Herinrichting Buulder Aa (tussen 'Kleine Bruggen' en 'Raadbroek')
Wijzigingsplan - Gemeente Cranendonck
Vastgesteld op 07-07-2015 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 van toepassing verklaring:
de begrippen van het bestemmingsplan 'Buitengebied' zijn van overeenkomstige toepassing met inachtneming van de volgende artikelen;
1.2 bestemmingsplan:
het bestemmingsplan 'Buitengebied' van de gemeente Cranendonck, bestaande uit de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1706.BPBG3003-VAST zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 8 december 2009;
1.3 plan:
Het wijzigingsplan 'Herinrichting Buulder Aa (tussen 'Kleine Bruggen' en 'Raadbroek')' van de gemeente Cranendonck, bestaande uit de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1706.WPBG3037-VAS1 met bijbehorende regels;
Artikel 2 Wijze Van Meten
De wijze van meten van het bestemmingsplan: 'Buitengebied' is van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
De regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied' zijn van overeenkomstige toepassing, waarbij de bestemming 'Agrarisch', artikel 3 relevant is.
Artikel 4 Agrarisch Met Waarden - 1
De regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied' zijn van overeenkomstige toepassing, waarbij de bestemming 'Agrarisch met waarden - 1', artikel 4 relevant is.
Artikel 5 Agrarisch Met Waarden - 2
De regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied' zijn van overeenkomstige toepassing, waarbij de bestemming 'Agrarisch met waarden', artikel 5 relevant is.
Artikel 6 Bos
De regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied' zijn van overeenkomstige toepassing, waarbij de bestemming 'Bos' artikel 10 relevant is.
Artikel 7 Natuur
De regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied' zijn van overeenkomstige toepassing, waarbij de bestemming 'Natuur', artikel 13 relevant is.
Artikel 8 Verkeer
De regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied' zijn van overeenkomstige toepassing, waarbij de bestemming 'Verkeer', artikel 16 relevant is.
Artikel 9 Leiding - Olie
De regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied' zijn van overeenkomstige toepassing, waarbij de bestemming 'Leiding - Olie', artikel 24 relevant is.
Artikel 10 Leiding - Riool
De regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied' zijn van overeenkomstige toepassing, waarbij de bestemming 'Leiding - Riool', artikel 25 relevant is.
Artikel 11 Waarde - Archeologie
De regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied' zijn van overeenkomstige toepassing, waarbij de bestemming 'Waarde - Archeologie', artikel 26 relevant is.
Artikel 12 Waarde - Beschermingszone Natte Natuurparel
De regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied' zijn van overeenkomstige toepassing, waarbij de bestemming 'Waarde - Beschermingszone natte natuurparel', artikel 27 relevant is.
Artikel 13 Waterstaat - Waterbergingsgebied
De regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied' zijn van overeenkomstige toepassing, waarbij de bestemming 'Waterstaat - Waterbergingsgebied', artikel 30 relevant is.
Artikel 14 Waterstaat - Waterlopen
De regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied' zijn van overeenkomstige toepassing, waarbij de bestemming 'Waterstaat - Waterlopen', artikel 31 relevant is.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
De algemene regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied' zijn van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht
Het overgangsrecht van het bestemmingsplan 'Buitengebied' is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 16 Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald als regels van het wijzigingsplan "Herinrichting Buulder Aa (tussen 'Kleine Bruggen' en 'Raadbroek')" van de gemeente Cranendonck.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
Waterschap de Dommel heeft als taak te zorgen voor een duurzaam en kwalitatief goed watersysteem in het stroomgebied van de Dommel. In het Waterbeheerplan Krachtig Water is het beleid van het waterschap vastgesteld. Het waterbeheerplan beschrijft de taken van het waterschap voor de periode 2010-2015 aan de hand van de waterthema's Droge voeten, Voldoende water, Natuurlijk water, Schoon water, Schone waterbodem en Mooi water. Het plan is afgestemd op afspraken die gemaakt zijn bij het Nationaal Bestuursakkoord Water, het Provinciaal Waterplan en de Kaderrichtlijn Water (KRW).
Met de herinrichting van de Buulder Aa geeft het waterschap invulling aan de gestelde doelen vanuit de waterthema's. Ten behoeve van het beekherstel is het projectplan 'herinrichting Buulder Aa' (definitief projectplan, vastgesteld op 11 november 2014) opgesteld. Het projectplan is opgenomen in bijlage 1 en 2. In het projectplan worden de volgende opgaven voor de Buulder Aa genoemd:
- de aanleg van het beekherstel (hermeandering) en inrichting langs de Buulder Aa;
- het omzetten van landbouwgronden naar natuur bij een aantal percelen die zodanig ingericht worden met poelen, beek begeleidend bos, vochtig hooiland en kruiden faunarijk grasland;
- het mogelijk maken van waterbergingsgebieden om het uitkeren van schadevergoedingen als gevolg van natuurlijk overstromingen door het beekherstel mogelijk te maken;
- het verbeteren van de landschappelijke structuren en versterking van cultuurhistorische waarden;
- het vispasseerbaar maken van drie stuwen.
Het uitgangspunt bij het realiseren van al deze doelen is een integrale aanpak. Daarom zijn ook de wensen en ideeën van de belanghebbenden uit de omgeving geïnventariseerd en waar mogelijk geïntegreerd in het projectplan.
Voorliggend wijzigingsplan is geschreven om het project herinrichting Buulder Aa ruimtelijk/planologisch mogelijk te maken. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de wijzigingsbevoegdheden uit de artikelen 37.1, 37.2 en 37.4 uit de planregels van het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied' van de gemeente Cranendonck (vastgesteld op 8 december 2009). De begrenzing van gebiedsaanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied waterbergingsgebied' is opgenomen in het plan 'Herziening Buitengebied' (vastgesteld op 13 september 2011). Zie ook paragraaf 1.3.
Proces
In het kader van het Nationaal Bestuursakkoord Water (2008) is in de periode 2010 – 2012 door het waterschap integraal met de opgaven beekherstel en inrichting natte natuurparel gewerkt aan de uitwerking van gestuurde waterberging binnen het plangebied. Hierbij is middels een gebiedsproces, samen met belanghebbenden, het ontwerp uitgewerkt tot een ontwerp projectplan.
De Buulder Aa betrof één van de 6 geplande waterbergingsgebieden in het gebied de Boven-Dommel. Halverwege 2012 heeft het waterschap de oplossing van gestuurde waterberging in relatie tot de knelpunten opnieuw beschouwd. Dit heeft tot nieuwe inzichten geleid, welke in april 2013 zijn voorgelegd aan het Algemeen Bestuur van Waterschap De Dommel. Hierbij is onder andere besloten de opgave voor realiseren van gestuurde innundatie bij de Buulder Aa te laten vervallen. Na het bestuursbesluit is de uitwerking van de maatregelen voor het beekherstel, de inrichting van de natte natuurparel en overige doelen nader opgepakt. Dit wijzigingsplan maakt hier onderdeel van uit.
Waar in dit wijzigingsplan gesproken wordt over inundatie wordt bedoeld natuurlijke waterberging dat optreedt als gevolg van verandering van het profiel van de beek wat tot extra en frequentere overstroming bij piekafvoeren leidt. Met nadruk wordt hier niet bedoeld gestuurde inundatie.
Het vormgeven en ontwerpen van het beekherstel en herstel van de natte natuurparel is een complexe zaak. Temeer omdat hierbij de belangenafweging ten opzichte van bestaande eigendommen, gevestigd gebruik en onderlinge belangen, zeer expliciet aan de orde komt. Om te komen tot een houdbaar projectplan voor water- én natuurdoelen, is een goede samenwerking en medewerking van terreinbeheerders, eigenaren, overheden en andere omgevingspartijen van het grootste belang. Het planproces waarin het projectplan voor de herinrichting voor de Buulder Aa tot is stand gekomen kenmerkte zich dan ook door overleg, coördinatie, afstemming en inspraak.
Het waterschap heeft over het traject om te komen tot het projectplan zogenaamde keukentafelgesprekken met agrarische ondernemers en bewoners uit het gebied gehouden. Daarnaast zijn over specifieke maatregelen werksessies georganiseerd in kleiner verband met specialisten en directe belanghebbenden.
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
Het plangebied voor het herinrichting van de Buulder Aa is gelegen ten noordwesten van de kern Maarheeze, ten noordoosten van de kern Soerendonk en ten zuidenwesten van de kern Leende. Het project gebied loopt van de weg Kleine Bruggen in het zuiden tot en met Renheide (gemeente Heeze-Leende) in het noorden. Aan de oostzijde wordt het gebied begrensd door de snelweg A2. Aan de westzijde ligt het bos- en natuurgebied De Heide. Daar waar in dit plan over plangebied wordt gesproken, betreft het uitsluitend de gronden gelegen binnen de gemeente Cranendonck.
Afbeelding 1.1 Situering plangebied
1.3 Vigerende Plannen
De vigerende juridisch-planologische situatie van het plangebied is vastgelegd in het bestemmingsplan 'Buitengebied' van de gemeente Cranendonck. Dit bestemmingsplan is op 8 december 2009 door de gemeenteraad vastgesteld en op 3 mei 2012 onherroepelijk geworden.
Op 13 september 2011 is een herziening van het bestemmingsplan Buitengebied vastgesteld. Deze herziening bevat onder andere een aanpassing van begrenzing van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterberging', 'Waterstaat - Beek' en de gebiedsaanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied waterbergingsgebied'. De herziening is op 17 april 2012 in werking getreden.
Conform het bestemmingsplan Buitengebied ligt binnen het plangebied de bestemmingen 'Agrarisch' 'Agrarisch met waarden -1', 'Agrarisch met waarden -2', 'Bos', 'Natuur' en de gebiedsaanduidingen 'wro-zone - wijzigingsgebied beekherstel' en 'wro-zone - wijzigingsgebied waterbergingsgebied' (zie afbeelding 1.2) en daarnaast nog een aantal dubbelbestemmingen.
De begrenzing van de van de 'wro-zone - wijzigingsgebied waterbergingsgebied' uit de herziening van het bestemmingsplan Buitengebied is weergegeven in afbeelding 1.3.
Afbeelding 1.2 Uitsnede bestemmingsplan 'Buitengebied' met in het licht blauw de grens van het onderhavige plangebied.
Afbeelding 1.3 Uitsnede bestemmingsplan 'Herziening Buitengebied'
1.4 Wijzigingsbevoegdheden
De opgaven voor de herinrichting van de Buulder Aa passen niet rechtstreeks in de vigerende bestemmingsplannen en moeten juridisch worden geborgd.
Hierbij gaat het om de volgende opgaven:
- de aanleg van het beekherstel (hermeandering) en inrichting langs de Buulder Aa;
- het omzetten van landbouwgronden naar natuur bij een aantal percelen die zodanig ingericht worden met poelen, beek begeleidend bos, vochtig hooiland en kruiden faunarijk grasland;
- het mogelijk maken van waterbergingsgebieden om het uitkeren van schadevergoedingen als gevolg van natuurlijk overstromingen door het beekherstel mogelijk te maken;
- het verbeteren van de landschappelijke structuren en versterking van cultuurhistorische waarden.
Met behulp van de verschillende wijzigingsbevoegdheden uit het vigerende plan is het mogelijk om de juiste planologisch juridische situatie te creëren.
In het navolgende wordt een koppeling gelegd tussen de verschillende wijzigingsbevoegdheden uit het bestemmingsplan Buitengebied en de gronden binnen het plangebied waarvoor de wijzigingsbevoegdheden zijn toegepast. De ontwikkelingen welke met toepassing van de wijzigingsbevoegdheden mogelijk worden gemaakt worden toegelicht in hoofdstuk 4. De voorwaarden die worden gesteld in de wijzingsbevoegdheden zijn nader toegelicht in paragraaf 6.1.
Artikel 37.1 Wijziging ten behoeve van natuurontwikkeling
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden wijzigen in de bestemming "Bos", dan wel "Natuur" ten behoeve van natuurontwikkeling, waaronder de ontwikkeling van een ecologische verbindingszone. Hiervoor gelden de volgende voorwaarden:
- a. overdracht of aankoop van gronden ten behoeve van de natuurvorming geschiedt op basis van vrijwilligheid;
- b. wijziging vindt pas plaats nadat de overdracht of aankoop in voldoende mate verzekerd is of al heeft plaatsgevonden;
- c. wijziging vindt pas plaats nadat verzekerd is dat een aaneengesloten natuurgebied van voldoende omvang en zodanige begrenzing kan ontstaan dat de aangrenzende/omringende gronden, met een blijvende agrarische bodemexploitatie, doelmatig als zodanig geëxploiteerd kunnen blijven worden;
- d. de regels van de bestemming "Bos", respectievelijk "Natuur" worden van toepassing verklaard.
Op afbeelding 1.4 wordt weer gegeven welke gronden binnen het plangebied worden gewijzigd middels de wijzigingsbevoegdheid uit artikel 37.1.
Afbeelding 1.4 Gronden binnen plangebied waarvoor wijzigingsbevoegdheid artikel 37.1 wordt toepast (natuurontwikkeling)
Artikel 37.2 Wijziging ten behoeve van beekherstel
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding "Wro-zone - wijzigingsbevoegdheid beekherstel" ten behoeve van beekherstel wijzigen in de bestemming "Bos", dan wel "Natuur" mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- a. overdracht of aankoop van gronden ten behoeve van de natuurvorming geschiedt op basis van vrijwilligheid;
- b. wijziging vindt pas plaats nadat de overdracht of aankoop in voldoende mate verzekerd is of al heeft plaatsgevonden;
- c. de inrichting als beek vormt geen onevenredige belemmering voor het agrarisch gebruik van de belendende agrarische percelen;
- d. de ter plaatse aanwezige landschappelijke en cultuurhistorische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
- e. de gronden zijn tevens bestemd voor het behoud, herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke, landschappelijke en ecologische waarden van de beek;
- f. de cultuurhistorische waarden, die eigen zijn aan een weergraaf of landweer, dienen nader in beeld te worden gebracht en als inspiratie te worden gebruikt;
- g. de regels van de bestemming "Bos", respectievelijk "Natuur" worden van toepassing verklaard.
Op afbeelding 1.5 wordt weer gegeven welke gronden binnen het plangebied worden gewijzigd middels de wijzigingsbevoegdheid uit artikel 37.2. De lichtgroen gearceerde gronden hebben in het bestemmingsplan Buitengebied reeds de bestemming Natuur, maar zijn nogmaals opgenomen omdat ze binnen de plangrenzen van het wijzigingsplan liggen.
Afbeelding 1.5 Gronden binnen plangebied waarvoor wijzigingsbevoegdheid artikel 37.2 wordt toegepast (beekherstel)
Artikel 37.4 Wijziging waterberging
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding "Wro-zone - wijzigingsgebied waterbergingsgebied" wijzigen teneinde ten behoeve van de opvang van water de gronden mede te bestemmen voor "Waterstaat - Waterbergingsgebied", mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- a. Het gebruik voor waterberging vormt geen onevenredige belemmering voor het agrarisch gebruik van de belendende agrarische percelen.
- b. De ter plaatse aanwezige landschappelijke en cultuurhistorische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
Op afbeelding 1.6 wordt weer gegeven welke gronden binnen het plangebied worden gewijzigd middels de wijzigingsbevoegdheid uit artikel 37.4. Hierbij is gebruik gemaakt van de begrenzing uit het plan 'Herziening buitengebied'. De lichtblauw gearceerde gronden hebben in de herziening Buitengebied reeds de bestemming Waterstaat- waterberging, maar zijn als dubbelbestemming nogmaals opgenomen omdat ze binnen de plangrenzen van het wijzigingsplan liggen.
Afbeelding 1.6 Gronden binnen plangebied waarvoor wijzigingsbevoegdheid artikel 37.4 wordt toegepast (waterberging)
In hoofdstuk 6 Juridische planopzet is een toetsing aan de wijzigingsregels opgenomen.
1.5 Leeswijzer
In hoofdstuk 2 van de toelichting wordt de huidige situatie in het plangebied beschreven. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 het beleidskader van Europa, het Rijk, de provincie en betrokken gemeenten uiteen gezet. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de doelstelling en uitgangspunten. Hoofdstuk 5 gaat over de omgevingsaspecten die voor dit plangebied relevant zijn. Hoofdstuk 6 beschrijft de juridische opzet waarbij de plankaart en planregels worden besproken. Tot slot volgt in de hoofdstukken 7 een beschrijving van de uitvoerbaarheid van het plan en de resultaten van de inspraak en overleg.
Hoofdstuk 2 Huidige Situatie
2.1 Historie
Het plangebied Buulder Aa is gelegen ten noordwesten van de kern Maarheeze, ten noordoosten van de kern Soerendonk en ten zuidenwesten van de kern Leende.
Centraal in het gebied stroomt de beek de Buulder Aa in noordelijke richting. Het gebied rondom de Buulder Aa is oorspronkelijk een beekdallandschap. Dit landschap is met name in het gebied Ulkedonken nog herkenbaar. Het gebied Ulkedonken is tevens aangewezen als natte natuurparel dat wordt gekenmerkt door (grond)waterafhankelijke natuur.
Van oudsher slingerde de Buulder Aa met veel meanders door het landschap. Vanaf Ulkedonken heeft de Buulder Aa door verbreding en verdieping van de beek, het afsnijden van meanders en de aanleg van stuwen een sterk kunstmatig karakter. Uit verschillende historische kaarten komt naar voren dat de loop van de Buulder Aa de laatste twee eeuwen op sommige plaatsen flink is veranderd. In figuur 2.1 is een historische topografische kaart en een huidige topografische kaart weergegeven waarin de veranderingen in de beekloop te zien zijn.
Afbeelding 2.1 topografische kaart 1850 en 2010
2.2 Gebruik
Het gebruik van de grond in het gebied in de huidige situatie is een combinatie van bos, natuur en landbouw. Het agrarisch gebruik is met name akkerbouw en grasland. Ten westen van de beek bevindt zich vooral bos bestaande uit naald- en loofhout en enkele grasland percelen. Vooral aan de oostkant tussen de beek en de snelweg A2 liggen grote agrarische percelen. De weidegronden en akkers bestaan uit monoculturen van gras en gewassen. Tussen de weidegronden ten oosten van de beek liggen kleinschalige hakhoutpercelen en bosschages.
Daarnaast wordt het gebied ook gebruikt voor recreatie, wonen, niet-agrarische bedrijvigheid en agrarische bedrijvigheid op pachtpercelen. De oostoever is met name in agrarisch gebruik. In en rond het plangebied liggen de RWZI Soerendonk en de camping Soerendonk
2.3 Natuur En Landschap
De natuur- en waterkwaliteit in het beekdal van de Buulder Aa is door de kanalisatie ten behoeve van de landbouw de laatste decennia achteruit gegaan. Het oorspronkelijke beekdallandschap van de Buulder Aa kenmerkte zich door beemden (graslandpercelen in een beekdal) in de laagste delen langs de beek. Door de jaren heen is het landschap rond de Buulder Aa sterk veranderd. Waar op enige afstand van de beek vooral heide voorkwam liggen nu met name bos en weilanden. De weilanden langs de beek zijn verder uitgebreid en de bossen langs de beek veelal gekapt. Daarnaast heeft het kleinschalig landschap langs de beek, plaats gemaakt voor grote percelen in overwegend landbouwkundig gebruik.
De Buulder Aa stroomt door de lagere delen van het beekdal. Ten oosten van de beek loopt het maaiveld tot de A2 met circa 2 meter op. Het maaiveld wordt hier doorsneden door twee waterlopen die in verbinding staan met het gebied ten oosten van de snelweg. Aan de westzijde van de beek loopt het maaiveld binnen een relatief korte afstand van 50 tot 100 meter op met een hoogteverschil van ca. 2 m. Bij Ulkedonken is een natuurlijke laagte gelegen.
In de beek zijn diverse algemenere waterplanten en diverse vissoorten aanwezig. De taluds van de beek zijn over het algemeen steil tot redelijk steil en er is weinig oeverbegroeiing.
Door het kunstmatige karakter van de Buulder Aa wordt het water snel afgevoerd en is de natuurlijke dynamiek verdwenen. De aanwezige stuwen in de Buulder Aa belemmeren de migratie mogelijkheden voor vissen en macrofauna.
Het beekdal van de Buulder Aa is van grote betekenis voor kwelafhankelijke vegetaties (noordelijk deel evenals de broekbossen), bos- en struweelvogels, amfibieën, vleermuizen en vlinders (broekbossen). De blauwgraslanden en dotterbloemhooilanden die vroeger kenmerkend waren, komen nu nog hier en daar voor in slootkanten.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Europees Beleid
3.1.1 Kaderrichtlijn Water
In de Kaderrichtlijn Water (KRW) geeft de Europese Unie regels voor de bescherming van het oppervlaktewater en het grondwater. De lidstaten van de Europese Unie zijn verplicht deze regels op te nemen in hun wetgeving. In Nederland vertaalt de Rijksoverheid de KRW in landelijke beleidsuitgangspunten, kaders en instrumenten. Hier worden de beleidsuitgangspunten, kaders en instrumenten vastgesteld, zoals criteria voor het typeren van waterlichamen of uitgangspunten voor monitoring.
De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu is eindverantwoordelijke voor de uitvoering van de KRW. Hij is eindverantwoordelijk mede namens de andere rijkspartijen en in nauw overleg met provincies, waterschappen en gemeenten. In het Nationaal bestuursakkoord Water (NBW) is de samenwerking in het waterbeheer en -beleid tussen deze partijen vastgelegd. Hier valt ook de uitvoering van de KRW onder.
Volgens de Kaderrichtlijn moet het oppervlaktewater in 2015 in goede ecologische en chemische toestand zijn. Deze termijn kan worden verlengd met twee periodes van zes jaar. Voor de gewenste chemische toestand van oppervlaktewateren gelden nieuwe normen. Deze zijn te vinden in het Besluit kwaliteitseisen en monitoring water en in het Provinciaal waterplan. Voor de gewenste ecologische toestand zijn ook doelen vastgelegd. Op grond van deze doelen heeft het waterschap realiseerbare doelen en maatregelen vastgelegd in het waterbeheerplan 'Krachtig Water'.
Conclusie
Het uitvoeren van de voorgenomen werkzaamheden past binnen de uitgangspunten van de Kaderrichtlijn Water.
3.2 Rijksbeleid
3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Begin 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. De structuurvisie bevat een concrete, bondige actualisatie van het mobiliteits- en ruimtelijke ordeningsbeleid. Dit nieuwe beleid heeft onder meer de Nota Mobiliteit, de Nota Ruimte en de Structuurvisie Randstad 2040 vervangen. De structuurvisie heeft betrekking op:
- rijksverantwoordelijkheden voor basisnormen op het gebied van milieu, leefomgeving, (water-)veiligheid en het beschermen van unieke ruimtelijke waarden;
- rijksbelangen met betrekking tot nationale hoofdnetten voor mobiliteit en energie;
- rijksbeleid voor ruimtelijke voorwaarden die bijdragen aan versterking van de economische structuur.
Het Rijk streeft naar een Nederland dat concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig is. Nederland moet een land blijven waarin het goed wonen en werken is. Dat kan alleen als ons land zich economisch kan blijven meten met andere landen. Als onze steden en dorpen voldoende goede woningen hebben en net als onze werkgebieden goed bereikbaar zijn. Een goede toekomst veronderstelt ook dat mensen, gebouwen en goederen in onze laaggelegen delta veilig zijn tegen het water en de leefbaarheid in stad en land gewaarborgd is.
In de SVIR zijn drie hoofddoelen geformuleerd om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
- 1. Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijke-economische structuur van Nederland.
- 2. Het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat.
- 3. Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Deze drie hoofddoelen zijn onder verdeeld in verschillende nationale belangen.
Eén van deze nationale belangen is ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten. Om flora- en faunasoorten in staat te stellen om op lange termijn te overleven en zich te ontwikkelen, zijn vanuit ruimtelijk oogpunt twee zaken essentieel: het behoud van leefgebieden en de mogelijkheden om zich te kunnen verplaatsen tussen leefgebieden.
Het Rijk is verantwoordelijk voor, en door de EU aanspreekbaar op, het nakomen van die aangegane verplichtingen. Binnen de door het Rijk gestelde kaders begrenzen, beschermen en onderhouden de provincies een natuurnetwerk met de juiste ruimtelijke, water- en milieucondities voor kenmerkende ecosystemen van (inter)nationaal belang. Dit provincie- en landsgrensoverschrijdende netwerk is de herijkte nationale Ecologische Hoofdstructuur (EHS).
Conclusie
Er zijn geen nadelige gevolgen voor omgeving, economie en de samenleving. Het wijzigingsplan is in overeenstemming met de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.
3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
De doorwerking van het ruimtelijk beleid wordt geregeld met een algemene maatregel van bestuur (AMvB). Met de inwerkingtreding van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening in 2008 zijn de beleidsuitgangspunten in de diverse planologische kernbeslissingen (pkb) in principe alleen bindend voor het Rijk. In de Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid staat een overzicht van de nationale ruimtelijke belangen in de vigerende pkb’s. Ook is aangegeven waarvoor de bevoegdheid voor het stellen van regels per AMvB wordt ingezet.
De inwerkingtreding van de AMvB vindt gefaseerd plaats. Zowel in 2009 als medio 2011 is een ontwerpbesluit gepubliceerd. De onderdelen uit 2009 met de nationale belangen uit onder meer de Nota Ruimte zijn inmiddels vastgesteld. De regels zijn bedoeld om op lokaal niveau in bestemmingsplannen te worden verwerkt. Het betreft een beperkt aantal van de beslissingen van wezenlijk belang (en eventueel concrete beleidsbeslissingen) uit de Nota Ruimte, alsmede uit de PKB Ruimte voor de Rivier, de PKB Derde Nota Waddenzee, de PKB Structuurschema Militaire Terreinen (SMT2) en de PKB Project Mainportontwikkeling Rotterdam (PMR).
Deze belangen maken nog steeds deel uit van het geldende nationale ruimtelijke beleid, zoals beschreven in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Medio 2012 is het Barro aangevuld. De inhoud van deze artikelen is gebaseerd op de nieuwe onderwerpen van het ruimtelijke beleid, die door het Rijk in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte zijn vastgesteld. Het betreft onderwerpen op het gebied van de hoofdinfrastructuur (reserveringen rond hoofdwegen en hoofdspoorwegen, vrijwaring rond rijksvaarwegen en hoofdbuisleidingen), de elektriciteitsvoorziening, het vereenvoudigde regime van de ecologische hoofdstructuur en waterveiligheid (bescherming van primaire waterkeringen en bouwbeperkingen in het IJsselmeergebied).
Conclusie
In het Barro staan geen regels en onderwerpen die van toepassing zijn of betrekking hebben op het voornemen. Het voorgenomen plan is dus niet in strijd met het Barro.
3.3 Provinciaal Beleid
3.3.1 Structuurvisie Noord-Brabant
Op 1 oktober 2010 is de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening (SVRO) vastgesteld door Provinciale Staten. De SVRO bevat de hoofdlijnen van het provinciaal ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). De structuurvisie is opgebouwd uit twee delen (A en B) en een uitwerking.
Deel A bevat de hoofdlijnen van het beleid. Hierin heeft de provincie haar belangen gedefinieerd en ruimtelijke keuzes gemaakt. Deze belangen en keuzes zijn gebaseerd op trends en ontwikkelingen. Ook beschrijft de provincie vanuit welke filosofie ze haar doelen wil bereiken. Die is: 'samenwerken aan kwaliteit'. De provincie realiseert haar doelen op vier manieren: door regionaal samen te werken, te ontwikkelen, te beschermen en te stimuleren.
In deel B beschrijft de provincie vier ruimtelijke structuren: de groenblauwe structuur, het landelijk gebied, de stedelijke structuur en de infrastructuur. De uitwerking bestaat uit 'gebiedspaspoorten'. Daarin beschrijft de provincie welke landschapskenmerken zij op regionaal niveau van belang vindt en hoe deze versterkt kunnen worden.
De woonwensen en de leefbaarheid in de dorpen en steden, de behoefte aan gebiedseigenheid en identiteit van stad, dorp en landschap en klimaatverandering staan in de volle aandacht. Noord-Brabant wil blijven ontwikkelen, maar Noord-Brabant stelt ook eisen aan de kwaliteit van de leefomgeving. Daarom gaat de provincie, meer dan voorheen, duurzaam en zorgvuldig om met de leefomgeving en de ruimte. Ze wil een goede relatie creëren tussen wonen en werken in de stedelijke omgeving en een groene landelijk omgeving daarbuiten. Hierbij staan dertien ruimtelijke belangen centraal. De voor dit plan (in meer of mindere mate) relevante ruimtelijke belangen zijn:
- 1. regionale contrasten;
- 2. een multifunctioneel landelijk gebied;
- 3. een robuust en veerkrachtig water- en natuursysteem;
- 4. een betere waterveiligheid door preventie;
- 5. koppeling van waterberging en droogtebestrijding;
- 6. groene geledingszones tussen steden;
- 7. goed bereikbare recreatieve voorzieningen.
In de structuurvisie heeft de provincie de gebieden langs de Buulder Aa aangewezen als kerngebied
groen-blauw en groenblauwe mantel. Onder de benaming kerngebied groen-blauw vallen natuurgebieden in de ecologische hoofdstructuur inclusief de ecologische verbindingszones en belangrijke waterstructuren in Brabant met de hoofdfunctie behoud en ontwikkeling van het natuur-
en watersysteem. De groenblauwe mantel vormt het gebied tussen het kerngebied groenblauw en het agrarisch gebied, als ook het stedelijk gebied. In de groenblauwe mantel is het behoud en vooral de ontwikkeling van natuur, water (-beheer) en landschap een belangrijke opgave.
Conclusie
In de groenblauwe mantel is het behoud en vooral de ontwikkeling van natuur, water (-beheer) en landschap een belangrijke opgave. De voorgestelde herinrichting van de Buulder Aa voorziet in de ontwikkeling van natuur. Het plan past binnen de kaders van de provinciale structuuvisie.
3.3.2 Verordening Ruimte Noord-Brabant 2014
De Verordening Ruimte is één van de uitvoeringsinstrumenten voor de provincie om haar doelen te bereiken. In de verordening heeft de provincie de kader stellende elementen uit de Structuurvisie en ander provinciaal beleid vertaald in regels die van toepassing zijn op (de inhoud van) bestemmingsplannen. De verordening is een juridisch bindend instrument.
Niet alle onderwerpen lenen zich voor opname in de verordening; daarom heeft de provincie op basis van de provinciale belangen een selectie gemaakt van geschikte onderwerpen. In het algemeen zijn dit onderwerpen met een zwaarwegend provinciaal belang en heldere criteria. Deze onderwerpen in de Verordening Ruimte zijn:
- ruimtelijke kwaliteit;
- stedelijke ontwikkelingen;
- natuurgebieden en andere gebieden met waarden;
- agrarische ontwikkelingen, waaronder de intensieve veehouderij;
- overige ontwikkelingen in het landelijk gebied.
In figuur 3.1 is een kaartfragment uit de verordening opgenomen. Hieruit blijkt dat de Buulder Aa (de beek) ter hoogte van het plangebied is aangewezen voor 'Behoud en herstel watersystemen'. Het gehele plangebied maakt onderdeel uit van de 'Ecologische Hoofdstructuur (EHS)' en de 'Groenblauwe mantel'. Daarnaast zijn de aanduidingen 'attentiegebied EHS', 'Regionale waterberging' en 'Reservering waterberging' aan de orde.
Het beleid in gebieden binnen behoud en herstel watersystemen is gericht op verbetering en herstel van het natuurlijke watersysteem van bovenregionaal belang en dat daarvoor ruimte nodig is. Er is geen onderscheid gemaakt naar gebieden waar al maatregelen zijn uitgevoerd, het is immers blijvend van belang om deze gebieden te beschermen en de ruimte beschikbaar te houden.
Het beleid binnen de groenblauwe mantel is gericht op het behoud en vooral de ontwikkeling van natuur, watersysteem en landschap. De groenblauwe mantel geeft naast de ontwikkeling van een robuust en veerkrachtig water- en natuursysteem ook ruimte voor de ontwikkeling van gebruiksfuncties, zoals landbouw en recreatie, mits deze bijdragen aan de kwaliteiten van natuur, water en landschap: de “ja-mitsbenadering”. De groenblauwe mantel biedt echter geen ruimte voor stedelijke ontwikkeling of de ontwikkeling van nieuwe (kapitaal)intensieve vormen van recreatie en landbouw.
figuur 3.1 Uitsnede kaart Verordening ruimte (kaart Natuur en Landschap)
Onder de noemer 'Ecologische Hoofdstructuur' zijn in de verordening relevante regels opgenomen. Bestemmingsplannen in de Ecologische Hoofdstructuur moeten strekken tot behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van ecologische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden. In 'attentiegebieden EHS' mag een bestemmingsplan geen bestemmingen aanwijzen of regels stellen die fysieke ingrepen mogelijk maken met een negatief effect op de waterhuishouding van de hierbinnen gelegen Ecologische Hoofdstructuur. Ten slotte zijn zoekgebieden voor behoud en herstel van watersystemen vastgesteld. In deze gebieden moeten bestemmingsplannen tot beheer en behoud van watersysteem strekken.
Conclusie
In de groenblauwe mantel is het behoud en vooral de ontwikkeling van natuur, water (-beheer) en landschap een belangrijke opgave. De voorgestelde inrichting van de Buulder Aa voldoet hier aan.
Er worden geen nieuwe vormen van (kapitaal) intensieve recreatie en landbouw toegestaan.
De voorgenomen ontwikkeling voorziet in de concrete maatregelen om de juiste hydrologische voorwaarden te creëren voor de ontwikkeling van de gewenste natuur binnen natte natuurparel Ulkedonken. De werkzaamheden passen binnen de uitgangspunten van de verordening.
3.3.3 Provinciaal Waterplan 2010 - 2015
Het Provinciaal Waterplan (PWP) bevat het strategische waterbeleid van de provincie Noord-Brabant voor de periode 2010-2015. Het PWP geeft onder meer invulling aan de Waterwet en het Nationaal Waterplan en fungeert als structuurvisie voor watersystemen
De provincie wil dat het water bijdraagt aan een gezonde omgeving voor mens, dier en plant, waarin we veilig kunnen wonen en waar ruimte is voor economische, maatschappelijke en ecologische ontwikkelingen. Dit wordt vertaald in de volgende maatschappelijke doelen:
- schoon grond- en oppervlaktewater voor iedereen;
- adequate bescherming van Noord-Brabant tegen overstromingen;
- Noord-Brabant heeft de juiste hoeveelheden water (niet te veel en niet te weinig).
Het provinciale doel is: verbetering en herstel van het natuurlijk watersysteem en aanleg van ecologische verbindingszones langs waterlopen en waternatuur. Om de doelstellingen uit de Kaderrichtlijn Water te behalen, met name op het gebied van de ecologische kwaliteit van oppervlaktewateren, zijn maatregelen nodig op het gebied van morfologie. Te denken valt bijvoorbeeld aan het laten hermeanderen van beken, het aanleggen van plasdraszones.
In het PWP is aan de Buulder Aa de waterhuishoudkundige functie waternatuur toegekend. Waterschap De Dommel geeft met beekherstel van de Buulder Aa invulling aan deze functie.
Figuur 3.2 Uitsnede Structuurvisie Water PWP
In figuur 3.2 is een uitsnede van de Plankaart Structuurvisie Water uit het PWP opgenomen. Hieruit blijkt dat de Buulder Aa tevens is aangewezen ten behoeve van ruimte voor herstel en behoud watersysteem en reserveringsgebied waterberging. Daarnaast is de Buulder Aa gelegen in de Natte natuurparel en de beschermingszone hiervan. In deze gebieden ligt de focus op het aanpakken van verdroging.
Dit wijzigingsplan draagt bij aan de doelstellingen voor waternatuur door maatregelen als hermeandering en profielaanpassing, welke leiden tot een grotere variatie aan leefomstandigheden
en vernatting. Het project draagt bij aan de doelstelling voor viswater, door migratiemogelijkheden
voor vissen te verbeteren waar dit wenselijk en mogelijk is.
Conclusie
De voorgestane ontwikkeling sluit aan op het Waterplan. Door herinrichting van de Buulder Aa wordt een meer natuurlijk watersysteem gerealiseerd. Het gebied Ulkedonken, gelegen naast de Buulder Aa, is aangewezen als natte natuurparel. Dit gebied wordt hersteld door verbetering van de waterkwaliteit en –kwantiteit.
3.4 Gemeentelijk Beleid
3.4.1 Visie Cranendonck 2009 - 2024
Cranendonck focust zich de komende vijftien jaar vooral op het behouden en versterken van de rustieke, fijne leef- en woonomgeving. Het ‘eigene’ van elke kern moet zoveel mogelijk blijven bestaan. De focus ligt op het duurzaam door ontwikkelen van de economie en het beter benutten van de recreatieve mogelijkheden in de verschillende kernen. Bij dat laatste is het van belang dat het rustieke
en groene karakter van Cranendonck te allen tijde behouden blijft.
De gemeente Cranendonck heeft verschillende doelen geformuleerd ter verbetering van het toeristische en recreatieve aanbod in het buitengebied van Cranendonck. Onder andere:
- het beter benutten van de mogelijkheden voor recreatie en toerisme en het scherp anticiperen op kansrijke initiatieven; ook meer meedenken met initiatiefnemers.
- het bewaken van de identiteit van Cranendonck als groene en rustieke gemeente; de ontwikkeling van recreatie en toerisme moet aansluiten bij deze identiteit (en niet ten koste gaan van).
De maatregelen die genomen worden als onderdeel van de herinrichting van de Buulder Aa sluiten aan op de doelen die geformuleerd zijn door de gemeente. Het betreft: beekherstel, vismigratie, natte natuur en waterzuivering.
Conclusie
De voorgestane ontwikkelingen sluiten aan bij de visie Cranendonck 2009 - 2024. De uitgangspunten in de visie Cranendonck zijn niet in strijd met de doelstellingen van waterbeheer, beekherstel en ontwikkeling van de natte natuurparel. De herinrichting van de Buulder Aa draagt bij aan het groene en rustieke karakter van Cranendonk.
3.4.2 Landschapsbeleidsplan
Het landschapsbeleidsplan is vastgesteld door de gemeenteraad in september 2006. Het plan richt zich op het gehele buitengebied van Cranendonck. Het landschapsbeleidsplan vormt de visie en het basisbeleid voor de indeling, structuur en uitstraling van het landschap van Cranendonck. In het beleidsplan worden per landschapstype de visie, het beleid beschreven.
Dit geldt voor de volgende landschapstypen:
- Bos- en natuurgebieden;
- Oude bouwlanden;
- Beekdalen;
- Heide ontginningen;
- Linten met laanbeplanting.
De Buulder Aa ligt in een duidelijk beekdal. De situering in het landschap wordt op veel plaatsen geaccentueerd door beekbegeleidend broekbos met onder andere populieren en elzen. De strokenverkaveling is op de meeste plaatsen goed herkenbaar. Met name tussen de kernen heeft dit
landschap een scherp contrast met de aanliggende oude bouwlanden.
Beekdalen
In het buitengebied liggen enkele opvallende beekdalen. Rondom de beken komt vaak begeleidende beplanting voor in de vorm van landschapselementen of broekbos. De beken hebben allen een eigen uitstraling. Per beekdal zal bekeken moeten worden of deze uitstraling voldoet of dat deze versterkt dient te worden door bijvoorbeeld meandering terug te brengen.
Bos- en natuurgebieden
Cranendonck kent veel bos- en natuurgebieden waaronder ook een aantal Natura-2000 gebieden. De bestaande natuurgebieden nemen een groot gedeelte van het buitengebied in. Door de aanwezigheid van deze gebieden die ieder voor zich zeer uniek zijn, vraagt ieder gebied om een eigen aanpak. Belangrijk hierin is dat de structuur en het eigen karakter behouden wordt en waar nodig versterkt.
Oude bouwlanden
De oude bouwlanden liggen met name geconcentreerd rond de kernen. De bouwlanden zijn herkenbaar door hun structuur; blokvormige verkaveling en een bochtige wegenstructuur. Binnen deze oude bouwlanden liggen nog een aantal bolle akkers. Deze bolle akkers dienen zo veel mogelijk beschermd te worden. Door de ruilverkaveling zijn de karakteristieken van de oude bouwlanden verdwenen. Dit karakter moet zoveel mogelijk teruggebracht worden.
Heide - ontginningen
Cranendonck kent relatief veel jong heideontginningslandschap. Door ruilverkavelingen is een deel van de onderlinge variatie in landschapstypen verdwenen. De historische lijnen zijn hier en daar nog zichtbaar. Belangrijk bij de heide en de ontginningslandschappen is dat de openheid behouden blijft. Alleen lage beplanting is toegestaan.
Conclusie
Ten behoeve van het beekherstel Buulder Aa is een projectplan opgesteld. Het projectplan omschrijft de gebiedsopgaven. Dit zijn onder andere;
- beekherstel Buulder Aa;
- herstel en ontwikkeling van natuur in natte natuurparel Ulkedonken;
- overige natuurdoelen (aanlegen poelen, inrichting langs de beek)
- het verbeteren van de landschappelijke structuren en cultuurhistorische waarden in het gebied;
- het vispasseerbaar maken van drie stuwen.
In het projectplan is aangegeven op welke wijze de structuren in het landschap worden behouden of versterkt. Het voornemen sluit daarmee aan bij het landschapsbeleidsplan.
3.4.3 Gebiedsvisie 'Kansen over Grenzen'
De Integrale gebiedsvisie ‘Kansen over Grenzen’ beschrijft de sociaaleconomische kansen voor energie en metaal in het interregionale en internationale gebied rondom de gemeente Cranendonck. Het vertrekpunt van de gebiedsvisie is het DIC, het Duurzaam Industriepark Cranendonck. Doel van de visie is om te laten zien of en hoe het DIC sociaaleconomisch ingebed kan worden in de ruimere omgeving c.q. hoe het DIC gezien kan worden als een kans om andere vraagstukken op te lossen of ruimtelijke ontwikkelingen te bevorderen.
Conclusie
De herinrichting van de Buulder Aa kan een bijdrage leveren aan de versteking van de grenzeloze ecologische verbindingen tussen een veelheid aan verschillende grote en kleine natuurgebieden, zowel natte als droge natuurparels.
3.4.4 Ambitiedocument natuur, landschap, cultuurhistorie en recreatie (ontwerp)
Gemeente Cranendonck hecht veel waarde aan het landschap. Het is belangrijk dat de landschappelijke waarden, het groene en rustieke karakter, het kleinschalige agrarische landschap en de natuurgebieden van Cranendonck behouden en versterkt worden. Gemeente Cranendonck werkt daarom aan een mooier buitengebied Naast het ambitiedocument, waarin een beschrijving van de gemeentelijke ambities wordt gegeven zijn de specifieke uitvoeringsprojecten opgenomen in een projectenboek.
Landschap
Cranendonck omvat enkele opvallende beekdalen; Buulder Aa, Strijper Aa, Weergraaf, Sterkselse Aa en Hamonterbeek. Over het algemeen nemen deze een karakteristieke plaats in het landschap in. Gezien hun ontstaan- en gebruiksgeschiedenis worden ze gekenmerkt door een strokenverkaveling (rechthoekig, smalle langgerekte kavels), tussen een hogere weg of dijk en een beek. Rondom de beek komt, vanwege het natte karakter van de plek, begeleidende vegetatie voor in de vorm van landschapselementen en broekbossen. De ambitie van de gemeente is gericht op het versterken van de identiteit van het beekdallandschap.
Voor de Buulder Aa wordt het volgende wensbeeld beschreven:
Ontwikkelen van perceelrandbeplanting en versterken van het patroon van verspreide kavels met broekbos en houtwallen tussen de percelen langs Buulder Aa.
Natuur
Naast de landschappelijke inrichting van de beekdalen zijn er ook op het gebied van ecologie doelen te behalen in de beekdalen. De beekdalen zijn afhankelijk van voldoende aanvoer van schoon water uit hoger gelegen delen van het dekzandgebied. Dit geldt zowel voor oppervlaktewater als voor grondwater. Veel natuurwaarden in de beekdalen zijn afhankelijk van kwel. Daarmee hangt veel van de ecologische waarde van de beekdalen af van de toestand in de infiltratiegebieden. In de natte gebieden moet voorkomen worden dat het kwelwater direct wordt afgevangen en middels een slotenstelsel snel het gebied verlaat. Het is de ambitie van de gemeente om zowel kwel-en infiltratiegebieden als de ecologische samenhang in het gebied te beschermen en waar nodig en mogelijk te herstellen en in gradiëntrijke situaties het ruimtegebruik te extensiveren
Voor de Buulder Aa worden de volgende ambities beschreven:
- het vergroten van de functie van Buulder Aa als ecologische verbinding;
- inzetten op meandering en hydrologisch herstel Buulder Aa;
- versterking van het amfibieënbiotoop in het dal van de Buulder Aa.
Cultuurhistorie
Voor cultuurhistorie worden geen specifieke ambities ten aanzien van de Buulder Aa benoemd.
Projectenboek
In het projectenboek zijn geen specifieke uitvoeringsprojecten voor de Buulder Aa opgenomen. Initiafnemer voor de herinrichting is Waterschap de Dommel. De gemeente Cranendonck neemt geen maatregelen voor de herinrichting
Conclusie
Ten behoeve van het herinrichting Buulder Aa is een projectplan opgesteld. Het projectplan omschrijft de gebiedsopgaven. Dit zijn onder andere;
- beekherstel Buulder Aa;
- herstel en ontwikkeling van natuur in natte natuurparel Ulkedonken;
- overige natuurdoelen (aanleggen poelen, inrichting langs de beek);
- het verbeteren van de landschappelijke structuren en cultuurhistorische waarden in het gebied;
- het vispasseerbaar maken van drie stuwen.
In het projectplan is aangegeven op welke wijze de structuren in het landschap worden behouden of versterkt. De herinrichting van de Buulder Aa sluit aan bij de ambities en wensbeelden uit het ambitiedocument.
3.5 Waterschapsbeleid
3.5.1 Waterbeheerplan Dommel
Door het verbeteren van de ecologische waterkwaliteit en -kwantiteit ten gunste van een beekdal met een natuurlijker en landschappelijk aantrekkelijk karakter wordt met dit plan concreet een bijdrage geleverd aan de doelstellingen 'Natuurlijk water', 'Schoon water', en 'Mooi water' uit het Waterbeheerplan 2010-2015, 'Krachtig Water' van Waterschap De Dommel. Waterschap de Dommel geeft hier invulling aan door het uitvoeren van beekherstel.
Met de doelstellingen Natuurlijk water en Schoon water richt het waterschap zich op het behalen van de ecologische doelen voor waterkwaliteit op basis van doelstelling GEP-Verweven uit de Europese Kaderrichtlijn Water, het Stroomgebiedsbeheerplan Maas (2009) en de functies 'waternatuur' en 'vismigratie' uit het Provinciaal Waterplan. Op basis hiervan wordt beekherstel, de realisatie van ecologische verbindingszone en het opheffen van barrières voor vismigratie uitgevoerd. De Buulder Aa krijgt een natuurlijker loop met meer meanders.
Met Mooi Water wordt gestreefd naar vergroting van de waarde van water voor de mens door ruimte te bieden aan recreatiemogelijkheden, landschap en cultuurhistorie. Het plangebied biedt ruimte voor recreatie. Landschap en cultuurhistorie worden versterkt door herstel van oude meanders en behoud en versterking van groenstructuren.
In het waterbeheerplan 2010-2015 wordt voor het stroomgebied van de Buulder Aa vooral ingezet op de volgende doelen: herinrichting van de beek, opheffen visbarrières en herstel topgebieden. De focus ligt hierbij vooral op waterkwaliteit, waterkwantiteit en bevordering biodiversiteit. In het plan herinrichting Buulder Aa worden de visbarrières weggenomen. Daarnaast wordt het watersysteem geoptimaliseerd, waardoor zowel het oppervlaktewater en het grondwater beter aansluit bij de gewenste doelen en omliggende functies.
Conclusie
De beekherstelmaatregelen dragen in combinatie met maatregelen voor de waterhuishouding in natte natuurparel Ulkedonken bij aan het herstel van zogenoemde topgebieden. De inrichting van de Buulder Aa draagt hierdoor bij aan de doelen uit het waterbeheersplan 2010-2015.
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
Voor de herinrichting en realisatie van de Buulder Aa is een projectplan opgesteld. Het projectplan geeft invulling aan de maatregelen voor herinrichting van de Buulder Aa. Het projectplan is opgenomen in bijlage 1.
Het betreft de volgende gebiedsopgaven:
- beekherstel Buulder Aa:
- 1. traject Kleine Bruggen – Raadbroek;
- 2. traject Landgoed Renheide;
- herstel en ontwikkeling van natuur in natte natuurparel Ulkedonken;
- overige natuurdoelen (aanlegen van poelen, inrichting langs de beek);
- verbeteren van de landschappelijke structuren en cultuurhistorische waarden in het gebied;
- het vispasseerbaar maken van stuwen.
Het traject Landgoed Renheide ligt in de gemeente Heeze - Leende en maakt geen onderdeel uit van dit wijzigingsplan.
4.1 Doelen En Ambities
Beekherstel en verbeteren vispasseerbaarheid
De opgave voor het waterschap is het realiseren van een zo natuurlijk mogelijk beekdal door onder andere beekherstel. Als gevolg van beekherstel krijgt de beek weer een natuurlijk karakter. Door het aantakken van oude meanders, het graven van nieuwe meanders en aanpassing van het beekprofiel, ontstaat er meer variatie in stroomsnelheden en waterdieptes. Het water wordt langer vastgehouden, minder snel afgevoerd en de waterkwaliteit verbetert.
Het doel van het beekherstel van de Buulder Aa is het versterken en terugbrengen van het natuurlijke karakter, de biotoopvariatie, de dynamiek en waterkwaliteit in de beek. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan het versterken van de biodiversiteit. Het waterschap bereikt dit door het vispasseerbaar maken van stuwen, het aantakken van oude meanders, het graven van nieuwe meanders en de inrichting van de oevers.
Het traject Kleine Bruggen – Raadbroek (gemeente Cranendonck) geeft invulling aan herstel van 2,7 km beek en het opheffen van twee vismigratiebarrières. Bij dit traject wordt voor realisatie van het beekherstel waar mogelijk een zone van 10 tot 15 m langs de beek ingericht. Inrichting vindt plaats met flauwe taluds en een obstakel vrije zone voor onderhoud. Hermeandering vindt plaats op basis van de historische structuren, zoals de ligging van de beek in het verleden, en bestaande waarden, zoals behoud van waardevolle bomen.
Herstel natte natuurparel
Ulkedonken is één van de gebieden die door de Provincie Noord-Brabant is aangewezen als een natte natuurparel, een gebied waar met hoge prioriteit het hydrologisch systeem moet worden hersteld, zodat de natuurdoelstellingen behaald kunnen worden. Ulkedonken maakt deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur.
Natte natuurparel Ulkedonken is een gebied van ongeveer 27 hectare groot. Uit berekeningen van de (grond)waterstanden blijkt dat ca. 40% van het gebied te maken heeft met verdroging door te lage grondwaterstanden en/of te geringe kwelstromen.
Om de doelen voor EHS en natte natuurparel Ulkedonken te bereiken, is herstel nodig van het oppervlakte- en grondwatersysteem (doelrealisatie). Hierbij zijn de juiste hydrologische randvoorwaarden essentieel. De hydrologische randvoorwaarden zijn bepaald op basis van de ambitiekaart natuurbeheertypen die door de provincie is vastgesteld.
Overige doelen
Naast de hierboven genoemde gebiedsopgaven ligt er in het plangebied nog een aantal andere doelen die integraal meegenomen worden in dit projectplan. Het gaat wat betreft natuurdoelen om provinciale doelen zoals het realiseren van een natte natuurzone met poelen en het faunapasseerbaar maken van D’Aasdonken. Verder vindt landschappelijke structuurverbetering plaats en wordt de cultuurhistorische waarde in het gebied versterkt.
4.2 Inrichting
4.2.1 Beekherstel
Met het herstellen van beeklopen wordt het natuurlijk karakter van de beek teruggebracht, waardoor de kwaliteit van het water en de natuurwaarden in en om de beek toenemen. Onderdeel van het beekherstel is het herstellen van vismigratie door kunstwerken vispasseerbaar te maken.
Het beekherstel wordt binnen dit wijzigingsplan toegepast op het traject Kleine Bruggen – Raadbroek. Waar mogelijk vindt op basis van de historische ligging hermeandering plaats waarbij rekening gehouden wordt met bestaande waarden en knelpunten, zoals kabels en leidingen, ecologie, etc.
De ligging van de beek is afgestemd op de hoogteligging van het gebied en de historische loop van de beek. De nog in het veld aanwezige meanders worden schoongemaakt en aangetakt. De huidige loop van de Buulder Aa wordt overwegend gedempt. Het gedempte deel wordt heringericht zodat deze past binnen het omliggende terrein en de nieuwe beek. De meanders zijn van een bepaalde lengte waardoor stuwen verwijderd kunnen worden en de beek zonder aanleg van bijvoorbeeld vistrappen, vispasseerbaar is.
Maatregelen voor hermeanderen van de Buulder Aa
Deze maatregelen zijn op te splitsen in verschillende trajecten, zie afbeelding 4.1.
Afbeelding 4.1 Overzicht trajecten
Langs de Buulder Aa wordt op een aantal plaatsen de meandering teruggebracht in de loop van de beek en wordt de zone langs de beek waar mogelijk ingericht, zie ook afbeelding 4.2 en 4.3
- Traject 1: In het meest bovenstroomse traject worden twee binnenbochten van de bestaande beek verlaagd, waarbij het talud 1:7 wordt. Hiermee wordt een natuurlijke gradiënt gecreëerd. Naast dit worden hier enkele wilgen en elzen aangeplant. Om de beek vispasseerbaar te maken wordt de bestaande bodemval verwijderd
- Traject 2: Ten noorden van de RWZI Soerendonk is in de Buulder Aa een zandvang gelegen. De functie van deze zandvang is komen te vervallen. Hier en op het terrein van de RWZI worden meanders aangelegd en het aanliggend terrein wordt ingericht aansluitend op de aanliggende percelen. Aan de oostelijke oever wordt een obstakelvrije zone voor beheer en onderhoud aan de beek ingericht. Om met onderhoudsmaterieel over te kunnen steken wordt een voorde aangelegd.
- Traject 3: Dit deel van de beek is morfologisch grotendeels al op orde. De beek meandert door het landschap en in de kanten staan diverse bomen. Het ontwerp hier beperkt zich tot de inrichting van de zone langs de beek. Voor beheer en onderhoud wordt een obstakelvrije zone ingericht. Direct aan de beek worden soorten als wilg en els aangeplant. Dit mede om ervoor te zorgen dat de beek meer beschaduwd wordt. Naast dit wordt ten gunste van amfibieën en libellen struweel aangeplant. Dit rekening houdend met het voorkomen van beschaduwing richting aangelegen landbouwgronden.
- Traject 4: Ten zuiden van Ulkedonken worden bestaande oude meanders aangetakt en nieuwe meanders gerealiseerd. Dit afgestemd op de beschikbare grondposities. De oorspronkelijke historische beekloop wordt hierbij zoveel mogelijk gevolgd, enkele bomen in het open veld worden behouden en bij een gedeelte ten westen van de beek wordt bos ontwikkeld. Naast dit wordt de perceelsafwatering aan de oostzijde van de beek aangepast, zodat deze gewaarborgd is (maatregel Ela-3). Hierbij wordt bij een gedeelte van de te dempen beek een zaksloot als perceelsafscheiding gerealiseerd. Aan de oostzijde van de beek wordt een obstakelvrije zone voor beheer en onderhoud aan de beek ingericht.
- Traject 5: Bij Ulkedonken wordt de hermeandering gerealiseerd door het schoonmaken en aantakken van oude meanders en aanleg van nieuwe meanders in natuurlijke laagtes, met zoveel mogelijk behoud van waardevolle bomen. De huidige beek wordt gedempt en de bestaande stuw wordt verwijderd. De inrichting hiervan sluit aan op de aanliggende percelen.
- Traject 6: In het gedeelte tussen D'Aasdonken en de meander bij Renheide vindt hermeandering van de beek plaats op het laaggelegen perceel. Deze meander maakt in combinatie met de realisatie van het deel bij Renheide vispasseerbaarheid en de noodzakelijke peilverhoging bij Ulkedonken mogelijk. Het terrein aan de westzijde van de beek wordt afgegraven, zodat er een gradiënt langs de beek aanwezig is met ruimte voor meer diversiteit voor flora en fauna en meer capaciteit voor het afvoeren van water bij hoogwater. De huidige beek wordt op dit traject gedempt en ingericht, onder andere met een obstakelvrije zone van waar het onderhoud aan de beek kan geschieden.
Afbeelding 4.2 Herinrichting nabij RWZI, traject 1, 2 en 3
Afbeelding 4.3 Herinrichting rondom Ulkedonken, traject 4, 5 en 6
4.2.2 Herstel natte natuurparel Ulkedonken
In Ulkedonken creëert het Waterschap De Dommel de juiste hydrologische voorwaarden voor de ontwikkeling van de gewenste natuur binnen natte natuurparel Ulkedonken. Hiermee wordt invulling gegeven aan het gewenst grondwater en oppervlaktewater regime (GGOR1) noodzakelijk om de gewenste ambitie natuurbeheertypen te realiseren. De realisatie van de doelstellingen voor de natte natuurparel vinden plaats op percelen die in handen zijn van de overheden en op percelen in particulier bezit.
Maatregelen voor realiseren van natte natuurparel
Om de doelstellingen voor het herstel van Ulkedonken te behalen worden diverse maatregelen uitgevoerd. De maatregelen die met dit wijzigingsplan mogelijk worden gemaakt zijn de ontwikkeling van beek begeleidend bos, het afgraven van voedselrijke toplaag en mitigeren van de grondwaterstijging;
- In de zone langs de Buulder Aa, die door Ulkedonken stroomt, wordt het natuurbeheertype Rivier- en beek begeleidend bos geambieerd. Grote delen bestaan in de huidige situatie al uit bos. In het noordoosten en zuidwesten van de natte natuurparel, waar nu nog geen bos aanwezig is, wordt bos ontwikkeld. Dit zal gebeuren door het terrein te laten verruigen of door aanplant van bosplantsoen (gebiedseigen soorten);
- Voor de ontwikkeling van de geambieerde natuurbeheertypen vochtig hooiland en droog schraalgrasland wordt de voedselrijke bodem verschraald. Ook moeten de grondwaterstanden in de verschillende seizoenen optimaal afgestemd zijn op de natuurbeheertypen. Om zowel verschraling als vernatting te kunnen realiseren wordt de voedselrijke toplaag op een aantal percelen afgegraven. Afhankelijk van de grondwaterstanden na vernatting en de fosfaatgehaltes op verschillende dieptes worden de percelen 30 tot 60 cm afgegraven.
- De ontwikkeling van de natte natuurparel / beekherstel heeft het effect dat de grondwaterstand op de aangrenzende percelen hoger zal worden, zie ook paragraaf 4.3, 5.6 en 6.1
4.3 Eigendomsverhoudingen En Afspraken
De gronden waarop de herinrichting plaatsvindt zijn in het eigendom van het Waterschap, provincie of Staatsbosbeheer. Met deze partijen zijn afspraken gemaakt mbt de herinrichting van de beek. Uitzondering hierop is het traject voor de vispassage nabij de Molenheide, deze gronden zijn in het eigendom van de gemeente Cranendonck. De gronden waarop alleen de effecten (inundatie) van de herinrichting merkbaar zijn, zijn in particulier eigenodom. Zie ook afbeelding 4.4 eigendomsverhoudingen.
afbeelding 4.4 Eigendomsverhoudingen
Als gevolg van de vernattingsmaatregelen die genomen worden om de natte natuurparel Ulkedonken te herstellen is voor een aantal landbouwpercelen inundatieschade te verwachten, zie paragraaf 5.6 en 6.1 voor de berekingen van vernatting. De gebieden bestemd voor (natuurlijke) waterberging liggen op gronden die in gebruik zijn als weiland, akkerland of natuur. Zolang er geen hoogwatersituatie is, kan de grondeigenaar zijn land normaal gebruiken. Alleen bij hoogwatersituaties zal het gebied (gedeeltelijk) overstromen. De kans bestaat dat een grondeigenaar door overstromingen schade lijdt aan gewassen of eigendommen. De opbrengst van gewassen kan minder zijn en mogelijk moet achtergebleven drijfvuil worden opgeruimd. Ook een natuurgebied kan schade oplopen. Het is niet meer dan logisch dat er een vergoeding staat tegenover de schade die optreedt. Daarom heeft Waterschap De Dommel een schaderegeling waterberging. De schaderegeling geldt voor alle eigenaren van
overstroomde percelen in alle waterbergingsgebieden binnen het werkgebied van Waterschap De Dommel, mits de overstroomde percelen als bergingsgebied zijn opgenomen in de legger en het bestemmingsplan.
In dit wijzigingsplan zijn uitsluitend de landbouwpercelen waarop dit van toepassing is meegenomen met toepassing van de wijzigingsbevoegdheid 'wro-zone-wijzigingsgebied - waterberging' en hebben de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterberging' gekregen.
Met de verschillende perceeleigenaren zijn de effecten besproken en worden afspraken gemaakt om de effecten technisch te mitigeren (bijvoorbeeld ophogen van percelen) of financieel te compenseren. Er heeft gedurende het proces van het opstellen van het projectplan afstemming plaatsgevonden met de grondeigenaren. De effecten als gevolg van het beekherstel, met betrekking tot de wijze van compenseren is met hen afgestemd Een concrete uitwerking van de compensatie en welke technische maatregelen worden toegepast is toegelicht in het projectplan, Bijlage 1.
4.4 Overige Natuurdoelen En Cultuurhistorische Waarden
Overige natuurdoelen
Naast de hierboven genoemde gebiedsopgaven ligt er in het plangebied nog een aantal andere doelen. Het Provinciaal Waterplan geeft voor het gebied doelen voor realisatie van een ecologische verbindingszone door het realiseren van een natte natuurzone bestaande uit stapstenen met poelen, bomen en struweel langs de beek en het faunapasseerbaar maken van wegen.
Ter vergroting van het leefgebied en migratie van amfibieën en libellen worden poelen aangelegd langs de beek. In combinatie met de bestaande poelen in onder andere Ulkedonken, zie afbeelding 4.2, dienen deze als stapstenen voor libellen en amfibieën waaronder de doelsoort kamsalamander.
Een ander opgave is het vispasseerbaar maken van stuwen zodat vissen vrij kunnen trekken tussen verschillende beken. De stuw in de Buulder Aa nabij Molenheide wordt hiervoor vispasseerbaar gemaakt. De gemeente Cranendonck is eigenaar van het aangrenzend perceel bij de stuw Molenheide. Het waterschap heeft afspraken gemaakt met de gemeente dat dit perceel ingezet kan worden voor de realisatie van een vispassage. De vispassage zal een innovatief karakter krijgen die nog niet eerder is aangelegd en waar nog geen ervaring mee is opgedaan.
Cultuurhistorische waarden
In het vigerende bestemmingsplan is op de huidige beek ook een functieaanduiding 'cultuurhistorische waarden' van toepassing. Dit betekent dat de huidige beek mede bestemd is voor behoud, herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische en landschappelijke waarden. De Buulder Aa heeft een cultuurhistorische waarde. Hermeandering vindt daarom plaats op basis van de historische structuren, zoals de ligging van de beek in het verleden en bestaande waarden zoals behoud van waardevolle bomen. Zie ook onder paragraaf 5.8.2 en bijlage 11.
Door het aantakken van oude meanders en hermeandering van de beek op basis van de oorspronkelijke loop (gebaseerd op historische kaarten) wordt de cultuurhistorische situatie van de beek hersteld en versterkt. Bij nieuw te graven delen is zoveel mogelijk rekening gehouden met de ligging van de beek in het verleden. Daarnaast is gekeken naar huidige laagtes en natte delen in het veld.
Bij het afgraven van de percelen in de natte natuurparel wordt ook rekening gehouden met de cultuurhistorische waarden in het gebied. Zo worden van oudsher opgehoogde percelen (essen) niet afgegraven. Hier wordt dan ook een droger natuurtype geambieerd.
Verder vindt landschappelijke structuurverbetering plaats. Met de invulling van de gebiedsopgaven wordt een meer natuurlijke situatie in het gebied bereikt. In het beekdal wordt meer diversiteit in habitat gerealiseerd.
Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten
5.1 Bodemkwaliteit
5.1.1 Bodem en waterkwaliteit
Algemeen
De bodemkwaliteit kan van invloed zijn op de beoogde functie of de (financiële) haalbaarheid van een bestemming. Daarom is inzicht in de (milieuhygiënische) kwaliteit van de bodem van belang.
Projectsituatie
De bestemming van het plangebied wijzigt op een aantal locaties van agrarisch naar natuur ten behoeve van de herinrichting van de Buulder Aa. In het kader van de herinrichting zal grond worden ontgraven en binnen het gebied weer worden hergebruikt. In verband met het geplande grondverzet dient een bodemonderzoek te worden uitgevoerd.
Onderzoek
Uit het indicatief historisch bodemonderzoek blijkt dat op de onderzoekslocatie en in de directe omgeving geen potentiële puntbronnen aanwezig zijn die de bodemkwaliteit op de locatie beïnvloed kunnen hebben. Wel zijn stroomopwaarts (in België) nog overstorten aanwezig welke zijn aangesloten op de Buulder Aa.
Als gevolg van lozingen van de voormalige zinkindustrieën op de Buulder Aa is de waterbodem in het verleden verontreinigd geraakt met zware metalen (met name cadmium en zink).
De toplaag van de landbodem is eveneens verdacht voor verontreinigingen met cadmium en zink als gevolg van atmosferisch depositie en inundatie van de waterloop. Voor de werkzaamheden die plaatsvinden is een verkennend land- en waterbodemonderzoek uitgevoerd, (19 november 2010, Royal Haskoning, zie bijlage 3 ).
Een van de meanders wordt nabij de RWZI aangelegd. Hiervoor is ook bodemonderzoek uitgevoerd (september 2008, DHV, zie bijlage 4). Uit dit onderzoek blijkt dat op het noordoostelijke deel van het RWZI-terrein de grond sterk verontreinigd is met cadmium. Er dient rekening mee gehouden te worden dat de grond op dit deel waar meanders worden aangelegd, sterk verontreinigd is en dat nader onderzoek moet bepalen of dat al dan niet het geval is. Er is besloten om het ontwerp aan te passen, zodat de verontreiniging niet geraakt wordt. De meander wordt op basis van het uitgevoerde onderzoek een stuk zuidelijker gerealiseerd. De meander komt daardoor ruim buiten de verontreiniging te liggen en wordt de verontreiniging niet aangetast. Voor de exacte ligging van de nieuwe meander wordt nog een aanvullend bodemonderzoek uitgevoerd. Dit aanvullende onderzoek en de hierbij behorende rapportage worden beoordeeld in het kader van de aanvraag omgevingsvergunning.
Waterbodem
Het slib in de Buulder Aa en de bestaande meanders wordt in het algemeen aangemerkt als klasse B en is niet verspreidbaar. Zowel stroomopwaarts als stroomafwaarts van de geplande herinrichting is sterk met cadmium en zink verontreinigd slib aanwezig. Binnen de geplande herinrichting is ter plaatse van twee aan te takken meanders eveneens sterk verontreinigd slib aanwezig. Het zand in de Buulder Aa dat ook slib bevat (slibhoudende zand) wordt aangemerkt als klasse A en is verspreidbaar.
De (sterk) verhoogde gehalten voor cadmium en zink zijn gerelateerd aan de lozingen van de voormalige zinkertsindustrie. Het (vrijkomende) slib bestaat voor meer dan 60% uit zand en voldoet daarmee niet aan de Minimum VerwerkingsStandaard (MVS). Voor storten van het slib is scheiding van de zandfractie noodzakelijk.
Landbodem
In de toplaag (vanaf maaiveld tot 0,5 m-mv) ter plaatse van de nieuwe meanders en de maaiveldverlaging zijn licht verhoogde gehalten cadmium en zink aangetoond, gerelateerd aan overstromingen van de Buulder Aa door de jaren heen. Door overstroming van de beek heeft licht verontreinigd sediment zich kunnen afzetten buiten de oevers. Een andere bron is atmosferische depositie, neerslaande licht verontreinigde deeltjes uit de lucht. Beide bronnen hangen samen met de grootschalige verontreiniging in het Belgische en Nederlandse Kempengebied ten gevolge van (grotendeels historische) lozingen en schoorstenen van zinkertssmelters.
De in de toplaag aanwezige veenlaag bevat plaatselijk licht verhoogde gehalten lood of minerale olie. De minerale olie wordt gekenmerkt als humuszuren en heeft daarmee een natuurlijke oorsprong. In de onderliggende bodemlaag zijn geen verhoogde gehalten aanwezig. Ondanks de aangetroffen gehaltes zink cadmium voldoet de landbodem over het algemeen aan de achtergrondwaarde (classificatie voor schone grond). Het merendeel van de grond kan naar verwachting binnen het gebied vrij worden hergebruikt.
Conclusie
Het sterk verontreinigde slib komt niet voor hergebruik/toepassing in aanmerking en dient te worden afgevoerd naar een erkende verwerker. Het verwijderen van het sterk verontreinigde slib dient te worden uitgevoerd onder milieukundige begeleiding en door een erkende aannemer.
De bodem in het plangebied voldoet in het algemeen aan de achtergrondwaarde (classificatie voor schone grond). In de toplaag van de bodem langs de Buulder Aa is een licht verhoogd gehalte met cadmium en zink aangetroffen. De vrijkomende grond op de locatie voldoet in het algemeen aan de achtergrondwaarde en kan vrij worden hergebruikt binnen de locatie. Echter op enkele percelen is de grond niet vrij toepasbaar respectievelijk niet her te gebruiken en moet wordt verwerkt binnen het project en/of afgevoerd worden naar een erkende verwerker conform het Besluit bodemkwaliteit. Bij uitvoering van het project wordt gewerkt binnen de kaders van de Wet bodembescherming.
Door de verplaatsing van de meander nabij het RWZI in zuidelijke richting wordt de verontreiniging niet meer geraakt. Het aanvullende onderzoek en de rapportage worden beoordeeld bij de aanvraag omgevingsvergunning.
Ten behoeve van de uitvoering van het project 'Herinrichting Buulder Aa' wordt een grondstromenplan opgesteld.
5.1.2 Vuilstort
Binnen het plangebied kan natuurlijk inundatie plaatsvinden. Net buiten het plangebied waar inundatie kan plaatsvinden is de voormalige stortplaats ‘Grote Bleek’ gelegen. De voormalige stortplaats ‘Grote Bleek’ is gelegen ten noordoosten van de Buulder Aa aan de weg Grote Bleek. Hieronder wordt de mogelijke invloed van de natuurlijk inundatie op de stortplaats beschreven.
Projectsituatie
De Buulder Aa zal worden heringericht ten behoeve van herstel en ontwikkeling van de natuurwaarden,beekherstel en de verbetering van de landschappelijke structuren en cultuurhistorische waarden. De herinrichting betekent een verhoging van de waterstand in de beek met ongeveer 10 cm. De grondwaterstand op de direct aangrenzende percelen zal dan eveneens stijgen (vernatting). De effecten op de omgeving als gevolg van de verhoging van de waterstand in de beek zijn doorgerekend.
Uit de berekeningen blijkt dat de grondwaterstand ter plaatse van de voormalige stortplaats niet of slechts beperkt (paar centimeter aan de noordzijde) zal stijgen.
In het grondwater aan de noordwestzijde van de voormalige stortplaats zijn sterk verhoogde concentraties xylenen op 10 m-mv aangetoond. Daarnaast zijn op verschillende dieptes rond de stortplaats arseen, nikkel en zink boven de tussenwaarde aangetoond. Het is niet uit te sluiten dat de sterk verhoogde concentratie afkomstig is van het noordelijk gelegen tankstation. In het geval van hoogwater zal naar verwachting geen sprake zijn van toename in uitloging ten opzichte van het stortpakket dat al permanent onder de grondwaterstand ligt.
Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat beperkte stijging van de grondwaterstand als gevolg van de herinrichting geen invloed heeft op de voormalige stortplaats. Beïnvloeding door de voormalige stortplaats van het grondwater in de omgeving is eveneens niet te verwachten. In paragraaf 5.6 wordt verder ingegaan op het oppervlaktewater en grondwater en zie ook bijlage 5.
5.2 Geluidhinder
Algemeen
Ten aanzien van geluidhinder is de Wet geluidhinder van kracht. De Wet geluidhinder heeft als belangrijkste doel het bestrijden en voorkomen van een toename van geluidhinder. Op grond van de wet zijn verschillende vormen van geluidhinder te onderscheiden die directe raakvlakken hebben met de ruimtelijke ordening.
Projectsituatie
Het project herinrichting van de Buulder Aa omvat geen geluidsgevoelig objecten. Omdat de voorgenomen ontwikkelingen ook geen of nauwelijks een verkeersaantrekkende werking hebben, wordt er ook geen geluidsbelasting veroorzaakt voor de in de omgeving van het plangebied gelegen geluidsgevoelige objecten, zoals bijvoorbeeld woningen. Akoestisch onderzoek naar de te verwachten geluidsbelasting vanwege verkeers- en industrielawaai is derhalve niet vereist.
Conclusie
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor onderhavig plan.
5.3 Luchtkwaliteit
Algemeen
Het Nederlandse wettelijke stelsel voor luchtkwaliteitseisen wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 'Luchtkwaliteitseisen', van de Wet milieubeheer. Dit wettelijk stelsel wordt ook wel de 'Wet luchtkwaliteit' ('Wlk') genoemd. Uit de 'Wet luchtkwaliteit' volgt dat een voorgenomen ontwikkeling vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit inpasbaar is indien in ieder geval aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- Er worden geen grenswaarden voor de luchtkwaliteit overschreden.
- Er treedt geen verslechtering van de luchtkwaliteit op, of er vindt per saldo verbetering van de luchtkwaliteit plaats door mitigerende maatregelen.
- De voorgenomen ontwikkeling draagt niet in betekenende mate (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging. Een project is NIBM als aannemelijk is dat het project een toename van de afzonderlijke concentraties van de componenten NO2 en PM10 veroorzaakt van maximaal 3% van de jaargemiddelde grenswaarden van NO2 en PM10. Dit komt overeen met 1,2 µg/m3.
- De voorgenomen ontwikkeling onderdeel is van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).
Een nadere uitwerking van de regelgeving met betrekking tot het begrip ‘niet in betekende mate’ is vastgelegd in het ‘Besluit niet in betekende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)’ en de ‘Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)’. Voor ontwikkelingen die ‘niet in betekenende
mate’ bijdragen aan de luchtverontreiniging, hoeft niet te worden getoetst aan de grenswaarden. In de Regeling zijn categorieën van gevallen benoemd die in ieder geval als ‘niet in betekenende mate’ worden aangemerkt en waarvoor toetsing aan de grenswaarden dus zonder meer achterwege kan blijven.
Projectsituatie
In voorliggend wijzigingsplan wordt voor de maatregelen voor herinrichting van de Buulder Aa onder andere de bestemming 'Agrarisch' omgezet naar de bestemming 'Natuur'. De functieverandering voorziet niet in een verslechtering van de luchtkwaliteit. Bij de realisatie zal het aantal verkeersbewegingen niet of nauwelijks toenemen. Er is geen sprake van een verkeersaantrekkende werking en daarmee zal derhalve geen luchtverontreiniging optreden.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor onderhavig plan.
5.4 Bedrijven En Milieuzonering
Algemeen
Op basis van de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (2009) dient te worden beoordeeld of de in het plangebied te realiseren functies een belemmering betekenen of van invloed zijn op de woonfuncties in de directe omgeving van het plangebied.
Projectsituatie
Er worden in het plangebied geen functies gerealiseerd die een belemmering vormen. Een beoordeling is hierdoor niet noodzakelijk.
Conclusie
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.
5.5 Externe Veiligheid
Algemeen
Vanuit een goede ruimtelijke ordening is het in de ruimtelijke planvorming noodzakelijk rekening te houden met de aanwezigheid van risicovolle inrichtingen en de regeling van risicogevoelige objecten.
Projectsituatie
De risicokaart van de provincie Noord-Brabant laat zien dat er in en rondom het plangebied een aantal risicovolle inrichtingen en transporten gevaarlijke stoffen aanwezig zijn;
- transport gevaarlijke stofen A2
- PRB-Leiding (olie buisleiding)
- camping Soerendonk
- twee LPG stations
Afbeelding 5.1 Uitsnede risicokaart
Er wordt door de herinrichting van de Buulder Aa geen gevoelige functie in het kader van externe veiligheid mogelijk gemaakt. Daarnaast zal door onderhavig plan geen risicovolle functie worden toegelaten die een belemmering zal vormen voor gevoelige functies in de omgeving van het plangebied.
Conclusie
Er zijn geen belemmeringen voor de ontwikkeling van het plan in het kader van externe veiligheid.
5.6 Water
De watertoets - zoals deze in het kader van ruimtelijke plannen dient te worden uitgevoerd - is het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. De watertoets wordt uitgevoerd binnen de bestaande wet- en regelgeving op het gebied van ruimtelijke ordening en water. De watertoets vormt de verbindende schakel tussen het waterbeheer en de ruimtelijke ordening. Op basis van de waterparagraaf wordt een wateradvies aangevraagd bij het waterschap. In dit kader worden dan ook alle relevante waterhuishoudkundige aspecten meegenomen in het onderhavige plan.
Op grond van artikel 3.1.6 uit het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf worden opgenomen. Hiervoor moet een watertoets worden doorlopen. Dit wordt afgestemd met het waterschap.
Uitgangspunt bij de waterhuishoudkundige situatie is het Waterbeheer 21ste eeuw (WB21), waarvoor principes voor duurzaam waterbeheer zijn geïntroduceerd. Vanuit het oogpunt van duurzaamheid wordt gestreefd naar een zoveel mogelijk gesloten waterbalans.
Door water langer in het gebied vast te houden, wordt verdroging en afwenteling van wateroverlast tegengegaan. Het streven is gericht op het afkoppelen van hemelwater van dakvlakken en oppervlakteverhardingen. In het kader van WB21 betekent dit dat de neerslag die op daken en bestrating valt, niet naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie wordt afgevoerd, maar in de bodem wordt geïnfiltreerd of op het oppervlaktewater wordt geloosd. Dit is in de onderhavige situatie niet relevant.
In het projectplan zoals opgenomen in bijlage 1 en bijlage 2 zijn de hydrologische gevolgen van de maatregelen van de herinrichting van Buulder Aa verder uitgewerkt. Voor de onderbouwing en totstandkoming van het projectplan Buulder Aa zijn onder meer de volgende onderzoeken uitgevoerd:
- Oppervlakte- en grondwatermodellering Buulder Aa 2011;
- Actualisatie oppervlakte- en grondwatermodellering Buulder Aa 2014;
- Aanvullende hoogtemetingen en veldinventarisaties.
Huidige situatie waterhuishouding
De Buulder Aa is de belangrijkste watergang in het plangebied en stroomt in noordelijke richting. Verschillende zijwatergangen en greppels wateren af op de Buulder Aa. Ten oosten van de beek liggen diverse landbouwsloten. Het betreffende gebied is wat betreft waterhuishouding afgestemd op de landbouwkundige functie.
Toekomstige situatie waterhuishouding
Door de ontwikkelingen die dit wijzigingsplan mogelijk maakt, is er geen sprake van een toename van verhard oppervlak waardoor het af te voeren water kan toenemen. Ten opzichte van de huidige landbouwkundige situatie wordt in de straks natuurlijke situatie meer berging gecreëerd. De inrichting van de beek wordt afgestemd op de gewenste vernatting in de natte natuurparel en het instellen van een natuurlijker peilbeheer (geen sturing met stuwen). Dit wordt gerealiseerd door aanleg van een meanderende beek met een beekprofiel waardoor het areaal aan effecten op grondwaterstandstijging en
overstroming bij hoogwater beperkt blijft.
Er is een grondwatermodel opgesteld en gevalideerd aan beschikbare grondwaterstandsmetingen
in en rondom het gebied de Buulder Aa. Op basis van de resultaten van het oppervlaktewatermodel zijn met het grondwatermodel de effecten berekend op:
- de GHG (Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand),
- de GLG (Gemiddeld Laagste Grondwaterstand),
- de GVG (Gemiddelde Voorjaars-grondwaterstand)
- en kwel.
De rapportage hiervan, actualisatie ‘Oppervlakte- en grondwatermodellering Buulder Aa’ (2014), is opgenomen in bijlage 5.
De effecten van het project Herinrichting Buulder Aa zijn uitgebreid gemodelleerd. Het project Herinrichting Buulder Aa heeft zeer gering invloed op de afvoer van de Buulder Aa. Het overgrote deel van de afvoer van de buulder Aa komt van Bovenstrooms stuw Molenheide en de RWZI-Soerendonk, Deze liggen buiten het projectgebied.
Er kan op twee manieren een klein effect zijn op afvoer:
- De neerslag-afvoer relatie in het projectgebied veranderd; het effect hiervan in relatie tot de rest van de afvoer van de Buulder Aa is onmeetbaar klein.
- Doordat de beek meer ruimte krijgt, vertraagt de afvoergolf; dit effect is ook zeer beperkt, maar zoals in onderstaande figuur zichtbaar is, treedt er een minieme verschuiving op.
Het effect is gepresenteerd bij T25. Bij andere herhalingstijden treden vergelijkbaar kleine verschillen op. De afvoer van de Buulder Aa, benedenstroom van het projectgebied blijft, bij maatgevende afvoeren (T=10, T=25, T=100) dus vrijwel gelijk.
Afbeelding 5.2 Afvoer Buulder Aa T25
Monitoringsplan
Ten behoeve van de herinrichting van de Buulder Aa is een monitoringsplan opgesteld. Het doel van het monitoringsplan is om de voorspelde (uitstralings)effecten van de maatregelen in het projectplan, berekend met het oppervlaktewater- en grondwatermodel, op een objectieve manier te monitoren. Door het evalueren van de monitoringsresultaten kan worden beoordeeld of de uitgevoerde maatregelen ook daadwerkelijk leiden tot de hydrologische effecten die met het model zijn voorspeld. Het monitoringsplan is opgenomen in bijlage 13.
Grondwaterstandverhoging
Met het beekherstel en het verondiepen van de sloten binnen de natte natuurparel wijzigen de peilen in het watersysteem en de grondwaterstanden in het gebied. De effecten hiervan zijn doorgerekend middels een model. Overwegend is het effect op de grondwaterstandverhoging beperkt tot een stijging tussen 0 en 10 cm. Plaatselijk langs de beek treedt een grondwaterstandverhoging van 10 tot 20 cm op.
Naast grondwaterstandverhoging zal de beek bij hogere afvoeren eerder buiten het profiel van de beek komen en voor (kleinschalige) overstroming zorgen. Waar nu bij een afvoergolf T10, die gemiddeld eens in de 10 jaar voorkomt, een klein deel van het gebied onder water staat, zal dit na beekherstel een groter gebied betreffen. Afbeeldingen 5.3 en 5.4 geven de overstroming weer die in de huidige en toekomstige situatie plaatsvinden bij een afvoergolf T10. Dit exclusief ophogingen van percelen die eventueel uitgevoerd worden om effecten bij agrariërs te mitigeren.
De negatieve impact van het vergrote inundatiegebied wordt teniet gedaan doordat er compenserende maatregelen worden genomen en er afspraken zijn gemaakt met de grondeigenaren. Een concrete uitwerking van de compensatie en welke technische maatregelen worden toegepast is toegelicht in het projectplan, Bijlage 1. Grondeigenaren komen op de percelen waar effecten van de herinrichting merkbaar zijn in aanmerking voor de schaderegeling (uitvoeringsregeling inundatieschade). Zie ook de paragraaf 4.3 en paragraaf 6.1.
Afbeelding 5.3 Overstroming T10 huidige situatie afbeelding 5.4 T10 toekomstige situatie
5.7 Ecologie
Wettelijk kader
Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Een ruimtelijk plan mag namelijk geen significante gevolgen hebben voor een te beschermen gebied en/of soort.
Flora en faunawet, soortbescherming
De Europese Vogelrichtlijn heeft als doel de bescherming van in het wild levende vogels en hun leefgebied op het grondgebied van de Europese Unie. Dit vindt plaats door de aanwijzing van zogenaamde speciale beschermingszones. In principe geldt dit ook voor de Habitatrichtlijn, die is gericht op de instandhouding van de natuurlijke habitat en de bescherming van wilde flora en fauna.
In Nederland is de vanuit de Vogel- en Habitatrichtlijn vereiste bescherming van soorten overgenomen in onder andere de Flora- en faunawet. Sinds 1 april 2002 regelt de Flora- en faunawet de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. In de wet is onder meer bepaald dat beschermde dieren niet gedood, gevangen of verontrust mogen worden en planten niet geplukt, uitgestoken of verzameld mogen worden. Bovendien dient iedereen voldoende zorg in acht te nemen voor in het wild levende planten en dieren. Daarnaast is het niet toegestaan om hun directe leefomgeving, waaronder nesten en holen, te beschadigen, te vernielen of te verstoren. De Flora- en faunawet heeft dan ook belangrijke consequenties voor ruimtelijke plannen.
Natuurbeschermingswet, gebiedsbescherming
Op 1 oktober 2005 is de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 in werking getreden. Vanaf dat moment heeft Nederland de gebiedsbescherming van de Europese vogel- en habitatrichtlijn in de nationale wetgeving verankerd (de soortbescherming is reeds verankerd in de Flora- en faunawet).
Uitgangspunt van de gewijzigde natuurbeschermingswet is een integrale bescherming van de aangewezen vogel- en habitatrichtlijngebieden. Dit betekent dat in beginsel elke aantasting, die schadelijke gevolgen kan hebben voor het aangewezen vogel- of habitatrichtlijngebied dient te worden gereguleerd.
Bij activiteiten in of nabij een vogel- of habitatrichtlijngebied wordt een onderscheid gemaakt tussen plannen, projecten en andere handelingen die significante gevolgen kunnen hebben voor het aangewezen vogel- of habitatrichtlijngebied en alle overige handelingen die schadelijk kunnen zijn. Voor plannen, projecten of andere handelingen die geen significante gevolgen hebben, wordt de zware afwegingsprocedure van de habitatrichtlijn niet verplicht. Onderzoek naar mogelijke effecten blijft echter noodzakelijk.
Boswet
Sinds 1961 is de Boswet van kracht. In de Boswet zijn maatregelen opgenomen om de Nederlandse bossen te beschermen. De belangrijkste maatregel in de wet is de herplantingsplicht bij kap van bosareaal groter als 10 are of 20 bomen. Het oppervlakte gekapt bos moet binnen drie jaar worden herplant. De plaats van herplant mag zowel de vellingsplaats als een andere zijn waarbij spontane verjonging is toegestaan. In het kader van ruimtelijke ontwikkelingen is er regelmatig sprake van bomenkap en daardoor herplantingsplicht. De herplantingsplicht kan leiden tot compensatie. Het beheer en onderhoud ten bate van specifieke natuurdoeltype leidt niet tot compensatie. Eenmalige ingrepen waardoor een areaal of een bepaald type bos verloren gaat leiden wel tot compensatie.
Middels dit project worden er meer bomen en struweel aangeplant dan aangetast/verwijderd zowel in aantal als oppervlak. Er wordt dus meer gecompenseerd dan wordt gekapt. Middels een kapmelding wordt aangeven welke bomen gekapt gaan worden.
5.7.1 Quickscan
In het kader van de Flora- en faunawet dienen de effecten van de maatregelen op de aanwezige flora en fauna getoetst te worden. Hiervoor is een quickscan uitgevoerd (2010, Royal Haskoning, zie bijlage 6 ). De conclusies zijn hieronder weergegeven.
Natura 2000
Gebiedsbescherming is hier niet aan de orde. Het dichtstbijzijnde Natura 2000 gebied is gelegen op ruim een kilometer ten westen van de Buulder Aa het 'Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux'. Dit gebied ligt ten westen van het Bos de Heide die naast de Buulder Aa ligt.
EHS
Het ruimtelijke beleid voor de EHS is gericht op behoud en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden. Daarom geldt in de EHS het 'nee, tenzij'-regime. Dat wil zeggen dat ontwikkelingen in de EHS die significante gevolgen hebben voor de kenmerken en waarden van de EHS alleen kunnen worden toegestaan als er sprake is van een groot openbaar belang en er geen alternatieve oplossingen zijn. Indien een voorgenomen ingreep de 'nee, tenzij'-afweging met positief gevolg doorloopt kan de ingreep plaatsvinden, mits de eventuele nadelige gevolgen worden gemitigeerd en resterende schade wordt gecompenseerd. Indien een voorgenomen ingreep niet voldoet aan de voorwaarden uit het 'nee, tenzij'-regime dan kan de ingreep niet plaatsvinden.
Onderhavig project (herinrichting Buulder Aa) betreft een natuurherstelproject wat als doel heeft om de aanwezige land en waternatuur te versterken. Het gaat hier om (hydrologisch) herstel, dus ontwikkeling en uitbereiding van EHS. Er is geen sprake van significante effecten. De tijdelijke negatieve gevolgen die de geplande maatregelen kunnen hebben voor de aanwezige soorten worden middels mitigerende maatregelen en het werken conform de gedragscode voor waterschappen ondervangen. Dit is opgenomen in het ecologisch werkprotocol.
Conclusie Quickscan
Op basis van de quickscan kan het volgende voor de aanwezige flora en fauna worden geconcludeerd.
- Voor de meeste soort(groepen) zijn voldoende gegevens beschikbaar voor de quickscan effectenanalyse. Alleen voor de volgende soorten zijn aanvullende gegevens of onderzoek nodig wegens een mogelijke ontheffingsaanvraag voor de vernietiging van rust- en verblijfplaatsen, of deze te ontzien:
- 1. Planten: opvragen gegevens soorten en exacte locatie Natuurloket;
- 2. Reptielen en amfibieën in het bijzonder de Hazelworm;
- 3. Vogels: jaarrond beschermde nesten: roofvogelnesten (geen ontheffing mogelijk) en boomholtes;
- 4. Zoogdieren: nesten Eekhoorns.
- Er worden effecten verwacht op tabel 2 en 3 soorten. Het gaat hierbij om verstoring en vernietiging van leefgebied van:
- 1. Bermpje in de Buulder Aa;
- 2. Alpenwatersalamander en mogelijk kleine modderkruiper;
- 3. Hazelworm en Levendbarende hagedis;
- 4. Eekhoorn.
- Daarnaast wordt verstoring verwacht van foerageergebied van vogels en vleermuizen.
Het is belangrijk om vast te stellen waar zich vaste nesten van vogels bevinden om deze locaties te ontzien. De effecten op overige soorten zijn vrijgesteld van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet. De zorgplicht is echter altijd van toepassing.
Er kunnen voldoende mitigerende maatregelen worden genomen om tabel 2 soorten zoveel mogelijk te ontzien bij de werkzaamheden langs de beek. Een ontheffingsaanvraag is niet nodig voor deze soorten indien aantoonbaar een goedgekeurde gedragscode kan worden gehanteerd. Indien geen goedgekeurde gedragscode beschikbaar is, dient voor deze soorten ontheffing te worden aangevraagd. Indien mogelijk is het sterk aan te bevelen om vaste rust- en verblijfplaatsen van tabel 2 en 3 soorten zodanig met rust te laten dat de functionaliteit niet in gevaar komt, zodat een ontheffingsaanvraag niet nodig is.
De instandhouding van soorten en lokale populaties komt niet in het gedrang door de werkzaamheden.
Er worden in het plangebied geen bruggen/wandelpanden aangelegd ten behoeve van recreatie. Er is dus geen sprake van een toename van de recreatiedruk c.q. verstoring van soorten als gevolg van recreatie.
5.7.2 Natuurtoets
In 2014/2015 heeft een update van het natuuronderzoek plaats gevonden. De reeds uitgevoerde onderzoeken zijn hierin meegenomen en tevens is gezocht naar andere relevante bronnen. De gebiedsdelen waar ingrepen worden voorzien (ruimtebeslag) en de directe invloedsfeer van de ingrepen (geluidsverstoring, lichthinder, verandering hydrologie) zijn onderzocht op het voorkomen en gebruik door beschermde soorten. Aangezien de invloedsfeer van het project geen Natura 2000-gebieden raakt, is de Natuurbeschermingswet niet van toepassing en niet meegenomen in de toetsing.
In het onderzoek zijn alle beschermde soorten genoemd die in het onderzochte gebied of directe omgeving zijn waargenomen of te verwachten. Per soortgroep is een toetsing beschreven waarbij aan de hand van de maatregelen en het voorkomen van soorten is beschreven wat de mogelijke effecten kunnen zijn en hoe de effecten kunnen worden voorkomen, gemitigeerd of gecompenseerd. Tevens is in het onderzoek aangeven of voor de uitvoering van de maatregelen een procedure (ontheffingsaanvraag) noodzakelijk is in het kader van de Flora en Faunawet. De gehele inventarisatie en natuurtoets zijn opgenomen in bijlage 7. Hieronder zijn de conclusies opgenomen.
In het plangebied komen diverse algemeen en streng beschermde soorten voor. Enkele beschermde soorten komen voor in de invloedsfeer van de voorgenomen maatregelen, waardoor verbodsbepalingen kunnen worden overtreden van de Flora- en faunawet. Met betrekking tot de algemeen beschermde soorten (FFwet tabel 1) geldt een algemene vrijstelling in het kader van ruimtelijke ingrepen. Met betrekking tot Alpenwatersalamander en kleine modderkruiper (beide FFwet tabel 2) geldt tevens een vrijstelling als de maatregelen zoals benoemd in het onderzoek worden uitgevoerd conform de goedgekeurde gedragscode van de Unie van Waterschappen. Verder kunnen nesten van de eekhoorn of broedvogels voorkomen. Met betrekking tot broedvogels dient buiten het broedseizoen te worden gewerkt. Vooraf de uitvoering moet worden gecontroleerd of er zich geen in gebruik zijnde nesten van eekhoorn bevinden. Indien deze aanwezig zijn en worden verstoord of beschadigd, is een ontheffing nodig van art. 11 van de Flora- en faunawet. Door werkzaamheden uit te voeren buiten de periodes waarin de nesten in gebruik zijn, worden de verbodsbepalingen genoemd in artikel 11 van de Flora- en faunawet niet overtreden. Een ontheffing is niet nodig voor tabel 1 en 2 soorten.
In het plangebied komen paarverblijfplaatsen voor van de streng beschermde gewone dwergvleermuis. Gezien de periode van onderzoek, kan geen uitspraak worden gedaan over het voorkomen van essentiële vliegroutes of aanwezigheid van kraamverblijfplaatsen van de gewone dwergvleermuis of andere vleermuissoorten. Hoewel de Flora- en faunawet een nadere inzicht in de aanwezigheid van verblijfplaatsen en essentiële vliegroutes dicteert, worden geen effecten verwacht op mogelijk voorkomende vliegroutes. Verder geldt dat er geen effecten op verblijfplaatsen van vleermuizen worden verwacht als de werkzaamheden zorgvuldig worden voorbereid en begeleid door een vleermuisdeskundige en geen bomen worden gekapt waarin zich verblijfplaatsen van vleermuizen kunnen bevinden. De Flora- en faunawet wordt dan niet overtreden, waardoor geen ontheffing nodig is. Als de ingreep niet uitgevoerd kan worden zonder dat bomen worden gekapt waarin zich verblijfplaatsen van vleermuizen kunnen bevinden dan is nader onderzoek in de kraamperiode (half mei – half juli) noodzakelijk en is een ontheffing nodig van de Flora- en faunawet. De potentiële locaties zijn echter reeds in kaart gebracht. Er zijn strenge voorwaarden opgenomen in een ecologisch werkprotocol, waarvan naleving verplicht wordt gesteld bij uitvoering van de werkzaamheden.
Onder de strenge voorwaarden is onder meer opgenomen dat, naast het ontzien van de gemarkeerde bomen, een deskundige de te kappen bomen voorafgaand aan de start controleert. Hierdoor is geen aanvullend onderzoek noodzakelijk in mei juni en kan overtreding van de Flora- en faunawet worden voorkomen.
Effecten waterkwaliteit op flora en fauna
Het effect van de eventuele verandering van de waterkwaliteit op de watergebonden fauna is niet aan de orde, omdat deze voor de uitvoering van de werkzaamheden worden weggevangen. Door de uitvoering van het project veranderd de waterkwaliteit niet. Door de toename van de stroomsnelheid zal het zuurstofgehalte in het water wel toenemen.
De landkwaliteit veranderd qua concentraties ook niet als gevolg van extra inundaties. De effecten als gevolg van atmosferische depositie is vele malen groter dan het effect van de extra inundaties. In kwelafhankelijke vegetaties zijn de meer zeldzame, kwetsbare en unieke soorten terug te vinden. Meer algemene soorten zullen langzaam plaatsmaken voor de zeldzame soorten. Juist de zeldzame (verdroogde) kenmerkende broekbossen in dit gebied krijgen een kwalitatieve impuls door het verhogen van de grondwaterstand en kweldruk in het gebied.
De wijziging in inundatie is gering en de mate van inundatie is vooral groot bij een T100 situatie, zie afbeeldingen 5.4 en 5.5 overstroming T100 huidige en toekomstige situatie. Zie ook paragraaf 5.6.
Afbeelding 5.5 overstroming T100 huidige situatie Afbeelding 5.6 overstroming T100 toekomstige situatie
De percelen die extra inunderen zijn landbouwpercelen binnen de Natte Natuurparel die middels dit project omgevormd worden. De ambitietypes op deze percelen zijn niet gevoelig voor inundatie met beekwater. Het betreft hier ambitietype nat ruigteveld en vochtig hooiland. Door de afgraving, verschraling en vernatting van de bodem worden de voorwaarden geschept om de doelen zoals opgenomen in de ambitiekaart natuurbeheertypen van de provincie te realiseren. De effecten van de grondwaterstijging op de drogere bossen is zeer beperkt. Zie ook afbeelding 5.7 waar op de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) is weergegeven.
Afbeelding 5.7 GHG
Een aantal landbouwpercelen worden omgevormd naar natuurpercelen. Hiermee wordt voldaan aan de natuurambitietypen die op deze percelen gelegen zijn. Een aantal van deze percelen hebben als ambitietype vochtig hooiland. Deze blijven dus ook geschikt voor weidevogels. Daarnaast wordt maar een zeer klein deel van de landbouwgrond omgevormd naar natuur. Er blijven nog een groot aantal landbouwpercelen over langs de beek die geschikt zijn voor weidevogels.
5.7.3 Ecologisch werkprotocol
De maatregelen om effecten op beschermde soorten te voorkomen of te mitigeren, zoals beschreven in de natuurtoets zijn opgenomen in een ecologisch werkprotocol, zie bijlage 8. Het werkprotocol is opgesteld conform de vereisten zoals aangegeven in de gedragscode van de Unie van Waterschappen en aangevuld met maatregelen middels expert-judgement om soorten afdoende te beschermen. Het ecologisch werkprotocol is een bindende voorwaarde in het bestek en dient tijdens de uitvoering op het werk aanwezig te zijn.
5.7.4 Conclusie
Wanneer de werkzaamheden volgens het opgestelde ecologisch werkprotocol worden uitgevoerd, wordt voldaan aan de Flora en Faunawetgeving. Ecologie vormt dan geen belemmeringen voor de uitvoering van onderhavig plan. Bij de verlening van de omgevingsvergunning wordt ook als voorwaarde gesteld dat de uitvoering van de werkzaamheden overeenkomstig werkprotocol moeten zijn. Tijdens de uitvoering wordt door een ecoloog van het waterschap en de partij die zorgdraagt voor directie en toezicht getoetst of de betreffende uitvoerder de werkzaamheden uitvoert conform het opgestelde ecologisch werkprotocol. Wanneer op deze manier gewerkt wordt is een ontheffing van de Flora en Fauanwet niet noodzakelijk.
5.7.5 Advies
Dit wijzigingsplan is toegestuurd aan de Omgevingsdienst Zuid-Oost Brabant (ODZOB) en heeft dit plan beoordeeld op de uitvoerbaarheidstoets en of het zorgvuldigheidsbeginsel in relatie tot het natuurbeschermingsrecht in het wijzigingsplan Buulder Aa is toegepast. Het advies is opgenomen in bijlage 9. Het wijzigingsplan is aangepast op dit advies.
5.8 Archeologie En Cultuurhistorie
5.8.1 Archeologie
Wettelijk kader
De Monumentenwet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: 'de veroorzaker betaalt'. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder'
betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in
de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.
Plangebied
De geplande ingrepen in het plangebied betreffen onder meer het afgraven van de bovengrond tot 30
en 60 cm, het graven van nieuwe meanders, de aanleg van poelen, het graven van sloten en het
uitdiepen van bestaande watergangen. Het totale oppervlak van de ingrepen is niet bekend, maar
betreft wel zeker meer dan 2500 m2. Op de erfgoedkaart (zie afbeelding 5.8) geldt voor het grootste deel van het plangebied een middelhoge archeologische verwachting. Rond de middeleeuwse verdwenen hoeve Raakbroek aan de Raadbroekweg geldt een hoge archeologische verwachting. De middelhoge verwachting is verder gebaseerd op de aanwezigheid van veen in het beekdal, twee mogelijke oude voorden over de beek bij Raadbroek waar ook een grenspaal aanwezig was en bij de Turfdijk.
Bij terreinen met een middelhoge archeologische verwachting is archeologisch onderzoek noodzakelijk bij bodemingrepen met een oppervlak groter dan 2500 m2 en dieper dan 30 cm. Bij gebieden met een hoge verwachting is dit 500 m2. Pas bij dit oppervlak is de kans groot dat behoudenswaardige archeologische vindplaatsen worden aangetroffen.
Afbeelding 5.8 Uitsnede erfgoedkaart (atlas.sre.nl)
Bij de uitvoering van de werkzaamheden in het kader van het beekherstel neemt het waterschap de voorwaarden die gesteld zijn door het college van Burgemeester en Wethouders mee.
Aangezien de voorgenomen maatregelen in oppervlak groter zijn dan 2500 m2, is de kans groot dat er schade wordt gebracht aan (eventueel) aanwezige archeologische resten en sporen. Het advies van de Omgevingsdienst Zuidoost Brabant (ODZOB) (zie bijlage 10) is dan ook om archeologisch karterend en waarderend vervolgonderzoek uit te voeren daar waar bodemingrepen plaatsvinden dieper dan 30 cm. Slechts enkele percelen blijken reeds te zijn verstoord; hier is dan geen nader archeologisch onderzoek vereist.
Onderzoek
Het archeologisch vervolgonderzoek moet uitgevoerd worden in de vorm van een archeologische begeleiding van de grondwerkzaamheden, conform protocol proefsleuven en indien noodzakelijk opgraven. Dit onderzoek dient te worden uitgevoerd op basis van een door de gemeente Cranendonck als bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen (PvE). Het goedgekeurde PvE is opgenomen in bijlage 14.
Conclusie
De archeologische dubbelbestemming zoals opgenomen in het moederplan 'Buitengebied' is in dit wijzigingsplan niet aangepast aan de meest recente erfgoedkaart, zoals in afbeelding 5.8 is opgenomen, alsmede het geactualiseerde beleidskader. Het wijzigingsplan voorziet in de herinrichting van de Buulder Aa en daar valt de wijziging van de archeologische bestemming niet onder. Daarnaast is de huidige regeling uit het moederplan strenger dan het nieuwe erfgoedbeleid.
De graafwerkzaamheden worden uitgevoerd onder archeologische begeleiding. Dit gebeurt op basis van het door het bevoegd gezag goedgekeurde Programma van Eisen. Wanneer volgens dit Programma van Eisen wordt gehandeld, bestaat er vanuit archeologisch oogpunt geen belemmering voor de werkzaamheden.
5.8.2 Cultuurhistorie
In opdracht van Waterschap De Dommel heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau een
cultuurhistorisch adviesdocument opgesteld voor onderhavig plangebied. Dit onderzoek was noodzakelijk in het kader van de toekomstige bestemmingsplanwijziging voor het plangebied. Het adviesdocument is opgenomen in bijlage 11.
Impact maatregelen
- Aanleg nieuwe meanders en creatie moerassige laagte
De geplande hermeandering van de beek en de aanleg van een moerassige laagte langs de beek dragen bij tot een herstel van de oorspronkelijke cultuurlandschappelijke context van het plangebied. In dit opzicht versterken ze dan ook de cultuurhistorische waarde van het plangebied.
- Aanleg nieuwe poelen
Het plangebied maakte vroeger deel uit van een uitgestrekt heide- en vennengebied. De nieuwe poelen doen geen afbreuk aan het cultuurhistorische landschap. Ook in het verleden waren er in het beemdenlandschap ongetwijfeld tijdelijk natte depressies.
- Maaiveldverlaging
De geplande maaiveldverlaging zal plaatsvinden ter hoogte van recente twintigste eeuwse landbouwontginningen in het landschap. Van nature kwamen in het beekdal geen akkerarealen voor. De bodem was hiervoor veel te nat. Het is pas onder invloed van ontwateringsmaatregelen en het gebruik van kunstmest, dat hier verandering in kwam vanaf de twintigste eeuw. Volgens de inrichtingsplannen is ter hoogte van de voormalige hoeve Raadbroek een maaiveldverlaging, alsook de aanleg van een nieuwe poel gepland. Cultuurhistorisch gezien brengt de geplande ontgraving van het recente ophogingsdek (twintigste eeuw) geen vernietiging van het cultuurhistorische landschap met zich mee, maar eerder een herstel van de oorspronkelijke geomorfologie.
Advies
De geplande werkzaamheden brengen geen verstoring met zich mee van de aanwezige cultuurhistorische waarden in het plangebied. Ze dragen, daarentegen, algemeen bij aan een
versterking van het cultuurhistorische landschap. De ODZOB heeft het adviesdocument doorgenomen en haar advies gegeven. Dit advies is opgenomen in bijlage 12.
Afwegingen na advies
Op het perceel E159 bestaat de cultuurhistorische waarde met name in het aanwezig zijn van een hoge zandkop. In het plan is de afweging gemaakt tussen het behoud van deze hoge kop of het halen van de gestelde natuurdoelen op dit perceel. Hierbij is in overleg met de ODZOB en de gemeente Cranendonck besloten om op dit perceel te kiezen voor de natuurdoelen. Deze afweging komt voort uit de keuze welke is gemaakt bij de oude Hoeve Raadbroek (perceel E667). De keuze voor het perceel E159 moet worden bezien in samenhang met andere keuzes in het project. Zie afbeelding 5.9 voor de ligging van de percelen.
Afbeelding 5.9 ligging percelen Van Veldhoven en Hoeve Raadbroek
Het perceel Hoeve Raadbroek (E667) wordt eveneens afgevragen. Uit het cultuurhistorisch onderzoek blijkt dat op dit perceel een 'hoeve' heeft gelegen en een 'waardevolle' dekzandrug aanwezig is. Naar aanleiding hiervan heeft op dit perceel archeologisch booronderzoek plaatsgevonden. Op basis van de resultaten van dit onderzoek is besloten het ontwerp aan te passen waardoor de geplande poel en de afgraving van het perceel buiten de aangetroffen hoeve en dekzandrug worden gesitueerd. Deze aanpassing is afgestemd met het bevoegd gezag.
Hoofdstuk 6 Juridische Planopzet
In het vigerend bestemmingsplan 'Buitengebied' van de gemeente Cranendonck zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen die wijzigingen naar de bestemming 'Bos' of 'Natuur' mogelijk maken. In paragraaf 1.3 is nader toegelicht waar in het plangebied van welke wijzigingsbevoegdheid gebruik wordt gemaakt om de in dezelfde zelfde paragraaf de genoemde (herinrichtings)opgaven te verwezenlijken.
6.1 Toetsing Aan Wijzigingsregels
Onderhavig plan maakt gebruik van de wijzigingsbevoegdheid voor natuurontwikkeling (art. 37.1), beekherstel (art. 37.2) en waterberging (art. 37.4). In de wijzigingsbevoegdheden zijn een aantal voorwaarden opgenomen. In deze paragraaf wordt getoetst of met dit plan en de voorgestane herinrichting aan deze voorwaarden wordt voldaan.
Artikel 37.1 Natuurontwikkeling
- a. overdracht of aankoop van gronden ten behoeve van de natuurvorming geschiedt op basis van vrijwilligheid;
- b. wijziging vindt pas plaats nadat de overdracht of aankoop in voldoende mate verzekerd is of al heeft plaatsgevonden;
- c. wijziging vindt pas plaats nadat verzekerd is dat een aaneengesloten natuurgebied van voldoende omvang en zodanige begrenzing kan ontstaan dat de aangrenzende/omringende gronden, met een blijvende agrarische bodemexploitatie, doelmatig als zodanig geëxploiteerd kunnen blijven worden;
- d. de regels van de bestemming "Bos", respectievelijk "Natuur" worden van toepassing verklaard.
Artikel 37.2 Beekherstel
- a. overdracht of aankoop van gronden ten behoeve van de natuurvorming geschiedt op basis van vrijwilligheid;
- b. wijziging vindt pas plaats nadat de overdracht of aankoop in voldoende mate verzekerd is of al heeft plaatsgevonden;
- c. de inrichting als beek vormt geen onevenredige belemmering voor het agrarisch gebruik van de belendende agrarische percelen;
- d. de ter plaatse aanwezige landschappelijke en cultuurhistorische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
- e. de gronden zijn tevens bestemd voor het behoud, herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke, landschappelijke en ecologische waarden van de beek;
- f. de cultuurhistorische waarden, die eigen zijn aan een weergraaf of landweer, dienen nader in beeld te worden gebracht en als inspiratie te worden gebruikt;
- g. de regels van de bestemming "Bos", respectievelijk "Natuur" worden van toepassing verklaard.
Artikel 37.4 Waterberging
- a. Het gebruik voor waterberging vormt geen onevenredige belemmering voor het agrarisch gebruik van de belendende agrarische percelen.
- b. De ter plaatse aanwezige landschappelijke en cultuurhistorische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
Toelichting voorwaarden
Ad 37.1a, b en 37.2a,b
Het vormgeven en ontwerpen van het beekherstel en herstel van de natte natuurparel is een complexe zaak. De belangenafweging ten opzichte van bestaande eigendommen, gevestigd gebruik en
onderlinge belangen is in het proces zeer expliciet aan de orde gekomen. Om tot een houdbaar projectplan voor water- én natuurdoelen te komen is een goede samenwerking en medewerking van terreinbeheerders, eigenaren, overheden en andere omgevingspartijen van het grootste belang. Het planproces waarin het projectplan tot stand is gekomen kenmerkte zich dan ook door overleg, coördinatie en inspraak. Het opgestelde projectplan is de belangrijkste input voor de onderbouwing en motivatie van het plan, zie ook bijlage 1 en 2. Aanvullend op het ingezette traject heeft het waterschap zogenaamde keukentafelgesprekken gevoerd met agrarische ondernemers en bewoners uit het gebied. Daarnaast zijn over specifieke maatregelen werksessies georganiseerd in kleiner verband met specialisten en directe belanghebbenden. De nadere afspraken die gemaakt zijn met particulier grondeigenaren is toegelicht in paragraaf 4.3.
De overdracht en aankoop van de gronden ten behoeve van de natuurontwikkeling en het beekherstel hebben op basis van vrijwilligheid plaatsgevonden.
Ad 37.1c, 37.2c en 37.4a
De herinrichting van de Buulder Aa wordt toegepast op een aaneengesloten traject tussen Kleine Bruggen en Raadbroek in de gemeente Cranendonck. De agrarische gronden aangrenzend aan de beek kunnen als zodanig benut blijven. Gebieden bestemd voor (natuurlijke) waterberging liggen op gronden die in gebruik zijn als weiland, akkerland of natuur. Zolang er geen hoogwatersituatie is, kan de grondeigenaar zijn land normaal gebruiken. Alleen bij hoogwatersituaties zal het gebied (gedeeltelijk) overstromen.
De kans bestaat dat een grondeigenaar door overstromingen schade lijdt aan gewassen of
eigendommen. Ook een natuurgebied kan schade oplopen. Het is niet meer dan logisch dat er een vergoeding staat tegenover de schade die optreedt. Daarom heeft Waterschap De Dommel een schaderegeling inundatie. De schaderegeling geldt voor alle eigenaren van overstroomde percelen in alle waterbergingsgebieden binnen het werkgebied van Waterschap De Dommel, mits de overstroomde percelen als bergingsgebied zijn opgenomen in de legger en het bestemmingsplan. In dit wijzigingsplan zijn uitsluitend de landbouwpercelen waarop dit van toepassing is meegenomen met toepassing van de wijzigingsbevoegdheid 'wro-zone-wijzigingsgebied - waterberging' en hebben de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterberging' gekregen. Op afbeelding 5.4 (T10 indundatiegrid toekomstige situatie) in paragraaf 5.6 is weergegeven op welke gronden inundatie plaats kan vinden.
Door de (natuurlijke) waterberging en de herinrichring van de beek worden de gronden niet onevenredig belemmert voor het agrarisch gebruik
Ad 37.2d, e en f en 37.4b
De landschappelijke en cultuurhistorische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast. Het hermeanderen van de beek bestaat uit het aantakken van oude meanders die nog in het veld aanwezig zijn. Bij nieuw te graven delen is zoveel mogelijk rekening gehouden met de ligging van de beek in het verleden. Daarnaast is gekeken naar huidige laagtes en natte delen in het veld. Bij het afgraven van de percelen in de natte natuurparel is rekening gehouden met cultuurhistorische waarden in het
gebied. Zo worden van oudsher opgehoogde percelen (essen) niet afgegraven. Zie ook paragraaf 4.4 en 5.8.
De ecologische waarden in het plangebied worden verbeterd. De zone langs de beek wordt ingericht
en worden poelen aangelegd en bomen en struweel aangeplant wat ten goede komt aan het leefgebied voor amfibieën en libellen. Binnen het gebied zijn beschermde flora en fauna aanwezig. Bij de uitvoering van het plan wordt hier rekening mee gehouden. Het plan heeft vooral positieve effecten op strenger beschermde flora en fauna. Het areaal geschikt leefgebied neemt toe. Zie ook paragraaf 5.7.
Ad 37.1d en 37.2g
Ten behoeve van de natuurontwikkeling en het beekherstel vindt er alleen wijziging plaats naar de bestemming ´Natuur´. Ook de Buulder Aa krijgt de bestemming ´Natuur´. Hierdoor zijn de regels van de bestemming ´Natuur´ uit het bestemmingsplan ´Buitengebied´ van overeenkomstige toepassing.
6.2 Juridische Vormgeving Van Het Wijzigingsplan
Na toepassing van de wijzigingsbevoegdheden is voor de gronden betrokken bij de herinrichting de bestemming ´'Natuur' en de daarbij behorende regels uit het vigerende bestemmingsplan van toepassing. Daarnaast is de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterberging´ aangepast ten opzichte van het bestemmingsplan´Buitengebied´. Deze dubbelbestemming is aangepast, omdat door de verandering van het huidige profiel van de Buulder Aa (natuurlijke) overstroming plaats kan vinden op omliggende agrarische percelen. De grondeigenaren worden voor deze overstroming gecompenseerd in de vorm van een schadevergoeding, zie paragraaf 4.3 en 5.6.
De enkelbestemmingen die vigeren onder de dubbelbestemming ´Waterstaat - Waterberging' welke middels dit plan is aangepast, zijn niet gewijzigd. Het is juridisch technisch noodzakelijk deze bestemmingen opnieuw in dit wijzigingsplan op te nemen. Het betreft de bestemmingen 'Agrarisch', 'Agrarisch met waarden -1 en -2', 'Bos' en 'Verkeer'. Alle overige dubbelbestemmingen en functie- en gebiedsaanduidingen welke vigeren over/boven de enkelbestemmingen welke middels dit plan zijn aangepast zijn niet gewijzigd. Het is juridisch technisch noodzakelijk deze dubbelbestemmingen en functie- en gebiedsaanduidingen opnieuw in dit wijzigingsplan op te nemen.
De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' is in dit wijzigingsplan niet aangepast aan de het nieuwe archeologische beleid van de gemeente Cranendonck. Het wijzigingsplan is geen zelfstandig plan; na vaststelling maakt het onderdeel uit van het bestemmingsplan 'Buitengebied'. Er zijn derhalve geen mogelijkheden voor aanpassing aan het nieuwe archeologische beleid.
Voor de uit te voeren werkzaamheden moet na het onherroepelijk worden van het wijzigingsplan een omgevingsvergunning worden verleend. Het vastgestelde projectplan (bijlage 1) onderbouwd de aanvaardbaarheid en de verbetering van de natuur- en cultuurhistorische waarde, mocht er door de te nemen maatregelen aantasting plaatsvinden. De natuur- en cultuurhistorische waarden worden niet verstoord door de geplande werkzaamheden. De herinrichting draagt bij aan het versterken van het cultuurhistorische landschap en de beoogde natuurdoelen in het gebied. Zie ook paragraaf 5.7 en 5.8.
Het wijzigingsplan Herinrichting Buulder Aa (tussen 'Kleine Bruggen' en 'Raadbroek') van de gemeente Cranendonck bestaat uit regels en een verbeelding en gaat vergezeld van voorliggende toelichting. De begrenzing van het wijzigingsplan is bepaald op basis van de maatregelenkaart voor de herinrichting (behorend bij het projectplan) en het T10 inundatiegrid van de toekomstige situatie. Dit T10 indundatiegrid komt voort uit hydrologische berekeningen. Het geeft weer op welke gronden natuurlijke inundatie voorkomt. Op deze gronden is de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' ten opzichte van het bestemmingsplan Buitengebied aangepast, zie paragraaf 5.6, afbeelding 5.4. Op de afbeeldingen 1.4 - 1.6 in paragraaf 1.3 is weergegeven welke gronden van bestemming zijn gewijzigd.
6.3 Relatie Met Moederplan
Dit plan betreft een wijziging van het bestemmingsplan 'Buitengebied' (moederplan), welke door de gemeenteraad van Cranendonck op 8 december 2009 is vastgesteld en de daarvan deel uitmakende 'Herziening Buitengebied'. Op grond van de Wet ruimtelijke ordening maakt een wijzigingsplan na vaststelling deel uit van het moederplan, in dit geval het bestemmingsplan 'Buitengebied'.
Op de bij dit wijzigingsplan behorende verbeelding zijn de regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied' van toepassing. Er zijn in dit wijzigingsplan geen andere regelingen opgenomen. Dit betekent dat alle relevante bepalingen uit het moederplan tevens van toepassing zijn op het wijzigingsplan. Voor toetsing aan de planregels moet derhalve het moederplan worden geraadpleegd.
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Economische Uitvoerbaarheid
Financiële uitvoerbaarheid
Dit wijzigingsplan dient economisch uitvoerbaar te zijn, waardoor het plan inzicht moet geven in de financiële uitvoerbaarheid.
Het Waterschap is verantwoordelijk voor de realisatie van de beoogde opgaven in het plangebied. Alle kosten voor de inrichting van het plangebied komen voor rekening van het Waterschap. Het beheer en onderhoud alsmede de instandhouding van de beoogde doelstellingen ligt bij de betrokken grondeigenaren, te weten: Waterschap, provincie en Staatsbosbeheer en in beperkte mate de gemeente. Zie ook paragraaf 4.3.
Het Waterschap heeft voor de uit te voeren maatregelen voor de herinrichting van de Buulder Aa een projectplan (zie bijlage 1) opgesteld en heeft voldoende middelen beschikbaar om het project uit te voeren. Financiële gegevens zijn bij de gemeente bekend. Het is niet noodzakelijk gebleken om een planschadeovereenkomst te sluiten tussen gemeente en Waterschap. Voor de schade aan eigendommen en gewassen ten gevolge van inundatie heeft het waterschap een schaderegeling inundatie voor grondeigenaren, zie ook paragaaf 4.3, 5.6 en 6.1 Het plan kan financieel uitvoerbaar worden geacht.
Exploitatieplan
De verplichting tot het vaststellen van een exploitatieplan is gekoppeld aan het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan. Het bestemmingsplan moet dan voorzien in gronden waarop bepaalde bouwplannen mogelijk zijn. Hierbij gaat het om bouwplannen voor onder andere woningbouw, andere hoofdgebouwen, uitbreiding gebouwen, verbouwing gebouwen voor woondoeleinden, verbouwing voor commerciële doeleinden en kassen (artikel 6.2.1 Wet ruimtelijke ordening). Dit wijzigingsplan maakt geen bouwplan als bedoeld in 6.2.1 Wet ruimtelijke ordening mogelijk. Op basis van de Grondexploitatiewet (afdeling 6.4 Wet ruimtelijke ordening) hoeft in dit geval geen exploitatieplan vastgesteld te worden.
7.2 Uitvoerbaarheid Omgevingsaspecten
Ecologie
Uit de toetsing van de voorgenomen maatregelen aan de Flora- en faunawet is naar voren gekomen dat met betrekking tot beschermde soorten verbodsbepalingen kunnen worden overtreden. Ten behoeve van de bescherming en zorgvuldig handelen ten opzichte van beschermde soorten in de invloedsfeer van de ingrepen, zijn mitigerende maatregelen beschreven in een ecologisch werkprotocol. Doel van het protocol is een duidelijk overzicht te bieden van de mitigerende maatregelen voor de uitvoering van het werk. De maatregelen zijn samengesteld en afgeleid van de soortenstandaards van het Ministerie van EZ, RVO en de gedragscode van de Unie van Waterschappen (Unie van Waterschappen, 2012). Het ecologisch werkprotocol dat voor dit plan is opgesteld is opgenomen in bijlage 8. Een ontheffing van de Flora- en Faunawet is derhalve niet noodzakelijk. Het plan is daarmee voor het aspect ecologie uitvoerbaar. Het ecologisch werkprotocol wordt als voorwaarde gesteld voor de uitvoering. Het wordt opgenomen in het bestek voor de aannemer, dient aanwezig te zijn in de kraan tijdens uitvoering van het werk en hier wordt tijdens het werk aan getoetst door ecologen van het waterschap en de partij die zorgdraagt voor directie en toezicht.
Bodem
Uit onderzoek blijkt dat op het noordoostelijke deel van het RWZI-terrein de grond sterk verontreinigd is met cadmium. Er dient rekening mee gehouden te worden dat de grond op dit deel waar meanders worden aangelegd, sterk verontreinigd is en dat nader onderzoek moet bepalen of dat al dan niet het geval is.Om te voorkomen dat de verontreining wordt aangetast is besloten om het ontwerp daarom aan te passen. De meander is op basis van het uitgevoerde onderzoek een stuk zuidelijker geplaatst. De meander komt op ruime afstand van de verontreiniging te liggen en de verontreiniging wordt niet aangetast. Voor de exacte ligging van de nieuwe meander wordt een aanvullend onderzoek uitgevoerd.
Dit aanvullende onderzoek met de hierbij behorende rapportage worden beoordeeld in het kader van de aanvraag omgevingsvergunning.
Cultuurhistorie
Voor cultuurhistorie heeft naar aanleiding van het advies van Omgevingsdienst Zuidoost Brabant (ODZOB) overleg plaatsgevonden met het waterschap, gemeente Cranendonck en de ODZOB. De afweging is gemaakt tussen het behoud van de hoge zandkop of het halen van de gestelde natuurdoelen op perceel E159. Hierbij is in overleg met de ODZOB en de gemeente Cranendonk besloten om op dit perceel te kiezen voor de natuurdoelen. Zie paragraaf 5.8.2 voor de ligging van de percelen.
Voor het perceel Hoeve Raadbroek (E667) is daarom besloten om wel te kiezen voor de cultuurhistorische waarden in plaats van de gestelde natuurdoelen te behalen. Uit het cultuurhistorisch onderzoek bleek dat dit op perceel een 'hoeve' heeft gelegen en een 'waardevolle' dekzandrug aanwezig is. Naar aanleiding hiervan heeft op dit perceel archeologisch booronderzoek plaatsgevonden. Op basis van de resultaten van dit onderzoek is besloten het ontwerp aan te passen waardoor de geplande poel en de afgraving van het perceel buiten de aangetroffen hoeve en dekzandrug worden gesitueerd. Deze aanpassing is afgestemd met het bevoegd gezag. Door deze aanpassing zijn er geen belemmeringen meer voor de ontwikkeling van het plan in het kader van cultuurhistorie.
7.3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Overleg
Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat het bestuursorgaan, dat belast is met de voorbereiding van een wijzigingsplan, overleg pleegt met instanties, zoals gemeenten, waterschappen, provinciale diensten en het Rijk, die betrokken zijn bij de zorg voor ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
Het concept wijzigingsplan is voor vooroverleg verzonden aan de overlegpartners. De volgende instanties hebben een reactie gegeven:
- Provincie Noord Brabant
- Brabant Water
Noord Brabant
Reactie: Het concept wijzigingsplan is nog niet geheel in lijn met de Verordening Ruimte 2014. Het verzoek is om het plan op de volgende punten aan te vullen.
Artikel 5 van de verordening bepaalt dat een bestemmingsplan dat gelegen is binnen de EHS strekt tot behoud, herstel, duurzame ontwikkeling en bescherming van de ecologische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden. Geconstateerd wordt dat het perceel direct ten noorden van de weg Kleine Bruggen is voorzien van de bestemming 'Agrarisch met waarden-2', terwijl hier sprake is van gerealiseerde EHS. Hiervoor het verzoek een passende bestemming op te nemen
De waterloop van de Buulder Aa behoort tot de EHS. Het verzoek om hiervoor, te meer nu een meer natuurlijke herinrichting wordt beoogd, een bestemming 'Natuur' op te nemen.
Antwoord:de vooroverlegreactie van de provincie Noord Brabant is overgenomen. Het perceel en de Buulder Aa hebben de bestemming 'Natuur' gekregen.
Brabant Water
Reactie: Van Brabant Water loopt er een (drink)watertransportleiding door het plangebied. Het verzoek is om deze leiding op te nemen op de verbeelding en in de regels.
Antwoord: De (drink)watertransportleiding is niet opgenomen in het bestemmingsplan 'Buitengebied' (moederplan). Dit onderhavige wijzigingsplan is geen zelfstandig plan; na vaststelling maakt het onderdeel uit van het bestemmingsplan 'Buitengebied'. De beoogde opgaven in het plangebied worden gerealiseerd met wijzigingsbevoegdheden uit het bestemmingsplan 'Buitengebied'. Het bestemmingsplan 'Buitengebied' bevat geen wijzigingsbevoegdheid voor opnemen van leidingen. Derhalve is opnemen in dit wijzigingsplan niet mogelijk. De (drink)watertransportleiding zal, mits van ruimtelijk relevante betekenis, bij een herziening van het bestemmingsplan 'Buitengebied' worden opgenomen.
De beoogde opgaven in het plangebied worden gerealiseerd met wijzigingsbevoegdheden uit het bestemmingsplan 'Buitengebied'. Het bestemmingsplan 'Buitengebied' bevat geen wijzigingsbevoegdheid voor opnemen van leidingen.
Zienswijzen
Op grond van de bepalingen in artikel 1.2.1a van het Besluit ruimtelijke ordening en artikel 3.4 van de algemene wet bestuursrecht, wordt eenieder in de gelegenheid gesteld een zienswijze in te dienen op het ontwerp wijzigingsplan.
Het ontwerp wijzigingsplan heeft met ingang van 23 april 2015 gedurende zes weken ter inzage gelegen op het gemeentehuis van de gemeente Cranendonck. Ook was het plan digitaal te raadplegen op www.ruimtelijkeplannen.nl. Gedurende deze periode is één zienswijze ingediend. De binnengekomen zienswijze is samengevat en beantwoord in de zienswijzennota (opgenomen in bijlage 15). De zienswijze heeft niet geleid tot aanpassingen van het plan.
Het wijzigingsplan is in de vergadering van 7 juli 2015 gewijzigd vastgesteld door het college. Het collegebesluit, alsmede het collegevoorstel, de Nota zienswijzen en de Nota ambtshalve wijzigingen zijn opgenomen als bijlage 15.