Illikhoven 9c Roosteren
Bestemmingsplan - Gemeente Echt-Susteren
Vastgesteld op 25-01-2021 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan 'Illikhoven 9c Roosteren' met identificatienummer NL.IMRO.1711.BP20200067-VG01 van de gemeente Echt-Susteren.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aan huis verbonden bedrijf
bedrijfsmatige activiteit voorkomend in milieucategorie 1 of 2 van Bijlage 1 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' zoals opgenomen bij de regels van dit bestemmingsplan, dan wel een naar aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woning, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend door de eigenaar(s)/gebruiker(s) van de woning dan wel een persoon met een verwantschap in de eerste graad met de eigenaar(s)/gebruiker(s), met uitzondering van een seksinrichting.
1.4 aan huis verbonden beroep
een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend door de eigenaar(s)/gebruiker(s) van de woning dan wel een persoon met een verwantschap in de eerste graad met de eigenaar(s)/gebruiker(s), waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is, zoals arts, notaris, adviseur, therapeut, accountant of advocaat, evenwel met uitzondering van prostitutie.
1.5 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.6 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.7 achtergevel
gevel aan de achterkant van een gebouw.
1.8 AMK-terrein
een archeologisch terrein (monument) waaraan door de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed een waardering is toegekend en dat als zodanig is aangeduid op de Archeologische Monumentenkaart (AMK).
1.9 antenne-installatie
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.10 antennedrager
antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
1.11 archeologische verwachtingswaarde
de kans (hoog, middelhoog of laag) op het aantreffen van archeologische waarden (vondsten en/of informatie) in een gebied, gebaseerd op onder andere bodemtypen, relatieve hoogtes en bekende archeologische vindplaatsen.
1.12 archeologische waarden
cultuurhistorische waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, dat als zodanig het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigt.
1.13 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.14 bed & breakfast
een kleinschalige overnachtings- en verblijfsaccommodatie, gericht op het bieden van de mogelijkheid van kortdurend toeristisch verblijf inclusief het serveren van een ontbijt, niet zijnde een hotel, pension of ander bedrijf, waarbij het aanbod zich beperkt tot overnachtingsmogelijkheid voor maximaal vier personen. Een bed & breakfast-voorziening is ondergeschikt aan de woonfunctie (binnen een woonbestemming of een agrarische bedrijfsbestemming), is gevestigd in een woonhuis of bijbehorend bouwwerk en wordt gerund door de eigenaar(s) en tevens hoofdbewoner(s) van de betreffende woning. Onder een bed & breakfast-voorziening wordt niet verstaan het overnachten noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid.
1.15 bedrijf
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.
1.16 bestaand
- a. bij bouwwerken: bestaand ten tijde van het inwerking treden van het bestemmingsplan, voor zover op een legale wijze tot stand gekomen, met dien verstande dat als bestaand bouwwerk ook worden aangemerkt bouwwerken die na dat tijdstip zijn of mogen worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning waarvan de aanvraag voor dat tijdstip is ingediend;
- b. bij gebruik: bestaand ten tijde van het inwerking treden van het bestemmingsplan, voor zover op een legale wijze tot stand gekomen.
1.17 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.18 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.19 bevoegd gezag
bevoegd gezag als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (als hoofdregel is dit het college van burgemeester en wethouders van Echt-Susteren).
1.20 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
1.21 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk
1.22 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.23 bouwhistorisch onderzoek
in schriftelijke rapportage vastgelegd onderzoek naar de bouwgeschiedenis en de bouwhistorische kwaliteit van een monument of beeldbepalend pand, overeenkomstig de door het college te stellen eisen.
1.24 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en kapverdieping.
1.25 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.26 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel.
1.27 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.28 bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden
1.29 cultuurhistorisch basisonderzoek
het rapport waarin is opgenomen met welke cultuurhistorische en aardkundige waarden in de gemeente rekening gehouden moet worden. Het betreft het rapport 'Fraaie landstreken, belangrijke wandelingen en indrukwekkende gedenktekens. Een cultuurhistorische en aardkundige waardenkaart van de gemeente Echt-Susteren' d.d. 24 februari 2015.
1.30 cultuurhistorisch ensemble
een ruimtelijk en inhoudelijk samenhangend geheel van cultuurhistorisch waardevolle objecten, structuren en/of zones.
1.31 cultuurhistorisch onderzoek
in schriftelijke rapportage vastgelegd onderzoek naar de cultuurhistorische waarden van een monument of beeldbepalend pand, een complex van monumenten en/of beeldbepalende panden en/of een gebied, overeenkomstig de door het college te stellen eisen.
1.32 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk en/of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van gronden en gebouwen, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de beplanting, het slotenpatroon of de architectuur; onder cultuurhistorische waarden worden mede verstaan:
- a. de stedenbouwkundige waarden of waarden van de gebouwde (of: bebouwde) omgeving;
- b. de historische landschapswaarden, aardkundige waarden of historisch-geografische waarden.
1.33 cultuurhistorische waardenkaart
de kaart waarop de in de gemeente aanwezige cultuurhistorische waarden zijn aangegeven met betrekking tot het (steden)bouwkundig erfgoed, het historisch erfgoed en de historische groenwaarden.
1.34 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending, anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.35 dienstverlening
het verlenen van economische, (para-)medische en maatschappelijke diensten aan derden, waarbij een rechtstreekse relatie bestaat met het publiek, zoals reisbureaus, bankinstellingen, postkantoren, verzekerings- en/of administratiekantoren, makelaarskantoren, advocaten- en/of notariskantoren, uitzendbureaus, apotheken, praktijkvestigingen voor tandtechniek, kapsalons, schoonheidssalons, nagelstudio's, schoenmakerijen, kleermakerijen en video-/dvd-verhuurbedrijven, fotostudio's en hondentrimsalons.
1.36 eerste bouwlaag
de bouwlaag op de begane grond.
1.37 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.
1.38 functie
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan, is toegestaan.
1.39 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.40 hobbymatig agrarisch gebruik
het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van dieren op niet bedrijfsmatige wijze.
1.41 hoofdgebouw
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.42 huishouden
een persoon of een groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan. Bedrijfsmatige kamerverhuur en verhuur ten behoeve van arbeidsmigranten wordt daaronder niet begrepen.
1.43 internetwinkel
Een internetwinkel is een specifieke vorm van detailhandel, waarbij verkoop van goederen plaatsvindt na bestelling op internet. Er zijn vier verschillende categorieën internetwinkels (webwinkels) te onderscheiden, waarvan twee zonder fysieke bezoekmogelijkheid en twee met fysieke bezoekmogelijkheid:
Internetwinkels zonder fysieke bezoekmogelijkheid:
- categorie A: Een internetwinkel waar alleen een elektronische transactie tot stand komt en waar alle klantcontacten en transacties digitaal verlopen en er geen fysieke opslag en verzending van goederen plaatsvindt;
- categorie B: Een internetwinkel met opslag– en verzendfunctie; een internetwinkel als bedoeld onder A, waar tevens fysieke opslag en verzending van goederen plaatsvindt. Deze verzending geschiedt uitsluitend per post.
Internetwinkels met fysieke bezoekmogelijkheid:
- categorie C: een afhaalpunt: een locatie waar een klant uitsluitend via internet bestelde goederen kan afhalen of retourneren, waar uitsluitend logistiek en opslag van uitsluitend bestelde goederen plaatsvindt en waarbij geen sprake is van uitstalling ten behoeve van verkoop en/of overige activiteiten;
- categorie D:een internetwinkel met afhaalmogelijkheid en de mogelijkheid om goederen uit te stallen, te passen en/of te bekijken met de daarbij behorende opslag en logistiek. Functioneel is deze internetwinkel vergelijkbaar met reguliere detailhandel.
1.44 kamerverhuur
het verhuren van (een) kamer(s) in een woning, waarbij de eigenaar het hoofdverblijf heeft in dezelfde woning als waar de kamerverhuur plaatsvindt. Kenmerkend voor kamerverhuur is dat de bewoner/huurder van een wooneenheid de toiletruimte, badruimte en de keuken deelt met de eigenaar/hoofdgebruiker van de woning.
1.45 landschappelijke waarde
bijzondere landschappelijk kenmerken van een gebied of object in de zin van aantrekkelijkheid, herkenbaarheid/identiteit en diversiteit bestaande uit aardkundige, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke waarden, afzonderlijk of in onderlinge samenhang.
1.46 landschapselement
beplanting die om esthetische, cultuurhistorische of ecologische redenen van waarde en algemeen belang wordt geacht in zijn ruimtelijke context.
1.47 mantelzorg
intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond. Huisvesting ten behoeve van mantelzorg vindt in of bij een woning plaats en is toegestaan voor één huishouden van maximaal twee personen, van wie ten minste één persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning.
1.48 omgevingsvergunning
omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 Wabo.
1.49 ondergeschikte functie
een functie die qua omvang en uitstraling ondergeschikt is aan een op dezelfde plaats voorkomende (hoofd)functie en daarvan ten dienste staat c.q. daar functioneel mee verbonden is.
1.50 ondergronds bouwwerk
een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil.
1.51 overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.52 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport.
1.53 pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.54 parkeervoorzieningen
elke al dan niet overdekte stallingsgelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd verkeer.
1.55 perceelgrens
een grenslijn tussen bouwpercelen onderling.
1.56 permanente bewoning
bewoning van een ruimte als hoofdverblijf.
1.57 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.58 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.59 stedenbouwkundige waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met stedenbouwkundige elementen, zoals situatie en infrastructuur, alsmede de ligging van bouwwerken in dat gebied (tot uitdrukking komend in de bouwmassa, hoogtematen, dakvorm en gevelopbouw).
1.60 voorgevel
de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.
1.61 voorgevelrooilijn
denkbeeldige lijn getrokken langs de voorgevel van een gebouw en het verlengde daarvan.
1.62 Wabo
de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.63 waterhuishoudkundige voorzieningen
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en/of waterkwaliteit zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.
1.64 wet/wettelijke regelingen
indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., worden de regelingen bedoeld zoals deze luidden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald.
1.65 wonen
het gehuisvest zijn in een woning of wooneenheid (voor kamerverhuur).
1.66 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens
de loodrechte afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat perceel voorkomend bouwwerk.
2.2 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel
de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 de breedte, diepte c.q. lengte van bouwwerken
tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.
2.5 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.6 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.7 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.8 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk
loodrecht vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
2.9 de oppervlakte van een bouwwerk
- a. voor bouwwerken met wanden: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
- b. voor bouwwerken zonder wanden (open overkappingen en daarmee vergelijkbare bouwwerken geen gebouwen zijnde): de overdekte grondoppervlakte (gemeten loodrecht onder het dakoppervlak).
2.10 peil
- a. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- c. voor een woonwagen, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van de bestaande verharding van de standplaats;
- d. voor een bouwwerk ten behoeve van spoorwegdoeleinden: de bovenkant van de spoorstaaf.
2.11 ondergeschikte bouwdelen
bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,50 meter bedraagt. Tevens worden hieronder gevelisolerende of andere duurzaamheidsmaatregelen verstaan, mits de overschrijding niet meer dan 0,50 meter bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen in een woning;
- b. mantelzorg;
- c. aan huis verbonden beroep, met dien verstande dat voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 3.5.1;
- d. aan huis verbonden bedrijf, met dien verstande dat voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 3.5.2;
- e. een internetwinkel van categorie A, met dien verstande dat voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 3.5.3;
- f. het hobbymatig houden van dieren en telen van gewassen;
met de daarbij behorende:
- g. nutsvoorzieningen;
- h. inritten, erven en terreinen;
- i. tuinen;
- j. parkeervoorzieningen;
- k. wegen en paden;
- l. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bebouwing gelden de volgende regels:
- a. het aantal woningen per bestemmingsvlak niet meer mag bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
- b. het bouwen van nieuwe woningen, anders dan vervangende nieuwbouw, is niet toegestaan;
- c. de maatvoering van de bebouwing mag niet meer bedragen dan in de onderstaande tabel is aangegeven:
Bouwwerken | Maximale goothoogte in meter | Maximale bouwhoogte in meter | Maximale oppervlakte in m² | Maximale inhoud in m³ | Minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens in meter |
Woning | 6,6 | 11 | Geen beperking | 1000 m³ | 5 |
Bijbehorende bouwwerken | 3,5 | 5,5 | 100 | Geen beperking | n.v.t. |
Erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn | n.v.t. | 1 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. |
Erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn | n.v.t. | 2 | n.v.t | n.v.t | n.v.t |
Antennes, uitsluitend toegestaan achter (het verlengde van) de achtergevel van de woning | n.v.t. | 12 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. |
Overkappingen | n.v.t. | 3 | 40 | n.v.t. | n.v.t. |
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | n.v.t. | 3 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. |
- d. indien de bestaande bebouwing afwijkt van het bepaalde onder c. dan geldt de bestaande bebouwing op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan, mits deze op een legale wijze tot stand is gebracht;
- e. bijbehorende bouwwerken zijn enkel toegestaan achter de voorgevelrooilijn van de woning, met dien verstande dat de afstand van de voorgevel van de woning en het verlengde daarvan tot het bijbehorende bouwwerk niet minder dan 5 mag bedragen;
- f. de afstand van de meeste nabijgelegen gevel van bijbehorende bouwwerken tot de woning mag niet meer dan 40 meter bedragen;
- g. herbouw van bestaande woningen is, voorzover het de situering van de woning betreft, uitsluitend toegestaan indien en voor zover;
- 1. de herbouw grotendeels plaatsvindt op de (voor zover aanwezig) bestaande fundamenten;
- 2. de voorgevel van de te herbouwen woning wordt geplaatst in de (voormalige) voorgevelrooilijn;
- 3. de bouwwijze (vrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen woning(en) niet afwijkt van de bouwwijze van de oorspronkelijke woning(en);
- 4. de overige bepalingen ingevolge artikel 3.2 in acht worden genomen.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van waarborging van de brandveiligheid, rampenbestrijding en zelfredzaamheid van personen en overige nadere eisen ten aanzien van externe veiligheid in het algemeen, bijvoorbeeld ten aanzien van de oriëntatie van gebouwen en toegang en vluchtwegen, de bereikbaarheid van het perceel en bouwkundige maatregelen ter beperking van de effecten van bijvoorbeeld een ongeval met gevaarlijke stoffen, alsmede ter voorkoming van hoge personendichtheden.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Niet van toepassing voor deze bestemming.
3.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Niet van toepassing voor deze bestemming.
3.9 Wijzigingsbevoegdheid
Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de wijzigingsregels van Artikel 14.
Artikel 4 Waarde - Archeologie 2
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie 2 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden gelegen in de historische dorpskern dan wel een ander niet beschermd AMK-terrein.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden, indien uit het onderzoek als bedoeld in artikel 4.2.2 of artikel 4.7.3 is gebleken, dat ter plaatse beschermingswaardige archeologische waarden aanwezig zijn. Toepassing van deze bevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige beperking van het meest doelmatige gebruik.
4.4 Afwijken van de bouwregels
Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene afwijkingsregels van Artikel 13.
4.5 Specifieke gebruiksregels
Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene gebruiksregels van Artikel 11.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene gebruiksregels van Artikel 11.
4.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Niet van toepassing voor deze bestemming.
4.9 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 5 Waarde - Cultuurhistorie
5.1 Bestemmingsomschrijving
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, de vorm en de kwaliteit van de bouwwerken:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de cultuurhistorische landschapswaarden;
Toepassing van deze bevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige beperking van het meest doelmatige gebruik.
5.4 Afwijken van de bouwregels
Niet van toepassing voor deze bestemming
5.5 Specifieke gebruiksregels
Niet van toepassing voor deze bestemming.
5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
5.8 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 6 Waterstaat - Beschermingszone Waterkering
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waterstaat - Beschermingszone waterkering aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming, het beheer en het onderhoud van de waterkering.
6.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht ten behoeve van de waterstaat en/of waterkering met een maximale bouwhoogte van 4 meter.
6.3 Nadere eisen
Niet van toepassing voor deze bestemming.
6.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het verbod in artikel 6.2 voor het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits de bouw verenigbaar is met de belangen van de waterstaat en/of waterkering en de beheerder van de waterkering hiervoor toestemming heeft verleend.
6.5 Specifieke gebruiksregels
Niet van toepassing voor deze besteng, behoudens de algemene gebruiksregels van Artikel 11.
6.6 Afwijken van de gebruiksregels
Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene afwijkingsregels van Artikel 13.
6.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Niet van toepassing voor deze bestemming.
6.9 Wijzigingsbevoegdheid
Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene wijzigingsregels van Artikel 14.
Artikel 7 Waterstaat - Waterbergend Rivierbed
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waterstaat - Waterbergend rivierbed aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de berging van rivierwater.
7.2 Bouwregels
In of op de voor Waterstaat - Waterbergend rivierbed bestemde gronden wordt voor alle activiteiten toestemming verleend, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:
- a. de andere aan deze gronden gegeven bestemming laten dit toe;
- b. er moet sprake zijn van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft;
- c. er mag geen sprake zijn van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit;
- d. er moet sprake zijn van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de waterstandsverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is;
- e. de resterende waterstandseffecten of de afname van het bergend vermogen dienen duurzaam te worden gecompenseerd, waarbij de financiering en tijdige realisering van de maatregelen verzekerd zijn;
- f. er overeenstemming is bereikt met de rivierbeheerder.
7.3 Nadere eisen
Niet van toepassing voor deze bestemming.
7.4 Afwijken van de bouwregels
Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene afwijkingsregels van Artikel 13.
7.5 Specifieke gebruiksregels
Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene gebruiksregels van Artikel 11.
7.6 Afwijken van de gebruiksregels
Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene afwijkingsregels van Artikel 13.
7.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Niet van toepassing voor deze bestemming.
7.9 Wijzigingsbevoegdheid
Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene wijzigingsregels van Artikel 14.
Artikel 8 Waterstaat - Waterkering
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waterstaat - Waterkering aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor dijken, kaden en andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering.
8.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht ten behoeve van dijken, kaden en andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering, met dien verstande dat:
- a. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 10 meter;
- b. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 meter.
8.3 Nadere eisen
Niet van toepassing voor deze bestemming.
8.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in 8.2 ten behoeve van het bouwen van bouwwerken ten behoeve van de voor deze gronden geldende onderliggende bestemmingen, mits daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van dijken, kaden en andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering en ter zake vooraf advies van de waterbeheerder is ingewonnen.
8.5 Specifieke gebruiksregels
Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene gebruiksregels van Artikel 11.
8.6 Afwijken van de gebruiksregels
Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene afwijkingsregels van Artikel 13.
8.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Niet van toepassing voor deze bestemming.
8.9 Wijzigingsbevoegdheid
Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene wijzigingsregels van Artikel 14.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 10 Algemene Bouwregels
10.1 Algemene regels
10.2 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen
10.3 Algemene regels met betrekking tot ondergronds bouwen
10.4 Algemene regels over bestaande afstanden en andere maten
Artikel 11 Algemene Gebruiksregels
11.1 Gebruiksverbod
Het is verboden de gronden en bouwwerken in dit plan te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemming(en).
11.2 Voorbeelden van strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan, het gebruiken, te doen of laten gebruiken van bebouwde en onbebouwde gronden ten behoeve van:
- a. het al dan niet ten verkoop opslaan van gebruikte, dan wel geheel of ten dele uit gebruikte onderdelen samengestelde motorrijtuigen of aanhangwagens, die bruikbaar en niet aan hun bestemming onttrokken zijn, behoudens voor zover zulks passend is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
- b. opslag-, stort-, lozing- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen en materialen, behoudens voor zover zulks passend is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
- c. een seksinrichting, escortbedrijf en raam- en straatprostitutie.
Artikel 12 Algemene Aanduidingsregels
12.1 milieuzone - boringsvrije zone Roerdalslenk II
12.2 overig - (buiten)beschermingszone waterkering
Ter plaatse van de aanduiding overig - (buiten)beschermingszone waterkering zijn de regels overeenkomstig de Keur van het Waterschap Limburg van toepassing.
Artikel 13 Algemene Afwijkingsregels
13.1 Afwijken van de regels
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning toestemming verlenen af te wijken:
- a. voor het overschrijden van in deze regels voorgeschreven minimale en/of maximale maten (hoogte, oppervlakte, inhoud etc.) en percentages tot maximaal 10% van die maten en percentages, met dien verstande dat dit niet geldt wanneer reeds op grond van deze regels al anderszins kan worden afgeweken;
- b. voor het in geringe mate overschrijden van het bouwvlak, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- c. voor de bouw van een luifel of erker aan de voorgevel van een hoofdgebouw, mits:
- 1. de diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer dan 1,50 meter bedraagt;
- 2. de breedte niet meer bedraagt dan 50% van de voorgevel van het hoofdgebouw;
- 3. de hoogte niet meer bedraagt dan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
- 4. er geen bezwaren bestaan vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid;
- 5. de luifel of erker stedenbouwkundig aanvaardbaar is;
- d. voor de bouw van openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes, mits:
- 1. het bruto-vloeroppervlak niet groter is dan 25 m²;
- 2. er sprake is van maximaal één bouwlaag;
- 3. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 5 m;
- e. het vergroten van de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde tot maximaal 5 m, mits:
- 1. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast;
- 2. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving gewaarborgd wordt;
- f. ten behoeve van het oprichten van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot een hoogte van maximaal 20 m;
- g. ten behoeve van het oprichten van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot maximaal 40 m.
Artikel 14 Algemene Wijzigingsregels
14.1 Algemene wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen ten behoeve van:
- a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
- b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;
- c. de overschrijdingen als bedoeld sub a en b mogen echter niet meer dan 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
- d. het aanpassen van opgenomen regels in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar regels in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.
Artikel 15 Algemene Procedureregels
15.1 Procedure afwijking
Bij een afwijking van het bestemmingsplan, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit in de procedure als bedoeld in artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing
15.2 Procedure nadere eisen
Bij het stellen van nadere eisen, worden in ieder geval de volgende procedureregels in acht genomen:
- a. het ontwerpbesluit ligt, met de daarop betrekking hebbende stukken, gedurende zes weken voor belanghebbenden ter inzage ter gemeentesecretarie;
- b. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging tevoren bekend in een of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;
- c. in deze kennisgeving wordt vermeld dat belanghebbenden gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk zienswijzen omtrent de aanvraag of het ontwerpbesluit kunnen indienen bij burgemeester en wethouders;
- d. indien tegen het ontwerpbesluit zienswijzen naar voren zijn gebracht, wordt het besluit met redenen omkleed;
- e. burgemeester en wethouders delen aan hen die hun zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.
Artikel 16 Overige Regels
16.1 Voorrangsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 17 Overgangsrecht
17.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. Overna het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
- c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
17.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan
Artikel 18 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Illikhoven 9c Roosteren'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Bestemmingsplan
De bebouwing ter plekke van het adres Illikhoven 9c te Roosteren is bestemd voor horecadoeleinden, specifiek voor een ijssalon met bijbehorend terras. Ter plekke is gevestigd IJsalon 'Nostalgie'. Het voornemen is om onderhavige locatie te verkopen. De nieuwe eigenaren wensen de horeca-activiteiten te staken en de bebouwing te verbouwen en deze, inclusief, bijbehorende gronden te gaan gebruiken voor reguliere woondoeleinden door één huishouden.
Topografische kaart met aanduiding plangebied (rood omcirkeld)
Het gebruik van de bebouwing en bijbehorende gronden ten behoeve van reguliere woondoeleinden is niet toegestaan op grond van het ter plaatse vigerende bestemmingsplan 'Grensmaas 2016'. In dat verband is een verzoek gericht aan het college van burgemeester en wethouders om medewerking te verlenen aan het planvoornemen.
Middels brief d.d. 2 juni 2020 (kenmerk: Z20/029957-D - 51969), verzonden d.d. 5 juni 2020, is kenbaar gemaakt dat principemedewerking wordt verleend onder voorwaarden. Betreffend schrijven is bijgevoegd als Bijlage 1.
Eén van de gestelde voorwaarden is dat een bestemmingsplan dient te worden aangeleverd waarmee de beoogde wooneenheid juridisch-planologisch wordt vastgelegd.
1.2 Ligging, Begrenzing En Juridische Status Van Het Plangebied
Onderhavig plangebied is gelegen aan de Illikhoven 9c te (6116 AK) Roosteren. Het plangebied betreft de kadastrale percelen gemeente Susteren - sectie I - nummers 44 (gedeeltelijk) en 68. De bebouwing is gelegen 'achter' de bestaande woning aan de Illikhoven 9b te Roosteren.
Kadastrale kaart
Luchtfoto en kadaster
Aan de zijde van de weg Illikhoven is een voetpad gelegen ter ontsluiting van de ijssalon. Westelijk, aan de achterzijde van het plangebied, is de locatie ontsloten aan de Ruitersdijk.
De begrenzing van onderhavig plangebied betreft de op grond van het bestemmingsplan 'Grensmaas 2016' (vastgesteld op 6 juli 2016) voor 'Horeca' bestemde gronden, inclusief de binnen de bestemming 'Wonen' specifiek aangeduide functieaanduiding 'ontsluiting langzaam verkeer ijssalon'.
Geldend bestemmingsplan
1.3 Bij Het Plan Behorende Stukken
Voorliggend bestemmingsplan 'Illikhoven 9c te Roosteren' bestaat uit een toelichting, regels en een verbeelding. De regels en verbeelding vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderling verband te worden bezien. De regels en de verbeelding zijn namelijk onlosmakelijk met elkaar verbonden, aangezien op de verbeelding de bestemmingen visueel zijn weergegeven en de regels onder andere het gebruik en de bouwmogelijkheden bij deze bestemmingen geven.
1.4 Leeswijzer
In hoofdstuk 1 wordt de aanleiding voor onderhavig bestemmingsplan en de ligging en begrenzing van het plangebied aangegeven. Verder wordt een opsomming gegeven van de bij het plan behorende stukken en wordt het vigerende bestemmingsplan genoemd waarvoor met voorliggend 'postzegelbestemmingsplan' een nieuw planologisch-juridisch regime wordt vastgelegd.
Hoofdstuk 2 geeft de bestaande ruimtelijke en functionele structuur weer van het plangebied.
In hoofdstuk 3 wordt een omschrijving van het plan gegeven.
In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op het relevante Rijks-, provinciale, regionale en gemeentelijke beleid ten aanzien van de ruimtelijke en functionele structuur.
Vervolgens wordt in hoofdstuk 5 ingegaan op de verschillende milieutechnische aspecten. Bekeken wordt of het onderhavige plan geen belemmeringen daartoe oplevert danwel van ondervindt.
In hoofdstuk 6 worden de overige ruimtelijke aspecten beschreven, waarbij tevens wordt aangegeven of er sprake is van eventuele belemmeringen bij de planvorming.
Hoofdstuk 7 gaat kort in op de financieel-economische uitvoerbaarheid van het plan.
In hoofdstuk 8 wordt ingegaan op de diverse planstukken waaruit onderhavig bestemmingsplan bestaat.
Hoofdstuk 9 biedt duidelijkheid over het overleg en de (bestemmingsplan)procedure.
Ten slotte zijn de bijlagen opgenomen.
Hoofdstuk 2 Gebiedsbeschrijving
2.1 Bestaande En Ruimtelijke Situatie
Onderhavig plangebied is gelegen in het buurtschap Illikhoven. Dit buurtschap is gelegen tussen de Maas en het Julianakanaal, en betreft noord-zuid georiënteerde lintbebouwing aan de (gelijknamige) weg Illikhoven, en de wegen Ruitersdijk en Ruitersbaan. Onderhavig plangebied is aan de oostelijke zijde vanuit de weg Illikhoven ontsloten middels een voetverbinding; aan westelijke zijde is de locatie ontsloten aan de Ruitersdijk.
De bestaande en ruimtelijke situatie wordt aan de hand van de foto's (bron: www.pcwv.nl) hierna weergegeven.
Foto vanuit ontsluiting Illikhoven
Foto voetpad richting Illikhoven
Aanzicht ijssalon
Ontsluiting vanuit Ruitersdijk
2.2 Functionele Situatie
De bebouwing en de gronden ter plekke van de locatie Illikhoven 9c zijn op grond van het ter plekke geldende bestemmingsplan 'Grensmaas 2016' bestemd tot 'Horeca'. Op basis van deze bestemming is ter plekke een ijssalon met bijbehorend terras toegestaan. Een bedrijfswoning is uitgesloten. Tevens is een strook van circa 4 meter breed aan de noordzijde van het plangebied uitgesloten voor horecadoeleinden. Ten laatste is ter plekke van twee delen van de bestaande bebouwing het gebruik ervan voor verkoop en gebruik t.b.v. de ijssalon uitgesloten.
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
3.1 Uitgangspunten En Doelstellingen Van Het Plan
Het voornemen is om het gebruik van het onderhavige plangebied voor het exploiteren van een ijssalon duurzaam te beëindigen en de bebouwing en bijbehorende gronden te gaan gebruiken voor reguliere woondoeleinden. Daartoe dient de bestemming 'Horeca' te worden gewijzigd in 'Wonen' ten behoeve van één wooneenheid.
3.2 Ruimtelijke Hoofdopzet
De bestaande bebouwing zal zodanig worden verbouwd dat sprake is van een grondgebonden woning. Daarbij zal deze zodanig worden vormgegeven dat er, voor zover mogelijk, sprake is van een levensloopbestendige woning. Een concreet bouwplan voor de verbouwing tot woonhuis zal op basis van voorliggend bestemmingsplan vergunbaar zijn.
3.3 Planaspecten
Voorliggende planontwikkeling voorziet primair in een functiewijziging van een voor horecadoeleinden (ijssalon met buitenterras) bestemde locatie in een reguliere woonlocatie voor één huishouden. Een met name in het zomerseizoen voor de directe woonomgeving potentiële overlastveroorzakende horecalocatie wordt middels onderhavig planvoornemen duurzaam beëindigd. Dientengevolge zullen de effecten van voorliggende planontwikkeling als positief worden ervaren.
Hoofdstuk 4 Beleid
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het Rijks-, provinciale, regionale, en gemeentelijke beleid. Het Rijksbeleid wordt besproken aan de hand van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Voor de beschrijving van het provinciale beleid is gebruik gemaakt van het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL2014) en de Omgevingsverordening Limburg 2014. Het regionale beleid wordt omschreven aan de hand van de Structuurvisie Wonen Midden-Limburg 2018-2021. Het gemeentelijke beleid is ontleend aan de diverse geldende (facet)bestemmingsplannen, de Structuurvisie 'Echt-Susteren 2025' en het 'Gemeentelijk Kwaliteitsmenu'.
4.1 Rijksbeleid
4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 13 maart 2012 vastgesteld. In deze structuurvisie wordt de toekomstvisie gegeven van het kabinet met betrekking tot onder andere de ruimtelijke ordening. Deze structuurvisie vervangt (onder andere) de Nota Ruimte. Hiernavolgend wordt ingegaan op deze structuurvisie.
De structuurvisie beschrijft de principes voor de ruimtelijke inrichting in Nederland. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de beoogde ambities tot en met 2040. In de structuurvisie worden de hoofdlijnen van het beleid aangegeven, waarbij de nationale ruimtelijke hoofdstructuur van Nederland een grote rol speelt.
In deze structuurvisie wordt benadrukt dat het van het grootste belang is dat de concurrentiepositie van Nederland verbetert. Hiertoe is het van belang dat ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk zijn. Het Rijk heeft drie hoofddoelen geformuleerd, te weten:
- 1. het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland;
- 2. het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid;
- 3. het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Om de regeldruk te verlagen heeft het kabinet besloten dat de ruimtelijke afwegingen zo dicht mogelijk bij de burger plaats moeten vinden. Daarom zal er op basis van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte naar gestreefd worden om zoveel mogelijk verantwoordelijkheden bij de gemeenten en provincies onder te brengen. Het Rijk zal zeer terughoudend, en met name achteraf, bij het toezicht betrokken zijn.
Er zijn echter wel enkele ontwikkelingen waarbij het Rijk bij voorbaat al aangeeft dat er een rijksverantwoordelijkheid aan de orde kan zijn. Een rijksverantwoordelijkheid kan aan de orde zijn indien een onderwerp nationale baten/lasten heeft en de doorzettingsmacht van provincies en gemeenten overstijgt. Voorbeelden hiervan zijn ruimte voor militaire activiteiten en opgaven in de stedelijke regio's rondom de mainports, brainport en greenports. Maar ook onderwerpen waarover internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan. Bijvoorbeeld voor biodiversiteit, duurzame energie of werelderfgoed. Daarnaast kunnen ook onderwerpen die provincie- of landsgrensoverschrijdend zijn, of onderwerpen die een hoog afwentelingsrisico kennen, een rijksverantwoordelijkheid zijn.
Ontwikkelingen die niet onder het bovenstaande vallen zullen in principe alleen achteraf gecontroleerd worden door het Rijk. Rijkswaterstaat en de ministeries van Defensie en EL&I zullen als direct belanghebbenden wel de plannen vooraf blijven beoordelen.
De structuurvisie streeft een zorgvuldige en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen na. Hiertoe is in de structuurvisie een ladder voor duurzame verstedelijking ontwikkeld. De invulling van deze ladder wordt overgelaten aan de gemeenten en provincies. Zolang de ontwikkeling de rijksbeleidsdoeleinden niet frustreert, is er een grote mate van vrijheid voor de decentrale overheden. In paragraaf 4.2.3 wordt nader ingegaan op deze ladder voor duurzame verstedelijking.
Het Rijk streeft met het opstellen van de structuurvisie een goed werkende woningmarkt in Nederland na. Dit wil zeggen dat er qua omvang, kwaliteit en differentiatie een goede balans dient te zijn. Bovendien dient er ruimte te zijn voor het in stand houden van de bereikbaarheid van Nederland en dient er rekening gehouden te worden met het behoud van de natuur.
Meer specifiek heeft het Rijk in de provincie Limburg enkele belangrijke gebieden aangewezen. Het Rijk kent de Greenport Venlo en Brainport Zuidoost Nederland een belangrijke waarde toe voor de concurrentiepositie van Nederland. Het verstedelijkte gebied rondom Sittard-Geleen en Maastricht is zodoende dan ook aangewezen als een voor de concurrentiepositie essentieel gebied. Met name de bereikbaarheid van deze gebieden verdient derhalve extra aandacht.
4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het Barro voorziet in de juridische borging van het nationale ruimtelijke beleid. Het bevat regels die de beleidsruimte van andere overheden ten aanzien van de inhoud van ruimtelijke plannen inperken, daar waar nationale belangen dat noodzakelijk maken. Navolgende onderwerpen met nationaal belang zijn opgenomen in het Barro en de eerste aanvulling (Stb. 2012, nr. 388):
- project Mainportontwikkeling Rotterdam;
- kustfundament en de daarbuiten gelegen primaire waterkeringen;
- grote rivieren en rijksvaarwegen en de veiligheid daarom heen;
- toekomstige rivierverruiming van de Maastakken;
- Waddenzee en Waddengebied, en IJsselmeergebied;
- verstedelijking in het IJsselmeer;
- defensie;
- erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde;
- hoofdwegen en landelijke spoorwegen;
- elektriciteitsvoorziening;
- ecologische hoofdstructuur.
Onderhavig plangebied is gelegen binnen het waterbergend rivierbed van de Maas. Voor deze gronden is de Beleidslijn Grote Rivieren van toepassing. In titel 2.4 van het Barro is het rijksbeleid voor de grote rivieren vertaald in algemene regels. De van toepassing zijnde regels zijn in voorliggend bestemmingsplan publiekrechtelijk verankerd middels dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterbergend rivierbed'.
4.1.3 Regeling algemene regels ruimteljike ordening (Rarro)
Naast het Barro is ook de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) in werking getreden. In het Barro is bepaald dat bij ministeriële regeling verschillende militaire terreinen, gebieden, objecten en zones worden aangewezen, waar gemeenten bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening mee moeten houden. In de Rarro wordt daar uitvoering aan gegeven.
4.1.4 Conclusie Rijksbeleid
De beoogde planontwikkeling levert geen strijd op met de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, het Barro en de Rarro. Het Rijksbeleid is niet aan de orde, omdat sprake is van een kleinschalige ontwikkeling en er geen onderwerpen vanuit de SVIR op het plangebied van toepassing zijn. Ook gelden er vanuit de Rarro geen beperkingen ten aanzien van het planvoornemen. Wel is vanwege de ligging in het waterbergend rivierbed van de Maas titel 2.4 van het Barro van toepassing, hetgeen in voorliggend bestemmingsplan publiekrechtelijk is verankerd middels dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterbergend rivierbed'.
4.2 Provinciaal Beleid
4.2.1 Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014
Provinciale Staten van Limburg hebben op 12 december 2014 het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014 (POL2014) vastgesteld. In het POL2014 is de provincie opgedeeld in zoneringen.
Onderhavig plangebied is gelegen binnen de zonering 'bronsgroene landschapszone'.
Uitsnede kaart 'zoneringen' POL2014 met ligging plangebied
Bronsgroene landschapszone
De 'bronsgroene landschapszone' betreft de beekdalen én gebieden met steilere hellingen met een grote variatie aan functies, die in hoge mate bepalend zijn voor het beeld van het Limburgs landschap. De provinciale beleidsaccenten zijn gericht op de kwaliteit en het functioneren van het regionale watersysteem, de ontwikkeling van de landbouw in balans met de omgeving, het versterken van de kernkwaliteiten landschap en cultuurhistorie en recreatief medegebruik.
Deze zonering vormt geen belemmeringen voor onderhavige planontwikkeling, omdat sprake is het saneren van een horecafunctie en de toevoeging van een woning binnen bestaande bebouwing. In het kader van het planvoornemen vindt geen uitbreiding van bebouwing plaats.
4.2.2 Omgevingsverordening Limburg 2014
Naast de indeling in zoneringen is tevens sprake van diverse provinciale beschermingsgebieden, waartoe op grond van de Omgevingsverordening Limburg 2014 specifieke regelgeving geldt.
Onderhavig plangebied is blijkens de kaart ‘Milieubeschermingsgebieden’ gelegen in de ‘Boringsvrije zone Roerdalslenk II’.
Uitsnede kaart 'milieubeschermingsgebieden' Omgevingsverordening Limburg 2014 met ligging plangebied
Boringsvrije zone Roerdalslenk II
In bepaalde gebieden is het grondwater van nature beschermd tegen verontreinigingen vanaf maaiveld. Deze zogeheten geologische bescherming, waarbij het diep gelegen watervoerende pakket wordt afgedekt met slecht doorlatende kleilagen, komt voor in de Venloschol, de Roerdalslenk en delen van Zuid-Limburg. Deze grondwatervoorraden zijn vanuit provinciaal oogpunt gereserveerd voor menselijke consumptie. Diepe boringen tasten de natuurlijke geologische bescherming aan en kunnen op termijn een bedreiging vormen voor de kwaliteit van het diepe grondwater.
De boringsvrije zone vormt geen belemmering voor onderhavige planontwikkeling, omdat sprake is van een inpandige functiewijziging zonder grondverzet c.q. bodemverstoring.
4.2.3 Ladder voor duurzame verstedelijking
De zogenaamde 'ladder voor duurzame verstedelijking' is opgenomen in artikel 3.1.6, tweede lid, Besluit ruimtelijke ordening en luidt als volgt:
'De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.'
De ladder voor duurzame verstedelijking is door de provincie verankerd in de Omgevingsverordening Limburg 2014 (OvL2014) in artikel 2.2.2, lid 1. Aanvullend op deze ladder heeft de provincie daarin bepaald dat tevens de mogelijkheden van herbenutting van leegstaande monumentale en beeldbepalende gebouwen moet worden onderzocht.
Uitgangspunt voor toepassing van de ladder voor duurzame verstedelijking is dat sprake dient te zijn van een stedelijke ontwikkeling. Conform artikel 2.2.1 van de OvL2014 is de definitie van een stedelijke ontwikkeling een 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.
Onderhavig project betreft het kunnen realiseren van één extra woning. Op basis van jurisprudentie (o.a. uitspraak Raad van State d.d. 28 juni 2017, 201608869/1/R3) is gebleken dat het realiseren van één of enkele woningen niet wordt gezien als een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, Bro. Voorliggend project wordt derhalve niet aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in deze bepaling van het Bro, zodat artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro niet van toepassing is.
4.2.4 Limburgs Kwaliteitsmenu
De gemeente Echt-Susteren heeft het Limburgs Kwaliteitsmenu verankerd in het Gemeentelijk Kwaliteitsmenu (GKM), waarop nader wordt ingegaan in paragraaf 4.4.2.
In algemene zin betreft het Limburgs Kwaliteitsmenu een beleidsregel die onder voorwaarden ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied van Limburg toestaat. Daarbij dient sprake te zijn van 'kwaliteitswinst'. Deze kwaliteitswinst kan op diverse wijze tot stand komen, zoals bijvoorbeeld het realiseren van een landschappelijke inpassing, het slopen van bedrijfsbebouwing of glasopstanden, het realiseren van natuur of het leveren van een financiële bijdrage in een (gemeentelijk) 'groenfonds'. De provincie geeft in het Limburgs Kwaliteitsmenu richtlijnen en drempelwaarden voor het bepalen van de hoogte van de tegenprestatie bij verschillende soorten ruimtelijke ontwikkelingen.
4.2.5 Conclusie provinciaal beleid
Gelet op vorenstaande uiteenzetting van het vigerende provinciale beleid, bestaan er geen onoverkomelijke belemmeringen met betrekking tot voorliggende planontwikkeling.
De ter plekke van onderhavig plangebied van toepassing zijnde provinciale zonering 'bronsgroene landschapszone' alsook de boringsvrije zone Roerdalslenk II' impliceren geen belemmeringen vanuit beleidsoogpunt. Ten laatste is voorliggende planontwikkeling geen stedelijke ontwikkeling waardoor een toets aan de ladder voor duurzame verstedelijking niet aan de orde is.
Voor wat betreft de van toepassing zijnde provincie beleidsregel 'Limburgs Kwaliteitsmenu' heeft de gemeente Echt-Susteren deze vertaald in het Gemeentelijk Kwaliteitsmenu (GKM). Daarop wordt in paragraaf 4.4.2 van voorliggende toelichting nader ingegaan.
4.3 Regionaal Beleid
4.3.1 Structuurvisie Wonen Midden-Limburg 2018-2021
De samenwerkende gemeenten in Midden-Limburg (Echt-Susteren, Leudal, Maasgouw, Nederweert, Roerdalen, Roermond en Weert) hebben in voorliggende nota de Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving Midden-Limburg geactualiseerd. Daartoe is in 2018 een woningmarktonderzoek uitgevoerd met ondersteuning van de Provincie Limburg. In deze actualisatie worden de leermomenten meegenomen. Er zijn concrete afspraken gemaakt voor de periode 2018 tot en met 2021 en er wordt een doorkijk gegeven op de verwachte behoefte tot 2030.
Met het woningmarktonderzoek is een uitvraag gedaan naar de wensen van de inwoners. De woonbehoefte ontstaat echter niet alleen door wensen maar ook vanuit noodzaak (zorgbehoefte). Feit is dat iedereen zo lang mogelijk thuis blijft wonen. Het ontbreekt regionaal aan voldoende gegevens en prognoses over de ontwikkeling van de totale behoefte in relatie tot zorg.
De vergrijzing heeft grote invloed op het woonbeleid. Het aantal huishoudens in de regio zal tot 2029 nog toenemen. De groei van het aantal huishoudens wordt met name veroorzaakt door een toename van het aantal ouderen en eenpersoonshuishoudens. Met name het aantal zelfstandig wonende ouderen neemt toe, welke zo lang mogelijk zelfstandig willen blijven wonen. In de structuurvisie wordt geconstateerd dat de behoefte aan ouderenhuishoudens (65+) in de regio zal toenemen met 10.500 huishoudens.
Voorliggende ontwikkeling voorziet in het transformeren van een horecapand ten behoeve van het toevoegen van een nieuwe, zelfstandige wooneenheid in een bestaand gebouw. De beoogde woning betreft een grondgebonden levensloopbestendige woning. Het plan heeft gevolgen voor de gemeentelijke planvoorraad, aangezien een woningcontingent dient te worden toegekend. Medewerking aan onderhavige planontwikkeling impliceert dat de gemeentelijke saneringsopgave van de planvoorraad wordt verhoogd met één contingent.
4.3.2 Conclusie regionaal beleid
Door voorliggend planvoornemen wordt één nieuwe grondgebonden woning mogelijk gemaakt. De behoefte aan woningen voor deze doelgroep stijgt. Voorliggend plan voldoet aan het beleid zoals uiteengezet in de Structuurvisie Wonen Midden-Limburg 2018-2021. Omdat tevens gebruik wordt gemaakt van bestaande bebouwing, waarbij een horecapand wordt getransformeerd tot woning, is sprake van dynamisch voorraadbeheer.
4.4 Gemeentelijk Beleid
4.4.1 Vigerende (facet)bestemmingsplannen
Ter plekke van onderhavig plangebied is sprake van een drietal geldende (facet)bestemmingsplannen.
Bestemmingsplan 'Grensmaas 2016'
Vooraleerst is de locatie gelegen binnen het plangebied van het op 6 juli 2016 vastgestelde bestemmingsplan 'Grensmaas 2016'. Op grond van dit bestemmingsplan geldt voor het plangebied de bestemming 'Horeca', specifiek een 'ijssalon'. Voorts is een aanduiding 'terras' van toepassing, is een bedrijfswoning ter plekke uitgesloten, zijn delen van de bebouwing niet bedoeld voor verkoop van ijs en gebruik als ijssalon, en is een strook aan de noordzijde van het plangebied specifiek uitgesloten voor horeca. Naast de bestemming 'Horeca' is tevens een deel van onderhavig plangebied bestemd voor 'Wonen', en specifiek aangeduid voor 'ontsluiting langzaam verkeer ijssalon'.
Uitsnede verbeelding
Naast genoemde bestemmingen zijn de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 2' (hierop wordt nader ingegaan in paragraaf 6.1.1), 'Waterstaat - Beschermingszone waterkering' (hierop wordt nader ingegaan in paragraaf 6.4), en 'Waterstaat - Waterbergend rivierbed' (hierop wordt nader ingegaan in paragraaf 4.1.2 en 6.4) van toepassing. Ten laatste is de gebiedsaanduiding 'milieuzone - boringsvrije zone Roerdalslenk II' (zie tevens paragraaf 4.2.2) van kracht.
Onderhavige planontwikkeling is strijdig met de regels op grond van het bestemmingsplan 'Grensmaas 2016'. Immers, bewoning van onderhavige locatie is uitgesloten alsook is reguliere bewoning niet toegestaan binnen de bestemming 'Horeca'.
Facetbestemmingsplan 'Cultuurhistorie Echt-Susteren'
Ter plekke van onderhavig plangebied is tevens het facetbestemmingsplan 'Cultuurhistorie Echt-Susteren', zoals vastgesteld op 22 september 2016, van kracht. Gelet op dit facetbestemmingsplan is ter plekke van het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' van toepassing, met specifieke aanduiding 'cultuurhistorisch ensemble Kokkelert Visserweert Illikhoven'. Het facetbestemmingsplan biedt een publiekrechtelijke verplichting dat bij nieuwe ontwikkelingen de karakteristieken en waarden van het betreffende ensemble (gebied) gerespecteerd worden.
Onderhavig planvoornemen is niet strijdig met het facetbestemmingsplan 'Cultuurhistorie Echt-Susteren', omdat bij voorliggende planontwikkeling sprake is van een inpandige functiewijziging, waarbij eventueel uitsluitend inpandige verbouwingen plaatsvinden die de cultuurhistorische waarden van het pand/perceel niet aantasten. De dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' en daarbinnen opgenomen specifieke aanduiding zullen middels voorliggend bestemmingsplan worden overgenomen.
Facetbestemmingsplan 'Dergulering'
Ten laatste is het facetbestemmingsplan 'Deregulering', vastgesteld op 6 november 2019, van kracht. Het doel van dit facetbestemmingsplan is om voor specifieke initiatieven en bouwplannen te zorgen voor deregulering, door deze rechtstreeks onder specifieke vormen toe te staan op grond van het bestemmingsplan. Hiermee worden veelal onnodige belemmeringen weg genomen. Het facetbestemmingsplan biedt specifieke regelingen voor aan huis verbonden beroepen en bedrijven, bed & breakfast, internetwinkels, afhankelijke woonruimte (inwoning), sport en recreatieve voorzieningen, schuilgelegenheden, en aanvulling bouwregels.
Onderhavig planvoornemen is niet strijdig met het facetbestemmingsplan 'Deregulering'. De regels van dit facetbestemmingsplan zullen - indien relevant - middels voorliggend bestemmingsplan worden overgenomen.
4.4.2 Structuurvisie Echt-Susteren 2012-2025
Op 31 mei 2018 heeft de gemeenteraad van Echt-Susteren de 'Structuurvisie Echt-Susteren 2012-2025) vastgesteld. In deze structuurvisie zijn voor het stedelijke gebied zeven doelstellingen geformuleerd. De belangrijkste doelstellingen die betrekking hebben op het toevoegen van nieuwe wooneenheden - waarvan in casu sprake is - zijn:
- de realisatie van een woningvoorraad die kwantitatief en kwalitatief aansluit op de vraag;
- behoud van (be)leefbare kernen.
Ten aanzien van wonen is daarnaast aangegeven dat dit bij voorkeur dient plaats te vinden in het stedelijk gebied, waarbij de nadruk ligt op inbreiden en herstructureren. Onderhavige locatie is gelegen in Illikhoven. Het gehucht Illikhoven behoort bij de kern Roosteren. In Illikhoven is sprake van een langgerekte lintbebouwing, waar naast de woonfunctie tevens sprake is van een aantal andere (stedelijke) functies, zoals bedrijvigheid en horeca. De locatie kan dus worden beschouwd als stedelijk gebied. Daarnaast is sprake van de functiewijziging van bestaande bebouwing, waardoor tevens sprake is van inbreiding en herstructurering.
Gelet op vorenstaande sluit het planvoornemen aan bij de uitgangspunten die zijn opgenomen in de Structuurvisie Echt-Susteren 2012-2025.
Gemeentelijk Kwaliteitsmenu (GKM)
In de Structuurvisie Echt-Susteren 2012-2025 wordt tevens een uiteenzetting gegeven van het Gemeentelijk Kwaliteitsmenu (GKM).
De provincie Limburg verlangt van de Limburgse gemeenten om uitwerking te geven aan het Limburgse Kwaliteitsmenu (LKM). Het basisprincipe hiervan is dat bepaalde ontwikkelingen in het buitengebied ter plaatse leidt tot verlies aan omgevingskwaliteit. Dit verlies dient gecompenseerd te worden door een kwaliteitsverbeterende maatregel en/of financiële bijdrage. De gemeente Echt-Susteren heeft dit LKM vertaald in een Gemeentelijk Kwaliteitsmenu (GKM) en opgenomen in haar structuurvisie Echt-Susteren 2012-2025.
In het kader van voorliggende planontwikkeling zal een bijdrage op basis van het GKM door initiatiefnemers worden geleverd. De verplichting tot het betalen van een financiële bijdrage is vastgelegd in een privaatrechtelijke overeenkomst tussen de gemeente Echt-Susteren en de initiatiefnemer.
4.4.3 Conclusie gemeentelijk beleid
Gelet op het vorenstaande uiteenzetting van het gemeentelijke beleid wordt geconcludeerd dat onderhavige planontwikkeling niet strijdig is met dit beleid.
Hoofdstuk 5 Milieutechnische Aspecten
Bij de realisering van een planontwikkeling moet in de eerste plaats rekening worden gehouden met aspecten uit de omgeving die een negatieve invloed kunnen hebben op het plangebied. Dit geldt omgekeerd ook voor de uitwerking die het project heeft op zijn omgeving. Voor de locatie zijn in dit hoofdstuk de milieuaspecten bodem, geluid, milieuzonering, luchtkwaliteit en externe veiligheid onderzocht.
5.1 M.e.r.-plicht
Op grond van de Wet milieubeheer geldt een verplichting voor het opstellen van een milieueffectrappotage indien sprake is van activiteiten met nadelige effecten voor het milieu. In het Besluit milieueffectrapportage zijn in artikel 2, lid 1 als activiteiten die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu (en waarvoor op grond van de Wet milieubeheer dus de verplichting geldt om een milieueffectrapportage op te stellen), aangewezen de activiteiten die behoren tot een in onderdeel C van de bijlage bij het Besluit genoemde categorie.
In lid 2 van hetzelfde artikel zijn als activiteiten ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben (en waarvoor op grond van de Wet milieubeheer dus een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt), aangewezen de activiteiten die behoren tot een in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit genoemde categorie.
Voorliggend planontwikkeling betreft geen activiteit die behoort tot een in onderdeel C en D genoemde categorie. Er is geen sprake van een stedelijke ontwikkeling.
Conclusie m.e.r.-plicht
Ten behoeve van voorliggende planontwikkeling is het aanleveren van een (vormvrije) m.e.r.-beoordelingsnotitie niet aan de orde.
5.2 Bodem
Indien sprake is van het toevoegen van nieuwe verblijfsruimten, dient te worden bezien of de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse geschikt is voor het voorgenomen gebruik.
Onderhavige planontwikkeling voorziet in een (inpandige) functiewijziging van bebouwing die reeds in gebruik is als verblijfsruimte, namelijk een ijssalon. Dientengevolge is het verrichten van een bodemonderzoek ten behoeve van onderhavig planvoornomen niet noodzakelijk.
Conclusie bodem
Het aspect bodem vormt geen belemmeringen voor de beoogde planontwikkeling.
5.3 Geluid
Met betrekking tot het aspect geluid kan sprake zijn van geluidbelasting als gevolg van wegverkeerslawaai, industrielawaai en spoorweglawaai.
Onderhavig plangebied is gelegen buiten de geluidzone van het industriepark Holtum alsook niet gelegen binnen een zone van spoorweglawaai.
Wel is onderhavig plangebied gelegen aan de Illikhoven. Voor deze weg geldt een maximum snelheid van 30 km/u. Dergelijke wegen zijn op basis van de Wet geluidhinder niet gezoneerd. Het verrichten van een akoestisch onderzoek naar de gevelbelasting is derhalve niet aan de orde.
Voor nieuwe woningen gelegen aan 30 km/u wegen wordt ervan uitgegaan dat de geluidbelasting op de gevel, als gevolg van het wegverkeerslawaai, de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet zal overschrijden. Tevens geldt dat door, de voor nieuwbouw geldende, standaard voorzieningen een karakteristieke geluidwering van 22 dB altijd wordt gehaald. Hierdoor is een binnenniveau van 33 dB gegarandeerd.
Conclusie geluid
Het aspect geluid vormt geen belemmeringen voor de beoogde planontwikkeling.
5.4 Milieuzonering
Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven een passende locatie in de nabijheid van woningen krijgen en dat (andersom) nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bedrijven gesitueerd worden. Het waar mogelijk scheiden van bedrijven en woningen bij nieuwe ontwikkelingen dient twee doelen:
- het reeds in het ruimtelijke spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar voor woningen;
- het tegelijk daarmee aan de bedrijven voldoende zekerheid bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.
De gemeente beslist zelf of zij op een bepaalde locatie bedrijven of woningen wil mogelijk maken. Dit besluit dient echter wel zorgvuldig te worden afgewogen en te worden verantwoord.
Aan de overzijde van de weg Illikhoven is aan de Illikhoven 83 Paardenhandel Schulpen V.O.F. gevestigd. Op grond van het ter plekke geldende bestemmingsplan is de locatie bestemd voor een paardenhouderij. Gelet op de provinciale kaart 'Bedrijfslocaties Veehouderij' worden slechts enkele paarden ter plekke gehouden. De afstand tussen de inrichtingsgrens en de nieuwe bestemming 'Wonen' ter plekke van onderhavig plangebied bedraagt circa 40 meter; de afstand tussen de gevel van de nieuwe woning en de dierhuisvesting bedraagt meer dan 50 meter. De gemeente Echt-Susteren beschikt over een geurverordening; gelet op de genoemde afstanden is geen sprake van belemmeringen vice versa. Daarenboven vormt de nieuwe woning geen maatgevende woning voor de bedrijfsvoering aan de Illikhoven 83, aangezien bestaande burgerwoningen reeds dichterbij zijn gelegen.
Conclusie milieuzonering
Het aspect milieuzonering vormt geen belemmering voor de voorgenomen planontwikkeling.
5.5 Luchtkwaliteit
Algemeen
Sinds 15 november 2007 zijn de belangrijkste bepalingen inzake de luchtkwaliteit opgenomen in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (hierna ook: Wm). Omdat de luchtkwaliteitseisen op zijn genomen in titel 5.2 van de Wm, staat deze ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'.
Het doel van titel 5.2 Wm is om de mensen te beschermen tegen de negatieve gevolgen van luchtverontreiniging op hun gezondheid. In de wet- en regelgeving zijn de richtlijnen uit de Europese regelgeving opgenomen, waaraan voorgenomen ontwikkelingen dienen te voldoen.
Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen de luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid van een bestuursorgaan ex. artikel 5.16 Wm:
- er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde;
- een project leidt al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
- een project draagt 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit;
- een project past binnen het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) of een regionaal programma van maatregelen.
Het besluit NIBM
Deze Algemene maatregel van Bestuur (AmvB) legt vast wanneer een project 'Niet In Betekenende Mate' bijdraagt aan de toename van concentraties van bepaalde stoffen in de lucht. Een project is NIBM wanneer het aannemelijk is dat het een toename van de concentratie veroorzaakt van maximaal 3%. De 3% grens wordt gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1,2 microgram/m3 voor zowel PM10 als NO2.
Het NSL is vanaf augustus 2009 van kracht, zodat de 3% grens aangehouden dient te worden.
In de regeling NIBM is (onder andere) aangegeven dat een plan tot 1.500 woningen niet in betekenende mate bijdraagt aan de toename van de concentratie fijn stof en stikstofdioxide in de lucht.
NIBM-tool InfoMil
Ook zal het plan niet leiden tot een dusdanig aantal toenemende verkeersbewegingen dat de grenswaarde van de luchtkwaliteit daarmee wordt overschreden. InfoMil heeft een NIBM-tool ontwikkeld waarmee een 'worst-case' berekening kan worden verricht voor de bijdrage van het extra verkeer als gevolg van een plan op de luchtkwaliteit. Dit rekenmodel toont aan dat tot 1.655 extra voertuigen (weekdaggemiddelde) niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Hierbij wordt uitgegaan van 0% vrachtverkeer. Van dergelijke verkeersaantallen is bij voorliggende planontwikkeling geenszins sprake.
Besluit gevoelige bestemmingen
Dit besluit is gericht op de beperking van de vestiging in de nabijheid van provinciale en rijkswegen van gevoelige bestemmingen, zoals gebouwen voor kinderopvang, scholen, verzorgings- of verpleegtehuizen. Het besluit is niet van toepassing op voorliggende planontwikkeling.
Conclusie luchtkwaliteit
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmeringen voor onderhavige planontwikkeling.
5.6 Externe Veiligheid
In onderhavig geval is sprake van het realiseren van een zogenaamd kwetsbaar object, namelijk één woning. In de bestaande situatie kan onderhavige locatie worden benut als ijssalon, alwaar in totaal circa 140 zitplaatsen zijn (binnen en buiten). Vanwege voorliggende planontwikkeling neemt de personendichtheid ter plekke aanzienlijk af, waardoor vanuit oogpunt van externe veiligheid een verbetering optreedt.
Conclusie externe veiligheid
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmeringen voor onderhavige planontwikkeling.
Hoofdstuk 6 Overige Ruimtelijke Aspecten
Naast de diverse milieutechnische aspecten, zoals uiteengezet in Hoofdstuk 5, dient tevens te worden gekeken naar de overige ruimtelijke aspecten. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de aspecten archeologie, kabels en leidingen, verkeer en parkeren, waterhuishouding, natuur- en landschap, flora en fauna en duurzaamheid.
6.1 Archeologie & Cultuurhistorie
6.1.1 Archeologie
Archeologische waarden zijn bij wet beschermd. Daaromtrent zijn in de Erfgoedwet bepalingen opgenomen die de gemeenteraad in acht moet nemen.
Archeologische waarden zijn in het bestemmingsplan 'Grensmaas 2016' publiekrechtelijk beschermd middels een dubbelbestemming. Ter plekke van onderhavig plangebied geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'. Op basis van deze dubbelbestemming is het uitvoeren van een archeologisch onderzoek noodzakelijk, indien de bodemverstoring als gevolg van het bouwen dieper is dan 0,40 meter onder maaiveld én de omvang van de bodemingreep groter is dan 250 m².
Onderhavig planvoornemen voorziet in een (inpandige) functiewijziging van bestaande bebouwing en bijbehorende gronden. Geen sprake is van bouwactiviteiten met een bodemerstoring dieper dan 0,40 meter onder maaiveld én met een oppervlak groter dan 250 m². Het verrichten van een archeologisch onderzzoek is dan ook niet aan de orde.
Op basis van de Erfgoedwet geldt echter de verplichting dat, indien tijdens toekomstige graafwerkzaamheden desondanks archeologische materialen en/of sporen aangetroffen worden aangetroffen, deze per direct gemeld dienen te worden bij het bevoegd gezag.
De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' wordt middels voorliggend bestemmingsplan overgenomen.
Conclusie archeologie
Het aspect archeologie vormt geen belemmeringen voor onderhavige planontwikkeling.
6.1.2 Cultuurhistorie
Met vaststelling van het facetbestemmingsplan 'Cultuurhistorie' (zie tevens paragraaf 4.4.1) heeft de gemeente Echt-Susteren haar cultuurhistorische beleid juridisch geborgd. Op grond van dit facetbestemmingsplan geldt ter plekke van onderhavig plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' met specifieke aanduiding 'cultuurhistorisch ensemble Kokkelert Visserweert Illikhoven'. In een bijlage bij de regels van het facetbestemmingsplan is een omschrijving gegeven van dit ensemle. In de regels van de dubbelbestemming is vervolgens bepaald dat bij nieuwe ontwikkelingen de karakteristieken en waarden gerespecteerd te worden zoals omschreven dienen te worden gerespecteerd.
Onderhavig planvoornemen voorziet in een (inpandige) functiewijziging van bestaande bebouwing en bijbehorende gronden. Geen sprake is van een verandering van de te respecteren karakteristieken en waarden.
De dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' wordt middels voorliggend bestemmingsplan overgenomen.
Conclusie cultuurhistorie
Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmeringen voor onderhavige planontwikkeling.
6.2 Kabels En Leidingen
Door het plangebied lopen geen boven- en/of ondergrondse leidingen. Er is op dat gebied derhalve geen sprake van bijbehorende (planologische) beschermingszones en/of belangen van derden op dit punt.
De aanwezigheid van kabels en leidingen met betrekking tot de nutsvoorzieningen in de omgeving is evident. Bij het eventueel nader uitwerken van aansluitingen, dient met de verschillende netwerkbeheerders contact te worden opgenomen.
Conclusie kabels en leidingen
Het aspect kabels en leidingen vormt geen belemmeringen voor onderhavige planontwikkeling.
6.3 Verkeer En Parkeren
Met betrekking tot onderhavige planontwikkeling dienen de (eventuele) gevolgen voor de verkeersstructuur alsmede het parkeren inzichtelijk te worden gemaakt.
Vanwege voorliggende planologische functiewijziging vinden geen veranderingen plaats in de bestaande verkeersstructuur. De locatie is in de bestaande situatie via de Illikhoven bereikbaar (per voetpad) en via de Ruitersdijk per auto. In de toekomst wordt erin voorzien dat ook aan de weg Illikhoven op eigen terrein ruimte wordt gecreëerd voor ontsluiting per auto, en parkeerruimte.
Op eigen terrein is afdoende ruimte beschikbaar om te kunnen voorzien in de parkeerbehoefte van circa 2 voertuigen. In dit verband is noemenswaardig dat de theoretische parkeerbehoefte van één woning (ruimschoots) minder is dan de theoretische parkeerbehoefte bij een horecabestemming (ijssalon).
Vanwege voorliggende ontwikkeling behoeven geen problemen in de verkeersdoorstroming, -afwikkeling, en/of -veiligheid te worden verwacht. Tevens leidt onderhavig planvoornemen niet tot parkeerproblemen in het openbare gebied.
Conclusie verkeer en parkeren
Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmeringen voor onderhavige planontwikkeling.
6.4 Waterhuishouding
Onderhavig plangebied is, zoals blijkt uit het bestemmingsplan 'Grensmaas 2016', deels gelegen in de beschermingszone van de waterkering zoals aanwezig direct westelijk grenzend aan onderhavig plangebied. Hiermee is een deel van het plangebied mede bestemd voor de bescherming, het beheer en het onderhoud van de waterkering. Deze beschermingszone is middels dubbelbestemming publiekrechtelijk verankerd in voorliggend bestemmingsplan. Met inwerkingtreding van de nieuwe Keur van het Waterschap is aangrenzend aan deze beschermingszone van de waterkering een (buiten)beschermingszone van de waterkering van toepassing. In deze zone zijn de meeste activiteiten meldingsplichtig. Middels voorliggend bestemmingsplan is voor deze (buiten)beschermingszone een gebiedsaanduiding opgenomen.
Verder is het plangebied deels gelegen in het waterbergend rivierbed. Deze gronden zijn mede bestemd voor de berging van rivierwater.
Omdat onderhavige planontwikkeling primair voorziet in een inpandige functiewijziging, is geen sprake van een waterschapsbelang en of strijdigheden met de genoemde dubbelbestemmingen. Ten aanzien van de afvoer van afval- en hemelwater vinden geen veranderingen plaats ten opzichte van de bestaande situatie.
Conclusie waterhuishouding
Het aspect waterhuishouding vormt geen belemmeringen voor onderhavige planontwikkeling.
6.5 Natuurbescherming
Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Deze wet vervangt 3 wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet. In deze wet zijn de onderdelen uit de Europese Habitatrichtlijn en onder meer de Vogelrichtlijn, die de bescherming van soorten betreft, geïmplementeerd. De wet biedt ook het kader voor de bescherming van inheemse dier- en plantensoorten die geen bescherming genieten op grond van de Habitatrichtlijn. Er geldt een aantal verboden ter bescherming van beschermde dier- en plantensoorten.
Artikel 1.11 Wet natuurbescherming voorziet in een algemene verplichting voor een ieder om voldoende zorg te dragen voor Natura 2000-gebieden, bijzondere nationale natuurgebieden en voor in het wild levende dieren en planten en hun directe leefomgeving.
Het pand en perceel is tot op heden in gebruik geweest als horecabedrijf. Vanwege deze intensievere gebruiksvorm kan de aanwezigheid van beschermde plant- en diersoorten worden uitgesloten, waardoor een ecologisch onderzoek niet aan de orde is.
Ook wordt het verrichten van een stikstofberekening niet noodzakelijk geacht: er is enkel sprake van een inpandige verbouwing die van een relatief geringe omvang is, waardoor de bouwfase niet zal leiden tot een significante stikstofdepositie. Daarenboven: in de gebruiksfase zal de stikstofdepositie juist afnemen, omdat een woning immers een lagere verkeersaantrekkende werking kent dan een horecabedrijf.
Conclusie natuurbescherming
Het aspect natuurbescherming vormt geen belemmeringen voor onderhavige planontwikkeling.
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
De uitvoerbaarheid van de planontwikkeling dient in relatie tot de gemeentelijke financiën te zijn gewaarborgd. Daarbij dient ook te worden onderzocht of en in hoeverre de voorgenomen afwijkingen ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan aanleiding kunnen geven tot aanspraken om planschade als bedoeld in artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening.
7.1 Grondexploitatie
7.1.1 Algemeen
Afdeling 6.2 van de Wet ruimtelijke ordening draagt de titel 'Grondexploitatie'. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de mogelijkheden voor gemeenten (en ook provincie en Rijk indien deze als planwetgever optreden) om langs publiekrechtelijke weg eisen te stellen aan het in exploitatie brengen van gronden. Het gaat dan onder andere om eisen op het gebied van kostenverhaal, sociale woningbouw, particulier opdrachtgeverschap en fasering van de invulling van den openbare ruimte. Ook zijn in afdeling 6.2 Wro twee bepalingen opgenomen over de wijze waarop langs privaatrechtelijke weg eisen gesteld kunnen worden aan het in exploitatie brengen van gronden.
7.1.2 Exploitatieplan
Afdeling 6.4 Wro beschrijft een publiekrechtelijk stelsel waarbinnen door gemeenten (en in voorkomend geval provincie of Rijk) eisen gesteld kunnen worden aan de grondexploitatie. Dit publiekrechtelijk instrumentarium is aanvullend van aard. Het primaat ligt bij vrijwillige civielrechtelijke afspraken. Deze civielrechtelijke afspraken worden gemaakt in hetzij een anterieure overeenkomst (er is nog geen exploitatieplan vastgesteld) hetzij een posterieure overeenkomst (er is al een exploitatieplan vastgesteld).
Artikel 6.12, lid 1 Wro bepaalt dat de gemeenteraad wordt verplicht om de gronden, waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen, een exploitatieplan op te stellen. Artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening geeft aan om welke bouwplannen het gaat.
Hoofdregel is dat er een plicht bestaat voor het opstellen van een exploitatieplan. Onder artikel 6.12, lid 2 Wro wordt hierop echter een aantal uitzonderingsmogelijkheden geboden:
- het verhaal van kosten over de in het plan of besluit begrepen kosten is anderszins verzekerd;
- het is niet nodig een tijdvak te bepalen waarbinnen de grondexploitatie zal plaatsvinden;
- het is niet nodig een fasering op te nemen waarbinnen werken, werkzaamheden en bouwplannen uitgevoerd moeten worden;
- het is niet nodig eisen en/of regels omtrent de uitvoering te stellen aan het bouwrijp maken en/of de inrichting van de openbare ruimte en/of de aanleg van nutsvoorzieningen;
- het is niet nodig regels te stellen omtrent de uitvoering van de in het bestemmingsplan opgenomen bepalingen omtrent sociale huur en/of koopwoningen, kavels voor particulier opdrachtgeverschap of branches in de detailhandel.
De gemeente Echt-Susteren sluit een anterieure (exploitatie)overeenkomst met de initiatiefnemer van voorliggend plan. Het verhaal van kosten is hierdoor anderszins verzekerd.
7.2 Planschade
Artikel 6.1 Wet ruimtelijke ordening biedt de grondslag voor de vergoeding van zogenoemde planschade. Deze schadevergoeding wordt (in beginsel) door het college van burgemeester en wethouders van de betreffende gemeente toegekend aan degene die als gevolg van een planontwikkeling schade lijdt.
Artikel 6.4a Wro bepaalt dat de gemeente de mogelijkheid heeft om met een initiatiefnemer van een planontwikkeling een overeenkomst te sluiten. De strekking van dergelijke planschadeovereenkomst is dat de door derden geleden schade geheel (of gedeeltelijk) voor rekening komt van de initiatiefnemer, omdat de schade voortvloeit uit het op zijn of haar verzoek ten behoeve van een planontwikkeling wijzigen van het bestemmingsplan of verlenen van een omgevingsvergunning.
In de met de gemeente Echt-Susteren te sluiten anterieure (exploitatie)overeenkomst worden tevens afspraken aangaande planschade vastgelegd.
Hoofdstuk 8 Planstukken
Het bestemmingsplan 'Illikhoven 9c Roosteren' van de gemeente Echt-Susteren bestaat uit voorliggende toelichting, regels en een verbeelding.
8.1 Algemeen
Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Behalve een vernieuwd stelsel voor processen voor de ruimtelijke ordening in Nederland, worden met de inwerkingtreding van de Wro ook de resultaten van DURP (Digitale Uitwisseling in Ruimtelijke Processen) wettelijk verankerd. Dit houdt in dat nagenoeg alle instrumenten uit de Wro door bronhouders digitaal beschikbaar zijn, waardoor de bestemmingsplannen onderling vergelijkbaar worden. Hiervoor is het pakket 'RO Standaarden 2012' ontwikkeld, dat wettelijk is vastgelegd in de bij de Wro behorende 'Regeling standaarden ruimtelijke ordening'.
Vergelijkbaarheid van bestemmings- en inpassingsplannen wordt door de SVBP2012 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012) op drie manieren gerealiseerd:
- er is een begrippenkader gegeven dat in de plannen toegepast moet worden. Het gaat dan bijvoorbeeld om lijsten van bestemmingshoofdgroepen met mogelijke gebruiksdoelen, dubbelbestemmingen, aanduidingen, indeling van regels etc. Voor het hanteren van het begrippenkader is geen specifieke software vereist;
- er is een verplichte 'analoge verbeelding' voorgeschreven, hetgeen inhoudt de manier waarop het plan op papieren kaarten moet worden getoond. Er zijn dwingende regels inzake de opmaak van het plan. Voor het opmaken van plannen is in de praktijk speciale software benodigd;
- er is een verplichte 'digitale verbeelding' voorgeschreven, waarmee wordt gedoeld op het tonen van het plan in een digitale omgeving (website).
Vanaf 1 januari 2010 dient een bestemmingsplan digitaal raadpleegbaar en uitwisselbaar te zijn. Voorliggend bestemmingsplan voldoet aan deze digitaliseringverplichting.
8.2 Toelichting, Regels En Verbeelding
Een bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, regels en een verbeelding. De regels en verbeelding vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderling verband te worden bezien. De regels en de verbeelding zijn namelijk onlosmakelijk met elkaar verbonden, aangezien op de verbeelding de bestemmingen visueel zijn weergegeven en de regels onder andere het gebruik en de bouwmogelijkheden bij deze bestemmingen geven.
8.2.1 Toelichting
De toelichting van het bestemmingsplan heeft geen rechtskracht, maar is wel een belangrijk onderdeel van het totale plan. De toelichting geeft namelijk een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten zoals deze aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting een belangrijk hulpmiddel bij de interpretatie van het bestemmingsplan.
8.2.2 Regels
Conform de SVBP2012 dienen de regels van een bestemmingsplan volgens een bepaalde opbouw te worden opgesteld, waarbij opgemerkt dient te worden dat niet elk bestemmingsplan alle elementen van navolgende opbouw bevat:
- Hoofdstuk 1: Inleidende regels
o Begrippen
o Wijze van meten
- Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels
o Bestemmingen
o Voorlopige bestemmingen
o Uit te werken bestemmingen
o Dubbelbestemmingen
- Hoofdstuk 3: Algemene regels
o Anti-dubbeltelregel
o Algemene bouwregels
o Algemene gebruiksregels
o Algemene aanduidingsregels
o Algemene afwijkingssregels
o Algemene wijzigingsregels
o Verwezelijking in de naaste toekomst
o Algemene procedureregels
o Overige regels
- Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels
o Overgangsrecht
o Slotregel
De regels van de verschillende bestemmingen worden als volgt opgebouwd, waarbij eveneens geldt dat een bestemmingsregel niet alle elementen hoeft te bevatten:
- Bestemmingsomschrijving
- Bouwregels
- Nadere eisen
- Afwijken van de bouwregels
- Specifieke gebruiksregels
- Afwijken van de gebruiksregels
- Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
- Wijzigingsbevoegdheid
Vorenstaande gestandaardiseerde opbouw is gehanteerd bij het opstellen van de regels behorende bij voorliggend bestemmingsplan. Daarbij zijn de regeling zoals opgenomen in de geldende (facet)bestemmingsplannen overgenomen.
8.2.3 Verbeelding
De 'vroegere' plankaart wordt in het kader van het huidige planologische regime aangeduid als 'verbeelding'. Op een verbeelding wordt de grens van het plangebied weergegeven waarbinnen onder meer de verschillende (dubbel)bestemmingen, bouwvlakken en bouw-/functie-/maatvoeringsaanduidingen (en de ligging daarvan) visueel zijn weergegeven.
De verbeelding met betrekking tot voorliggend bestemmingsplan is digitaal raadpleegbaar via www.ruimtelijkeplannen.nl.
Verder voorziet bijbehorende verbeelding in de naam van voorliggend bestemmingsplan en een tekeningnummer. Dit zijn verplichtingen in het kader van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening.
De verbeelding is direct (juridisch) verbonden met de bijbehorende regels. In deze regels worden de condities en voorwaarden gesteld behorende bij de verschillende bestemmingen.
Hoofdstuk 9 Vooroverleg, Inspraak En Formele Procedure
9.1 Inleiding
De procedure voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerp bestemmingsplan ter visie kan worden gelegd. Bovendien is het noodzakelijk dat belanghebbenden de gelegenheid hebben om hun visie omtrent het plan te kunnen geven. Pas daarna kan de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan van start gaan.
9.2 Vooroverleg
Artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bepaalt dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan, waar nodig, overleg plegen andere betrokken overheden en overheidsdiensten (wettelijke adviseurs). Daarbij moet worden gedacht aan naburige gemeenten, het waterschap, en de diensten van het Rijk en de provincie. Overleg met het waterschap is altijd verplicht, terwijl het tot de verantwoordelijkheid van de gemeente behoort om te beoordelen of overleg met de desbetreffende diensten van het Rijk en de provincie nodig is. Artikel 3:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is van overeenkomstige toepassing.
De bedoeling van dit vooroverleg is voornamelijk om de opstellers van het plan tijdig de mogelijkheid te geven het plan desgewenst aan opmerkingen van andere overheden aan te passen.
Voorliggende planontwikkeling is door de gemeente in het kader van artikel 3.1.1 Bro voorgelegd voor advies aan de betreffende instanties.
9.3 Inspraak
Ingevolge artikel 1.3.1 Besluit ruimtelijke ordening dienen burgemeester en wethouders te besluiten en te publiceren of er terinzagelegging van het bestemmingsplan plaatsvindt, of er zienswijzen kunnen worden ingediend en of een onafhankelijke adviesinstantie advies uitbrengt. Ook is in voornoemd artikel bepaald dat het voornemen tot het voorbereiden van een bestemmingsplan, waarbij geen MER wordt opgesteld, dient te worden gepubliceerd conform artikel 3:12, lid 1 en 2 van de Algemene wet bestuursrecht en langs elektronische weg.
De gemeente Echt-Susteren beschikt over in inspraakverordening. Uitgaande van deze verordening behoeft geen inspraak te worden gehouden en kan direct overgegaan worden tot de formele bestemmingsplanprocedure.
9.4 Formele Procedure
9.4.1 Algemeen
De wettelijke (formele) bestemmingsplanprocedure, die circa 26 weken in beslag neemt, bestaat uit navolgende stappen:
- 1. Openbare kennisgeving van het ontwerp bestemmingsplan.
- 2. Ter inzage legging van het ontwerp bestemmingsplan met alle bijbehorende stukken gedurende 6 weken. Tevens wordt de bekendmaking toegezonden aan Gedeputeerde Staten, belanghebbenden en betrokken Rijksdiensten.
- 3. Gedurende de termijn van ter inzage legging kan een ieder zienswijzen naar voren brengen.
- 4. Vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad binnen 12 weken.
- 5. Algemene bekendmaking van het bestemmingsplan door ter inzage legging met voorafgaande kennisgeving en toezending van het besluit tot vaststelling aan Gedeputeerde Staten en betrokken Rijksdiensten, Waterschappen en gemeenten: binnen 2 weken dan wel, indien Gedeputeerde Staten of de inspecteur zienswijzen hebben ingebracht of het bestemmingsplan gewijzigd is vastgesteld, binnen 6 weken na vaststelling.
- 6. Mogelijkheid tot beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen 6 weken na bekendmaking voor belanghebbenden.
- 7. Inwerkingtreding op de dag na afloop van de beroepstermijn, zijnde 6 weken na de bekendmaking, tenzij binnen deze termijn een verzoek om voorlopige voorziening is ingediend bij de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
9.4.2 Zienswijzen
Het ontwerp van voorliggend bestemmingsplan heeft vanaf 6 november 2020 tot en met 18 december 2020 voor zienswijzen ter visie gelegen. Gedurende deze termijn zijn drie reacties ingekomen. Deze zijn ingediend door Rijkswaterstaat, Waterschap Limburg en de provincie Limburg. Als gevolg van de reacties van Rijkswaterstaat en het waterschap zijn wijzigingen doorgevoerd in voorliggend bestemmingsplan. De provincie heeft enkel te kennen gegeven geen aanleiding te zien om een zienwijze in te dienen.
Bijlage 1 Lijst Van Aan Huis Verbonden Bedrijven
Bijlage 1 Lijst van aan huis verbonden bedrijven
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 3 Cultuurhistorische Waardenkaart (Blad 1)
Bijlage 3 Cultuurhistorische waardenkaart (blad 1)
Bijlage 4 Cultuurhistorische Waardenkaart (Blad 2)
Bijlage 4 Cultuurhistorische waardenkaart (blad 2)
Bijlage 5 Cultuurhistorisch Ensemble Kokkelert Visserweert Illikhoven
Bijlage 5 Cultuurhistorisch ensemble Kokkelert Visserweert Illikhoven