KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bos
Artikel 4 Tuin
Artikel 5 Wonen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 8 Algemene Procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
Artikel 10 Slotregel
Bijlage 1 Staat Van Bedrijven
Bijlage 1 Bijlage 1 - Schetsplan Duivenslaagte 3, De Bult
Bijlage 2 Bijlage 2 - Wateradvies
Bijlage 3 Bijlage 3 - Ontheffingsbesluit Provincie Overijssel

Bestemmingsplan Buitengebied Steenwijkerland, Duivenslaagte 3 te De Bult

Bestemmingsplan - Steenwijkerland

Vastgesteld op 10-07-2012 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Buitengebied Steenwijkerland, Duivenslaagte 3 te De Bult;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1708.DBUDuivenslaagte3-VA01 met de bijbehorende regels;

1.3 aanbouw/uitbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte, dan wel als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw visueel en door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aan huis verbonden beroep:

een dienstverlenend beroep, op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied, dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie, waarbij geldt dat de persoon door wie het beroep aan huis wordt uitgeoefend tevens bewoner van de woning dient te zijn;

1.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.8 bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.9 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.10 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.11 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.12 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.13 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.14 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.15 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.16 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.17 hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.18 landschappelijke waarden:

de aan een gebied toegekende waarde, in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;

1.19 mantelzorg:

langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt aangeboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg voor huisgenoten voor elkaar overstijgt;

1.20 natuurlijke waarden:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en ecologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;

1.21 recreatief medegebruik:

een recreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

1.22 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.

Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.23 stacaravan:

een kampeermiddel in de vorm van een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen, dat mede gelet op de afmetingen, kennelijk niet is bestemd om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen ook over grotere afstanden als een aanhangsel van een auto te worden voortbewogen en geen grotere oppervlakte heeft dan 60 m2;

1.24 standplaats voor kampeermiddel:

een aaneengesloten stuk grond op een kampeerterrein, al dan niet afgebakend, waarop krachtens het plan plaatsen van een kampeermiddel of meerdere bij elkaar behorende kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf, is toegestaan;

1.25 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk en zelfstandig huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 peil:

  1. 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. 2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang zoals die bestond ten tijde van de datum van terinzagelegging van het ontwerpplan.

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bos

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het behoud, de bescherming en/of het herstel van de landschappelijke en natuurlijke waarde, tot uitdrukking komend in de hoog opgaande beplanting en het (micro)reliëf en de ecologische waarden;
  2. b. bosexploitatie;
  3. c. water ten behoeve van de waterhuishouding
  4. d. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. e. sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. f. extensief recreatief en educatief medegebruik;
  2. g. infrastructurele voorzieningen;
  3. h. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

In de bestemming is tevens een toegangsweg begrepen, inclusief entreepoort, voor de woning aan de Duivenslaagte 3.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van bebouwing ten behoeve van:

  1. a. het behoud, de bescherming en/of het herstel van de landschappelijke en/of natuurlijke waarden en/of archeologische waarden van de gronden;
  2. b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  3. c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  4. d. een goede woonsituatie;
  5. e. de verkeersveiligheid;
  6. f. de sociale veiligheid.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2 voor het bouwen van:

  1. a. gebouwen ten dienste van de bestemming, mits de oppervlakte van een gebouw ten hoogste 10 m2 zal bedragen en de hoogte van een gebouw ten hoogste 6 m zal bedragen;
  2. b. observatiehutten voor natuur- en educatieve doeleinden, mits de oppervlakte per hut niet groter is dan 10 m2 en de hoogte ten hoogste 10 m zal bedragen;
  3. c. nestpalen, mits de hoogte te hoogste 10 m zal bedragen.

3.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het storten van afval;
  2. b. de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
  3. c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de opslag van afbraak- en bouwmaterialen, grond en bodemspecie;
  4. d. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  5. e. het gebruik van gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden;
  6. f. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel;
  7. g. het gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden.

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuin, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen;
  2. b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels

4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het storten van afval;
  2. b. de opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
  3. c. het gebruik van de gronden voor de opslag van afbraak- en bouwmaterialen, grond en bodemspecie;
  4. d. het gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden.

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen;
  2. b. woningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroep;
  3. c. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  4. d. erven;
  5. e. groenvoorzieningen;
  6. f. waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. g. straten en paden;
  2. h. parkeervoorzieningen;
  3. i. bouwwerken geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nader eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van bebouwing ten behoeve van:

  1. a. het behoud, de bescherming en/of het herstel van de landschappelijke en/of natuurlijke waarden en/of archeologische waarden van de gronden;
  2. b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  3. c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  4. d. een goede woonsituatie;
  5. e. de verkeersveiligheid;
  6. f. de sociale veiligheid;
  7. g. de visuele binding tussen hoofdgebouw en bijgebouwen.

5.4 Afwijken van de bouwregels

5.5 Specifieke gebruiksregels

5.6 Afwijken van de gebruiksregels

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. de in het bestemmingsplan gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. b. de bestemmingsregels voor het overschrijden van de bouwgrenzen, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  3. c. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor het vergroten van de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan 10 m;
  4. d. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor het vergroten van de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, tot niet meer dan 40 m;
  5. e. de bestemmingsregels voor de bouw van openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer en carpoolplaatsen, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes, mits de inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 m³ zal bedragen;
  6. f. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en voor het vergroten van (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
  • de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 5 m² bedraagt;
  • de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt.

Artikel 8 Algemene Procedureregels

Procecure nadere eisen

Bij het stellen van nadere eisen, worden in ieder geval de volgende procedureregels in acht genomen:

  1. a. het ontwerp-besluit ligt, met de daarop betrekking hebbende stukken, gedurende twee weken voor belanghebbenden ter inzage;
  2. b. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging tevoren bekend in een of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen die in de gemeente worden verspreid of op een andere geschikte wijze;
  3. c. in deze kennisgeving wordt vermeld dat belanghebbenden gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk zienswijzen omtrent de aanvraag of het ontwerpbesluit kunnen indienen bij burgemeester en wethouders;
  4. d. indien tegen het ontwerpbesluit zienswijzen naar voren zijn gebracht, wordt het besluit met redenen omkleed;
  5. e. burgemeester en wethouders delen aan hen die hun zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
  1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
  1. a. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
  2. b. Sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

9.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Buitengebied Steenwijkerland, Duivenslaagte 3 te De Bult.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijven

Bijlage 1 Staat van bedrijven

Bijlage 1 Bijlage 1 - Schetsplan Duivenslaagte 3, De Bult

Bijlage 1 Bijlage 1 - Schetsplan Duivenslaagte 3, de Bult

Bijlage 2 Bijlage 2 - Wateradvies

Bijlage 2 Bijlage 2 - Wateradvies

Bijlage 3 Bijlage 3 - Ontheffingsbesluit Provincie Overijssel

Bijlage 3 Bijlage 3 - Ontheffingsbesluit provincie Overijssel