KadastraleKaart.com

1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Bedrijf – Niet-agrarisch
Artikel 5 Groen – Landschappelijke Inpassing
Artikel 6 Waarde - Archeologie 4
3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Artikel 8 Algemene Bouwregels
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
Artikel 11 Slotregel

Hamonterweg 19 te Budel-Schoot

Bestemmingsplan - Gemeente Cranendonck

Ontwerp op 15-12-2023 - in voorbereiding

Bestanden

Toelichting

1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:
1.1. plan
het bestemmingsplan ‘Hamonterweg 19 te Budel-Schoot’;
1.2. bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1706.BPBG3100-ONT1
met de bijbehorende regels en bijlagen;
1.3. aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van de gronden;
1.4. aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5. aan huis verbonden beroep
de uitoefening van een beroep aan huis op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen terrein, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt;
1.6. archeologische waarden
waarden van een terrein in verband met de zich mogelijk daarin bevindende oudheidkundige zaken die van belang zijn vanwege hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap en/of hun cultuurhistorische waarde;
1.7. bebouwing
één of meer gebouwen en/of overige bouwwerken;
1.8. bed & breakfast
een nevenactiviteit met als doel het verstrekken van logies en ontbijt aan logerende gasten;
1.9. bedrijfsactiviteiten
handelingen en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van de uitoefening van een bedrijf;
1.10. bedrijfsgebouw:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten;
1.11. bedrijfswoning/dienstwoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;
1.12. bestaand
  • tav. bebouwing: bebouwing, zoals die aanwezig is of mag worden gebouwd op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen, krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde bouwvergunning of krachtens een voor dat tijdstip gedaan verzoek om instemming met een melding ingevolge de Woningwet, dan wel krachtens een omgevingsvergunning ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
  • tav. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen;
1.13. bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.14. bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.15. bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;
1.16. bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk; alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.17. bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels, een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.18. bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel;
1.19. bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge bepaalde gebouwen en overige bouwwerken, worden toegelaten;
1.20. bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.21. buitenopslag
opslag van materiaal (zoals machines, landbouwvoertuigen, caravans), grond, stoffen, mest en overige daarmee vergelijkbare goederen buiten een gebouw, al dan niet overdekt of overkapt;
1.22. detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan degene die deze goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.23. extensief recreatief medegebruik:
die vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen;
1.24. extensieve dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen:
dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen die aansluiten bij het agrarisch bedrijf of bij de natuur- en landschapsbeleving van het landelijk gebied;
1.25. gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.26. hoofdgebouw
een (deel van een) gebouw dat gelet op de bestemming en door zijn constructie en/of afmetingen, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel valt aan te merken;
1.27. huishouden
een aantal aan elkaar door familie- of daarmee gelijk te stellen band gerelateerde personen, dat gezamenlijk één eenheid vormt en als zodanig ook gebruik maakt van dezelfde voorzieningen in één woning (bijvoorbeeld een gezin, een gezin met inwonende ouders of een woongroep);
1.28. inpandige statische opslag:
het in een gebouw bergen van goederen, die geen regelmatige verplaatsing behoeven, zoals (antieke) auto's, boten en caravans. De opslag mag niet bestemd zijn voor de handel danwel worden opgeslagen voor een elders gevestigd bedrijf;
1.29. kampeermiddel
  • een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan;
  • enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde;
een stacaravan valt hier niet onder;
1.30. landschappelijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur;
1.31. lichte bedrijvigheid
het bedrijfsmatig vervaardigen, herstellen, onderhouden of bewerken van producten en/of diensten in de vorm van bedrijven die voorkomen in de categorieën 1 en 2 van de van deze regels deel uitmakende Staat van bedrijfsactiviteiten;
1.32. nevenactiviteit
een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de op de ingevolge dit bestemmingsplan toegestane gebruik van de woning binnen de geldende bestemming;
1.33. ondergeschikte detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan degene die deze goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, uitsluitend in ondergeschikte vorm.
1.34. overig bouwwerk
met de aarde verbonden bouwwerk, geen gebouw zijnde;
1.35. overkapping:
een dakconstructie vrijstaand zonder wanden dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen, die niet wordt aangemerkt als een gebouw;
1.36. paardenbak:
een door middel van een afscheiding afgezonderd stuk terrein met een andere ondergrond dan gras, kennelijk ingericht voor het africhten en/of trainen en berijden van paarden en pony's en/of het anderszins beoefenen van de paardensport, met of zonder de daarbij behorende voorzieningen;
1.37. perceel
een aaneengesloten samenhangend stuk grond;
1.38. recreatief medegebruik:
die vormen van openluchtrecreatie, die plaats hebben in een omgeving met een niet-recreatieve hoofdfunctie, waarbij het medegebruik in principe ondergeschikt is aan de hoofdfunctie en het hoofdgebruik;
1.39. seksinrichting
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof hij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden;
Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub en (raam) prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.40. verkoopvloeroppervlak
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;
1.41. vloeroppervlak(te)
de totale oppervlakte, gemeten op vloerniveau, die voor een functie wordt gebruikt;
1.42. voorgevelrooilijn
de denkbeeldige lijn, evenwijdig aan de as van de weg waaraan gebouwd wordt, op een afstand van de weg die:
  • gelijk is aan de in de regels voorgeschreven afstand van gebouwen uit de as van de weg op het betreffende bouwperceel;
  • gelijk is aan de afstand van bestaande gebouwen tot de as van de weg op het betreffende bouwperceel, indien die afstand kleiner is dan de in de regels voorgeschreven afstand;
1.43. water en waterhuishoudkundige voorzieningen
al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.;
1.44. Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Wet van 6 november 2008 (Stb. 496), houdende regels inzake een vergunningstelsel met betrekking tot activiteiten die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving en inzake handhaving van regelingen op het gebied van de fysieke leefomgeving, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
1.45. woning:
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand tot de zijdelingse/ voorste/ achterste bouwperceelgrens:
de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse / voorste/ achterste bouwperceelgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk;
2.2 bebouwd(e) oppervlak(te) van een bouwperceel:
de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen;
2.3 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.4 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.6 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.8 peil:
  1. voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte terrein.
2.9 ondergeschikte delen
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch‘ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. al dan niet agrarisch grondgebruik;
  2. behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke waarden;
  3. waterhuishoudkundige doeleinden;
  4. extensief recreatief medegebruik;
  5. doeleinden van openbaar nut;
  6. groen en groenvoorzieningen ten behoeve van landschappelijke inpassing;
een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder perceelsontsluitingen en sloten.
3.2 Bouwregels
3.2.1 (Maatvoering) bebouwing buiten agrarisch bouwvlak
Voor het oprichten van bouwwerken buiten het bouwvlak geldt het volgende:
  1. de maximale bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen mag 1,5 m bedragen;
  2. de maximale bouwhoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals banken, picknicktafels e.d. ten behoeve van het extensief recreatie medegebruik bedraagt 2 m.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Grotere hoogte erf- en perceelsafscheidingen
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.1. onder a. teneinde voor erf- en perceelsafscheidingen buiten het bouwvlak een grotere bouwhoogte toe te staan tot maximaal 2 m, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. de grotere bouwhoogte is noodzakelijk om dieren binnen de wei te houden;
  2. de erf- en perceelsafscheidingen zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van afrasteringen;
  3. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  4. het leidt niet tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik
Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van:
  1. gronden en/of opstallen voor het opslaan, storten of bergen van materialen, voorwerpen en producten, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. gronden en/of opstallen voor lawaaisporten;
  3. gronden en/of opstallen voor militaire oefeningen;
  4. gronden en/of opstallen voor detailhandel;
  5. gronden en/of opstallen ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
  6. gronden en/of opstallen voor horeca;
  7. buitenopslag en buitenstalling van caravans;
  8. kampeermiddelen, sta(caravans) en overige vormen van recreatief nachtverblijf.
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.5.1 Omgevingsvergunningsplicht
Het is verboden op of in de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag de in het schema onder 3.5.4 opgenomen werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren.
3.5.2 Uitzonderingen vergunningsplicht
Het onder 3.5.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
  1. welke plaatshebben op een bouwvlak;
  2. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan vergunning is verleend;
  3. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  4. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.
3.5.3 Toetsing aan aanwezige waarden
De in 3.6.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 3.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 3.6.4 de toetsingscriteria weergegeven.
3.5.4 Schema
Omgevingsvergunningsplichtige werken/werkzaamheden
criteria voor verlening van de omgevingsvergunning
het aanbrengen van (infrastructurele) ondergrondse leidingen
1. het aanbrengen van de leidingen mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de agrarische belangen;
2. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke waarden;
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 200 m2
1. het aanbrengen van verhardingen dient noodzakelijk te zijn in het kader van de agrarische bedrijfsvoering dan wel het recreatief medegebruik;
2. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke waarden;
het vellen of rooien van houtgewas
er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke waarden; dit houdt in dat de aanwezige landschapselementen niet onevenredig mogen worden aangetast;

Artikel 4 Bedrijf – Niet-agrarisch

4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf - Niet-agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. niet-agrarische bedrijven, met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen;
  2. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – reclameproductiebedrijf en statische opslag’, een reclameproductiebedrijf en bedrijf ten behoeve van statische opslag;
4.2 Bouwregels
4.2.1 Toegestane bebouwing
Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken ten behoeve van de in 4.1 toegestane bedrijvigheid, met inbegrip van één bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen per bestemmingsvlak.
4.2.2 Bebouwde oppervlakte
De bebouwde oppervlakte van gebouwen zoals op de verbeelding aangegeven middels de aanduiding ‘maximum bebouwd oppervlakte’ mag niet worden overschreden (excl. de bedrijfswoning en bijbehorende bijgebouwen).
4.2.3 Maatvoeringseisen
De bouwwerken dienen te voldoen aan de volgende maatvoeringseisen.
Hierbij geldt dat, indien de bestaande (legale) afstand of goot- of bouwhoogte, voorzover opgericht in overeenstemming met de Woningwet, afwijkt van onderstaande maten, de bestaande afstand respectievelijk goot- of bouwhoogte als minimum/ maximum geldt.
BEDRIJFSGEBOUWEN
MIN.
MAX.
GOOTHOOGTE
n.v.t.
5 m
BOUWHOOGTE
n.v.t.
8 m
DAKHELLING
12°
45°
AFSTAND TOT DE ZIJDELINGSE PERCEELSGRENS
5 m
n.v.t.
Inpandige statische opslag, maximum vloeroppervlakte
-
770
Reclameproductiebedrijf, maximum vloeroppervlakte
-
410
BEDRIJFSWONING
MIN.
MAX.
GOOTHOOGTE
n.v.t.
5,5 m
BOUWHOOGTE
n.v.t.
8 m
INHOUD
maximaal 750 m3; indien de inhoud ten tijde van het ter inzageleggen van het ontwerp van dit plan meer bedraagt, geldt de bestaande inhoud als maximum
AFSTAND VRIJSTAANDE BEDRIJFSWONING TOT ZIJDELINGSE, VOORSTE EN ACHTERSTE PERCEELSGRENS
3 m
n.v.t.
DAKHELLING
12°
45°
BIJGEBOUWEN EN AAN- ENUITBOUWEN BIJ BEDRIJFSWONING
MIN.
MAX.
AFSTAND TOT ZIJDELINGSE, VOORSTE EN ACHTERSTE PERCEELSGRENS
3 m; aan maximaal één zijde mag de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens minder bedragen dan 3 m
n
.v.t.
GEZAMENLIJKE OPPERVLAKTE PER WONING
n
.v.t.
90 m
2
*)
GOOTHOOGTE
n
.v.t.
3 m
BOUWHOOGTE
n
.v.t.
5,5 m
AFSTAND BIJGEBOUWEN TOT VOORGEVEL BEDRIJFSWONING OF VERLENGDE DAARVAN
min. 3 m achter voorgevel bedrijfswoning of verlengde daarvan
15 m
AFSTAND VRIJSTAANDE BIJGEBOUWEN TOT ACHTERGEVEL BEDRIJFSWONING OF VERLENGDE DAARVAN
n
.v.t.
15 m
BOUWWERKEN, GEEN GEBOUWEN ZIJNDE
MAX.
BOUWHOOGTE ERFAFSCHEIDINGEN
2 m
BOUWHOOGTE OVERIGE BOUWWERKEN, GEEN GEBOUWEN ZIJNDE
6 m
GEZAMENLIJKE OPPERVLAKTE PER WONING
30 m
2
*)
*) de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen, aanbouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde tezamen, mag hierbij maximaal 90 m2 bedragen.
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van:
  1. gronden en/of opstallen voor het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten tenzij dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
  2. gronden en/of opstallen voor detailhandel;
  3. gronden en/of opstallen voor bewoning, behoudens bewoning van de toegestane bedrijfswoningen;
  4. gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
  5. aan- en uitbouwen en bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  6. buitenopslag en buitenstalling van caravans.
4.3.2 Aan huis verbonden beroep en lichte bedrijvigheid
Voor zover ingevolge deze regels een bedrijfswoning is toegestaan, is de uitoefening van een aan huis verbonden beroep en lichte bedrijvigheid toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
  1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% voor aan huis verbonden beroepen en 50% voor lichte bedrijvigheid van de vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 60 m².
  2. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
  3. Detailhandel mag alleen plaatsvinden ondergeschikt aan en in direct verband met het aan huis verbonden beroep of de lichte bedrijvigheid.
  4. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving waarbij geldt dat deze past in categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage 1).
  5. De woonfunctie dient de hoofdfunctie te blijven.
  6. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
4.3.3 Bed & Breakfast
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen de woning en/of bijgebouwen bij de woning voor bed & breakfast-voorzieningen, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. de voorzieningen worden gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing;
  2. het maximaal aantal personen dat logies en ontbijt kan worden geboden is vier;
  3. parkeren vindt plaats op eigen terrein;
  4. er is geen sprake van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  5. aangetoond is dat er vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen bestaan, waaronder in ieder geval wordt begrepen belemmeringen in verband met geurhinder;
  6. geen afbreuk wordt gedaan aan de belangen van om- en aanwonenden.
4.3.4 Voorwaardelijke verplichting - landschappelijke inpassing
  1. Het gebruiken en (doen) laten gebruiken van de bouwwerken en gronden van het perceel Hamonterweg 19 te Budel-Schoot conform de in artikel 4.1 opgenomen bestemmingsbeschrijving is alleen toegestaan als ter plaatse van de functieaanduiding ‘Groen-Landschappelijke inpassing’ de landschappelijke inpassing, overeenkomstig het landschappelijke inpassingsplan dat als bijlage 2 bij de regels van dit bestemmingsplan is gevoegd, binnen 12 maanden na onherroepelijk worden van het bestemmingsplan is uitgevoerd en vervolgens duurzaam in stand wordt gehouden en onderhouden.
  2. In afwijking van het eerste lid kunnen burgemeester en wethouders omgevingsvergunning verlenen om een kwalitatief vergelijkbaar landschappelijk inpassingsplan, als, en in plaats van, het landschappelijk inpassingsplan dat als bijlage 1 bij deze regels is gevoegd, binnen 12 maanden na het onherroepelijk worden van de omgevingsvergunning uit te voeren en duurzaam in stand te houden.
4.3.5 Voorwaardelijke verplichting – parkeren
Het gebruiken en (doen) laten gebruiken van de bouwwerken en gronden van het perceel Hamonterweg 19 te Budel-Schoot conform de in artikel 4.1 opgenomen bestemmingsbeschrijving is alleen toegestaan als bij onherroepelijk worden van het bestemmingsplan op het perceel in eigen parkeergelegenheid wordt voorzien overeenkomstig de normering van 5,0 parkeerplaatsen en deze duurzaam in stand gehouden worden.
4.3.6 voorwaardelijke verplichting waterberging
  1. in het geval van het gebruik van de bebouwing alsmede de bouw van (nieuwe) bouwwerken dient ten behoeve van de benodigde waterberging voorzien te worden in de benodigde hemelwatervoorzieningen binnen het plangebied.
  2. het bouwen van nieuwe bouwwerken en/of aanleggen van nieuwe verhardingen met een (gezamenlijke) oppervlakte van meer dan 50 m² is uitsluitend toegestaan indien op eigen terrein wordt voorzien in een voorziening voor de berging van hemelwater met een capaciteit van ten minste 6 m² per 100 m² bebouwd oppervlak.
  3. de bouwwerken en verhardingen zoals bedoeld in sub a en sub b mogen uitsluitend worden gebruikt overeenkomstig het bepaalde in artikel 4 lid 1, indien de voorziening voor de berging van hemelwater in stand wordt gehouden.
4.3.7 Voorwaardelijke verplichting – bluswatervoorziening
Het gebruiken en (doen) laten gebruiken van de bouwwerken en gronden van het perceel Hamonterweg 19 te Budel-Schoot conform de in artikel 4.1 opgenomen bestemmingsbeschrijving is alleen toegestaan als binnen 12 maanden na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan de bluswatervoorziening is gerealiseerd en vervolgens duurzaam in stand wordt gehouden en onderhouden.
4.3.8 Voorwaardelijke verplichting sloop
Het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van het perceel conform de in lid 4.1 opgenomen bestemmingsomschrijving is alleen toegestaan als binnen 12 maanden na het in werking treden van het onderhavige bestemmingsplan de overtollige bebouwing, zoals opgenomen in Bijlage 3 bij het onderhavige bestemmingsplan is gesloopt.
4.3.9 Voorwaardelijke verplichting flora en fauna
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 4.1 onder a opgenomen bestemmingsomschrijving zonder dat uit nader onderzoek is gebleken dat de ontwikkeling niet van negatieve invloed is op eventueel aanwezige flora en fauna, dan wel dat door het bevoegd gezag een ontheffing op basis van de Wet natuurbescherming is afgegeven.
4.4 Wijzigingsbevoegdheid
4.4.1 Wijziging naar andere vorm van niet-agrarisch bedrijf
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen teneinde een andere vorm van niet agrarische bedrijvigheid toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. aangetoond dient te worden dat er sprake is van een ruimtelijke en milieukundige verbetering; een ruimtelijke en milieukundige verbetering betekent dat er een afname van bebouwing (niet zijnde een in bijlage 2 opgenomen gemeentelijk monument, rijksmonument of beeldbepalend pand) plaatsvindt alsmede een visueel ruimtelijke verbetering van de situatie en een vermindering van de milieubelasting;
  2. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;
  3. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  4. een tweede bedrijfswoning, voor zover niet reeds aanwezig, is niet toegestaan;
  5. voldaan moet worden aan de maatvoeringseisen uit 4.2;
  6. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dieren welzijnswetgeving;
  7. detailhandel is niet toegestaan behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
  8. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  9. uit een over te leggen onderzoek dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie.
4.4.2 Wijziging t.b.v. wonen
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in:
  • de bestemming ‘Wonen’, waarbij na bedrijfsbeëindiging de verbouw van een voormalige bedrijfswoning of boerderijgebouw voor woondoeleinden kan worden toegestaan;
  • en eventueel de aanliggende agrarische gebiedsbestemming ‘Agrarisch’;
Een en ander mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. de bebouwde oppervlakte van de voormalige bedrijfswoning of boerderijgebouw (inclusief de inpandige stal/het inpandig deel) mag niet worden vergroot;
  2. de agrarische verschijningsvorm van een voormalige boerderij mag niet worden aangetast;
  3. de bestaande situering van de bebouwing mag niet worden gewijzigd;
  4. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  5. de oppervlakte van de vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 90 m2 per woning;
  6. in afwijking van het bepaalde onder e. kan, indien sprake is van sloop van voormalige bedrijfsgebouwen, een gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen bij een woning worden toegestaan van meer dan 90 m2; hierbij gelden de volgende voorwaarden:
    • maximaal 25% van het gesloopte oppervlak aan legaal opgerichte bebouwing mag als bijgebouw worden teruggebouwd/ blijven bestaan, tot een totaal maximum aan bijgebouwen – zowel aangebouwd als vrijstaand – van 200 m2;
    • sloop van de in bijlage 2 opgenomen beeldbepalende en monumentale panden is niet toegestaan;
    • geen ontheffing kan worden verleend, indien op deze locatie sloop van bebouwing al heeft plaatsgevonden, sloop kan plaatsvinden in het kader van de ruimte-voor-ruimteregeling, sloopsubsidie is gekregen op basis van de Regeling Beëindiging Veehouderijtakken of de regeling ‘Tegenprestatie Buitengebied in ontwikkeling gemeente Cranendonck’, of de sloop al op andere wijze is verzekerd;
    • de gesloopte oppervlakte mag slechts eenmaal ten behoeve van nieuwe bebouwing in aanmerking worden genomen;
  7. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
  8. voldaan wordt aan de bepalingen bij of krachtens de Wet geluidhinder;
  9. de regels van ‘Wonen’ worden van overeenkomstige toepassing verklaard, en eventueel van ‘Agrarisch’, zoals opgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied.

Artikel 5 Groen – Landschappelijke Inpassing

5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Groen – Landschappelijke inpassing’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. het aanbrengen en instandhouden van gebiedseigen (erf)beplanting ter landschappelijke inpassing van gebouwen en verharding;
  2. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. een en ander zoals weergegeven in het beplantingsplan dat is opgenomen in bijlage 2 bij deze regels met bijbehorende voorzieningen, waaronder waterpartijen en/of sloten.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Toegestane bebouwing
Op de tot 'Groen - Landschappelijke inpassing' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van doeleinden omschreven in artikel 5 lid 1.
5.2.2 Maatvoering bebouwing
Op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in de vorm van erfafscheiding worden opgericht met een maximale bouwhoogte van 1,5 meter.
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van:
  1. voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. het aanbrengen van verhardingen, anders dan bedoeld in artikel 5 lid 4.4.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Omgevingsvergunningplicht
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de in het schema onder artikel 5 lid 4.4 omgevingsvergunningsplichtige werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren.
5.4.2 Uitzondering vergunningplicht
Het onder artikel 5 lid 4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
  1. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;
  2. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  3. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.
5.4.3 Toetsing aan aanwezige waarden
De in artikel 5 lid 4.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in artikel 5 lid 1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder artikel 5 lid 4.4 de toetsingscriteria weergegeven.
5.4.4 Schema omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden
Omgevingsvergunningsplichtige werken/werkzaamheden
Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden
het aanleggen van wegen en het aanbrengen van overige verhardingen als doorgang
1.
de wegen en overige verhardingen moeten noodzakelijk zijn voor het gebruik, behorende bij de naastgelegen bestemming;
2.
de wegen en overige verhardingen betekenen geen aantasting van de aanwezige landschappelijke inpassing, danwel er wordt anderszins voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing, zoals opgenomen in bijlage 2.
het verwijderen van houtopstanden ten behoeve van een doorgang
1.
het verwijderen moet noodzakelijk zijn voor het gebruik, behorende bij de naastgelegen bestemming;
2.
het verwijderen betekent geen aantasting van de aanwezige landschappelijke inpassing, danwel er wordt anderszins voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing zoals opgenomen in bijlage 2.

Artikel 6 Waarde - Archeologie 4


6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Archeologie 4’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
6.2 Bouwregels
  1. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 500 m² en dieper dan 30 cm onder maaiveld (50 cm bij esdekken en agrarisch bestemde gronden) een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  2. Indien uit het onder a. genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties;
  3. het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid a. indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.3.1 Werken en werkzaamheden
Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
  1. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 30 cm onder maaiveld (50 cm bij esdekken en agrarisch bestemde gronden) en meer dan 500 m², zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;
  2. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  3. het aanleggen van leidingen dieper dan 0,5 m onder het maaiveld.
6.3.2 Uitzonderingen
Het in lid 6.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
  1. welke het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  2. welke reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  3. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van dit plan een omgevingsvergunning is verleend.
6.3.3 Toelaatbaarheid
  1. De in lid 6.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
  2. Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  3. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.

3 Algemene Regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene Bouwregels

8.1 Afwijkende maatvoering
Bestaande gebouwen en overige bouwwerken, die zijn opgericht in overeenstemming met de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht maar in afwijking van dit bestemmingsplan, zijn toegestaan.
8.2 Hydrologisch neutraal ontwikkelen
Uitbreidingen van verhard oppervlak vinden plaats volgens het principe van hydrologisch neutraal ontwikkelen. Hydrologisch neutraal ontwikkelen houdt in dat de ontwikkeling geen hydrologische achteruitgang ten opzichte van de referentiesituatie tot gevolg heeft. Om de aard en omvang van de benodigde maatregelen vast te stellen, dient advies te worden ingewonnen bij Waterschap De Dommel.

Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels

9.1 Gebouwen voor openbaar nut
Het bevoegd gezag kan, voor zover niet reeds op grond van een andere bepaling kan worden afgeweken, door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het plan, voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwtjes van openbaar nut, zoals telefooncellen, wachthuisjes, gasreduceerstations en schakelstations mits de inhoud niet meer dan 50 m3 de goothoogte niet meer dan 3 m bedraagt.

4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  3. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan ‘Hamonterweg 19 te Budel-Schoot’.