Bedrijventerreinen Rondven en Den Engelsman
Bestemmingsplan - Gemeente Cranendonck
Vastgesteld op 06-06-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Bestanden
1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
plan:
het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Rondven en Den Engelsman' van de Gemeente Cranendonck;
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1706.BPMHZ5003-VAS1 met de bijbehorende regels;
aanbouw:
een aan een hoofdgebouw toegevoegde, afzonderlijke ruimte die qua afmetingen en/of visueel opzicht (onder meer voor wat betreft goothoogte, dakhelling en/of dakvorm), ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge deze regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
aan-huis-verbonden-beroep:
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, cosmetisch, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen kan worden uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
aardkundige waarden en kenmerken:
waarden en kenmerken van een gebied die vanwege geologische, geomorfologische, bodemkundige en (geo)hydrologische verschijnselen en processen, dan wel anderszins vanwege de natuurlijke ontstaansgeschiedenis van de bodem, van algemeen belang zijn vanuit aardkundig oogpunt;
achtererfgebied:
erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant, van het hoofdgebouw;
achtergevelrooilijn:
- de achterste grens van een bouwvlak, gezien vanaf de weg waarop het hoofdgebouw is georiënteerd;
- indien er geen sprake is van een achterste grens van een bouwvlak dan wel geen bouwvlak op de plankaart is aangegeven: de denkbeeldige lijn die wordt getrokken langs de achtergevel van het hoofdgebouw, zonder aan- en uitbouwen aan aangebouwde bijgebouwen, alsmede het verlengde daarvan;
afhankelijke woonruimte:
een bijbehorend bouwwerk dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding is gehuisvest uit het oogpunt van mantelzorg;
ambachtelijk bedrijf:
een bedrijf dat, geheel of overwegend door middel van handwerk, goederen vervaardigt, bewerkt of herstelt en installeert, alsook het verkopen en/ of leveren van goederen die
verband houden met het ambacht als ondergeschikte activiteit;
antennedrager:
antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne;
antenne-installatie:
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in één of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;
archeologische verwachtingswaarde:
gronden met een bepaalde verwachtingswaarde, die kan bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/ of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang kunnen zijn en het cultuurhistorisch erfgoed kunnen vertegenwoordigen;
archeologische waarden:
cultuurhistorische waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/ of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen;
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
bebouwingspercentage:
een op de verbeelding of in de planregels aangegeven percentage, dat procentueel de grootte van het deel van een bouwperceel, bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
bedrijf:
een inrichting of instelling, gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/ of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, niet zijnde aan-huis-gebonden-beroepen;
bedrijfsgebouw:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
bedrijfsmatige activiteit:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijk bedrijvigheid, in tegenstelling tot de hieronder omschreven beroepsmatige activiteiten, gericht op consumentverzorging geheel of overwegend door middel van handwerk en waarvan de omvang van de activiteiten zodanig is, dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie worden uitgeoefend, met uitzondering van seksinrichtingen;
bedrijfsvloeroppervlak:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een bouwwerk en/ of op een terrein die wordt gebruikt voor de uitoefening van een (dienstverlenend) bedrijf of een (dienstverlenende) instelling, inclusief opslag-, administratie- en soortgelijke ruimten;
bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld ten dienst van (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is gelet op de bestemming en het bedrijfsmatig gebruik van het gebouw en/of het terrein;
beroepsmatige activiteiten:
de uitoefening van een beroep aan huis op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen terrein, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt;
bestaand / bestaande situatie:
bebouwing en gebruik, zoals naar aard en omvang aanwezig op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan. Bij bebouwing of gebruik waarvoor vergunning noodzakelijk is betreft het uitsluitend die bebouwing en dat gebruik waarvoor vergunning is verleend of welke kan worden gebouwd, respectievelijk gestart, op grond van een reeds verleende vergunning;
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
bijbehorend bouwwerk:
functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw of ander bouwwerk met een dak;
bijgebouw:
een gebouw, dat in bouwkundig opzicht qua massa en vorm ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en ten dienste staat van het hoofdgebouw, vrijstaand dan wel aangebouwd;
bosbouw:
het geheel van bedrijfsmatig of op natuurbehoud gericht handelen en activiteiten, gericht op de duurzame instandhouding en ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen ten behoeve van (één of meerdere van de functies) natuur, houtproductie, landschap en recreatie;
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
commerciële dienstverlening:
een ambachtelijk c.q. dienstverlenend bedrijf dat zijn goederen en diensten rechtstreeks levert aan de consument, zoals een goudsmid, schoenmaker, hakkenbar en dergelijke, met dien verstande dat de detailhandelsfunctie ondergeschikt is;
dagrecreatie:
recreatieve activiteit die plaats vindt binnen een periode van een uur voor zonsopgang tot een uur na zonsondergang;
dak:
een gesloten bovenbeëindiging van een gebouw of bouwwerk;
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/ of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, zulks met uitzondering van horecabedrijven;
detailhandhandel in volumieuze goederen:
handel in goederen die vanwege de omvang een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling, zoals auto's,
boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair;
dienstverlenend bedrijf en/ of dienstverlenende instelling:
bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en/ of maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard en omvang daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;
dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten;
ecologische hoofdstructuur:
samenhangend netwerk van natuurgebieden van (inter)nationaal belang met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten bestaande uit de meest waardevolle natuur- en bosgebieden en andere gebieden met belangrijke aanwezige en te ontwikkelen natuurwaarden;
ecologische waarden en kenmerken:
aanwezige en potentiële waarden, gebaseerd op de beoogde natuurkwaliteit voor het gebied, waartoe behoren de natuurdoelen en natuurkwaliteit, geomorfologische processen, de waterhuishouding, de kwaliteit van bodem, water en lucht, rust, de mate van stilte, donkerte en openheid, de landschapsstructuur en de belevingswaarde;
educatieve voorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van de educatie van mensen, zoals onder andere scholen, onderwijsinstellingen en peuterspeelzalen;
escortbedrijf:
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend, zoals escortservices en bemiddelingsbureaus;
erotisch getinte vermaaksfunctie:
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/ of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
extensief recreatief medegebruik:
een vorm van recreatief medegebruik die nauwelijks of geen invloed heeft op de in de bestemmingsomschrijving van de bestemmingen gegeven doeleinden;
extensieve recreatie:
die vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen;
functie:
doeleinden, ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/ of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan;
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
geluidbelasting vanwege een industrieterrein:
de etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen en toestellen, aanwezig op het industrieterrein, het geluid van niet tot de inrichtingen behorende motorvoertuigen op het terrein daaronder niet begrepen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;
geluidbelasting vanwege het wegverkeer:
de gemiddelde geluidbelasting over de dag-, avond, en nachtperiode (Lden) uitgedrukt in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten, als bedoeld in de Wet geluidhinder;|
geluidbelasting vanwege een spoorweg:
de gemiddelde geluidbelasting over de dag-, avond- en nachtperiode (Lden) uitgedrukt in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke spoorwegverkeer of op een bepaald spoorweggedeelte of een combinatie van spoorweggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;
geluidgevoelige functie:
bewoning of andere geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
geluidgevoelige gebouwen:
gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van andere geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
geluidzone - industrie:
geluidscontour rond een industrieterrein waarbuiten de geluidbelasting vanwege dat terrein niet meer mag bedragen dan 50 dB(A);
geluidzoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;
groothandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/ of leveren van goederen aan wederverkopers dan wel aan instellingen of personen, ter aanwending in een andere bedrijfstak;
hogere grenswaarde:
een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
hoofdgebouw:
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
industrieterrein:
terrein waaraan in hoofdzaak een bestemming is gegeven voor de vestiging van inrichtingen en waarvan de bestemming voor het gehele terrein of een gedeelte daarvan de mogelijkheid
insluit van vestiging van inrichtingen, behorende tot een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen categorie van inrichtingen, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken;
maaiveld:
de hoogte van het terrein nadat het gereed gemaakt is voor bebouwing;
mantelzorg:
het op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/ of sociale vlak;
natuurwaarden:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en/ of fauna in relatie met de bijbehorende abiotische randvoorwaarden (bodem, water, terreinvormen);
normaal onderhoud:
werkzaamheden die regelmatig nodig zijn voor een goed beheer van de gronden;
ondergeschikte activiteit:
een activiteit van zeer beperkte bedrijfsmatige en/ of ruimtelijke omvang zodat de functie waaraan zijn wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft;
ondergeschikte functie:
functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt;
openbare nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van openbaar nut, zoals gas-, water-, elektriciteits- en communicatievoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de inzameling van afval;
open terrein- en erfafscheidingen:
terrein- en/ of erfafscheidingen van een dusdanig materiaal en constructie dat vanuit de ene zijde zicht op de andere zijde blijft bestaan;
overkapping:
een dakconstructie vrijstaand met maximaal één wand dan wel aan maximaal één zijde begrensd door de gevel van een belendend gebouw;
perceelsgrens:
de buitengrenzen van een kadastraal perceel;
productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/ of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten/ handelingen met een ander tegen vergoeding;
raamprostitutie:
een seksinrichting bestemd voor of in gebruik voor het zich vanaf de openbare weg of een andere voor het publiek toegankelijke plaats, zichtbaar ter beschikking stellen tot het tegen betaling verlenen van seksuele diensten aan anderen (prostitutie);
recreatie:
het ondernemen van activiteiten voor diens plezier;
recreatief medegebruik:
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;
recreatief nachtverblijf:
verblijf om te overnachten, ten behoeve van recreatieve doeleinden of vakantie, anders dan in de eigen woning;
recreatieve bewoning:
de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/ of verblijfsrecreatie;
recreatieve voorziening:
voorzieningen bedoeld voor recreatief gebruik zoals musea, sportterreinen, speeltuinen, hondenoefenterreinen, dierenparken, openluchttheaters en groepsaccommodaties;
seksinrichting:
een inrichting van een organisatie, rechtspersoon of natuurlijk persoon die er zijn bedrijf van maakt om seksuele diensten (alle handelingen die in het normaal maatschappelijk verkeer in de meest ruime zin van het woord daaronder begrepen of daarmee geassocieerd kunnen worden) tegen een materiële vergoeding aan derden of binnen een besloten groep aan te bieden;
straatprostitutie:
het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken;
tuin:
de gronden van een bouwperceel behorende bij een woning, voor zover gelegen buiten het op de verbeelding aangewezen bouwvlak;
uitbouw:
een uitbreiding van het bestaande hoofdgebouw, waarbij geen sprake is van een afzonderlijke ruimte;
verblijfsrecreatie:
het verblijf voor recreatieve doeleinden buiten de eerste woning c.q. het hoofdverblijf, waarbij ten minste één nacht wordt doorgebracht, met uitzondering van overnachtingen bij familie en kennissen;
volumineuze goederen:
goederen die vanwege hun omvang een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling, zoals goederen in bouw- of doe-het-zelf producten, automobielen, motorfietsen, boten, caravans, e.d.;
voorgevellijn:
de denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel van het hoofdgebouw wordt getrokken tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen;
water:
al het oppervlaktewater, zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen;
waterhuishoudkundige voorzieningen:
voorzieningen, die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit;
woning:
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;
Woningwet:
de Woningwet zoals deze luidt op het tijdstip van der inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten
afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:
de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk;
bebouwd oppervlak van een bouwperceel:
de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen;
bebouwingspercentage:
het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de voorschriften nader aan te duiden gedeelte van die bestemming;
breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren;
goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil verticaal tot aan de bovenkant goot, boeibord of druiplijn of daarmee gelijk te stellen constructiedeel van een gebouw of bouwwerk.
(nok)hoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil verticaal tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane-grondvloer dan wel - indien aanwezig - van de kelder- of souterrainvloer de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren op 1 m boven peil, dan wel indien het bouwwerk uit meerdere bouwlagen bestaat, over de laag met het grootste oppervlak;
peil:
1. voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein. Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf - Waterzuivering
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf - Waterzuivering' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- een voorziening voor de buffering, behandeling en/of het transport van afvalwater;
- parkeervoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
- er mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming;
- gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
- het bebouwingspercentage van de gronden van het bouwperceel bedraagt maximaal 70%;
- de bouwhoogte van een gebouw bedraagt maximaal 8 m;
- de bouwhoogte van overkappingen, mag niet meer bedragen dan 3,25 m.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
- de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
- de bouwhoogte van vlaggenmasten en lichtmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
- de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 4 m.
Artikel 4 Bedrijventerrein - 1
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijventerrein - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- bedrijven in de milieucategorie 2 t/m 3.2 uit de in de bijlage opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van risicovolle inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
- bestaande bedrijfsactiviteiten in een milieucategorie lager of hoger dan onder a aangegeven;
- ter plaatse van de 'bedrijfswoning' één bedrijfswoning met bijbehorende tuin en bijgebouwen;
- productiegebonden detailhandel, mits dit een ondergeschikte functie is aan de bedrijfsmatige activiteiten en niet leidt tot extra verkeersaantrekkende werking;
- kantoren, uitsluitend als ondersteunende functie ten behoeve van de bedrijfsvoering;
- bestaande detailhandel uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
- een kantoor, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
- een ambulancepost, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk'
- wegen, parkeervoorzieningen en fiets- en voetpaden;
- groenvoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- nutsvoorzieningen;
- abri’s, telefooncellen, straatmeubilair e.d.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van gebouwen en overkapping gelden de volgende regels:
- gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden opgericht;
- het totale gezamenlijk bebouwingspercentage van de gronden van een bouwperceel aan bedrijfsgebouwen, bedrijfswoningen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt 70%.
4.2.2 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:
- de oppervlakte van een bouwperceel bedraagt maximaal 5.000 m2;
- de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan is aangegeven door middel van de aanduiding op de verbeelding;
- de goothoogte van een gebouw bedraagt minimaal 2,5 m.
4.2.3 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
- een bedrijfswoning mag enkel ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" opgericht worden;
- de inhoud van de bedrijfswoning mag maximaal 750 m3 bedragen;
- de voorgevel moet in dan wel op een afstand van maximaal 3 m achter de naar de weg gekeerde zijde van het bouwvlak gesitueerd worden;
- de goothoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 6,5 m;
- de bouwhoogte van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 10 m;
- de afstand van een bedrijfswoning tot de zijdelingse perceelsgrenzen dient ten minste 5 m te bedragen.
4.2.4 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen
Voor het oprichten van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:
- aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning gebouwd te worden;
- voor de voorgevellijn van de bedrijfswoning mogen uitsluitend uitbouwen in de vorm van een erker, balkon of luifel worden gebouwd, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- de diepte gemeten vanuit de voorgevellijn niet meer dan 1,5 m mag bedragen;
- de erker mag over ten hoogste 50% van de breedte van de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;
- de afstand tot de openbare weg niet minder dan 3 m mag bedragen;
- overkappingen mogen enkel binnen het bouwvlak worden opgericht waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- gebouwd op het bouwperceel, in of achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning;
- de overkapping dient aan één zijde van een gebouw te worden gebouwd;
- de overkapping dient aan minimaal 2 zijden open te zijn;
- de bouwhoogte is maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag, met een maximum van 3,25 m;
- de oppervlakte maximaal 30 m2 bedraagt;
- de totale gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 75 m2 bedragen;
- voor zover de oppervlakte van de strook grond achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw meer bedraagt dan 200 m2 mag de onder d geregelde gezamenlijke oppervlakte worden vermeerderd met 10% van deze overmaat tot in totaal maximaal 90 m2;
- de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,25 m;
- de bouwhoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen, mag niet meer bedragen dan 5 m.
4.2.5 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
- de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn een open karakter moeten hebben, zodat het zicht op achterliggende gronden en gebouwen minimaal wordt belemmerd;
- de bouwhoogte van vlaggenmasten en lichtmasten mag niet meer bedragen dan 9 m;
- de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 4 m;
- overkappingen mogen onder de volgende voorwaarden worden opgericht:
- de overkapping dient in of achter de voorgevelrooilijn van het bedrijfsgebouw te worden gebouwd;
- de overkapping dient aan één zijde van een gebouw te worden gebouwd;
- de overkapping dient aan minimaal 2 zijden open te zijn;
- de bouwhoogte is maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag, met een maximum van 3,25 m;
4.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen na een daartoe strekkend verzoek met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.1 sub b en een bebouwingspercentage van maximaal 80% toestaan, mits bij dat verzoek is onderbouwd dat:
- de uitbreiding op bedrijfseconomische gronden noodzakelijk is;
- er voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein aanwezig is;
- de uitbreiding milieuhygiënisch inpasbaar is;
- er bij nieuwe ontwikkelingen geen uitlogende materialen worden toegepast.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1, lid 1 onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan:
- het gebruik van gronden en bouwwerken voor kantoordoeleinden, niet zijnde kantoren ten behoeve van de bedrijfsvoering, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
- het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandelsdoeleinden, anders dan volgens het bepaalde in artikel 4.1 is toegestaan;
- het gebruik van gronden en bouwwerken voor woondoeleinden, met uitzondering van als zodanig aangeduide bedrijfswoningen.
4.4.2 Aan-huis-verbonden beroep
Op de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, daar waar een bedrijfswoning is toegestaan, zijn de volgende bepalingen van toepassing:
- de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 60 m2;
- het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
- detailhandel mag alleen plaatsvinden ondergeschikt aan en in direct verband met het aan huis verbonden beroep;
- de activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving;
- de woonfunctie dient de hoofdfunctie te blijven;
- de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Detailhandel in volumineuze goederen
Burgemeester en wethouders kunnen, binnen als 'Bedrijventerrein - 1' bestemde gronden, bij omgevingsvergunning afwijken van de regels voor een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op detailhandel in volumineuze goederen, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- het betreft detailhandel in goederen die redelijkerwijs niet kan worden ondergebracht in winkelruimte in een woonkern;
- er is aangetoond en geborgd dat er voor bezoekers en personeel voldoende parkeerplaatsen beschikbaar zullen zijn op het eigen perceel en dat die parkeerplaatsen het laden en lossen op eigen terrein niet beletten;
- er is aangetoond dat er geen verkeersaantrekkende werking van de detailhandel uitgaat, die tot een significante toename van de verkeersbelasting leidt.
4.5.2 Afwijken van de Staat van Bedrijfsactiviteiten
Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder artikel 4.1 sub a voor de vestiging c.q. uitoefening van een bedrijf uit een hogere of lagere milieucategorie dan is toegestaan, of van een bedrijf dat niet is genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, indien deze naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën toegestaan, met dien verstande dat: 17
- bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling dienen te worden betrokken: geluid, geurproductie, stofuitworp en gevaar, waarbij tevens kan worden gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking;
- de afwijking noodzakelijk is uit een oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en efficiënt gebruik van het bouwperceel of de bouwpercelen;
- de functionele en ruimtelijke structuur niet onevenredig worden aangetast;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
- de verkeersveiligheid, brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijding is gewaarborgd;
- op het bouwperceel parkeer-, laad- en losruimte van voldoende omvang aanwezig is.
4.5.3 Afwijken ten behoeven van risicovolle inrichtingen
Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder artikel 4.1 sub a voor het toestaan van de vestiging van risicovolle inrichtingen die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen, met dien verstande dat:
- de plaatsgebonden risicocontour beperkt blijft tot het eigen bouwperceel;
- er een verantwoording plaatsvindt van de toename van het groepsrisico en deze door het bevoegd gezag als aanvaardbaar wordt beschouwd;
- aangrenzende waarden en functies niet onevenredig worden aangetast.
Artikel 5 Bedrijventerrein - 2
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijventerrein - 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- bedrijven in de milieucategorie 2 t/m 4.2 uit de in de bijlage opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van risicovolle inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
- bestaande bedrijfsactiviteiten in een milieucategorie lager dan onder a aangegeven:
- productiegebonden detailhandel, mits dit een ondergeschikte functie is aan de bedrijfsmatige activiteiten en niet leidt tot extra verkeersaantrekkende werking;
- kantoren, uitsluitend als ondersteunende functie ten behoeve van de bedrijfsvoering;
- het bestaande gasontvangststation uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijventerrein - gasontvangststation’;
- wegen, parkeervoorzieningen en fiets- en voetpaden;
- groenvoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- nutsvoorzieningen;
- abri’s, telefooncellen, straatmeubilair e.d.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van gebouwen en overkapping gelden de volgende regels:
- gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden opgericht;
- het totale gezamenlijk bebouwingspercentage van de gronden van een bouwperceel aan bedrijfsgebouwen, bedrijfswoningen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt 70%.
5.2.2 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:
- de oppervlakte van een bouwperceel bedraagt maximaal 5.000 m2 behoudens voor zover de bestaande oppervlakte ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpplan meer dan 5000 m² bedraagt, dan geldt deze oppervlakte als maximale oppervlakte;
- de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan is aangegeven door middel van de aanduiding op de verbeelding;
- de goothoogte van een gebouw bedraagt minimaal 2,5 m;
- ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijventerrein – gasontvangststation’ gelden de volgende regels:
- uitsluitend zijn toegestaan gebouwen, die ten dienste staan van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijventerrein – gasontvangststation’;
- de goot- en bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 4 m.
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
- de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn een open karakter moeten hebben, zodat het zicht op achterliggende gronden en gebouwen minimaal wordt belemmerd;
- de bouwhoogte van vlaggenmasten en lichtmasten mag niet meer bedragen dan 9 m;
- de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 4 m;
- overkappingen mogen worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
- de overkapping dient in of achter de voorgevelrooilijn van het bedrijfsgebouw te worden gebouwd;
- de overkapping dient aan één zijde van een gebouw te worden gebouwd;
- de overkapping dient aan minimaal 2 zijden open te zijn;
- de bouwhoogte van een overkapping mag niet meer bedragen dan 5 m.
5.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.1 sub b en een bebouwingspercentage van maximaal 80% toestaan, mits bij dat verzoek is onderbouwd dat:
- de uitbreiding op bedrijfseconomische gronden noodzakelijk is;
- er voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein aanwezig is;
- de uitbreiding milieuhygiënisch inpasbaar is;
- er bij nieuwe ontwikkelingen geen uitlogende materialen worden toegepast.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Strijdig gebruik
onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1, lid 1 onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval verstaan:
- het gebruik van gronden en bouwwerken voor kantoordoeleinden, niet zijnde kantoren ten behoeve van de bedrijfsvoering, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'kantoor’;
- het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandelsdoeleinden, anders dan volgens het bepaalde in artikel 5.1 sub c is toegestaan;
- het gebruik van gronden en bouwwerken voor woondoeleinden.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Afwijken van de Staat van Bedrijfsactiviteiten
Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder artikel 5.1 sub a voor de vestiging c.q. uitoefening van een bedrijf uit een hogere of lagere milieucategorie dan is toegestaan, of van een bedrijf dat niet is genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, indien deze naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën toegestaan, met dien verstande dat:
- bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling dienen te worden betrokken: geluid, geurproductie, stofuitworp en gevaar, waarbij tevens kan worden gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking;
- de afwijking noodzakelijk is uit een oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en efficiënt gebruik van het bouwperceel of de bouwpercelen;
- de functionele en ruimtelijke structuur niet onevenredig worden aangetast;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
- de verkeersveiligheid, brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijding is gewaarborgd;
- op het bouwperceel parkeer-, laad- en losruimte van voldoende omvang aanwezig is.
5.5.2 Afwijken ten behoeven van risicovolle inrichtingen
Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder artikel 5.1 sub a voor het toestaan van de vestiging van risicovolle inrichtingen die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen, met dien verstande dat:
- de plaatsgebonden risicocontour beperkt blijft tot het eigen bouwperceel;
- er een verantwoording plaatsvindt van de toename van het groepsrisico en deze door het bevoegd gezag als aanvaardbaar wordt beschouwd;
- aangrenzende waarden en functies niet onevenredig worden aangetast.
5.6 Wijzigingsbevoegdheid
5.6.1 Gasontvangststation
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijvigheid - gasontvangststation' te schrappen, indien het gasontvangststation niet meer aanwezig is en vervangen is door een andere in artikel 5.1 toegestane activiteit.
Artikel 6 Bos
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- bosbouw en houtproductie;
- behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke en natuurwaarden;
- behoud, herstel en ontwikkeling van de bestaande biotopen;
- behoud, herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische en landschappelijke waarden;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- voet- en fietspaden;
- extensief recreatief medegebruik
- bestaande inrit en ontsluiting van waterzuivering.
een en ander met bijbehorende voorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen
Op de gronden binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
- uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming zijn toegestaan ;
- de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2 m;
- de bouwhoogte van vlaggenmasten en lichtmasten met niet meer bedragen dan 6 m;
- de oppervlakte van een bouwwerk mag maximaal 10 m2 bedragen.
6.3 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van gronden en/of opstallen:
- voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het behoud van natuurlijke waarden;
- voor lawaaisporten;
- voor verblijfsrecreatie.
Artikel 7 Groen
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- groenvoorzieningen;
- bermen en beplantingen;
- voet- en fietspaden;
- parkeervoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- nutsvoorzieningen;
- abri’s, telefooncellen, straatmeubilair e.d.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen
Op de gronden binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd, behoudens nutsvoorzieningen waarbij de volgende regels gelden:
- de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 15 m²;
- de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
- op de gronden binnen deze bestemming mogen geen overkappingen worden gebouwd;
- uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming zijn toegestaan;
- de bouwhoogte van speeltoestellen, kunstwerken en/of standbeelden mag niet meer dan 5 m bedragen;
- de bouwhoogte van vlaggenmasten en lichtmasten mag niet meer bedragen dan 9 m;
- de bouwhoogte van zendmasten mag niet meer dan 40 m bedragen;
- de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen.
Artikel 8 Verkeer
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- voorzieningen voor verkeer en verblijf, waaronder wegen, paden en parkeervoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- abri’s, telefooncellen, straatmeubilair e.d.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen
Op de gronden binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd, behoudens nutsvoorzieningen waarbij de volgende regels gelden:
- de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 15 m²;
- de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
- Uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming zijn toegestaan;
- de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 meter;
- de bouwhoogte van vlaggenmasten en lichtmasten mag niet meer bedragen dan 9 m;
- de bouwwerken, geen gebouwen zijnde dienen voor het overige naar aard en afmeting bij deze bestemming te passen.
Artikel 9 Verkeer - Spoorweg
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer – Spoorweg’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- spoorwegverkeersdoeleinden met de bijbehorende bouwwerken en voorzieningen, zoals bermen, taluds, overgangen, geluidwerende voorzieningen en beplanting;
- treinstationdoeleinden uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van verkeer -station".
9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen
Op de gronden binnen deze bestemming mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "station" gebouwen ten behoeve van stationsvoorzieningen worden gebouwd. Hierbij gelden de volgende regels:
- de maximale goothoogte bedraagt 5,5 m, gemeten vanaf bovenkant spoorstaaf;
- de maximale bouwhoogte bedraagt 8 m, gemeten vanaf bovenkant spoorstaaf.
9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
- Uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming zijn toegestaan, zoals seinpalen, bovenleidingen en geluidwerende voorzieningen;
- de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 meter, gemeten vanaf de bovenkant spoorstaaf;
- de bouwhoogte van vlaggenmasten en lichtmasten mag niet meer bedragen dan 9 m;
- de bouwwerken, geen gebouwen zijnde dienen voor het overige naar aard en afmeting bij deze bestemming te passen.
Artikel 10 Water
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- waterberging;
- waterhuishoudkundige voorzieningen;
- watergangen;
- groenvoorzieningen.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Gebouwen
Op de gronden binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd.
10.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
- Uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming zijn toegestaan;
- de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2 meter;
- de bouwwerken, geen gebouwen zijnde dienen voor het overige naar aard en afmeting bij deze bestemming te passen.
Artikel 11 Waarde - Archeologie 1
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde – Archeologie-1’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden van de gronden.
11.2 Bouwregels
- Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, indien ten behoeve van het bouwen de bodem over meer dan 1.000 m2 wordt verstoord met een diepte van meer dan 0,5 m, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
- Indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen;
- de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties;
- het bepaalde in sub a en b is niet van toepassing ter plaatse van het bouwvlak en de bestemmingsvlakken van de bestemmingen ‘Bedrijventerrein - 1’ en 'Bedrijventerrein - 2';
- een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
11.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.3.1 Werken en werkzaamheden
- Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking met een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
- grondbewerking, ontgraven, egaliseren, frezen, aanleg of rooien van bos of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
- het slopen van bouwwerken;
- indien bij de onder a genoemde werkzaamheden de bodem over meer dan 1.000 m2 wordt verstoord met een diepte van meer dan 0,5 m dient bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning een rapport te worden overlegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
- Indien uit het in sub b genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen;
- de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties;
- Het bepaalde in sub a en b is niet van toepassing ter plaatse van het bouwvlak en de bestemmingsvlakken van de bestemmingen ‘Bedrijventerrein- 1’ of 'Bedrijventerrein - 2';
- Een omgevingsvergunning als bedoeld onder sub a kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
11.3.2 Uitzonderingen
Het in artikel 11.3.1 sub a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
- het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
- reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
- binnen het bouwvlak of de bestemmingsvlakken van de bestemmingen ‘Bedrijventerrein- 1’ of 'Bedrijventerrein - 2‘ plaatsvinden.
Artikel 12 Waarde - Archeologie 2
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde – Archeologie-2’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden van de gronden.
12.2 Bouwregels
- Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, indien ten behoeve van het bouwen: de bodem over meer dan 5.000 m2 wordt verstoord met een diepte van meer dan 0,5 m, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
- Indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen;
- de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties;
- het bepaalde in sub a en b is niet van toepassing ter plaatse van het bouwvlak en de bestemmingsvlakken van de bestemmingen ‘Bedrijventerrein- 1’ of 'Bedrijventerrein - 2;
- een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
12.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.3.1 Werken en werkzaamheden
- Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking met een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
- grondbewerking, ontgraven, egaliseren, frezen, aanleg of rooien van bos of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
- het slopen van bouwwerken;
- indien bij de onder a genoemde werkzaamheden de bodem over meer dan 5.000 m2 wordt verstoord met een diepte van meer dan 0,5 m, dient bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning een rapport te worden overlegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
- Indien uit het in sub b genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen;
- de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties;
- Het bepaalde in sub a en b is niet van toepassing ter plaatse van het bouwvlak en de bestemmingsvlakken van de bestemmingen ‘Bedrijventerrein- 1’ of 'Bedrijventerrein - 2;
- Een omgevingsvergunning als bedoeld onder sub a kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
12.3.2 Uitzonderingen
Het in lid artikel 12.3.1 sub a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
- het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
- reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
- binnen het bouwvlak of de bestemmingsvlakken van de bestemmingen ‘Bedrijventerrein- 1’ of 'Bedrijventerrein - 2’ plaatsvinden.
Artikel 13 Waarde - Archeologie 3
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde – archeologie - 3’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden van de gronden.
13.2 Bouwregels
- Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, indien ten behoeve van het bouwen de bodem over meer dan 25.000 m2 wordt verstoord met een diepte van meer dan 0,5 m, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
- Indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen;
- de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties;
- het bepaalde in sub a en b is niet van toepassing ter plaatse van het bouwvlak en de bestemmingsvlakken van de bestemmingen ‘Bedrijventerrein- 1’ of 'Bedrijventerrein - 2’;
- een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
13.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.3.1 Werken en werkzaamheden
- Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking met een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
- grondbewerking, ontgraven, egaliseren, frezen, aanleg of rooien van bos of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
- het slopen van bouwwerken;
- indien bij de onder a genoemde werkzaamheden de bodem over meer dan 25.000 m2 wordt verstoord met een diepte van meer dan 0,5 m, dient bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning een rapport te worden overlegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
- Indien uit het in sub b genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen;
- de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties;
- het bepaalde in sub a en b is niet van toepassing ter plaatse van het bouwvlak en de bestemmingsvlakken van de bestemmingen ‘Bedrijventerrein- 1’ of 'Bedrijventerrein - 2;
- een omgevingsvergunning als bedoeld onder sub a kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
13.3.2 Uitzonderingen
Het in lid artikel 13.3.1 sub a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
- het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
- reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
- binnen het bouwvlak of de bestemmingsvlakken van de bestemmingen ‘Bedrijventerrein- 1’ of 'Bedrijventerrein – 2’ plaatsvinden.
Artikel 14 Leiding - Gas
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding – Gas’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een ondergrondse leiding voor het transport van gas met de daarbij behorende belemmeringenstrook.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Voorrangsregeling
Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de leidingen als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen prevaleert de bestemming ‘Leiding – Gas’.
14.2.2 Bouwen
Op of in deze gronden mag niet worden gebouwd.
14.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 14.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd mits:
- geen aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
- vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
14.4.1 Verbod
Het is verboden op of in gronden met de bestemming ‘Leiding – Gas’ zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren;
- het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
- het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven of ophogen;
- het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
- het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
- diepploegen;
- het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving aangegeven, en daarmee verband houdende constructies;
- het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen
- het permanent opslaan van goederen.
14.4.2 Uitzonderingen
Het verbod als bedoeld in artikel 14.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:
- die betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
- die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
- die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
- welke graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten vormen.
14.4.3 Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 14.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:
- geen aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
- vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
3 Algemene Regels
Artikel 15 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 16 Algemene Bouwregels
16.1 Maximale maatvoering
Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde in of krachtens de Woningwet en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden en is het overgangsrecht bouwwerken niet van toepassing.
16.2 Minimale maatvoering
In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde in of krachtens de Woningwet en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden en is het overgangsrecht bouwwerken niet van toepassing.
16.3 Heroprichting
In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in 15.1 en 15.2 uitsluitend van toepassing indien het geschied op dezelfde plaats.
Artikel 17 Algemene Gebruiksregels
17.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan:
- een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie;
- een gebruik van bijgebouwen bij een (bedrijfs)woning als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte.
Artikel 18 Algemene Aanduidingsregels
Geluidzone - industrie
Op gronden met de aanduiding 'geluidzone - industrie' mag, ongeacht het bepaalde in de overige bestemmingen, geen geluidgevoelige bebouwing worden opgericht, noch bestaande bebouwing voor een geluidgevoelige functie worden gebruikt, tenzij een hogere waarde is vastgesteld.
Artikel 19 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van:
- het bepaalde in het plan en toestaan dat bestemming- of bouwgrenzen zullen worden overschreden, voor zover een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- de in dit plan voorgeschreven maten met ten hoogste 10%. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:
- dit niet leidt tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat;
- deze om esthetische en/of bouwtechnische redenen noodzakelijk is en;
- de toepasselijke bestemmingsplanregel zelf geen mogelijkheid tot afwijking biedt;
- het bepaalde in het plan voor de bouw van openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van (de bediening van) kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes, mits de inhoud per gebouwtje ten hoogste 50 m³ bedraagt;
- het bepaalde in het plan en toestaan dat antenne- of alarmmasten tot een hoogte van 40 m zullen worden gebouwd;
- de bestemmingsregels ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen wordt vergroot, mits:
- de maximale oppervlakte van de plaatselijke verhoging ten hoogste 10% van het betreffende bouwvlak mag bedragen;
- de vergroting ten hoogste 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt.
De in dit artikel genoemde afwijkingen mogen slechts worden verleend indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 20 Overige Regels: Criteria Voor Afwijken En Wijzigen
Er wordt uitsluitend een omgevingsvergunning tot het afwijken van het bestemmingsplan verleend en er wordt uitsluitend over gegaan tot wijziging van het bestemmingsplan indien is aangetoond dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
- de milieusituatie (toetsing aan relevante omgevingswetgeving);
- natuurlijke en landschappelijke waarden;
- de verkeersveiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het bebouwings- en landschapsbeeld.
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 21 Overgangsrecht
21.1 Overgangsrecht bouwwerken
- Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
21.2 Overgangsrecht gebruik
- Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 22 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen Rondven en Den Engelsman' van de gemeente Cranendonck.