Correctieve herziening beheersverordening Kornputkwartier
Beheersverordening - Gemeente Steenwijkerland
Vastgesteld op 10-05-2021 - geheel onherroepelijk in werking
Bestanden
1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 Vrijstelling:
Waar in deze beheersverordening wordt gesproken over “vrijstelling” moet dit worden gelezen als: “omgevingsvergunning voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met de beheersverordening” als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c en artikel 2.12 lid 1 onder a sub 1o van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.2 Plan:
het bestemmingsplan Steenwijk Van den Kornputkwartier van de gemeente Steenwijkerland;
1.3 Plankaart:
de plankaart van het bestemmingsplan Steenwijk Van den Kornputkwartier, bestaande uit de kaart SE0102AA;
1.4 Aanbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
1.5 Aan Huis Verbonden Beroep:
een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is en geen onevenredige afbreuk doet aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving;
1.6 Ander-bouwwerk:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
1.7 Bebouwing:
één of meer gebouwen en/of andere-bouwwerken;
1.8 Bestemmingsgrens:
een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak;
1.9 Bestemmingsvlak:
een op de plankaart aangegeven vlak met een zelfde bestemming;
1.10 Bijgebouw:
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
1.11 Bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.12 Bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.13 Bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.14 Bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.15 Bouwvlak:
een op de plankaart aangegeven vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waarop gebouwen zijn toegelaten;
1.16 Bouwvlakgrens:
een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bouwvlak;
1.17 Bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen of metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.18 Eerste Bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond;
1.19 Eerste Verdieping:
tweede bouwlaag van een
1.20 Gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.21 Halfvrijstaande Woning:
een twee-onder-één-kapwoning;
1.22 Hoofdgebouw:
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
1.23 Peil:
- voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
1.24 Rijenwoningen:
meerdere - doch ten minste drie - aaneen gebouwde woningen;
1.25 Seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.26 Uitbouw:
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
1.27 Voorgevel:
de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;
1.28 Woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.29 Woonhuis:
een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning omvat.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:
2.1 De Breedte Van Een Gebouw:
tussne de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren;
2.2 De Dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.3 De Goothoogte Van Een Bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.4 De Inhoud Van Een Bouwwerk:
tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.5 De (Nok/bouw)hoogte Van Een Bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een ander bouwwerk, met uitzondering van kleine bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.6 De Oppervlakte Van Een Bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, nederwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlakken en bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen
De op de plankaart voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen, paden, speelvoorzieningen, waterberging, waterlopen en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede:
- ter plaatse van de op de plankaart aangegeven aanduiding 'voet-/fietspad', tot een breedte van 5 meter ter weerszijden van deze aanduiding, voor een voet- en/of fietspad;
- ter plaatse van de op de plankaart aangegeven aanduiding 'retentiegebied' voor een grootschalige voorziening ten behoeve van het bergen en vasthouden van water;
met daarbijbehorende andere-bouwwerken waaronder bruggen, dammen, duikers en kunstwerken alsmede verhardingen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
Op de tot 'Groen' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd andere-bouwwerken ten dienste van de bestemming.
3.2.2 Andere-bouwwerken
Voor andere-bouwwerken geldt de volgende bepaling:
de bouwhoogte mag niet meer dan 6,50 m bedragen.
3.3 Afwijken Van De Gebruiksregels
3.3.1 Afwijken van de gebruiksregels voor het realiseren van parkeerplaatsen
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 5.1 indien de parkeerbehoefte hiertoe aanleiding geeft, en binnen de groenvoorzieningen parkeerplaatsen toelaten, mits:
- de hoofdgroenstructuur niet wezenlijk wordt aangetast;
- geen mogelijkheid meer bestaat binnen de bestemming 'Verkeer' in de parkeerbehoefte te voorzien.
3.3.2 Afwegingskader
De in lid 3.3.1 genoemde vrijstelling wordt slechts verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de verkeersveiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 4 Tuin
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemeen
De op de verbeelding voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuin behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen; met daarbij-behorende andere-bouwwerken, erven en parkeervoorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen
Op de tot 'Tuin' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd andere-bouwwerken ten dienste van de bestemming.
4.2.2 Andere-bouwwerken
Voor andere-bouwwerken geldt de volgende bepaling:
de bouwhoogte mag niet meer dan 2 m bedragen, met uitzondering van andere-bouwwerken die worden geplaatst voor de voorgevel en het verlengde daarvan, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 1 m mag bedragen.
Artikel 5 Verkeer
5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Algemeen
De op de verbeelding voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor wegen en straten, voet- en fietspaden en parkeervoorzieningen; met daarbijbehorende andere-bouwwerken, waterhuishoudkundige voorzieningen en groenvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen
Op de tot 'Verkeer' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd andere-bouwwerken ten dienste van de bestemming.
5.2.2 Andere-bouwwerken
Voor andere-bouwwerken geldt de volgende bepaling:
de bouwhoogte van andere-bouwwerken, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer dan 8,50 m bedragen.
5.3 Specifieke Gebruiksregels
5.3.1 Strijdig gebruik
Tot een met de bestemming strijdig gebruik als bedoeld in artikel 15 wordt in ieder geval gerekend het inrichten van de gronden in afwijking van het op de verbeelding aangegeven dwarsprofiel.
5.4 Afwijken Van De Gebruiksregels
5.4.1 Afwijken van de gebruiksregels voor andere inrichting van de gronden
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 5.3.1 en toestaan dat van het op de verbeelding aangegeven dwarsprofiel wordt afgeweken.
5.4.2 Afwegingskader
De in lid 5.4.1 genoemde vrijstelling wordt slechts verleend, indien geen wezenlijke verslechtering van de geluidssituatie optreedt.
Artikel 6 Wonen
6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1 Algemeen
De op de verbeelding voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroep; met daarbijbehorende gebouwen, andere-bouwwerken, tuinen en erven.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen
Op de tot 'Wonen' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:
6.2.2 Hoofdgebouwen in casu woonhuizen
Voor hoofdgebouwen in casu woonhuizen gelden de volgende bepalingen:
- een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
- een hoofdgebouw mag vrijstaand en halfvrijstaand worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de op de verbeelding aangegeven aanduiding 'maximaal aantal aaneen te bouwen eenheden' tevens rijenwoningen mogen worden gebouwd, waarvoor geldt dat het maximum aantal aaneen te bouwen hoofdgebouwen niet meer mag bedragen dan het aantal dat op de verbeelding is aangegeven;
- de afstand van vrijstaande woonhuizen en van de vrijstaande zijde van halfvrijstaande woonhuizen tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 3 m bedragen;
- de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 m;
- de dakhelling mag niet minder dan 25° en niet meer dan 60° bedragen;
6.2.3 Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen
Voor aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
- de afstand van een aanbouw, uitbouw of bijgebouw tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mag niet minder dan 4 m bedragen;
- de gezamenlijke oppervlakte van de aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen bij een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 50 m2 met inachtneming van de volgende bepalingen:
- de gezamenlijke oppervlakte van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 50% van de oppervlakte van het achter de voorgevel van het woonhuis en het verlengde daarvan gelegen bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw;
- bij de berekening van de gezamenlijke oppervlakte wordt de oppervlakte van de aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen voor zover gelegen binnen het bouwvlak tussen het verlengde van de zijgevels van het hoofdgebouw niet meegerekend;
- de goothoogte van een aanbouw, uitbouw of een aangebouwd bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen met dien verstande dat de goothoogte mag worden verhoogd tot ten hoogste 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
- de dakhelling van een aanbouw, uitbouw of een aangebouwd bijgebouw ten hoogste bedraagt de dakhelling van het hoofdgebouw;
- de bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen;
- de dakhelling van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 0° bedragen;
6.2.4 Andere-bouwwerken
Voor andere-bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
- indien zij vóór de voorgevel en het verlengde daarvan worden opgericht, mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;
- in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedragen.
6.3 Afwijken Van De Bouwregels
6.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het verkleinen van de dakhelling of vergroten van de bouwhoogte
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van:
- het bepaalde in lid 6.2.1 onder 5 en toestaan dat de dakhelling mag worden verminder tot 0°;
- het bepaalde in lid 8.2.2 onder 5 juncto onder 6 en toestaan dat de bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw wordt vergroot tot niet meer dan 6 m, met dien verstande dat de goothoogte ten hoogste 3 m mag bedragen en de dakhelling ten hoogste bedraagt de dakhelling van het hoofdgebouw.
6.3.2 Afwegingskader
De in lid 6.3.1 genoemde vrijstellingen worden slechts verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de bebouwingskarakteristiek van het straat- en bebouwingsbeeld;
- de woonsituatie;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale veiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3 Algemene Regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
5 Algemene Regels
5.1 Anti-dubbeltelregel
- Een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of uitbreiden van gebouwen wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor bewoners/gebruikers, en indien van toepassing werknemers en bezoekers, volgens de normering zoals is opgenomen "Notitie parkeernormen Steenwijkerland". Deze parkeergelegenheid moet zijn aangebracht in, op of onder het gebouw dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het gebouw behoort.
- Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid a indien:
- het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
- op andere wijze in de nodige parkeer-of stallingsruimte wordt voorzien.
6 Algemene Regels
- Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van:
- de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeereveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
- de bestemmingsbepalingen met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de afwijking gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
- de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van andere bouwwerken en toestaan dat de bouwhoogte van de andere bouwwerken wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
- de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van andere bouwwerken en toestaan dat de bouwhoogte van kunstwerken en van zend-‚ ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot niet meer dan 40m;
- de bestemmingsbepalingen en toestaan dat de grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
- plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
- gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
- (hoek)erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen, mits de bouwvlakgrens met niet meer dan 1,50 m wordt overschreden;
- het bepaalde over de afstand van uitbouwen tot aan de voorgevel en het verlengde daarvan voor het bouwen van (hoek)erkers‚ mits de diepte van de (hoek-)erker, gemeten uit de zijgevel, niet meer bedraagt dan 1,50 m;
- het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers; liftkokers en Iichtkappen.
- De onder a. bedoelde omgevingsvergunning wordt slechts verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de woonsituatie;
- de milieusituatie;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale veiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
waarbij mede de uitgangspunten van het beeldkwaliteitsplan als leidraad worden genomen.
7 Algemene Regels
Artikel 7.1 Anti-dubbeltelregel
Het is verboden de gronden en bouwwerken in dit plan te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemming(en).
Artikel 7.2 Anti-dubbeltelregel
Onder strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan, het gebruiken, te doen of laten gebruiken van bebouwde en onbebouwde gronden ten behoeve van een seksinrichting.
8 Algemene Regels
Artikel 8.1 Anti-dubbeltelregel
Een besluit omtrent het verlenen van vrijstelling wordt eerst genomen nadat belanghebbenden gedurende twee weken in de gelegenheid zijn gesteld hun zienswijze schriftelijk kenbaar te maken bij burgemeester en wethouders.
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht
15.1 Overgangsrecht Bouwwerken
- Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
15.2 Overgangsrecht Gebruik
- Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- Het is verboden het met de beheersverordening strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 16 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van de correctieve herziening beheersverordening 'Kornputkwartier'.
Behoort bij het besluit van de raad van de gemeente Steenwijkerland van ..............
Mij bekend,
de raadsgriffier.