Sint Jansklooster - Monnikenweg 52
Bestemmingsplan - Gemeente Steenwijkerland
Vastgesteld op 16-12-2020 - geheel onherroepelijk in werking
Bestanden
1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan: het bestemmingsplan Monnikenweg - Vossenkamp te Sint Jansklooster met
identificatienummer NL.IMRO.1708.STJMonnikenweg52BP-ON;
1.2 bestemmingsplan: de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij
behorende bijlagen;
1.3 aanbouw/uitbouw: een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee
het in directe verbinding staat en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan dat
hoofdgebouw, maar er functioneel onderdeel van uitmaakt;
1.4 aanduiding: een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar
ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het
bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens: de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 aan huis verbonden bedrijf: het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke
bedrijvigheid dat op kleine schaal in een woning of de daarbij behorende bijgebouwen
wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt
en de desbetreffende bedrijfsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in
overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse, niet zijnde detailhandel,
behoudens de ondergeschikte verkoop van artikelen verband houdende met de
activiteiten;
1.7 aan huis verbonden beroep: een dienstverlenend beroep dat op kleine schaal in een woning of de daarbij behorende
bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar
woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke
uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse, niet zijnde
detailhandel, behoudens de ondergeschikte verkoop van artikelen verband houdende
met de activiteiten;
1.8 ambacht(elijk): het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, ver-
/bewerken, herstellen of installeren van goederen, alsook het verkopen en/of leveren,
als ondergeschikte activiteit, van goederen die ter plaatse worden vervaardigd, ver- of
bewerkt, ondergeschikt aan de woonfunctie. Wanneer deze activiteit in een woning en
de daarbij behorende bijgebouwen plaatsvindt, dient de omvang van de activiteit
zodanig te zijn dat de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd;
1.9 archeologische waarde: de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende
overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit het verleden;
1.10 bebouwde kom in verband met archeologie: voor het bepalen van de bebouwde kom als genoemd in artikel 40 en artikel 41 wordt
aangesloten bij de bebouwde kom volgens de Wegenwet;
1.11 bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.12 bed & breakfast het aanbieden van recreatief nachtverblijf in de vorm van logies met ontbijt binnen
bestaande gebouwen gericht op kortdurend verblijf, niet zijnde de uitoefening van een
hotel, pension of ander bedrijf. Hieronder wordt niet verstaan het overnachten,
noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijk of seizoensgebonden
werkzaamheden en/of arbeid;
1.13 bedrijf: een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen,
bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig
verlenen van diensten. Aan huis verbonden beroepen en bedrijven niet daaronder
begrepen;
1.14 bedrijfsmatig: via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon deelnemen aan het economisch
verkeer al dan niet met winstoogmerk, en activiteiten die hiermee naar aard, omvang en
regelmaat zijn gelijk te stellen;
1.15 begane grond: het gedeelte van een gebouw dat gelijk is aan het natuurlijk oppervlak van het terrein,
zonder enige kunstmatige verhoging c.q. verlaging. Is er sprake van hoogteverschillen
in het terrein, dan geldt: de hoogte van het hoogst gelegen aansluitende maaiveld of de
gemiddelde hoogte daarvan;
1.16 bestaand: situatie ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
1.17 bestemmingsgrens: de grens van een bestemmingsvlak;
1.18 bestemmingsvlak: een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.19 bevoegd gezag: bevoegd gezag als bedoeld in artikel 2.4 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.20 bijgebouw: een vrijstaand of aangebouwd gebouw dat architectonisch ondergeschikt is aan het
hoofdgebouw;
1.21 bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het
vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen
of veranderen van een standplaats;
1.22 bouwgrens: de grens van een bouwvlak;
1.23 bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar
behorende bebouwing is toegelaten;
1.24 bouwperceelgrens: de grens van een bouwperceel;
1.25 bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de
regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.26 bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij
direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of
op de grond;
1.27 carport: een bouwwerk met tenminste een dak en niet, of aan maximaal twee zijden van wanden
voorzien, inclusief bestaande wanden;
1.28 consument verzorgend ambacht/consument verzorgende ambachtelijke bedrijfsactiviteiten:
het beroepsmatig uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, in tegenstelling tot het
aan huis verbonden beroep, gericht op consumentverzorging geheel of overwegend
door middel van handwerk en waarbij de omvang van de activiteit zodanig is dat als
deze in een woning en daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend de
woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd;
1.29 cultuurhistorische waarde: de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde gekenmerkt door het beeld dat
ontstaan is door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat
bouwwerk of gebied heeft gemaakt;
1.30 dak: een uitwendige scheidingsconstructie als bovenafsluiting van een bouwwerk;
1.31 detailhandel: het bedrijfsmatig te koop, te huur of in lease aanbieden, waaronder begrepen de
uitstalling ter verkoop, ter verhuur, ter leasing, het verkopen, het verhuren en/of leveren,
van goederen aan diegenen die, die goederen kopen respectievelijk huren, voor
gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of
bedrijfsactiviteit;
1.32 erf: al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een
hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat
gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan van toepassing is, deze die inrichting niet
verbieden;
1.33 erfafscheiding: afscheiding welke op een grens tussen twee erven is geplaatst;
1.34 erker: een ondergeschikte uitbouw op de begane grond van de woning, die strekt ter
vergroting van het woongenot. Een erker is gelegen aan de verblijfsruimte en zorgt voor
een verbijzondering van de voor- of zijgevel zonder de architectuur wezenlijk aan te
tasten. Een erker heeft een diepte van maximaal 1,00 meter en is aan drie zijden
geheel of gedeeltelijk voorzien van glas;
1.35 evenement: een activiteit in de openlucht, dan wel in al dan niet tijdelijke tenten of paviljoens, gericht
op het bereiken van een algemeen of besloten publiek voor informerende, educatieve,
culturele en/of levensbeschouwelijke doeleinden;
1.36 gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met
wanden omsloten ruimte vormt;
1.37 herdenkingsmonument: een gedenkteken ter nagedachtenis van een gebeurtenis;
1.38 hoofdgebouw: gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de
geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op
het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.39 horeca: het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren en/of logies;
1.40 kampeermiddel: - een tent, een tentwagen, een kampeerauto, toercaravans, vouwwagens, campers of huifkarren;
- enig ander onderkomen of enig ander voertuig, gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 2.1 lid 1a van de Wabo een omgevingsvergunning voor het bouwen vereist is. Eén en ander voor zover genoemde onderkomens of voertuigen geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
te handhaven gebouw of bouwwerk, dat vanwege zijn architectonische vormgeving,
schaal en cultuurhistorische waarde als kenmerkend voor een gebied kan worden
beschouwd;
1.42 landschappelijke waarde: de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het waarneembare deel van
het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding
van de levende en niet-levende natuur;
1.43 maaiveld: bovenkant van het terrein dat een gebouw/bouwwerk omgeeft, zonder enige
kunstmatige verhoging c.q. verlaging;
1.44 mantelzorg: zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een
hulpbehoevende door één of meerdere leden van diens directe omgeving, waarbij de
zorgverlening direct voortvloeit uit de sociale relatie;
1.45 nevenactiviteit: een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel en
inkomenswervend opzicht ondergeschikt is aan de op de ingevolge dit
bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie op een perceel;
1.46 nutsvoorziening: voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening,
het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer;
1.47 omgevingsvergunning: omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 Wet algemene bepalingen
omgevingsrecht;
1.48 Ondergronds bouwwerk: een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op
ten minste 1,75 meter beneden peil.
1.49 Ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde: werken, geen bouwwerken zijnde, die onder peil plaatsvinden.
1.50 onderkomens: voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- en vaartuigen,
waaronder begrepen woonwagens, woonschepen, caravans, stacaravans,
kampeerauto's, alsook tenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve
van een recreatief verblijf;
1.51 opslag: het bewaren van goederen, materialen en stoffen, al dan niet in combinatie met de
productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard;
1.52 parkeervoorzieningen: een al dan niet overdekte c.q. ondergrondse stallingsgelegenheid ten behoeve van
gemotoriseerd verkeer:
- openbare parkeerplaatsen: parkeerplaatsen die in beginsel openbaar toegankelijk zijn;
- particuliere parkeerplaatsen: parkeerplaatsen die in beginsel niet openbaar toegankelijk zijn, zoals bijvoorbeeld parkeerplaatsen op eigen terrein;
het gedurende een aaneengesloten periode plaatsen van een voertuig, anders dan
gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt voor het onmiddellijk in- of
uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen;
1.54 peil: - voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte aansluitende maaiveld;
- indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil (NAP) of het ter plaatse geldende waterpeil;
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander
tegen vergoeding;
1.56 recreatie: activiteiten en mogelijkheden voor ontspanning c.q. vrijetijdsbesteding;
1.57 recreatieve bewoning: de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie
waarbij elders hoofdverblijf wordt gehouden;
1.58 seksinrichting: een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waar in bedrijfsmatig, of in een omvang
alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van
erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk
geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotischemassagesalon,
een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al
dan niet in combinatie met elkaar;
1.59 sociale veiligheid: een ruimtelijke situatie die overzichtelijk, herkenbaar en sociaal controleerbaar is;
1.60 stedenbouwkundig beeld: het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's bepaalde beeld
inclusief de ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens
aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte;
1.61 straatmeubilair: de op of bij de weg behorende bouwwerken, zoals verkeersgeleiders, verkeersborden,
brandkranen, lichtmasten, parkeermeters, stadsplattegronden, oplaadpunten voor
elektrische auto's, zitbanken, bloem- en plantenbakken, papier-, glas- en andere
inzamelbakken, kunstobjecten, draagconstructies voor reclame alsmede telefooncellen,
abri's, openbaar urinoir, en andere, hiermee gelijk te stellen bouwwerken;
1.62 terras: een plek van een horecagelegenheid waar men buiten kan zitten;
1.63 vaartuig: alle soorten van varende en drijvende voorwerpen welke gebezigd kunnen worden e/of
ingericht zijn voor vervoer te water van personen en /of goederen waaronder mede
vaartuigen dienende tot beoefening van de watersport of in gebruik ten behoeve van de
sportvisserij, evenals vaartuigen dienende tot uitvoering van werkzaamheden onder in
of boven water zoals baggermolens, zandbakken,vlotten en drijvende inrichtingen,
elevators, dokken, sleepboten, duwboten en daarmee gelijk te stellen vaartuigen
alsmede woonschepen;
1.64 verkeersveiligheid: de veiligheid voor het verkeer die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en
vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten
van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van
verkeersdeelnemers;
1.65 vloeroppervlak: de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en bijgebouwen op de begane grond;
1.66 voorgevel: gevel van een gebouw die is gelegen aan de zijde van de weg of het water en die in
ruimtelijk opzicht de voorkant van het gebouw vormt;
1.67 voorgevelrooilijn: Een voorgevelrooilijn is een denkbeeldige lijn waarvan de ligging is vastgelegd in het
bestemmingsplan. De voorgevelrooilijn is de lijn waarop doorgaans de voorgevel van de
woning is geplaatst.
1.68 waterhuishoudkundige voorzieningen: voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer,
waterberging, hemelwaterinfiltratie en/of waterkwaliteit zoals duikers, stuwen,
infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.;
1.69 weg: een voor het openbaar rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen
de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en
zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide
parkeerplaatsen;
1.70 wonen: het wonen in een woning.
1.71 woning: een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan
één huishouden
1.72 woningsplitsing: het bouwkundig en functioneel splitsen van een bestaande woning in twee of meer
zelfstandige woningen.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen
gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals
schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.2 de dakhelling:langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.3 de goothoogte van een bouwwerk:vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord of een
daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.4 de hoogte van een windturbine:vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.
2.5 de inhoud van een bouwwerk:tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of)
het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.6 de lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:de buitenwerks tussen de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de
scheidingsmuren gemeten grootste afstand;
2.7 de ondergeschikte bouwdelen:bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte
bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen,
schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing
gelaten, tot een maximum van 1,00 meter;
2.8 de ondergrondse diepte van een bouwwerk:vanaf peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend;
2.9 de oppervlakte van een bouwwerk:tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren,
neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter
plaatse van het bouwwerk.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Tuin
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- tuinen behorende bij op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen;
met de daarbij behorende voorzieningen.
3.2 Bouwregels 3.2.1 AlgemeenOp de voor 'Tuin' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- erfafscheidingen, waarvan de bouwhoogte voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1,00 meter en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2,00 meter bedraagt;
- erkers, luifels, balkons en dergelijke, met dien verstande dat:
- de diepte gemeten vanaf de bouwvlakgrens binnen de bestemming 'Wonen - 1' niet meer dan 1,00 meter bedraagt;
- de breedte niet meer bedraagt dan 50% van de breedte van de woning;
- de goothoogte maximaal gelijk is aan de hoogte van de eerste verdiepingsvloer + 0,30 meter.
Artikel 4 Verkeer
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- verkeersdoeleinden;
- speelvoorzieningen;
- parkeervoorzieningen;
- paden, wegen en straten;
met daaraan ondergeschikt:
- groenvoorzieningen;
- straatmeubilair;
- kunstwerken;
- afvalinzameling;
- nutsvoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen.
Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- gebouwen ten dienste van nutsvoorzieningen;
- de bouwhoogte van deze gebouwen bedraagt maximaal 3,00 meter;
- de oppervlakte bedraagt maximaal 15 m2.
- bouwwerken, geen gebouw zijnde:
- noodzakelijk met het oog op de regeling van de veiligheid van het verkeer;
- ten behoeve van de verlichting van wegen, rijwiel- en voetpaden;
- ten behoeve van speelvoorzieningen;
- ten behoeve van afvalinzameling;
- kunstwerken, zoals bruggen en duikers;
- ten behoeve van onder- en/of bovengrondse voorzieningen voor de opvang en buffering van water;
- met sub 1 t/m 8 vergelijkbare bouwwerken;
Voor het overige gelden de volgende regels:
- de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal 10,00 meter.
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2.1,
ten behoeve van het bouwen van gebouwen ten dienste van nutsvoorzieningen met een
grotere bouwhoogte, met dien verstande dat:
- de goothoogte maximaal 3,00 meter mag bedragen;
- de bouwhoogte maximaal 6,00 meter mag bedragen;
- geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- het straat- en bebouwingbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de milieusituatie;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 5 Wonen - 1
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wonen in een woning;
met daaraan ondergeschikt:
- tuinen;
- parkeervoorzieningen op eigen terrein;
- groenvoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Op de voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- woningen, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';
- het aantal woningen per bouwvlak bedraagt ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" aangegeven aantal;
- de daarbij behorende bijgebouwen, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak' en de aanduiding 'bijgebouwen';
- bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de in artikel 5.1 genoemde bestemming, zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak' en de aanduiding 'bijgebouwen'.
met inachtneming van de volgende regels (5.2.2 en 5.2.3).
5.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:
- binnen het bouwvlak is de bouw van bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde uitsluitend toegestaan als zij horen bij een binnen hetzelfde bouwvlak aanwezige woning;
- het bouwvlak mag tot maximaal 100% worden bebouwd;
- de voorgevels van de woning wordt geplaatst in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens;
- de grenzen van het bouwvlak mogen worden overschreden door erkers, luifels, balkons en dergelijke, mits:
- de diepte gemeten vanaf de bouwvlakgrens niet meer dan 1,00 meter bedraagt;
- de breedte niet meer bedraagt dan 50% van de breedte van de woning;
- de goothoogte maximaal gelijk is aan de hoogte van de eerste verdiepingsvloer + 0,30 meter;
- de goot- en bouwhoogte van een woning bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte, maximum bouwhoogte' aangeduide goot- en bouwhoogte;
- woningen worden met een kap van minimaal 30° en maximaal 60° afgedekt;
- voor de maatvoering van bijgebouwen geldt het bepaalde in artikel 5.2.3;
- voor de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde geldt het bepaalde in artikel 5.2.4
Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' gelden de volgende
regels:
- de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen, met uitzondering van carports, bedraagt maximaal:
Oppervlakte bestaand bouwperceel | Toegestane maximale oppervlakte aan bijgebouwen |
Bouwperceel tot 350 m² | 50 m² |
Bouwperceel van 350 - 700 m² | 70 m² |
Bouwperceel van 700 -1000 m² | 80 m² |
Bouwperceel vanaf 1000 m² | 100 m² |
- de grond ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mag tot maximaal 60% worden bebouwd;
- bijgebouwen zullen met een kap van maximaal 60° worden afgedekt;
- de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 2,90 meter.
Voor het overige gelden de volgende regels:
- de carport wordt op een afstand van minimaal 1,00 meter achter de voorgevelrooilijn gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte van de carport maximaal 3,00 meter bedraagt en de oppervlakte maximaal 20 m² bedraagt;
- bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen uitsluitend achter de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd, met uitzondering van erfafscheidingen;
- de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde mag maximaal 6,00 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1,00 meter en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2,00 meter mag bedragen.
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
- de situering, de oppervlakte en de hoogte van bebouwing;
- het aantal parkeerplaatsen en de situering daarvan.
- de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
- voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing.
De in artikel 5.3.1 genoemde onderwerpen voor het stellen van nadere eisen mogen
uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:
- het stedenbouwkundig beeld;
- de verkeerssituatie;
- een goede parkeerbalans;
- de milieusituatie;
- de sociale veiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
- instandhouding van omliggende waarden.
Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder
geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:
- het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte wagens en/of voer- en vaartuigen van derden, anders dan bedoeld in artikel 5.1;
- een aan huis verbonden beroep of bedrijf in de woning en/of in de bijgebouwen, anders dan bedoeld in artikel 5.4.2;
- woningsplitsing;
- het samenvoegen van woningen;
- recreatieve bewoning;
- detailhandel;
- horeca;
- buitenopslag, behalve als dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte tijdelijke gebruik;
- een bed en breakfast.
Een aan huis verbonden beroep, als opgenomen in het overzicht aan huis verbonden
beroepen (Bijlage 1), is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
- een aan huis verbonden beroep wordt uitsluitend uitgeoefend in de woning of in de bijgebouwen;
- maximaal in totaal 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte van de woning en de bijgebouwen wordt gebruikt voor aan huis verbonden beroep(en), met dien verstande dat niet meer dan 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte wordt gebruikt ten behoeve van de in het onderhavige artikel en de artikelen 5.5.1 genoemde nevenactiviteiten tezamen;
- de woonfunctie wordt in overwegende mate gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning wordt niet wezenlijk aangetast;
- er mogen maximaal 2 personen werkzaam zijn, waarbij minstens één persoon tevens de bewoner van de woning is;
- er is slechts één reclame-uiting toegestaan met een maximale afmeting van 20 x 30 cm;
- het gebruik mag geen (ernstige of onevenredige) hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
- in de parkeerbehoefte wordt in voldoende mate voorzien op eigen terrein, waarbij als uitgangspunt geldt dat de bestaande parkeervoorzieningen niet onevenredig mogen worden belast;
- er vindt geen detailhandel plaats, met uitzondering van detailhandel in aan het betreffende beroep gerelateerde producten, waarvoor maximaal 10% van de voor het aan huis verbonden beroep gebruikte oppervlakte mag worden gebruikt.
- met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.4, ten behoeve van een aan huis verbonden bedrijf als opgenomen in het overzicht aan huis gebonden beroepen en bedrijven (Bijlage 1), met dien verstande dat:
- een aan huis verbonden bedrijf uitsluitend wordt uitgeoefend in de woning of in de bijgebouwen;
- de bestaande bouwmogelijkheden niet mogen worden verruimd;
- maximaal in totaal 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte wordt gebruikt voor een aan huis verbonden bedrijf, met dien verstande dat niet meer dan 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte wordt gebruikt ten behoeve van de in het onderhavige artikel en de artikelen 5.4.2 genoemde nevenactiviteiten tezamen;
- de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning niet wezenlijk wordt aangetast;
- er maximaal 2 personen werkzaam mogen zijn, waarbij minstens één persoon tevens de bewoner van de woning is;
- het onbebouwde gedeelte van het perceel niet mag worden gebruikt voor beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten, met uitzondering van parkeren;
- er ten hoogste één reclame-uiting is toegestaan met een maximale afmeting van 20 x 30 centimeter;
- in de parkeerbehoefte in voldoende mate wordt voorzien op eigen terrein, waarbij als uitgangspunt geldt dat de bestaande parkeervoorzieningen niet onevenredig mogen worden belast;
- er geen detailhandel plaatsvindt, met uitzondering van detailhandel in aan het betreffende bedrijf gerelateerde producten, waarvoor maximaal 10% van de voor het aan huis verbonden bedrijf gebruikte oppervlakte mag worden gebruikt;
- Een omgevingsvergunning, vrijstelling of ontheffing die ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan is verleend voor een bestaand aan huis verbonden bedrijf wordt gelijkgesteld met de omgevingsvergunning als bedoeld onder sub a.
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.5,
ten behoeve van het samenvoegen van woningen, met dien verstande dat:
- de samenvoeging vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is;
- samenvoeging van woningen in een rij aaneengesloten soortgelijke woningen is niet toegestaan;
- de totale inhoud en oppervlakte van de (samengevoegde) woning inclusief bijgebouwen mag niet worden vergroot ten opzichte van de bestaande inhoud en oppervlakte van de samen te voegen woning inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
- geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de verkeersveiligheid;
- het woon- en leefklimaat;
- de milieusituatie;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan
waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere
plannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Bouwregels
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:
- ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduidingen 'bouwvlak';
- de oppervlakte van ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan de toegestane oppervlakte van bouwwerken boven peil;
- de ondergrondse bouwdiepte mag maximaal 4,00 meter onder peil bedragen;
- om het ondergrondse bouwwerk toegankelijk te maken is overschrijding van het bouwvlak toegestaan, mits de voorgevelrooilijn niet wordt overschreden;
- de regels van de betreffende bestemmingen zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
8.1 Strijdig gebruik
Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder
geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:
- een seksinrichting of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
- een coffeeshop, growshop, smartshop of een daarmee vergelijkbaar bedrijf, voor zover daarvoor door de burgemeester geen gedoogbestemming is verleend;
- straatprostitutie;
- het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, tenzij de betreffende bestemming daarin wel uitdrukkelijk voorziet.
Artikel 9 Algemene Aanduidingsregels
9.1 ‘milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' 9.1.1 Aanduidingsomschrijving
De ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied'
aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en),
mede bestemd voor het behoud van de kwaliteit van het grondwater als onderdeel van
de drinkwatervoorziening.
9.1.2 VerbodTer plaatse van 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' mogen, in afwijking van
het bepaalde in de afzonderlijke artikelen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken die
noodzakelijk zijn in verband met de drinkwatervoorziening en de bescherming daarvan,
met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal 2,50 meter bedraagt.
9.1.3 Afwijken van de regelsHet bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het
bepaalde in artikel 9.1.2, met dien verstande dat:
- de kwaliteit van het grondwater daardoor niet wordt geschaad;
- geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- het woon- en leefklimaat;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale veiligheid;
- de milieusituatie;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- de landschappelijke en/of natuurlijke waarden en/of archeologische waarden van de gronden;
- de waterstaatskundige en huishoudkundige waarden van de gronden en van de aangrenzende gronden.
Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone-intrekgebied' is het verboden onbebouwde
gronden en opstallen op een zodanige wijze te gebruiken dat daardoor de kwaliteit van
de bodem en de kwaliteit van het (grond)water in gevaar komt.
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
10.1 Meetverschillen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de
aangeduide bouwgrenzen indien een meetverschil of onnauwkeurigheid ten opzichte
van de feitelijke situatie daartoe aanleiding geeft, mits de afwijking maximaal 3,00 meter
bedraagt.
Artikel 11 Overige Regels
11.1 Voldoende parkeergelegenheid
- Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd of gebruikt wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden;
- Bij de afweging omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning wordt aan de hand van de Nota Parkeernormen 2015 of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
a. Overgangsrecht bouwwerken
- Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
- Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal10%.
- Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
- Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
Artikel 13 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het Bestemmingsplan Monnikenweg - Vossenkamp te Sint Jansklooster.