KadastraleKaart.com

1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Bedrijf - Agrarisch Aanverwant
3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Artikel 6 Algemene Bouwregels
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 9 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 10 Overige Regels
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
Artikel 12 Slotregel

Buitengebied Moerdijk- Volkerakweg2B- BP40

Bestemmingsplan - Gemeente Moerdijk

Vastgesteld op 23-02-2022 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Toelichting

1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 Plan
het bestemmingsplan ‘Buitengebied Moerdijk- Volkerakweg2B- BP40’ met identificatienummer NL.IMRO.1709.BPBGVolkerakweg2B-BP40 van de gemeente Moerdijk.
1.2 Bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 Aanbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
1.4 Aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 Aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 Aan- huis- gebonden beroep
het uitoefenen van een dienstverlenend beroep, dat in een woning en/of in bijbehorende bouwwerken door de bewoners wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met een woonfunctie in overeenstemming is.
1.7 Agrarisch aanverwant bedrijf
een bedrijf, nader onder te verdelen één of meer van de navolgende bedrijfsactiviteiten:
  • agrarisch hulp- en nevenbedrijf;
  • agrarisch loonbedrijf;
  • agrarisch groothandelsbedrijf;
1.8 Agrarisch bedrijf:
een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren en waarbij de bedrijfsvoering aanbod gericht is;
nader te onderscheiden in:
a. grondgebonden veehouderij:
veehouderij waarvan het voer en de mest voor het overgrote deel gewonnen respectievelijk aangewend worden op gronden die in gebruik zijn van de veehouderij en die in de directe omgeving liggen van de bedrijfslocatie, niet
zijnde een paardenhouderij;
b. akker- en vollegrondstuinbouw:
de teelt van gewassen op open grond, met uitzondering van fruit-, sier- en bollenteelt, boomkwekerij en bosbouw;
c. intensieve veehouderij:
de teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen (nagenoeg) zonder weidegang en/of zonder in overwegende mate afhankelijk te zijn van de bij het bedrijf behorende agrarische grond als productiemiddel;
d. glastuinbouw:
de teelt van tuinbouw- of siergewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen en permanente tunnelkassen, waaronder begrepen plastic kassen;
e. fruitteelt:
de teelt van fruit in boomgaarden;
f. sierteelt:
teelt van siergewassen, alsmede van sierstruiken en sierbomen op open grond;
g. intensieve kwekerij:
de teelt van gewassen of dieren (anders dan bij wijze van intensieve veehouderij) (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht;
h. boomkwekerij:
een bedrijf gericht op het telen van bomen al dan niet gecombineerd met de verhandeling daarvan;
i. bosbouw:
de teelt van bomen ten behoeve van de houtproductie.
1.9 Agrarisch deskundige:
een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen algemeen erkende en onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen op het gebied van landbouw en tuinbouw;
1.10 Agrarische activiteiten op niet-bedrijfsmatige wijze:
het uitvoeren van agrarische activiteiten, waarbij het niet-bedrijfsmatige karakter vooropstaat. Onder agrarische activiteiten wordt in deze zin verstaan het houden van vee en het telen van gewassen op een zodanig kleinschalige wijze dat geen milieuvergunning of melding noodzakelijk is;
1.11 Antenne-installatie:
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;
1.12 Antennedrager:
antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne;
1.13 Archeologisch onderzoek:
onderzoek naar de geschiedenis en de archeologische waarde van een locatie, verricht en gerapporteerd conform de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) (of diens rechtsopvolger), uitgevoerd door een partij, beschikkend over een certificaat als bedoeld in artikel 5.1 van de Erfgoedwet;
1.14 Archeologische waarden:
alle vóór tenminste zestig jaar vervaardigde zaken welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde.
1.15 Atelier:
werkplaats van een kunstenaar;
1.16 Bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.17 Bebouwingspercentage
een in het plan aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
1.18 Bedrijfswoning
een woning, in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) een of meerdere personen wiens huisvesting daar gelet op de bedrijfsvoering noodzakelijk moet worden geacht;
1.19 Begane grondlaag
bouwlaag van een gebouw, ter hoogte van het peil. Deze bouwlaag wordt gekenmerkt door de hoofdontsluiting van het gebouw;
1.20 Beperkt kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;
1.21 Bestaand
  1. t.a.v. bebouwing: bebouwing, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, dan wel die mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip verleende vergunning;
  2. t.a.v. bebouwing ten behoeve van grondgebonden veehouderijen en intensieve veehouderijen, niet zijnde bestaande bedrijfswoningen:
    1. de bebouwing die op 21 september 2013 aanwezig of in uitvoering was, of
    2. de bebouwing die gebouwd mag worden krachtens een verleende omgevingsvergunning, of
    3. de bebouwing die is gebaseerd op een vóór 21 september 2013 ingediende volledige en ontvankelijke bouwaanvraag die in overeenstemming is met het geldende bestemmingsplan per 21 september 2013;
  3. t.a.v. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
1.22 Bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.23 Bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak van gronden met eenzelfde bestemming.
1.24 Bijgebouw
een op zich zelf staand gebouw, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch en functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.25 Bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.26 Bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.27 Bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel
1.28 Bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde bebouwing en verhardingen zijn toegelaten.
1.29 Bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect, met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.30 Buisleiding:
holle buis voor het doorstromen van gassen, vloeistoffen of capsules, bestemd om hetzij een gas, een vloeistof of capsules te transporteren, hetzij een vloeistof als intermediair te gebruiken voor het transport van warmte of een opgeloste of verpulverde stof. Een standaard buisleiding is aangelegd volgens NEN 3650 en heeft een minimale gronddekking van 0,8 m in het vrije veld;
1.31 Buitenopslag
het opslaan, of opgeslagen houden van voorwerpen, stoffen of producten en andere materialen op de onbebouwde gronden van de (agrarische) bedrijfspercelen.
1.32 Gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.33 Hoge permanente teeltondersteunende voorzieningen:
bouwwerken en voorzieningen met een bouwhoogte van meer dan 1,5 m, die ten behoeve van het verbeteren van de productie- en arbeidsomstandigheden en ten behoeve van het matigen van weersinvloeden gedurende het hele jaar aanwezig zijn ter ondersteuning van de vollegrondsgroenteteelt, boomteelt, fruitteelt, bloementeelt,
sierteelt, bloembollenteelt en/of zaadteelt/zaadveredeling. Hieronder worden onder meer
kassen, permanente hoge tunnels en windschermen verstaan;
1.34 Hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen:
bouwwerken en voorzieningen met een bouwhoogte van meer dan 1,5 m, die ten behoeve van het verbeteren van de productie- en arbeidsomstandigheden en ten behoeve van het matigen van weersinvloeden gedurende maximaal zes maanden worden geplaatst ter ondersteuning van de vollegrondsgroenteteelt, boomteelt, fruitteelt,
bloementeelt, sierteelt, bloembollenteelt en/of zaadteelt/zaadveredeling. Hieronder
worden onder meer tijdelijke hoge tunnels, stellingen en windschermen verstaan;
1.35 Hoofdgebouw
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.36 lage permanente teeltondersteunende voorzieningen
bouwwerken en voorzieningen met een bouwhoogte van minder dan 1,5 m, die ten behoeve van het verbeteren van de productie- en arbeidsomstandigheden en het matigen van weersinvloeden gedurende het hele jaar aanwezig zijn ter ondersteuning van de vollegrondsgroenteteelt, boomteelt, fruitteelt, bloementeelt, sierteelt,
bloembollenteelt en/of zaadteelt/zaadveredeling. Hieronder worden onder meer
permanente lage tunnels verstaan;
1.37 lage permanente teeltondersteunende voorzieningen
bouwwerken en voorzieningen met een bouwhoogte van minder dan 1,5 m, die ten behoeve van het verbeteren van de productie- en arbeidsomstandigheden en ten behoeve van het matigen van weersinvloeden gedurende maximaal zes maanden worden geplaatst ter ondersteuning van de vollegrondsgroenteteelt, boomteelt, fruitteelt,
bloementeelt, sierteelt, bloembollenteelt en/of zaadteelt/zaadveredeling; Hieronder
worden onder meer stellingen, agrocover en agryl vliesdoek verstaan;
1.38 Nevenactiviteit
onderdelen van een bedrijf, waarvan de gezamenlijke productieomvang een ondergeschikt (minder dan de helft) deel uitmaakt van de totale productieomvang van het bedrijf, met dien verstande dat de productieomvang van de nevenacitiviteit afzonderlijk in geen geval meer dan 70% van de minimale omvang van een zelfstandig volwaardig bedrijf in de desbetreffende bedrijfstak mag bedragen;
1.39 Nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;
1.40 Opslag:
het bewaren van goederen, materialen en stoffen zonder dat ter plaatse sprake is van productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard;
1.41 Opstelling windturbines:
windturbines die door samenhang in onderlinge afstand en verschijningsvorm deel uitmaken van een visuele eenheid van meerdere windturbines, binnen het plangebied;
1.42 Opstelplaats:
een verharde plek ten behoeve van het bouwen van en het onderhoud aan een windturbine;
1.43 Overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak;
1.44 Peil
  1. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk grenst aan de weg en voor wijkbebouwing: de hoogte van de kruin van die weg;
  2. in andere gevallen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
1.45 Schuilgelegenheid
Een overdekte ruimte die maximaal aan 3 zijden is omsloten door wanden, waarvan het/de betreffende dier(en) in geval van weidegang uit oogpunt van dierwelzijn gebruik moet(en) kunnen maken door vrij in en uit te lopen, met als doel bescherming tegen extreme weersomstandigheden in zowel zomer als winter.
1.46 Seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.47 Statische opslag:
onder statische opslag wordt verstaan opslag van naar hun aard statische goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven zoals (antieke) auto's, boten, caravans en dergelijke. De opslag mag niet bestemd zijn voor de handel dan wel worden opgeslagen voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf;
1.48 Visie bebouwingsconcentraties
De Visie Bebouwingsconcentraties die op 14 juli 2016 door de gemeenteraad van de gemeente Moerdijk is vastgesteld of haar rechtsopvolger;
1.49 Visie buitengebied:
De Visie Buitengebied die op 14 juli 2016 door de gemeenteraad van de gemeente Moerdijk is vastgesteld of haar rechtsopvolger;
1.50 Volwaardig agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf in de omvang van ten minste één volledige arbeidskracht met een daarbij passende bedrijfsomvang;
1.51 Voorgevelrooilijn
de lijn die - evenwijdig aan de openbare weg - in het verlengde ligt van de voorgevel van het gebouw, dat het dichtst bij de weg is gelegen, gebouwen kleiner dan 6 m² niet meegerekend;
1.52 Woning:
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;
1.53 Wooneenheid:
gedeelte van een woonfunctie dat bestemd is voor afzonderlijke bewoning;
1.54 Zorgvuldige landschappelijke inpassing:
een zodanige vormgeving en inpassing dat deze optimaal is afgestemd op bestaande danwel nog te ontwikkelen ruimtelijke, natuurlijke en cultuurhistorische landschapskwaliteiten.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 Afstanden:
afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn;
2.2 De bouwhoogte van een antenne-installatie:
tussen de voet van de antennedrager en het hoogste punt van de antenne-installatie; indien de antennedrager aan de gevel van een gebouw wordt bevestigd, wordt gemeten tussen het punt waarop de antenne, met antennedrager het dakvlak kruist en het hoogste punt van de antenne-installatie;
2.3 De bouwhoogte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde:
tussen het hoogste punt van het bouwwerk en het peil;
2.4 De bouwhoogte van een gebouw:
tussen de bovenkant van het gebouw, met uitzondering van antenne-installaties, schoorstenen en andere ondergeschikte bouwdelen, en het peil;
2.5 De bouwhoogte van een ondergrondse ruimte:
de ruimte tussen de vloer van de ondergrondse ruimte en de bovenzijde van de begane grondvloer;
2.6 De goothoogte van een gebouw:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.7 De inhoud van een gebouw:
tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren en de buitenzijde van de daken en dakkapellen, met dien verstande dat bij dijkbebouwing tevens de ruimten onder de begane grondvloer worden meegerekend bij het bepalen van de inhoudsmaat van een woning;
2.8 De oppervlakte van een gebouw:
tussen (de buitenste verticale projecties van) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren;
De in dit plan gegeven regels omtrent plaatsing, afstanden en maten van bouwwerken, zijn niet van toepassing op goot- en kroonlijsten, pilasters, plinten, stoeptreden, kozijnen, dorpels, luifels, schoorstenen, lichtkoepels, emissiekanalen luchtwassers en soortgelijke ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. een volwaardig of een reëel agrarisch bedrijf, een agrarisch bedrijf bij wijze van deeltijd of agrarische activiteiten op niet-bedrijfsmatige wijze dat kan bestaan uit één of meerdere hoofdtakken zoals is bedoeld in artikel 1.1.8 onder b, e, f en h;
  2. opslag van agrarische producten ten behoeve van omliggende agrarische bedrijven;
  3. geluidwerende voorzieningen.
met daarbij behorende:
  1. toegangswegen, -paden, onverharde paden en overig verblijfsgebied;
  2. parkeervoorzieningen;
  3. groenvoorzieningen;
  4. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. erven en tuinen behorende bij bedrijfswoningen tot maximaal 50 m uit de grens van het bouwvlak of de bouwstede.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
  1. op de gronden welke niet zijn gelegen ter plaatse van:
    1. het bouwvlak;
    2. de bouwstede;
    3. de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - solitaire schuur';
zijn uitsluitend toegestaan:
  • terrein- en erfafscheidingen;
  • voorzieningen ten behoeve van de waterbeheersing;
  • lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen;
  • lage, permanente teeltondersteunende voorziening en mits gelegen direct aansluitend buiten bouwvlakken/bouwstedes;
  • hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen;
  • bestaande hoge permanente teeltondersteunende voorzieningen.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijne
Ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van windschermen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  2. de bouwhoogte van terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 4 m;
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Schuilgelegenheden
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2 sublid 3.2.2 ten behoeve van het bouwen van schuilgelegenheden voor vee op gronden buiten het bouwvlak of de bouwstede, met dien verstande dat:
  1. schuilgelegenheden uitsluitend zijn toegestaan binnen bebouwingsconcentraties welke zijn aangegeven in de Visie bebouwingsconcentraties;
  2. de omgevingsvergunning uitsluitend mag worden verleend, indien het uiterlijk en de locatie van de schuilgelegenheid past binnen de ontwerprichtlijnen uit het Landschapskwaliteitsplan;
  3. de oppervlakte van de bij de schuilgelegenheid behorende en daaraan grenzende agrarische gronden ten minste 3 ha. bedraagt;
  4. de oppervlakte van schuilgelegenheden voor vee op gronden buiten het bouwvlak of de bouwstede mag ten hoogste 12 m² bedragen en de bouwhoogte ten hoogste 2,5 m.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen:
  1. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van het houden van vee en/of het telen van gewassen indien dit leidt tot een toename van de ammoniakemissie ten opzichte van de feitelijke en planologisch legale situatie zoals die blijkt of kan worden afgeleid uit:
    1. een vergunning als bedoeld in artikel 2.7 lid 2 van de Wet natuurbescherming, een omgevingsvergunning waarbij de toestemming op grond van artikel 7 lid 5 van de Wet natuurbescherming is aangehaakt, of een melding op grond van artikel 2.7 van de Regeling natuurbescherming, dan wel;
    2. indien een vergunning of melding als bedoeld onder a ontbreekt: de bestaande planologisch legale activiteit en de daarbij behorende ammoniakemissie die ten hoogste feitelijk door die bestaande planologische legale activiteit wordt veroorzaakt;
  2. een toename van de ammoniakemissie voor het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van het houden van vee en/of het telen van gewassen ten opzichte van de feitelijke en planologisch legale situatie is toegestaan indien het project of de handeling, waar de aanvraag om omgevingsvergunning op ziet, een stikstofdepositie veroorzaakt op voor stikstof gevoelige habitats in het Natura 2000-gebied, die afzonderlijk en - ingeval het project of de handeling betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, derde lid van de Wet milieubeheer - in cumulatie met andere projecten of handelingen met betrekking tot dezelfde inrichting, in de periode waarvoor het programma als bedoeld in artikel 2.1 van het Besluit natuurbescherming geldt, een waarde overschrijdt die is vastgesteld in artikel 2.12 van het Besluit natuurbescherming;
  3. buitenopslag buiten het bouwvlak of bouwstede, waaronder in elk geval wordt begrepen de opslag van mest;
  4. het gebruiken en realiseren van permanente verharding ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering, met uitzondering van toegangswegen, buiten het bouwvlak of de bouwstede.

Artikel 4 Bedrijf - Agrarisch Aanverwant

4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. een agrarisch technisch hulpbedrijf gericht op het vervaardigen en repareren van landbouwwerktuigen, in ten hoogste categorie 3.1 van de in Bijlage 1 opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – Agrarisch-Technisch hulpbedrijf’;
  2. agrarische nevenactiviteiten in de vorm van akkerbouw, vollegrondstuinbouw, fruitteelt, sierteelt en boomkwekerij, alsmede een bestaande nevenactiviteit in de grondgebonden of intensieve veehouderij;
  3. nevenactiviteiten, met dien verstande dat:
    1. maximaal 400 m2 van de bedrijfsgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van de nevenactiviteit, tenzij onder 2 anders is bepaald;
    2. uitsluitend de navolgende nevenactiviteiten zijn toegestaan:
      • het gebruik ten behoeve van akker- en vollegrondstuinbouw binnen alle bedrijfsgebouwen;
      • het gebruik ten behoeve van fruitteelt, sierteelt en boomkwekerij binnen alle bedrijfsgebouwen;
      • ambachtelijke bedrijvigheid zoals een kaasmakerij en bewerking en verwerking van agrarische producten uitsluitend binnen bedrijfsgebouwen, mits de gronden niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel';
      • agrarisch aanverwante bedrijven welke zijn opgenomen in categorie 1 en 2 van Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten uitsluitend binnen bedrijfsgebouwen, mits de gronden niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel';
      • opslag en stalling van agrarische en niet-agrarische producten, goederen en materialen uitsluitend in de bestaande gebouwen tot een maximale oppervlakte van 1.000 m2, ten behoeve van particulieren of het ter plaatse gevestigde bedrijf, mits de gronden niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel';
      • de verkoop van op het eigen bedrijf of in de regio geproduceerde agrarische producten uitsluitend binnen bedrijfsgebouwen, mits de oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m2;
      • hoefsmederij uitsluitend binnen de bestaande gebouwen;
  4. bedrijfswoning, met dien verstande dat:
    1. het aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan 1 per bedrijf;
met daarbij behorende:
  1. toegangswegen, -paden en overig verblijfsgebied;
  2. parkeervoorzieningen;
  3. groenvoorzieningen;
  4. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. erven en tuinen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
  1. indien het bestemmingsvlak is voorzien van een bouwvlak, dan zijn de gebouwen uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  2. de afstand van de bedrijfswoning tot de Volkerakweg mag niet minder bedragen dan de bestaande afstand;
  3. ter hoogte van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf- bedrijfsbebouwing uitgesloten’ is het oprichten van bedrijfsbebouwing niet toegestaan;
  4. bijgebouwen, overkappingen en aanbouwen aan de bedrijfswoning dienen op een afstand van ten minste 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning te worden gebouwd;
  5. voor de maatvoering van bedrijfsgebouwen geldt dat:
    1. de goot- en bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan respectievelijk 8 m en 10 m;
    2. indien de gronden zijn voorzien van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak', dan mag het bebouwd oppervlak niet meer bedragen dan is aangegeven;
  6. voor de maatvoering van de bedrijfswoning, inclusief aanbouwen, geldt dat:
    1. de inhoud niet meer mag bedragen dan 750 m3;
    2. de goot- en de bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan respectievelijk 6 m en 11 m;
    3. de goothoogte van aanbouwen niet meer mag bedragen dan de hoogte van de begane grondlaag van de bedrijfswoning vermeerderd met 0,35 m;
    4. de bouwhoogte van aanbouwen niet meer mag bedragen dan 1,5 maal de hoogte van de begane grondlaag van de bedrijfswoning;
  7. voor de maatvoering van bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning geldt dat:
    1. de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m2 per woning;
    2. de goot- en de bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan respectievelijk 3 m en 6 m;
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijne
Ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 4 m;
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen:
  1. ‘buitenopslag;
  2. het gebruik van gronden en/of opstallen ten behoeve van twee of meer zelfstandige bedrijven;
  3. mestbewerking binnen het bouwvlak van niet ter plaatse geproduceerde mest.
4.3.2 Zorgvuldige landschappelijk inpassing
Op het perceel aan de Volkerakweg 2B dient de landschappelijke inpassing binnen 2 jaar
na inwerkingtreding van het wijzigingsplan te worden gerealiseerd. Deze landschappelijk
inpassing dient beheerd en in stand gehouden te worden conform het landschappelijk
inpassingsplan zoals dit als bijlage 2 aan de regels is toegevoegd.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
4.4.1 Nevenactiviteiten
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.1 ten behoeve van het toestaan van nevenactiviteiten, met dien verstande dat:
  1. maximaal 400 m2 van de bedrijfsgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van de nevenactiviteit, tenzij onder b anders is bepaald;
  2. uitsluitend de navolgende nevenactiviteiten zijn toegestaan:
    1. agrarisch aanverwante bedrijven welke zijn opgenomen in categorie 3.1 van Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten uitsluitend binnen bedrijfsgebouwen, mits:
      • de nevenactiviteit milieutechnisch inpasbaar is in haar omgeving;
    2. veehandelsbedrijven en paardenhandel uitsluitend binnen de bestaande gebouwen;
    3. africhtingsbedrijven voor paarden uitsluitend binnen de bestaande gebouwen;
    4. fouragehandel uitsluitend binnen de bestaande gebouwen;
  3. in afwijking van het bepaalde onder a en b mag de oppervlakte van de nevenactiviteiten welke zijn opgenomen in lid 4.1 worden uitgebreid tot 1.000 m2;
  4. de nevenactiviteit past binnen de ontwerprichtlijnen uit het Landschapskwaliteitsplan;
  5. de nevenactiviteiten mogen niet leiden tot een belemmering voor de ontwikkeling van de omliggende functies;
  6. parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
  7. de verkeersaantrekkende werking en de ontsluitingsmogelijkheden passend zijn bij het gebied waar de nevenactiviteit wordt gevestigd, waarbij wordt voldaan aan het afwegingsprincipe zonering dynamiek-luwte-rust uit hoofdstuk 7 van de Visie Buitengebied.

3 Algemene Regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene Bouwregels

6.1 Bouwhoogte antenne-installaties zonder apparatuurkast
In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 geldt ten aanzien van de bouwhoogte van antenne-installaties ten behoeve van telecommunicatie zonder apparatuurkast het volgende:
afbeelding
6.2 Bestaande maten
  1. Indien afstanden op het tijdstip van inwerkingtreding dit plan meer dan wel minder bedragen dan ingevolge de bepalingen van dit plan is voorgeschreven, mogen de bestaande afstanden als maximaal respectievelijk minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
  2. In die gevallen dat hoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bouwwerken die op een legale wijze tot stand zijn gekomen op het moment van inwerkingtreding van dit plan meer dan wel minder bedragen dan ingevolge de bepalingen van dit plan is voorschreven, mogen de bestaande maten en hoeveelheden als maximaal respectievelijk minimaal toelaatbaar worden aangehouden;
  3. Ingeval van herbouw is het bepaalde onder a en b uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.

Artikel 7 Algemene Gebruiksregels

7.1. Strijdig gebruik
  1. Onder gebruik in strijd met dit plan wordt in ieder geval verstaan onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken:
    1. als opslagplaats voor bagger en grondspecie;
    2. als opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen;
    3. als uitstallings-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen en (zee)- containers;
    4. voor het houden van wedstrijden met motorvoertuigen of bromfietsen;
    5. als plaats voor het (laten) landen of opstijgen van ultralight-vliegtuigen;
    6. voor groeps- en natuurkamperen;
    7. als ligplaats voor woonschepen, tenzij in hoofdstuk 2 van deze regels anders is bepaald;
    8. als seksinrichtingen;
    9. voor de productie, opslag, stalling en dumping van:
      • een verboden middel zoals bedoeld in lijst I of II van de Opiumwet;
      • grondstoffen ten behoeve van en afvalstoffen afkomstig uit het productieproces van de onder de eerste bullet genoemde verboden middelen;
  2. Onder gebruik in strijd met dit plan wordt in ieder geval verstaan gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken voor:
    1. seksinrichtingen;
    2. speelautomatenhallen;
    3. inrichtingen ten behoeve van het verstrekken van verdovende middelen vallende onder de Opiumwet;
    4. voor de productie, opslag, stalling en dumping van:
      • een verboden middel zoals bedoeld in lijst I of II van de Opiumwet;
      • grondstoffen ten behoeve van en afvalstoffen afkomstig uit het productieproces van de onder de eerste bullet genoemde verboden middelen;
    5. opslagplaats voor meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk;
    6. permanente bewoning, met uitzondering van woningen en bedrijfswoningen. Permanente bewoning van bijgebouwen behorende bij een woning of bedrijfswoning is evenmin toegestaan;
  3. Onder strijdig gebruik als bedoeld in onder a wordt niet verstaan:
    1. vormen van gebruik als bedoeld in onder a, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de betrokken grond ingevolge de bestemming(en), de daarbij behorende bestemmingsomschrijving(en) en/of de overige bepalingen mag worden gebruikt, mits de gronden zijn gelegen ter plaatse van het bouwvlak, de bouwstede of de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - solitaire schuur';
    2. het opslaan van bouwmaterialen, puin en specie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de betrokken bestemming(en);
    3. de stalling van ten hoogste één toercaravan of boot bij een woning of bedrijfswoning;
    4. het gebruik als ligplaats voor vaartuigen voor de duur van ten hoogste 24 uur;
    5. het gebruik als ligplaats voor vaartuigen voor de duur van meer dan 24 uur indien ter plaatse een steiger aanwezig is;
  4. Onder gebruik in strijd met dit plan wordt in ieder geval verstaan de gronden welke niet zijn gelegen ter plaatse van het bouwvlak, de bouwstede of de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - solitaire schuur' te gebruiken of te laten gebruiken voor:
    1. opslag van hooi, mest en kuilvoer.
7.2. Parkeren
Bij het wijzigen van het bestaande gebruik op grond van de in hoofdstuk 2 genoemde bestemmingen geldt dat:
  1. het gebruik van gronden en bouwwerken uitsluitend gewijzigd kan worden indien op het bijbehorend bouwperceel of in de directe omgeving daarvan in voldoende parkeergelegenheid is voorzien, zoals blijkt uit Parkeerbeleid Moerdijk welke is vastgesteld op 8 oktober 2015 door de gemeenteraad van de gemeente Moerdijk of haar rechtsopvolger, en deze parkeergelegenheid als zodanig in stand wordt gehouden;
  2. bij de aanvraag van een omgevingsvergunning wordt bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid, zoals blijkt uit Parkeerbeleid Moerdijk welke is vastgesteld op 8 oktober 2015 door de gemeenteraad van de gemeente Moerdijk of haar rechtsopvolger;
  3. bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie ter plaatse;
het bepaalde onder sub a en b geldt niet voor het vergunde bestaande gebruik van gronden en bouwwerken op het moment van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan.
7.3. Aan-huis-verbonden beroepen, kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en internetwinkels
Het gebruik van gedeelten van woningen en de daarbij behorende bijgebouwen voor kantoor- en/of praktijkruimte ten behoeve van aan-huis-verbonden beroepen, kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en internetwinkels is toegestaan, mits:
  1. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
  2. het vloeroppervlak in gebruik voor kantoor- en/of praktijkruimte, de bedrijfsmatige activiteit of de internetwinkel ten hoogste 60 m² bedraagt;
  3. parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
  4. geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  5. het beroep of de activiteit door de bewoner wordt uitgeoefend.
7.4. Bed and breakfast
  1. Bed and breakfast is toegestaan in een (bedrijfs)woning of bijgebouw behorende bij de (bedrijfs)woning, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
    1. de eigenaar van de bed and breakfast is zelf woonachtig in de (bedrijfs)woning;
    2. maximaal 40% van het totale vloeroppervlak van de (bedrijfs)woning mag worden gebruikt voor de bed and breakfast tot een maximum van 60 m2 (gemeenschappelijke ruimtes buiten beschouwing gelaten);
    3. het aantal slaapplaatsen mag niet meer bedragen dan 4;
    4. een zelfstandige kookgelegenheid voor de gasten is niet toegestaan;
    5. parkeren vindt plaats op eigen terrein;
  2. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a ten behoeve van het vergroten van de omvang van de bed and breakfast, mits:
    1. de eigenaar van de bed and breakfast zelf woonachtig is in de (bedrijfs)woning;
    2. maximaal 40% van het totale vloeroppervlak van de (bedrijfs)woning en de bijbehorende bijgebouwen wordt gebruikt voor de bed and breakfast tot een maximum van 100 m2 (gemeenschappelijke ruimtes buiten beschouwing gelaten);
    3. het aantal slaapplaatsen niet meer bedraagt dan 10;
    4. een zelfstandige kookgelegenheid voor de gasten niet is toegestaan;
    5. parkeren op eigen terrein plaats vindt;
    6. de voorziening door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet functioneert als een zelfstandige woning;
    7. de bed and breakfast geen onevenredige hinder voor het woonmilieu oplevert;
    8. de bed and breakfast geen afbreuk doet aan de gebruiksmogelijkheden van de omliggende functies.

Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels

8.1 Algemene afwijkingsregels
  1. Tenzij dit plan elders al over afwijkingen bij een omgevingsvergunning voor overschrijding van maatvoering beschikt, kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van de bepalingen in het plan voor:
    1. overschrijding van – voor bouwen geldende – afstands-, oppervlakte-, inhoudsen hoogtematen met ten hoogste 15%, met dien verstande dat overschrijding van de oppervlaktematen niet is toegestaan voor bedrijven op gronden met de bestemmingen 'Agrarisch', 'Bedrijf' en ''Bedrijf - Agrarisch aanverwant';
    2. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen;
  2. De afwijking bij een omgevingsvergunning als bedoeld onder a. wordt niet verleend indien daardoor onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
8.2 Carnavalswagens
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in Hoofdstuk 2 van deze regels ten behoeve van het gebruik van een bestaand (voormalig) bedrijfsgebouw voor het bouwen van een carnavalswagen, met dien verstande dat:
  1. de afstand van het gebouw als bedoeld in de aanhef tot de dichtsbijzijnde woning welke is voorzien van de bestemming 'Wonen' mag niet minder bedragen dan 50 m;
  2. de in gebruik te nemen oppervlakte mag niet meer bedragen dan 200 m2;
  3. bouwactiviteiten na 22.00 uur zijn uitsluitend toegestaan in de maanden september tot en met maart.
8.3 Bouwwerken ten behoeve van duurzame energie opwekking
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in Hoofdstuk 2 van deze regels ten behoeve van het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van duurzame energie opwekking met een maximale bouwhoogte van 15 m, met dien verstande dat:
  1. de bouwwerken, geen gebouwen zijnde als bedoeld in de aanhef uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van:
    1. de bestemming 'Bedrijf- Agrarisch aanverwant';
  2. de bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet voor de voorgevelrooilijn van (bedrijfs)woningen mogen worden gerealiseerd;
  3. de gebruikssituatie op de aangrenzende gronden niet onevenredig mag worden aangetast;
  4. er een zorgvuldige dialoog is gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het verlenen van de omgevingsvergunning;
  5. de bouwwerken, geen gebouwen zijnde passen binnen de ontwerprichtlijnen uit het Landschapskwaliteitsplan.
8.4 Inwoning
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in Hoofdstuk 2 van deze regels ten behoeve van het vergroten van de inhoud van een (bedrijfs)woning inclusief aanbouwen, tot maximaal 850 m³, mits:
  1. dit ten behoeve van inwoning noodzakelijk wordt geacht;
  2. wordt voorzien in een goede landschappelijk inpassing overeenkomstig een landschappelijk inpassingsplan.
8.5 Logies en kamerverhuur
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in Hoofdstuk 2 van deze regels ten behoeve van de huisvesting van maximaal 5 personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur) of tijdelijke huisvesting in de vorm van logies aan maximaal 5 seizoenarbeiders in een (bedrijfs)woning, met dien verstande dat:
  1. parkeren op eigen terrein plaats vindt;
  2. er geen afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de omliggende functies.

Artikel 9 Algemene Wijzigingsregels

9.1 Algemene wijziging
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen.
9.2 Wonen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden met de bestemming 'Bedrijf - Agrarisch aanverwant' te wijzigen in de bestemming 'Wonen', indien is komen vast te staan dat ter plaatse geen bedrijf meer is gevestigd, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
  1. er dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
    1. indien de oppervlakte van het nieuwe bestemmingsvlak 'Wonen' niet meer dan 1.500 m² bedraagt en de bebouwde oppervlakte aan bijgebouwen niet meer bedraagt dan 400 m² en hiertoe alle overtollige bebouwing wordt gesloopt, dan is geen aanvullende kwaliteitsverbetering vereist;
    2. indien de oppervlakte van het nieuwe bestemmingsvlak 'Wonen' groter is dan 1.500 m², maar niet meer bedraagt dan 5.000 m², en de bebouwde oppervlakte aan bijgebouwen niet meer bedraagt dan 500 m² en hiertoe alle overtollige bebouwing wordt gesloopt, dan dient te worden voorzien in de realisatie en instandhouding van een goede landschappelijke inpassing overeenkomstig de ontwerprichtlijnen uit het Landschapskwaliteitsplan;
    3. indien de oppervlakte van het nieuwe bestemmingsvlak 'Wonen' groter is dan 5.000 m² en/of de bebouwde oppervlakte aan bijgebouwen meer bedraagt dan 600 m², dan dient er sprake te zijn van een versterking van de ruimtelijke kwaliteit, waarbij wordt voldaan aan het afwegingsprincipe bijdrage aan de kwaliteit van het landschap uit hoofdstuk 7 van de Visie Buitengebied;
  2. in afwijking van het bepaalde in sub a, mag ten behoeve van statische opslag en stalling maximaal 1.000 m² van de bestaande gebouwen worden gebruikt, mits:
    1. alle overtollige bebouwing wordt gesloopt;
    2. de oppervlakte van het nieuwe bestemmingsvlak 'Wonen' niet meer bedraagt dan 5.000 m²;
    3. er geen sprake is van buitenopslag of buitenstalling, en
    4. wordt voorzien in de realisatie en instandhouding van een goede landschappelijke inpassing overeenkomstig de ontwerprichtlijnen uit het Landschapskwaliteitsplan;
  3. indien er sprake is van uitsluitend één bij de voormalige bedrijfswoning aangebouwd bedrijfsgebouw, dit bedrijfsgebouw één architectonisch geheel vormt met de woning en in goede bouwkundige staat verkeert, dan behoeft geen sloop plaats te vinden;
  4. de inhoud van de woning mag niet meer bedragen dan 750 m3;
  5. er dient sprake te zijn van een goed woon- en leefklimaat in de woning, waaronder in elk geval wordt verstaan dat dient te worden voldaan aan de wettelijke eisen ten aanzien van de milieuaspecten geluidhinder, geurhinder en luchtkwaliteit;
  6. de bestemmingswijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;
  7. er dient voldoende parkeergelegenheid op eigen erf aanwezig te zijn.
9.3 Wijzigen naar bestemming 'Natuur'
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen in de bestemming Natuur, met dien verstande dat het wijzigen uitsluitend mag geschieden ten aanzien van gronden waarvoor geldt dat:
  1. het terrein is verworven voor de inrichting als natuurgebied, dan wel dat de eigenaar en gebruiker schriftelijk hebben ingestemd met de natuurontwikkeling;
  2. de wijziging niet leidt tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  3. de wijziging niet leidt tot negatieve effecten op de waterhuishouding.

Artikel 10 Overige Regels

10.1 Werking wettelijke regels
De wettelijke regelingen en verordeningen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan of diens rechtsopvolger.

4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1. Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2. Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Moerdijk –Volkerakweg 2B - BP40’.