Zonnepark Groensebos Sint Joost
Bestemmingsplan - Gemeente Echt-Susteren
Vastgesteld op 09-09-2021 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan 'Zonnepark Groensebos Sint Joost' met identificatienummer NL.IMRO.1711.BP20200072-VG01 van de gemeente Echt-Susteren;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 achtergevel:
gevel aan de achterkant van een gebouw;
1.6 agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van:
- a. het telen van gewassen, waaronder mede begrepen houtteelt en/of;
- b. het houden van dieren;
met dien verstande dat maneges, kennels en dierenasiels niet als agrarische bedrijven worden aangemerkt;
1.7 archeologische verwachtingswaarde:
de kans (hoog, middelhoog of laag) op het aantreffen van archeologische waarden (vondsten en/of informatie) in een gebied, gebaseerd op onder andere bodemtypen, relatieve hoogtes en bekende archeologische vindplaatsen;
1.8 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.9 bebouwingspercentage:
een percentage, dat de grootte van het bouwvlak en/of bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in de planregels anders is bepaald;
1.10 bestaand:
- a. bij bouwwerken: bestaand ten tijde van het inwerking treden van het bestemmingsplan, voor zover op een legale wijze tot stand gekomen, met dien verstande dat als bestaand bouwwerk ook worden aangemerkt bouwwerken die na dat tijdstip zijn of mogen worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning waarvan de aanvraag voor dat tijdstip is ingediend;
- b. bij gebruik: bestaand ten tijde van het inwerking treden van het bestemmingsplan, voor zover op een legale wijze tot stand gekomen;
1.11 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.12 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.13 bevoegd gezag:
bevoegd gezag als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (als hoofdregel is dit het college van burgemeester en wethouders van Echt-Susteren);
1.14 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.15 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.16 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en kapverdieping;
1.17 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.18 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.19 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.20 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.21 eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond;
1.22 escortbedrijf:
het bedrijfsmatig, of in een omvang alsof die bedrijfsmatig is, prostitutie aanbieden door een natuurlijke persoon of rechtspersoon, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend, zoals escortservices en bemiddelingsbureaus;
1.23 functie:
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan, is toegestaan;
1.24 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.25 grondgebonden agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf waarbij voor de bedrijfsvoering hoofdzakelijk gebruik wordt gemaakt van open grond;
1.26 hobbymatig agrarisch gebruik:
het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van dieren op niet bedrijfsmatige wijze;
1.27 hoofdgebouw:
een gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.28 houtopstand:
begroeiing die geheel of gedeeltelijk bestaat uit bomen en/of struiken, voor zover niet vallend onder de Boswet en behoudens laagstamfruitbomen en de bijbehorende windsingels;
1.29 landschappelijke waarden:
ruimtelijke objecten, structuren of gebieden in het cultuurlandschap die om esthetische, cultuurhistorische en/of ecologische redenen van waarde worden geacht;
1.30 landschapselement:
beplanting die om esthetische, cultuurhistorische of ecologische redenen van waarde en algemeen belang wordt geacht in zijn ruimtelijke context;
1.31 nevenactiviteit:
- a. nevenactiviteit bij agrarisch: een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de op de ingevolge dit bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie op een bouwperceel;
- b. nevenactiviteit bij wonen: een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk en functioneel opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de op de ingevolge dit bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie op een bouwperceel;
1.32 omgevingsvergunning:
omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 Wabo;
1.33 ondergeschikte functie:
een functie die qua omvang en uitstraling ondergeschikt is aan een op dezelfde plaats voorkomende (hoofd)functie en daarvan ten dienste staat c.q. daar functioneel mee verbonden is;
1.34 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport;
1.35 parkeervoorzieningen:
elke al dan niet overdekte stallingsgelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd verkeer;
1.36 permanente bewoning:
bewoning van een ruimte als hoofdverblijf;
1.37 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.38 recreatieve en educatieve doeleinden:
Doeleinden gericht op ontspanning c.q. vrijetijdsbesteding en onderwijs;
1.39 recreatief medegebruik:
vorm van recreatie waarvoor geen specifieke inrichting van het gebied noodzakelijk is, maar waarvoor kan worden volstaan met de voorzieningen die reeds ten behoeve van de hoofdfunctie aanwezig zijn en ondergeschikte voorzieningen zoals bewegwijzeringsbordjes, picknickbanken en draaihekjes;
1.40 schuilgelegenheid:
een gebouw, waarvan het/de op het perceel aanwezige dier(en) gebruik moet(en) kunnen maken in geval van weidegang, met als doel bescherming tegen extreme weersomstandigheden in zowel zomer als winter, uit het oogpunt van dierenwelzijn;
1.41 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.42 seksuele dienstverlening:
een bedrijfsmatige activiteit gericht op het verrichten van seksuele handelingen en/of het verrichten van erotisch/pornografische vertoningen;
1.43 standplaats:
een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;
1.44 teeltondersteunende voorzieningen:
voorzieningen/constructies met als doel het gewas te forceren tot meer groei en of de oogst te spreiden. Het gaat daarbij om zowel het vervroegen als het verlaten van de teelt ten opzichte van de normale open teelt en/of het beschermen van het gewas tegen weers invloeden, ziekten en plagen hetgeen leidt tot een beter kwaliteit van het product;
1.45 tijdelijke teeltondersteunende voorziening:
teeltondersteunende voorzieningen die korter dan 6 maanden, al dan niet aaneengesloten in het jaar aanwezig zijn;
1.46 volwaardig (agrarisch) bedrijf:
een (agrarisch) bedrijf met tenminste de arbeidsomvang van een volwaardige arbeidskracht en een zodanige bedrijfsomvang (overeenkomstig de normen voor Standaardopbrengst en Standaardverdiencapaciteit) dat de continuïteit ook op langere termijn in voldoende mate is gewaarborgd;
1.47 voorgevel:
de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, die gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;
1.48 voorgevelrooilijn:
denkbeeldige lijn getrokken langs de voorgevel van een gebouw en het verlengde daarvan danwel ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn';
1.49 voorzieningen van algemeen nut:
voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer;
1.50 wabo:
de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.51 waterhuishoudkundige voorzieningen:
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en/of waterkwaliteit zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.;
1.52 wet/wettelijke regelingen:
indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., worden de regelingen bedoeld zoals deze luidden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald;
1.53 zonnepark:
Een voorziening voor het opwekken van elektrische energie uit zonlicht, bestaande uit een maaiveld-opstelling van zonnepanelen gemonteerd op ondersteunende frames, samen met alle voor deze voorziening noodzakelijke installaties en bouwwerken;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:
de loodrechte afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat perceel voorkomend bouwwerk.
2.2 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:
de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.
2.3 het bebouwingspercentage:
het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de planregels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
- a. vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen', zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
- b. in afwijking van het bepaalde onder a. wordt de bouwhoogte van bouwwerken binnen de bestemming 'Verkeer - Railverkeer' gemeten vanaf de bovenkant van de spoorstaaf.
2.5 de breedte, diepte c.q. lengte van bouwwerken:
tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.
2.6 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.7 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.8 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.9 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:
loodrecht vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
2.10 de oppervlakte van een bouwwerk:
- a. voor bouwwerken met wanden: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
- b. voor bouwwerken zonder wanden (open overkappingen en daarmee vergelijkbare bouwwerken geen gebouwen zijnde): de overdekte grondoppervlakte (gemeten loodrecht onder het dakoppervlak).
2.11 peil:
- a. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- c. voor een woonwagen, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van de bestaande verharding van de standplaats;
- d. voor een bouwwerk ten behoeve van spoorwegdoeleinden: de bovenkant van de spoorstaaf.
2.12 ondergeschikte bouwdelen:
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,50 meter bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden - Natuur- En Landschapswaarden
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. agrarisch grondgebruik;
- b. een zonnepark, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - zonnepanelen';
- c. een teeltveld voorzien van zonnepanelen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - teeltveld met zonnepanelen';
- d. een informatievoorziening met buitenterrein, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - informatievoorziening';
- e. de aanleg, het behoud, beheer en herstel van een landschappelijke inpassing als opgenomen in Bijlage 1 ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - landschappelijke inpassing';
- f. behoud en bescherming onverharde en halfverharde wegen;
- g. behoud en ontwikkeling van ecologische waarden;
- h. behoud, herstel en ontwikkeling van de bestaande ecologische en natuurwaarden van Natura2000-gebieden;
- i. de uitoefening van grondgebonden agrarische bedrijven;
- j. behoud en ontwikkeling van recreatief en educatief medegebruik;
met de daarbij behorende:
- k. nutsvoorzieningen;
- l. parkeervoorzieningen;
- m. inritten, erven en terreinen;
- n. erfbeplanting;
- o. wegen en paden;
- p. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
- a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de landschappelijke en ruimtelijke inpassing, zoals is bedoeld in artikel 13.2 van de uitbreiding van de agrarische bebouwing binnen het bouwvlak.
- b. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van waarborging van de brandveiligheid, rampenbestrijding en zelfredzaamheid van personen en overige nadere eisen ten aanzien van externe veiligheid in het algemeen, bijvoorbeeld ten aanzien van de oriëntatie van gebouwen en toegang en vluchtwegen, de bereikbaarheid van het perceel en bouwkundige maatregelen ter beperking van de effecten van bijvoorbeeld een ongeval met gevaarlijke stoffen, alsmede ter voorkoming van hoge personendichtheden.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 4 Waarde - Aardkundige Waarde
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Aardkundige waarde' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het instandhouden en versterken van de cultuurhistorische, natuurlijke, landschappelijke en aardkundige waarden, een en ander conform:
- a. Bijlage 2 Cultuurhistorische waardenkaart (blad 1), Bijlage 3 Cultuurhistorische waardenkaart (blad 2);
- b. en
ter plaatse van de aanduiding: | conform: |
'specifieke vorm van waarde - aardkundig ensemble Broek en Hei' | Bijlage 4 Aardkundig ensemble Broek en Hei |
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, de vorm en de kwaliteit van de bouwwerken:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de cultuurhistorische, natuurlijke, landschappelijke en aardkundige waarden, indien uit cultuurhistorisch onderzoek als bedoeld in artikel 4.6.3 is gebleken, dat ter plaatse beschermingswaardige aardkundige waarden aanwezig zijn. Toepassing van deze bevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige beperking van het meest doelmatige gebruik.
4.4 Afwijken van de bouwregels
Niet van toepassing voor deze bestemming.
4.5 Specifieke gebruiksregels
Niet van toepassing voor deze bestemming.
4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Niet van toepassing voor deze bestemming.
4.8 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 5 Waarde - Archeologie 3
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden gelegen in droge en natte landschappen met hoge en/of middelhoge archeologische verwachtingswaarde; danwel een provinciaal aandachtsgebied met hoge en/of middelhoge archeologische verwachtingswaarde.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden, indien uit het onderzoek als bedoeld in artikel 5.2.2 of artikel 5.7.3 gebleken, dat ter plaatse beschermingswaardige archeologische waarden aanwezig zijn. Toepassing van deze bevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige beperking van het meest doelmatige gebruik.
5.4 Afwijken van de bouwregels
Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene afwijkingsregels van artikel 10.
5.5 Specifieke gebruiksregels
Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene gebruiksregels van artikel 8.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene afwijkingsregels van artikel 10.
5.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Niet van toepassing voor deze bestemming.
5.9 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door op een dubbelbestemming 'Waarde -Archeologie 3' geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien:
- a. uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
- b. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in bescherming van deze waarden;
- c. aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veiliggesteld.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Bouwregels
7.1 Algemeen
Geen bouwwerk of complex van bouwwerken mag worden opgericht indien daardoor een bestaand bouwwerk of complex van bouwwerken met daarbij behorende perceel, hetzij niet langer zou blijven voldoen aan het plan, hetzij in grotere mate zou gaan afwijken van het plan.
7.2 Ondergronds bouwen
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze planregels opgenomen afwijkingen, de volgende regels:
- a. Ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak.
- b. Het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil vermeerderd met 15 m².
- c. In aanvulling op het bepaalde onder a en b is, voor zover passend binnen de betreffende bestemmingsomschrijving, maximaal 1 niet-overdekt zwembad per bouwperceel toegestaan onder de volgende voorwaarden:
- 1. het zwembad dient te worden gebouwd achter de achtergevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan en op een afstand van ten minste 3,00 meter van zijdelingse en achterste perceelsgrens;
- 2. het zwembad mag niet overdekt zijn, tenzij de regeling voor bijbehorende bouwwerken als opgenomen in de planregels behorende bij de desbetreffende bestemming in acht wordt genomen;
- 3. het zwembad mag uitsluitend voor hobbymatig gebruik worden benut.
- d. De ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 3,00 meter onder peil.
- e. Bij het berekenen van de blijkens de verbeelding of deze planregels geldende bebouwingspercentages, of van het maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen.
- f. de gronden zijn niet gelegen ter plaatse van de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie'.
7.3 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen
7.4 Algemene regels over bestaande afstanden en andere maten
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
8.1 Gebruiksverbod
Het is verboden de gronden en bouwwerken in dit plan te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemming(en).
8.2 Voorbeelden van strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan, het gebruiken, te doen of laten gebruiken van bebouwde en onbebouwde gronden ten behoeve van:
- a. het al dan niet ten verkoop opslaan van gebruikte, dan wel geheel of ten dele uit gebruikte onderdelen samengestelde motorrijtuigen of aanhangwagens, die bruikbaar en niet aan hun bestemming onttrokken zijn, behoudens voor zover zulks passend is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
- b. opslag-, stort-, lozing- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen en materialen, behoudens voor zover zulks passend is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
- c. een seksinrichting, escortbedrijf en raam- en straatprostitutie.
Artikel 9 Algemene Aanduidingsregels
9.1 provinciale ontwikkelingszone groen
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
10.1 Afwijken van de planregels
Het bevoegd gezag kan middels het verlenen van een omgevingsvergunning, met inachtneming van de procedure zoals aangegeven in artikel 12.1, afwijken van de planregels:
- a. voor het overschrijden van in deze regels voorgeschreven minimale en/of maximale maten (hoogte, oppervlakte, inhoud etc.) en percentages tot maximaal 10% van die maten en percentages, met dien verstande dat:
- 1. dit niet geldt wanneer reeds op grond van deze regels al anderszins kan worden afgeweken;
- 2. niet kan worden afgeweken van de minimale en/of maximale maten (hoogte, oppervlakte, inhoud etc.) en percentages voor (bedrijfs)gebouwen zoals opgenomen in de tabellen in artikel 3.2.2 onder a;
- b. voor het in geringe mate overschrijden van het bouwvlak, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- c. voor de bouw van een luifel of erker aan de voorgevel van een hoofdgebouw, mits:
- 1. de diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer dan 1,50 meter bedraagt;
- 2. de breedte niet meer bedraagt dan 50% van de voorgevel van het hoofdgebouw;
- 3. de hoogte niet meer bedraagt dan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
- 4. er geen bezwaren bestaan vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid;
- 5. de luifel of erker stedenbouwkundig aanvaardbaar is;
- d. voor de bouw van openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes, mits:
- 1. het bruto-vloeroppervlak niet groter is dan 25 m²;
- 2. er sprake is van maximaal één bouwlaag;
- 3. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 5 m;
- e. het vergroten van de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde tot maximaal 5 m, mits:
- 1. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast;
- 2. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving gewaarborgd wordt;
- f. ten behoeve van het oprichten van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot een hoogte van maximaal 20 m;
- g. ten behoeve van het oprichten van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot maximaal 40 m.
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
11.1 Algemene wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen ten behoeve van:
- a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
- b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;
- c. de overschrijdingen als bedoeld sub a en b mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
- d. het aanpassen van opgenomen regels in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar regels in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.
Artikel 12 Algemene Procedureregels
12.1 Procedure afwijking
Bij een afwijking van het bestemmingsplan, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit in de procedure als bedoeld in artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.
12.2 Procedure nadere eisen
Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen is de volgende procedure van toepassing:
- a. Het voornemen, waarbij toepassing wordt gegeven aan het stellen van nadere eisen, ligt met bijbehorende stukken gedurende twee weken ter gemeentesecretaris ter inzage.
- b. Burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging te voren in één of meer dag- of niewsbladen, die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze bekend.
- c. De bekendmaking houdt in mededeling van de mogelijkheid voor belanghebbenden tot het indienen van zienswijzen bij burgemeester en wethouders tegen het voornemen gedurende de onder a genoemde termijn.
- d. Indien tegen het voornemen zienswijzen zijn ingediend, wordt het besluit met redenen omkleed.
- e. Burgemeester en wethouders delen aan hen, die zienswijzen hebben ingediend de beslissing daaromtrent met redenen omkleed mede en maken het besluit op de voorgeschreven wijze bekend.
12.3 Procedure wijziging
Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging is de procedure als bedoeld in artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing.
12.4 Procedure omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning, die onderdeel uit maakt van dit plan, is de procedure als vervat in artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.
Artikel 13 Overige Regels
13.1 Voorrangsregels
13.2 Kwaliteitsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
14.1 Overgangsrecht bouwwerken
- 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
- 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 15 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Zonnepark Groensebos Sint Joost'.
Bijlagen Bij De Regels
Bijlage 1 Landschapsplan
Bijlage 2 Cultuurhistorische Waardenkaart (Blad 1)
Bijlage 3 Cultuurhistorische Waardenkaart (Blad 2)
Bijlage 4 Aardkundig Ensemble Broek En Hei
Bijlage 5 Parkeerkencijfers
Bijlage 6 Landschapstypen En Kenmerken
Bijlage 7 Verbeelding
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
Energiecoöperatie Groensebos en Echt-Susteren Energie (hierna: de initiatiefnemer) is voornemens om tussen Sint Joost en Montfort een zonnepark te realiseren. Het plangebied omvat een viertal agrarische percelen die gelegen zijn in het gebied 'Groensebos' tussen de Heerdstraat en de Groensebosweg. Ter plekke wordt een cluster zonnevelden van in totaal 10,4 hectare voorzien. Deze zonnevelden omvatten circa 21.300 zonnepanelen met een totale opwekcapaciteit van circa 10.200 MWh per jaar. Daarmee wordt in de energiebehoefte van circa 3.800 huishoudens voorzien. Het zonnepark heeft een beoogde gebruikstermijn van 25 jaar.
Concreet betreft het plan de realisatie van drie zonnevelden op een viertal geclusterde agrarische percelen. Bij de inrichting van onderhavig zonnepark worden twee zonnevelden uitgevoerd in een zuidopstelling en het derde zonneveld in een oostwestopstelling. De diversiteit aan opstellingen heeft tot gevolg dat de energie verdeeld over de dag meer gelijkelijk wordt aangeboden dan bij een klassieke opstelling in één richting. Daarnaast voorziet het plan in een zorgvuldige landschappelijke inpassing, gericht op omgevingskwaliteit, ecologische meerwaarde en recreatief medegebruik.
Uitsnede topografische kaart met schetsmatige aanduiding plangebied
Een belangrijke beleidsdoelstelling van de gemeente Echt-Susteren betreft energiebesparing en het opwekken van duurzame energie. Daarbij heeft de gemeente de ambitie gesteld om in 2040 energieneutraal te zijn. Om deze doelstelling te bereiken heeft zij initiatiefnemers uitgenodigd om concrete voorstellen voor de realisatie van zonneweiden in te dienen. Vervolgens zijn vijf initiatieven geselecteerd om verder uit te werken en te realiseren.
Bij brief d.d. 3 juli 2020 (kenmerk: Z20/024275-D-53636), bijgevoegd als Bijlage 1, heeft de gemeente Echt-Susteren aangegeven dat dit initiatief door het adviespanel zonneparken is beoordeeld als één van de vijf geselecteerde voorstellen, waar de gemeente medewerking aan wil verlenen.
Ter plekke van het plangebied is het bestemmingsplan 'Buitengebied' van kracht, vastgesteld op 14 december 2017 door de gemeenteraad van Echt-Susteren. Op basis van dit bestemmingsplan heeft het plangebied de enkelbestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden'. Het realiseren van het beoogde zonnepark is binnen de kaders van het geldende bestemmingsplan niet toegestaan. Planologische medewerking kan worden geboden via partiële herziening van het bestemmingsplan.
1.2 Ligging En Begrenzing
Het plangebied ligt tussen Sint Joost en Montfort op meer dan een kilometer afstand van beide dorpsranden. Het zonnepark wordt beoogd op vier kadastrale percelen welke samen circa 10 hectare groot zijn. Deze percelen zijn gelegen aan de Groensebosweg (noordzijde), aan weerszijden van de Hoofdbroekweg en aan de Heerdstraat (zuidzijde). De percelen maken deel uit van een agrarisch productielandschap waarin blokverkaveling, enkele robuuste bosranden en laanstructuren en per perceel wisselende teeltvormen beeldbepalend zijn.
Plangebied in regionale context
Het plangebied omvat meerdere kadastrale percelen. Deze percelen zijn kadastraal bekend als gemeente Echt - sectie L - nummers 4, 5, 14 en 226.
Uitsnede kadastrale kaart met aanduiding plangebied
1.3 Geldende Bestemmingsplannen
Ter plaatse van het plangebied gelden de volgende bestemmingsplannen:
- Bestemmingsplan 'Buitengebied' (vastgesteld op 14 december 2017);
- Bestemmingsplan 'Cultuurhistorie Echt-Susteren' (vastgesteld op 22 september 2016);
- Facetbestemmingsplan Sport- en/of recreatieve voorzieningen (vastgesteld op 22 februari 2017).
- Facetbestemmingsplan 'Deregulering' (vastgesteld op 6 november 2019).
Een meer uitgebreide toelichting op de geldende bestemmingsplannen is opgenomen in paragraaf 3.4.2.
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 van deze toelichting gaat in op de huidige situatie en toekomstige situatie binnen het plangebied. Hoofdstuk 3 behandelt het vigerend beleid op zowel rijks-, provinciaal-, regionaal- als gemeentelijk niveau. Hoofdstuk 4 bevat een beschrijving van de relevante uitvoeringsaspecten en verantwoordt (al dan niet met behulp van uitgevoerde onderzoeken) de situatie binnen het plangebied. Getoetst wordt of de ontstane situatie voldoet aan de sectorale wetgeving, bijvoorbeeld op het gebied van akoestiek of externe veiligheid. De beoordeling van het planvoornemen vindt plaats in Hoofdstuk 5. De juridische planbeschrijving van dit bestemmingsplan is opgenomen in Hoofdstuk 6. De toelichting sluit af met Hoofdstuk 7 waarin de maatschappelijke- en economische uitvoerbaarheid staan omschreven.
Naast deze toelichting, waarin het planvoornemen wordt onderbouwd en getoetst, bestaat dit bestemmingsplan uit een set regels en een verbeelding, die samen het juridisch bindende deel van het plan vormen.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Voortraject
De gemeente Echt-Susteren wil in 2040 energieneutraal zijn. De gemeente is voornemens om de benodigde elektriciteitsbehoefte grotendeels met behulp van zonneënergie op te wekken. De overgang naar een volledig energieneutrale gemeente verloopt in meerdere fasen. Fase 1 reikt tot 2030, wanneer een C02 reductie van 49% moet zijn bereikt. Om dit te bereiken en om de te verwachte elektriciteitsbehoefte lokaal op te wekken, is circa 137 hectare met zonneparken benodigd.
Op 26 september 2019 heeft de gemeente het beleidskader ‘Zonneparken en Windparken Gemeente Echt-Susteren’ vastgesteld. Dit beleidskader voorziet in zowel een (ruimtelijk) beleidskader als handreikingen aan initiatiefnemers die in de gemeente Echt-Susteren met duurzame energieopwekking aan de slag willen.
Vervolgens is een selectieprocedure gestart voor de ontwikkeling van vijf pilotprojecten voor zonneparken. Hierbij zijn geïnteresseerde partijen geïnformeerd over het proces en de beoordelingscriteria om te komen tot de selectie van de vijf beste plannen.
Om te komen tot een objectieve en transparante beoordeling van de ingediende voorstellen, heeft de gemeente Echt-Susteren in haar beleidskader een beoordelingsmatrix opgenomen en een adviespanel ingesteld van interne en externe deskundigen. Deze beoordelingsmatrix spitst zich in beginsel toe op een drietal aspecten, namelijk:
- 1. Ruimtelijke en landschappelijke inrichting;
- 2. (Financiële) Participatie;
- 3. Maatschappelijk draagvlak.
Aan deze drie toetsingscriteria is een vierde pijler toegevoegd, namelijk voldoende perspectief op realisatie van het beoogde zonnepark in 2022.
Het planvoornemen vormt één van de 17 in het kader van de pilot ingediende initiatieven en is beoordeeld als één van de vijf uit te werken plannen waar de gemeente medewerking aan wil verlenen, zulks bevestigd door het college van burgemeester en wethouders van Echt-Susteren in haar besluit van 3 juli 2020.
2.2 Plan
2.2.1 Bestaande situatie
Het plangebied omvat een viertal agrarische percelen welke zijn gelegen in het buitengebied van de gemeente Echt-Susteren. Concreet bevindt het plangebied zich op meer dan een kilometer afstand van beide dorpsranden. De percelen zijn momenteel voor agrarische doeleinden in gebruik.
Het plangebied wordt omgeven door open agrarisch gebied en aan de zuidzijde door een bos. De meest nabijgelegen bedrijfswoning aan de oostzijde is gelegen op meer dan 400 meter van onderhavig plangebied. Daarnaast is op een afstand van circa 650 meter aan de westzijde van onderhavig plangebied eveneens een bedrijfswoning aanwezig.
Globale aanduiding plangebied (bron: Google Maps)
De aanblik van het plangebied in de huidige situatie wordt weergegeven aan de hand van navolgende foto's:
Foto's bestaande situatie
2.2.2 Planbeschrijving
Zonnepark
Het plan voorziet in de realisatie van drie zonnevelden op een viertal geclusterde agrarische percelen in het gebied 'Groensebos'. In totaal beslaan deze percelen een oppervlak van 10,4 hectare. Bij de inrichting van het zonnepark worden twee zonnevelden uitgevoerd in een zuidopstelling en het derde zonneveld in een oostwestopstelling. De diversiteit aan opstellingen heeft tot gevolg dat de energie verdeeld over de dag meer gelijkelijk wordt aangeboden dan bij een klassieke opstelling in één richting.
Het plan voorziet in circa 20.000 zonnepanelen met een totale opwekcapaciteit van circa 10.900 MWh per jaar. Daarmee wordt met onderhavig project in de (elektrische) energiebehoefte van circa 3.600 huishoudens voorzien. De beoogde gebruiksduur is een periode van 25 jaar.
Initiatiefnemer wenst een deel van de pv-panelen in een zuid opstelling te plaatsen en het overige deel in een oostwest opstelling. Daarnaast worden de panelen op frames geplaatst. De hoogte varieert daarbij van circa 70 centimeter tot circa 1,9 meter boven maaiveld. Daarnaast is voldoende afstand tussen de rijen aanwezig hetgeen ruimte biedt voor onderhoud en de beoogde vegetatie-ontwikkeling tot bloem- en/of kruidenrijk grasland.
Het zonnepark wordt rondom voorzien van een hekwerk ter voorkoming van vernieling en diefstal. Het hekwerk, dat fauna-passeerbaar wordt uitgevoerd, wordt vervaardigd van gegalvaniseerd staal en 'ingekapseld' in omzomende beplanting.
Informatievoorziening
Bovendien wordt beoogd om aan de zuidzijde van het meest oostelijk gelegen zonneveld een informatievoorziening te realiseren. Dit wordt beoogd aan het snijpunt van drukke recreatieve routes. Dit betreft een eenvoudig gebouw waar bezoekers of voorbijgangers geïnformeerd worden over energietransitie en de werking van zonne-energie. Vanwege de kapconstructie doet dit tevens dienst als schuilgelegenheid waar scholen of geïnteresseerden educatie krijgen over de duurzame energievoorziening. Het open gebouw is bereikbaar via een in-/ uitritconstructie aan de Hoofdbroekweg. Deze bebouwing heeft de uiterlijke kenmerken van een schuilgelegenheid.
De informatievoorziening wordt vorm gegeven als een 8 meter lange stenen muur bestaande uit schanskorven gevuld met maaskeien. Deze muur zal wat doorkijkjes bevatten om alzijdig zicht op de omgeving te behouden.Er wordt een overkapping van 8 x 4 meter voorzien zodat de informatieborden over de locatie en de toegepaste oplossingen tot verduurzaming of verhogen van ecologische waarden beschut kunnen worden geraadpleegd. De schuilgelegenheid heeft een oppervlak van circa 32 m2 en een hoogte van circa 3,5 meter.
Aan de zuidzijde van het meest oostelijk gelegen zonneveld wordt een entreeruimte voorzien waar met beperkte halfverharding en een overig groen ingericht terrein een groene entree wordt gerealiseerd. Ter plekke is voldoende ruimte aanwezig om auto's en fietsen te parkeren en daarnaast is ter plekke voldoende gelegenheid tot buiteneducatie in de vorm van informatieborden en picknickbanken.
In onderstaande figuren wordt een impressie gegeven van de beoogde bebouwing, zijnde de informatievoorziening.
De informatievoorziening heeft een educatief en recreatief doel waarbij bezoekers worden geïnformeerd over energietransitie en de werking van zonne-energie. Op deze locatie wordt aan belanghebbenden uitleg gegeven omtrent energieprojecten binnen de gemeente Echt-Susteren met behulp van informatieborden. Daarmee wordt een verhoogde bewustwording gecreëerd van duurzaamheid bij verschillende generaties.
Eveneens wordt aan de zuidzijde van onderhavig zonneveld beoogd om diverse teeltvelden onder de zonnepanelen aan te leggen. Dit is mogelijk omdat de zonnevelden worden ingericht met glas-glas panelen. Onder de zonnepanelen zullen verschillende lage gewassen worden geteeld, zoals zoete aardappelen, blauwe bessen, bramen, frambozen, aalbessen en asperges. Daarmee ontstaat dubbel ruimtegebruik. Scholen worden in de gelegenheid gesteld om te komen kijken naar de mogelijkheden om onder de zonnepanelen diverse gewassen te telen. Ook worden studenten in de gelegenheid gesteld om ter plekke te komen werken tijdens praktijkdagen. Uiteraard geschiedt dit enkel op afspraak en onder begeleiding waarbij het stroomveld wordt uitgeschakeld. Daarnaast worden geïnteresseerden in de gelegenheid gesteld om de gewassen, welke onder de zonnepanelen worden geteeld, zelf te plukken. Dit geschiedt eveneens enkel op afspraak en onder begeleiding waarbij het stroomveld wordt uitgeschakeld.
Aanvullend wordt het buitenterrein van de informatievoorziening ingericht met diverse informatieborden, een gelegenheid tot picknicken en parkeergelegenheid.
2.2.3 Landschappelijke inrichting
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
In het kader van de nieuwe omgevingswet, die per 1 januari 2022 in werking treedt, wordt momenteel de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) door het rijk opgesteld. Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 wordt hierin de langetermijnvisie in beeld gebracht. Op nationale belangen wil het Rijk (net als nu) sturen en richting geven. Hiervoor worden vier prioriteiten onderscheiden:
- Ruimte voor klimaat adaptatie.
- Duurzaam economisch groeipotentieel.
- Sterke en gezonde steden en regio's.
- Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.
Om invulling te kunnen geven aan deze vier prioriteiten hanteert het rijk de volgende drie afwegingsprincipes:
- Combinaties van functies gaat voor enkelvoudige functies.
- Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal.
- Afwentelen wordt voorkomen.
Aangezien de NOVI nog niet van kracht is, is het rijksbeleid vastgelegd in respectievelijk de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).
3.1.2 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 vastgesteld en in werking getreden. In deze visie schetst het Rijk de ambities tot 2040 en de doelen, belangen en opgaven tot 2028. Het rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
Een van de geformuleerde nationale belangen betreft 'ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en energietransitie'. De ambitie is dat Nederland in 2040 een robuust internationaal energienetwerk kent en de energietransitie in Nederland substantieel ver gevorderd is. Voor de economische ontwikkeling op de lange termijn is een transitie naar een duurzame, hernieuwbare energievoorziening nodig, zowel vanwege geopolitieke verhoudingen en uitputting van fossiele brandstoffen als vanwege de ambities voor beperking van de CO2 uitstoot. De vraag naar elektriciteit en gas zal blijven groeien. Daarom zal voor de opwekking en het transport van energie (ook over onze grenzen heen) voldoende ruimte gereserveerd moeten worden. Duurzame energiebronnen als wind, zon, biomassa en bodemenergie verdienen daarbij speciale aandacht. Hun aandeel in de totale energievoorziening moet omhoog en zij hebben relatief veel ruimte nodig. De overgang naar meer duurzame brandstoffen vraagt om meer ruimte.
Het is primair de taak van provincies en gemeenten om voldoende ruimte te bieden voor duurzame energievoorziening (zoals zonne-energie en biomassa). Het ruimtelijk rijksbeleid voor (duurzame) energie beperkt zich daarom enkel tot grootschalige windenergie op land en op zee, gelet op de grote invloed op de omgeving en de omvang van deze opgave. Voor andere energiefuncties is geen nationaal ruimtelijk beleid nodig naast het faciliteren van ontwikkelingen door het aanpassen van wet- en regelgeving en het delen en ontwikkelen van kennis.
Met onderhavige ontwikkeling wordt beoogd een zonnepark van circa 10,4 hectare aan te leggen nabij het 'Groensebos' te Echt-Susteren. De ontwikkeling levert daarmee een positieve bijdrage aan de doelstelling van het rijksbeleid in relatie tot een duurzamere energievoorziening.
De ontwikkeling is niet gelegen in of nabij een gebied waarin het rijk een ander nationaal belang heeft aangewezen, derhalve heeft de SVIR geen consequenties voor voorliggend plan.
3.1.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
De SVIR bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. Met het Barro geeft het Rijk algemene regels voor ruimtelijke plannen. Doel van dit Besluit is bepaalde onderwerpen uit de SVIR te verwezenlijken.
Onderhavige ontwikkeling heeft geen betrekking op de aangewezen nationale belangen, derhalve heeft het Barro geen consequenties voor voorliggend plan.
3.1.4 Ladder voor duurzame verstedelijking
Bestemmingsplannen die voorzien in nieuwe stedelijke ontwikkelingen dienen een verantwoording te bevatten aan de hand van de zogenoemde 'Ladder voor duurzame verstedelijking' (hierna: de Ladder), die is vastgelegd in artikel 3.1.6, tweede lid, Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro). Ingevolge artikel 5.20 Besluit omgevingsrecht moet de Ladder ook worden toegepast bij een omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
De Ladder verplicht overheden tot het maken van een zorgvuldige ruimtelijke afweging bij het mogelijk maken van nieuwe stedelijke ontwikkelingen in planologische besluiten. Het doel is om te komen tot zorgvuldig ruimtegebruik en daarmee het voorkomen van (onaanvaardbare) leegstand en onnodig “bouwen in de wei”. De Ladder is daarmee een belangrijk instrument voor een goede ruimtelijke ordening.
Recent heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geoordeeld dat zonnevelden niet als een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, Bro jo. artikel 1.1.1, eerste lid, onder i, Bro moeten worden aangemerkt (ABRvS 23 januari 2019, 201804681/1/A1).
Gezien deze jurisprudentie moet worden geconcludeerd dat de realisatie van een zonneveld geen “stedelijke ontwikkeling” is als bedoeld in het Bro. Dit betekent dat onderhavige ontwikkeling niet ladderplichtig is. Toetsing aan de Ladder voor duurzame verstedelijking vormt derhalve geen belemmering voor onderhavig planvoornemen.
3.1.5 Energieakkoord
Zowel op rijks-, provinciaal als gemeentelijk niveau zijn er ambitieuze doelstellingen op het gebied van duurzame energie geformuleerd, vastgelegd in onder meer het Energieakkoord. In het Energieakkoord besloten meer dan veertig organisaties in september 2013 voor duurzame groei. Gezamenlijk gaan zij voor verduurzaming van de samenleving en economie. Daarbij wordt ingezet op:
- een besparing van het energieverbruik met gemiddeld 1,5 procent per jaar;
- 100 petajoule energiebesparing per 2020;
- een toename van het aandeel hernieuwbare energieopwekking naar 14 procent in 2020 en 16 procent in
- 2023;
- ten minste 15.000 voltijdbanen extra.
Bovenstaande uitgangspunten zorgen voor een aanzienlijke opgave welke op zowel nationaal, regionaal alsook lokaal niveau zal doorwerken. Onderhavige ontwikkeling zorgt voor een goede stap in de richting om tot meer duurzame energieopwekking te komen. Geconcludeerd wordt dat het plan bijdraagt aan de in het Energieakkoord geformuleerde doelstellingen.
3.2 Provinciaal Beleid / Regionaal Beleid
3.2.1 Omgevingsvisie Limburg 2014
Het POL 2014 is vastgesteld op 12 december 2014. De hoofdambitie in het POL betreft het realiseren van een voortreffelijk grensoverschrijdend leef- en vestigingsklimaat, dat eraan bijdraagt dat burgers en bedrijven kiezen voor Limburg: om er naar toe te gaan en vooral ook om er te blijven. Het POL richt zich met name op de fysieke kanten van het leef- en vestigingsklimaat, waarbij kwaliteit centraal staat. Daarbij zijn er regionale verschillen tussen Noord-, Midden- en Zuid-Limburg, die vragen om een regionaal verschillende beleidsuitwerking. Het POL richt zich alleen op die zaken die er op provinciaal niveau echt toe doen en vragen om regionale oplossingen. Daarbij worden gemeenten uitgenodigd om een flink aantal vraagstukken in regionaal verband verder uit te werken.
Uitsnede Omgevingsvisie Limburg 2014 met aanduiding plangebied
Ter plaatse van het plangebied geldt de aanduiding 'Buitengebied'. De zone 'Buitengebied' omvat een breed scala aan gebieden variërend van landbouwgebieden in algemene zin, glastuinbouwgebieden, ontwikkelingsgebieden intensieve veehouderij, verblijfsrecreatieve terreinen, stadsrandzones tot linten en clusters van bebouwing. Het betreft alle gronden in het landelijk gebied, die niet zijn aangewezen als landschaps- of natuurzone. Deze zone biedt de meeste ruimte voor land- en tuinbouw en vrijetijdseconomie.
Verder geldt dat het plangebied niet binnen de bronsgroene landschapszone, zilvergroene natuurzone, goudgroene natuurzone of het beschermingsgebied Nationaal Landschap Zuid-Limburg is gelegen.
Duurzaamheidsbeleid
In paragraaf 5.5 Energie en duurzaamheid van de Omgevingsvisie Limburg is de provinciale energie-opgave nader toegelicht. Uitgaande van het energiegebruik in Limburg in 2012 betekent de energietransitie van 14% in 2020 dat de energiebehoefte duurzaam moet worden opgewekt door:
- Circa 1.200 windturbines (van 3 MW) óf
- 80 km2 zonnepanelen (een oppervlakte ter grootte van de gemeente Sittard-Geleen) óf
- Het jaarlijks verbranden van 400 km2 bos (18% van de oppervlakte van Limburg).
- Er wordt ingezet op een scala aan bronnen van hernieuwbare energie, zoals windenergie, zonne-energie,
- geothermie en bodemenergie.
Voor zon-PV ziet de provincie een grote groeimarkt en de toepassing in de gebouwde omgeving wordt zeer passend geacht. De provincie stimuleert deze toepassing middels een zonatlas, waarmee woningeigenaren tegelijkertijd ook van andere potentiële besparingen bewust worden gemaakt.
Ook komen zonneparken met de in het Energieakkoord voorgestelde salderingsregeling dichterbij. De ontwikkeling van business-modellen en proefprojecten worden ondersteund en, afhankelijk van de uitkomsten, beziet de provincie of zij hierin een rol in moet nemen. Van belang is bij deze vorm van energieopwekking primair in te zetten op multifunctioneel ruimtegebruik.
Verder geldt dat voor de aanpak van de energietransitie regionale energievisies (opgesteld door de regionaal samenwerkende gemeenten en Provincie in samenspraak met marktpartijen) een belangrijke plaats in nemen. De Regionale Energiestrategie Noord- en Midden Limburg is in paragraaf 3.3.1 nader toegelicht.
3.2.2 Ontwerp Provinciale Omgevingsvisie Limburg (POVI)
De nieuwe Omgevingswet treedt naar verwachting op 1 januari 2022 in werking. De provincie moet dan beschikken over een Provinciale Omgevingsvisie en Omgevingsverordening. De provincie is in dat verband doende het POL2014 te vervangen door de Omgevingsvisie Limburg (hierna ook: de POVl). De POVI richt zich op de langere termijn (2030-2050) en beschrijft onderwerpen zoals wonen, bodem, infrastructuur, milieu, ruimtelijke economie, water, natuur, luchtkwaliteit, landschap en cultureel erfgoed. Ook de aspecten gezondheid en een gezonde leefomgeving worden in de Omgevingsvisie meegenomen.
De zoneringen op grond van het POL2014 zijn in de ontwerp POVI overgenomen op de kaart 'Limburgse principes'. Ook in de ontwerp POVI is onderhavige projectlocatie gelegen in de zone 'Buitengebied'. Vanuit beleidsmatig oogpunt in relatie tot voorliggende planontwikkeling is geen sprake van relevante wijzigingen.
Uitsnede kaart 'Limburgse principes' ontwerp POVI
3.2.3 Omgevingsverordening Limburg 2014
Het beleid zoals opgenomen in de Omgevingsvisie Limburg 2014 is meer geconcretiseerd in de Omgevingsverordening Limburg 2014.
Uitsnede kaart 'milieubeschermings-gebieden' Omgevingsverordening Limburg 2014 met ligging plangebied
Het plangebied is gelegen in de zone Roerdalslenk zone II, op basis waarvan aanvullende regels gelden voor bescherming van de drinkwatervoorziening. Naast een verbod in de waterwingebieden en grondwaterbeschermingsgebieden is in de Omgevingsverordening een verbod opgenomen voor diepe boringen in de boringsvrije zones. Daartoe is de Roerdalslenk verdeeld in vier gebieden, waarbij per gebied de diepte van het boorverbod varieert. In de Omgevingsverordening wordt aangegeven dat boringen tot de bovenkant van de Bovenste Brunssumklei zijn toegestaan en dat een melding moet worden verricht indien een boring dieper dan 30 meter beneden maaiveld plaatsvindt. Aangezien onderhavig voornemen niet gepaard gaat met dergelijke diepe boringen in de bodem, vormt de ligging in de zone 'Roerdalslenk zone II' geen belemmeringen voor onderhavige ontwikkeling.
3.2.4 Limburgse Zonneladder
De Omgevingsvisie Limburg vervangt in 2021 de Omgevingsvisie POL 2014. De ontwerp versie is op 25 augustus 2020 vastgesteld door de Gedeputeerde Staten. In december 2020 heeft besluitvorming plaats gevonden door Gedeputeerde Staten en in februari 2021 door Provinciale staten over de Omgevingsvisie. Om te voldoen aan toekomstig beleid is de (ontwerp) Omgevingsvisie meegenomen in dit bestemmingsplan.
De provincie Limburg wil naar eigen vermogen bijdragen aan de Rijksdoelstellingen om te komen tot een duurzame energievoorziening. Gezien de ligging van de provincie en het grondgebruik zijn de mogelijkheden om te komen tot een duurzame energievoorziening in Limburg beperkt. De provincie stelt geen eigen doelstellingen en plannen op ten aanzien van de energietransitie, maar neemt een ondersteunende rol aan bij nieuwe innovaties en ontwikkelingen. Dit doet zij onder andere bij de verduurzaming van Chemelot en de uitvoering van de Regionale Energie Strategie (RES). De provincie baseert haar handelen bij nieuwe initiatieven op draagvlak en wil haar inwoners daarbij maximaal betrekken.
De basis voor de energietransitie ligt voor de provincie Limburg bij de 'trias energetica', wat betekent:
- 1. energieverbruik verminderen door verspilling in te perken;
- 2. energieopwekking vanuit duurzame bronnen (niet-fossiel), zoals water, wind en zon;
- 3. gebruik van zo efficiënt en schoon mogelijke fossiele bronnen bij de energiebehoefte die niet op een duurzame manier ingevuld kan worden.
Op het gebied van zonne-energie pleit de provincie Limburg voor zorgvuldigheid bij ruimtelijke inpassing. Voor dergelijke ontwikkelingen is de Limburgse zonneladder van toepassing. Deze is te zien in onderstaande afbeelding.
Limburgse zonneladder (bron: Ontwerp Omgevingsvisie Limburg)
Eind 2020 zijn moties door Provinciale Staten ingediend. Realisatie van ZonPV (Photo Voltaic) op goede landbouwgrond en binnen kwetsbare natuur moet, conform de ingediende moties, als uitzonderingsmogelijkheid worden gebruikt bij de inpassing van zonne-energie.
Het dictum van deze moties luidden verder als volgt:
- “In de Provinciale Omgevingsvisie het 'nee, tenzij-principe' dat wordt gehanteerd bij de Limburgse zonneladder nader te omschrijven en te duiden en op te nemen in de nog op te stellen Omgevingsverordening. Zo uit te leggen dat goede landbouwgrond en kwetsbare natuur als uitzonderingsmogelijkheid worden gebruikt bij de inpassing van zonne-energie;
- In de Omgevingsverordening een motiveringsplicht op te nemen zodat gemeenten en de provincie moeten motiveren waarom er wordt gekozen voor een bepaalde trede van de zonneladder. “
Het college van Gedeputeerde Staten heeft aangegeven deze motie uit te voeren en de strekking van het dictum te verwerken in zowel de Provinciale Omgevingsvisie als ook de Omgevingsverordening. In de Omgevingsverordening wordt bepaald hoe de provincie toeziet op een juiste toepassing van de Limburgse zonneladder en op kwalitatief goede afweging en onderbouwingen bij initiatieven voor grondgebonden zonneparken. Het 'nee, tenzij' principe van de zonneladder zal via de instructieregels nader geduid worden en vergt een nadere motivatieplicht bij initiatieven rondom zonneparken. Daarbij gaat het om een goede ruimtelijke integrale afweging, de instandhouding van de landschapsstructuur en bijbehorende kenmerken, het combineren van meerdere functies, aandacht voor lokaal draagvlak en participatie en het doorlopen van zorgvuldige procedures.
De gemeente Echt-Susteren vult voor het behalen van haar duurzaamheidsdoelen de treden 1 en 4 van de Limburgse zonneladder gelijktijdig in. Het is zon op dak, zon op land en wind tegelijkertijd. De gemeente haalt anders de duurzaamheidsdoelen niet. Deze lijn is ook door de verantwoordelijk gedeputeerde C. Brugman steeds zo uitgedragen. Door het feit dat voor de realisatie van het voorliggende zonnepark landbouwgronden (trede 4) worden ingezet, is op basis van het 'interim-beleid', zoals door de provincie Limburg medegedeeld per brief van 23 februari 2021, het 'nee, tenzij' principe van toepassing.
Motivering 'nee, tenzij' principe'
De voorgenomen ontwikkeling betreft ZonPV op landbouwgrond. Hier beneden wordt nader op de gemeentelijke werkwijze ingegaan en hoe hiermee invulling wordt gegeven aan het 'nee, tenzij' principe.
Uit het beleidskader 'Zonneparken en windparken gemeente Echt-Susteren', vastgesteld door de raad op 26 september 2019, blijkt dat de gemeente Echt-Susteren inzet op het opwekken van duurzame energie en dat zij in 2040 energieneutraal wil zijn. Op basis van de cijfers in 2016 (bron: klimaatmonitor) gebruikt de gemeente Echt-Susteren 4% (0,16 PJ) duurzaam opgewekte energie. Indien de gemeente Echt-Susteren aan de doelstellingen van het Regeerakkoord wil voldoen, zijnde 49% reductie van de uitstoot van broeikasgassen in 2030 ten opzichte van 1990, dan moet de gemeente in 2023 16% (0,65 PJ) van haar energie duurzaam opwekken. Deze inhaalslag staat gelijk aan het additioneel plaatsen van circa 20 windmolens of 490.000 zonnepanelen, zoals blijkt uit de Energievisie Echt-Susteren 2018-2022 pag. 18.
Om beter bij te dragen aan de landelijke opgave en de bijbehorende doelen te realiseren, zijn aanvullende inspanningen noodzakelijk. De gemeente ziet mogelijkheden om te versnellen en stevigere stappen te zetten richting energieneutraliteit. De gemeente zet daarom in op nieuwe initiatieven en projecten. Hiertoe is onder andere de 'Energievisie en uitvoeringsprogramma 2018 - 2022' opgesteld en vastgesteld in februari 2019.
In de onderstaande 3 tabellen zijn de initiatieven en projecten geprioriteerd opgenomen. Tevens is waar nu al kan worden ingeschat de potentiële impact in PJ genoemd. De exacte bijdrage dient na vaststelling van deze energievisie nader te worden uitgewerkt.
Waarom zijn zonneparken noodzakelijk?
Energieverbruik
In de 'Energievisie en uitvoeringsprogramma 2018 - 2022' is onderbouwd aangegeven dat het energieverbruik in de gemeente 4,08 Peta Joule (PJ) per jaar bedraagt (bron: provinciaal Energiedashbord geraadpleegd juli 2018). Dat komt overeen met het energieverbruik van 65.280 gemiddelde Nederlandse huishoudens (de gemeente telt 14.181 huishoudens). Dit verbruik is voor 50% te koppelen aan mobiliteit, voor 35% aan gas (voor verwarming, warm tapwater en deels productieprocessen) en voor 15% aan elektriciteit. Deze 4,08 PJ is ook vergelijkbaar met 14 km2 zonnepanelen.
Potentie energiebesparing
De potentie energiebesparing is vastgesteld op 0,83 PJ in 2050. Dit moet voornamelijk behaald worden door het isoleren van woningen en gebouwen, door het gebruik van energie-efficiënte apparaten en aangepast gebruikersgedrag. Echt – Susteren kent 14.556 woningen. Meer dan de helft heeft een laag energielabel, hetgeen inhoudt dat er onnodig veel energie verbruikt wordt.
Potentie duurzame opwekking
Primair gebaseerd op het Energiedashboard van de provincie Limburg komt naar voren dat er binnen de gemeentegrenzen van Echt-Susteren de volgende potentie aanwezig is voor het opwekken van duurzame energie om te voorzien in haar huidige energievraag (zie de volgende tabel):
Deze hoeveelheid zonnepanelen (ZonPV) neemt ruim 5 km² aan oppervlak in beslag. De daken van woningen en bedrijfsgebouwen in de gemeente Echt-Susteren beschikken over te weinig geschikt dakoppervlak (geschikt = minimaal 10 zonnepalen van 360 Wp) om de gevraagde hoeveelheid aan duurzame elektriciteit op te wekken met zonnepanelen. Ook is niet elk huishouden in staat om zonnepanelen op zijn/haar dak te plaatsen. Zo is er bijvoorbeeld sprake van complexwoningen, appartementen, flats en hebben veel woonadressen geen eigen dak. Ook zijn veel daken van woningen niet geschikt door schaduwvorming en/of obstakels. Daarnaast worden deze daken niet vanzelfsprekend door de eigenaren vol gelegd met ZonPV installaties. Stimuleringsprojecten zijn nodig en helpen om de aanleg op daken van particulieren en bedrijven te versnellen. Particuliere woningeigenaren zijn in de praktijk moeizaam te mobiliseren tot het nemen van duurzame maatregelen vanwege de vele drempels die er zijn en de vrijblijvendheid. De gemeente kan het nemen van deze maatregelen niet afdwingen. Om lokaal te voorzien in een deel van de elektriciteitsbehoefte is het daarom noodzakelijk om te onderzoeken in hoeverre de mogelijkheid bestaat om grootschalige ZonPV installaties (z.g. zonneparken) en windmolens te plaatsen, zo blijkt uit de 'Energievisie en uitvoeringsprogramma 2018 - 2022'.
Waarom dienen er nu al snel zonneparken te worden gerealiseerd?
Zoals hier voor reeds aangegeven wordt de in het Regeerakkoord uitgesproken ambitie van 49% reductie van de uitstoot van broeikasgassen in 2030 ten opzichte van 1990 met de huidige snelheid niet gerealiseerd. Ook met betrekking tot de duurzame opwekdoelen loopt de gemeente Echt-Susteren, net als alle andere gemeenten in Nederland, flink achter. In 2020 dient Nederland 14% van de energievraag duurzaam op te wekken en in 2023 is dat 16% (dat is 0,57 PJ respectievelijk 0,65 PJ). De cijfers van 2016 geven aan dat de gemeente Echt-Susteren 4% (0,16 PJ) hernieuwbare energie gebruikt (2,2% vervoer, 5,7% warmte en 6,2% elektriciteit).
Om te versnellen zijn concrete initiatieven en projecten benoemd en geprioriteerd (zie bovenstaande tabel). Dit geldt tevens voor grootschalige ZonPV installaties. De realisatie van grootschalige ZonPV is noodzakelijk, naast het stimuleren van de opwekking van duurzame energie bij gebouwen (zoals ZonPV op dak). De gemeente is immers geen eigenaar van de meeste gebouwen en kan het plaatsen van de zonnepanelen dus niet afdwingen. Hiermee ontstaat er een afhankelijkheidspositie om de duurzaamheidsdoelen te kunnen halen. Om deze reden zet de gemeente ook in op de nu beproefde technieken zon op land en wind.
Ook in de Concept-RES Noord- en Midden Limburg is geconcludeerd dat grootschalige windparken en zonneparken noodzakelijk zijn, naast het stimuleren van zonnepanelen op daken, energiebesparing etc. (dit is ook berekend in de Concept-RES). Hier beneden wordt nader op de doelen vanuit de Concept-RES ingegaan.
Waar kunnen zonneparken in Echt-Susteren gerealiseerd worden?
Bij het opstellen van het beleid voor de realisatie van zonne- en windparken is het een bewuste keuze geweest om geen zoekgebieden aan te wijzen en enkel Natura 2000 en goudgroene gebieden uit te sluiten van zonneparken en windparken. In principe kunnen dus overal in de gemeente initiatieven ontwikkeld worden, mits het plan voldoet aan de drie beleidspijlers landschappelijke kwaliteit, draagvlak en (financiële) participatie. Op deze wijze kan er maatwerk geleverd worden, waardoor er sprake is van een realistische werkwijze om zonneparken ook daadwerkelijk te kunnen realiseren en hiermee de doelstelling om in 2040 energieneutraal te zijn.
Voor de realisatie van de zonneparken heeft de gemeente in december 2019 een collectieve uitvraag aan de markt gedaan voor de realisatie van zonneparken. Het betreft een pilot waarmee de gemeente ervaring wil opdoen met de voorbereiding en realisatie van zonneparken. De gemeente heeft 17 initiatieven voor zonneparken ontvangen. Deze initiatieven zijn door een panel van deskundigen beoordeeld aan de hand van de drie voornoemde beleidspijlers:
Hoe verhouden de gemeentelijke doelen zich tot de opgave vanuit de Regionale Energie Strategie (RES) regio Noord- en Midden Limburg?
In de Regionale Energie Strategie werkt de gemeente Echt-Susteren samen met alle 14 gemeenten in Noord- en Midden-Limburg, Provincie Limburg, Waterschap Limburg en Enexis. De belangrijkste opgave van de RES is om afspraken te maken over hoeveel de regio kan bijdragen aan de landelijke doelstellingen (klimaattafel elektriciteit) van het klimaatakkoord. Deze ambitie is om in 2030 70% van de elektriciteit duurzaam op te wekken.
Het bod dat de RES Noord- en Midden Limburg het rijk heeft gedaan is 1 200 GWh in 2030. In de onderstaande figuren staan de doelen van de RES schematisch weergegeven.
Het behalen van de RES doelen tot 2030 betekent op basis van het voorgaande dat er per RES-gemeente 4-6 windturbines van 5-6 MW of 8-11 windturbines van 3 MW of 94 – 120 ha aan zonnepanelen gerealiseerd moeten worden.
Met de realisatie van afgerond 41 ha aan zonnepanelen (ZonPV) én de realisatie van 5 windturbines van 5 – 6 MW, waarvoor momenteel het haalbaarheidsonderzoek wordt uitgevoerd, draagt de gemeente Echt – Susteren bij aan de doelstellingen van de RES regio Noord- en Midden Limburg tot 2030.
De plannen van de 5 zonneparken, waaronder het voorliggende, zijn bij de deelnemende partijen in de RES bekend. Formele afstemming (hoe en wanneer er afgestemd moet worden) van initiatieven in RES verband is nog niet geregeld. Hier moeten nog concrete afspraken over gemaakt worden.
Relatie ontwikkeling met Limburgse zonneladder
De voornoemde 5 zonneparken, waaronder de voorliggende ontwikkeling, worden op landbouwgronden in Echt-Susteren gerealiseerd. Dit neemt niet weg, zoals hiervoor nader onderbouwd, dat de gemeente geen aandacht heeft of de mogelijkheden heeft bekeken voor het realiseren van zonne-installaties in de overige gebieden in de Limburgse zonneladder zijnde zonne-installaties op daken en gevels (trede 1), in bebouwd gebied (trede 2) en in landelijk gebied (trede 3).
Trede 1
Allereerst heeft de gemeente Echt-Susteren niet voldoende geschikte daken om te voorzien in de huidige en toekomstige energiebehoefte.
In de Energievisie van de gemeente Echt-Susteren (vastgesteld februari 2019) is het totale energieverbruik in de gemeente Echt-Susteren opgenomen van 4,08 PJ per jaar. Hiervoor is een totale oppervlakte van 14 km2 aan zonnepanelen noodzakelijk. Dit verbruik is voor 50% te koppelen aan mobiliteit, voor 35% aan gas (voor verwarming, warm tapwater en deels productieprocessen) en voor 15% aan elektriciteit (0,6 PJ). Om die 15% aan elektriciteit duurzaam op te wekken is dus een oppervlakte van 2,1 km2 noodzakelijk. Dit is 2% van de oppervlakte van de gemeente Echt – Susteren.
Echt-Susteren heeft 14.556 woningen. In de praktijk heeft niet elk huishouden een woning met een geschikt dak en is ook niet elk huishouden in staat om zonnepanelen op zijn/haar dak te plaatsen. Zo is er bijvoorbeeld sprake van complexwoningen, appartementen, flats en hebben veel woonadressen geen eigen dak. Ook zijn veel daken van woningen niet geschikt door schaduwvorming en/of obstakels. Bij een aanname dat 40% van de woningen een geschikt dak heeft om 10 zonnepanelen te plaatsen, dan zouden op deze daken 58.224 panelen geplaatst kunnen worden. Dit komt overeen met circa 20.000.0000 kWh oftewel 0,07 PJ.
Aangezien in totaal 0,6 PJ nodig is, zal dus voor de overige 0,53 PJ dakoppervlak nodig zijn op geschikte en beschikbare grote(re) gebouwen in Echt-Susteren. Dit komt overeen met ruim 1,8 km2.
In de praktijk is slechts een klein deel van de grote(re) daken geschikt voor het plaatsen van zonnepanelen. Ook zal een groot deel van de eigenaren niet meewerken en kan nu ook niet gedwongen worden om mee te werken. Met de aanname dat 20% van al deze daken geschikt is en 25% van de eigenaren meewerkt dan is 36 km2 aan dakoppervlakte nodig. Deze oppervlakte is er niet, want dat zou betekenen dat 34% van de oppervlakte van de gemeente Echt-Susteren (104,5 km2) uit grote(re) daken zou bestaan.
Om het voorgaande in perspectief te zetten. De geplande 5 zonneparken in de gemeente Echt – Susteren hebben in totaal afgerond een oppervlakte van 40 ha. Dit is 400.000 m2 of te wel 0,4 km2. Dit komt neer op 0,4 % van de totale oppervlakte van de gemeente.
Er wordt verder wel aandacht besteed aan de invulling van trede 1. Dit blijkt ook uit de RES brede aanpak voor het stimuleren van de aanleg van zonnepanelen op daken. Dit plan richt zich naast de particuliere daken ook op daken van bedrijven en commercieel vastgoed. MKB-bedrijven die willen verduurzamen worden hier van uit de gemeente in ondersteund. Door het feit dat de gemeente van de meeste gebouwen geen eigenaar is, is stimuleren de enige mogelijkheid. Afdwingen is niet mogelijk. Daarmee ontstaat er voor de gemeente een afhankelijkheidspositie, waardoor de gemeente niet de regie heeft op het behalen van de duurzaamheidsdoelen. Ten slotte geldt dat wat niet aan energie verbruikt wordt, ook niet opgewekt hoeft te worden. Binnen dat kader wordt vanuit de gemeente het besparen van energie gestimuleerd met bijvoorbeeld isolatiemaatregelen.
Treden 2 en 3
Wat betreft de treden 2 en 3 moet in het oog worden gehouden dat de mogelijkheden ook beschikbaar moeten zijn. De gemeente Echt – Susteren beschikt bijvoorbeeld niet over een voormalige stortplaats (trede 3) en restruimten op bijvoorbeeld een bedrijventerrein (trede 2). Hiermee vallen deze gebieden dus zo goed als af.
Op basis van het voorgaande is de conclusie dat bij het invullen van trede 1 kleine stappen worden gezet en het tijd vergt om particulieren/bedrijven te overtuigen om daadwerkelijk duurzaamheidsmaatregelen te treffen. Daarnaast is ook de inzet van alle in potentie geschikte daken voor zonne-installaties in de gemeente niet voldoende om de gemeentelijke duurzaamheidsdoelstellingen te realiseren. Vanuit realistisch oogpunt moeten in Echt – Susteren dus ook landbouwgronden ingezet worden voor zonne-installaties. Dit mede omdat er in de gemeente nauwelijks locaties voor handen zijn om treden 2 en 3 te kunnen invullen.
Aanvullend dient opgemerkt te worden dat met de opzet die nu gekozen is om de zonneparken, waaronder de voorliggende, te realiseren, er geen sprake is van een totale onttrekking van de gronden aan de landbouw. De gronden, die de betreffende agrarische grondeigenaren vrijwillig inzetten, kunnen gecombineerd voor zowel landbouwactiviteiten als voor de opwekking van zonne-energie gebruikt worden. De landbouwmogelijkheden zijn uiteraard beperkter, maar niet geheel onmogelijk. Verder geldt voor alle parken een tijdelijkheid, waardoor de gronden op termijn weer volledig voor de landbouw ingezet kunnen worden. Daarnaast heeft het tijdelijk beperken van de landbouwkundige mogelijkheden ook voordelen. De gronden krijgen rust, omdat er bijvoorbeeld geen bestrijdingsmiddelen meer op de gronden gebruikt worden waardoor ook de biodiversiteit zich kan ontwikkelen.
Conclusie
De gemeente Echt-Susteren zet voor de realisatie van haar duurzaamheidsdoelstellingen voornamelijk in op de invulling van de treden 1 en 4 van de Limburgse zonneladder. Er is dus sprake van zon op dak, zon op land en wind tegelijkertijd. De gemeente haalt anders de duurzaamheidsdoelen niet.
Om de locatiekeuze van het voorliggende zonnepark op landbouwgrond nader te motiveren, is het plan door een deskundigenpanel getoetst aan de drie beleidspijlers landschappelijke kwaliteit, draagvlak en (financiële) participatie. Uit deze afweging is gebleken dat er bij de voorliggende ontwikkeling sprake is van:
- een goede ruimtelijke integrale afweging;
- de instandhouding van landschapsstructuren en de bijbehorende kenmerken;
- aandacht voor lokaal draagvlak en participatie;
- het doorlopen van zorgvuldige procedures.
Door deze werkwijze toe te passen, kan er maatwerk geleverd worden. Hierdoor is er sprake van een realistische werkwijze om de vijf zonneparken, waaronder het voorliggende, ook daadwerkelijk te kunnen realiseren. Tevens is hiermee invulling gegeven aan het 'nee, tenzij' principe van de provincie Limburg.
Ten slotte geldt dat met de realisatie van deze vijf zonneparken, de vijf geplande windmolens en de overige benoemde zaken, Echt – Susteren een bijdrage levert aan de doelstellingen van de RES opgave tot 2030 voor de regio Noord- en Midden-Limburg. Deze doelen zijn uitsluitend haalbaar op het moment dat ook landbouwgronden voor de duurzaamheidsdoelstellingen worden ingezet.
3.3 Regionaal Beleid
3.3.1 Regionale Energiestrategie (RES) Noord- en Midden-Limburg
In de RES wordt door overheden, maatschappelijke organisaties, netbeheerders, en als het mogelijk is ook burgers, gewerkt aan regionaal gedragen keuzes als het gaat om energiebesparing en de duurzame opwekking van elektriciteit en de hiervoor benodigde infrastructuur. De RES wordt op regionaal niveau samengesteld. Hiervoor is Nederland in 15 energieregio's verdeeld. Gemeente Echt-Susteren maakt onderdeel uit van de energieregio Noord en Midden Limburg (één regio).
De voorlopige concept RES van de regio Noord- en Midden Limburg is op 28 mei 2020 vrijgegeven voor de besluitvorming in de individuele colleges, Gedeputeerde Staten en het dagelijks bestuur van Waterschap Limburg. Uiterlijk 1 oktober 2020 wordt de definitieve en bestuurlijk vastgestelde concept RES ingediend bij het Rijk.
In de voorlopige concept RES zijn de ambities van de regio voor de periode van 2030-2050 beschreven. Deze betreffen:
- Door energie te besparen en energie kleinschalig duurzaam op te wekken in 2030 minimaal 25% minder CO2 uitstoren dan in 2015;
- Met grootschalige duurzame zon- en windprojecten 1.200 gigawattuur (GWh) duurzame energie opwekken in 2030;
- 100% duurzame warmte in 2050;
- 50% lokaal eigendom bij grootschalige zon- en windprojecten.
Met de realisatie van het zonnepark waarop dit bestemmingsplan ziet, wordt bijgedragen aan de regionale doelstelling om voor 2030 1.200 gigawattuur (GWh) op te wekken met grootschalige duurzame zon- en windprojecten. Daarnaast wordt ernaar gestreefd het doel van minimaal 50% coöperatief eigenaarschap te bewerkstelligen.
Vanuit maatschappelijk oogpunt is relevant dat bij de uitwerking van dit initiatief een aantal stakeholders zijn geïdentificeerd, zijnde omwonenden en nabijgelegen bedrijven. Initiatiefnemer heeft voor elke stakeholder een uitgebreide analyse gemaakt waarbij het belang en de invloed van de betreffende stakeholder nader is uitgewerkt. Ten behoeve van het creëren van maatschappelijk draagvlak en de wensen en zorgen van de stakeholders te inventariseren, is initiatiefnemer meermaals het gesprek aangegaan met deze belanghebbenden. Op deze wijze worden belanghebbenden al in de voorbereidingsfase van het plan actief betrokken bij onderhavige ontwikkeling.
Daarnaast heeft initiatiefnemer een intentieovereenkomst gesloten met Energiecoöperatie Echt-Susteren Energie waarbij als uitgangspunt is genomen dat partijen samenwerken om 50% lokaal eigendom van onderhavig project te realiseren. Hierbij wordt gedacht aan een coöperatief model naar analogie met de postcoderoos, eventueel aan te vullen met aandelen of obligaties van het project uit te geven door de energiecoöperatie. De exacte invulling van deze 50% lokaal eigendom hangt in beginsel af van het lokale animo.
Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat beoogde ontwikkeling bijdraagt aan de ambities als beschreven in de concept RES.
3.4 Gemeentelijk Beleid
3.4.1 Structuurvisie 2012-2025, Ontwikkelen met kwaliteit
Op 31 mei 2018 is door de gemeenteraad van Echt-Susteren de 'Structuurvisie 2012-2025, Ontwikkelen met kwaliteit' vastgesteld. Deze structuurvisie bevat de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkelingen binnen de gemeente, evenals de hoofdlijnen van het door de gemeente te voeren ruimtelijk beleid. De structuurvisie gaat tevens in op de wijze waarop de gemeenteraad zich voorstelt om het voorgenomen ruimtelijk beleid te verwezenlijken.
In de structuurvisie wordt aangegeven dat de gemeente Echt-Susteren duurzaamheidsinitiatieven toejuicht wanneer deze ruimtelijk-landschappelijk aanvaardbaar zijn. Waar mogelijk zullen dergelijke initiatieven worden gefaciliteerd. Hierbij dient wel in ogenschouw te worden genomen dat bij alle initiatieven voor duurzame energiewinning die een ruimtebeslag vergen tot 1,5 hectare een landschappelijke inpassing vereist is. In paragraaf 2.2.3 van voorliggende toelichting wordt nader ingegaan op het landschapsplan.
Gelet op het feit dat onderhavig planvoornemen bijdraagt aan de duurzaamheidsagenda van de gemeente Echt-Susteren en tegelijkertijd wordt voorzien in een landschappelijke inpassing met bijbehorende financiële bijdrage, is onderhavig voornemen in overeenstemming met de 'Structuurvisie 2012-2025'.
3.4.2 Geldende bestemmingsplannen
Ter plaatse van het plangebied gelden de volgende bestemmingsplannen:
- Bestemmingsplan 'Buitengebied' (vastgesteld op 14 december 2017);
- Bestemmingsplan 'Cultuurhistorie Echt-Susteren' (vastgesteld op 22 september 2016);
- Facetbestemmingsplan Sport- en/of recreatieve voorzieningen (vastgesteld op 22 februari 2017);
- Facetbestemmingsplan Deregulering (vastgesteld op 6 november 2019).
Bestemmingsplan 'Buitengebied'
De percelen binnen het plangebied liggen in het bestemmingsplan 'Buitengebied' van de gemeente Echt-Susteren en hebben de enkelbestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden', zonder bouwvlak aanduiding. Aanvullend is de dubbelbestemming 'Waarde-archeologie 3' van toepassing. De archeologische dubbelbestemming leidt tot een onderzoeksplicht bij ruimtelijke ingrepen van 500 m2 of meer, waarbij de bodem 40 cm of dieper wordt geroerd.
Uitsnede vigerend bestemmingsplan met aanduiding plangebied
Bestemmingsplan 'Cultuurhistorie Echt-Susteren'
In het bestemmingsplan 'Cultuurhistorie Echt-Susteren' is het gebied voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde - Aardkundige waarde' en de functieaanduiding 'specifieke vorm van waarde – aardkundige ensemble broek en hei'. Deze als zodanig aangewezen gronden zijn mede bestemd voor het instandhouden en versterken van de cultuurhistorische, natuurlijke, landschappelijke en aardkundige waarden.
Uitsnede bestemmingsplan 'Cultuurhistorie Echt-Susteren' - met aanduiding dubbelbestemming 'Waarde - Aardkundige waarde' (rood omlijnd)
Het aardkundig waardevol gebied Broek en Hei is gelegen in de landschappelijke hoofdeenheden Maasterrassen, Dekzand en Rivierduin. Het Maasterras vormt de basis van het landschap, waar onder invloed van zandverstuiving eolische landvormen zijn ontstaan. De typerende landvormen bestaan uit terras(vlaktes), glooiingen, ruggen, duinen en bekkens. In dit gebied is de onderlinge samenhang dermate sterk en goed in het veld herkenbaar dat voor een ‘leek’ direct duidelijk is dat het hier een door de wind gevormd duingebied betreft. Uitgeblazen laagtes grenzen namelijk direct aan hoog opgewaaide duinen, waardoor op korte afstand reliëfverschillen voorkomen die hun gelijke alleen kennen in de duinen langs de kust. Kenmerkend zijn de zogenaamde paraboolduinen welke zijn ontstaan door langdurige verstuiving en daardoor geleidelijke migratie van de duin. Deze duinvormen zijn typisch voor de aan het eind van de laatste ijstijd gevormde Maasduinen waarvan Broek en Hei in feite de meest zuidelijke verbreiding vormen. Bovendien omvat het gebied in het oosten de transitiezone tussen het met eolisch zand bedekte landschap en de onbedekte Maasterrassen.
In het landschapsplan, bijgevoegd als Bijlage 2, wordt aangegeven dat de typerende landvormen in het gebied, met name de landduinen, terrassen en glooiingen worden gerespecteerd. De openheid van het gebied wordt gewaarborgd door de paneelopstellingen laag te houden; ‘onder ooghoogte’. De structuurbepalende verkaveling van het gebied wordt aangehouden om onnodige fragmentatie te voorkomen. Bestaande routes door het gebied worden behouden en versterkt door de komst van een informatievoorziening aan genoemde wegkruising, bedoeld voor educatie en informatie. Beeldbepalende bomenrijen en de aanwezige bermaanplant worden aangevuld met uitsluitend inheemse beplanting.
Ook worden vanuit ecologische motieven de volgende uitgangspunten gehanteerd:
- Het reliëf in het plangebied wordt volledig behouden, waarbij het micro-reliëf het uitgangspunt zal zijn voor biodiversiteit in de gras- en kruidlaag van het park en waarbij de steilrand langs de Groensebosweg behouden en zichtbaar blijft.
- De inpassing van het zonnepark onderstreept de leesbaarheid en herkenning van het bestaande mozaïeklandschap en leidt tot een rijkere groene inrichting van de percelen binnen het zonnepark, in ruil voor de bestaande monotone asperge-akkers met (6 maanden per jaar) folieafdekking.
- Het zonnepark wordt ingericht als 3 ecologische stapstenen in een nu ecologisch zeer schraal gebied, maar strategisch goed gepositioneerd tussen omliggende bosstructuren en de beekloop van de Putbeek en dat zonder de geomorfologische en cultuurhistorische kenmerken wezenlijk aan te tasten.
Binnen de kaders van de geldende bestemmingsplanregelingen kan het realiseren van een zonnepark in het gebied 'Groensebos' niet worden toegestaan. Het bestemmingsplan biedt geen binnenplanse afwijkings- danwel wijzigingsbevoegdheden voor het college van burgemeester en wethouders om de beoogde ontwikkeling alsnog mogelijk te maken.
Planologische medewerking kan worden verleend middels partiële herziening van het bestemmingsplan. In dit kader is in voorgaande reeds onderbouwd dat het voornemen past binnen afzonderlijke relevante beleidskaders. Ook uit toetsing van de milieutechnische en planologische randvoorwaarden blijkt dat het plan passend is binnen de omgeving. Dit wordt nader onderbouwd in Hoofdstuk 4.
Hoofdstuk 4 Milieutechnische En Planologische Randvoorwaarden
4.1 Milieueffectrapportage
Op 1 juli 2010 is de Wet Modernisering m.e.r. in werking getreden. Deze wet wijzigt de Wet milieubeheer daar waar het gaat om de procedures en de wettelijke bepalingen aangaande het (al dan niet verplicht) opstellen van een milieueffectrapport (MER) en heeft tot doel de regelgeving te vereenvoudigen. Samenhangend hiermee is op 1 april 2011 het besluit tot wijziging van het Besluit m.e.r. in werking getreden.
De belangrijkste wijzigingen betreffen het aanpassen van de richtlijnen m.b.t. de activiteiten waarvoor een m.e.r.-beoordeling of een m.e.r. moet worden opgesteld. De plandrempels zijn gewijzigd, maar het karakter ervan is eveneens gewijzigd. Het bevoegd gezag zal zich er voortaan van moeten vergewissen of de activiteiten in dit onderdeel ook beneden de drempel geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben.
Het komt er op neer dat voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteit(en) die voorkomen op de D-lijst die beneden de drempelwaarden vallen een toets moet worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets, die dus een nieuw element is in de m.e.r.-regelgeving, wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:
- Belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten: er is geen m.e.r.(-beoordeling) noodzakelijk.
- Belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn niet uitgesloten: er moet een m.e.r.-beoordeling plaatsvinden of er kan direct worden gekozen voor m.e.r.
De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 14 augustus 2019 een uitspraak gewezen waarin is geoordeeld dat het realiseren van een zonnepark niet onder de reikwijdte van het Besluit Milieueffectrapportage valt. Een zonnepark wordt namelijk niet aangemerkt als een landinrichtingsproject, een stedelijk ontwikkelingsproject dan wel een industriële installatie bestemd voor de productie van elektriciteit, stroom en warm water. Kortom, het realiseren van een zonnepark is niet opgenomen in bijlage C en D van het Besluit m.e.r. Derhalve bestaat geen aanleiding voor het uitvoeren van een m.e.r.-beoordeling of het doorlopen van een m.e.r.-procedure.
4.2 Archeologie En Cultuurhistorie
4.2.1 Archeologie
Ten aanzien van archeologie is het uitgangspunt dat het archeologisch erfgoed moet worden beschermd op de plaats waar het wordt aangetroffen. Dit vloeit voort uit het Europese Verdrag van Valetta (1992) inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed. Hieruit volgt dat bekende archeologische monumenten niet aangetast mogen worden en moet bij voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen in gebieden met een hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde, inventariserend en waarderend vooronderzoek plaatsvinden. Eventueel aangetroffen waarden dienen primair ter plekke (in situ) beschermd te worden dan wel - indien dat redelijkerwijs niet mogelijk is - door een opgraving (ex situ) te worden veilig gesteld.
De gemeente Echt-Susteren beschikt over de 'Erfgoedverordening 2010'. Deze verordening biedt een soort voorbescherming voor archeologische waarden. In de verordening wordt de mogelijkheid geboden om archeologische monumenten en verwachtingszones aan te wijzen en deze te verbinden aan categorieën regels en voorwaarden. De regels en voorwaarden overeenkomstig de verordening dienen te worden verwerkt in de regels van nieuw op te stellen bestemmingsplannen. Gelet op de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart van de gemeente liggen de gronden overwegend binnen een 'hoge verwachting voor droge landschappen'.
Uitsnede archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart gemeente Echt-Susteren met schetsmatige aanduiding plangebied
Eveneens is ter plekke van het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' van kracht op grond van het bestemmingsplan 'Buitengebied'. Op basis van deze dubbelbestemming geldt een archeologische onderzoeksverplichting indien de bodemverstoring als gevolg van het bouwen dieper is dan 0,40 meter onder maaiveld én de omvang van de bodemingreep groter is dan 500 m2.
Ten behoeve van onderhavig planvoornemen heeft ArcheoPro een archeologisch bureauonderzoek uitgevoegd, bijgevoegd als Bijlage 4. Uit de resultaten van het bureauonderzoek en met name de bekende archeologische waarnemingen, blijkt dat voor het hele plangebied een zeer hoge (verwachtings)waarde geldt voor archeologische resten uit alle perioden vanaf het laat-paleolithicum tot en met de ijzertijd. Deze heeft betrekking op archeologische nederzettingsresten, grafvelden en off site resten vanaf het paleolithicum tot en met de ijzertijd en betreft sporen en materiële (vuursteen)resten van zowel prehistorische jagers-verzamelaarsgemeenschappen als van (semi)sedentaire landbouwgemeenschappen uit het neolithicum, de bronstijd en de ijzertijd. Voor off site resten uit de middeleeuwen en nieuwe tijd geldt een (middel)hoge verwachting.
Omtrent de aanwezigheid van behoudenswaardige vindplaatsen kan nog geen definitieve uitspraak worden gedaan. Als gevolg van het (sub)recente agrarisch grondgebruik, in het bijzonder de aspergeteelt, is het mogelijk dat archeologische resten en sporen dusdanig zijn verstoord (vermindering van de fysieke kwaliteit) dat er geen sprake meer is van voldoende informatiewaarde (inhoudelijke kwaliteit) ingeval van een gravend onderzoek (opgraving).
Op basis van de resultaten van de bureaustudie en het gespecificeerde archeologische verwachtingsmodel dient ter plaatse van het plangebied in principe archeologisch vervolgonderzoek te worden uitgevoerd zodra er bodemingrepen dieper dan de moderne bouwvoor c.q. dieper dan 40 cm beneden het actuele maaiveldniveau gaan plaatsvinden. De ten behoeve van de realisatie van het zonnepark geplande bodemingrepen die dieper gaan dan de moderne bouwvoor c.q. de vastgestelde grenswaarde van 40 cm –mv en daarmee een direct risico (kunnen) vormen voor het ongeroerde bodemarchief, beslaan in totaal (uitgezonderd de groenaanplant en de informatievoorziening) circa 540 m². Het verstoringspercentage bedraagt in dat geval niet meer dan 540 m²/101.800 m² * 100 = 0,53% van de oppervlakte van het plangebied. Indien de geplande haagaanplant wordt meegewogen bedraagt het totale verstoringspercentage 1730 m²/101.800 m² * 100 = 1,69 % van de totale oppervlakte van het plangebied.
Belangrijk en doorslaggevend uitgangspunt is hierbij dat de aanleg van de geplande onderhoudswegen door het gebruik van grastegels zonder funderingslaag geen verstorend effect kan hebben op het bodemarchief dieper dan 40 cm beneden het actuele maaiveldniveau. Het bouwplan kan daarmee worden beschouwd als een archeologisch vriendelijk bouwplan met een niet significant verstoringseffect op eventuele (behoudenswaardige) archeologische resten. Op basis hiervan en uitgaande van de beoogde bodemingrepen, wordt derhalve geadviseerd om geen vervolgonderzoek uit te voeren.
Wel dient de archeologische dubbelbestemming van het plangebied te worden behouden, zodat ingeval van relevante en substantiële bijkomende bodemingrepen dieper dan 40 cm –mv of een toekomstige functiewijziging alsnog archeologisch vervolgonderzoek een vereiste kan zijn.
In alle gevallen geldt dat indien bij toekomstig graafwerk archeologische vondsten worden gedaan of archeologische grondsporen worden aangetroffen, deze direct gemeld dienen te worden bij de minister of de gemeente Echt-Susteren conform de Erfgoedwet 2016, artikel 5.10 & 5.11.
Gelet op vorenstaande uiteenzetting wordt onderhavige ontwikkeling niet belemmerd door het aspect archeologie.
4.2.2 Cultuurhistorie
Ter plaatse van onderhavig plangebied is het bestemmingsplan 'Cultuurhistorie Echt-Susteren' van kracht, vastgesteld op 22 september 2016 door de gemeenteraad van Echt-Susteren. Op basis van dit bestemmingsplan geldt ter plekke de dubbelbestemming 'Waarde - Aardkundige waarde' en de functieaanduiding 'specifieke vorm van waarde - aardkundige ensemble broek en hei'.
De voor 'Waarde - Aardkundige waarde' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor het instandhouden en versterken van de cultuurhistorische, natuurlijke, landschappelijke en aardkundige waarden conform de als bijlage bij de planregels gevoegde cultuurhistorische waardenkaart.
In onderstaande figuur is een uitsnede opgenomen van de cultuurhistorische waardenkaart opgenomen waarbij onderhavig plangebied schetsmatig is aangegeven.
Uitsnede cultuurhistorische waardenkaart gemeente Echt-Susteren met aanduiding plangebied
Met inachtneming van de cultuurhistorische waardenkaart is het plangebied in hoofdzaak gelegen binnen de zone 'jonge heideontginning, nu overwegend landbouwgrond'. Daarnaast is het meest oostelijk gelegen zonneveld gelegen binnen de zone 'oud naaldbos, nu overwegend landbouwgrond'. Eveneens is aan de noordzijde van het plangebied sprake van een oude herkenbare grens. Aan de zuidzijde van het beoogd zonnepark is de Heerdstraat gelegen, zijnde een weg van voor 1842. Vooropgesteld moet worden dat de ontwikkeling geen invloed heeft op deze nabijgelegen wegen.
Daarnaast is relevant dat ten behoeve van de ontwikkeling een landschapsplan is opgesteld, bijgevoegd als Bijlage 2. Bij de landschappelijke inpassing van het plangebied wordt aangesloten bij de karakteristieke en aardkundige waarden in het gebied, met als doel de cultuurhistorische, natuurlijke, landschappelijke en aardkundige waarden zo goed mogelijk te beschermen en te versterken. Elementen als bestaande bomenlanen worden behouden. Daarnaast wordt het zonnepark met gebiedseigen haagstructuren, die vanuit het verleden voor deze gebieden al karakteristiek zijn, ingepast.
4.3 Bedrijven En Milieuzonering
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Voorgaande moet op twee manieren getoetst worden. Enerzijds wordt er gekeken of het perceel zelf veroorzaker is van hinder en anderzijds wordt bekeken of het perceel kwetsbaar is voor hinder. Voor de toetsing kan onder meer gebruik worden gemaakt van de VNG publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' waarin voor de onderscheiden bedrijfsactiviteiten generieke afstandsnormen zijn opgenomen. Dit betreffen conform jurisprudentie richtafstanden. Bij de toetsing van concrete situaties kan maatwerk nodig zijn. Afwijking van de generieke richtafstanden uit de VNG publicatie is hierbij mogelijk, mits dit goed kan worden gemotiveerd.
Hindergevoelige functie
Een zonnepark wordt niet aangemerkt als hindergevoelige functie. Milieubelasting uit de omgeving hoeft om deze reden niet te worden beoordeeld. Daarnaast geldt dat de realisatie van het zonnepark ook niet leidt tot belemmeringen voor omliggende functies. Ook hier geldt dat met de realisatie van een zonnepark geen sprake is van een hindergevoelige functie en dat er daarom geen beperkingen optreden ten aanzien van de duurzame ontwikkeling van omliggende hinderveroorzakende functies.
Hinderveroorzakende functie
Een zonnepark vormt geen milieuhinderlijke bedrijfsactiviteit in termen van milieuzonering. Een zonnepark komt niet voor in de lijst met activiteiten uit de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). Een richtafstand voor milieuzonering is dan ook niet bekend voor een zonnepark. Zonnepanelen maken geen geluid zodat er voor het aspect geluid geen afstandseisen gelden in het kader van milieuzonering.
Zonnepanelen leveren stroom die via een omvormer en transformator worden afgegeven aan het elektriciteitsnet. Eventuele geluidhinder zou door transformatoren kunnen ontstaan. Transformatoren ten behoeve van een zonnepark worden niet direct genoemd in de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering (editie 2009)'. Dit neemt niet weg dat aansluiting kan worden gezocht bij de categorie 'Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen: 10-100 MVA' (SBI-2008:35). Uitgaande van de gebiedstypologie 'rustige woonwijk' geldt in beginsel een minimale richtafstand van 30 meter voor het aspect gevaar en 50 meter voor het aspect geluid. Voor de aspecten geur en stof bedraagt de minimale richtafstand 0 meter.
De afstand van het plangebied tot aan de meest nabijgelegen bedrijfswoningen aan de westzijde van het plangebied (Heerdstraat 71 en 71A te Sint Joost) bedraagt meer dan 650 meter. Derhalve wordt geconcludeerd dat de ontwikkeling geen nader te beoordelen invloed heeft op het woon- en leefklimaat van de meest westelijk gelegen woningen.
De afstand van het plangebied tot aan de meest nabijgelegen bedrijfswoning aan de oostzijde van het plangebied, zijnde Heerdstraat 73 te Sint Joost, bedraagt circa 420 meter. Derhalve wordt geconcludeerd dat het beoogd zonnepark eveneens geen invloed heeft op het woon- en leefklimaat van de meest nabijgelegen woning aan de oostzijde.
Onderhavige ontwikkeling leidt daarmee niet tot een aantasting van het woon- en leefklimaat van omliggende gevoelige functies.
Melding Activiteitenbesluit
Het zonnepark is een zelfstandige installatie die geen onderdeel uitmaakt van een (deel) van een bedrijf. Een zonnepark is voor wat betreft milieu een zogenaamd type A bedrijf. Type A bedrijven zijn niet melding- of vergunningplichtig. Het betreft hier bedrijven die minder milieubelastende activiteiten uitvoeren. Wel vallen deze bedrijven van rechtswege onder het Activiteitenbesluit en gelden de voorschriften uit hoofdstuk 3 of 4 en de algemene voorschriften voor lucht uit afdeling 2.3 van het Besluit. Initiatiefnemer ziet er op toe dat aan deze voorschriften wordt voldaan.
Geconcludeerd wordt dat het aspect bedrijven en milieuzonering de ontwikkeling niet in de weg staat.
4.4 Bodem
Indien sprake is van een planologische functiewijziging danwel het realiseren van nieuwe verblijfsruimten, dient te worden bezien of de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse geschikt is voor het voorgenomen gebruik. Bij voorliggend planvoornemen is feitelijk geen sprake van een planologische functiewijziging aangezien de agrarische bestemming ongewijzigd blijft. Daarnaast gaat onderhavige ontwikkeling niet gepaard met het creëren van nieuwe verblijfsruimten. Het uitvoeren van een verkennend bodem- en asbestonderzoek is dan ook niet noodzakelijk ten behoeve van voorliggend planvoornemen.
Afgezien van het feit dat een verkennend bodem- en asbestonderzoek niet noodzakelijk is, is ten behoeve van voorliggende ontwikkeling een nulsituatie bodemonderzoek uitgevoerd. Een nulsituatie bodemonderzoek heeft ten doel om een referentiekader voor de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem vast te leggen. Vervolgens kan met behulp van een eindsituatie bodemonderzoek worden vastgesteld of de beoogde activiteiten ter plaatse hebben geleid tot een eventuele verontreiniging van de bodem. Aan de hand van deze onderzoeken wordt beoordeeld of de bodemkwaliteit voorafgaand en na afloop van de exploitatie minimaal in dezelfde staat verkeert.
Vanuit deze insteek heeft Aelmans ECO B.V. op 21 januari 2021 een historisch bodemonderzoek (vooronderzoek) uitgevoerd dat als Bijlage 5 aan voorliggende toelichting is gevoegd.
De rapportage toont aan dat in de voorhanden zijnde historische informatie geen aanwijzingen zijn aangetroffen die duiden op de aanwezigheid van mogelijke bodemverontreinigingen en/of bodembedreigende activiteiten. Daarnaast zijn tijdens de terreininspectie geen aanwijzingen geweest, welke zouden kunnen wijzen op enige vorm van bodemverontreiniging. Wel wordt geadviseerd om ervoor te zorgen, dat de aangetroffen plasticresten niet in de bodem terechtkomen bij het ontmantelen van de aspergevelden. Omdat geen aanleidingen bestaan voor het aantreffen van bodemverontreinigingen wordt de hypothese 'onverdacht' voor de gehele onderzoekslocatie aangehouden.
Op basis van deze uiteenzetting wordt geconcludeerd dat het aspect 'bodem' geen belemmeringen vormt voor onderhavige ontwikkeling.
4.5 Externe Veiligheid
De doelstelling van het externe veiligheidsbeleid is het realiseren van een veilige woon- en leefomgeving door het beheersen van risico's van industriële activiteiten met opslag en transport van gevaarlijke stoffen. Het beleid is er op gericht te voorkomen dat er te dicht bij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Burgers mogen voor de veiligheid van hun omgeving rekenen op een minimum beschermingsniveau (plaatsgebonden risico). Daarnaast moet de kans op een groot ongeluk met meerdere slachtoffers (groepsrisico) worden afgewogen en verantwoord bij ruimtelijke ontwikkelingen binnen het invloedsgebied van een risicobron.
BEVI
De risiconormen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in het BEVI. In dit besluit zijn milieukwaliteitseisen op het gebied van externe veiligheid geformuleerd. Het BEVI verplicht het bevoegd gezag op basis van de Wet milieubeheer om veiligheidsafstanden aan te houden tussen gevoelige objecten en risicovolle bedrijven. In het besluit zijn gevoelige objecten gedefinieerd als kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten.
Bevt
Het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt), stelt regels aan transportroutes en de omgeving daarvan. Zo moet een basisveiligheidsniveau rond transportassen (plaatsgebonden risico) en een transparante afweging van het groepsrisico worden gewaarborgd. Daarmee wordt de opdracht aan het bevoegd gezag voor ruimtelijke besluiten nadrukkelijk vastgelegd om rekening te houden met de risico's van transport van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor. In het basisnet is de omvang voor de verschillende transportmodaliteiten vastgelegd. Nieuwbouw van (beperkt) kwetsbare objecten is niet toegestaan binnen de afstanden van het plaatsgebonden risico.
Opgemerkt moet worden dat een zonnepark geen kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object vormt in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen en Besluit externe veiligheid transportroutes (er zijn geen personen aanwezig).
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor onderhavige ontwikkeling.
4.6 Geluid
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient op basis van de Wet geluidhinder onderzocht te worden of sprake is van geluidsoverlast, in het bijzonder in verband met verkeer of bedrijven. Bij een zonnepark leveren de zonnepanelen stroom die via een omvormer en transformator worden afgegeven aan het elektriciteitsnet. Zonnepanelen an sich maken geen geluid. De transformatoren zijn vergelijkbaar aan die in woonwijken en deze produceren wel geluid. Het gaat hier om een licht zoemend geluid (< 50 dB), maar dit is geen relevante geluidsbelasting. Voor transformatorstations in een rustige woonwijk geldt conform de VNG brochure 'Bedrijven en milieuzoneringen' een te hanteren afstand van 50 meter ten aanzien van het aspect geluid. In dit verband wordt vooropgesteld dat aan deze afstand ruim wordt voldaan in relatie tot de meest dichtbij gelegen gevoelige bestemmingen.
Het zonnepark vormt op zichzelf geen geluidgevoelig object. Onderhavige ontwikkeling voorziet dan ook niet in het toevoegen van een geluidsgevoelig object.
Tot slot dient het aspect geluidreflectie te worden beschouwd. Door de aanleg van een zonnepark zal het geluidsabsorptieniveau van de bodem wijzigen. In dat verband is van belang dat de bodem momenteel geluidsabsorberend werkt omdat deze enkel wordt gebruikt voor agrarische doeleinden. In de beoogde situatie krijgt de bodem een geluidsreflecterende rol. Omdat onderhavig plangebied niet is gelegen aan een drukke weg of een andere geluidsbron, is het effect op de geluidoverdracht bij geluidgevoelige bestemmingen niet aan de orde.
Het aspect geluid vormt derhalve op basis van het voorgaande geen belemmering voor onderhavige ontwikkeling.
4.7 Luchtkwaliteit
Op basis van de Wet luchtkwaliteit, welke onderdeel uitmaakt (hoofdstuk 5) van de Wet Milieubeheer, gelden milieukwaliteitseisen voor de luchtkwaliteit. Deze kwaliteitseisen zijn door middel van grenswaarden vastgelegd voor de luchtverontreinigingcomponenten stikstofdioxide (NO2), zwevende deeltjes (PM10 of fijnstof), zwaveldioxide (SO2), lood (Pb), benzeen (C6H6) en koolmonoxide (CO). De grenswaarden gelden overal in de buitenlucht.
Hoofdstuk 5 van de Wet Milieubeheer maakt onderscheid tussen projecten die „Niet in betekenende mate" (NIBM) en „In betekenende mate" (IBM) bijdragen aan de uitstoot van luchtverontreinigende stoffen. In de regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen opgenomen die NIBM zijn. Deze NIBM projecten kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.
Als een ontwikkeling strekt tot het realiseren of wijzigen van bronnen van luchtverontreiniging, die leiden tot een toename van de hoeveelheid luchtverontreiniging, dan moet onderzoek naar de exacte gevolgen voor de luchtkwaliteit uitgevoerd worden. In de Regeling NIBM zijn categorieën van gevallen aangewezen die worden aangemerkt als NIBM projecten. Voor plannen die niet bestaan uit louter kantoren en/of woningen, de zogenoemde gemengde programma's met bijv. winkels en (agrarisch)bedrijven, biedt de wet (art. 5.16 Wm, eerste lid, onder c) de mogelijkheid om het aannemelijk te maken dat die plannen in niet-betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit.
Het project gaat in de gebruiksfase niet gepaard met verbranding van (fossiele)brandstoffen. Ook is er geen sprake van een significante verkeersaantrekkende werking. In de gebruiksfase vindt incidenteel verkeer plaats die samenhangt met het beheer en onderhoud van het zonnepark. Daarnaast heeft de informatievoorziening slechts een zeer beperkt aantal verkeersbewegingen tot gevolg. Luchtverontreinigende stoffen zijn daardoor niet aan de orde, in elk geval niet meer dan bij voortzetting van het agrarisch gebruik.
Voor het realiseren van het beooge zonnepark dient aannemelijk te worden gemaakt dat deze NIBM bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Dit wordt gedaan aan de hand van de zogeheten NIBM-tool. Uit de NIBM-tool blijkt dat tot een verkeersgeneratie van 1.139 voertuigbewegingen per etmaal, waarvan het aandeel vrachtverkeer 5% bedraagt, een ontwikkeling NIBM bijdraagt aan de luchtkwaliteit.
Weergave NIBM-tool
Onderhavig planvoornemen leidt tot een aanzienlijk kleinere toename aan verkeersbewegingen. Het plan kan derhalve worden aangemerkt als NIBM. Het aspect luchtkwaliteit staat de realisatie van het plan dan ook niet in de weg.
4.8 Natuur
In deze paragraaf wordt specifiek ingegaan op respectievelijk gebiedsbescherming en soortenbescherming.
4.8.1 Gebiedsbescherming
4.9 Water
4.9.1 Nationaal Waterplan 2016-2021
In het Nationaal Waterplan 2016-2021 zijn de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid en de daartoe behorende aspecten van het nationale ruimtelijke beleid beschreven. Met dit Nationaal Waterplan voldoet Nederland aan de Europese eisen die voortvloeien uit de Kaderrichtlijn Water (KRW), de Richtlijn Overstromingsrisico`s (ROR) en de Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KMS).
4.9.2 Provinciaal beleid
De provincie Limburg kent als uitgangspunt dat verdroging zo veel mogelijk moet worden tegengegaan en dat de waterkwaliteit, met het oog op een duurzaam gebruik in de toekomst, erg belangrijk is. Verder sluit de provincie aan bij het beleid van de Vierde Nota Waterhuishouding om infiltratie van water in de bodem te bevorderen en water meer terug te brengen in stedelijk gebied.
Binnen de waterbeheersplannen van Limburg is integraal waterbeheer een belangrijk begrip. Ook hier speelt verdroging en waterkwaliteit een belangrijke rol in het beleidsproces. Ter invulling van (specifiek) ecologische functies stelt het Waterschap onder andere dat, ter voorkoming van verdroging, grondwaterstanden (daar waar dat mogelijk is) verhoogd moeten worden door peilbeheer. Ook dient het rioleringsbeheer door gemeenten op en aan de aan watergangen en -plassen toegekende functies, afgestemd te worden. Naast die ecologische functie dienen er ook mensgerichte hoofdfuncties ten behoeve van industrie of drinkwater ingepast te worden. Tevens dient er plaats te zijn voor mensgerichte nevenfuncties.
4.9.3 Waterschap Limburg
Vanaf 1 november 2003 zijn de overheden wettelijk verplicht om alle ruimtelijke plannen, die van invloed zijn op de waterhuishouding, voor advies voor te leggen aan de waterbeheerders. Tot juli 2004 kwam het voor dat voor de watertoets verschillende waterbeheerders (waterschapsbedrijf, waterschap, provincie en Rijkswaterstaat) apart moesten worden benaderd. Die gaven dan afzonderlijke wateradviezen. Dat zorgde voor veel onduidelijkheid en papieren rompslomp. Sinds de nieuwe keur van april 2019 dienen alle plannen te worden voorgelegd aan het Waterschap Limburg. Het waterschap geeft advies over de plannen.
Ten aanzien van het realiseren van zonneparken heeft het waterschap aanvullend advies opgesteld. Bij zonneweides is er mogelijk sprake van extra verhard oppervlak, dat heel direct reageert op neerslag. Het is daarbij uiteraard sterk afhankelijk van de opstelling van de zonnepanelen en de inrichting van het perceel of er bij hevige neerslag (veel) water vanuit het zonnepanelenveld afstroomt. Het is daarbij niet denkbeeldig, dat een aaneengesloten dek van zonnepanelen ertoe leidt dat nagenoeg de gehele oppervlakte zich gaat gedragen als verhard oppervlak, waardoor er benedenstrooms water- en/of modderoverlast kan ontstaan, met name op hellende terreinen. Door het Waterschap worden zonnepanelen dan ook als 'verhard' oppervlak beschouwd.
4.9.4 Planvoornemen
Op welke wijze wordt omgegaan met het aspect water binnen het plangebied, wordt hierna uiteengezet.
Grondwater
Het plangebied ligt niet in een grondwaterbeschermings- en of grondwaterwingebied.
Oppervlaktewater
In het plangebied is geen primair oppervlaktewater aanwezig. In de toekomstige situatie wordt niet voorzien in oppervlaktewater.
Afvalwater
Het planvoornemen ziet op het realiseren van een zonnepark met een oppervlak van circa 10 hectare. Als gevolg van deze ontwikkeling is dan ook geen sprake van huishoudelijk of industrieel afvalwater.
Hemelwater
In het kader van het aspect hemelwater is door Pouderoyen Tonnaer op 25 maart 2021 een Notitie waterplan opgesteld. Betreffende notitie is als Bijlage 8 aan voorliggende toelichting gevoegd. In de notitie wordt het aspect hemelwater beschouwd ten opzichte van de zonnepanelenvelden, onderhoudspaden en het de informatievoorziening. Hieronder worden de bevindingen nader uiteengezet.
Zonnepanelenvelden
Het plan ziet op de realisatie van vier plots zonnevelden op een aantal geclusterde agrarische percelen. Bij de inrichting van onderhavig zonnepark worden twee zonnevelden uitgevoerd in een zuidopstelling en twee velden in een oostwestopstelling. De hoogte van de panelen varieert van circa 70 centimeter tot 190 centimeter boven maaiveld. De onderlinge afstand tussen de rijen bedraagt in oost-west opstelling 1,3 meter; tussen de 'kap' van de panelen is tevens een opening aanwezig van 35 cm. In zuidopstelling bedraagt de onderlinge afstand 2,1 meter. Bij het teeltveld met zonnepanelen is de hoogte van 2,0 – 2,5 meter afwijkend, waarbij de tussenruimtes van de panelen 0,8 meter of 1,2 meter bedragen.
Gelet op de openingen tussen de panelen en de afstand tussen de rijen, blijft de bodem grotendeels beschikbaar voor het infiltreren van hemelwater. Onder de panelen zal de bodem niet worden verhard. Hemelwater, vallend op de panelen, zal afstromen en direct terecht komen op de bodem, alwaar het kan infiltreren. Het gehele oppervlakte van het plangebied met een oppervlakte van circa 10,4 hectare kan zodoende worden gebruikt voor de infiltratie van hemelwater. Door de goede infiltratiecapaciteit van de bodem zal het hemelwater, zowel afstromend van de panelen als rechtstreeks vallend op de bodem, direct infiltreren. Van oppervlakkige afstroming zal in een normale situatie dan ook geen sprake zijn.
Binnen de deelgebieden is sprake van reliëf, al zijn de hoogteverschillen beperkt. Het geringe verloop van reliëf in combinatie met de goede infiltratiecapaciteit van de bodem zal niet leiden tot oppervlakkige afvloeiing. Doordat geen sprake is van oppervlakkige afvloeiing van hemelwater, is dan ook geen overlast voor derden te verwachten.
Onderhoudspaden
Binnen het zonnepark worden onderhoudspaden van grasbetontegels aangelegd. Door deze halfverharding kan het hemelwater direct infiltreren. Voor de onderhoudspaden zijn dan ook geen aanvullende maatregelen voor het verwerken van hemelwater noodzakelijk.
Informatievoorziening
Het streven is om bij nieuwbouw 100% van het verharde oppervlak af te koppelen. Om te beoordelen hoe groot de te realiseren hemelwatervoorziening moet zijn, dient op basis van de nieuwe Keur van het Waterschap Limburg per 1 april 2019 een te realiseren hemelwatervoorziening te worden gedimensioneerd op een extreme bui van met een neerslaghoeveelheid van 100 millimeter in 24 uur, met een noodoverlaat.
Om de capaciteit van de beoogde hemelwatervoorziening te kunnen berekenen, wordt uitgegaan van een te bebouwen oppervlak van de informatievoorziening van circa 32 m². Dit oppervlak impliceert een hoeveelheid te bufferen en af te voeren hemelwater van (32 x 100 =) 3,2 m³ en wordt via natuurlijke afvloeiing in de bodem aan de achterzijde opgelost.
Aan de noordzijde van de informatievoorziening wordt het meest oostelijk gelegen zonneveld beoogd. Het voornemen is om het hemelwater via de grasbegroeiing rondom de informatievoorziening af te laten vloeien naar de noordelijk gelegen gronden waar de zonnevelden worden beoogd. Ter plekke kan het hemelwater rechtstreeks infiltreren in de bodem. Daarmee wordt wateroverlast voor derden voorkomen.
Onderhavig voornemen en de bijbehorende wijze van afwateren is voor advies voorgelegd aan het Waterschap Limburg. Waterschap Limburg heeft per mail d.d. 26 februari 2021 medegedeeld akkoord te gaan met de waterparagraaf.
Gelet op het vorenstaande blijft infiltratie van hemelwater mogelijk en is hemelwateroverlast voor omliggende percelen en derden niet aan de orde.
4.10 Verkeer En Parkeren
Het zonnepark kent een zeer beperkte verkeersantrekkende werking. Er vindt incidenteel verkeersbewegingen plaats die uitsluitend samenhangen met het beheer en onderhoud van het zonnepark. Daarnaast kent de informatievoorziening een zeer beperkte verkeersaantrekkende werking. De informatievoorziening wordt opgericht vanuit educatief en recreatief oogpunt. Initiatiefnemers zijn voornemens om derden, o.a. leerlingen van agrarische hogescholen, meer te leren omtrent de werking van zonne-energie en het gebruik van transparante zonnepanelen in relatie tot het telen van verschillende gewassen onder de zonnepanelen. Daarnaast worden geïnteresseerden in de gelegenheid gesteld om de gewassen, welke onder de zonnepanelen worden geteeld, zelf te plukken. Uiteraard geschiedt dit enkel op afspraak en onder begeleiding waarbij het stroomveld wordt uitgeschakeld.
Ten aanzien van de verkeersstructuur kan worden gesteld dat het planvoornemen niet leidt tot een significante wijziging ten opzichte van de bestaande situatie. De wegen aan de noord- en zuidzijde van de beoogde zonnevelden hebben voldoende capaciteit om de afwikkeling van het beperkte verkeer als gevolg van de zonnevelden en de bijbehorende informatievoorziening te verwerken.
Eveneens is op eigen terrein voldoende ruimte beschikbaar om de parkeerbehoefte ten gevolge van beheer en onderhoud van het zonnepark evenals het de informatievoorziening op te vangen. Aan de westzijde van de informatievoorziening wordt namelijk een obstakelvrije ruimte ingericht waar niet alleen de parkeerbehoefte kan worden opgevangen, maar ook infopoints en oplaadpunten voor elektrische fietsen worden gerealiseerd.
Bovendien is relevant dat elk zonneveld een eigen in- en uitritconstructie heeft waarmee de bereikbaarheid en toegankelijkheid wordt gewaarborgd. Deze in- en uitritconstructies worden beoogd aan de Groensebosweg en Hoofdbroekweg.
Het aspect verkeer en parkeren vormt daarmee geen belemmering voor onderhavig planvoornemen.
4.11 (Brand)veiligheid, Beheer En Onderhoud
De beoogde inrichting en technische uitvoering van het zonnepark is ter advisering voorgelegd aan de veiligheidsregio. Met het oog op de toegankelijkheid van het gebied in geval van brand of anderssoortige calamiteit, zal worden voorzien in een opstelplaats voor een hulpverleningsvoertuig op minder dan 80 m afstand van de dichtstbijzijnde brandkraan. De transformatorvoorzieningen zullen op een afstand van minder dan 70 m afstand van deze opstelplaats worden gerealiseerd. Dit waarborgt de bereikbaarheid van deze installaties ten behoeve van brandbestrijding.
Beheer en onderhoud van de panelen vindt handmatig dan wel machinaal van bovenaf plaats. Dit wordt mede mogelijk gemaakt door werkplateaus die over de panelen heen kunnen rijden, vergelijkbaar met dak-wassers over glastuinbouwbedrijven. Daarnaast worden de panelen op frames gemonteerd, die minimaal 0,7 meter boven maaiveld staan. Beheer en onderhoud van groenstroken dan wel bestrijding van ongedierte vindt handmatig onder de panelen plaats. Bovendien zal onder de panelen in verband met de beperkte lichtinval nauwelijks beheer nodig zijn.
Eveneens biedt het beoogde zonnepark op onderhavige locatie de mogelijkheid om dubbel grondgebruik te realiseren in de vorm van natuurlijk terreinbeheer, wellicht in combinatie met extensieve begrazing door schapen.
4.12 Lichtreflectie En Schittering
Het glazen oppervlak van zonnepanelen kan zorgen voor reflectie en daarmee voor hinder voor de omwonenden of gebruikers van de openbare ruimte. De hinder hangt af van de locatie (stand en hoogte spiegelend vlak) en de stand van de zon (de tijd en de tijd van het jaar). De hinder hangt af van de hoek van de invallende lichtstraal en daarmee van de hoek van de uitvallende lichtstraal. Hoe steiler de helling van de panelen, hoe groter de kans op hinder. Bij onderhavige uitbreiding van het zonneveld gaat het om een relatief lage maaiveldopstelling. Door de gekozen opstelling is de hellingshoek in onderhavige situatie maximaal circa 10 graden. Hinder door reflectie in de voorziene maaiveldopstelling is derhalve niet tot nauwelijks te verwachten. Tegenwoordig wordt ook gebruik gemaakt van hoogwaardige panelen die voorzien zijn van een anti-reflectieglas (gecoat glas). Dit heeft als voordeel dat de opgevangen energie zoveel mogelijk geabsorbeerd wordt en zodoende een hoog rendement oplevert.
Gelet op bovenstaande zal van hinder in de omgeving door lichtreflectie, spiegeling of schittering nauwelijks sprake zijn, zelfs niet in de wintermaanden wanneer bomen en struiken winterkaal zijn. Verder zal het zonneveld door de voorgenomen inpassingsmaatregelen beperkt zichtbaar zijn. Hierdoor wordt zal de mogelijkheid dat lichtschittering hinder oplevert beperkt.
4.13 Elektromagnetische Straling
Het elektromagnetisch veld dat de pv-panelen zelf opwekken is erg zwak. Om de laagspanning van zonnepanelen geschikt te maken voor het elektriciteitsnet, zijn omvormers nodig. De omvormers bij zonnepanelen worden zowel in grootschalige zonnepanelen velden alsook op daken van woningen gebruikt en moeten zijn gecertificeerd. Magnetische velden van gecertificeerde omvormers liggen ruim onder de blootstellinglimiet ter voorkoming van nu bekende nadelige effecten voor de gezondheid ('state of the art'). In de blootstellingslimieten is rekening gehouden met de onzekerheden die in het wetenschappelijk onderzoek zitten door veiligheidsmarges op te nemen in de gecertificeerde toegestane limieten.
De internationale commissie International Commission on Non-Ionizing Radiation Protection (ICNIRP) heeft blootstellingslimieten opgesteld voor elektromagnetische velden, die regelmatig worden geverifieerd. De limieten zijn gebaseerd op wetenschappelijk vastgestelde effecten die tijdens of kort na blootstelling kunnen optreden. De Europese Unie heeft alle lidstaten aanbevolen om de blootstellingslimieten van de ICNIRP na te leven ter bescherming van de bevolking. Deze limieten vormen ook een onderdeel voor de productveiligheidseisen voor apparatuur die in de handel worden gebracht.
De aanbevolen blootstellingslimiet voor magnetische velden van elektrische apparaten in en om het huis is 100 microtesla. Dat geldt ook voor elektriciteitsnetwerken (o.a. hoogspanningslijnen) in de buurt van woningen. Deze velden hebben een extreem lage frequentie van 50 hertz. De waarde van 100 microtesla wordt in Nederland op voor het publiek toegankelijke plaatsen bij het elektriciteitsnetwerk nergens overschreden.
Daarnaast geven leveranciers van de gebruikte omvormers en transformatoren aan dat het elektromagnetisch veld binnen enkele tientallen meters in alle gevallen lager is dan 0,4 microtesla. Dit betekent dat dit elektromagnetisch veld in de buurt bij de omliggende gevoelige bestemmingen (woningen) reeds lang verdwenen is en ook niet meer meetbaar is. Het is lastig om standaardwaarden bij de diverse componenten te noteren omdat het elektromagnetisch veld niet alleen door de trafo en de omvormen wordt bepaald, maar ook door de plaatsing en de directe omgeving.
Uit het vorenstaande blijkt dat elektromagnetische straling niet tot hinder voor omwonenden leidt.
Hoofdstuk 5 Beoordeling
Initiatiefnemer is voornemens om in het buitengebied van Sint Joost een zonnepark te realiseren dat zich uitstrekt over een drietal geclusterde zonnevelden. In de huidige situatie heeft het plangebied een agrarische functie ten behoeve van de aspergeteelt. Naast het realiseren van het zonnepark wordt voorzien in een landschappelijke inpassing en een bezoekerscentrum.
Zoals in voorgaande hoofdstukken beschreven bestaat er vanuit ruimtelijk en stedenbouwkundig oogpunt geen bezwaar tegen de realisatie van het plan, aangezien aan de volgende uitgangspunten c.q. randvoorwaarden wordt voldaan:
- Het voornemen is niet strijdig met het Rijks- en provinciaal beleid;
- Het plan past binnen het gemeentelijke beleid;
- Door de realisatie van het plan treden er geen conflicterende belangen op ten aanzien van bedrijven en woningen in de omgeving;
- De milieuaspecten bodem, geluid, milieuzonering, luchtkwaliteit en externe veiligheid vormen geen beletsel voor de realisatie van het plan;
- Het plan heeft geen negatieve invloed op de archeologische waarden, verkeer en parkeren, de waterhuishouding, natuur en landschap en flora en fauna;
- Omdat het een particulier initiatief is, en voor de gemeente kostenverhaal verzekerd is (zie ook paragraaf 7.2, heeft het initiatief geen financiële gevolgen voor de gemeentelijke begroting.
Met de ontwikkeling is sprake van duurzaam, zorgvuldig ruimtegebruik. De landschappelijke inrichting definieert en geeft verder invulling aan het aardkundig ensemble broek en hei. Op grond van vorenstaande overwegingen kan worden geconcludeerd dat het voorgenomen plan qua schaal, maatvoering en milieuuitstralingseffecten passend in de omgeving is.
Hoofdstuk 6 Juridische Planopzet
6.1 Feitelijke Planopzet
6.1.1 Algemeen
In een bestemmingsplan zijn de bouw- en gebruiksmogelijkheden voor een bepaald gebied opgenomen. Het onderhavige bestemmingsplan regelt de inrichting van het gebied door voor de gronden bestemmingen aan te wijzen. Het juridische deel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding (kaart) in samenhang met de regels. In deze paragraaf wordt het juridische deel van het bestemmingsplan nader toegelicht.
6.1.2 Wettelijk kader
Het wettelijk kader wordt sinds 1 juli 2008 gevormd door de Wet ruimtelijke ordening (Wro). De wettelijke regeling voor bestemmingsplannen is vervolgens verder ingevuld door het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012. Het bestemmingsplan dient te voldoen aan de als bijlage bij de voornoemde Regeling opgenomen Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). Dit betekent dat bestemmingsplannen kwalitatief gelijkwaardig zijn en uniform in aanpak, uitvoering, uitwisseling van gegevens en raadpleging daarvan.
6.1.3 Planonderdelen
Het bestemmingsplan ‘Zonnepark Groensebos Sint Joost' bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels tezamen vormen het juridisch bindende deel van het plan. Verbeelding en regels dienen te allen tijde in onderlinge samenhang te worden opgenomen en toegepast.
Op de verbeelding krijgen alle gronden binnen het plangebied een bestemming. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. De juridische betekenis van deze bestemmingen en aanduidingen zijn terug te vinden in de regels. Alle letters, aanduidingen en lijnen worden verklaard in de legenda op de verbeelding. Bij eventuele verschillen tussen de digitale en analoge verbeelding is de digitale verbeelding juridisch bindend.
De regels bepalen de gebruiksmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied en geven tevens de bouw- en gebruiksmogelijkheden met betrekking tot bouwwerken aan. De regels van het bestemmingsplan ‘Zonnepark Groensebos Sint Joost’ zijn opgebouwd conform de door het SVBP2012 voorgeschreven systematiek en omvatten inleidende regels, bestemmingsregels, algemene regels, en ten slotte de overgangs- en slotregels.
6.2 Juridische Planopzet
6.2.1 Inleidende regels
In de begripsbepalingen worden omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze zijn opgenomen om onduidelijkheid door interpretatieverschillen te voorkomen. Er zijn alleen begripsbepalingen opgenomen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn. Een gedeelte van de begrippen is omschreven in de SVBP2012 en dient letterlijk daaruit te worden overgenomen. Deze begrippen en de voorgeschreven omschrijvingen zijn overgenomen.
6.2.2 Bestemmingsregels
Per bestemming, die op de verbeelding wordt gebruikt, worden gebruiks- en bouwregels opgenomen. De opbouw van de bestemmingen ziet er in beginsel als volgt uit:
- Bestemmingsomschrijving;
- Bouwregels;
- Nadere eisen;
- Afwijken van de bouwregels;
- Specifieke gebruiksregels;
- Afwijken van de gebruiksregels;
- Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
- Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk;
- Wijzigingsbevoegdheid.
Niet alle onderdelen komen bij elke bestemming voor. Van de meest gebruikte onderdelen volgt hieronder een korte toelichting:
- Bestemmingsomschrijving
In de bestemmingsomschrijving wordt een omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functie(s). De hoofdfunctie(s) worden als eerste genoemd. Indien van toepassing, worden ook de aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies mogelijk gemaakt. De ondergeschikte functies staan ten dienste van de hoofdfunctie binnen de betreffende bestemming.
- Bouwregels
In de bouwregels is bepaald welke bouwwerken binnen het plangebied mogen worden opgericht. Voorts bevatten de bouwregels minimale en maximale maatvoeringen voor de diverse bouwwerken zoals goothoogtes, bouwhoogtes en oppervlaktes.
- Nadere eisen
Nadere eisen kunnen worden gesteld aan bijvoorbeeld de situering van bouwwerken ten behoeve van bepaalde criteria, zoals een goede woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. De nadere eisenregeling biedt de mogelijkheid om in concrete situaties in het kader van het verlenen van een bouwvergunning sturend op te treden door het opnemen van nadere eisen in de bouwvergunning. Nadere eisen kunnen alleen worden gesteld als er in de regels ook een primaire eis wordt gesteld. De nadere eisen moeten verband houden met deze eis. De nadere eisenregeling hoeft niet in alle bestemmingen te worden geregeld.
- Afwijken van de bouwregels
Door het opnemen van afwijkingsbevoegdheden wordt flexibiliteit in bestemmingsregels gecreëerd door mogelijkheden te bieden om in beperkte mate af te wijken van de algemeen toegestane bouwregelingen. Deze bevoegdheden zijn niet bedoeld voor afwijkingen van de bouwregels, waarvan de verwachting is, dat ze veelal kunnen worden verleend. In dat geval zijn de bouwregels hierop aangepast. Voor elke afwijking is aangegeven waarvan een omgevingsvergunning voor het afwijken van de bouwregels wordt verleend, de maximale afwijking die met de omgevingsvergunning kan worden toegestaan en meestal de situaties of voorwaarden waaronder een omgevingsvergunning wordt verleend. Het gaat hier om afwijkingsbevoegdheden voor specifieke bestemmingen. Indien afwijkingsbevoegdheden gelden voor meerdere bestemmingen dan wel een algemene strekking hebben, zijn ze opgenomen in hoofdstuk 3 (algemene regels).
- Afwijken van de gebruiksregels
Door middel van een omgevingsvergunning voor het afwijken van de gebruiksregels kan van de gebruiksregels in het plan worden afgeweken ten behoeve van een concrete vorm van grondgebruik. Dit mag echter niet leiden tot een feitelijke wijziging van de bestemming. Dat wil zeggen dat wel kan worden afgeweken van de gebruiksregels ten behoeve van functies die inherent zijn aan de in de bestemmingsomschrijving opgenomen functies, maar dat via het afwijken geen “nieuwe” functies kunnen worden toegestaan. Het afwijken van de gebruiksregels dient te zien op kleinere, planologisch minder ingrijpende onderwerpen. Functiewijzigingen en grotere, ruimtelijke ingrepen dienen te worden geregeld via een wijzigingsbevoegdheid of bestemmingsplanherziening.
- Wijzigingsbevoegdheid
Door het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid is het mogelijk om het bestemmingsplan te wijzigen (binnenplanse wijziging). In de meeste gevallen zal het gaan om het wijzigen van de op een perceel gelegde bestemming. Het gaat hier om wijzigingsbevoegdheden voor specifieke bestemmingen. Indien wijzigingsbevoegdheden gelden voor meerdere bestemmingen dan wel een algemene strekking hebben, zijn ze opgenomen in hoofdstuk 3 (algemene regels).
Verder is in dit artikel een voorrangsregeling opgenomen, die bepaalt dat primair het bepaalde met betrekking tot een dubbelbestemming geldt. Ook is aangegeven welke dubbelbestemming de prioriteit krijgt indien meerdere dubbelbestemmingen over elkaar heen liggen.
Toegespitst op onderhavig bestemmingsplan 'Zonnepark Groensebos Sint Joost' staat voorop dat ter plekke van onderhavig plangebied momenteel de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' van toepassing is. Deze enkelbestemming wordt gehandhaafd en daarnaast zullen ten behoeve van onderhavige ontwikkeling een aantal specifieke functieaanduidingen worden opgenomen.
6.2.3 Algemene regels
- Anti-dubbeltelregel
Overeenkomstig het Besluit ruimtelijke ordening is de anti-dubbeltelregel opgenomen. Deze regel wordt opgenomen om bijvoorbeeld te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel of een bepaalde oppervlakte van een bouwperceel mogen beslaan, het resterende onbebouwde terrein ook nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
- Algemene bouwregels
Voor het hele plangebied gelden een aantal algemene bouwregels conform de Bro.
- Algemene gebruiksregels
In deze regels is aangegeven welke vormen van gebruik van gronden en bouwwerken in z'n algemeenheid binnen het plangebied niet zijn toegestaan.
- Algemene aanduidingsregels
In de algemene regels zijn regels opgenomen ten behoeve van de op de verbeelding opgenomen gebiedsaanduidingen.
- Algemene afwijkingsregels
In deze regels wordt aangegeven in welke gevallen burgemeester en wethouders bevoegd zijn om af te wijken van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen.
- Algemene wijzigingsregels
In deze regels wordt aangegeven in welke gevallen burgemeester en wethouders bevoegd zijn het bestemmingsplan te wijzigen. De voorwaarden, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn daarbij aangegeven.
- Algemene procedureregels
In deze bepaling wordt aangegeven welke procedure moeten worden doorlopen bij het stellen van nadere eisen. De procedure voor het wijzigen of het afwijken van het bestemmingsplan is al bij wet geregeld.
- Overige regels
In dit artikel is een bepaling opgenomen waarmee alle op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan verleende omgevingsvergunningen, vrijstellingen of ontheffingen voor een activiteit waarvoor in dit bestemmingsplan een omgevingsvergunning is vereist, gelijk worden gesteld met zo'n omgevingsvergunning.
Verder is in dit artikel een voorrangsregeling opgenomen, die bepaalt dat primair het bepaalde met betrekking tot een dubbelbestemming geldt. Ook is aangegeven welke dubbelbestemming de prioriteit krijgt indien meerdere dubbelbestemmingen over elkaar heen liggen.
6.2.4 Overgangs- en slotregels
- Overgangsrecht
In deze regels wordt het overgangsrecht, zoals voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening, overgenomen.
- Slotregel
Als laatste wordt de slotregel opgenomen, ook zoals voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening. Deze regel schrijft voor hoe het plan kan worden aangehaald.
6.2.5 Opzet planregeling
In het plan zijn de volgende bestemmingen opgenomen:
- Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden
- Waarde – Archeologie 3
- Waarde – Aardkundige waarde
Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden
De gronden binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden' zijn bestemd voor agrarisch grondgebruik. Daarnaast is een zonnepark toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – zonnepanelen'. Bovendien zijn ter plekke van de betreffende functieaanduidingen een teeltveld voorzien van zonnepanelen toegestaan evenals een informatievoorziening. Daarnaast zijn de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – landschappelijke inpassing' bestemd voor de aanleg, het behoud, beheer en herstel van de landschappelijke inpassing.
Tot slot zijn ter plaatse de dubbelbestemmingen 'Waarde – Archeologie 3' en 'Waarde - Aardkundige waarde' van toepassing.
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.1.1 Vooroverleg
Artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bepaalt dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan, waar nodig, overleg plegen andere betrokken overheden en overheidsdiensten (wettelijke adviseurs). Daarbij moet worden gedacht aan naburige gemeenten, het waterschap, en de diensten van het Rijk en de provincie. Overleg met het waterschap is altijd verplicht, terwijl het tot de verantwoordelijkheid van de gemeente behoort om te beoordelen of overleg met de desbetreffende diensten van het Rijk en de provincie nodig is. Artikel 3:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is van overeenkomstige toepassing.
De bedoeling van dit vooroverleg is voornamelijk om de opstellers van het plan tijdig de mogelijkheid te geven het plan desgewenst aan opmerkingen van andere overheden aan te passen.
Voorliggende planontwikkeling is door de gemeente in het kader van artikel 3.1.1 Bro voorgelegd voor advies aan de betreffende instanties.
Waterschap Limburg
Waterschap Limburg heeft per e-mail d.d. 26 februari 2021 aangegeven dat de waterparagraaf akkoord is. Betreffende reactie is bijgevoegd als Bijlage 9.
Provincie Limburg
Provincie Limburg heeft het planvoornemen getoetst op de adequate doorwerking van de provinciale belangen. De reactie van Provincie Limburg is als Bijlage 10 aan voorliggende toelichting gevoegd.
1) Provincie Limburg adviseert om te anticiperen op de Limburgse zonneladder en nader te motiveren hoe initiatieven zich verhouden tot dit beleid.
In paragraaf 3.2.4 van voorliggende toelichting wordt ingegaan op de Limburgse Zonneladder en gemotiveerd hoe onderhavig initiatief zich daartoe verhoudt. Eveneens wordt een nadere toelichting gegeven op de moties welke gedurende de ter inzage legging van de Provinciale Omgevingsvisie zijn ingediend jegens de Limburgse zonneladder.
2) Verzocht wordt om het beleid dat niet vigerend is te schrappen uit de toelichting (bijv. LEKTA). Naar aanleiding van deze reactie is de toelichting van voorliggend bestemmingsplan aangepast.
3) De provincie Limburg waardeert onderdelen van het planvoornemen waaronder (1) de vormgeving van (financiële) participatie, (2) het meervoudig ruimtegebruik door het inrichten van de zonnevelden met glas-glas zonnepanelen en het daarbij mogelijk maken van teelt onder de panelen, en (3) het educatiecentrum dat wordt ingericht. Deze waardering is voor kennisgeving aangenomen.
Bovenstaande vooroverlegreacties met bijbehorende beantwoording zijn eveneens gebundeld weergegeven in Bijlage 11.
7.1.2 Formele procedure
7.1.3 Betrokkenheid gemeenschap
Vanuit maatschappelijk oogpunt is eveneens relevant dat initiatiefnemers een gebiedsraad hebben ingesteld waarmee de omgeving op gestructureerde wijze betrokken blijft bij het te realiseren zonnepark. Het instellen van de gebiedsraad zorgt er voor dat korte lijnen ontstaan tussen de initiatiefnemers en de omwonenden. De omgeving is dan ook actief betrokken in de voorbereidingsfase van het plan. Met dit gestructureerde omgevingsproces kan de gemeente Echt-Susteren op zorgvuldige wijze rekening houden in de uiteindelijke besluitvorming. Daarnaast wordt door het aanstellen van een gebiedsraad goed inzicht verkregen in de gedachten, ideeën en vragen die leven bij de omgeving. Op deze wijze wordt de omgeving actief betrokken bij de totstandkoming van het plan. Daarmee wordt bewerkstelligd dat belanghebbenden al in de voorbereidingsfase van onderhavig plan hun bezwaren, zorgen en wensen naar voren hebben kunnen brengen. Bij de definitieve uitwerking van het plan is hier rekening mee gehouden.
In hoofdstuk 6 van het Projectvoorstel, bijgevoegd als Bijlage 12 van voorliggende toelichting, wordt nader ingegaan op het maatschappelijk draagvlak van zonnepark 'Groensebos'.
Bovendien wordt in Bijlage 13 van voorliggende toelichting nader ingegaan op de verschillende communicatiemiddelen die zijn gebruikt tijdens de voorbereiding van het plan. Hierbij kan onder andere worden gedacht aan de website, e-mail, digitale nieuwsbrief, brieven huis aan huis, persberichten of lokale media, openbare informatie- en inloopbijeenkomsten en persoonlijke gesprekken. De eerste inloopavond heeft plaatsgevonden op 20 januari 2020. Aan deze informatieavond hebben 38 personen deelgenomen.
7.2 Financiële Uitvoerbaarheid
7.2.1 Anterieure overeenkomst
Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet onderzocht worden of het plan economisch uitvoerbaar is. In een aantal gevallen moet een exploitatieplan worden vastgesteld.
De kosten voor deze ruimtelijke procedure komen voor rekening van de initiatiefnemer. De gemeente Echt-Susteren sluit met de initiatiefnemer een anterieure overeenkomst af waarin wordt vastgelegd dat de verantwoordelijkheid voor gemaakte kosten betreffende exploitatiekosten en eventuele planschade bij de initiatiefnemer ligt. De exploitatie is op deze manier anderszins verzekerd.
Het opstellen van een exploitatieplan is daarom niet nodig. Het plan is economisch uitvoerbaar en voor de gemeente is kostenverhaal afdoende verzekerd.
7.2.2 Betrokkenheid gemeenschap
Aanvullend kan worden gewezen op het feit dat de realisatie van onderhavig zonnepark een 100% lokaal initiatief vormt, zonder investeerder, waarbij het eigendom van het zonnepark 100% lokaal is met als gevolg dat de gelden volledig terugvloeien naar de lokale gemeenschap. Initiatiefnemer is voornemens om ten behoeve van onderhavige ontwikkeling een besloten vennootschap op te richten met als aandeelhouders de Coöperatie Groensebos en de Energie coöperatie Echt Susteren. Uitgangspunt is dat beide partijen op het moment van in productie name van het zonnepark, voor 50% participeren in deze BV en beide partijen derhalve 50% van de benodigde investeringen voor haar rekening hebben genomen. De partijen bezitten op dat moment ieder 50% van de aandelen van de BV waardoor er sprake is van 100% lokaal eigendom.
De financiële middelen worden door de Coöperatie Groensebos verkregen door inbreng van de leden van de coöperatie en door het aantrekken van vreemd vermogen. De Energie coöperatie Echt Susteren verkrijgt de noodzakelijke financiële middelen door enerzijds financiële participatie van de leden van de coöperatie, van de inwoners en de bedrijven in de gemeente Echt-Susteren en anderzijds door het aantrekken van vreemd vermogen.
In hoofdstuk 4 van het Projectvoorstel, bijgevoegd als Bijlage 12 van voorliggende toelichting, wordt nader ingegaan op het aspect financiële participatie van zonnepark 'Groensebos'.