. ter waarborging van de milieuzonering;
- d. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
- e. ter waarborging van de verkeersveiligheid, brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijding;
- f. in verband met de gewenste parkeer-, laad- en losruimte van voldoende omvang op eigen terrein;
- g. in verband met doorstroming van het verkeer.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 4 Groen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- 1. groenvoorzieningen;
- 2. bermen en beplantingen;
- 3. voet- en fietspaden;
- 4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- 5. nutsvoorzieningen, kabels en leidingen;
- 6. abri's, telefooncellen, straatmeubilair e.d.;
- 7. parkeervoorzieningen;
- 8. één inrit en één uitrit per bouwperceel.
4.2 Bouwregels
Artikel 5 Groen - Landschappelijke Inpassing
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen – Landschappelijke inpassing' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- 1. het aanbrengen en in stand houden van beplanting ter landschappelijke inpassing van gebouwen, erven en verhardingen;
- 2. water en waterberging.
5.2 Bouwregels
Artikel 6 Natuur
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- 1. behoud, herstel en/ of ontwikkeling van natuur;
- 2. landschapselementen;
- 3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- 4. langzaam verkeersroutes;
- 5. nutsvoorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 7 Verkeer
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- 1. wegen, straten en paden, waaronder langzaam verkeersroutes;
- 2. parkeervoorzieningen;
- 3. groenvoorzieningen;
- 4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- 5. nutsvoorzieningen;
- 6. abri's, straatmeubilair, e.d.
7.2 Bouwregels
Artikel 8 Leiding - Gas
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor: de aanleg, instandhouding en/ of bescherming van een ondergrondse leiding ten behoeve van het gastransport.
8.2 Bouwregels
Op de gronden ter plaatse van de dubbelbestemming 'Leiding – Gas' is geen nieuwbouw van kwetsbare objecten, zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, toegestaan. In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen grond uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten behoeve van de aanleg en instandhouding van de ondergrondse gasleiding:
- 1. tot een maximale bouwhoogte van 3 meter;
- 2. met een maximale oppervlakte van 5 m².
8.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 8.2 onder 1 voor de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde welke zijn toegelaten krachtens de aan de betreffende gronden gegeven bestemming, mits:
- 1. geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de belangen en de continuïteit van de gasvoorziening;
- 2. de veiligheid van de gasleiding niet wordt geschaad;
- 3. vooraf door het bevoegd gezag schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de leidingbeheerder;
- 4. het bouwwerk geen kwetsbaar object betreft.
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 9 Leiding - Riool
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor: de aanleg, instandhouding en/ of bescherming van een ondergrondse hoofdrioolleiding.
9.2 Bouwregels
Op de gronden ter plaatse van de dubbelbestemming 'Leiding – Riool' mogen, in afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, op of in deze bestemming begrepen grond uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten behoeve van de aanleg en instandhouding van de ondergrondse rioolleiding:
- 1. tot een maximale bouwhoogte van 3 meter;
- 2. met een maximale oppervlakte van 5 m².
9.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 9.2 onder 1 voor de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde welke zijn toegelaten krachtens de aan de betreffende gronden gegeven bestemming, mits:
- 1. geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de belangen en de continuïteit van het riooltransport;
- 2. het bevoegd gezag schriftelijk positief advies heeft verkregen van de betreffende leidingbeheerder.
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 10 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 11 Algemene Bouwregels
11.1 Bestaande afwijkende maatvoering
Voor een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan, met inachtneming van het bepaalde in of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, aanwezig is, dan wel gebouwd mag worden krachtens een omgevingsvergunning en dat in het plan als gevolg van de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande maten en/of situering afwijken van de (maatvoerings)bepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, gelden ter plaatse van de afwijking die afwijkende maten en/of situering als bepaling van de maatvoering, met dien verstande dat:
- 1. bestaande maten die meer of minder bedragen als in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, ter plaatse van de afwijking als respectievelijk ten hoogste of ten laagste toelaatbaar worden geacht.
- 2. de (onderdelen van) bouwwerken, waarvan de maten afwijken van wat in hoofdstuk 2 is bepaald, niet mogen worden vergroot of verhoogd.
- 3. bij herbouw het bepaalde onder 1 uitsluitend van toepassing is, indien herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
- 4. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, het overgangsrecht bouwwerken niet van toepassing is.
Artikel 12 Algemene Gebruiksregels
12.1 Strijdig gebruik
Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in elk geval verstaan:
- 1. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- 2. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- 3. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie;
- 4. een gebruik van bijgebouwen bij een (bedrijfs)woning als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte.
Artikel 13 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden met een omgevingsvergunning afwijken van:
- 1. de in deze regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- 2. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/ of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
- 3. de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil of afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie daartoe aanleiding geven;
- 4. de bestemmingsregels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, abri's, telefooncellen, gebouwtjes en behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
- a. de oppervlakte per gebouw niet meer dan 10 m² mag bedragen;
- b. de goothoogte niet meer dan 3 meter mag bedragen;
- c. de bouwhoogte niet meer dan 6 meter mag bedragen;
- 5. de bestemmingsregels ten aanzien van de (bouw)hoogtes van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de (bouw)hoogte van bouwwerken wordt vergroot, mits:
- a. de bouwhoogte van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 30 meter mag bedragen.
- a. de bouwhoogte van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 30 meter mag bedragen.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
14.1 Overgangsrecht bouwwerken
- 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
- 2. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%;
- 3. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
- 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- 2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a. te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- 3. indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- 4. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 15 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan “Bedrijventerreinen Airpark en Fabrieksstraat Herziening 2016”.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 13 december 2016. | |
de griffier, | de voorzitter, |
................................ | ................................ |