KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Bos
Artikel 5 Sport - Golfbaan
Artikel 6 Leiding - Gas
Artikel 7 Leiding - Hoogspanningsverbinding
Artikel 8 Leiding - Water
Artikel 9 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 10 Antidubbeltelregel
Artikel 11 Algemene Bouwregels
Artikel 12 Uitsluiting Aanvullende Werking Bouwverordening
Artikel 13 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 14 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 15 Algemene Wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregel
Artikel 16 Overgangsrecht
Artikel 17 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie
2.1 Ruimtelijk-functionele Structuur
2.2 Verkeer
2.3 Gebiedsvisie
Hoofdstuk 3 Juridische Planbeschrijving
3.1 Algemeen
3.2 Inleidende Regels
3.3 Bestemmingsregels
3.4 Algemene Regels
3.5 Overgangs- En Slotregel
3.6 Handhaving
Hoofdstuk 4 Beleidskader
4.1 Rijksbeleid
4.2 Provinciaal Beleid
4.3 Gemeentelijk Beleid
4.4 Conclusie
Hoofdstuk 5 Onderzoek
5.1 Inleiding
5.2 Milieueffectrapportage
5.3 Bodem
5.4 Water
5.5 Ecologie
5.6 Archeologie
5.7 Externe Veiligheid
5.8 Planologisch Relevante Leidingen
5.9 Geluidshinder
5.10 Luchtkwaliteit
5.11 Cultuurhistorie En Landschappelijke Waarden
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Mer
Bijlage 2 Watervergunning

Golfbaan Moerdijk

Bestemmingsplan - Gemeente Moerdijk

Vastgesteld op 25-10-2012 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Golfbaan Moerdijk van de gemeente Moerdijk.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1709.GolfbaanMoerdijk-0401 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.5 antenne-installaties

een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.6 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.7 bedrijf

een onderneming gericht op het vervaardigen, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen.

1.8 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.9 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.10 bestaande gebouwen

gebouwen die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan zijn of worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.

1.11 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.12 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.13 Bevi-inrichtingen

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.14 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.15 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats, zoals bedoeld in artikel 1 van de Woningwet.

1.16 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.17 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is.

1.18 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.19 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.20 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.21 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.22 extensieve dagrecreatie

niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.

1.23 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.24 geluidzone - industrie

de met de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie' aangegeven zone, zoals bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder.

1.25 horeca

  1. a. 'horeca 1':
  • een bedrijf dat is gericht op het verstrekken van nachtverblijf en/of van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken alsmede zalen;
  1. b. 'horeca 2':
  • elke voor het publiek, al dan niet tegen betaling toegankelijke lokaliteit, die geheel of nagenoeg geheel is ingericht of wordt gebruikt voor het dansen, zoals discotheken en dancings, waarin al dan niet dranken voor gebruik ter plaatse worden verstrekt;
  • inrichtingen waarin een kans- of behendigheidsspel wordt uitgeoefend;
  1. c. 'horeca 3':
  • logiesaccommodatie.

1.26 kap

een gesloten bovenbeëindiging van een gebouw, voor ten minste 2/3 deel bestaande uit een dakconstructie van schuin, bol of hol naar elkaar toelopende dakvlakken, dan wel een dakconstructie van een naar één zijde schuin, bol of hol toelopend dakvlak. .

1.27 landschapswaarde

de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van de aardoppervlakte, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur.

1.28 natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna.

1.29 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van openbaar vervoer, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.30 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.31 peil

  1. a. voor gebouwen binnen 5 m afstand van een weg: de hoogte van de kruin van weg;
  2. b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.

1.32 restaurant

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken, indien en zover de activiteiten behoren tot categorie 1 horeca-activiteiten.

1.33 Wgh-inrichtingen

bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie

  1. a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  2. b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.

2.3 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.5 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de beganegrondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'waterzuiveringsinstallatie ': een waterzuiveringsinstallatie;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'golfbaan': tevens voor opslag ten behoeve van de op de aangrenzende gronden gelegen golfbaan;
  3. c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag gebouwd worden en gelden de volgende regels:

Artikel 4 Bos

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. instandhouding van bos;
  2. b. behoud van natuur- en landschapswaarden;
  3. c. bosbouwkundige waarden;
  4. d. extensieve dagrecreatie;
  5. e. water.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag gebouwd worden en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 2 m.

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

4.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met bestemming 'Bos' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen, of de volgende werkzaamheden uit te voeren

  1. a. het aanleggen van onverharde wegen of paden;
  2. b. het uitvoeren van terreinafgravingen of terreinophogingen;
  3. c. het ontginnen of scheuren van grasgronden;
  4. d. het winnen van bosstrooisel of mos;
  5. e. de aanleg van oeverbeschoeiingen.

4.3.2 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 4.3.1 zijn slechts toelaatbaar indien en voor zover deze geen onevenredige schade toebrengen aan, dan wel herstel verzekerd is van de waarden van natuur en landschap, de bosbouwkundige en de cultuurhistorische waarden genoemd in lid 4.1.

4.3.3 Uitzonderingen op het aanlegverbod

Het is lid 4.3.1 opgenomen verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden, binnen het kader van het op de bestemming gerichte normale onderhoud en beheer.

Artikel 5 Sport - Golfbaan

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport - Golfbaan' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een golfbaan;
  2. b. bij de golfbaan behorende ondergeschikte sport-, spel en ontspanningsruimte;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - 1': tevens een drivingrange;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'gemengd': tevens een bij de golfbaan behorend clubhuis met detailhandel en horeca uit ten hoogste categorie 'horeca 1';
  5. e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals (ontsluitings)wegen, groen, water, nutsvoorzieningen, lichtmasten, schuilhutten, sanitaire voorzieningen en parkeervoorzieningen.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

Artikel 6 Leiding - Gas

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een aardgastransportleiding met een diameter van ten hoogste PM inch en een druk van ten hoogstePM bar.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 6.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) (lid 6.2 onder b) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 7 Leiding - Hoogspanningsverbinding

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor:

  1. a. het beheer en het onderhoud van een bovengrondse hoogspanningsverbinding van ten hoogste 150 kV;
  2. b. het beheer en het onderhoude van een bovengrondse hoogspanningsverbinding van ten hoogste 380 kV;
  3. c. met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, ten behoeve van de hoogspanningsverbinding worden gebouwd;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en), indien de belangen en de veiligheid van de betrokken hoogspanningsverbinding niet worden geschaad en de leidingbeheerder in de gelegenheid is gesteld schriftelijk advies uit te brengen. Indien door de bouw, de situering, dan wel de hoogte van een bouwwerk schade wordt of kan worden toegebracht aan de bedrijfsveiligheid van de betrokken leiding wordt geen omgevingsvergunning verleend.

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 8 Leiding - Water

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor waterleidingen.

8.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 8.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 8.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 9 Waterstaat - Waterkering

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de waterkering.

9.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 9.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
  3. c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

9.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 9.2 onder c, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 10 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene Bouwregels

Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten

  1. a. Voor een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    1. 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    2. 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  2. b. In geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
  3. c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.

Artikel 12 Uitsluiting Aanvullende Werking Bouwverordening

De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:

  1. a. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen;
  2. b. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  3. c. de ruimte tussen bouwwerken;
  4. d. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.

Artikel 13 Algemene Aanduidingsregels

13.1 milieuzone - zones Wet milieubeheer

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - zones Wet milieubeheer' zijn de gronden tevens bestemd voor nazorg en monitoringsvoorzieningen ten behoeve van de vuilstortlocatie zoals aanwezig ten tijde van de terinzagelegging van het plan.

13.2 vrijwaringszone weg - 50 m

Artikel 14 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 1 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 5% worden vergroot.

De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 15 Algemene Wijzigingsregels

Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 1 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 5% worden vergroot.

Ontheffing wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregel

Artikel 16 Overgangsrecht

16.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  3. c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

16.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 17 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Golfbaan Moerdijk'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeentelijke vuilstortplaats in de gemeente Moerdijk langs de snelweg A17 is al jaren buiten gebruik en de regionale stortplaats (Deponie Zevenbergen) is ook al een aantal jaren gesloten. Midden jaren negentig van de vorige eeuw werden de eerste stappen voor de ontwikkeling van een golfbaan in Moerdijk gezet, welke zouden moeten bijdragen aan de opwaardering van het haven- en bedrijvengebied. Intergolf Moerdijk bv heeft het initiatief genomen een golfbaan te ontwikkelen op de locatie van de Deponie Zevenbergen en de aangrenzende oude gemeentelijke stortplaats. Het project betreft een 27 holes golfbaan waarvan 9 holes bestemd zijn als oefenaccommodatie (76,2 ha) met bijbehorende gebouwen en voorzieningen, zoals een clubhuis en beheergebouwen. De gemeente Moerdijk ondersteunt het plan als recreatieve stimulans voor de gemeente en omliggend gebied. Het voorliggende bestemmingsplan vormt de juridisch-planologische regeling om de realisatie van de golfbaan mogelijk te maken.

Tot voor kort was een golfbaan van een dergelijke omvang m.e.r.-plichtig op grond van het Besluit m.e.r. 1994. Per 1 april 2011 zijn golfbanen niet langer m.e.r.-plichtig ('C-lijst') dan wel m.e.r.-beoordelingsplichtig ('D-lijst). Hoewel formeel geen sprake meer is van een m.e.r.-plicht, vormt het door Van Empelen van Aalderen Partners BV opgestelde MER een onderliggend stuk bij het bestemmingsplan.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied ligt geheel binnen de gemeente Moerdijk. Het plangebied is gelegen aan de rand van het industrie- en haventerrein Moerdijk en ligt grotendeels op de voormalige vuilstortplaatsen van Zevenbergen en omstreken en deels op agrarische gronden in de Slikpolder. Het gebied ligt ten zuiden van de rijksweg A17 en wordt globaal begrensd door de Keeneweg, de Dikkendijk en de Roode Vaart (zie figuur 1.1).

afbeelding "i_NL.IMRO.1709.GolfbaanMoerdijk-0401_0002.jpg"

1.3 Vigerende Bestemmingsplannen

Voor het plangebied vigeren momenteel de volgende bestemmingsplannen:

  • bestemmingsplan Industrieterrein Moerdijk 1993 (2e herziening 1998, Deponie);
  • bestemmingsplan Dikken Dijk (1973; gemeentelijke stortplaats).

De ontwikkeling past niet in deze bestemmingsplannen. In het bestemmingsplan Industrieterrein Moerdijk 1993 wordt wel een 'recreatieve nabestemming' van de Deponie genoemd, maar het plan bevat geen bouwmogelijkheden ten behoeve van recreatieve functies.

1.4 Leeswijzer

Dit bestemmingsplan is als volgt opgebouwd: De beschrijving van de bestaande en toekomstige situatie (gebiedsvisie) is weergegeven in Hoofdstuk 2. In Hoofdstuk 3 wordt de keuze voor de juridische regeling besproken. Het relevante actuele ruimtelijk beleidskader op nationaal, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau met betrekking tot deze ontwikkeling is beschreven in Hoofdstuk 4. De uitkomsten van de technische onderzoeken uit de project-m.e.r. zijn opgenomen in Hoofdstuk 5. Tot slot wordt in Hoofdstuk 6 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het project aangetoond.

Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie

2.1 Ruimtelijk-functionele Structuur

Bestaande situatie

Het plangebied is gelegen in de gemeente Moerdijk, direct ten zuiden van het haven- en industriegebied Moerdijk en de snelweg A17 en ten noorden van de kern Zevenbergen. In het zuiden en oosten wordt het plangebied begrensd door de Roode Vaart en de Keensche Gorzen. De Roode Vaart vormde aanvankelijk een directe doorgaande verbinding tussen de Mark en het Hollandsch Diep, maar de verbinding is door de demping ter plaatse van de Haven in de jaren '60 van de vorige eeuw opgeheven. Langs het noordelijke stroomgebied van de Roode Vaart domineren de bedrijfscomplexen van de voormalige suikerindustrie het beeld. Hierlangs is bedrijvigheid gevestigd die deels nog gebruik maakt van de Roode Vaart als aan- en afvoerroute. Het westen en zuiden van het plangebied worden begrensd door respectievelijk de Keeneweg en de Dikkendijk.

Het plangebied ligt op de overgang van het industrielandschap van Moerdijk in het noorden naar het open agrarische landschap van de Noord-, Toren-, Oost- en West-Meerenpolders in het zuiden. In het gebied liggen een aantal geometrische bospercelen die deel uitmaken van de 'groene lijst' rond het industriegebied Moerdijk. Daarnaast zijn de in rechte vlakken afgewerkte deponie en de parkachtig beplante oude vuilstort ruimtelijk bepalende elementen, evenals de aanwezige hoogspanningsleidingen. De Dikkendijk die het plangebied aan de zuidzijde begrenst, is een element van het ingepolderde getijdenlandschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.1709.GolfbaanMoerdijk-0401_0003.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.1709.GolfbaanMoerdijk-0401_0004.jpg"

Foto's bestaande situatie deponie

Het plangebied bestaat grofweg uit twee poldergebieden, de Slikpolder en Keensche Gorzen. Dit zijn twee late inpolderingen, respectievelijk uit de 17e en 18e eeuw, van de buitendijkse gronden tussen de Grote Polder van Klundert (1558) en de Noord-, Toren-, Oost- en West-Meerenpolders van Zevenbergen (1546). De getijdegeul Keene(haven) slibde na afdamming langzaam maar zeker dicht (aanwassingen). De opgeslibde oeverlanden zijn vervolgens bedijkt en in agrarisch gebruik genomen. Aanvankelijk werd graan verbouwd, later ook op de wereldmarkt gerichte producten als vlas, meekrap, suikerbieten en graszaad. De natte percelen langs de oude kreek en later ook de (slaper)dijken werden gebruikt als weidegrond, vooral voor de (trek)paarden. Het oorspronkelijk maaiveld is vlak en ligt voor de Slikpolder op -0,4 en 0,2 m en voor de Keensche Gorzen op -0,3 en 0,5 m NAP. De kruin van de Dikkendijk ligt op 3,4 m NAP. In de zeventiger jaren van de vorige eeuw is begonnen met het storten van vuil. Tussen 1973 en 1987 is op de gemeentelijke stortplaats Dikkendijk huisvuil en bedrijfsafval gestort. Alvorens is gestort is de bovengrond tot circa -0,2 m NAP afgegraven. Na afloop is een afdeklaag van 0,5 tot 1 m dik aangebracht, waarop een op natuurgericht park is aangelegd. De oppervlakte van deze gemeentelijke stort bedraagt 6 ha.

In 1993 is de regionale stortplaats Zevenbergen in gebruik genomen. Deze heeft een oppervlakte van 32,3 ha. Op de stortplaats is voornamelijk huishoudelijk afval en enig bedrijfsafval gestort. Ook is er een speciaal compartiment voor C3-afval ingericht. In 2005 is begonnen met het gefaseerd aanbrengen van de bovenafdichting. De regionale stort staat door afdichting aan de onder- en bovenkant niet in contact met het grondwater. Er zijn verschillende drainagesystemen aangelegd om schoon en vuil water gescheiden te houden. Ook het stortgas wordt afgevangen.

Buiten de gemeentelijke vuilstort Dikkendijk zijn ook andere percelen beplant. Dit betreft steeds snelgroeiend loofhout: Canadese populier, grauwe abeel en schietwilg. De oppervlakte hiervan bedraagt 5 ha.

afbeelding "i_NL.IMRO.1709.GolfbaanMoerdijk-0401_0005.jpg"

Foto: bosgebied langs de Dikkendijk

De rest van het gebied is landbouwkundig in gebruik en wel ten behoeve van de akkerbouw: tarwe, suikerbiet en gras. De oppervlakte hiervan bedraagt 28,8 ha. De dijken worden beweid met paarden en schapen. De oppervlakte hiervan binnen het plangebied bedraagt 3,7 ha. In de binnen het plangebied meest zuidwestelijke punt van de Dikkendijk staat een monumentale Canadese populier met een doorsnede van 1,5 m.

2.2 Verkeer

Bestaande situatie

Langs het plangebied aan de noordzijde loopt de A17. De gemiddelde etmaalintensiteit bedraagt ruim 48.000 mvt/etmaal. Aan de noordwestzijde wordt het plangebied ontsloten door de Keeneweg, afspraken met het Industrie en Havenschap Moerdijk over de ontsluiting via het industrieterrein zijn reeds gemaakt. Het gemiddelde aantal motorvoertuigen per etmaal op werkdagen op deze weg is bijna 500 mvt/etmaal. Het aantal verkeersbewegingen op de Dikkendijk is beperkt. Per etmaal zijn dit ruim 100 mvt/etmaal.

Verkeersgeneratie

In het MER wordt inzicht gegeven in het aantal verkeersbewegingen dat door de golfbaan wordt gegenereerd. Door de realisatie van golfbaan neemt het aantal verkeersbewegingen op de ontsluitende wegen toe met ongeveer 260 motorvoertuigen per etmaal (uitgaande van een gemiddelde autobezetting van 1,4 personen). Hierbij is uitgegaan van een gemiddelde dag in het zomerseizoen (65% bezetting). Tijdens het zomerseizoen kan op de golfbaan gestart worden van 08.00 uur 's ochtends tot 17.00 uur 's avonds, waarbij steeds per 10 minuten 4 spelers bij de eerste hole kunnen beginnen. Daarnaast is het aantal bezoekers voor de golfoefenbaan (gemiddeld 40 per dag) hier bij opgeteld.

Op een drukke dag is het mogelijk dat de maximum capaciteit van de golfbaan bereikt wordt (100% bezetting). Het maximaal aantal spelers op de 18 holes golfbaan bedraagt 216 per dag. Het aantal verkeersbewegingen op het omliggend wegennet neemt dan met maximaal 370 motorvoertuigen per etmaal toe. Hierbij is het aantal bezoekers aan de golfoefenbaan gelijk gehouden.

Vergelijkbare studies laten sterk variërende resultaten zien. Er worden situaties genoemd waarbij de verkeersaantrekkende werking van een 18 holes golfbaan slechts 80 motorvoertuigbewegingen bedraagt. Andere studies laten op basis van ervaringscijfers een verkeersaantrekkende werking van 500 motorvoertuigbewegingen per etmaal zien. Uitgaande van deze laatstgenoemde situatie, waarbij de gehele accommodatie 350 bezoekers op een dag kent, wordt de capaciteit van de 18 holes golfbaan sterk overschreden. Het overig aantal bezoekers kan dan toegedeeld worden aan de golfoefenbaan en de driving range (134 bezoekers). Voor het clubhuis wordt geen extra verkeersaantrekkende werking berekend. Hier zullen alleen spelers gebruik van maken. In deze situatie neemt het aantal motorvoertuigbewegingen op de Keeneweg met maximaal 500 mvt/etmaal toe. Uitgaande van een werkdagsituatie kent de weg dan een intensiteit van ongeveer 1.000 mvt/etmaal. In noordelijke richting (Zuidelijk Randweg) kan de bestaande infrastructuur dit verkeersaanbod gemakkelijk verwerken. De Keeneweg heeft hier een breed wegprofiel.

De capaciteit van de golfbaan neemt op toernooidagen niet wezenlijk toe. In geval van zogenaamde shotgun golfwedstrijden bijvoorbeeld is de gehele 18 holes golfbaan gedurende langere periode geheel bezet door een vast aantal spelers. Tijdens deze periode kunnen geen nieuwe spelers starten. Hierdoor zal ook de verkeersaantrekkende werking van de golfbaan niet toenemen. Omdat dergelijke toernooien ervoor zorgen dat een baan geheel bezet is, zijn deze vaak alleen op weekdagen toegestaan. Het aantal bezoekers van een golfbaan is dan een stuk lager. Op weekenddagen zou dit het gebruik van de baan te veel kunnen beperken.

Parkeren

Bij de golfbaan is een parkeerterrein voorzien met circa 190 parkeerplaatsen. Bij een maximale bezetting van 350 bezoekers (uitgaande van een erg drukke situatie zoals eerder beschreven en een gemiddelde autobezetting van 1,4), zullen verspreid over de dag maximaal 250 voertuigen bij de golfbaan een parkeerplaats zoeken (de totale verkeersgeneratie is dan 500 mvt/etmaal). Aan de 18 holes golfbaan is wel een maximale capaciteit verbonden (216 spelers per dag). De eerste groep (maximaal 4 personen) start om 8.00 uur 's ochtends en zal, uitgaande van 10 minuten speeltijd per hole, eindigen met spelen om 11.00 uur. Als uitgangspunt is genomen dat spelers na het golven nog maximaal één uur op de accommodatie verblijven. In de tussentijd start steeds om de 10 minuten een nieuwe groep. Op het drukste moment zijn dan 24 groepen gelijktijdig op de accommodatie aanwezig. Bij een autobezetting van gemiddeld 1,4 personen per auto betekent dit een maximale parkeervraag van 69 parkeerplaatsen ten behoeve van de 18 holes golfbaan.

Hiernaast zijn er nog bezoekers van de golfoefenbaan en de driving range. Dat zijn er gemiddeld 134 (350-216). Uitgaande van een gemiddelde autobezetting van 1,4 leidt dit tot een totale parkeervraag van 96 auto's per etmaal. Deze bezoekers zullen over het algemeen minder lang op de accommodatie verblijven, waardoor de turnover van deze parkeerplaatsen groter is. De totale parkeervraag van 96 parkeerplaatsen treedt gespreid over de dag op. Voor deze bezoekers zijn 121 parkeerplaatsen beschikbaar (190 – 69 voor de 18 holes golfbaan). Het totaal aantal voorziene parkeerplaatsen van 190 zal daardoor voldoende zijn.

2.3 Gebiedsvisie

2.3.1 Beschrijving ontwikkeling

De voorgenomen ontwikkeling van de golfbaan wordt deels aangelegd op de voormalige vuilstorten. De golfaccommodatie bestaat uit 27 holes op een beschikbare oppervlakte van 76,2 ha. Hierop komt een 18 holes championshipbaan met een lengte van ruim 6.000 m, en een kortere 9 holes baan met een lengte van circa 1.200 m. De beide banen worden van elkaar gescheiden door de driving range en een putting green. Daarnaast wordt een clubhuis gerealiseerd en een parkeerplaats met een capaciteit voor circa 150 auto's. Een deel van de bestaande gebouwen krijgt een ondersteunende functie voor de accommodatie, zoals de nissenhut ten behoeve van de greenkeeping en de stortloods voor indooractiviteiten. In het plan zijn elementen opgenomen om de ecologische functie ter plaatse te versterken. Ook wordt het gebied voor recreatief medegebruik ontsloten door de aanleg van wandelpaden (figuur 2.1).

afbeelding "i_NL.IMRO.1709.GolfbaanMoerdijk-0401_0006.jpg"

Binnen het plangebied zijn diverse opstallen aanwezig, waarvan een deel gehandhaafd blijft en een deel tijdelijk benut. Daarnaast worden nieuwe opstallen gerealiseerd. De grote sorteerloods ter hoogte van de entree van het terrein zal worden gebruikt voor recreatieve- en sportdoeleinden (golf, bowls, jeu de boules, etc.). De aanwezige materieelberging zal dienen als machineloods, werkplaats en onderkomen voor het baanpersoneel. De zuiveringsinstallatie blijft gehandhaafd ten behoeve van het beheer van de afvalberging. De reeds aanwezige kantoorunits ter hoogte van de entree blijven voorlopig gehandhaafd voor het gebruik ten behoeve van het beheer van de golfbaan in de 1e fase. De units kunnen onder meer plaats bieden aan een tijdelijk clubhuis, kleedkamers, douches en een ruimte voor de caddiemaster.

De nieuw te realiseren opstallen betreffen een clubhuis en drivingrange. In het clubhuis wordt een golfshop en een onderkomen ten behoeve van de caddiemaster gevestigd, een restaurant, een bar en een keuken. Ook wordt ruimte geboden aan het management en secretariaat en een vergaderaccommodatie. Tevens worden kleedkamers, stokkenberging/lockerruimte en een speelruimte voor kinderen ten behoeve van de gebruikers van de golfbaan gehuisvest in het in totaal 1.080 m² grote clubhuis, bestaande uit 3 bouwlagen. Bij de drivingrange wordt een overkapping gebouwd.

Naast de hoofdbebouwing worden afschermende netten bij de drivingrange, en waar nodig elders op de baan geplaatst met een hoogte van ten hoogste 10 m. Daarnaast worden voorzieningen als lichtmasten, hekwerken, toegangspoorten, bruggetjes, baanmeubilair (banken, schuilhutten, mededelingenborden, toiletten, afvalbakken, vlaggen op greens, bewegwijzering, reclameborden en dergelijke) geplaatst. Tot slot zijn opslagmogelijkheden benodigd voor in de baan aan te wenden grond, zand en verhardingsmateriaal.

2.3.2 Zorgplicht ruimtelijke kwaliteit

Kwaliteitsverbetering van het landschap

Het voorliggende plan voorziet in een ruimtelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied. Voor het plan is een milieu-effectrapport opgesteld, waarin is aangetoond dat de golfbaan vanuit ruimtelijk en milieu-oogpunt aanvaardbaar is. Het plan draagt bij aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het betrokken gebied en de naaste omgeving, in het bijzonder aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik.

Het plangebied bestaat in de huidige situatie deels uit twee vuilstortplaatsen langs de snelweg A17 en uit agrarische gronden. Het plangebied ligt op de overgang van het industrielandschap van Moerdijk in het noorden en het open agrarische landschap in het zuiden. De ontwikkeling van de golfbaan is opgezet om bij te dragen aan de opwaardering van het haven- en bedrijvengebied. Tevens zijn in het plan elementen opgenomen om de ecologische functie ter plaatse te versterken. Daarnaast wordt het gebied voor recreatief medegebruik ontsloten door de aanleg van onder meer wandelpaden. De extensieve recreatieve mogelijkheden van het gebied worden dus uitgebreid.

De landschappelijke kwaliteit van het plangebied bestaat uit de open zeekleipolders met de oude dijken en jonge beplantingen. Hieraan zijn ook specifieke natuurwaarden gekoppeld. De jonge beplantingen zijn het habitat van struweelvogels en de oude dijken van stroomdalflora. Bij de ontwikkeling van de golfbaan vindt natuurinvestering en natuurcompensatie plaats. Er wordt zoveel mogelijk ruimte gecreëerd voor natuurontwikkeling met als belangrijke doelsoorten: struweelvogels, dagvlinders, libellen en vaatplanten. Met het verbinden van geïsoleerde bospercelen wordt de ecologische infrastructuur versterkt. Een stelsel van bosjes, (verspreide) doornstruwelen, mantel/ zoomvegetatie langs bosranden en onder lanen, bloemdijken en kruidenrijke rough biedt veel afwisseling voor struweelvogels. Robuuste randen zorgen voor een zonering van het recreatief gebruik. Daarnaast worden enkele amfibiepoelen aangelegd.

In de ontwikkeling van de golfbaan worden de habitateisen van deze soortengroepen als uitgangspunt genomen. De genoemde soortengroepen worden in het plan bediend en de golfbaan is landschappelijk gezien zo goed mogelijk ingepast. Deze landschappelijke inpassing vindt plaats door een golvende golfbaan te ontwikkeling, hierdoor worden de structuren van het open landschap met dijken bewaard.

Door de natuurintensivering en landschappelijke inpassing draagt het plan bij aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het betrokken gebied. De verbetering van de fysieke kwaliteiten door de ontwikkeling heeft betrekking op het behouden en versterken van landschapselementen en een fysieke bijdrage aan de realisering van de ecologische hoofdstructuur.

Hoofdstuk 3 Juridische Planbeschrijving

In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de planvorm voor het bestemmingsplan. Tevens wordt uiteengezet welke gedachten aan de juridische regeling ten grondslag liggen en welke regeling wordt voorgesteld.

3.1 Algemeen

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze moeten worden gepresenteerd. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevatten de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi. Tevens is de nieuwe terminologie toegepast, welke is geïntroduceerd met de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) op 1 oktober 2010.

Planvorm

Het bestemmingsplan Golfbaan Moerdijk voorziet in een juridisch-planologische regeling voor de ontwikkeling van een 27 holes golfbaan met bijbehorende gebouwen en voorzieningen. Voor de overige functies in het plangebied (waterzuiveringsinstallatie en bosgebied) geldt een consolidatie- en beheersfunctie. Daarnaast is de nazorgplicht voor de vuilstort in het bestemmingsplan verankerd. Het bestemmingsplan is om die reden zowel ontwikkelings- als beheersgericht. Er kan worden gesproken van een gedetailleerd eindplan.

Verbeelding en regels

Uitgangspunt is dat de digitale verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en volumes. De regels geven duidelijkheid over de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de specifieke gebruiksregels. In de regels zijn eventuele afwijkings- en wijzigingsregels opgenomen.

Bestemmingsvlak en bouwvlak

De in het plangebied aanwezige bestemmingen bestaan in de meeste gevallen uit twee vlakken: een bestemmingsvlak en een bouwvlak. Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik toegestaan is. Het bouwvlak is een gebied dat op de digitale verbeelding is aangeven waarvoor de mogelijkheden om gebouwen te bouwen in de regels zijn aangegeven. Bouwvlakken zijn voorzien van aanduidingen die betrekking hebben op de maatvoering.

Aanduidingen

Op de verbeelding is een onderscheid gemaakt in een aantal verschillende aanduidingen. Alle aanduidingen die betrekking hebben op afmetingen, percentages en oppervlakten, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn maatvoeringaanduidingen, waaronder de maximale bouwhoogte en het maximumbebouwingspercentage.

Een aantal functieaanduidingen is gebruikt om de gebruiksmogelijkheden binnen een bestemming of een gedeelte daarvan nader te specificeren. Het kan hierbij gaan om een nadere specificatie van de gebruiksmogelijkheden, een expliciete verruiming daarvan of juist een beperking. Voorbeelden hiervan zijn 'golfbaan', 'gemengd' en 'waterzuiveringsinstallatie'.

Tot slot zijn twee gebiedsaanduidingen opgenomen. Een gebiedsaanduiding is een aanduiding die verwijst naar een gebied waarvoor bij de toepassing specifieke regels gelden of waar nadere afwegingen moeten worden gemaakt. Bij gebiedsaanduidingen gaat het veelal om zones en (deel)gebieden die aan sectorale regelgeving zijn ontleend. In alle gevallen gaan gebiedsaanduidingen vergezeld van een daarop betrekking hebbende regeling in de planregels. In het plangebied is een gebiedsaanduiding opgenomen voor de geluidzone-industrielawaai van het industrieterrein Moerdijk. Daarnaast een gebiedsaanduiding 'milieuzone-zones Wet milieubeheer' opgenomen. Dit in verband met de nazorg en monitoringsvoorzieningen ten behoeve van de vuilstortlocatie.

Opbouw planregels

De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende onderdelen:

  1. 1. inleidende regels;
  2. 2. bestemmingsregels;
  3. 3. algemene regels;
  4. 4. overgangs- en slotregel.

3.2 Inleidende Regels

Begrippen

Dit artikel definieert de begrippen die in het bestemmingsplan worden gebruikt. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.

Wijze van meten

Dit artikel geeft aan hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken wordt gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard.

3.3 Bestemmingsregels

In het hoofdstuk Bestemmingsregels zijn in de planregels alle bestemmingen opgenomen met de daarbij behorende bestemmingsomschrijving. Waar noodzakelijk is gebruikgemaakt van aanduidingen om toegestaan gebruik nader te specificeren. In het bestemmingsplan komen de volgende bestemmingen voor:

Bedrijf (Artikel 3)

De gronden aangewezen voor 'Bedrijf' zijn bestemd voor de aanwezige bedrijven. De waterzuiveringsinstallatie is middels een functieaanduiding 'waterzuiveringsinstallatie' mogelijk gemaakt. Daarnaast kan de loods ter plaatse van de aanduiding 'golfbaan' tevens gebruikt worden voor opslagdoeleinden voor de golfbaan.

Bos (Artikel 4)

De bestemming 'Bos' is gegeven aan de bestaande bospercelen welke worden behouden bij realisering van de beoogde ontwikkeling.

Sport - Golfbaan (Artikel 5)

De golfbaan en bijbehorende gebouwen hebben de bestemming Sport. Binnen de bestemming zijn tevens met functieaanduidingen een drivingrange met overkapping, bij de golfbaan behorende detailhandel en horeca mogelijk gemaakt.

Leiding - Gas (Artikel 6), Leiding - Hoogspanningsverbinding (Artikel 7) en Leiding - Water (Artikel 8)

In het plangebied zijn een gasleiding, twee hoogspanningsverbindingen (150 kV en 380 kV) en twee planologisch relevante waterleidingen aanwezig. Daarnaast wordt een nieuwe waterleiding van EVIDES aangelegd, waarvoor een omgevingsvergunning verleend wordt. De zones rondom deze leidingen zijn voorzien van dubbelbestemmingen.

Bouwen is slechts mogelijk op basis van een door het bevoegd gezag verleende omgevingsvergunning, waarbij getoetst wordt aan het belang van de leiding(en). Voor het uitvoeren van een aantal werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, is een omgevingsvergunningplicht opgenomen. De werken of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar voor zover het leidingbelang niet onevenredig wordt geschaad. De leidingbeheerder brengt hierover voorafgaand advies uit aan het bevoegd gezag.

Waterstaat - Waterkering (Artikel 9)

Het plangebied is voor een deel gelegen in de beschermingszone van de boezemwaterkering langs de Roode Vaart. De gronden hebben de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering.

Er is sprake van samenvallende bestemmingen, waarbij de met 'Waterstaat - Waterkering' samenvallende bestemmingen ondergeschikt zijn. Dit uitgangspunt is vertaald in de betreffende bouwregels. Langs de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' zijn beschermingszones aanwezig waarop de Keur van het Waterschap Brabantse Delta van toepassing is. Voor het uitvoeren van werkzaamheden binnen de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' en in de beschermingszones is ontheffing vereist van het Waterschap.

Het bevoegd gezag kan bij de aanvraag om een omgevingsvergunning afwijken, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

3.4 Algemene Regels

In dit onderdeel van de regels komen algemene regels aan de orde die gelden voor alle bestemmingen in het bestemmingsplan. De algemene regels bestaan uit de volgende artikelen.

Antidubbeltelregel (Artikel 10)

Een antidubbeltelregel wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

De formulering van de antidubbeltelbepaling wordt bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.4 Bro).

Algemene bouwregels (Artikel 11)

Overschrijding bouwgrenzen

Dit artikel bevat een algemene regeling voor een geringe overschrijding van bouwgrenzen door ondergeschikte onderdelen van gebouwen. De overschrijding van de bouwgrenzen dient wel beperkt te zijn.

Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten

Het artikel Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten betreft uitsluitend een bouwbepaling en geen gebruiksbepaling. Met deze bepaling wordt voorkomen, dat bestaande bouwwerken, die wat betreft afstandsmaten of andere maten afwijken van de maatvoering zoals vastgelegd in dit bestemmingsplan, onder het overgangsrecht komen te vallen.

Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening (Artikel 12)

Deze bepaling geeft invulling aan de afstemmingsbepaling tussen de bouwverordening en het bestemmingsplan ingevolge artikel 9 van de Woningwet. Artikel 9 van de Woningwet regelt primair dat de bouwverordening buiten toepassing blijft voor zover deze niet overeenstemt met het desbetreffende bestemmingsplan. Voor zover het bestemmingsplan geen regels bevat ten aanzien van een onderwerp dat in de bouwverordening is geregeld, is de bouwverordening wel van toepassing, tenzij het bestemmingsplan anders bepaalt.

De bepaling dient als uitwerking van de laatste zinsnede en voorkomt dat de bouwverordening onbedoeld aanvullend werkt bij onderwerpen die in het bestemmingsplan bewust niet zijn geregeld, bijvoorbeeld omwille van globaliteit. De relevante onderwerpen staan allemaal in paragraaf 2.5 van de bouwverordening.

Algemene aanduidingregels (Artikel 13)

Zone Wet milieubeheer

In dit artikel is een koppeling gemaakt met de op de verbeelding aangegeven gebiedsaanduiding 'milieuzone-zones Wet milieubeheer'. Deze aanduiding is opgenomen in verband met de nazorg en monitoringsvoorzieningen ten behoeve van de vuilstortlocatie.

Vrijwaringszone rijksweg A17

Om eventuele toekomstige wegverbredingen van de A17 niet onmogelijk te maken is binnen een zone van 50 m vanaf de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - weg 50 m' opgenomen. Binnen deze zone mag geen bebouwing worden opgericht anders dan ten behoeve van de A17. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning hiervan afwijken indien vooraf een verklaring van geen bezwaar is ontvangen van de wegbeheerder.

Algemene afwijkingsregels (Artikel 14)

In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan op basis van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken. Het gaat hierbij om de bevoegdheid om bij het verlenen van een omgevingsvergunning af te wijken van regels die gelden voor alle bestemmingen in het plan.

Algemene wijzigingsregels (Artikel 15)

In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarmee door middel van een wijzigingsbevoegdheid ex artikel 3.6 Wro het mogelijk is enige flexibiliteit in het plan aan te brengen. Het gaat hierbij om een bevoegdheid en houdt geen verplichting in. Deze bevoegdheid mag nadrukkelijk niet worden gebruikt om zodanig aanzienlijke wijzigingen van bestemmingen te bewerkstelligen, dat daarmee de essentie van het plan wezenlijk wordt veranderd.

3.5 Overgangs- En Slotregel

In het afsluitende onderdeel van de regels komen de overgangs- en slotregel aan de orde.

Overgangsrecht (Artikel 16)

De formulering van het overgangsrecht is bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.1 Bro).

Slotregel (Artikel 17)

Deze regel bevat de titel van het plan.

3.6 Handhaving

Het gemeentebestuur van Moerdijk voert een actief handhavingsbeleid. Het handhavingsprogramma 'Correct en Consequent' is vervangen door het 'Handhavingsprogramma 2009'. Omdat alles handhaven niet mogelijk is, heeft de gemeente Moerdijk gekozen om over te gaan tot 'Programmatisch Handhaven'. programmatisch handhaven wil zeggen een structurele en integrale aanpak van de handhaving. Daarbij zijn prioriteiten gesteld en de handhavingsactiviteiten op elkaar afgestemd.

In het programma is vastgelegd op welk niveau de handhaving van de geprioriteerde taken moet plaatsvinden. Het programma beschrijft vervolgens wat voor handhavingsinstrumenten daarbij worden ingezet en hoe de feitelijke controle in zijn werk gaat.

De doelstelling van het Handhavingsprogramma 2009 is als volgt samen te vatten:

  • het programmatisch handhaven in de gemeente Moerdijk verder vormgeven;
  • uitvoering geven aan wettelijke verplichtingen;
  • bieden van kaders voor de wijze waarop handhaving als een volwaardig instrument ingezet kan worden bij het realiseren van beleidsdoelen;
  • geven van kaders voor prioritering van handhavingstaken;
  • geven van kaders voor de overige te maken keuzes (bijvoorbeeld stappenplan handhaving, begunstigingstermijnen, etc.);
  • bieden van rechtszekerheid en rechtsgelijkheid aan rechtssubjecten.

Het handhavingsprogramma heeft betrekking op de bouwregelgeving (rode kleurspoor), milieuregelgeving (grijze kleurspoor), natuur en monumenten (groene kleurspoor), Wet op de kinderopvang (gele kleurspoor) en regelgeving openbare orde (paarse kleurspoor).

De handhaving van de regelgeving vervat in dit plan is de bevoegdheid van burgemeester en wethouders. Het gaat daarmee met name om de planregels inzake het bouwen en het gebruik van gronden en bouwwerken. Het Bro bevat een algemeen verbod om gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met de bestemming.

Handhaving van dit plan is van belang om de ruimtelijke kwaliteit en de leefbaarheid in stand te houden. Daarnaast heeft handhaving uiteraard ook een belangrijke functie in het kader van de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid.

De planregels in dit plan zijn voldoende duidelijk, concreet en toepasbaar om te kunnen handhaven. Handhaving van het plan zal in de praktijk primair plaatsvinden via de bestemmingsplantoets in het kader van de omgevingsvergunning voor het bouwen en door feitelijk toezicht op de aanwezigheid van bouwwerken en op gebruiksactiviteiten. Deze zaken hebben in het Handhavingsprogramma 2009 over het algemeen een gemiddelde prioriteit toebedeeld gekregen.

Hoofdstuk 4 Beleidskader

4.1 Rijksbeleid

Realisatieparagraaf nationaal ruimtelijk beleid (2008)

In juni 2008 heeft het kabinet de Realisatieparagraaf Nationaal ruimtelijk beleid vastgesteld, welke is toegevoegd aan de Nota Ruimte. Deze paragraaf geeft inzicht in welke nationale belangen het kabinet heeft gedefinieerd en op welke wijze het Rijk deze wil verwezenlijken. In het bijzonder welke belangen zullen worden gewaarborgd in de AMvB Ruimte. De Realisatieparagraaf beschrijft enerzijds voor de Nota Ruimte hoe het beleid van de PKB-teksten worden gerealiseerd en anderzijds voor de andere vigerende ruimtelijke nota's hoe de PKB-teksten, die zijn bedoeld door te werken tot op lokaal niveau, worden gerealiseerd.

De beoogde ontwikkeling sluit aan bij het in de Nota Ruimte geformuleerde beleid om recreatieve behoeften de ruimte te geven om zich tot een economische drager van (delen van) het platteland te ontwikkelen als bijdrage aan de vitaliteit van de meer landelijke gebieden van Nederland.

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (ontwerp 2011) & AMvB ruimtelijke ordening (ontwerp 2011)

Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is daarvoor nodig. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. De ontwerpstructuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

Doelen

In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • Het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

De gemeente Moerdijk is op de kaart van de nationale ruimtelijke hoofdstructuur voorzien van de kenmerken 'Mainport Rotterdam' en 'Mogelijke vestigingsplaats elektriciteitsproductie' (zie afbeelding).

afbeelding "i_NL.IMRO.1709.GolfbaanMoerdijk-0401_0007.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1709.GolfbaanMoerdijk-0401_0008.png"
afbeelding "i_NL.IMRO.1709.GolfbaanMoerdijk-0401_0009.png"

Uitsnede nationale ruimtelijke hoofdstructuur

Nationale belangen

De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vertaald in de ontwerp AMvB ruimtelijke ordening. De AMvB omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met de AMvB Ruimte maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Uit de regels en kaarten behorende bij de ontwerp AMvB kan worden afgeleid welke aspecten relevant zijn voor het ruimtelijke besluit. Voor het plangebied is de volgende bepaling relevant:

  • Zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen.

Voor het bevorderen van zorgvuldig ruimtegebruik bij stedelijke ontwikkeling, wordt een ‘ladder’ voor duurzame verstedelijking opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Deze ‘ladder’ is een procesvereiste en gebaseerd op de zogenaamde ‘SER-ladder’. Dit houdt in dat bij vaststelling van een ruimtelijk plan wordt gemotiveerd hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt van het ruimtegebruik.

4.2 Provinciaal Beleid

Structuurvisie ruimtelijke ordening (2010)

De Structuurvisie ruimtelijke ordening (Structuurvisie RO), vastgesteld op 1 oktober 2010, beschrijft de hoofdlijnen van het provinciaal ruimtelijk beleid en de uitvoering ervan tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). De Structuurvisie RO vervangt de delen A en B van de Interimstructuurvisie Noord-Brabant (2008) en is daarmee één van de vier provinciale strategische plannen voor de fysieke leefomgeving. Deel C van de Interimstructuurvisie 'Ontwikkelingsprojecten West-Brabant' blijft in stand. De structuurvisie geeft de samenhang weer tussen het beleid op het gebied van milieu, verkeer en vervoer en water.

In 2020 is Brabant een aantrekkelijk leefgebied tussen drie metropolen met ruimte voor alle Brabanders om te leven en te werken, met respect voor sociaal-culturele waarden en ontwikkelingen en met respect voor bodem, water, natuur en landschap. Het hoofdbelang van de provincie Noord-Brabant is het zorgvuldiger gebruikmaken van de ruimte. Om tot zorgvuldig ruimtegebruik te komen, legt de provincie in het ruimtelijk beleid de nadruk op een aantal aspecten. Allereerst kiest de provincie voor toepassing van de lagenbenadering. Dat betekent dat ruimtelijke ontwikkelingen worden afgestemd op de draagkracht van het watersysteem en de bodem, op de waarden van natuur, landschap en cultuurhistorie, en dat ze aansluiten op de kwaliteiten van de infrastructuur. Vervolgens onderstreept de provincie het belang van zuinig ruimtegebruik. Dat wil zeggen dat men de groei en de spreiding van het stedelijk ruimtebeslag wil afremmen.

Ook vindt de provincie het van groot belang dat de omgeving op een duurzame wijze wordt ingericht en beheerd en er aantrekkelijk uitziet.

Wat betreft de ruimtelijke kwaliteit is het provinciaal belang er op gericht om het contrast tussen het landelijk en het stedelijk gebied te behouden. Ruimtelijke kwaliteit dient vanaf begin sturend te zijn voor ruimtelijke planvorming.

In de landelijke regio's zoals de gemeente Moerdijk staat het voorkomen van verdere aantasting van het buitengebied centraal. Dit betekent dat het accent op inbreiden en herstructureren ligt. Het aansnijden van nieuwe ruimte voor verstedelijking is pas aan de orde, als gebleken is dat de bouwopgave voor wonen en werken niet binnen bestaand bebouwd gebied kan worden gerealiseerd, ook niet in andere kernen of op andere bedrijventerreinen binnen de betreffende gemeente, wat betreft wonen, en binnen de betreffende landelijke regio, wat betreft werken.

Verordening Ruimte 2012 Provincie Noord Brabant

In de Verordening Ruimte 2012 Noord-Brabant (vastgesteld op 1 juni 2012) zijn de regels van de provincie opgenomen waarmee een gemeente rekening moet houden bij het ontwikkelen van ruimtelijke plannen. De ontwikkeling van de Golfbaan in het plangebied in Moerdijk behoort tot een 'niet-agrarische ruimtelijke ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied'. Op deze ontwikkeling zijn de artikel 2.1, 2.2 en 11.9 lid 1 uit de Verordening op van toepassing.

Artikel 2.1 gaat over de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit en artikel 2.2 gaat over de kwaliteitsverbetering van het landschap bij ruimtelijke ontwikkelingen. Een bestemmingsplan dat voorziet in een ruimtelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied dient bij te dragen aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving, in het bijzonder aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik. Bij elke ruimtelijke ontwikkeling dient daarnaast op basis van de Verordening geïnvesteerd te worden in een kwaliteitsverbetering van het landschap. Als richtlijn is hiervoor door de provincie ook de Handreiking Kwaliteitsverbetering van het landschap opgesteld.

Uit deze artikelen en uit artikel 11.9 lid 1 blijkt dat voor de ontwikkeling van de golfbaan een VAB-locatie (Vrijkomede Agrarische Bedrijfsbestemming) benodigd is om de benodigde bebouwen te kunnen realiseren en aantasting van de landschappelijke waarden hierdoor zoveel mogelijk te voorkomen.

Voor de ontwikkeling van de golfbaan, en met name voor de realisatie van de nieuwe bebouwing (clubhuis), is ter plaatse van het plangebied dus een VAB-locatie noodzakelijk. In het vigerende bestemmingsplan heeft de planlocatie de bestemming 'Groene begeleidingszone II' en is aangegeven dat de gronden van de regionale afvalstort een recreatieve nabestemming hebben. Daarnaast is opgenomen:

“Voor zover de gronden worden gebruikt voor regionale afvalstortplaats mag daarop slechts worden gebouwd ten dienste van deze functie waarbij de volgende bepalingen in acht genomen worden:

  1. a. Andere bouwwerken zoals hekwerken, weegbruggen en dergelijke mogen een hoogte van maximaal 8 m hebben;
  2. b. Gebouwen in het onder 18.2.2.d genoemde gebied mogen een hoogte van ten hoogste 8.00 m hebben, de overkapping van het stortbordes mag een hoogte van ten hoogste 18 m hebben en de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen mag ten hoogste 10.000 m2 bedragen.” (artikel 18.3.2)

In artikel 18.2.2 d is teven vermeld dat de toegelaten gebouwen moeten worden gerealiseerd in het westelijke deel van de bestemming ten zuiden van de Keeneweg.

Uit deze artikelen blijkt dat in de huidige situatie op de planlocatie al bouwmogelijkheden worden geboden. Er is in dit geval dus sprake van een VAB-locatie en nieuwe bebouwing is daardoor mogelijk.

Het overgrote deel van het plangebied (in totaal 76 hectare) wordt in beslag genomen door de (enigszins golvende) golfbanen, waardoor het huidige open landschap blijft behouden en de golfbaan goed landschappelijk in te passen is. Als ondersteuning voor de golfbanen wordt een clubhuis (1.080 m2) gerealiseerd en blijven de reeds aanwezige beheersgebouwen behouden. De nieuwe bebouwing (clubhuis en overdekte afslagplek) wordt in totaal circa 0,1 ha groot. Alleen de strikt noodzakelijke bebouwing die benodigd is voor het goed functioneren van de golfbaan wordt dus gerealiseerd. De bebouwing is beoogd in het westelijke deel van het plangebied ten zuiden van de Keeneweg en wordt zoveel mogelijk geconcentreerd om aantasting van het landschap zoveel mogelijk te voorkomen. De totale omvang van de gebouwen blijft ruim onder de mogelijke bebouwing die in het vigerende bestemmingsplan werd geboden. De eventuele aantasting van de landschappelijke kwaliteit zal hierdoor ook minder zijn. Om daarnaast te zorgen voor een kwaliteitsverbetering van het landschap ter plaatse van het plangebied wordt geïnvesteerd in natuurontwikkeling om de ecologische functie ter plaatse te versterken.

De bedragen die gemoeid gaan met de kwaliteitsverbetering van het landschap zijn berekend aan de hand van een indicatieve raming van uitvoeringskosten (Van Empelen van Aalderen Partners, d.d. 25 augustus 2010, niet openbaar) ten behoeve van de initiatiefnemer. Het betreft voor natuurinvestering een bedrag van ca. €310.000, waarbij zijn meegenomen voorbereidende werkzaamheden, grondwerken, bemesten, zaaien, planten van bomen en struweel en een percentage van de eenmalige kosten en stelposten (voor de niet bespeelde golfdelen). Voor extensieve recreatie is dit ca. €110.000, waarbij het gaat om voorbereidende werkzaamheden, grondwerken, ontgraven van cunetten, het aanbrengen van leemzand en een percentage van de eenmalige kosten en stelposten. Op basis van bovengenoemde raming is de verwachting dat daarmee het percentage van de investeringssom ten behoeve van de kwaliteitsverbetering ligt tussen 12 en 17 %.

De beoogde investeringen in natuurontwikkeling worden vastgelegd in een anterieure overeenkomst met de gemeente waardoor financieel verzekerd is dat de realisatie van de golfbaan gepaard gaat met een fysieke verbetering van de landschappelijke kwaliteiten

In dit bestemmingsplan is verder rekening gehouden met de gevolgen van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling voor de in dit plan begrepen gronden en de naaste omgeving. De milieugevolgen van de beoogde ontwikkeling zijn onderzocht in hoofdstuk 5. Een verder afweging van de Zorgplicht ruimtelijke kwaliteit is opgenomen in paragraaf 2.3.2.

Gezien de aard en omvang van de te realiseren golfbaan past de ontwikkeling binnen het provinciaal beleid dat gesteld is in de Verordening ruimte Noord-Brabant 2012.

Hergebruik van stortplaatsen (2004)

In de beleidsnota 'Hergebruik van stortplaatsen' staan de provinciale plannen en voorwaarden voor een nieuwe bestemming van 600 oude stortplaatsen. Het geeft tevens uitleg over de manier waarop de provincie het hergebruik van de stortplaatsen wil bevorderen.

In het kader van ruimtelijke ordening is het van belang om na te gaan voor welke functie(s) stortplaatsen in aanmerking komen. De nieuwe gebruiksfunctie moet passen binnen het provinciale ruimtelijke beleid. Ten tijde van het opstellen van deze nota was dit het streekplan. Momenteel is dit de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie/Verordening Ruimte. De provincie toetst of de voorgenomen bestemming in overeenstemming is met de gewenste ontwikkeling zoals die in het ruimtelijke beleid is aangeven.

Voor de landelijke regio's geldt dat hergebruik van stortplaatsen in de agrarische hoofdstructuur in beginsel primair gericht kan worden op de functies landbouw of recreatie. Binnen de groene hoofdstructuur is hergebruik van stortplaatsen voor andere functies dan natuur en recreatie in beginsel niet toegestaan. Bij het beoordelen hiervan is naast de milieurisico's van de stortplaats ook de omgeving bepalend voor de aan de stortplaats toe te kennen nieuwe gebruiksfunctie.

Om de verspreiding en blootstellingrisico's, ook in relatie tot de bodem, te kunnen beoordelen, verlangt de provincie van de initiatiefnemer om een hergebruikplan voor te leggen. In dit hergebruikplan moet, gerelateerd aan de te realiseren functie, ten minste aandacht besteed worden aan:

  • het onderzoek dat verricht is;
  • een beoordeling van de actuele risico's (humane, ecologische en verspreidingsrisico's) en potentiële risico's;
  • de maatregelen die genomen worden om eventuele risico's (in relatie met de toekomstige functie en inrichting) weg te nemen dan wel tot een acceptabel minimum te beperken; en
  • de nazorg daarvan, waarbij naast technische invulling ook gebruiksbeperkingen, toegankelijkheid, instandhouding en de handhaving van de beheersmaatregelen, alsmede financiële, organisatorische en communicatieve aspecten aan de orde moeten komen.

De geplande golfbaan is gelegen op en bij de stortplaatsen Zevenbergen en Dikkendijk. Deze stortplaatsen zijn van verschillend karakter en historie. De stortplaats Zevenbergen heeft een vigerende omgevingsvergunning en is in de fase waarin de bovenafdichting wordt aangebracht. De sluiting is voorzien eind 2014, waarna de wettelijke nazorgfase in gaat. Op de voormalige gemeentelijke stortplaats Dikkendijk is tot 1987 afval gestort. Daarna is op de aangebrachte deklaag een parkachtige structuur ontwikkeld. Nazorg is niet vastgelegd.

Deze verschillen leiden er toe dat het hergebruik van deze locaties verschillende accenten zal hebben. Bij de stortplaats Zevenbergen zal vooral aandacht moeten worden gegeven aan de effecten van de 'schil' van de golfbaan op de aangebrachte (nazorg-)voorzieningen en eventuele civiel- en milieutechnische maatregelen om nadelige effecten op te heffen. Bij de voormalige stortplaats Dikkendijk zijn nauwelijks nazorgvoorzieningen. Effecten van de golfbaan op de nazorgvoorzieningen zijn dan ook zeer beperkt. Voor het hergebruik zal bij de stortplaats Dikkendijk het accent liggen bij de verontreinigingssituatie, de eventuele noodzaak tot treffen van aanvullende nazorgmaatregelen en monitoring en inspectie.

Om regelingen en besluitvorming over het hergebruik van de stortplaats Zevenbergen helder te houden heeft de initiatiefnemer besloten het hergebruikplan stortplaats Zevenbergen los te koppelen van het nazorgplan dat in het kader van de omgevingsvergunning voor sluiting definitief door de vergunning (Attero) moet worden ingediend. Voor het hergebruik is deze locatie dan een gesloten stortplaats, en wordt de procedure gevolgd van een ontheffing door Gedupeerde Staten. De consequentie is dat het besluit over het hergebruikplan en de inrichting tot golfbaan pas na sluiting kan plaatsvinden.

4.3 Gemeentelijk Beleid

De Strategische Visie voor Moerdijk 2030 (2009)

De opgaven waarvoor de gemeente gesteld staat (onder andere vanwege vergrijzing, vergroening en globalisering van toeristisch-recreatieve sector) wenst zij in de periode van 2009-2030 uit te voeren. Deze strategische visie bevat een aantal fundamentele keuzes voor de gewenste toekomstrichting van de gemeente Moerdijk. Daarnaast bevat het een aantal nieuwe randvoorwaarden op hoofdlijnen en voor de langere termijn. De strategische visie bevat de missie van de gemeente Moerdijk op weg naar 2030 en een strategie om deze te bereiken. Het is de rode draad voor het totale beleid van de gemeente Moerdijk.

Een belangrijk streefpunt van de gemeente Moerdijk is een goed evenwicht tussen woongebieden, industrie- en bedrijventerreinen, landelijk gebied te bereiken en een schoon en gezond leefmilieu te creëren.

Structuurvisie Moerdijk 2030 (2011)

De gemeenteraad heeft op 9 juni 2011 de 'Structuurvisie Moerdijk 2030' vastgesteld welke de Structuurvisie Plus uit 1999 vervangt. De nieuwe structuurvisie is van toepassing op het gehele grondgebied van de gemeente Moerdijk. De visie (het wensbeeld) loopt tot 2030. Bij de structuurvisie is een uitvoeringsparagraaf gevoegd. Deze uitvoeringsparagraaf heeft een looptijd tot 2020 en kan iedere twee jaar worden herzien.

De gemeente Moerdijk wil aan de hand van een uitvoeringsparagraaf komen tot gebiedsontwikkeling met de mogelijkheid van kostenverhaal. Daarnaast wil Moerdijk zich naar de toekomst toe profileren als ‘ondernemende netwerkgemeente’. Door een op uitvoering gerichte ontwikkelingsplanologie kan daar nader invulling aan worden gegeven. De gemeente heeft daarom een structuurvisie opgesteld, die voldoet aan de eisen van de Wro.

Structuurvisiekaart

Het plangebied is op de structuurvisiekaart aangeduid als een combinatie van bestaand bedrijventerrein en landschappelijk groen. Daarnaast is het plangebied aangewezen als zoeklocatie voor intensieve recreatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.1709.GolfbaanMoerdijk-0401_0010.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1709.GolfbaanMoerdijk-0401_0011.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1709.GolfbaanMoerdijk-0401_0012.png"

Uitsnede plankaart Structuurvisie Moerdijk 2030

Toerisme en recreatie

Toerisme is een speerpunt van de gemeente Moerdijk; de gemeente wil de kansen benutten om bezoekers van buiten de gemeentegrenzen aan te trekken. Het versterken van het toerisme is een belangrijke kans om nieuwe werkgelegenheid te creëren en de uitstraling en levendigheid van plaatsen als Klundert, Moerdijk en Standdaarbuiten te vergroten. De gemeente Moerdijk heeft een aantal (potentieel) belangrijke toeristischrecreatieve kwaliteiten. Een aantal van deze attracties is nog wat onzichtbaar. Er liggen kansen deze meer tot hun recht te laten komen en uit te bouwen, zodat zeker ook de eigen inwoners en ondernemers hier hun voordeel mee kunnen doen. Als een van de belangrijkste kansen wordt intensieve recreatie nabij Zevenbergen genoemd.

Intensieve recreatie

In de Structuurvisie is opgenomen: "Intensieve, 'gebiedsvreemde' vormen van recreatie, die niet goed in te passen zijn in het open landschap van het buitengebied, kunnen een plek krijgen in het zoekgebied voor intensieve recreatie ten noorden van Zevenbergen, in de stedelijke driehoek. Hier is bijvoorbeeld ruimte voor een volwaardige golfbaan."

Ondanks dat golf als een extensieve recreatieve sport kan worden gekenmerkt, wordt dit door de gemeente toch als mogelijke invulling van het plangebied gezien.

4.4 Conclusie

Hieronder worden de belangrijkste conclusies uit het beleidskader in relatie tot de beoogde ontwikkeling kort samengevat. Geconcludeerd kan worden dat de beoogde ontwikkeling in overeenstemming is met het relevante ruimtelijke beleid op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau.

Rijk

Het initiatief sluit aan bij het in de Nota Ruimte geformuleerde beleid om recreatieve behoeften de ruimte te geven om zich tot een economische drager van (delen van) het platteland te ontwikkelen, als bijdrage aan de vitaliteit van de meer landelijke gebieden van Nederland.

Provincie

De landschappelijke inpassing van de golfbaan en de natuurinvestering op en rond de baan zullen moeten voldoen aan de landschapsinvesteringseis uit de Verordening Ruimte. Voor de uitwerking van de aan het initiatief te stellen landschapsinvesteringseis zal door de provincie, in samenwerking met de gemeente, een handreiking worden opgesteld die in dit verband vooral zal zijn toegespitst op waarden van de open zeekleipolders met oude dijken en jonge beplantingen.

Gemeente

De aanleg van een golfbaan past binnen de doelstelling van de gemeente Moerdijk om balans te vinden tussen woongebieden, industrie- en bedrijventerreinen en het landelijk gebied. Dit is vastgelegd in de structuurvisie. De golfbaan past binnen het uitgangspunt om de kansen voor toerisme en recreatie in de gemeente te versterken.

Hoofdstuk 5 Onderzoek

5.1 Inleiding

Op grond van de Wet ruimtelijke ordening en op basis van jurisprudentie moet de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan worden aangetoond en moet worden onderbouwd dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. In dit hoofdstuk zijn de sectorale aspecten beschreven die voor het project relevant zijn en is de beoogde ontwikkeling getoetst aan de relevante (milieu)onderzoeken.

5.2 Milieueffectrapportage

Dit bestemmingsplan maakt de realisatie van een golfbaan van meer dan 50 ha mogelijk en was daarmee tot voorkort m.e.r.-plichtig op grond van het Besluit m.e.r. 1994. Het doel van een milieueffectrapportage is ervoor te zorgen dat milieuaspecten volwaardig worden meegenomen in de besluitvorming. Een milieueffectrapportage staat niet op zichzelf, maar is een hulpmiddel bij de besluitvorming van de overheid over een plan of een project. Per 1 april 2011 zijn golfbanen niet langer m.e.r.-plichtig ('C-lijst') dan wel m.e.r.-beoordelingsplichtig ('D-lijst). Hoewel formeel geen sprake meer is van een m.e.r.-plicht, vormt het door Van Empelen van Aalderen Partners BV opgestelde MER een onderliggend stuk bij het bestemmingsplan. In het MER zijn voor alle relevante aspecten (ecologie, geluid, verkeer, luchtkwaliteit, landschap en cultuurhistorie, archeologie, bodem, water en externe veiligheid) de te verwachten effecten beschreven. Dit rapport dient als basis voor de in dit hoofdstuk beschreven resultaten en conclusies. De integrale tekst van het MER is opgenomen in Bijlage 1.

5.3 Bodem

Toetsingskader

Op 1 april 1998 is de nazorgregeling Wet milieubeheer in werking getreden voor stortplaatsen waar op of na 1 september 1996 afval is gestort (ook wel Leemtewet genoemd). Exploitanten van deze stortplaatsen moeten een nazorgplan ter goedkeuring voorleggen aan de provincie. Na sluiting van deze stortplaatsen, waaronder de gesloten stortplaats Zevenbergen, is de provincie verantwoordelijk voor de nazorg. Voormalige stortplaatsen waarop de nazorgregeling Wet milieubeheer niet van kracht is hebben geen nazorgregelingen, behalve als nazorg in kader van een saneringsplan Wet bodembescherming is verplicht. Voor de voormalige stortplaats Dikkendijk is geen saneringsplan Wbb van toepassing. In het hergebruikplan in het kader van de ontheffing PMV moet zijn aangegeven hoe de nazorg technisch, organisatorisch en financieel wordt uitgevoerd. Hiermee komt de nazorg en het beheer van de voormalige stortplaats ook onder regels te vallen.

De nazorgverplichting sluit hergebruik van de stortplaats niet uit. Bij het maken van plannen voor hergebruik moet de nazorg worden ingepast en de garantie worden gegeven dat de nazorg doorgaat.

Onderzoek

De golfbaan wordt op stortplaatsen van verschillende aard gerealiseerd. De stortplaats Dikkendijk is een voormalige gemeentelijke stortplaats. De (bij de aanleg van de golfbaan inmiddels) gesloten stortplaats Zevenbergen is in eigendom van Milieu & Afval Regio Breda (voormalig: Stadsgewest Breda) en is voor sluiting afgedicht en voorzien van nazorgvoorzieningen. Om hergebruik op de gesloten stortplaats Zevenbergen mogelijk te maken worden een aantal aanwezige voorzieningen aangepast. In het MER en de onderliggende studies van Arcadis wordt uitgebreid ingegaan op de wijze waarop in het plan mogelijk effecten op bodem- en grondwaterkwaliteit worden voorkomen, bijvoorbeeld door het verdikken van de deklaag op verschillende locaties. Daarnaast wordt een groot aantal nazorgvoorzieningen aangebracht, onder andere in de vorm van controledrains en waarnemingsputten. Voor een gedetailleerd overzicht wordt verwezen naar het MER en de onderliggende studies van Arcadis.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat er op deze wijze geen belemmeringen zijn voor de realisatie van een golfbaan op de vuilstort. Mochten de monitoringsresultaten daar aanleiding toegeven, dan dienen aanvullende maatregelen te worden getroffen.

5.4 Water

Inleiding

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Waterschap Brabantse Delta, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Deze waterparagraaf is gebaseerd op het hiervoor genoemde MER. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder worden vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.

Toetsingskader

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap en de gemeente nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW).

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW);
  • Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21);
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW);
  • Waterwet.

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan 2010-2015.

Waterschapsbeleid

In het Waterbeheerplan 2010-2015 staan de doelen en de noodzakelijke ingrepen in het watersysteem van waterschap Brabantse Delta. Knelpunten in het watersysteem zullen samen met gemeenten aangepakt worden en er zullen afspraken gemaakt worden om water te bergen en overstroming te voorkomen. Het nieuwe waterbeheerplan bevat minder details en biedt daardoor meer ruimte voor nieuwe ontwikkelingen.

In de Beleidsregel Hydraulische Randvoorwaarden geeft het Waterschap aan hoe het dagelijks bestuur omgaat met zijn bevoegdheid als waterbeheerder hydraulische normen te stellen aan ingrepen die effecten hebben op het watersysteem. In de beleidsregel zijn de technische voorwaarden vastgelegd die gehanteerd worden bij de beoordeling van ingrepen in het watersysteem. Randvoorwaarden zijn bijvoorbeeld: voldoende hoeveelheid berging om het water niet versneld af te voeren, voldoende afmetingen van sloten om wateroverlast te voorkomen, nadere definiëring van het begrip 'water neutraal bouwen' en dergelijke. Hierbij is eveneens aansluiting gezocht bij de beginselen uit het NBW.

Gemeentelijk beleid

De visie van het Waterplan Moerdijk 2009-2015 luidt: 'een robuust watersysteem van voldoende kwaliteit en veiligheid dat aansluit bij de natuurlijke omstandigheden op en om het Moerdijkse grondgebied en dat nu en in de toekomst voldoet aan de wettelijke verplichtingen en beleidsregels'.

Verdeeld over een aantal thema's is in dit waterplan de visie op het toekomstig watersysteem in Moerdijk uitgewerkt. Per thema is een toekomstbeeld geformuleerd. Belangrijke uitgangspunten daarbij zijn dat:

  • water geen gevaar oplevert;
  • het watersysteem geschikt is voor de functies die het moet vervullen;
  • alle elementen van het watersysteem in samenhang worden beschouwd;
  • water een grotere rol krijgt in ruimtelijke ontwikkelingen;
  • iedereen zijn steentje bijdraagt.

Huidige situatie

Algemeen

Het plangebied is gelegen in de hoek van A17-A59 en de Roode Vaart en bestaat in de huidige situatie uit landbouwgrond, de vuilstortplaats Zevenbergen en de voormalige vuilstort Dikkendijk.

Bodem en grondwater

Het plangebied kent 3 verschillende bodems, die van de vuilstorten Dikkendijk en Zevenbergen en van de polder.

De Slikpolder en Keensche Gorzen zijn 2 late inpolderingen, respectievelijk uit de 17e en 18e eeuw, van de buitendijkse gronden tussen de Grote Polder van Klundert (1558) en de Noordt-, Toren-, Oost- en West-Meerenpolders van Zevenbergen (1546). Het oorspronkelijk maaiveld is vlak en varieert in de Slikpolder tussen NAP -0,4 m en +0,2 m en voor de Keensche Gorzen tussen NAP -0,3 m en +0,5 m. De kruin van de Dikkendijk ligt op NAP +3,4 m.

De bodem van de jonge polders bestaat uit zeekleigronden, die tot ten minste 1,2 m diep uit zavel of klei bestaan. Het afval van de stort Dikkendijk is afgedekt met een laag siltige klei van minimaal 0,5 m en maximaal 1 m. Op een kwart van de oppervlakte werd tijdens metingen een deklaagdikte van minder dan 0,5 m aangetroffen. De eindafdichting van de deponie Zevenbergen heeft van boven naar beneden een afdeklaag van zavel, met een dikte van minimaal 0,8 m, een drainagemat, afvoerend naar het oppervlaktewater, HDPE-folie 2 mm dik, trisoplast 0,07 m en een steunlaag met een dikte van 0,3 m. Onder de steunlaag is een horizontale gasdrainage aangebracht.

De grondwatertrap is IV of VI, dat wil zeggen dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand varieert tussen de 0,4 en de 0,8 m beneden maaiveld en dat de gemiddeld laagste grondwaterstand varieert tussen de 0,8 m en de 1,5 m beneden maaiveld.

Gegevens van de monitoring (Grondwatermonitoring 2010-1. Locatie Zevenbergen, UDM, 05-10-2010) van de stort Zevenbergen geven aan dat de stort (nagenoeg) geen negatieve invloed heeft op de grondwaterkwaliteit. De parameter arseen is vrijwel overal verhoogd in het grondwater aanwezig. Het incidenteel voorkomen van chroom en EOX heeft, naar wordt aangenomen, een natuurlijke oorsprong.

Volgens onderzoeken, uitgevoerd van 1988 tot 2000 in opdracht van de gemeente, is het aannemelijk dat de voormalige stortplaats Dikkendijk de kwaliteit van het grondwater beïnvloedt. Omdat grondwater uit de stort zich voornamelijk via het watervoerend pakket verspreidt, is het risico op horizontale verspreiding van de verontreiniging in en onder de stort gering. Het meeste water wordt opgevangen in de kwelsloot aan de west- en zuidzijde van de stort. Voorbij de kwelsloot is de invloed van de stort niet goed aantoonbaar. Het ontbreken van een kwelsloot aan de noordzijde van de voormalige stort in combinatie met de geconstateerde inzijging ter plaatse van peilbuis 100, betekent een risico op de verspreiding van verontreiniging in noordwestelijke richting. Geanalyseerde parameters uit het NVN-grondwaterpakket tonen aan dat de invloed van de stort op de kwaliteit van het grondwater nihil is. Door de variatie in verhoogde gehalten is geconcludeerd dat invloed van factoren van buiten de stort, zoals bemesting, een grotere rol spelen dan de invloed van de stortplaats zelf. De algemene conclusie is dat de invloed van het stort op de kwaliteit van het oppervlaktewater niet is aangetoond.

Waterkwantiteit

Het plangebied is voor het grootste deel gelegen in peilgebied Slikpolder (W-Y12). Het zomerpeil dat wordt gehanteerd in dit gebied is NAP -0,90 m en het winterpeil NAP -1,20 m. Het noordoostelijke deel van het plangebied ligt in peilgebied Keensche Gorzen (W-Y11). Het zomerpeil dat hier wordt gehanteerd is NAP -0,70 m en het winterpeil NAP -0,90 m.

Er is sprake van geringe kweldruk. In de polder zelf is sprake van wegzijging. De poldersloten worden in de zomer aangevuld en doorgespoeld met inlaatwater vanuit de waterleiding parallel aan de A17, de Keenenhaven. De Keensche polder en een deel van de Slikpolder wateren via een duiker onder de Dikkendijk af op de aangrenzende polder met een lager polderpeil: een zomerpeil van NAP -1,65 m en een winterpeil van NAP -1,80 m. Het gemaal Torenpolder direct ten zuiden van de gemeentelijke stortplaats wordt alleen in zeer natte perioden gebruikt (< 5% van het jaarlijks geleverd vermogen).

Binnen het plangebied zijn een aantal watergangen gelegen. Deze zijn op onderstaande afbeelding weergegeven. Ten oosten van het plangebied ligt de boezemwatergang Roode Vaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.1709.GolfbaanMoerdijk-0401_0013.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1709.GolfbaanMoerdijk-0401_0014.png"

Figuur 5.1 Watersysteem huidige situatie

Op de stortplaats Zevenberen is een vigerende watervergunning aanwezig (kenmerk 10UT011706 datum 22 november 2010) voor het lozen van afvalwater afkomstig van de stortplaats locatie Zevenbergen. De vergunning is bijgevoegd in Bijlage 2. Met deze vergunning dient rekening gehouden te worden bij de ontwikkeling. In figuur 5.2 is de schematische lozingssituatie van Deponie Zevenbergen, zoals deze in de vergunning is vastgelegd, weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1709.GolfbaanMoerdijk-0401_0015.png"

Figuur 5.2 Schematische lozingssituatie Deponie Zevenbergen

Watersysteemkwaliteit en ecologie

In 1999 (Onderzoek risico's voormalige stortplaats aan de Dikkendijk, ARCADIS Heidemij Advies, 27 oktober 1999) en 2000 (Rapportage aanvullend onderzoek Dikkendijk te Zevenbergen, Tukkers Milieu-onderzoek, 25 oktober 2000) is de kwaliteit van het oppervlaktewater van de sloot aan de west- en zuidzijde van de stortplaats Dikkendijk onderzocht. Er zijn lichte verontreinigingen van de parameters van het NVN-pakket en minerale olie (overschrijding streefwaarde grondwater) telkens in één van de onderzoeken aangetroffen, die echter in het andere onderzoek geen overschrijding lieten zien. CZV en ammonium liggen boven algemene lozingsnormen voor oppervlaktewater. Door de variatie in verhoogde gehalten stroomopwaarts en stroomafwaarts in de sloot, is geconcludeerd dat invloed van factoren van buiten de stort, zoals bemesting, een grotere rol spelen dan de invloed van de stortplaats zelf. De algemene conclusie is dat de invloed van het stort op de kwaliteit van het oppervlaktewater niet is aangetoond.

Binnen het plangebied zijn geen KRW-waterlichamen gelegen. Binnen de invloedssfeer van het plangebied ligt de Roode Vaart wel aangemerkt als KRW-waterlichaam.

Veiligheid en waterkeringen

Het plangebied is voor een deel gelegen in de beschermingszone van de boezemwaterkering langs de Roode Vaart.

Afvalwaterketen en riolering

Binnen het plangebied is geen riolering aanwezig.

Toekomstige situatie

Algemeen

Het bestemmingsplan maakt de realisatie van een golfbaan mogelijk.

Bodem en grondwater

Voor de ontwikkeling wordt het plangebied opgehoogd, worden nieuwe sloten gegraven en oude gedempt. Hiervoor vindt grondverzet plaats. In tabel 5.1 is dit schematisch weergegeven.

Tabel 5.1 grondverzet

Grondverzet
Ophogen/afgraven Hoeveelheid grond (m3)
Deklaag Zevenbergen 40 cm verhogen t.b.v. bosplantsoen +20.000 m3
Overbruggen verschil stort-maaiveld +10.000 m3
Ophogen deklaag Dikkendijk tot 60 cm +4.000 m3
Accidentatie golfbaan +20.000 m3
Dempen sloten +4.000 m3
Totaal benodigde ophooggrond +58.000 m3
Vrijgekomen grond bij graven waterpartij -39.000 m3
Totale grond van buitenaf aan te voeren +19.000 m3

Uit de tabel blijkt dat in totaal 58.000 m3 aan ophooggrond nodig is. Door het graven van de waterpartij komt 39.000 m3 grond vrij waardoor 19.000 m3 grond elders vandaan aangevoerd moet worden. Daarnaast blijkt uit de tabel dat 4.000 m3 aan sloten wordt gedempt, terwijl 39.000 m3 aan waterpartij wordt gegraven.

Om op de vuilstort Zevenbergen een golvend maaiveld te genereren wordt uiterst licht ophoogmateriaal (bijvoorbeeld EPS) toegepast. De druk op het aanwezige afval neemt hierdoor nauwelijks toe waardoor dit geen risico's oplevert voor een veilige opslag van het afval.

Waterkwantiteit

Ten behoeve van de ontwikkeling wordt het watersysteem in het plangebied aangepast. Er wordt circa 0,35 ha aan watergangen gedempt. Het dempen van watergangen dient volgens de compensatie-eis van het Waterschap volledig gecompenseerd te worden. Onderdeel van het plan voor de golfbaan is de aanleg van een aantal nieuwe watergangen en twee waterpartijen. In totaal wordt er circa 1,6 ha nieuw water aangelegd. Dit is dus ruim voldoende om de te dempen watergangen te compenseren. Het totale oppervlak open water neemt door de ontwikkeling in het plangebied dus toe met 1,25 ha.

afbeelding "i_NL.IMRO.1709.GolfbaanMoerdijk-0401_0016.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1709.GolfbaanMoerdijk-0401_0017.png"

Figuur 5.3 Watersysteem nieuwe situatie

De waterpartijen worden door een duiker-stuw geïsoleerd van het omgevingswater aangelegd. Het peil van de waterpartijen ligt gelijk aan het zomerpeil in de polder (0,9 –NAP). In de winter betekent dit een extra berging van 4.500 m³. In de zomer wordt inlaat van omgevingswater met een slechtere kwaliteit voorkomen. Het run-off water van de stort Zevenbergen wordt voor meer dan de helft geloosd op de waterpartijen op de golfbaan waarmee voorzien wordt in de aanvoer van schoon water.

Alleen tees en greens worden beregend (8.000 m3 per jaar). Door deze beregening en het veranderde grondgebruik wordt over het hele plangebied (76,2 ha) ten minste 5.750 m³ meer water onttrokken, verdampt en afgevoerd. Omdat run-off water op de waterpartijen wordt geloosd en in de winter extra wordt geborgen, heeft de toename van de uitgaande waterstromen nauwelijks effect op de grondwaterstand. Als de ontwikkeling gevolgen heeft voor het huidige peil van het oppervlaktewater, zoals vastgelegd in het peilbesluit, is een ontheffing of wijziging van het peilbesluit nodig. Dit kan bij het waterschap worden aangevraagd.

In de nieuwe situatie met de golfbaan wordt de lozingssituatie van de (af)valwaterstromen en het drainagesysteem, zoals deze zijn weergegeven in figuur 5.3, conform de vigerende vergunning in het gebied in stand gehouden. Aan deze afvalwaterstromingen verandert door de aanleg van de golfbaan dus niets.

Het verharde oppervlak neemt door de ontwikkeling toe. Er worden een nieuw clubhuis (700 m2) en een nieuw houten driving range (300 m2) gebouwd en er wordt een verharde parkeerplaats aangelegd (4.000 m2). Doordat de verharding met meer dan 2.000 m2 toe neemt, is normalerwijze retentie nodig is (10% van de toename in verharding, in dit geval dus 500 m2). De runoff van dit verharde oppervlak wordt echter opgevangen in hetzelfde peilgebied waardoor geen retentie noodzakelijk is. Op de golfbaan wordt een nieuw peilgebied ingesteld door het interne watersysteem middels op hoogte gestelde duikers af te koppelen van het omliggende watersysteem. Dit heeft tot gevolg dat in de periode met een neerslagtekort geen water uit het omliggende watersysteem naar de golfbaan stroomt, terwijl in de periode met een neerslagoverschot in eerste instantie water wordt aangevuld en pas in tweede instantie wordt geloosd op het omliggende watersysteem. Door deze afkoppeling wordt ter plaatse alleen gebiedseigen water gebruikt (inclusief ca. de helft van de run-off van de vuilstort) en wordt per saldo minder water op het omliggende systeem geloosd. Hiermee fungeert de golfbaan als retentiegebied en is de waterkwaliteit in het interne systeem geschikt voor beregening van de baan. De beregeningsplas wordt dus ook aangevuld met het drainagewater van de vuilstort Zevenbergen. Er wordt hierbij voor gewaakt dat hier niet het vervuilde water van de stort (percolaat) voor gebruikt wordt.

Zoals vermeld is retentie bij deze ontwikkeling dus niet noodzakelijk. Doordat in het plangebied door de aanleg van de waterplassen het areaal oppervlaktewater met 1,25 ha toeneemt, is de toename in verharding echter ook ruimschoots gecompenseerd.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Rondom het plangebied zijn een aantal watergangen gelegen met een slechte waterkwaliteit. De komst van de golfbaan zal geen invloed hebben op de waterkwaliteit van deze watergangen, de kwaliteit zal niet verbeteren of verslechteren.

De Provincie beheert in het kader van de nazorg de waterzuivering. De Provincie heeft hier de bestuursrechtelijke zorg over en zorgt voor de nazorg en monitoring van de vuilstort Zevenbergen.

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem geldt een verbod op het toepassen van zink, lood, koper en PAK's-houdende bouwmaterialen.

Veiligheid en waterkeringen

De ontwikkeling heeft geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving. Voor handelingen binnen de beschermingszone van de waterkering is een vergunning vereist.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en het vigerend waterschapsbeleid, is het voor nieuwbouw verplicht een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terechtkomt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting,
  • (in)filtratie van afstromend hemelwater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar AWZI.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap een watervergunning te worden aangevraagd. Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de watervergunning is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het Waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de 'Keur'. Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.

Binnen het plangebied zijn een aantal beschermde gebieden gelegen. Binnen de beschermde gebieden geldt dat voor iedere keer dat water in oppervlaktewaterlichamen wordt gebracht, water aan oppervlaktewaterlichamen wordt onttrokken, water wordt aan- of afgevoerd, een vergunning noodzakelijk is. Hierbij kan onder andere gedacht worden aan onderbemalingen, drainages die water brengen op oppervlaktewaterlichamen, beregeningsinstallaties, etc.

Water en Waterstaat in het bestemmingsplan

In het bestemmingsplan wordt het oppervlaktewater binnen het plangebied opgenomen in de bestemming 'Sport - Golfbaan'. Voor waterkeringen (kernzone) inclusief de beschermingszones, geldt een zogenaamde dubbelbestemming, deze hebben de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' toebedeeld gekregen.

Conclusie

De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse. Wel is belangrijk dat er voor de ontwikkeling op basis van de omgang met water verschillende vergunningen/ontheffingen nodig zijn die bij het waterschap kunnen worden aangevraagd. Er is namelijk een ontheffing of wijziging van het peilbesluit nodig wanneer een ander peil wordt gehanteerd, er is een watervergunning nodig voor de aanpassingen die worden gemaakt aan het bestaande watersysteem en er dient rekening gehouden te worden met de vigerende watervergunning voor het lozen van afvalwater afkomstig van de stortplaats locatie Zevenbergen.

5.5 Ecologie

Toetsingskader

Beleid

De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt.

Normstelling

Flora- en faunawet

Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:

  • er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang);
  • er geen alternatief is;
  • geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.

Met betrekking tot vogels hanteert het Ministerie van EL&I de volgende interpretatie van artikel 11:

De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen, te weten:

Nesten die het hele jaar door zijn beschermd

Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen.

  1. 1. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld: steenuil).
  2. 2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: roek, gierzwaluw en huismus).
  3. 3. Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: ooievaar, kerkuil en slechtvalk).
  4. 4. Vogels die jaar in jaar uit gebruikmaken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: boomvalk, buizerd en ransuil).

Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd

In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd.

  1. 5. Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het hele jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. De soorten uit categorie 5 vragen soms wel om nader onderzoek, ook al zijn hun nesten niet jaarrond beschermd. Categorie 5-soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen.

De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

Natuurbeschermingswet 1998

Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:

  1. a. door de minister van EL&I aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn;
  2. b. door de minister van EL&I aangewezen beschermde natuurmonumenten;
  3. c. door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten.

De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de minister van EL&I). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.

Huidige situatie

Het plangebied bestaat uit meer of minder intensief gebruikte weiden, intensief akkerland, jonge houtopstanden en een voormalige vuilstort met pioniervegetatie en ruigtes.

Gebiedsbescherming

Het Natura 2000-gebied 'Hollandsch Diep' ligt op circa 3 km afstand van de geplande activiteit en valt daarmee buiten de invloedssfeer van het initiatief.

Het plangebied is deels onderdeel van de GHS-landbouw, leefgebied kwetsbare soorten. Het plangebied maakt geen onderdeel uit van de EHS.

afbeelding "i_NL.IMRO.1709.GolfbaanMoerdijk-0401_0018.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1709.GolfbaanMoerdijk-0401_0019.png"

Figuur 5.4 Natuurbeheerplan 2011, Provincie Noord-Brabant

Soortenbescherming

In het plangebied komen diverse beschermde soorten volgens de Ffw voor en enkele soorten die op de Rode Lijst staan. In tabel 5.1 is aangegeven om welke soorten het gaat. Voor een uitgebreide beschrijving wordt verwezen naar het MER.

Tabel 5.1 Beschermde soorten binnen het plangebied en het beschermingsregime

vrijstellingsregeling Ffw tabel 1 brede wespenorchis

mol, egel, veldmuis, bosmuis, bosspitsmuis, huisspitsmuis, konijn, haas en rosse woelmuis

kleine watersalamander, bruine kikker, gewone pad en bastaardkikker
ontheffingsregeling Ffw tabel 2 geen
tabel 3 bijlage 1 AMvB geen
bijlage IV HR gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis en watervleermuis (alle 3 foeragerend)
vogels cat. 1 t/m 4 buizerd en sperwer
Rode Lijstsoorten kamgras

veldleeuwerik, graspieper, koekoek, patrijs, kneu, spotvogel, grauwe vliegenvanger en groene specht

Toetsing en conclusie

Gebiedsbescherming

Het Natura 2000-gebied 'Hollandsch Diep' ligt op circa 3 km afstand van de geplande activiteit en valt daarmee buiten de invloedssfeer van het initiatief.

De Natuurbeschermingswet staat de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.

De bosgebieden in het plangebied worden voor 90% gehandhaafd. Er is voor gekozen het noordelijk deel van het jonge bos op de gemeentelijke stort - dat is gepland op een leeflaag van onvoldoende dikte voor duurzame instandhouding - te kappen ten behoeve van de aanleg van 2 holes.

Ten aanzien van natuurcompensatie zijn in het Streekplan randvoorwaarden en eisen gesteld. Deze zijn uitgewerkt in de beleidsregel natuurcompensatie. Voor het betreffende jonge bos geldt een toeslag van 1/3. Het Streekplan maakt het verder onmogelijk om in leefgebied van kwetsbare soorten een golfbaan aan te leggen. De aanwijzing die de provincie hiervoor gebruikt, vindt plaats op grond van de aanwezigheid van bepaalde soorten. In dit geval betreft het moerasvogels, de aanwezigheid van rietzanger in het bijzonder. Hierover is overleg met de provincie gevoerd, omdat de aanwijzing als zodanig niet op recente natuurgegevens lijkt gebaseerd. Recente broedvogelgegevens tonen dat het plangebied wel voldoet aan de criteria voor leefgebied struweelvogels. Na overleg hierover met de provincie is besloten de spelregels voor golfbaanaanleg in struweelvogelgebied te volgen. Hiervoor gelden ten aanzien van golfbaanaanleg weer andere criteria. Een nieuwe golfbaan mag voor hoogstens de helft worden aangelegd in de GHS-landbouw, subzone leefgebied struweelvogels. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:

  1. a. de aantasting van de natuur- en landschapswaarden wordt tot het minimum beperkt en gecompenseerd, met inachtneming van de eisen zoals beschreven in het MER;
  2. b. de bebouwing en de parkeervoorzieningen blijven zoveel mogelijk buiten het leefgebied voor de struweelvogels;
  3. c. de golfbaan wordt zodanig ingericht dat er, afgezien van de natuurcompensatie, nieuwe natuur ontstaat op een oppervlakte, die ten minste even groot is als de oppervlakte die specifiek voor de sport is bestemd, inclusief gebouwen en parkeervoorzieningen.

Bij het ontwerp zullen de eisen die samenhangen met de natuurcompensatie en natuurinvestering op de baan worden geïmplementeerd.

Met inachtneming van de hierboven genoemde eisen en maatregelen, zal het beleid van de provincie de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staan.

Soortenbescherming

Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen dat overtredingen van de Ffw niet optreden.

Bij de golfbaanaanleg ontstaan er voor de meeste soorten meer woonruimte, dekking en foerageermogelijkheid. Anderzijds heeft het initiatief meer verstoring tot gevolg.

Het project is wel gunstig voor de biodiversiteit vooral wat betreft planten en kleinere diersoorten.

  • Bij de aanleg gaan geen standplaatsen van beschermde of bedreigde soorten planten verloren.
  • Bij de aanlegwerkzaamheden verdwijnt slechts 1 nest van de grote bonte specht. Hiervoor hoeft echter geen ontheffing van de Ffw te worden aangevraagd.
  • De aanleg van de golfbaan gaat vooral ten koste van struweelvogels. Dit verlies van habitat voor struweelvogels moet worden gemitigeerd door de natuurinvestering in de vorm van bosjes, struweel, ruigte en schraal grasland op de baan zelf (31,8 ha). Deze compensatie moet vooral aan de rustige buitenranden vorm krijgen.
  • Er gaan door de golfbaanaanleg geen habitats van kritische weidevogels verloren.
  • De golfbaanaanleg is positief voor bos- en parkvogels.
  • Het initiatief heeft door de aanleg van ruigte, struweel en bos een positief effect op de infrastructuur van zoogdiersoorten van meer gesloten landschap als vleermuizen, kleine marterachtigen, konijn, ree en vos. Omdat het gebied recreatief wordt ontsloten, worden verstoringsgevoelige soorten als ree, vos en haas wel geschaad. Voor de verstoring van deze licht beschermde soorten is echter geen ontheffing nodig.
  • Door de toename aan water in het gebied is het project positief voor amfibieën en vissen.
  • Het project is eveneens gunstig voor de diversiteit van de ongewervelden. Dit betreft overigens alleen algemene soorten.

Gezien bovenstaande staat de Ffw de uitvoering van het bestemmingsplan dan ook niet in de weg.

5.6 Archeologie

Toetsingskader

Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg in werking getreden. Hiermee worden de uitgangspunten van het Verdrag van Malta binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: 'de veroorzaker betaalt'.

Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.

Onderzoek en conclusie

De bovengrond is pas na de Sint-Elisabethvloed (1421) ontstaan en herbergt volgens de provinciale Cultuurhistorische waardenkaart geen archeologische elementen. Door de aanleg van de golfbaan gaan geen archeologische waarden verloren.

5.7 Externe Veiligheid

Toetsingskader

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor of water en door buisleidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Voor een uitgebreide beschrijving van het toetsingskader op het gebied van externe veiligheid wordt verwezen naar het MER.

Onderzoek

Ten noorden van het plangebied ligt het industrieterrein Moerdijk. Op dit terrein ligt een aantal grote risicovolle inrichtingen (namelijk Caldic, Shell Chemie en Schütz). Het plangebied ligt buiten de PR 10-6-risicocontouren van deze inrichtingen. Voor de A17 dient op grond van het Basisnet rekening te worden gehouden met een veiligheidsafstand van 16 meter (uit het midden van de weg) en een plasbrandaandachtsgebied van 30 meter (uit de rand van de weg). Binnen deze afstanden worden in het bestemmingsplan geen kwetsbare objecten mogelijk gemaakt.

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied voor het GR van de verschillende risicobronnen. In het MER is ingegaan op de personendichtheden ter plaatse van de golfbaan en mogelijke gevolgen voor de hoogte van het groepsrisico voor de verschillende risicobronnen. De toekomstige personendichtheden zijn dermate laag (2,4 personen per hectare) dat geen sprake zal zijn van een relevante toename van de hoogte van het groepsrisico. Uit het bijlagerapport bij het Basisnet blijkt dat het GR voor de A17 ter hoogte van het plangebied meer dan een factor 10 onder de oriéntatiewaarde is gelegen. Ook uit de beschikbare informatie over het groepsrisico van de risicovolle inrichtingen op industrieterrein Moerdijk (bijlage 7 bij het MER) blijkt dat geen sprake is van overschrijdingssituatie. Wel is door de ligging van de golfbaan in het invloedsgebied van deze risicobronnen een verantwoording van het groepsrisico nodig.

Ten noorden van de A17 ligt een leiding waardoor nafta wordt getransporteerd. Uit de informatie in het MER blijkt dat deze geen beperkingen oplevert binnen het plangebied.

Verantwoording groepsrisico

PM gemeente

Afspraken met het Industrie en Havenschap Moerdijk over een nooduitgang via het industrieterrein zijn reeds gemaakt.

Conclusie

Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat er uit het oogpunt van externe veiligheid geen belemmeringen zijn voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

5.8 Planologisch Relevante Leidingen

Toetsingskader

Het Ministerie van VROM heeft in 2005 advies uitgebracht aan gemeenten en provincies over het omgaan met ruimtelijke ontwikkelingen in de buurt van bovengrondse hoogspanningsleidingen. Zij adviseert om geen nieuwe gevoelige functies (functies waar kinderen van 0 tot 15 jaar langdurig kunnen verblijven, zoals wonen, scholen en kinderopvangvoorzieningen) te realiseren binnen de 0,4 microtesla zone rond een hoogspanningslijn. Aanleiding voor dit rijksbeleid voor hoogspanningsleidingen vormen mogelijke gezondheidsrisico's bij langdurige blootstelling van kinderen aan elektromagnetische velden. Bij ondergrondse hoogspanningsleidingen dient slechts rekening te worden gehouden met een zakelijk rechtstrook.

Onderzoek en conclusie

Door het plangebied lopen twee bovengrondse hoogspanningsverbindingen, namelijk de 150 kV-verbinding Zevenbergschenhoek-Moerdijk en de 380 kV-verbinding Geertruidenberg-Moerdijk. Voor de 150 kV-leidingen geldt een zakelijk rechtstrook van 25 m aan weerszijden van het hart van de leiding. Voor de 380 kV-leiding geldt een zakelijk rechtstrook van 36 m aan weerszijden van het hart van de leiding. De leidingen en bijbehorende zakelijk rechtstrook worden opgenomen op de verbeelding. Het bestemmingsplan maakt in de omgeving van deze hoogspanningsleidingen geen gevoelige functies mogelijk. De hoogspanningsleidingen staan de vaststelling van voorliggende plan dan ook niet in de weg.

In het plangebied zijn verder een tweetal waterleidingen en een gasleiding gelegen. Deze leidingen en bijbehorende zakelijke rechtstrook worden opgenomen op de verbeelding. In het plangebied is tevens een nieuwe waterleiding van EVIDES gepland. De ontwerp omgevingsvergunning van deze leiding ligt ter inzage. Ook deze leiding wordt met de bijbehorende zakelijke rechtstrook op de plankaart opgenomen.

5.9 Geluidshinder

Toetsingskader

Langs alle wegen - met uitzondering van 30 km/h-wegen en woonerven - bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidshinder vanwege de weg getoetst moet worden. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen of buiten stedelijke ligging.

Volgens de Wgh dienen alle industrie- en bedrijventerreinen, waarop inrichtingen zijn of kunnen worden gevestigd die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken, gezoneerd te zijn. Rondom deze industrieterreinen dient een geluidszone te worden vastgesteld en vastgelegd in bestemmingsplannen. Buiten deze zone mag de geluidsbelasting als gevolg van het industrieterrein niet meer dan 50 dB(A) bedragen.

Onderzoek en conclusie

Aangezien een golfbaan niet geluidsgevoelig is, kan toetsing aan de normen uit de Wet geluidhinder achterwege blijven. Uit de informatie uit het MER blijkt dat de activiteit nauwelijks effect heeft op de geluidsbelasting ter plaatse van omliggende woningen als gevolg van de zeer beperkte verkeersaantrekkende werking.

Het plangebied is gelegen binnen de geluidzone van industrieterrein Moerdijk. De geluidzone is opgenomen op de verbeelding.

5.10 Luchtkwaliteit

Beleid en Normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in de volgende tabel weergegeven.

Tabel 5.2 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

stof toetsing van Grenswaarde geldig
stikstofdioxide (NO2) jaargemiddelde concentratie 60 µg/m³ 2010 tot en met 2014
jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³ vanaf 2015
fijn stof (PM10) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³ vanaf 11 juni 2011

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

NIBM

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen.

Onderzoek en conclusie

Door de ontwikkeling is er een toename van verkeer van 260 mvt/etmaal (weekdaggemiddelde). Hierbij wordt uitgegaan van een aandeel vrachtverkeer van 10%. Uit de Nimb-tool blijkt dat deze verkeerstoename zorgt voor een toename van het gehalte stikstofdioxide in de lucht van 0,51 µg/m³ en van fijn stof van 0,11 µg/m³. Beide toenames blijven beneden de 1,2 µg/m³. Ook wanneer wordt gerekend met de piekbelasting, met een verkeerstoename van maximaal 500 mvt/etmaal, blijven de beide toenames beneden de 1,2 µg/m³ (stikstofdioxide: 0,96 en fijn stof: 0,21). Het project draagt dan ook niet in betekenende mate bij aan de toename van de hoeveelheid stikstofdioxide en fijn stof in de lucht. Ook uit de Car-berekeningen uit het MER blijkt dat de realisatie van de golfbaan niet tot overschrijdingen van de grenswaarden uit de Wm leidt.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het projectgebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de monitoringstool (www.nsl-monitoring.nl) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hieruit blijkt dat in 2011 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof direct langs de A17 (als maatgevende doorgaande weg in de omgeving van het plangebied) ruimschoots onder de grenswaarden uit de wetgeving lagen. Omdat direct langs deze weg aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook ter plaatse van het projectgebied het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de weg ligt.

Geconcludeerd wordt dat het aspect luchtkwaliteit geen belemmering oplevert voor de realisatie van dit project.

5.11 Cultuurhistorie En Landschappelijke Waarden

Landschappelijke waarden

Het plangebied ligt op de overgang van het industrielandschap van Moerdijk in het noorden naar het open agrarische landschap van de Noordt-, Toren-, Oost- en West-Meerenpolders in het zuiden. In het gebied liggen een aantal geometrische bospercelen die deel uitmaken van de “groene lijst” rond het industriegebied Moerdijk. Daarnaast zijn de in rechte vlakken afgewerkte deponie en de parkachtig beplante oude vuilstort ruimtelijk bepalende elementen, evenals de aanwezige hoogspanningsleidingen. De Dikkendijk die het plangebied aan de zuidzijde begrenst, is een element van het ingepolderde getijdenlandschap. Landschappelijk kan het plangebied worden getypeerd als complex en divers.

Ten behoeve van de baanaanleg wordt circa 3,2 ha bos gekapt. Van een perceel met een oppervlakte van circa 2,6 ha - behorende tot de 'Groene Zone' rond het industriegebied Moerdijk - verdwijnt ongeveer 2 ha. Per saldo neemt de met de baanaanleg samenhangende bosaanleg met 7,2 ha toe en vormt de accommodatie een versterking van de landschappelijke buffer tussen het industriegebied en de kern Zevenbergen. Ruimtelijk voegt de hoofdopzet van de golfaccommodatie zich binnen de grotendeels geometrische landschappelijke opzet, bepaald door de deponie, de verkaveling van de polder en de begrenzende dijken.

Cultuurhistorie

De dijken binnen het plangebied hebben cultuurhistorische betekenis. De verkaveling ter plaatse is blokvormig, niet ouder dan 300 jaar en plaatselijk verstoord door de oprichting van de vuilstorten. De aanwezige cultuurhistorische kenmerken blijven als lijnelementen bij de opzet en inrichting van de golfbaan gehandhaafd.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

Intergolf Moerdijk bv heeft het initiatief genomen een golfbaan te ontwikkelen op de locatie van de Deponie Zevenbergen en de aangrenzende oude gemeentelijke stortplaats. Ingevolge het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) heeft de gemeente Moerdijk de onderzoeksverplichting om de financieel-economische uitvoerbaarheid van het plan te toetsen (artikel 3.1.6 lid 1 sub f Bro).

Uit het financiële onderzoek van Intergolf zelf blijkt dat de exploitatie van de Business Golfbaan Moerdijk voor bedrijven en het Industrie en Havenschap Moerdijk (IHM) vertrouwen geeft. Het IHM heeft nu 410 bedrijven met in totaal 18.000 werknemers waarvan 9.000 direct en een uitbreiding van het IHM is reeds bepaald. Voor de exploitatie wordt rekening gehouden met de bezetting door bedrijven van het IHM. Voor deze bedrijven zijn presentaties gehouden alsmede golfbusiness bijeenkomsten op andere banen en is een voorlopige voorzichtige raming gemaakt van deelname van 20%. Verder is er voor de particuliere golfers reeds een initiatief van bewoners in de directe omgeving waarvoor al een aantal malen het Moerdijk Open is gehouden en waarvoor een schatting wordt gemaakt van 250 personen.

Met deze cijfers is een exploitatieopzet gemaakt. Hierin ziet het geheel eruit als een gezonde onderneming, ook in deze tijd waarin veel verandert, zowel in economische, bestuurlijk, maar ook in golftechnisch opzicht.

In het kader van de ontwikkeling zal een overeenkomst worden gesloten tussen Intergolf Moerdijk bv en de grondeigenaar. Momenteel vindt er nog overleg plaats over de grondposities.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

6.2.1 Inspraak

Het voorontwerpbestemmingsplan 'Golfbaan Moerdijk' heeft van 29 december 2011 tot en met 8 februari 2012 bij het Gemeentelijke Informatiecentrum ter inzage gelegen. De volgende inspraakreacties zijn hierop binnengekomen:


Inspraakreactie

Beantwoording

inspraakreactie 1
Inspreker nr. 1 geeft aan graag te zien dat de Dikkendijk ter hoogte van de Pelikaan niet gebruikt wordt als aan- en afvoerroute van de golfbaan. Dit met de verwachting dat de Dikkendijk als aan- en afvoerroute van de golfbaan zeer druk zal worden met gemotoriseerde voertuigen en dat dit problemen op kan gaan leveren met andere weggebruikers zoals wandelaars en fietsers. Tevens herkent de inspreker zich niet in de geschetste verkeersintensiteit op de Dikkendijk en de gemiddelde snelheid van 65 km/h op de A17 (en daarmee samenhangend de luchtkwaliteit in het gebied).

Daarnaast worden zorgen geuit over de netten rondom de golfbaan van 10 m hoog voor het opvangen van golfballen omdat deze een gevaar voor overvliegende vogels kunnen vormen. Graag wordt gezien dat deze netten niet hoger dan 10 m kunnen worden.

Ook wordt de hoop uitgesproken dat de reclameborden op de golfbaan niet zichtbaar zullen zijn vanaf de openbare weg zodat het groene karakter gewaarborgd blijft.

Verderop langs de A17 maakt het gebied deel uit van de ecologische verbindingszone waarin reclameborden niet zijn toegestaan.


De Dikkendijk is gesloten verklaard voor motorvoertuigen (behalve landbouwverkeer). Het gebruik maken van de Dikkendijk om de Golfbaan vanaf die zijde te bereiken is dan ook wettelijk niet toegestaan. Bij negeren van dat verbod zal dan ook nadrukkelijk moeten worden gehandhaafd.








De hoogte van de ballenvangers is geregeld in artikel 5.2.2. onder c. Hierin wordt geregeld dat de netten maximaal 10 m hoog worden.




Bij de plaatsing van eventuele reclameborden op de golfbaan zal de gemeente bij de aanvraag om omgevingsvergunning toetsten of deze ruimtelijk aanvaardbaar zijn.

De EHS is met de provincie herzien. De eerder aanwezige stukjes EHS zijn nu niet langer aangewezen in het plangebied. De EHS vormt dus geen belemmering voor het plaatsen van reclameborden.

6.2.2 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

In het kader van het overleg ingevolge artikel 3.1.1 Bro, wordt het bestemmingsplan Golfbaan Moerdijk in ieder geval aan de volgende overlegpartners toegestuurd:

  1. 1. Provincie Noord Brabant;
  2. 2. Evides (DELTA Infra B.V.);
  3. 3. Waterschap Brabantse Delta;
  4. 4. Rijksdiensten;
  5. 5. Regionale Brandweer;

Overlegreactie

Beantwoording

In de overlegreactie van de Provincie Noord-Brabant wordt aangegeven dat de ruimtelijke onderbouwing van het voorontwerp tekort schiet. Een verantwoording van de geplande recreatieve functie zoals bedoeld in artikel 2.1 van de Verordening ruimte (Vr) ontbreekt. Zo blijkt uit de toelichting niet dat de vestiging plaatsvindt op een VAB-locatie, zoals is vereist op grond van artikel 11.10 Vr.
Ook voorziet het bestemmingsplan niet in kwaliteitsverbetering van het landschap zoals bedoeld in artikel 2.2 Vr.
Daardoor is het bestemmingsplan op bovengenoemde punten strijdig met artikelen 2.1, 2.2 en 11.10 van de Verordening ruimte.

Verder wordt geconstateerd dat de golfbaan deels in EHS is gepland. Een dergelijke functie is strijdig met artikelen 4.1 en 4.2 Vr omdat de betreffende gebieden niet als EHS zijn begrensd en beschermd.

De toelichting zal worden aangevuld met een toetsing aan de geldende Verordening ruimte Noord-Brabant. Hieruit blijkt dat er geen belemmeringen zijn voor de beoogde ontwikkeling.














De EHS is met de provincie herzien. De eerder aanwezige stukjes EHS zijn nu niet langer aangewezen. Binnen het plangebied zijn dus geen gebieden die als EHS dienen te worden begrensd en beschermd.

In de overlegreactie van DELTA Infra B.V. wordt aangegeven dat in het voorontwerp de planologische reservering voor een tweede transportleiding van EVIDES ontbreekt. Deze leiding zal binnen afzienbare termijn worden aangelegd. Daarnaast ontbreekt de beschrijving over hoe beide initiatiefnemers (Intergolf Moerdijk en DELTA Infra) contact met elkaar hebben gehad over een inpassing van het plan in de bestaande planologische regelingen voor de leidingen.

De gemeente Moerdijk is voornemens mee te werken aan het initiatief. Inmiddels is gestart met de vergunningprocedure.
De toelichting zal om die reden dan ook worden aangevuld met een beschrijving van de planologische regeling van de leidingen en de plannen voor de nieuwe transportleiding.
Daarnaast wordt de beoogde leiding op de verbeelding en in de regels opgenomen.

Uit de overlegreactie van het Waterschap Brabantse Delta blijkt dat een negatief wateradvies is afgegeven voor het voorontwerp. Vanwege onvoldoende informatie zijn de gevolgen van de plannen voor het watersysteem nog niet inzichtelijk.

De watertoets in de toelichting van het voorontwerp is uitgebreid met aanvullende informatie over het huidige en toekomstige watersysteem.

Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu verzoekt in de overlegreactie om een vrijwaringszone van 50 m vanuit de kant verharding van de A17 aan te houden om toekomstige wegverbredingen niet onmogelijk dan wel onnodig duur te maken.
Daarnaast wordt erop gewezen dat in algemene zin sportvoorzieningen langs de rijksweg geen hinder mogen veroorzaken voor de verkeersdeelnemers (lichtmasten, afzwaaiend materiaal). Rijkswaterstaat wil wanneer het exacte ontwerp en de inrichting van de golfbaan bekend zijn in contact treden met Intergolf Moerdijk BV om in overleg te bezien of het ontwerp van de golfbaan voldoende uitbreidingsruimte voor de rijksweg biedt en de verkeersveiligheid afdoende kan worden geborgen.

De vrijwaringszone van 50 m zal op de plankaart worden aangegeven. Tevens zal in de regels opgenomen worden dat:
- binnen deze zone geen bouwwerken zijn toegestaan die een toekomstige uitbreiding van de Rijkswegen kunnen belemmeren;
- voor de vrijwaringszone geldt dat nieuwe ontwikkelingen slechts kunnen plaatsvinden na een verklaring van geen bezwaar van de wegbeheerder.

In de reactie van de Stadsraad Zevenbergen wordt aangegeven dat de hoofdtoegang naar de golfbaan via het IHM terrein niet als praktisch wordt gezien omdat dit terrein 's nachts en in het weekend afgesloten wordt. Agrariërs zijn hierdoor bang dat bezoekers hun auto's in de berm van de Dikkendijk parkeren en vervolgens niemand meer kan passeren. Als suggestie wordt geopperd om het stuk Zuidelijke Randweg vanaf de Zuidrand tot net voorbij de Keeneweg open te houden en de gepasseerde zijwegen van een poort te voorzien. Hiervoor dienen 2 poorten te worden verplaatst en 4 poorten te worden bijgeplaatst.

In overleg met het Havenschap is e.e.a. afgestemd. Om gebruik te kunnen maken van het parkeerterrein bij de Golfbaan is de ontsluiting via de Zuidelijke Randweg op het industrieterrein beschikbaar, ook in het weekend.

Uit de reactie van TenneT TSO B.V. blijkt dat er twee bovengrondse hoogspanningsverbindingen in het plangebied liggen (150kV-hoogspanningslijn Zevenbergschen Hoek – Moerdijk ZRO 25 m aan beide zijden en 380kV-hoogspanningslijn Geertruidenberg – Moerdijk ZRO 36 m aan beide zijden) en dat een nieuwe hoogspanningsverbinding (Zuid-West 380kV) wordt gerealiseerd.
Verzocht wordt met oog hierop de stukken tekst van artikel 7.3 en 7.4.1 te vervangen/aan te vullen.
Daarnaast wordt erop gewezen dat bij de uitvoering van de werkzaamheden de veiligheidsvoorschriften voor werkzaamheden in de nabijheid van de hoogspanningsverbindingen beheerd door TenneT TSO B.V. in acht dienen te worden genomen.

De in de reactie aangegeven hoogspanningsverbindingen zijn al in het voorontwerp opgenomen.
Het tekstvoorstel met betrekking tot het artikel Leiding - Hoogspanningsverbinding wordt in iets andere vorm overgenomen (in verband met juridische onvolkomendheden), maar zal inhoudelijk aansluiten bij het voorstel.

Aangezien het definitieve tracé van de nieuwe hoogspanningsmast nog niet bekend is, wordt hiermee in dit bestemmingsplan nog geen rekening gehouden.

Bijlage 1 Mer

Bijlage 1 MER

Bijlage 2 Watervergunning

Bijlage 2 Watervergunning