KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden - Landschapswaarden
Artikel 4 Leiding - Hoogspanningsverbinding
Artikel 5 Waarde - Archeologie 3
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Artikel 7 Algemene Bouwregels
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
Artikel 9 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 11 Algemene Procedureregels
Artikel 12 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
Artikel 14 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Voor Het Bestemmingsplan
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
1.3 Huidige Planologisch Regime
1.4 Bij Het Plan Behorende Stukken
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Het Initiatief
2.1 Inleiding
2.2 Gebiedsbeschrijving
2.3 Planbeschrijving
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Inleiding
3.2 Rijksbeleid
3.3 Provinciaal Beleid
3.4 Regionaal Beleid
3.5 Gemeentelijk Beleid
3.6 Conclusie
Hoofdstuk 4 Waardentoets
4.1 Inleiding
4.2 Natuurwaarden
4.3 Archeologische Waarden
4.4 Cultuurhistorische Waarden
4.5 Water
4.6 Conclusie
Hoofdstuk 5 Milieuaspecten
5.1 Inleiding
5.2 Bodem
5.3 Geluid
5.4 Luchtkwaliteit
5.5 Lichtreflectie
5.6 Elektromagnetische Straling
5.7 Externe Veiligheid
5.8 Brandveiligheid
5.9 Leidingen
5.10 Bedrijven En Milieuzonering
5.11 Warmteontwikkeling
5.12 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
5.13 Verkeer En Parkeren
5.14 Conclusie
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten En Planverantwoording
6.1 Inleiding
6.2 Opzet Van De Regels
6.3 Verantwoording Van De Regels
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Inleiding
7.2 Ruimtelijke Uitvoerbaarheid
7.3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid En Procedure
7.4 Economische Uitvoerbaarheid
7.5 Conclusie
Bijlage 1 Inrichtingsplan Zonnepark Maria Hoop
Bijlage 1 Profijtplan Zonnepark Maria Hoop
Bijlage 2 Communicatie-, Participatie- En Procesplan En Verslag Omgevingsproces
Bijlage 3 Technische Overzichtstekening
Bijlage 4 Quickscan Flora En Fauna Zonnepark Maria Hoop Putbroekerbosweg
Bijlage 5 Stikstofberekening Zonneveld Maria Hoop
Bijlage 6 Historisch Vooronderzoek Bodem
Bijlage 7 Archeologisch Bureauonderzoek
Bijlage 8 Toestemmingsbrief Met Voorwaarden Tennet
Bijlage 9 Schitteringsonderzoek
Bijlage 10 Vormvrije Mer Beoordelingsnotitie
Bijlage 11 Overlegnotitie Artikel 3.1.1 Besluit Ruimtelijke Ordening
Bijlage 12 Raadsbesluit Tot Vaststelling Inclusief Nota Van Zienswijzen En Ambtshalve Wijzigingen

Zonnepark Putbroekerbosweg Maria Hoop

Bestemmingsplan - Gemeente Echt-Susteren

Vastgesteld op 09-09-2021 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

Het bestemmingsplan Zonnepark Putbroekerbosweg Maria Hoop, met identificatienummer NL.IMRO.1711.BP20200073-VG01 van de gemeente Echt-Susteren;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1711.BP20200073-VG01 met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van:

  1. a. het telen van gewassen, waaronder mede begrepen houtteelt en/of;
  2. b. het houden van dieren;

met dien verstande dat maneges, kennels en dierenasiels niet als agrarische bedrijven worden aangemerkt;

1.6 archeologische verwachtingswaarde

de kans (hoog, middelhoog of laag) op het aantreffen van archeologische waarden (vondsten en/of informatie) in een gebied, gebaseerd op onder andere bodemtypen, relatieve hoogtes en bekende archeologische vindplaatsen;

1.7 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.8 bebouwingspercentage

een percentage, dat de grootte van het bouwvlak en/of bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in de planregels anders is bepaald;

1.9 bed & breakfast

een kleinschalige overnachtings- en verblijfsaccommodatie, gericht op het bieden van de mogelijkheid van kortdurend toeristisch verblijf inclusief het serveren van een ontbijt, niet zijnde een hotel, pension of ander bedrijf, waarbij het aanbod zich beperkt tot overnachtingsmogelijkheid voor maximaal vier personen. Een bed & breakfast-voorziening is ondergeschikt aan de woonfunctie (binnen een woonbestemming of een agrarische bedrijfsbestemming), is gevestigd in een woonhuis of bijbehorend bouwwerk en wordt gerund door de eigenaar(s) en tevens hoofdbewoner(s) van de betreffende woning. Onder een bed & breakfast-voorziening wordt niet verstaan het overnachten noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid;

1.10 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.11 bedrijfswoning

één woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor het huishouden van een persoon, wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op het feitelijk gebruik van het gebouw en/of terrein in overeenstemming met de bestemming.

1.12 bestaand

  • bij bouwwerken: bestaand ten tijde van het inwerking treden van het bestemmingsplan, voor zover op een legale wijze tot stand gekomen, met dien verstande dat als bestaand bouwwerk ook worden aangemerkt bouwwerken die na dat tijdstip zijn of mogen worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning waarvan de aanvraag voor dat tijdstip is ingediend;
  • bij gebruik: bestaand ten tijde van het inwerking treden van het bestemmingsplan, voor zover op een legale wijze tot stand gekomen;

1.13 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.14 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.15 bevoegd gezag

bevoegd gezag als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (als hoofdregel is dit het college van burgemeester en wethouders van Echt-Susteren);

1.16 bijbehorend bouwwerk

functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegenaan gebouwd, op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk met een dak;

1.17 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.18 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.19 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.20 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.21 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.22 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.23 dagrecreatie

recreatief gebruik van gronden voor een periode niet langer dan een dag;

1.24 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending, anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.25 dienstverlening

het verlenen van economische, (para-)medische en maatschappelijke diensten aan derden, waarbij een rechtstreekse relatie bestaat met het publiek, zoals reisbureaus, bankinstellingen, postkantoren, verzekerings- en/of administratiekantoren, makelaarskantoren, advocaten- en/of notariskantoren, uitzendbureaus, apotheken, praktijkvestigingen voor tandtechniek, kapsalons, schoonheidssalons, nagelstudio's, schoenmakerijen, kleermakerijen en video-/dvd-verhuurbedrijven, fotostudio's en hondentrimsalons;

1.26 dierenasiel

een niet-agrarisch bedrijf, dat is gericht op het tijdelijk opvangen en verzorgen van dieren om deze vervolgens weer te herplaatsen bij een derde, waaronder mede begrepen wordt het terugplaatsen bij degene die het dier tijdelijk heeft afgestaan;

1.27 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond;

1.28 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;

1.29 evenementen

periodieke en/of incidentele manifestaties, zoals concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, tentoonstellingen en shows, waarbij sprake is van onversterkte muziek dan wel van mechanisch versterkte muziek met een versterkt geluidniveau van maximaal 70 dB(A) op de gevel van de dichtstbijzijnde woning van derden of van een ander geluidgevoelig gebouw;

1.30 functie

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan, is toegestaan;

1.31 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.32 grondgebonden agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf waarbij voor de bedrijfsvoering hoofdzakelijk gebruik wordt gemaakt van open grond;

1.33 hobbymatig agrarisch gebruik

het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van dieren op niet bedrijfsmatige wijze;

1.34 hoofdgebouw

een gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.35 houtopstand

begroeiing die geheel of gedeeltelijk bestaat uit bomen en/of struiken, voor zover niet vallend onder de Boswet en behoudens laagstamfruitbomen en de bijbehorende windsingels;

1.36 huishouden

een persoon of een groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan. Bedrijfsmatige kamerverhuur en verhuur ten behoeve van arbeidsmigranten wordt daaronder niet begrepen;

1.37 intensieve veehouderij

het bedrijfsmatig houden van dieren zonder dat het bedrijf hoeft te beschikken over grond bestemd voor de voerproductie van deze dieren. De dieren worden in stallen of hokken gehouden. Waar in dit bestemmingsplan wordt gesproken over intensieve veehouderij wordt in principe gedoeld op het hebben van een bedrijfsmatige tak van varkens, kippen, vleeskuikens, vleeskalveren, stieren voor de roodvleesproductie, eenden, pelsdieren, konijnen, kalkoenen of parelhoenders (waarvoor een omgevingsvergunning is verleend). De melkveehouderij wordt niet als intensieve veehouderij beschouwd;

1.38 kampeermiddel

  1. a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
  2. b. enig ander onderkomen en enig ander voertuig of gewezen voertuig of een gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde,

één en ander voorzover de onder a en b bedoelde onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn in- of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebuikt voor (niet-permanent) recreatief nachtverblijf;

1.39 landschappelijke waarden

ruimtelijke objecten, structuren of gebieden in het cultuurlandschap die om esthetische, cultuurhistorische en/of ecologische redenen van waarde worden geacht;

1.40 landschapselement

beplanting die om esthetische, cultuurhistorische of ecologische redenen van waarde en algemeen belang wordt geacht in zijn ruimtelijke context;

1.41 maatschappelijke en culturele voorzieningen

educatieve, sociaalculturele, levensbeschouwelijke, onderwijs-, religieuze voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de openbare dienstverlening, alsmede ondergeschikte detailhandel en horeca in combinatie met en ten dienste van deze voorzieningen;

1.42 mantelzorg

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond. Huisvesting ten behoeve van mantelzorg vindt in of bij een woning plaats en is toegestaan voor één huishouden van maximaal twee personen, van wie ten minste één persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning;

1.43 nevenactiviteit

  1. a. nevenactiviteit bij agrarisch: een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de op de ingevolge dit bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie op een bouwperceel;
  2. b. nevenactiviteit bij wonen: een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk en functioneel opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de op de ingevolge dit bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie op een bouwperceel;

1.44 omgevingsvergunning

omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 Wabo;

1.45 ondergeschikte detailhandel

detailhandel welke dient ter ondersteuning van de hoofdfunctie en daar onderdeel van uitmaakt, waarbij de detailhandelsfunctie qua oppervlak, aard en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt is aan de hoofdfunctie;

1.46 ondergeschikte functie

een functie die qua omvang en uitstraling ondergeschikt is aan een op dezelfde plaats voorkomende (hoofd)functie en daarvan ten dienste staat c.q. daar functioneel mee verbonden is;

1.47 ondergeschikte horeca

horeca welke dient ter ondersteuning van de hoofdfunctie en daar onderdeel van uitmaakt, waarbij de horecafunctie qua oppervlak, aard en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt is aan de hoofdfunctie;

1.48 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport;

1.49 paardenbak

een niet overdekt terrein ingericht ten behoeve van het paardrijden, met daarbij behorende voorzieningen;

1.50 parkeervoorzieningen

elke al dan niet overdekte stallingsgelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd verkeer;

1.51 permanente bewoning

bewoning van een ruimte als hoofdverblijf;

1.52 (planologisch geregelde) woonfunctie

een woning binnen een woonbestemming dan wel een woning die in de regels en/of op de verbeelding als zodanig is aangeduid;

1.53 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.54 recreatief medegebruik

vorm van recreatie waarvoor geen specifieke inrichting van het gebied noodzakelijk is, maar waarvoor kan worden volstaan met de voorzieningen die reeds ten behoeve van de hoofdfunctie aanwezig zijn en ondergeschikte voorzieningen zoals bewegwijzeringsbordjes, picknickbanken en draaihekjes;

1.55 relatie

ter plaatse van de aanduiding 'relatie' wordt de verbinding aangegeven tussen twee of meer afzonderlijk begrensde bouwvlakken of bestemmingsvlakken, inclusief de daaraan toegekende aanduidingen waarmee die bouwvlakken of bestemmingsvlakken één vlak vormen;

1.56 schuilgelegenheid

een gebouw, waarvan het/de op het perceel aanwezige dier(en) gebruik moet(en) kunnen maken in geval van weidegang, met als doel bescherming tegen extreme weersomstandigheden in zowel zomer als winter, uit het oogpunt van dierenwelzijn.

1.57 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.58 seksuele dienstverlening

een bedrijfsmatige activiteit gericht op het verrichten van seksuele handelingen en/of het verrichten van erotisch/pornografische vertoningen;

1.59 standplaats

een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;

1.60 teeltondersteunende voorziening

voorzieningen/constructies met als doel het gewas te forceren tot meer groei en of de oogst te spreiden. Het gaat daarbij om zowel het vervroegen als het verlaten van de teelt ten opzichte van de normale open teelt en/of het beschermen van het gewas tegen weers invloeden, ziekten en plagen hetgeen leidt tot een beter kwaliteit van het product;

1.61 tijdelijke huisvesting seizoensarbeiders

het huisvesten van werknemers, die in een periode van grote arbeidsbehoefte gedurende enkele maanden op een agrarisch bedrijf werkzaam zijn om naar de aard kortdurend werk te verrichten;

1.62 tijdelijke teeltondersteunende voorziening

teeltondersteunende voorzieningen die korter dan 6 maanden, al dan niet aaneengesloten in het jaar aanwezig zijn;

1.63 volwaardig (agrarisch) bedrijf

een (agrarisch) bedrijf met tenminste de arbeidsomvang van een volwaardige arbeidskracht en een zodanige bedrijfsomvang (overeenkomstig de normen voor Standaardopbrengst en Standaardverdiencapaciteit) dat de continuïteit ook op langere termijn in voldoende mate is gewaarborgd;

1.64 voorgevel

de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, die gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

1.65 voorgevelrooilijn

denkbeeldige lijn getrokken langs de voorgevel van een gebouw en het verlengde daarvan danwel ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn';

1.66 voorzieningen van algemeen nut

voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer;

1.67 wabo

de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.68 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en/of waterkwaliteit zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc;

1.69 wet/wettelijke regelingen

indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., worden de regelingen bedoeld zoals deze luidden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald;

1.70 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden;

1.71 woonunit

een te verplaatsen/verwijderen bouwwerk bestaande uit één bouwlaag, geschikt en ingericht ten dienste van woon-, dag- of nachtverblijf van een of meer personen;

Artikel 2 Wijze Van Meten

bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens

de loodrechte afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat perceel voorkomend bouwwerk;

2.2 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel

de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen;

2.3 het bebouwingspercentage

het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de planregels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen', zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de breedte, diepte c.q. lengte van bouwwerken

tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren;

2.6 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.7 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.8 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.9 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

loodrecht vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend;

2.10 de oppervlakte van een bouwwerk

  1. a. voor bouwwerken met wanden: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
  2. b. voor bouwwerken zonder wanden (open overkappingen en daarmee vergelijkbare bouwwerken geen gebouwen zijnde): de overdekte grondoppervlakte (gemeten loodrecht onder het dakoppervlak);

2.11 peil

  1. a. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. voor een woonwagen, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van de bestaande verharding van de standplaats;
  4. d. voor een bouwwerk ten behoeve van spoorwegdoeleinden: de bovenkant van de spoorstaaf;

2.12 ondergeschikte bouwdelen

bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,50 meter bedraagt. Tevens worden hieronder gevelisolerende of andere duurzaamheidsmaatregelen verstaan, mits de overschrijding niet meer dan 0,50 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch Met Waarden - Landschapswaarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. agrarisch grondgebruik;
  2. b. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - Landschapswaarden - zonnepark' zijn de gronden tevens bestemd voor de opwekking van energie door middel van zonnepanelen, met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen, als zijnde een zonnepark;
  3. c. behoud en bescherming van onverharde en halfverharde wegen;
  4. d. Behoud en ontwikkeling van ecologische waarden;
  5. e. de uitoefening van grondgebonden agrarische bedrijven;
  6. f. behoud en ontwikkeling van recreatief medegebruik;
  7. g. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen;

met de daarbij behorende:

  1. h. nutsvoorzieningen;
  2. i. inritten, erven en terreinen;
  3. j. erfbeplanting;
  4. k. wegen en paden;
  5. l. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van waarborging van de brandveiligheid, rampenbestrijding en zelfredzaamheid van personen en overige nadere eisen ten aanzien van externe veiligheid in het algemeen, bijvoorbeeld ten aanzien van de oriëntatie van gebouwen en toegang en vluchtwegen, de bereikbaarheid van het perceel en bouwkundige maatregelen ter beperking van de effecten van bijvoorbeeld een ongeval met gevaarlijke stoffen, alsmede ter voorkoming van hoge personendichtheden.

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om het plan te wijzigen door de functieaanduiding 'specifieke vorm van Agrarisch met waarden – Landschapswaarden - zonnepark' geheel of gedeeltelijk te verwijderen indien:

  1. a. binnen 3 jaar na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan:
    1. 1. geen zonnepark is opgericht, dan wel in oprichting is;
    2. 2. geen ontvankelijke aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen van een zonnepark is ingediend;
  2. b. een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen van een zonnepark is ingetrokken met dien verstande dat het verwijderen van de functieaanduiding 'specifieke vorm van Agrarisch met waarden – Landschapswaarden - zonnepark' achterwege blijft gedurende 3 jaar na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan;
  3. c. de exploitatie van het zonnepark is beëindigd en onder de voorwaarden dat:
    1. 1. de zonnepanelen en de bijbehorende voorzieningen worden verwijderd;
    2. 2. aangetoond wordt dat de bodem geschikt is voor agrarische doeleinden.

Artikel 4 Leiding - Hoogspanningsverbinding

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en/of bescherming van:

  1. a. bovengrondse hoogspanningsleidingen met een vrijwaringstrook ter breedte van 20/29/36 meter aan weerszijden van de leiding ter plaatse van de bestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding'.

4.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen gronden uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bedoelde leiding(en) worden opgericht.

4.3 Nadere eisen

Niet van toepassing voor deze bestemming.

4.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 4.2 voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemmingen, met dien verstande dat:

  1. a. deze uitsluitend toelaatbaar zijn indien de belangen in verband met de betrokken leiding(en) zich hier niet tegen verzetten;
  2. b. het bevoegd gezag hierover tijdig tevoren schriftelijk advies heeft ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder(s).

4.5 Specifieke gebruiksregels

Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene gebruiksregels in Artikel 8

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene afwijkingsregels in Artikel 10

4.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 5 Waarde - Archeologie 3

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie 3 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden gelegen in droge en natte landschappen met hoge en/of middelhoge archeologische verwachtingswaarde; danwel een provinciaal aandachtsgebied met hoge en/of middelhoge archeologische verwachtingswaarde.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden, indien uit het onderzoek als bedoeld in artikel 5.2.2 of artikel 5.7.3 gebleken, dat ter plaatse beschermingswaardige archeologische waarden aanwezig zijn. Toepassing van deze bevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige beperking van het meest doelmatige gebruik.

5.4 Afwijken van de bouwregels

Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene afwijkingsregels van Artikel 10.

5.5 Specifieke gebruiksregels

Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene gebruiksregels van Artikel 8.

5.6 Afwijken van de gebruiksregels

Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene afwijkingsregels van Artikel 10.

5.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.8 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde -Archeologie 3' geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien:

  1. a. uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  2. b. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in bescherming van deze waarden;
  3. c. aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veiliggesteld.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene Bouwregels

7.1 Algemene regels over bestaande afstanden en andere maten

Artikel 8 Algemene Gebruiksregels

8.1 Gebruiksverbod

Het is verboden de gronden en bouwwerken in dit plan te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemming(en).

8.2 Voorbeelden van strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan, het gebruiken, te doen of laten gebruiken van bebouwde en onbebouwde gronden ten behoeve van:

  1. a. het al dan niet ten verkoop opslaan van gebruikte, dan wel geheel of ten dele uit gebruikte onderdelen samengestelde motorrijtuigen of aanhangwagens, die bruikbaar en niet aan hun bestemming onttrokken zijn, behoudens voor zover zulks passend is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  2. b. opslag-, stort-, lozing- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen en materialen, behoudens voor zover zulks passend is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  3. c. een seksinrichting, escortbedrijf en raam- en straatprostitutie.

Artikel 9 Algemene Aanduidingsregels

9.1 landschapselementen

9.2 milieuzone - stiltegebied

  1. a. Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - stiltegebied' zijn de gronden mede bestemd voor:
    1. 1. het beschermen van het geluidkarakter van het gebied;
    2. 2. het beschermen van voor geluidverstoring gevoelige ecosystemen;
    3. 3. het waarborgen van stilte voor de mens;
  2. b. Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - stiltegebied' is de uitoefening van evenementen en lawaaisporten niet toegestaan.

Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan middels het verlenen van een omgevingsvergunning, met inachtneming van de procedure zoals aangegeven in Artikel 11, afwijken van de planregels:

  1. a. Voor de bouw van openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes, mits:
    1. 1. het bruto-vloeroppervlak niet groter is dan 25 m²;
    2. 2. er sprake is van maximaal één bouwlaag;
    3. 3. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 5 m;
  2. b. het vergroten van de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde tot maximaal 5 m, mits:
    1. 1. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast;
    2. 2. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving gewaarborgd wordt;
  3. c. ten behoeve van het oprichten van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot een hoogte van maximaal 20 m;
  4. d. ten behoeve van het oprichten van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot maximaal 40 m.

Artikel 11 Algemene Procedureregels

11.1 Procedure afwijking

Bij een afwijking van het bestemmingsplan, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit in de procedure als bedoeld in artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.

11.2 Procedure nadere eisen

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen is de volgende procedure van toepassing:

  1. a. Het voornemen, waarbij toepassing wordt gegeven aan het stellen van nadere eisen, ligt met bijbehorende stukken gedurende twee weken ter gemeentesecretaris ter inzage.
  2. b. Burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging te voren in één of meer dag- of niewsbladen, die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze bekend.
  3. c. De bekendmaking houdt in mededeling van de mogelijkheid voor belanghebbenden tot het indienen van zienswijzen bij burgemeester en wethouders tegen het voornemen gedurende de onder a genoemde termijn.
  4. d. Indien tegen het voornemen zienswijzen zijn ingediend, wordt het besluit met redenen omkleed.
  5. e. Burgemeester en wethouders delen aan hen, die zienswijzen hebben ingediend de beslissing daaromtrent met redenen omkleed mede en maken het besluit op de voorgeschreven wijze bekend.

11.3 Procedure wijziging

Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging is de procedure als bedoeld in artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing.

11.4 Procedure omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning, die onderdeel uit maakt van dit plan, is de procedure als vervat in artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.

Artikel 12 Overige Regels

12.1 Voorrangsregels

Indien bij het gebruik van de gronden voor bebouwing en anders dan voor bebouwing als bedoeld in de artikelen 3 tot en met 20 op deze gronden tevens een dubbelbestemming van toepassing is, geldt primair het bepaalde met betrekking tot de dubbelbestemming.

12.2 Onderlinge relatie dubbelbestemmingen

Ten aanzien van de onderlinge relatie tussen de dubbelbestemmingen geldt dat dubbelbestemmingen gericht op het instandhouden of ontwikkelen van het groene karakter en het voorkomen van bebouwing voorgaan boven dubbelbestemmingen met bebouwing. In concreto wordt in afnemende mate prioriteit verleend aan de dubbelbestemming:

  1. a. Waarde - Archeologie 3;
  2. b. Leiding - Hoogspanningsverbinding.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

'Regels van het bestemmingsplan Zonnepark Putbroekerbosweg Maria Hoop'

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding Voor Het Bestemmingsplan

Het Kabinet heeft met het nationale klimaatakkoord een centraal doel gesteld: het terugdringen van de uitstoot van broeikassen in Nederland met 49% ten opzichte van 1990. Het kabinet pleit in Europa voor een broeikasgasreductie van 55% in 2030. Het centrale doel van het Klimaatakkoord raakt aan het leven van alledag. Huishoudens zullen worden gedwongen bewuster met energie om te gaan en alternatieve vormen van energieproductie worden zichtbaar in het landschap. Ook de provincie Limburg en de gemeente Echt-Susteren willen het aandeel duurzame opgewekte energie laten toenemen. Zo wil de gemeente Echt-Susteren in 2040 energieneutraal zijn.

LC Energy is een bedrijf dat zich inzet voor de opwekking van zonne-energie om zo haar steentje bij te dragen aan de energietransitie. Om haar potentie te vergroten heeft LC Energy zich als dochteronderneming aan Low Carbon verbonden, een Britse investeringsmaatschappij gespecialiseerd in duurzame energieprojecten. Daarnaast is LC Energy een samenwerking aangegaan met QING, een ervaren Nederlands adviesbureau in duurzame energie (QING heeft o.a. de bouw van Zonnepark AVRI op de vuilstortplaats van Geldermalsen begeleid). LC Energy en haar partners hebben al meer dan 400 MW aan duurzame energie projecten ontwikkeld, gefinancierd en gerealiseerd in binnen- en buitenland. In Nederland heeft LC Energy inmiddels 9 zonneparken vergund gekregen.

LC Energy wil nu, in samenwerking met een grondeigenaar, een zonnepark realiseren in het buitengebied van de gemeente Echt-Susteren tussen de dorpen Montfort, Posterholt en Maria Hoop, bij Putbroek. Het betreft een zonnepark waar duurzame energie wordt opgewekt. Het plangebied heeft een oppervlakte van bruto circa 22,3 hectare en is momenteel in gebruik als akker. Afbeelding 1 bevat een weergave van het plangebied.

Aangezien de ontwikkeling niet in overeenstemming is met het geldende bestemmingsplan, moet een bestemmingsplanherziening plaatsvinden.

1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied

Het plangebied voor dit zonnepark ligt in het buitengebied van de gemeente Echt-Susteren tussen de dorpen Montfort, Posterholt en Maria Hoop bij Putbroek. Het plangebied ligt tussen de Putbroekerbosweg en de Verlengde Spikweg in Maria Hoop, en is momenteel in gebruik als akker. Aan de noordoostzijde loopt een hoogspanningsverbinding door het plangebied (er staat ook een mast) en aan de westzijde ligt een houtwal, welke doorloopt tot middenin het plangebied. Aan de noordoostzijde van het plangebied, ligt een bosgebied (buiten het plangebied). Ook liggen er verspreid enkele woningen rond het plangebied (aan de oost- en zuidzijde).

afbeelding "i_NL.IMRO.1711.BP20200073-VG01_0001.png"

Afbeelding 1: Ligging en begrenzing plangebied in de omgeving, weergegeven binnen rode kader.

1.3 Huidige Planologisch Regime

Het plangebied maakt onderdeel uit van het bestemmingsplan 'Buitengebied' van de gemeente Echt-Susteren. Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 14 december 2017. Het plangebied heeft de enkelbestemming 'Agrarisch met waarden – Landschapswaarden' (lichtgroene arcering op de uitsnede van de verbeelding, zoals weergegeven in afbeelding 2). Het grootste deel van het plangebied heeft de dubbelbestemming 'Waarden – Archeologie 3'. Voor het hele plangebied geldt de gebiedsaanduiding 'milieuzone - stiltegebied', en midden door het gebied (en aan de westzijde) loopt een strook met de gebiedsaanduiding 'overige zone – landschapselementen'. Op deze plek is ook een houtwal aanwezig. Aan de noordoostzijde ligt ook een strook met de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschapselement'. Op deze plek ligt echter geen houtwal. Tot slot loopt aan de noordoostzijde een hoogspanningsverbinding door het gebied (dubbelbestemming 'Leiding – Hoogspanningsverbinding').

Naast het bestemmingsplan 'Buitengebied', gelden de Facetbestemmingsplannen 'Deregulering' en 'Sport- en/of recreatieve voorzieningen' en het bestemmingsplan 'Cultuurhistorie Echt-Susteren'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1711.BP20200073-VG01_0002.png"

Afbeelding 2: Uitsnede bestemmingsplan 'Buitengebied' van de gemeente Echt-Susteren (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl), met rode contour is het plangebied indicatief weergegeven.

1.4 Bij Het Plan Behorende Stukken

Het bestemmingsplan 'Zonnepark Putbroekerbosweg Maria Hoop' bestaat uit de volgende stukken:

  1. a. verbeelding (tek. nr. NL.IMRO.1711.BP20200073-VG01) en een renvooi;
  2. b. regels;
  3. c. toelichting.

Op de verbeelding zijn de bestemmingen van het plangebied weergegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van de voorliggende toelichting.

1.5 Leeswijzer

De toelichting is opgebouwd uit 7 hoofdstukken. In hoofdstuk 2 wordt eerst ingegaan op het plangebied en de ontwikkeling. Dit betreft een gebiedsbeschrijving en een planbeschrijving. In hoofdstuk 3 komt het beleidskader aan bod. In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van het, van toepassing zijnde rijksbeleid, provinciaal beleid en gemeentelijk beleid. De relevante randvoorwaarden die hieruit volgen worden getoetst aan het plan. Hoofdstuk 4 bevat een waardentoets. Hieruit blijkt welke waarden er in het plangebied aanwezig zijn en of deze worden aangetast door de ontwikkeling. In hoofdstuk 5 komen de relevante milieuaspecten aan bod. Vervolgens wordt in hoofdstuk 6 een korte toelichting gegeven van de juridische aspecten en planverantwoording. In hoofdstuk 7 wordt tot slot ingegaan op de ruimtelijke, maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Het Initiatief

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt een korte beschrijving gegeven van de ligging en kenmerken van het plangebied en de omgeving. Daarnaast wordt de voorgenomen ontwikkeling beschreven.

2.2 Gebiedsbeschrijving

2.2.1 Landduinen

Het landschap rondom het plangebied is door eeuwenoude processen van de Maas gevormd. Hierdoor is een landschap ontstaan met terrassen en zandige hoogtes. Zogenaamde landduinen. De woeste zandgronden met heide waren matig geschikt voor landbouw en lang onherbergzaam.

2.2.2 Jonge ontginningen

Het plangebied ligt in de huidige situatie in een grootschalig landschap met rationele agrarische kavels. De omgeving is sterk gevormd door agrarische activiteiten wat op de historische kaarten is te zien. De woeste gronden werden uiteindelijk ontgonnen en door middel van productiebos en houtsingels vastgelegd. Het perceel is nu in gebruik als akker en het oorspronkelijk ontginningspatroon met singels is minder herkenbaar en beleefbaar geworden. Er is een opener landschap ontstaan dan in het verleden.

Midden in het plangebied zijn relicten te vinden van de singels uit de tijd van de ontginningen. In de huidige situatie bestaan deze uit struweel met enkele solitaire bomen erin. Op de historische kaarten is het voormalige patroon van singels en ontgonnen gronden nog goed herkenbaar. De omgeving is aangemerkt als stiltegebied en door middel van twee (land)wegen en enkele wandelroutes is het gebied ontsloten. Tevens is het gebied in gebruik door jagers getuige de locaties van hoog zitten in de buurt. Daarnaast staat er een hoogspanningsmast in het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1711.BP20200073-VG01_0003.png"

Afbeelding 3: Topografische kaart (1900) met woeste gronden, bos, akkers en herkenbare houtsingels.

afbeelding "i_NL.IMRO.1711.BP20200073-VG01_0004.png"

Afbeelding 4: Topografische kaart (1950) met de ontginningen van de omgeving en houtsingels.

2.2.3 Nabije omgeving en zichtlijnen

Rondom het plangebied zijn twee locaties met woningen (zie afbeelding 5) aan de Putbroekerbosweg. Op afbeelding 5 is de afstand tot de grens van het plangebied weergegeven. De zichtlijnen vanuit deze woningen zijn in beeld gebracht. Vanuit de omgeving zijn er vanuit andere woningen geen directe zichtlijnen op het zonnepark. Dit vanwege de lage dichtheid van bewoning en de aanwezigheid van blokkerende bebouwing of groenelementen. In het inrichtingsplan is rekening gehouden met deze zichtlijnen op het zonnepark vanuit de twee omliggende woningen, waarbij landschappelijke inrichting van het zonnepark met deze bewoners nader is afgestemd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1711.BP20200073-VG01_0005.png"

Afbeelding 5: Topografische kaart (2020) met daarop weergegeven restanten van houtsingels en omwonenden met zicht.

2.3 Planbeschrijving

2.3.1 Het initiatief voor het zonnepark

LC Energy wil, in samenwerking met een grondeigenaar, een zonnepark realiseren binnen het aangegeven plangebied. Het betreft een zonnepark waar duurzame energie wordt opgewekt. Het plangebied heeft een oppervlakte van bruto circa 22,3 hectare. Het realiseren van zonneparken is noodzakelijk om de overheidsdoelstellingen m.b.t. het opwekken van duurzame energie te behalen.

2.3.2 De locatiekeuze

De locatiekeuze voor het zonnepark is zorgvuldig tot stand gekomen. Het zonnepark kan van hieruit worden aangesloten op het elektriciteitsnet (het aansluitpunt ligt voldoende dichtbij), de gronden zijn beschikbaar, een zonnepark is hier landschappelijk goed inpasbaar binnen de aanwezige landschapsstructuren en op deze gronden kan de opwekking van duurzame energie samengaan met andere functies (meervoudig ruimtegebruik).

2.3.3 Technische gegevens

Het plangebied voor de realisatie voor het zonnepark bestrijkt een oppervlakte van bruto 22,3 hectare. Naast het opwekken van duurzame energie, wordt deze oppervlakte gebruikt voor landschappelijke inpassing en natuurlijke inrichting. Het zonnepark zelf bestaat uit meerdere elementen. Een ontsluitingsweg, inkoopstation (onderstation), transformatoren, omvormers, opslagcontainer, stellages met panelen, kabels- en leidingen, hekwerk en beveiligingscamera's. In Bijlage 3 van de toelichting van dit bestemmingsplan is de overzichtstekening van de technische installatie weergegeven.

Zonnepanelen en hekwerk

Voor het zonnepark wordt gebruik gemaakt van een type blauwe of zwarte zonnepanelen. Deze worden in zuid-opstelling (volgend aan de kavelrichting) op metalen stellages geplaatst. Tussen de rijen stellages is minimaal 2 meter ruimte voor regulier onderhoud en beheer in combinatie met een natuurlijke ondergrond. De panelen zijn 2x1 landscape met 6 panelen per tafel op 100. De hoogte van de panelen bedraagt 1,9 meter, wat lager is dan ooghoogte. Het maaiveld van het plangebied ligt overwegend lager dan omgeving. (niet aan de westkant). De bestaande houtwal in het plangebied ligt daarnaast ook hoger dan de percelen van het zonnepark en ongeveer op gelijke hoogte als de erven in de omgeving. Het hoogteverschilligt grofweg tussen de 1 en 2 meter. Zie hiertoe ook de hoogtekaart op afbeelding 16 van het in Bijlage 1 van de regels opgenomen inrichtingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1711.BP20200073-VG01_0006.png"

Afbeelding 6: Dwarsdoorsnede constructie met panelen

Om het veld met de zonnepanelen komt een hekwerk, met camerabewaking. Het betreft geen zichtbaar camerasysteem (vanaf de buitenzijde van het zonnepark). Voor het hekwerk is een transparante en natuurlijke uitstraling wenselijk. Er wordt een hekwerk (ongeveer 3.200 meter lengte) om de installaties toegepast van maximaal 2 meter hoogte met houten palen, zodat het landschappelijk karakter behouden blijft. Het hekwerk (zie afbeelding 7 voor een referentiebeeld) heeft een grove maas en is daarmee transparant te noemen. De landschapselementen en beplanting bevindt zich buiten deze hekken.

In samenspraak met de omgeving (zie afbeelding 42 van het inrichtingsplan welke is bijgevoegd in de Bijlage 1 van de regels van dit bestemmingsplan) wordt aan de zijdes van de woningen (zuid en oost) het hekwerk begroeid met klimop en kamperfoelie om het zicht op het zonnepark verder te filteren. In het midden van het plangebied kruist het onderhoudspad het hekwerk. Hier wordt een sluis geplaatst (twee poorten). Hierdoor kunnen dieren en mensen die voedsel plukken van de bestaande houtwal naar de nieuwe landschapselementen lopen zonder dat ze het zonnepark kunnen betreden. Kleine zoogdieren kunnen het hekwerk passeren doordat het gaas minimaal 10 centimeter boven maaiveld wordt geplaatst. Met deze hoogte is het voor wilde zwijnen niet mogelijk om het hek door te gaan. Aan de rand van het Munnichsbos worden twee 'wild uitstappen' geplaatst. Dit om grotere zoogdieren, zoals reeën, in het geval dat ze tussen de hekken belanden een kans te geven om eruit te springen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1711.BP20200073-VG01_0007.png"

Afbeelding 7: Landschappelijk hekwerk, houten paken en schapengaas om panelen en bouwwerken

Transformatoren en onderstation

De opgewekte stroom wordt vanaf de zonnepanelen getransporteerd naar omvormers, gemonteerd op stellages onder de panelen. Vanaf de omvormers wordt de stroom getransporteerd naar de 8 transformatorstations. Vanaf hier wordt de stroom naar het onderstation getransporteerd, buiten het hekwerk aan de Verlengde Spikweg. De stations hebben een maximale hoogte van 3 meter vanaf het maaiveld. Voor het onderstation van Enexis geldt een hoogte van 3,6 meter. Het onderstation en de transformatoren staan op ruime afstand van de woningen. Daarnaast worden er op het terrein containers geplaatst met reserveonderdelen bij de transformatoren en toegangspoort. De bouwwerken worden, evenals de panelen en onderhoudspaden, verwijderd als het zonnepark niet meer actief is.

Ontsluiting voor beheer en onderhoud

Het park wordt via het zandpad (Verlengde Spikweg) ontsloten. Het onderhoudspad naar het klantstation en transformatoren is groen doorlatend (grasbeton). Het pad is minimaal 3,25 meter breed en heeft minimaal 4,5 meter vrije breedte. Dit pad is ook toegankelijk voor onderhoud en beheer aan de hoogspanningslijnen. De beheerpaden (minimaal 2 meter breedte) tussen de stellages worden niet verhard. De zone rond de hoogspanningsmast wordt vrijgehouden van panelen voor onderhoud aan de hoogspanning. Dit biedt ruimte voor de ontwikkeling van een grasland voor zadenwinning. Het moet voor onderhoud mogelijk zijn om de lijnen te laten zakken (op houten schragen). In de zone is daarom op gezette afstand ruimte vrijgehouden om deze schragen te plaatsen.

Kleurgebruik

De kasten, elementen en gebouwen op het terrein krijgen een 'gedekte', 'verzadigde' kleur. Ze voegen zich in het landschap en stralen kwaliteit uit. Groentinten, hoewel men hier vaak anders over denkt, zijn vaak niet passend in het landschap omdat zij feller, harder en niet natuurlijk ogen. Het is de bedoeling een grijstint toe te passen. Zowel de kwarts grijze tint (RAL 7039) als de blauwgrijs (RAL 7031) zijn kleuren die zich goed voegen in het landschap en ook kwaliteit en een zekere rust uitstralen. De RAL 7031 heeft een menging met blauw, oogt wat killer. De RAL 7039 heeft een menging met bruin, is wat 'warmer'.

Informatiepaneel

Ten zuidoosten van het plangebied wordt een (digitaal) informatiepaneel geplaatst. Langs dit punt bevindt zich de bestaande recreatieve route voor wandelaars. Het informatiepaneel verschaft extra informatie over de waarde en historie van het plangebied, de biodiversiteit en de ontwikkeling van het zonnepanelenveld met actuele elektriciteitsopwekking.

2.3.4 Landschappelijke inpassing

Ten behoeve van het plan is een inrichtingsplan opgesteld, welke is opgenomen in Bijlage 1 van de regels van dit bestemmingsplan. In deze paragraaf wordt het inrichtingsplan beknopt weergegeven.

2.3.5 Multifunctioneel ruimtegebruik

Bij het voorliggende plan is sprake van multifunctioneel ruimtegebruik. Naast het opwekken van duurzame energie, wordt de landschapsstructuur permanent versterkt (door o.a. de realisatie van houtwallen). Daarnaast wordt ingezet op biodiversiteit, educatie en recreatie.

Biodiversiteit (natuur-inclusief)

Met het voorliggende plan wordt, naast het opwekken van duurzame energie, ingezet op het versterken van de biodiversiteit (natuur-inclusief). Het zonnepark gaat een significante en blijvende meerwaarde betekenen voor de biodiversiteit. De samenwerking met de Stichting Het Levend Archief speelt hierin een belangrijke rol.

De biodiversiteit in Nederland staat meer dan ooit tevoren onder druk. Grootschalige insectensterfte, gebruik van gifstoffen, meststoffen en de effecten van klimaatverandering leiden tot een toenemende zorg voor het behoud van de groene waarden om ons heen. De landbouw zal ingrijpend moeten veranderen en de overtuiging groeit dat we toe moeten naar een natuurinclusieve samenleving. Het schrikbeeld van een dode lente zonder het gezoem van bijen en de zang van vogels willen we inruilen voor een wereld waarin volop valt te genieten en te beleven, met een vanzelfsprekende rijkdom aan wilde planten en bloemen. In dit verband is bij een groot aantal mensen en organisaties het plan gerezen om te komen tot een ambitieus programma dat op beide zaken inspeelt: het behoud van onze biodiversiteit en de vernieuwde belangstelling bij een breed publiek voor natuur in het algemeen en planten in het bijzonder. Planten staan aan de basis van ecosystemen en veel van hun functies, of het nu gaat om voedsel, bouwmaterialen, veiligheid of simpelweg beleving en inspiratie, zijn erg belangrijk voor ons. Hiertoe is een programma opgezet welke wordt aangestuurd door de Stichting Het Levend Archief. Doel van de stichting is het opzetten van een zadencollectie om de genetische diversiteit van wilde planten veilig te stellen. Dit wordt bewerkstelligd door zaden te verzamelen van alle inheemse plantensoorten, te beginnen met de meest bedreigde soorten, en deze op te slaan in de Nationale Zadencollectie. Wanneer een soort achteruit dreigt te gaan kunnen de zaden uit de Nationale Zadencollectie worden gebruikt voor populatieherstel. Zo kunnen kleine populaties worden versterkt met genetisch materiaal dat eerder is verzameld in dezelfde populatie of in de regio.

In samenwerking met de Stichting Het Levend Archief en andere stakeholders wordt de bodem van Zonnepark Maria Hoop (o.a. de beheerpaden) ingezaaid met inheems zaad (bloem- en/of kruidenrijk mengsel). Dit wordt vervolgens jaarlijks geoogst wat een landbouwproduct met marktwaarde betreft. Middels informatiepanelen in het zonnepark wordt uitleg gegeven, wat goed is voor het toerisme, educatie en publieke betrokkenheid. Daarnaast wordt minimaal één zaadhofje gerealiseerd, voor de kweek van bedreigde soorten. Deze methode lijkt op het jaarlijks oogsten van specifieke inheemse zaden, echter gaat het hier om bedreigde soorten. Hiervoor zijn de standplaatseisen hoger. Daarnaast vereist het beheer, de monitoring en het onderzoek meer betreding en is de exploitatiewaarde beperkt. Echter is de bijdrage aan de landelijk biodiversiteit zeer relevant. De samenwerking met wetenschappers en natuurbeschermers biedt hierbij nieuwe kansen. Deze vorm kan op kleine schaal al nuttig zijn en zou ook buiten de hekken uitgevoerd kunnen worden.

Recreatie en educatie

Het plan speelt in op het bevorderen van recreatie en educatie. Langs de bestaande wandelroute worden informatiepanelen gerealiseerd met informatie over de bijdrage van het zonnepark aan de doelstelling m.b.t. het opwekken van duurzame energie en aan de doelstelling m.b.t. biodiversiteit (met informatie over Het Levend Archief). Ook worden er vruchtdragende landschapselementen aan randen van het zonnepark toegevoegd, mede ook in aansluiting op een voedselbos welke wordt gerealiseerd aan de zuidzijde van het plangebied (buiten het plangebied). Omwonenden en recreanten kunnen dit fruit plukken.

2.3.6 Bouwfase

De start van de bouw is afhankelijk van het moment waarop de vergunningen zijn verleend, de benodigde rijkssubsidies zijn toegewezen en wanneer de netaansluiting opgeleverd kan zijn met voldoende transportcapaciteit. Het uitgangspunt is om in 2022 te beginnen met de bouw- en vervolgens de exploitatiefase. De periode voor het installeren van de zonnepanelen en het plaatsen van bijbehorende bouwwerken, beslaat een periode van ongeveer 6 maanden.

2.3.7 Omgevingsproces

LC Energy heeft de omwonenden en andere belanghebbenden zorgvuldig geïnformeerd over het plan, en laten meedenken in het ontwerp. Naast 'informeren', was sprake van 'raadplegen' en co-productie' (als participatievormen).

Gedurende het proces zijn diverse keukentafelgesprekken gevoerd met direct omwonenden, er zijn informatieavonden gehouden (digitaal) en er is bijvoorbeeld een themasessie gehouden over 'biodiversiteit en herstel van landschapsstructuren'. Waar mogelijk is rekening gehouden met de inbreng, wensen en belangen van omwonenden en andere belanghebbenden.

Het document 'Verslag van het Omgevingsproces Zonnepark Maria Hoop', zoals zit opgenomen in het document 'Communicatie-, participatie en procesplan & Verslag van het Omgevingsproces', zoals opgenomen in Bijlage 2 van de toelichting van dit bestemmingsplan, geeft een weergave van het doorlopen omgevingsproces.

2.3.8 Profijtplan

Voor het voorliggende plan is een Profijtplan opgesteld, welke is opgenomen in Bijlage 1 van de toelichting van dit bestemmingsplan. Hierin is weergegeven dat sprake is van financiële participatie, en in welke vormen. Zo is er sprake van gedeeltelijk lokaal eigendom. Energie coöperatie Echt-Susteren zal 50% van de aandelen van het zonnepark in bezit krijgen. Via een STAK (Stichting Administratie Kantoor) geeft de energiecöoperatie de aandelen (of eigenlijk de certificaten van aandelen) weer door aan hun leden investeerders.

Ook is er sprake van een bijdrage in het gemeentelijk Kwaliteitsfonds-zonneparken. De exploitant van het zonnepark dient jaarlijks gedurende het zonnepark in bedrijf is, een afdracht te doen op basis van het aantal geproduceerde MWh uit de exploitatie van het zonnepark die gestort dient te worden in dit fonds. De afdrachten die binnenkomen, worden door de gemeente ingezet ten behoeve van lokale gemeenschappen, wonende in de nabijheid van gerealiseerde zonneparken. De afdracht bedraagt € 0,40 per jaarlijks geproduceerde MWh door het zonnepark. Uitgaande van de te verwachten opbrengst zal de bijdrage ingeschat jaarlijks € 9.600,- (24.000 MWh) bedragen.

Tijdens de bouw van het zonnepark kunnen inwoners van de gemeente via de Energie coöperatie de gelegenheid krijgen om een zonne-energie systeem met korting voor hun dak aan te schaffen via een lokale installateur. Deze korting komt voort uit de schaalvoordelen die worden gerealiseerd op de inkoop van de panelen. Deze korting wordt één-op-één doorgezet aan de lokale installateur.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt het relevante beleid dat betrekking heeft op het plangebied en de voorgenomen ontwikkeling beschreven. Het wordt benaderd vanuit het Rijks-, provinciaal-, regionaal- en gemeentelijk beleid. Uit het beleid volgen randvoorwaarden die worden getoetst aan het voorgenomen plan.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) bevat de visie van het Rijk op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland. Het Rijk streeft naar een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. In 2012 is deze visie officieel in werking getreden. In deze structuurvisie schetst het Rijk ambities voor Nederland in 2040. Uitgaande van de verantwoordelijkheden van het Rijk zijn de ambities uitgewerkt in rijksdoelen tot 2028, daarbij is aangegeven welke nationale belangen aan de orde zijn.

De tijdshorizon is gesteld omdat in de loop van de tijd nieuwe ontwikkelingen en opgaven kunnen vragen om bijstelling van de rijksdoelen. Voor de ambities zijn rijksinvesteringen slechts één van de instrumenten die worden ingezet. Kennis, bestuurlijke afspraken en kaders kunnen ook worden ingezet. De huidige financiële rijkskaders (begroting) zijn randvoorwaardelijk voor de concrete invulling van die rijksambities.

De ruimtelijke waarden die het nationaal belang waarborgen, zijn opgenomen in 14 verschillende belangen. In de structuurvisie wordt ook aangegeven op welke wijze het Rijk deze belangen wil verwezenlijken. Dit zorgt voor een duidelijk overzicht in één document gezamenlijk met de doelen die het Rijk heeft opgesteld.

Relevant voor de ontwikkeling van het zonnepark in Echt-Susteren is dat de vraag naar elektriciteit blijft groeien. Vanwege de ambities voor beperking van de CO2-uitstoot is een transitie naar duurzame, hernieuwbare energievoorziening nodig. Voor het opwekken van energie moet voldoende ruimte gereserveerd worden. Het aandeel van duurzame energiebronnen (waaronder zon) in de totale energievoorziening moet omhoog en deze bronnen hebben relatief veel ruimte nodig.

Relatie met de voorgenomen ontwikkeling

In de SVIR wordt de ambitie uitgesproken dat Nederland in 2040 een robuust internationaal energienetwerk kent en dat de energietransitie vergevorderd is. De ontwikkeling van het grondgebonden zonnepark Maria Hoop draagt bij aan de ambities van de SVIR en doet daarbij geen afbreuk aan de overige nationale belangen.

3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. In het Barro wordt een aantal projecten die van rijksbelang zijn met name genoemd en met behulp van digitale kaartbestanden exact ingekaderd. Per project worden vervolgens regels gegeven, waaraan ruimtelijke plannen moeten voldoen.

Binnen het Barro worden de volgende onderdelen besproken:

  • Project Mainportontwikkeling Rotterdam.
  • Kustfundament.
  • Grote rivieren.
  • Waddenzee en waddengebied.
  • Defensie.
  • Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.

In oktober 2012 is het besluit aangevuld met de ruimtevraag voor de onderwerpen veiligheid op rijkswegen, toekomstige uitbreiding van infrastructuur, de elektriciteitsvoorziening, de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), de veiligheid van primaire waterkeringen, reserveringsgebieden voor hoogwater, maximering van de verstedelijkingsruimte in het IJsselmeer en is het onderwerp duurzame verstedelijking in regelgeving opgenomen. Per 1 juli 2016 zijn er nog enkele wijzigingen van de Barro van kracht geworden. Deze wijzigingen hebben geen directe invloed op de voorgenomen ontwikkeling. Wel is de term 'Ecologische Hoofdstructuur' gewijzigd naar 'Natuurnetwerk Nederland' (NNN).

Relatie met de voorgenomen ontwikkeling

Het voorgenomen plan past binnen het Barro en het Bro. Wel moet worden afgewogen of de ladder voor duurzame verstedelijking van toepassing is op de voorgenomen ontwikkeling.

Ladder voor duurzame ontwikkeling

In de SVIR wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen. Op 1 juli 2017 is het Besluit ruimtelijke ordening gewijzigd, waarbij ook een nieuwe 'Laddersystematiek' wordt toegepast. Deze nieuwe regeling is opgenomen in artikel 3.1.6 Bro. De ladder voor duurzame verstedelijking is van toepassing op bestemmingsplannen, uitwerkings- en wijzigingsplannen en omgevingsvergunningen.

De toepassing van de ladder voor duurzame verstedelijking houdt in dat:

'De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.'

Het aanleggen van een zonnepark op de huidige agrarische percelen is geen nieuw stedelijke ontwikkeling. Op basis van eerdere uitspraken van de Raad van State1 blijkt dat soortgelijke projecten die niet tot leegstand van bestaande bebouwing leiden, niet als een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de zin van het Bro kunnen worden aangemerkt. Voorbeelden hiervan zijn de aanleg van een weg, windpark of een hoogspanningsleiding.

Ook de Rechtbank Overijssel heeft in april 2018 geoordeeld dat een zonneveld geen nieuwe stedelijke ontwikkeling betreft (zaaknummer akzwo_17_2460 en ak_zwo_17_2461). Een toets aan de Ladder is daarom niet van toepassing. Vanuit het principe van een goede ruimtelijke ordening wordt hierna wel ingegaan op de onderbouwing van de behoefte en de argumentatie achter de omvang en de locatie.

  1. 1. Er bestaat een behoefte om te komen tot een duurzame energievoorziening. Dit is o.a. beschreven in de Omgevingsvisie van de Provincie Limburg, en de Concept-RES Noord- en Midden Limburg en in het gemeentelijke 'Beleidskader zonneparken en windparken'.
  2. 2. Binnen bestaand bebouwd gebied van de gemeente Echt-Susteren zijn geen locaties beschikbaar met een omvang van aaneensluitend 22,3 hectare grond. Wel is er binnen de bebouwde omgeving ruimte voor zonnepanelen op daken. Echter zijn de daken veelal in particulier eigendom, waardoor de eventuele realisatie van zonnepanelen afhankelijk is van het initiatief van de eigenaar. De realisatie van zonnepanelen op daken is sterk afhankelijk van de wil van de particulier en draagt in beperkte mate bij aan de ambitieuze duurzaamheidsambitie. Niet iedereen heeft de mogelijkheid om op het eigen dak zelf in eigen duurzame elektriciteitsopwekking te voorzien. Er zijn diverse redenen waarom daken niet geschikt zijn en ook nog vele ogenschijnlijk geschikte daken toch niet geschikt blijken te zijn. Dit zijn bijvoorbeeld esthetische bezwaren, de aanwezigheid van rieten daken, constructietechnisch bezwaren, te klein dakoppervlak, hinderlijke schaduw, en netwerkaansluiting-beperkingen. Om te kunnen voldoen aan de duurzaamheidsambities van het Rijk, de provincie Limburg en de gemeente Echt-Susteren, zijn daartoe ook zonneparken noodzakelijk. Voor een economisch rendabel zonnepark dat substantieel bijdraagt aan de duurzaamheidsopgave is een grote oppervlakte nodig die effectief gebruikt kan worden. Een zonnepark met een dergelijke omvang is niet te realiseren op gronden binnen de kernen van de gemeente Echt-Susteren. Er zijn geen gronden met een dergelijke omvang binnen de kernen beschikbaar, waarbij de realisatie ook financieel uitvoerbaar is. Over het algemeen is er reeds bebouwing aanwezig of is de betreffende grond voorzien voor andere functies. Voorliggend plangebied is geschikt voor de realisatie van een zonnepark. De locatie van het plangebied is financieel en ruimtelijk geschikt voor de realisatie van een zonnepark. De kwaliteit van de omgeving kan gewaarborgd worden en het zonnepark kan uit het zicht blijven van omwonenden. Het is niet gelegen in een natuurgebied. Daarnaast kan het aangesloten worden op het elektriciteitsnetwerk. Middels het voorliggende bestemmingsplan wordt het zonnepark planologisch mogelijk gemaakt. Na ontmanteling van het zonnepark wordt de grond hersteld naar de huidige staat, zodat deze weer in gebruik genomen kan worden als agrarische gronden (behoudens gerealiseerde landschapselementen als de houtwallen).
  3. 3. Voornamelijk in de aanleg- en ontmantelingsfase moet het zonnepark bereikt worden via de ontsluitingswegen. Voor beheer en onderhoud zijn de ontsluitingswegen beperkt benodigd. Dit kan op een veilige wijze via het bestaande zandpad (Verlengde Spikweg). Het zonnepark is niet openbaar toegankelijk.

1 Uitspraken RvS, zie: ABRvS 18 februari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:448, ABRvS 24 februari 2016, ECLI:NL:RVS:2016: 465. ABRvS 16 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:708, ABRvS 28 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1724.

3.2.3 Klimaatakkoord

Op 28 juni 2019 is het klimaatakkoord vastgesteld. Het Kabinet heeft met het nationale klimaatakkoord een centraal doel: het terugdringen van de uitstoot van broeikassen in Nederland met 49% ten opzichte van 1990. Het kabinet pleit in Europa voor een broeikasgasreductie van 55% in 2030. Een van de doelstellingen van het Rijk is om in 2030 maar liefst 70 procent van de elektrische energie op te wekken met hernieuwbare energiebronnen.

Relatie met de voorgenomen ontwikkeling

De voorgenomen ontwikkeling levert een bijdrage aan de doelstellingen van het Rijk, met als resultaat een reductie in de uitstoot van broeikasgassen.

3.2.4 Rijk investeert in duurzame energie

Het Rijk heeft de afgelopen jaren doelstellingen geformuleerd voor het opwekken van duurzame energie. Om deze doelstellingen te behalen stimuleert het Rijk initiatieven die duurzame energie opwekken. Dit doet zij middels een subsidie. Voor de realisatie van zonneparken kan SDE++ subsidie worden aangevraagd.

Relatie met de voorgenomen ontwikkeling

De initiatiefnemer is voornemens een subsidie aan te vragen middels de subsidieregeling.

3.2.5 Nationale omgevingsvisie (NOVI)

Nederland staat in de komende jaren voor een aantal opgaven van nationaal belang. De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) stelt dat grote en complexe opgaven zoals klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw Nederland flink zullen veranderen. Deze opgaven moeten benut worden om vooruit te komen en tegelijkertijd het mooie van Nederland te behouden. De NOVI biedt perspectief om de grote opgaven aan te pakken. Hierbij is omgevingskwaliteit het kernbegrip: dat wil zeggen ruimtelijke kwaliteit én milieukwaliteit.

Vanuit de NOVI geeft het Rijk kaders en richting voor zowel nationale als decentrale keuzes. Centraal bij de afweging van belangen staat een evenwichtig gebruik van de fysieke leefomgeving, zowel van de boven- als van de ondergrond. In de NOVI wordt gesproken over een 'omgevingsinclusief' beleid. De NOVI beschrijft enerzijds een toekomstperspectief met ambities en anderzijds de nationale belangen in de fysieke leefomgeving en de daaruit voortkomende opgaven. Deze opgaven zijn het verschil tussen de ambitie en de huidige situatie en verwachte ontwikkelingen. Waar de opgaven vragen om een geïntegreerde benadering, komen deze samen in vier prioriteiten:

  1. 1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie.
  2. 2. Duurzaam economisch groeipotentieel.
  3. 3. Sterke en gezonde steden en regio's.
  4. 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Om de beleidskeuze weloverwogen te maken worden drie afwegingsprincipes, die helpen bij het afwegen en prioriteren van de verschillende belangen en opgaven, gehanteerd namelijk:

  1. a. Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies.
  2. b. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal.
  3. c. Afwentelen wordt voorkomen.

In de NOVI wordt gesteld dat de klimaatdoelstelling in lijn is met de Parijse klimaatdoelstelling: in 2050 vrijwel geheel klimaatneutraal. De ambitie is dat de omslag naar 100 procent circulair in 2050 gerealiseerd is en dat een zo goed mogelijke inpassing van duurzame energie in de leefomgeving is. In 2050 is Nederland erin geslaagd al deze ontwikkelingen zorgvuldig in te passen of nieuwe landschappen te creëren, met zo min mogelijk hinder of overlast voor mensen en het ecosysteem. De NOVI ziet het van nationaal belang om de internationale afgesproken doelen te behalen. De opgave is dan ook om de broeikasgassen ten opzichte van 1990 te reduceren met tenminste 49 procent in 2030 en met 95 procent in 2050. Een andere opgave is het vervangen van fossiele energiebronnen door duurzame bronnen.

Bovenstaande opgaven manifesteert zich rond een van de vier prioriteiten, namelijk prioriteit 1 'Ruimte voor klimaatadaptatie energietransitie'. In beleidskeuzes van deze prioriteit wordt benoemd dat overheden, marktpartijen en maatschappelijke organisaties samenwerken aan het bijtijds halen van doelstellingen, die in het Klimaatakkoord zijn bepaald.

Het Nationaal Programma RES vormt een platform voor onderling samenwerken, vergelijken, leren en uitdagen. De energietransitie kan een hefboom zijn voor kwaliteitsverbetering, zowel ruimtelijke als bijvoorbeeld voor ecologische, economische of sociale verbeteringen. Zonneparken kunnen bijvoorbeeld economische dragers voor het landelijk gebied worden. Daarnaast moeten zonneparken in het landschap worden ingepast. De afwegingprincipes van de NOVI leiden tot een voorkeur voor zonnepanelen op daken en gevels van gebouwen. Vanuit diezelfde principes hebben daarna onbenutte terreinen in bebouwd gebied de voorkeur. Om aan de gestelde energiedoelen te voldoen, kan blijken dat ook locaties in het landelijk gebied nodig zijn.

Relatie met de voorgenomen ontwikkeling

Voorliggend plan draagt bij aan de (inter)nationale doelstellingen om in 2050 klimaatneutraal te zijn. Daarnaast draagt het zonnepark, met de bijbehorende landschappelijk inpassing bij aan de ruimtelijke en ecologische kwaliteitsverbeteringen van het landschap, en is sprake van meervoudig ruimtegebruik. Met voorliggend plan wordt bijgedragen aan de ambities, opgaven en prioriteiten van de NOVI en wordt geen afbreuk gedaan aan het streven van een zo hoog mogelijke kwaliteit van de leefomgeving.

3.2.6 Conclusie Rijksbeleid

De voorgenomen ontwikkeling past binnen de beleidskaders benoemd in de SVIR, Barro, de Bro en de NOVI. Vanuit deze beleidsdocumenten en regelgeving zijn geen randvoorwaarden of uitgangspunten die rechtstreeks doorwerken op het voorgenomen plan. Zonnepark Maria Hoop draagt bij aan de doelstellingen van het Rijk om de uitstoot van broeikassen te reduceren, zoals beschreven is in het Klimaatakkoord. De initiatiefnemer dient een aanvraag in voor het gebruik van de SDE++ subsidieregeling.

3.3 Provinciaal Beleid

3.3.1 Geconsolideerde Omgevingsvisie (POL 2014)

In de geconsolideerde versie Omgevingsvisie POL 2014, geconsolideerd in augustus 2018, beschrijft de provincie Limburg de fysieke aspecten van het leef- en vestigingsklimaat. De provincie Limburg onderstreept een aantal belangrijke uitdagingen, zo ook duurzame energie. De realisatie van zonneparken, windturbines, ect. vergt de nodige ruimte. Ook brengt klimaatveranderingen de nodige problemen met zich mee. De provincie Limburg streeft naar een leveringszekere, betaalbare, schone energievoorziening die samengaat met innovatie, regionale economische ontwikkeling en werkgelegenheid en aanpak van het klimaatprobleem.

De provincie Limburg sluit zich aan bij de nationale doelstellingen voor de energietransitie. In de Omgevingsvisie wordt gesteld dat de ambitie vraagt, hoe bescheiden de percentages voor 2020 ook lijken, om een ingrijpende transitie op de energiemarkt. Ingrijpen in de huidige energievoorziening is noodzakelijk. Die transitie bestaat uit:

  • een forse besparing op het gebruik van energie;
  • een sterke toename van het aandeel duurzaam opgewekte (hernieuwbare) energie;
  • flexibilisering van het netwerk.

De provincie Limburg stelt dat de opgave groot en uitdagend is: geen mogelijkheid, optie of gebied kan op voorhand worden uitgesloten. Gelet op de opgave, acht de provincie een brede en grootschalige toepassing van beschikbare technieken noodzakelijk met de gelijktijdige ontwikkeling van nieuwe technieken. Daarbij geldt als voorwaarde dat de bestaande leveringszekerheid geborgd blijft, de omgevingskwaliteit de aandacht heeft, kosten acceptabel zijn en de maatregelen bijdragen aan een duurzame ontwikkeling. Dit sluit aan bij de landelijke aanpak zoals geschetst in het Nationaal Energie Akkoord. De provincie zet in op een regionale en lokale aanpak. In de Omgevingsvisie van Limburg wordt de energietransitie in de gebouwde omgeving, bij bedrijf, de maakindustrie, verkeer en vervoer en in de land- en tuinbouw gestimuleerd. Een concretere uitwerking van de energietransitie verwerkt zij in samenwerking met gemeenten en partijen daarom in de Regionale Energiestrategie (RES).

Kwaliteiten van Limburg

De grote variatie in omgevingskwaliteiten is een kenmerk en sterk punt van Limburg. Een Limburgse kwaliteit is een diversiteit in karakteristieken en eigenschappen van de ruimtelijke omgeving. De provincie beoogt zowel een versterking van de steden als op het landelijk gebied. Tevens zet zij in op het 'verweven' van functies, oftewel het creëren van meervoudig ruimtegebruik. Voorbeelden hiervan zijn het recreatief gebruik van natuur en het gebruik van tijdelijk leegstaande terreinen voor de energievoorziening. Om recht te doen aan de variatie in omgevingskwaliteiten, wordt er in het POL onderscheid gemaakt in zeven globaal afgebakende gebiedstypen. Dit zijn zones met elk een eigen karakter, herkenbare eigen kernkwaliteiten, en met heel verschillende opgaven en ontwikkelingsmogelijkheden.

Binnen het bebouwd gebied onderscheid de provincie Limburg de volgende zones:

  • stedelijk centrum;
  • bedrijventerrein;
  • overig bebouwd gebied.

In het landelijk gebied gaat het om de zones:

  • goudgroene natuurzone;
  • zilvergroene natuurzone;
  • bronsgroene landschapszone;
  • buitengebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1711.BP20200073-VG01_0012.png"

Afbeelding 12: Kaart provinciale Omgevingsvise met gebiedszonering, waarbij plangebied Zonnepark Maria Hoop is aangeduid als 'Buitengebied' (bron: Geconsolideerde Omgevingsvisie Limburg 2014).

Het plangebied is gelegen in het 'Buitengebied' en wordt aan de noord en oostkant omsloten door 'Goedgroene natuurzone' en 'Bronsgroene landschapszone' (zie afbeelding 12). De ligging in 'Buitengebied' brengt geen directe beperking mee voor de voorliggende ruimtelijke ontwikkeling.

3.3.2 Geconsolideerde Omgevingsverordening Limburg 2014

In de Omgevingsverordening Limburg 2014 heeft de provincie regels van de belangen uit de Omgevingsvisie vastgelegd. Het wordt ingezet om bepaalde essentiële onderdelen van het beleid juridisch te borgen. In de geconsolideerde Omgevingsverordening Limburg 2014 zijn geen specifieke regels opgenomen voor de realisatie van een grondgebonden zonnepark.

3.3.3 Omgevingsvisie provincie Limburg

De Omgevingsvisie Limburg vervangt in 2021 het POL 2014. De ontwerp versie is op 25 augustus 2020 vastgesteld door de Gedeputeerde Staten. In december 2020 vindt besluitvorming plaats door Gedeputeerde Staten en in februari 2021 door Provinciale staten over de Omgevingsvisie. Om te voldoen aan toekomstig beleid is de ontwerp Omgevingsvisie meegenomen in dit bestemmingsplan.

De provincie Limburg wil naar eigen vermogen bijdragen aan de Rijksdoelstellingen om te komen tot een duurzame energievoorziening. Gezien de ligging van de provincie en het grondgebruik zijn de mogelijkheden voor het komen tot een duurzame energievoorziening in Limburg beperkt. De provincie stelt geen eigen doelstellingen en plannen op ten aanzien van de energietransitie, maar neemt een ondersteunende rol aan bij nieuwe innovaties en ontwikkelingen. Dit doet zij onder andere bij de verduurzaming van Chemelot en de uitvoering van de Regionale Energiestrategie. De provincie baseert haar handelen bij nieuwe initiatieven op draagvlak en wil haar inwoners daarbij maximaal betrekken.

De basis voor de energietransitie ligt voor de provincie Limburg bij de 'trias energetica', wat betekent:

  1. 1. energieverbruik verminderen door verspilling in te perken;
  2. 2. energieopwekking vanuit duurzame bronnen (niet-fossiel), zoals water, wind en zon;
  3. 3. gebruik van zo efficiënt en schoon mogelijke fossiele bronnen bij de energiebehoefte die niet op een duurzame manier ingevuld kan worden.

Op het gebied van zonne-energie pleit de provincie Limburg voor zorgvuldigheid bij ruimtelijke inpassing. Voor dergelijke ontwikkelingen is de Limburgse zonneladder van toepassing (niet volg tijdelijk). Deze is te zien in afbeelding 13.

afbeelding "i_NL.IMRO.1711.BP20200073-VG01_0013.png"

Afbeelding 13: Limburgse zonneladder (bron: Ontwerp Omgevingsvisie Limburg).

Eind 2020 zijn moties door Provinciale Staten ingediend. Realisatie van ZonPV (Photo Voltaic) op goede landbouwgrond en binnen kwetsbare natuur moet, conform de ingediende moties, als uitzonderingsmogelijkheid worden gebruikt bij de inpassing van zonne-energie. Het dictum van deze moties luidden verder als volgt:

  • “In de Provinciale Omgevingsvisie het 'nee, tenzij-principe' dat wordt gehanteerd bij de Limburgse zonneladder nader te omschrijven en te duiden en op te nemen in de nog op te stellen Omgevingsverordening. Zo uit te leggen dat goede landbouwgrond en kwetsbare natuur als uitzonderingsmogelijkheid worden gebruikt bij de inpassing van zonne-energie;
  • In de Omgevingsverordening een motiveringsplicht op te nemen zodat gemeenten en de provincie moeten motiveren waarom er wordt gekozen voor een bepaalde trede van de zonneladder.“

Het college van Gedeputeerde Staten heeft aangegeven deze motie uit te voeren en de strekking van het dictum te verwerken in zowel de Provinciale Omgevingsvisie als ook de Omgevingsverordening. In de Omgevingsverordening wordt bepaald hoe de provincie toeziet op een juiste toepassing van de Limburgse zonneladder en op kwalitatief goede afweging en onderbouwingen bij initiatieven voor grondgebonden zonneparken. Het 'nee, tenzij' principe van de zonneladder zal via de instructieregels nader geduid worden en vergt een nadere motivatieplicht bij initiatieven rondom zonneparken. Daarbij gaat het om een goede ruimtelijke integrale afweging, de instandhouding van de landschapsstructuur en bijbehorende kenmerken, het combineren van meerdere functies, aandacht voor lokaal draagvlak en participatie en het doorlopen van zorgvuldige procedures.

De gemeente Echt-Susteren vult voor het behalen van haar duurzaamheidsdoelen de treden 1 en 4 van de Limburgse zonneladder gelijktijdig in. Het is zon op dak, zon op land en wind tegelijkertijd. De gemeente haalt anders de duurzaamheidsdoelen niet. Deze lijn is ook door de verantwoordelijk gedeputeerde C. Brugman steeds zo uitgedragen. Door het feit dat voor de realisatie van het voorliggende zonnepark landbouwgronden (trede 4) worden ingezet, is op basis van het 'interim-beleid', zoals door de provincie Limburg medegedeeld per brief van 23 februari 2021, het 'nee, tenzij' principe van toepassing.

Motivering 'nee, tenzij' principe'

De voorgenomen ontwikkeling betreft ZonPV op landbouwgrond. Hierna wordt nader op de gemeentelijke werkwijze ingegaan en hoe hiermee invulling wordt gegeven aan het 'nee, tenzij' principe.

Uit het beleidskader 'Zonneparken en windparken gemeente Echt-Susteren', vastgesteld door de raad op 26 september 2019, blijkt dat de gemeente Echt-Susteren inzet op het opwekken van duurzame energie en dat zij in 2040 energieneutraal wil zijn. Op basis van de cijfers in 2016 (bron: klimaatmonitor) gebruikt de gemeente Echt-Susteren 4% (0,16 PJ) duurzaam opgewekte energie. Indien de gemeente Echt-Susteren aan de doelstellingen van het Regeerakkoord wil voldoen, zijnde 49% reductie van de uitstoot van broeikasgassen in 2030 ten opzichte van 1990, dan moet de gemeente in 2023 16% (0,65 PJ) van haar energie duurzaam opwekken. Deze inhaalslag staat gelijk aan het additioneel plaatsen van circa 20 windmolens of 490.000 zonnepanelen, zoals blijkt uit de Energievisie Echt-Susteren 2018-2022 pag. 18. Om beter bij te dragen aan de landelijke opgave en de bijbehorende doelen te realiseren, zijn aanvullende inspanningen noodzakelijk. De gemeente ziet mogelijkheden om te versnellen en stevigere stappen te zetten richting energieneutraliteit. De gemeente zet daarom in op nieuwe initiatieven en projecten. Hiertoe is onder andere de 'Energievisie en uitvoeringsprogramma 2018 - 2022' opgesteld en vastgesteld in februari 2019. In de volgende 3 tabellen zijn de initiatieven en projecten geprioriteerd opgenomen. Tevens is waar nu al kan worden ingeschat de potentiële impact in PJ genoemd. De exacte bijdrage dient na vaststelling van deze energievisie nader te worden uitgewerkt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1711.BP20200073-VG01_0014.png"

Waarom zijn zonneparken noodzakelijk?

Energieverbruik

In de 'Energievisie en uitvoeringsprogramma 2018 - 2022' is onderbouwd aangegeven dat het energieverbruik in de gemeente 4,08 Peta Joule (PJ) per jaar bedraagt (bron: provinciaal Energiedashbord geraadpleegd juli 2018). Dat komt overeen met het energieverbruik van 65.280 gemiddelde Nederlandse huishoudens (de gemeente telt 14.181 huishoudens). Dit verbruik is voor 50% te koppelen aan mobiliteit, voor 35% aan gas (voor verwarming, warm tapwater en deels productieprocessen) en voor 15% aan elektriciteit. Deze 4,08 PJ is ook vergelijkbaar met 14 km2 zonnepanelen.

Potentie energiebesparing

De potentie energiebesparing is vastgesteld op 0,83 PJ in 2050. Dit moet voornamelijk behaald worden door het isoleren van woningen en gebouwen, door het gebruik van energie-efficiënte apparaten en aangepast gebruikersgedrag. Echt – Susteren kent 14.556 woningen. Meer dan de helft heeft een laag energielabel, hetgeen inhoudt dat er onnodig veel energie verbruikt wordt.

Potentie duurzame opwekking

Primair gebaseerd op het Energiedashboard van de provincie Limburg komt naar voren dat er binnen de gemeentegrenzen van Echt-Susteren de volgende potentie aanwezig is voor het opwekken van duurzame energie om te voorzien in haar huidige energievraag (zie de volgende tabel):

afbeelding "i_NL.IMRO.1711.BP20200073-VG01_0015.png"

Deze hoeveelheid zonnepanelen (ZonPV) neemt ruim 5 km² aan oppervlak in beslag. De daken van woningen en bedrijfsgebouwen in de gemeente Echt-Susteren beschikken over te weinig geschikt dakoppervlak (geschikt = minimaal 10 zonnepalen van 360 Wp) om de gevraagde hoeveelheid aan duurzame elektriciteit op te wekken met zonnepanelen. Ook is niet elk huishouden in staat om zonnepanelen op zijn/haar dak te plaatsen. Zo is er bijvoorbeeld sprake van complexwoningen, appartementen, flats en hebben veel woonadressen geen eigen dak. Ook zijn veel daken van woningen niet geschikt door schaduwvorming en/of obstakels. Daarnaast worden deze daken niet vanzelfsprekend door de eigenaren vol gelegd met ZonPV installaties. Stimuleringsprojecten zijn nodig en helpen om de aanleg op daken van particulieren en bedrijven te versnellen. Particuliere woningeigenaren zijn in de praktijk moeizaam te mobiliseren tot het nemen van duurzame maatregelen vanwege de vele drempels die er zijn en de vrijblijvendheid. De gemeente kan het nemen van deze maatregelen niet afdwingen. Om lokaal te voorzien in een deel van de elektriciteitsbehoefte is het daarom noodzakelijk om te onderzoeken in hoeverre de mogelijkheid bestaat om grootschalige ZonPV installaties (z.g. zonneparken) en windmolens te plaatsen, zo blijkt uit de 'Energievisie en uitvoeringsprogramma 2018 - 2022'.

Waarom dienen er nu al snel zonneparken te worden gerealiseerd?

Zoals hier voor reeds aangegeven wordt de in het Regeerakkoord uitgesproken ambitie van 49% reductie van de uitstoot van broeikasgassen in 2030 ten opzichte van 1990 met de huidige snelheid niet gerealiseerd. Ook met betrekking tot de duurzame opwekdoelen loopt de gemeente Echt-Susteren, net als alle andere gemeenten in Nederland, flink achter. In 2020 dient Nederland 14% van de energievraag duurzaam op te wekken en in 2023 is dat 16% (dat is 0,57 PJ respectievelijk 0,65 PJ). De cijfers van 2016 geven aan dat de gemeente Echt-Susteren 4% (0,16 PJ) hernieuwbare energie gebruikt (2,2% vervoer, 5,7% warmte en 6,2% elektriciteit).

Om te versnellen zijn concrete initiatieven en projecten benoemd en geprioriteerd (zie bovenstaande tabel). Dit geldt tevens voor grootschalige ZonPV installaties. De realisatie van grootschalige ZonPV is noodzakelijk, naast het stimuleren van de opwekking van duurzame energie bij gebouwen (zoals ZonPV op dak). De gemeente is immers geen eigenaar van de meeste gebouwen en kan het plaatsen van de zonnepanelen dus niet afdwingen. Hiermee ontstaat er een afhankelijkheidspositie om de duurzaamheidsdoelen te kunnen halen. Om deze reden zet de gemeente ook in op de nu beproefde technieken zon op land en wind.

Ook in de Concept-RES Noord- en Midden Limburg is geconcludeerd dat grootschalige windparken en zonneparken noodzakelijk zijn, naast het stimuleren van zonnepanelen op daken, energiebesparing etc. (dit is ook berekend in de Concept-RES). Hier beneden wordt nader op de doelen vanuit de Concept-RES ingegaan.

Waar kunnen zonneparken in Echt-Susteren gerealiseerd worden?

Bij het opstellen van het beleid voor de realisatie van zonne- en windparken is het een bewuste keuze geweest om geen zoekgebieden aan te wijzen en enkel Natura 2000 en goudgroene gebieden uit te sluiten van zonneparken en windparken. In principe kunnen dus overal in de gemeente initiatieven ontwikkeld worden, mits het plan voldoet aan de drie beleidspijlers landschappelijke kwaliteit, draagvlak en (financiële) participatie. Op deze wijze kan er maatwerk geleverd worden, waardoor er sprake is van een realistische werkwijze om zonneparken ook daadwerkelijk te kunnen realiseren en hiermee de doelstelling om in 2040 energieneutraal te zijn.

Voor de realisatie van de zonneparken heeft de gemeente in december 2019 een collectieve uitvraag aan de markt gedaan voor de realisatie van zonneparken. Het betreft een pilot waarmee de gemeente ervaring wil opdoen met de voorbereiding en realisatie van zonneparken. De gemeente heeft 17 initiatieven voor zonneparken ontvangen. Deze initiatieven zijn door een panel van deskundigen beoordeeld aan de hand van de drie voornoemde beleidspijlers:

afbeelding "i_NL.IMRO.1711.BP20200073-VG01_0016.png"

De plannen van de volgende 5 locaties (waaronder het voorliggende plan aan de Putbroekerbosweg) hebben het beste gescoord op deze criteria en konden nader worden uitgewerkt:

  • Bosserheide (Donnerskamp nabij Koningsbosch): 4,9 ha
  • Dominicusweg (nabij Peij): 6,3 ha
  • Groensebos (Heerdstraat nabij Sint Joost): 8,0 ha
  • Maasbrachterweg nabij Berkelaar: 3,8 ha
  • Maria Hoop - Putbroekerbosweg (nabij Putbroek): 18,3 ha

Dit maakt in totaal 41,3 hectare. Het aantal hectares betreft de oppervlakte aan zonnepanelen inclusief de tussenruimte, maar exclusief de ruimte voor de landschappelijke inpassing.

Hoe verhouden de gemeentelijke doelen zich tot de opgave vanuit de Regionale Energie Strategie (RES) regio Noord- en Midden Limburg?

In de Regionale Energie Strategie werkt de gemeente Echt-Susteren samen met alle 14 gemeenten in Noord- en Midden-Limburg, Provincie Limburg, Waterschap Limburg en Enexis. De belangrijkste opgave van de RES is om afspraken te maken over hoeveel de regio kan bijdragen aan de landelijke doelstellingen (klimaattafel elektriciteit) van het klimaatakkoord. Deze ambitie is om in 2030 70% van de elektriciteit duurzaam op te wekken.

Het bod dat de RES Noord- en Midden Limburg het rijk heeft gedaan is 1 200 GWh in 2030. In de onderstaande figuren staan de doelen van de RES schematisch weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1711.BP20200073-VG01_0017.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1711.BP20200073-VG01_0018.png"

Het behalen van de RES doelen tot 2030 betekent op basis van het voorgaande dat er per RES-gemeente 4-6 windturbines van 5-6 MW of 8-11 windturbines van 3 MW of 94 – 120 ha aan zonnepanelen gerealiseerd moeten worden.

Met de realisatie van afgerond 41 ha aan zonnepanelen (ZonPV) én de realisatie van 5 windturbines van 5 – 6 MW, waarvoor momenteel het haalbaarheidsonderzoek wordt uitgevoerd, draagt de gemeente Echt – Susteren bij aan de doelstellingen van de RES regio Noord- en Midden Limburg tot 2030.

De plannen van de 5 zonneparken, waaronder het voorliggende, zijn bij de deelnemende partijen in de RES bekend. Formele afstemming (hoe en wanneer er afgestemd moet worden) van initiatieven in RES verband is nog niet geregeld. Hier moeten nog concrete afspraken over gemaakt worden.

Relatie ontwikkeling met Limburgse zonneladder

De voornoemde 5 zonneparken, waaronder de voorliggende ontwikkeling, worden op landbouwgronden in Echt-Susteren gerealiseerd. Dit neemt niet weg, zoals hiervoor nader onderbouwd, dat de gemeente geen aandacht heeft of de mogelijkheden heeft bekeken voor het realiseren van zonne-installaties in de overige gebieden in de Limburgse zonneladder zijnde zonne-installaties op daken en gevels (trede 1), in bebouwd gebied (trede 2) en in landelijk gebied (trede 3).

Trede 1

Allereerst heeft de gemeente Echt-Susteren niet voldoende geschikte daken om te voorzien in de huidige en toekomstige energiebehoefte.

In de Energievisie van de gemeente Echt-Susteren (vastgesteld februari 2019) is het totale energieverbruik in de gemeente Echt-Susteren opgenomen van 4,08 PJ per jaar. Hiervoor is een totale oppervlakte van 14 km2 aan zonnepanelen noodzakelijk. Dit verbruik is voor 50% te koppelen aan mobiliteit, voor 35% aan gas (voor verwarming, warm tapwater en deels productieprocessen) en voor 15% aan elektriciteit (0,6 PJ). Om die 15% aan elektriciteit duurzaam op te wekken is dus een oppervlakte van 2,1 km2 noodzakelijk. Dit is 2% van de oppervlakte van de gemeente Echt – Susteren.

Echt-Susteren heeft 14.556 woningen. In de praktijk heeft niet elk huishouden een woning met een geschikt dak en is ook niet elk huishouden in staat om zonnepanelen op zijn/haar dak te plaatsen. Zo is er bijvoorbeeld sprake van complexwoningen, appartementen, flats en hebben veel woonadressen geen eigen dak. Ook zijn veel daken van woningen niet geschikt door schaduwvorming en/of obstakels. Bij een aanname dat 40% van de woningen een geschikt dak heeft om 10 zonnepanelen te plaatsen, dan zouden op deze daken 58.224 panelen geplaatst kunnen worden. Dit komt overeen met circa 20.000.0000 kWh oftewel 0,07 PJ.

Aangezien in totaal 0,6 PJ nodig is, zal dus voor de overige 0,53 PJ dakoppervlak nodig zijn op geschikte en beschikbare grote(re) gebouwen in Echt-Susteren. Dit komt overeen met ruim 1,8 km2.

In de praktijk is slechts een klein deel van de grote(re) daken geschikt voor het plaatsen van zonnepanelen. Ook zal een groot deel van de eigenaren niet meewerken en kan nu ook niet gedwongen worden om mee te werken. Met de aanname dat 20% van al deze daken geschikt is en 25% van de eigenaren meewerkt dan is 36 km2 aan dakoppervlakte nodig. Deze oppervlakte is er niet, want dat zou betekenen dat 34% van de oppervlakte van de gemeente Echt-Susteren (104,5 km2) uit grote(re) daken zou bestaan.

Om het voorgaande in perspectief te zetten. De geplande 5 zonneparken in de gemeente Echt – Susteren hebben in totaal afgerond een oppervlakte van 40 ha. Dit is 400.000 m2 of te wel 0,4 km2. Dit komt neer op 0,4 % van de totale oppervlakte van de gemeente.

Er wordt verder wel aandacht besteed aan de invulling van trede 1. Dit blijkt ook uit de RES brede aanpak voor het stimuleren van de aanleg van zonnepanelen op daken. Dit plan richt zich naast de particuliere daken ook op daken van bedrijven en commercieel vastgoed. MKB-bedrijven die willen verduurzamen worden hier van uit de gemeente in ondersteund. Door het feit dat de gemeente van de meeste gebouwen geen eigenaar is, is stimuleren de enige mogelijkheid. Afdwingen is niet mogelijk. Daarmee ontstaat er voor de gemeente een afhankelijkheidspositie, waardoor de gemeente niet de regie heeft op het behalen van de duurzaamheidsdoelen. Ten slotte geldt dat wat niet aan energie verbruikt wordt, ook niet opgewekt hoeft te worden. Binnen dat kader wordt vanuit de gemeente het besparen van energie gestimuleerd met bijvoorbeeld isolatiemaatregelen.

Treden 2 en 3

Wat betreft de treden 2 en 3 moet in het oog worden gehouden dat de mogelijkheden ook beschikbaar moeten zijn. De gemeente Echt – Susteren beschikt bijvoorbeeld niet over een voormalige stortplaats (trede 3) en restruimten op bijvoorbeeld een bedrijventerrein (trede 2). Hiermee vallen deze gebieden dus zo goed als af.

Op basis van het voorgaande is de conclusie dat bij het invullen van trede 1 kleine stappen worden gezet en het tijd vergt om particulieren/bedrijven te overtuigen om daadwerkelijk duurzaamheidsmaatregelen te treffen. Daarnaast is ook de inzet van alle in potentie geschikte daken voor zonne-installaties in de gemeente niet voldoende om de gemeentelijke duurzaamheidsdoelstellingen te realiseren. Vanuit realistisch oogpunt moeten in Echt – Susteren dus ook landbouwgronden ingezet worden voor zonne-installaties. Dit mede omdat er in de gemeente nauwelijks locaties voor handen zijn om treden 2 en 3 te kunnen invullen.

Aanvullend dient opgemerkt te worden dat met de opzet die nu gekozen is om de zonneparken, waaronder de voorliggende, te realiseren, er geen sprake is van een totale onttrekking van de gronden aan de landbouw. De gronden, die de betreffende agrarische grondeigenaren vrijwillig inzetten, kunnen gecombineerd voor zowel landbouwactiviteiten als voor de opwekking van zonne-energie gebruikt worden. De landbouwmogelijkheden zijn uiteraard beperkter, maar niet geheel onmogelijk. Verder geldt voor alle parken een tijdelijkheid, waardoor de gronden op termijn weer volledig voor de landbouw ingezet kunnen worden. Daarnaast heeft het tijdelijk beperken van de landbouwkundige mogelijkheden ook voordelen. De gronden krijgen rust, omdat er bijvoorbeeld geen bestrijdingsmiddelen meer op de gronden gebruikt worden waardoor ook de biodiversiteit zich kan ontwikkelen.

Conclusie

De gemeente Echt-Susteren zet voor de realisatie van haar duurzaamheidsdoelstellingen voornamelijk in op de invulling van de treden 1 en 4 van de Limburgse zonneladder. Er is dus sprake van zon op dak, zon op land en wind tegelijkertijd. De gemeente haalt anders de duurzaamheidsdoelen niet.

Om de locatiekeuze van het voorliggende zonnepark op landbouwgrond nader te motiveren, is het plan door een deskundigenpanel getoetst aan de drie beleidspijlers landschappelijke kwaliteit, draagvlak en (financiële) participatie. Uit deze afweging is gebleken dat er bij de voorliggende ontwikkeling sprake is van:

  • een goede ruimtelijke integrale afweging;
  • de instandhouding van landschapsstructuren en de bijbehorende kenmerken;
  • aandacht voor lokaal draagvlak en participatie;
  • het doorlopen van zorgvuldige procedures.

Door deze werkwijze toe te passen, kan er maatwerk geleverd worden. Hierdoor is er sprake van een realistische werkwijze om de vijf zonneparken, waaronder het voorliggende, ook daadwerkelijk te kunnen realiseren. Tevens is hiermee invulling gegeven aan het 'nee, tenzij' principe van de provincie Limburg.

Ten slotte geldt dat met de realisatie van deze vijf zonneparken, de vijf geplande windmolens en de overige benoemde zaken, Echt – Susteren een bijdrage levert aan de doelstellingen van de RES opgave tot 2030 voor de regio Noord- en Midden-Limburg. Deze doelen zijn uitsluitend haalbaar op het moment dat ook landbouwgronden voor de duurzaamheidsdoelstellingen worden ingezet.

3.3.4 Natuurbeheerplan provincie Limburg 2020

Aan het plangebied zijn via het Natuurbeheerplan (2020) inrichtingsmaatregelen en beheertypes verbonden, welke zijn weergegeven in afbeelding 14. Voor het plangebied geldt 'droog mozaïek van struwelen en ruigten en droge dooradering'. Hier is met het opgestelde inrichtingsplan (zie Bijlage 1 van de regels) rekening mee gehouden, door o.a. de bosrand te versterken met mantel-zoom vegetatie en nieuwe (permanente) houtwallen te realiseren.

afbeelding "i_NL.IMRO.1711.BP20200073-VG01_0019.png"

Afbeelding 14: Natuurbeheerplan 2020 (Provincie Limburg)

3.3.5 Conclusie provinciaal beleid

Voorliggend plan past binnen het beleid op het gebied van duurzaamheid en het overige van toepassing zijnde beleid en regelgeving van de provincie Limburg.

3.4 Regionaal Beleid

3.4.1 Concept-RES Noord- en Midden Limburg

De vijftien gemeenten in Noord- en Midden Limburg vormen met Provincie Limburg, Waterschap Limburg en Enexis de RES-regio Noord- en Midden Limburg. Samen met inwoners, bedrijven, maatschappelijke organisaties en andere belanghebbenden maakt men een RES (Regionale Energie Strategie).

Onderzocht wordt:

  • Hoe energie kan worden bespaard zodat minder opgewekt hoeft te worden.
  • Waar en hoeveel duurzame elektriciteit in deze regio opgewekt kan worden.
  • Hoe stap voor stap van het aardgas af kan.
  • Hoe energie kan worden opgeslaan en getransporteerd.

De partijen willen in totaal 1.200 GWh duurzame energie opwekken in 2030. Projecten die hiervoor nodig zijn, moeten in 2025 vergund zijn. Ook daarna zal de behoefte aan duurzaam opgewekte energie blijven groeien. Daar wordt nu alvast rekening mee gehouden. Het ontwikkelen van energieprojecten en voldoende netwerkcapaciteit kost namelijk veel tijd. Onderzocht wordt daarom wat nu al wat nodig is voor deze opgave na 2025, zodat betrokken partijen en partners in de regio hun verantwoordelijkheid kunnen nemen. Bij de 1.200 GWh is het voorliggende project meegenomen, net als vier andere projecten voor zonneparken in de gemeente Echt-Susteren.

Daarnaast wordt gestreefd naar minimaal 50% lokaal eigendom bij grootschalige zon- en windprojecten. Dit kan bijvoorbeeld via een Energiecoöperatie, zoals in het voorliggende plan wordt nagestreefd.

3.5 Gemeentelijk Beleid

3.5.1 Structuurvisie Echt-Susteren 2012-2025

Deze visie geeft koers en richting aan de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Echt-Susteren.

De gemeente Echt-Susteren wil een veilige leef- en werkomgeving bieden, en streeft ook duurzame ontwikkeling na. Als duurzaamheidsinitiatieven ruimtelijk-landschappelijk aanvaardbaar zijn, juicht de gemeente deze toe en zal ze waar mogelijk faciliteren. Alle initiatieven voor duurzame energiewinning moeten goed landschappelijk worden ingepast, zoals met het voorliggende initiatief het geval is. Daarnaast is in de structuurvisie aangegeven dat aanvullend een financiële bijdrage is vereist, wat bij de vaststelling van het beleidskader is komen te vervallen. De relevante beleid voor zonneparken is nader uitgewerkt in het gemeentelijke 'Beleidskader zonneparken en windparken gemeente Echt-Susteren' (zie paragraaf 3.5.2 van de toelichting van dit bestemmingsplan).

Specifieke onderwerpen van toepassing op het plangebied zijn:

  • Kwaliteitsverbeterend project 12: Bosranden 't Sweeltje en Munnichsbosch. Het openkappen van de aan de zon geexponeerde bosranden levert een veelheid aan flora aan fauna op met een relatief eenvoudige ingreep;
  • Cultuurhistorie: Landschappelijke waarde hoog gemiddeld;
  • Het plangebied ligt in stiltegebied en aan de rand van natuurgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1711.BP20200073-VG01_0020.png"

Afbeelding 15: Uitsnede kaart Structuurvisie met stiltegebieden (arcering) en natuurgebieden (groen)

In het voorliggende gebied wordt hier op ingespeeld. Zo wordt het plangebied landschappelijk en natuurlijk ingericht, in aansluiting op het natuurgebied. Ook wordt de bosrand aan de noordzijde versterkt met mantel-zoom vegetatie, waarmee de biodiversiteit wordt versterkt. Door het behoud (en de versterking) van bestaande houtwallen en de realisatie van nieuwe houtwallen, blijft de landschappelijke structuur behouden en deze wordt permanent versterkt. Het zonnepark zorgt niet voor een significante geluidstoename.

3.5.2 Beleidskader zonneparken en windparken gemeente Echt-Susteren

De gemeente Echt-Susteren zet in op het opwekken van duurzame energie en wil in 2040 energieneutraal zijn. Hiertoe is specifiek beleid voor de realisatie van zonneparken en windparken opgesteld en vastgesteld door de gemeenteraad. De gemeente wil regie voeren op waar deze ontwikkelingen plaatsvinden, dit beleidskader benoemt hiervoor de uitgangspunten. De uitgangspunten beschrijven de voorwaarden waaronder initiatiefnemers van duurzame energieopwekking binnen de gemeente aan de slag kunnen.

1: Landschappelijke inrichting

De zonne- en windparken moeten op een goede manier landschappelijk worden ingericht en moeten passen binnen een goede ruimtelijke ordening. De initiatiefnemer stelt hiervoor een landschapsinrichtingsplan op. Hierin wordt ook gekeken naar de samenhang met andere projecten in het gebied, zodat een samenhangend landschappelijke beeld ontstaat. Ook dienen de karakteristieken van het landschap, de landschapstypen, zoals vastgelegd in de Structuurvisie te worden gehanteerd.

Voor het voorliggende plan is een landschapsinrichtingsplan (zie Bijlage 1 van de regels van dit bestemmingsplan) opgesteld. Hierbij is onder andere rekening gehouden met de karakteristieken van het landschap. De technische constructies worden aan het zicht onttrokken door landschapselementen die aan de buitenzijde van het hekwerk worden gerealiseerd. Aan de zuidoostzijde van het plangebied zijn enkele woningen gesitueerd, die in de directe omgeving van het plangebied liggen. Met deze direct omwonenden (en met andere belanghebbenden) zijn gesprekken gevoerd, om hun wensen m.b.t. de landschappelijke inpassing in te passen in het inrichtingsplan (zie ook het bijgevoegde verslag van het omgevingsproces, zoals opgenomen in Bijlage 2 van de toelichting van dit bestemmingsplan). Het plan is in samenwerking met omwonenden en andere belanghebbenden uitgewerkt, waarbij waar mogelijk wensen m.b.t. de landschappelijke inrichting zijn verwerkt in het plan.

2: Natura 2000 en de Goudgroene landschapszone

Natura 2000-gebieden en de Goudgroene landschapszone (POL2014) zijn uitgesloten voor de ontwikkeling van zonne- en windparken.

Het plangebied ligt in het aangeduide 'Buitengebied', buiten 'Natura 2000-gebied' en buiten de 'Goudgroene landschapszone'. Wel ligt het plangebied aansluitend aan de 'Goudgroene natuurzone'. De realisatie van een zonnepark, waarbij intensief gebruikte agrarische grond uit productie wordt genomen en welke landschappelijk en natuurlijk wordt ingericht, versterkt de landschaps- en natuurwaarden in en om het plangebied.

3: Maximaal multifunctioneel ruimtegebruik

Bij de ontwikkeling van zonne- en windparken wordt ingezet op multifunctioneel ruimtegebruik. Het voorliggende plan zet, naast de opwekking van duurzame energie, o.a. in op het permanent versterken van de landschaps- en natuurwaarden, aansluitend aan de Goudgroene landschapszone. Maar ook op recreatie en educatie. Zie hiervoor paragraaf 2.3.5 uit de voorliggende toelichting.

4: Terugvloeien van opbrengsten naar de gemeenschap

De opbrengsten (€ en kWh) van de zonne- en windparken dienen maximaal terug te vloeien naar de lokale gemeenschap en ten minste in het projectgebied. Hierbij wordt aangesloten bij de afspraken uit het Klimaatakkoord (van het Rijk) waarin gestreefd wordt naar 50% eigendom van de productie van de lokale omgeving.

LC Energy geeft omwonenden en andere inwoners van de gemeente de mogelijkheid te participeren en te profiteren. Zie hiertoe het bijgevoegde Profijtplan (Bijlage 1 van de toelichting van dit bestemmingsplan). Zo is er sprake van gedeeltelijk lokaal eigendom. Energie coöperatie Echt-Susteren zal 50% van de aandelen van het zonnepark in bezit krijgen. Via een STAK (Stichting Administratie Kantoor) geeft de energiecöoperatie de aandelen (of eigenlijk de certificaten van aandelen) weer door aan hun leden investeerders.

Ook is er sprake van een bijdrage in het gemeentelijk Kwaliteitsfonds-zonneparken. De exploitant van het zonnepark dient jaarlijks gedurende het zonnepark in bedrijf is, een afdracht te doen op basis van het aantal geproduceerde MWh uit de exploitatie van het zonnepark die gestort dient te worden in dit fonds. De afdrachten die binnenkomen, worden door de gemeente ingezet ten behoeve van lokale gemeenschappen, wonende in de nabijheid van gerealiseerde zonneparken. De afdracht bedraagt € 0,40 per jaarlijks geproduceerde MWh door het zonnepark. Uitgaande van de te verwachten opbrengst zal de bijdrage ingeschat jaarlijks € 9.600,- (24.000 MWh) bedragen.

5: Actief omgevingsmanagement

Betrokkenen in het plangebied participeren actief bij de ontwikkeling en exploitatie van het park. De initiatiefnemer draagt, in overleg met de gemeente, zorg voor een actief omgevingsmanagement.

Omwonenden en andere belanghebbenden hebben een actieve rol in het omgevingsproces gekregen, waarbij men daadwerkelijk invloed kon uitoefenen op de vormgeving en ontwikkeling van het project. Zie hiertoe o.a. het bijgevoegde verslag van het omgevingsproces, zoals opgenomen in Bijlage 2 van de toelichting van dit bestemmingsplan. Ook in de realisatie- en uitvoeringsfase blijft het communcatie en participatie een grote rol in het proces spelen (zie hiertoe het bijgevoegde 'Communicatie-, participatie- en procesplan', zoals opgenomen in Bijlage 2 van de toelichting van dit bestemmingsplan).

6: Haalbaar- en uitvoerbaarheid

De initiatiefnemer dient een plan in dat technisch, maatschappelijk en financieel haalbaar en uitvoerbaar is. Dit betreft het voorliggende bestemmingsplan, inclusief bijlagen, waaruit blijkt dat het plan uitvoerbaar is.

7: De gemeente neemt een regisserende rol aan (en waar nodig een voorbeeldfunctie) om de realisatie van het duurzame opwekken van elektriciteit te versnellen

De gemeente heeft een rol gespeeld in het omgevingsproces, en zal dit ook blijven spelen.

8: Het plan dient te zijn voorzien van een zichtlijnenstudie en een 3D-visualisatie die goed inzicht geeft in de visueel ruimtelijke aspecten.

In het inrichtingsplan is een zichtlijnenstudie opgenomen, evenals enkele visualisaties, die samen een goed beeld geven van de visueel ruimtelijke aspecten.

Conclusie

Het voorliggende plan voldoet hiermee aan het gemeentelijke beleidskader.

3.6 Conclusie

Uit de voorgaande beleidstoets is gebleken dat de voorgenomen ontwikkeling past binnen het nationale, provinciale, regionale en gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Waardentoets

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de waardentoets beschreven. Hieronder vallen flora & fauna, archeologie en water. Er wordt beschreven wat er is onderzocht en welke resultaten hieruit zijn gekomen. Vervolgens wordt hier een conclusie uit getrokken met betrekking tot de ontwikkeling.

4.2 Natuurwaarden

De Wet natuurbescherming bestaat uit drie onderdelen: de bescherming van soorten, de bescherming van gebieden en de bescherming van houtopstanden.

4.2.1 Soortenbescherming

De voorgenomen ontwikkeling is getoetst aan de Wet Natuurbescherming. Hiertoe is een Quickscan flora en fauna uitgevoerd, welke is bijgevoegd in Bijlage 4 van de toelichting van dit bestemmingsplan. Hierna volgen de belangrijkste conclusies.

Soorten waarvoor een provinciale vrijstelling geldt

De voorgenomen ontwikkeling zal naar verwachting leiden tot een beperkt verlies van leefgebied van een aantal beschermde soorten waarvoor een provinciale vrijstelling geldt. Het betreft soorten als ree, vos, haas, konijn en diverse algemene muizensoorten. De ingreep heeft geen invloed op de gunstige staat van instandhouding van deze soorten omdat er sprake is van een tijdelijke, en plaatselijke verstoring, er voldoende leefgebied aanwezig blijft en het relatief algemene soorten betreft.

Soorten waarvoor geen provinciale vrijstelling geldt

Voor alle beschermde inheemse (ook algemeen voorkomende) vogelsoorten geldt een verbod op handelingen die opzettelijk nesten, rustplaatsen en eieren vernielen of beschadigen, als ook op het wegnemen van nesten van vogels. Daarnaast is het verboden vogels opzettelijk te storen, tenzij de storing niet van wezenlijke invloed is op de staat van instandhouding van de desbetreffende vogelsoort. In veel situaties kan dit voorkomen worden door verstorende werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren.

Werkzaamheden binnen het broedseizoen zijn mogelijk indien is vastgesteld dat er met de werkzaamheden geen nesten van broedvogels worden verstoord. Men dient dan alert te zijn op eventueel aanwezige broedende vogels. Dit geldt ook voor broedende buizerds in de bomen in de houtwallen en (weide)vogels op percelen in en rondom het plangebied. De werkzaamheden mogen er niet toe leiden dat deze broedende vogels worden verstoord en hun nest (broedsel/ jongen) verlaten. De zorgplicht is te allen tijde van kracht.

Algemene zorgplicht

In de Wet natuurbescherming is in artikel 1.11 een omschrijving opgenomen over de algemene zorgplicht. Deze zorgplicht houdt in dat iedereen 'voldoende zorg' in acht neemt voor alle in het wild levende dieren en planten, dus ook niet-beschermde soorten, en hun directe leefomgeving. Dit is een algemene verantwoordelijkheid die voor iedereen geldt. Het betekent bijvoorbeeld dat er niet onnodig dieren en planten worden gedood, wanneer er redelijkerwijs een andere oplossing voor is, bijvoorbeeld de dieren te verplaatsen naar een ander gebied.

4.2.2 Gebiedsbescherming

Natura 2000-gebieden betreffen een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Natura 2000 bestaat uit gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogelrichtlijn (79/43/EEG) en de gebieden die zijn aangemeld op grond van de Europese Habitatrichtlijn (92/43/EEG). Deze gebieden worden in Nederland op grond van de Natuurbeschermingswet 1998, inmiddels Wet Natuurbescherming) beschermd. De Ecologische Hoofdstructuur (EHS)/ Natuurnetwerk Nederland (NNN) betreft een netwerk van gebieden in Nederland waar de natuur voorrang heeft. Het netwerk helpt voorkomen dat planten en dieren in geïsoleerde gebieden uitsterven en dat natuurgebieden hun waarde verliezen.


Natura 2000-gebieden: niet stikstof-gerelateerde effecten

In de directe omgeving van het plangebied liggen diverse Natura 2000-gebieden. Op ongeveer 2 km afstand ligt het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied 'Abdij Lilbosch & voormalig Klooster Mariahoop'. De aard van de voorgenomen werkzaamheden en ontwikkeling maken dat de effecten uitsluitend tot het plangebied of in de zeer directe zone eromheen beperkt blijven. Gezien de afstand tot de Natura 2000-gebieden, de invulling van de tussenliggende gebieden en de voorgenomen werkzaamheden is er geen sprake van mogelijk negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied, zij het door een rechtstreekse invloed, cumulatieve invloed of externe werking. Een nadere toetsing op grond van de Wet natuurbescherming van niet stikstof-gerelateerde effecten wordt daarom niet noodzakelijk geacht.

Natura 2000-gebieden: stikstof-gerelateerde effecten

Activiteiten die in het kader van de aanleg van het zonneveld worden uitgevoerd, kunnen door de uitstoot van stikstof, wel negatieve effecten hebben op Natura 2000-gebieden (aanlegfase). Als het zonnepark is gebouwd is er ook nog zeer beperkt sprake van uitstoot van stikstof (gebruiksfase). Om te bepalen of met de nieuwe ontwikkeling/inrichting negatieve effecten op een Natura 2000-gebied plaatsvindt door de uitstoot van stikstof tijdens de aanlegfase, is een berekening uitgevoerd met Aerius calculator. De berekening is uitgevoerd aan de hand van de op de werklocatie in te zetten voer- en werktuigen met benodigde draaiuren en het wegverkeer van en naar het terrein (hierbij is ook de aanleg van de landschappelijke inpassing meegerekend).

Aanlegfase

De werkzaamheden die worden uitgevoerd leiden tot een depositie van 0,03 mol/ha/jaar op het Natura 2000-gebied Roerdal. Daarnaast leidt de aanlegfase tevens tot een depositie van 0,01 mol/ha/jaar op het Natura 2000-gebied Meinweg. Deze stikstofdepositie heeft, aangezien deze boven de 0,00 mol/ha/jaar bedraagt, een mogelijk negatief effect op de instandhoudingsdoelen van de Natura 2000-gebieden. BIJ12 – de uitvoeringsorganisatie van de twaalf provincie - stelt dat projecten met alléén kleine tijdelijke depositie in de aanlegfase kleiner dan of gelijk aan 0,05 mol/ha/jaar gedurende maximaal 2 jaar in beginsel niet vergunningplichtig is voor het aspect stikstof. De Raad van State heeft tevens op 13 mei 2020 een dergelijke uitspraak (uitspraak: ECLI:NL:RVS:2020:1230) gedaan, waaruit blijkt dat de tijdelijke depositie van stikstof niet leidt tot significante negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van het betreffende Natura 2000-gebied.

Doordat de stikstofdepositie, veroorzaakt door de aanleg van het zonnepark, maximaal 0,03 mol/ha/jaar bedraagt én binnen een periode van maximaal 2 jaar wordt uitgevoerd is een vergunning Wet natuurbescherming, onderdeel stikstof, niet aan de orde. De Aerius-berekening is opgenomen in het rapport 'Stikstofberekening Zonneveld Maria Hoop' (zie Bijlage 5 van de toelichting van dit bestemmingsplan).

Gebruiksfase

Voor de gebruiksfase geldt dat de stikstofdepositie uitkomt op 0,00 mol/ha/jaar. Hiermee is een vergunning in het kader van de Wet natuurbescherming, onderdeel stikstof, niet aan de orde.

Natuurnetwerk Nederland

Het plangebied en de directe omgeving maken geen onderdeel uit van het NNN. Het plangebied ligt op ongeveer 5 meter van begrensd NNN-gebied. Met de voorgenomen werkzaamheden worden geen negatieve effecten verwacht op de wezenlijke waarden en kenmerken van het NNN. Van afname van areaal is geen sprake, tevens worden geen effecten verwacht die de wezenlijke waarden en kenmerken van het NNN significant aantasten. Een nadere toetsing aan het NNN-beleid wordt daarom niet noodzakelijk geacht.

4.2.3 Bescherming van houtopstanden

Het omhakken of rooien van bossen is niet zomaar toegestaan in de Wet natuurbescherming. Dit geldt ook bij het rooien of het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging van bomen tot gevolg hebben. Hieronder valt ook beschadiging door vee. Onder bos wordt verstaan:

  • alleen bossen die buiten de 'bebouwde kom Boswet' liggen;
  • alle beplantingen van bomen die groter zijn dan 10 are (1.000 m2);
  • bomen in een rijbeplanting, als de rij uit meer dan 20 bomen bestaat.

Er worden binnen het plangebied geen bomen gekapt. Een nadere toetsing van houtopstanden is daarom niet noodzakelijk.

4.3 Archeologische Waarden

Aardkundige, archeologische en cultuurhistorische waarden moeten zoveel mogelijk worden behouden. Op basis van het verdrag van Malta en de Wet op de archeologische monumentenzorg is het uitgangspunt gesteld om archeologisch erfgoed zoveel mogelijk ter plekke te bewaren en maatregelen te nemen om dit te bewerkstelligen. De verstoorder van de bodem is verantwoordelijk voor het behoud van de archeologische resten. Daar waar behoud ter plekke niet mogelijk is, betaalt de verstoorder het archeologisch onderzoek en de mogelijke opgravingen. Voor ruimtelijke plannen die archeologische waarden bedreigen, moeten betrokken partijen in beeld brengen welke archeologische waarden in het geding zijn.

Relatie met de voorgenomen ontwikkeling

KSP Archeologie heeft een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd voor het voorgenomen plan. Hierna volgt een korte samenvatting van dit onderzoek, met de conclusies.

Het doel van het archeologische bureauonderzoek was het opstellen van een gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied. Het plangebied ligt op de overgang tussen twee landschapstypen. Het centrale deel van het plangebied ligt relatief laag en heeft in het verleden onderdeel uitgemaakt van een moerasgebied. Ten noorden en zuiden daarvan liggen de hogere zandgronden. Op basis van de landschappelijke eenheden en de bekende archeologische vindplaatsen binnen het plangebied en de directe omgeving is aan de hogere zandgronden in het noordelijke en zuidelijke deel een hoge verwachting toegekend voor zowel vuurvindplaatsen uit het Laat-Paleolithicum tot en met het Neolithicum als voor nederzettingsresten uit het Neolithicum tot en met de Romeinse tijd. Voor het centraal gelegen moerasgebied geldt een lage verwachting, maar is wel aangemerkt als aandachtsgebied voor losse vondsten die zijn achtergelaten door de bewoners in dit gebied. Het plangebied ligt in de Middeleeuwen buiten het woon-akkergebied van Maria Hoop ter plaatse van de woeste gronden die bestaan uit moerassen, natte en droge heide en bossen. Het plangebied is pas in de 19e eeuw ontgonnen en in gebruik genomen als landbouwgrond. Op basis hiervan worden in het plangebied geen bewoningssporen verwacht uit de Middeleeuwen en de Nieuwe tijd. Volgens de historische informatie heeft het plangebied in de Tweede Wereldoorlog onderdeel uitgemaakt van een slagveld. Op basis hiervan geldt voor het plangebied een hoge verwachting op resten uit de Tweede Wereldoorlog.

Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek kunnen binnen het plangebied archeologische vindplaatsen aanwezig zijn uit de periode Laat-Paleolithicum – Romeinse tijd. In de lage verwachtingszone in het centrale deel van het plangebied is de kans op het aantreffen van archeologische vondsten klein. Voor bodemingrepen die in de lage verwachtingszone zijn gepland, wordt geen vervolgonderzoek geadviseerd. De lage verwachtingszone is wel aangemerkt als aandachtsgebied voor losse vondsten die zijn achtergelaten door de bewoners in dit gebied. Mocht tijdens de werkzaamheden in de lage verwachtingszone een vondst worden aangetroffen dan geldt de wettelijke meldingsplicht. Wanneer binnen de hoge verwachtingszone bodemingrepen zijn gepland dan is afhankelijk van de omvang (diepte en oppervlak) archeologisch vervolgonderzoek nodig. Vanwege het kleine oppervlak, de ondiepe ligging en lage aantal of afwezigheid grondsporen, is een vuursteenvindplaats kwetsbaar voor bodemingrepen. Daarom wordt bij de inrichting van het zonnepark rekening gehouden met de bekende vuursteenvindplaats in het noordelijke deel van het plangebied. De kans is groot dat ook binnen het plangebied resten van dit nederzettingsterrein aanwezig zijn. Omdat deze vindplaats een groot oppervlak beslaat en naast vondstmateriaal ook uit grondsporen bestaat, is de vindplaats minder kwetsbaar voor bodemingrepen. Omdat voor de realisatie van het zonnepark relatief kleine bodemingrepen nodig zijn verspreid over een groot gebied, wordt de aantasting van deze vindplaats als gering beoordeeld. Hieronder volgt een overzicht van de geplande ingrepen met bijbehorende afwegingen en adviezen:

  • De aantasting van het archeologische bodemarchief door de fundering van zonnepanelen op palen is als gering beoordeeld. Voor de plaatsing van de zonnepanelen wordt daarom geen nader archeologisch onderzoek geadviseerd.
  • Vanwege het kleine oppervlak van de transformatoren is de kans klein dat een vindplaats wordt geraakt en is de aantasting van een mogelijke vindplaats gering. Op basis hiervan wordt voor de plaatsing van de transformatoren geen vervolgonderzoek geadviseerd.
  • De twee onderstations zijn in de lage verwachtingszone gepland, waardoor geen vervolgonderzoek nodig is.
  • De zonnevelden worden via elektriciteitskabels met de transformatoren en de onderstations verbonden. Kabelsleuven vormen langgerekte, smalle ontgravingen (0,4 m breed) waardoor de kans op het aantreffen van een vindplaats en de aantasting van een eventuele vindplaats gering is. De gemeentelijke vrijstellingsgrens voor de hoge verwachtingszone van 500 m2 zal met een totale oppervlakte aan kabels van 400 m2, waarvan slechts een deel binnen de hoge verwachtingszone wordt aangelegd, niet worden overschreden. Bij het kabelontwerp wordt rekening gehouden met de bekende vuursteenvindplaats in het noordelijke deel van het plangebied (inclusief buffer van 50 m), zodat hier geen kabelsleuven worden aangelegd.
  • Vanwege de geringe verstoringsdiepte van de aanplant van het struweel van maximaal 40 cm wordt voor deze ingreep geen vervolgonderzoek geadviseerd.

Hiermee is het voorliggende plan uitvoerbaar m.b.t. het aspect archeologie, en is geen vervolgonderzoek noodzakelijk.

4.4 Cultuurhistorische Waarden

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening moeten naast de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten, ook cultuurhistorische waarden in het plangebied worden meegewogen.

Relatie met de voorgenomen ontwikkeling

In het plangebied bevinden zich geen rijks- of gemeentelijke monumenten (gebouwen).

In het gemeentelijke beleid (in de Structuurvisie Echt-Susteren 2012-2025) en in het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied' is opgenomen dat het plangebied landschappelijk waardevol is. Zo is de houtwal welke door het plangebied loopt (middenin het plangebied tot aan de westzijde) beschermd als 'landschapselement' in het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied'. Aan de noordoostzijde van het plangebied ligt ook een strook met deze gebiedsaanduiding 'overige zone - landschapselement' (in het geldende bestemmingsplan). Op deze plek ligt echter geen houtwal in de huidige situatie.

Het plangebied heeft geen dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' in het Facetbestemmingsplan 'Cultuurhistorie Echt-Susteren'. Dit geldt wel voor een gebied aan de oostzijde van het plangebied (buiten het plangebied), die met het voorliggende plan niet wordt aangetast.

Binnen de van toepassing zijnde agrarische bestemming is een aanlegvergunningenstelsel opgenomen, waarin o.a. is opgenomen dat cultuurhistorische waarden niet aangetast mogen worden.

Op de Cultuurhistorische waardenkaart (RAAP-rapport 2943), welke onderdeel uitmaakt van het Facetbestemmingsplan 'Cultuurhistorie Echt-Susteren', is het plangebied aangeduid als 'natte kampontginning met rationele structuur'. Aan de noordoostzijde en in het midden en westen van het plangebied zijn houtwallen/landschapselementen aangeduid. De bestaande houtwallen (in het midden van het plangebied en aan de westzijde) blijven met het voorliggende plan behouden. Aan de noordoostzijde ligt in de huidige situatie geen houtwal/landschapselement.

afbeelding "i_NL.IMRO.1711.BP20200073-VG01_0021.png"

Afbeelding 16: Uitsnede Cultuurhistorische waardenkaart, ter hoogte van het plangebied (RAAP-rapport 2943, zoals opgenomen in Facetbestemmingsplan Cultuurhistorie Echt-Susteren).

Met het voorliggende plan blijft de rationele structuur behouden. Ook wordt er rekening gehouden met bestaande kavelgrenzen, omliggende beplanting en cultuurhistorische lijnen in het landschap. De nieuwe landschapselementen dragen enerzijds bij aan de strokenverkaveling als cultuurhistorisch waardevolle perceelsrandbeplanting. Anderzijds sluit de landschappelijke inrichting aan bij de groenstructuur in de omgeving.

Er worden, met de realisatie van het zonnepark, geen cultuurhistorische waarden in het geding gebracht. Wel wordt aan de noordoostzijde van het plangebied de strook met de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschapselement' met dit voorliggende bestemmingsplan verwijderd van de verbeelding (plankaart). Dit omdat op deze plek in de huidige situatie geen landschapselement aanwezig is. Met het voorliggende plan worden de bestaande houtwallen wel permanent versterkt, en nieuwe (permanente) houtwallen gerealiseerd.

Er is advies gevraagd aan de LKM-commissie (Kwaliteitscommissie Limburg), betreffende de landschappelijke inrichting en inpassing. De LKM-commissie heeft positief geadviseerd en hiermee ook geconcludeerd dat cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden aangetast.

4.5 Water

De toelichting van een omgevingsvergunning dient, conform artikel 3.1.6, lid 1 onder b van het Besluit ruimtelijke ordening, een beschrijving te bevatten van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding. In deze paragraaf wordt eerst ingegaan op het voor dit plan relevante waterbeleid. Vervolgens is de huidige en toekomstige waterhuishoudkundige situatie van het plangebied beoordeeld.

Europees beleid

De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is op 22 december 2000 in werking getreden en is bedoeld om in alle Europese wateren de waterkwaliteit chemisch en ecologisch verder te verbeteren. De Kaderrichtlijn Water omvat regelgeving ter bescherming van het binnenlandse oppervlaktewater, overgangswateren (waaronder estuaria worden verstaan), kustwateren en grondwater. Streefdatum voor het bereiken van gewenste waterkwaliteit was 2015. Eventueel kan er, mits goed onderbouwd, uitstel (derogatie) verleend worden tot uiteindelijk 2027. Voor het uitwerken van de doelstellingen worden er op (deel)stroomgebied plannen opgesteld. In deze (deel) stroomgebied beheersplannen staan de ambities en maatregelen beschreven voor de verschillende (deel)stroomgebieden. Met name de ecologische ambities worden op het niveau van de deelstroomgebieden bepaald.

Rijksbeleid

Het Nationaal Waterplan 2016-2021 is op 10 december 2015 vastgesteld. Dit Nationaal Waterplan geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021 weer, met een vooruitblik richting 2050. Het kabinet speelt proactief in op de verwachte klimaatveranderingen op lange termijn, om overstromingen te voorkomen. Binnen de planperiode gaan realistische maatregelen in uitvoering die een antwoord bieden op de opgaven voor de korte termijn en voldoende mogelijkheden openlaten om op langere termijn verdere stappen te zetten. Het kabinet sluit daarmee aan bij de resultaten van het Deltaprogramma. Met deze handelwijze is Nederland koploper en een toonaangevend voorbeeld in de wereld. Met dit Nationaal Waterplan zet het kabinet een volgende ambitieuze stap in het robuust en toekomstgericht inrichten van ons watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart.

Provincie

De provincie Limburg werkt nauw samen met waterschappen om haar ambities te realiseren. Hiervoor hebben de waterschappen eigen regionale waterbeheerplannen opgesteld. De Provinciale Staten hebben de wettelijke bevoegdheid tot het instellen en opheffen van waterschappen, tot regeling van hun gebied, taken, inrichting, samenstelling van hun bestuur en tot de verder reglementering van waterschappen. De manier waarop de waterschappen hun taak uitoefenen is onderhevig aan provinciaal toezicht doordat het waterbeheerplan de goedkeuring van Gedeputeerde Staten behoeft. Dus de provincie stelt de regels en de waterschappen doen verder de uitvoering van het waterbeheer.

Waterbeheerplan 2016-2021

In het Waterbeheerplan beschrijft het waterschap Limburg de doelstellingen voor de periode van 2016 tot 2021 en de benodigde handelingen om te komen tot deze doelstellingen. Met het opstellen van een Waterbeheerplan voldoet het waterschap aan de wettelijke eisen van de Waterwet. Waterschap Limburg borduurt voert op de doelen uit het voorgaande vastgesteld beleid:

  • veilige dijken;
  • droge voeten;
  • voldoende water;
  • schoon water.

De doelstellingen en handelingen zijn verder uitgewerkt in het Waterbeheerplan. Deze doelstellingen vinden onder andere een concretere doorwerking in de beschikbare instrumenten van het waterschap: de Keur en de Legger.

Keur

De Keur is een waterschapsverordening en omvat samen met de Waterwet alle gebods- en verbodsbepalingen met betrekking tot ingrepen of activiteiten die consequenties hebben voor de waterkwantiteit, waterkwaliteit en waterveiligheid. De Keur is verder uitgewerkt beleids- en algemene regels.

Legger

De Keur verwijst in de gebods- en verbodsbepalingen volop naar de legger. De legger legt de status en afmetingen behorende bij de regels van de Keur vast in een overzichtskaart van het waterbeheersgebied. Op deze kaart zijn onder andere dijken, waterlopen en bijbehorende beschermingszones aangegeven.

Afstemming plan met Waterschap

Het voorliggende plan is afgestemd met het Waterschap Limburg. Hierna volgen enkele belangrijke uitgangspunten en conclusies.

Infiltratie- en bergingsnorm

Het waterschap hanteert in dit gebied een infiltratie- en bergingsnorm van 100 mm/dag. Door de technische en landschappelijke inrichting van het zonnepark voldoet het park aan deze norm van het waterschap. De ondergrond heeft een diepe grondwaterstand (VII) en bestaat uit (leemarm en zwak lemig) fijn zand die een goede waterdoorlatend heeft. Het hoogteverschil in het plangebied is gering. Er is enkel microreliëf aanwezig in de ondergrond en het hoogteverschil is maximaal 1 meter tussen de Putbroekerbosweg (hoogste deel) en de Verlengde Spikweg (laagste deel). Het risico op erosie en oppervlakkige afstroming is daarmee klein c.q. afwezig. Rondom het zonnepark komt daarnaast een brede zone van 15 meter met nieuwe en bestaande landschapselementen. Door deze groenzone is het niet mogelijk dat er oppervlakkige afstroming van water en erosie naar de omgeving is. Hemelwater kan in bijna het gehele plangebied infiltreren, behalve onder de 6 transformatoren en het inkoopstation. Ook onder de panelen kan het water infiltreren vanwege het feit dat er 2 centimeter ruimte is rondom de individuele panelen op stellages. Het water stroomt zo niet alleen aan de onderkant van de stellages maar ook aan de bovenkant en in de middelste delen van stellages. Het beheerpad naar de transformatoren bestaat uit een waterdoorlatende verharding (grasbeton) waardoor hemelwater ook hier kan infiltreren. Door de ondergrond uit productie te nemen en de grond niet meer te roeren is het mogelijk voor de bodemstructuur om zich te herstellen. Hierdoor zal de sponswerking van de bodem vergroten waardoor infiltratie en buffering van hemelwater beter mogelijk is dan in de huidige situatie.

Plan mag geen negatieve gevolgen hebben voor de overige aspecten van de waterhuishouding

In het plangebied is geen sprake van wateroverlast en erosie door afstromend water vanuit de omgeving naar het plangebied, en het plan leidt ook andersom niet tot overlast en erosie. De panelen en de constructie wordt uitgevoerd met niet-uitloogbare materialen. Er komt geen afvalwater vrij. Het plan heeft dan ook geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. Er lopen geen beschermde watergangen door het plangebied.

Uitvoerbaar

Het voorliggende plan heeft geen significant negatief effect op de waterhuishouding en is daarmee uitvoerbaar m.b.t. dit aspect.

4.6 Conclusie

In dit hoofdstuk zijn alle relevante aspecten uit de waardentoets beschreven. Hieruit kan worden geconcludeerd dat voorliggend plan geen belemmeringen met zich meebrengt.

Hoofdstuk 5 Milieuaspecten

5.1 Inleiding

Nieuwe initiatieven hebben te maken met milieuaspecten. Een aantal van deze milieuaspecten zijn ruimtelijk relevant. In dit hoofdstuk wordt achtereenvolgens ingegaan op:

  • bodem;
  • geluid;
  • luchtkwaliteit;
  • lichtreflectie;
  • elektromagnetische straling;
  • externe veiligheid;
  • brandveiligheid;
  • leidingen;
  • bedrijven en milieuzonering;
  • warmteontwikkeling;
  • vormvrije m.e.r.-beoordeling;
  • Verkeer en parkeren.

5.2 Bodem

Met betrekking tot het aspect bodem zijn de Wet bodembescherming, de Wet milieubeheer en het Besluit Bodemkwaliteit van belang. Bepaald moet worden of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik.

Relatie met de voorgenomen ontwikkeling

Het zonnepark wordt gevormd door bouwwerken, waar geen personen verblijven. Daarnaast zijn er geen grootschalige bodemingrepen aan de orde en wordt er geen grond afgevoerd. De realisatie van een zonnepark brengt niet direct risico's m.b.t. bodemvervuiling met zich mee.

Hemelwater kan in bijna het gehele plangebied infiltreren, behalve onder de 6 transformatoren en het inkoopstation. Er is gekozen voor een zuidopstelling, waarbij ook onder de panelen het water kan infiltreren, vanwege het feit dat er 1,5 tot 2 centimeter ruimte wordt aangehouden rondom de individuele panelen op stellages. Het water stroomt zo niet alleen aan de onderkant van de stellages, maar ook aan de bovenkant en in de middelste delen van stellages. Tussen de rijen panelen wordt een ruimte vrijgehouden van 2 meter breed voor voldoende zonlicht-toetreding. Het beheerpad naar de transformatoren bestaat uit een waterdoorlatende verharding (grasbeton) waardoor hemelwater ook hier kan infiltreren. De panelen en de constructie wordt uitgevoerd met niet-uitloogbare materialen. Er komt geen afvalwater vrij.

De grond binnen het plangebied wordt nu gebruikt als vrij intensief gebruikte landbouwgrond. Het bodemleven zal hierdoor minimaal zijn. Na het uitvoeren van de werkzaamheden ter oprichting van het project zal de bodem verder niet worden aangetast. Realisatie van een zonnepark met kruidenrijk grasland als vaste onderbegroeiing kan op deze plek voor de komende decennia een stabiele situatie bieden waar geen chemicaliën (kunstmest of gewasbeschermingsmiddelen) worden toegepast. Dit biedt kansen voor verbetering van het bodemleven, de bodemstructuur, verbetering van het zelfreinigend vermogen en extra habitat voor bestuivers en plaagbestrijders. De sponswerking van de bodem zal vergroten waardoor infiltratie en buffering van hemelwater beter mogelijk is dan in de huidige situatie.

Er is een historisch vooronderzoek uitgevoerd om inzicht te krijgen in de mogelijke aanwezigheid van verontreinigingen ter plaatse van de onderzoekslocatie. Hierbij wordt een inschatting gemaakt van de aard, mate, oorzaak en ligging van mogelijke verontreinigingen. Om dit doel te bereiken is relevante informatie over de onderzoekslocatie en eventueel de beïnvloeding vanuit de directe omgeving verzameld, geanalyseerd en geïnterpreteerd.

Op basis van het vooronderzoek is geconcludeerd dat voldoende inzicht is verkregen in de mogelijke aanwezigheid van verontreinigingen op de onderzoekslocatie. De locatie is niet verdacht op het voorkomen van een bodemverontreiniging. Het rapport is opgenomen in Bijlage 6 van de toelichting van dit bestemmingsplan.

Voor aanvang van de werkzaamheden wordt een bodemonderzoek uitgevoerd om de nul-situatie vast te stellen. Na de beëindiging van de activiteiten wordt weer een bodemonderzoek uitgevoerd om te controleren of geen nieuwe bodemverontreinigingen hebben plaatsgevonden.

Gelet op voorgaande bevindingen wordt gesteld dat het aspect bodemkwaliteit geen probleem zal opleveren voor de ontwikkeling van een zonnepark.

Met betrekking tot het aspect bodem wordt de voorgenomen ontwikkeling uitvoerbaar geacht.

5.3 Geluid

Voor de beoordeling van het onderdeel geluid moet in algemene zin aan de volgende punten worden voldaan:

  • de normen uit de Wet geluidhinder worden in acht genomen;
  • bedrijven in de omgeving worden niet in hun bedrijfsvoering belemmerd;
  • op en rond het plangebied blijft sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Wet geluidhinder

In de Wet geluidhinder (Wgh) staat dat inzichtelijk moet worden gemaakt welke geluidsbronnen in het gebied aanwezig zijn en wat de geluidsbelasting is voor woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen zoals onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen. Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij nieuwe ruimtelijke plannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeer-, railverkeer- en industrielawaai. Artikel 76 Wgh verplicht er toe om bij ruimtelijke ontwikkelingen die betrekking hebben op gronden binnen een geluidzone terzake van de geluidsbelasting van de gevel van geprojecteerde geluidsgevoelige bestemmingen de grenswaarden uit de Wgh in acht te nemen.

Op deze locatie wordt geen geluidsgevoelige bestemming toegevoegd. Het zonnepark hoeft dan ook niet beschermd te worden tegen geluidsoverlast. Ook is er geen sprake van industrielawaai vanuit het nieuw te realiseren zonnepark. Binnen het plangebied worden zonnepanelen geplaatst. Deze zonnepanelen produceren geen geluid. Daarnaast worden er ook geen installaties opgenomen die een wezenlijke geluidsemissie veroorzaken waardoor nader onderzoek noodzakelijk is. Het onderstation, de transformatoren en de omvormers worden op ruime afstand van de dichtstbijzijnde geluidsgevoelige bestemmingen gerealiseerd. Daarnaast is er, vanwege de hellende positie van de panelen, geen wezenlijke reflectie van omgevingsgeluid. Door de hellende positie kaatst geluid omhoog. Een akoestisch onderzoek is dan ook niet noodzakelijk.

Bedrijven in de omgeving

Binnen het projectgebied wordt geen nieuwe geluidgevoelige bestemming gerealiseerd. Bestaande bedrijven worden niet extra belemmerd.

Woon- en leefklimaat

Er worden een onderstation, transformatorstations en omvormers geplaatst binnen het plangebied. De inkoopstations en de transformatorstations hebben een bronvermogen van maximaal 10 MVA. In de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' is dit gelijk te stellen aan de activiteit 'elektriciteitsdistributiebedrijven. Bij een bronvermogen tot maximaal 10 MVA geldt een richtafstand voor geluid van 30 meter tot geluidsgevoelige functies. Het onderstation, de transformatorstations en de omvormers worden op aanmerkelijk grotere afstand van de bestaande burgerwoningen gesitueerd. Met betrekking tot geluid blijft dan ook een aanvaardbaar woon- en leefklimaat aanwezig.

5.4 Luchtkwaliteit

Het wettelijk kader met betrekking tot de luchtkwaliteit is sinds 2007 vastgelegd in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (Wm) en in de algemene maatregel van bestuur: 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM). In titel 5.2 van de Wm is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) geregeld. In dit programma staat onder andere beschreven wanneer en hoe overschrijding van luchtkwaliteitsnormen moet worden aangepakt. In het programma wordt rekening gehouden met nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Ontwikkelingen die binnen het programma passen hoeven niet te worden getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen.

Voor ontwikkelingen die niet in betekende mate bijdragen aan luchtverontreiniging, hoeft geen onderzoek te worden gedaan naar de luchtkwaliteit.

Relatie met de voorgenomen ontwikkeling

Op grond van de NIBM-tool is een ontwikkeling 'in betekende mate' bij een toename van het aantal verkeersbewegingen met ruim 800 per dag (met 5% aandeel vrachtverkeer). De voorgenomen ontwikkeling betreft de realisatie van een zonnepark. De verkeersbewegingen die de ontwikkeling van een zonnepark met zich mee brengt, zijn alleen tijdens de aanlegfase merkbaar. In deze fase zal er tijdelijk sprake zijn van een grotere toename van verkeersbewegingen. Nadat de bouw van het park is afgerond daalt het aantal verkeersbewegingen weer naar de oude situatie.

Zelfs tijdens de bouwperiode zal het aantal verkeersbewegingen ruimschoots onder de 800 per dag blijven. Daardoor leidt de ontwikkeling niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit én kan de ontwikkeling niet als 'niet in betekenende mate' worden gezien.

Gelet op het voorgaande wordt gesteld dat nader onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit niet noodzakelijk is.

5.5 Lichtreflectie

QING Sustainable heeft een tool ontwikkelt om voor omwonenden van een zonnepark te bepalen of zij mogelijk last zullen krijgen van hinderlijke schittering (reflectie) vanuit een zonnepark. De tool kan aangeven hoeveel minuten, vanaf welke oriëntatie en op welk moment van het jaar er mogelijke reflectie optreedt. Hiermee kan rekening houden bij het inplannen van beplanting en de oriëntatie van de zonnemodules.

Relatie met de voorgenomen ontwikkeling

Dit onderzoek is ook uitgevoerd voor Zonnepark Maria Hoop (zie Bijlage 9 van de toelichting van dit bestemmingsplan). Het onderzoeksresultaat is dat er geen schittering optreedt op omliggende woningen. Daarnaast wordt het zonnepark ook nog eens omsloten door landschappelijke groenelementen, die de panelen afschermen. Ook wordt gekozen voor een type paneel welke lichtschittering zoveel mogelijk beperkt. Van schittering op woningen is daarmee geen sprake.

5.6 Elektromagnetische Straling

Zowel bij de omvormers als de transformatoren zullen extreem laagfrequente elektromagnetische velden (ELF) vrijkomen. Ten aanzien van elektromagnetische straling bij hoogspanningsmasten hanteert de overheid een voorzorgprincipe waarbij een grens wordt aangehouden van 0,4 micro Tesla (ìT). Dit voorzorgsprincipe dient daarmee ook gehanteerd te worden bij de ontwikkeling van een zonnepark, door de afstand van een zonnepark tot woningen en andere gevoelige bestemmingen zodanig te laten zijn dat de magnetische veldsterkte bij de gevoelige bestemmingen niet boven de advieswaarde van 0,4 ìT komt. In het RIVM 'Verkenning van extreem-laagfrequente (ELF) magnetische velden bij verschillende bronnen' (RIVM-rapport 609300011/2009) wordt aandacht besteed aan elektromagnetische velden als gevolg van de aanwezigheid van transformatorstations. De sterkte van deze velden neemt sterk af wanneer de afstand tot de bron groter wordt. Uit het onderzoek blijkt dat 0,4 ìT wordt bereikt op een afstand van maximaal 7 m van onderzochte transformatorstations. Gezien de relatief grote afstand van zowel omvormers als de transformatoren tot de dichtstbijzijnde woningen mag redelijkerwijs worden aangenomen dat elektromagnetische straling geen gezondheidsrisico vormt.

5.7 Externe Veiligheid

Externe veiligheid richt zich op het beheersen van risico's bij onder meer productie, opslag, transport en gebruik van gevaarlijke stoffen. Dergelijke activiteiten leggen beperkingen op aan de omgeving. Door maatregelen kunnen de afstanden worden verkleind. Er wordt onderscheid gemaakt tussen plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het groepsrisico heeft een oriënterende waarde, voor het plaatsgebonden risico geldt een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. De grenswaarde mag niet worden overschreden.

Voor de oriënterende waarde en richtwaarde geldt dat afwijken alleen met een degelijke motivering is toegestaan. Het aspect externe veiligheid betreft het risico op een ongeval waarbij een gevaarlijke stof aanwezig is. Deze gevaarlijke stoffen kennen twee verschillende bronnen. Dit zijn de stationaire (chemische fabriek, lpg-tankstation) en de mobiele (tankwagen, gasleidingen) bronnen.

Er wordt getoetst aan de volgende wet- en regelgeving:

  • Voor inrichtingen (bedrijven) wordt getoetst aan het besluit Externe veiligheid inrichtingen (BEVI) en de bijbehorende regeling.
  • Voor transportroutes over weg, water en spoor wordt getoetst aan het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT).
  • Voor buisleidingen wordt getoetst aan het Besluit externe veiligheid buisleidingen (BEVB).

Relatie met de voorgenomen ontwikkeling

Om in beeld te brengen of er in het plangebied, of in de nabijheid daarvan, risicobronnen (productie, opslag, transport en gebruik van gevaarlijke stoffen) aanwezig zijn, is de risicokaart geraadpleegd (zie afbeelding 17).

afbeelding "i_NL.IMRO.1711.BP20200073-VG01_0022.png"

Afbeelding 17: Uitsnede provinciale risicokaart, waarbij met rode pijl het plangebied is aangeduid (bron: www.risicokaart.nl).

Uit de risicokaart blijkt dat in het plangebied geen risicovolle inrichtingen, transportassen (spoor, weg, water) of transportleidingen aanwezig zijn. Het plangebied ligt ook niet in het invloedgebied van inrichtingen, assen en leidingen. Bovendien neemt het aantal personen binnen het plangebied niet toe, waardoor er geen effecten op de externe veiligheidssituatie zijn. Met betrekking tot externe veiligheid zijn dan ook geen belemmeringen aan de orde en kan aanvullend onderzoek achterwege blijven.

Een zonnepark is geen gevoelig object of inrichting dat formeel een veiligheidscontour kent. Wel betreft een zonnepark een inrichting dat energie in de vorm van elektriciteit opwekt en op het elektriciteitsnet levert. Om de veiligheid te waarborgen komt er een (transparant) hek rondom het zonnepark. Dit hekwerk is 2 meter hoog en staat op ruime afstand van de zonnepanelen waardoor personen niet bij de zonnepanelen kunnen. Daarnaast wordt het zonnepark niet openbaar toegankelijk. Het park kan enkel middels een afgesloten poort worden betreden ten behoeve van regulier beheer en onderhoud. Daarnaast wordt het zonnepark geaard en worden elektriciteitskabels ondergronds aangelegd.

5.8 Brandveiligheid

In samenspraak met de brandweer worden risico-reducerende maatregelen genomen. Deze zijn verwerkt in het plan. De maatregelen zijn bedoeld om de kans op een incident te verlagen en de gevolgen van een incident te verkleinen. De maatregelen met een ruimtelijk impact zijn:

  • Clustering transformatoren in verband met bereikbaarheid voor brandweer.
  • Realisatie grondwaterput voor bluswatervoorziening minimaal 60 m3/uur op maximaal 75 meter afstand van de systemen, zoals transformatoren en omvormers.
  • Opstelplaats bluswagen bij bluswatervoorziening minimaal 10 x 4 meter uitvoeren in grasbeton. De opstelplaats is bestand tegen een totaalgewicht van 25 ton; 10 ton aslast en 100 kN/m2 stempeldruk.
  • Onderhoudspad gebruiken als calamiteitenroute: minimaal 4,5 meter vrije ruimte (breedte verharding minimaal 3,25 meter). Deze is geschikt voor motorvoertuigen met een massa van minimaal 14.600 kg.
  • 1,5 meter rondom transformatorstation en klantstation uitvoeren in grasbeton zonder opgaande beplanting.
  • Rondom stellages is minimaal 2 meter vrij van opgaande beplanting.
  • Compartimenten (stellages) zijn kleiner dan 2.500 m2.
  • In het beheer moet worden gezorgd dat ruigte direct rond panelen wordt voorkomen.

5.9 Leidingen

Ten behoeve van het plan dient rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van ondergrondse kabels en planologisch relevante leidingen. Er liggen geen kabels en leidingen binnen het plangebied die beperkend zijn voor het voorliggende plan. Wel loopt er, aan de noordzijde, een hoogspanningsverbinding door het plangebied waarbij één mast binnen het plangebied staat. Hier wordt met het plan rekening mee gehouden, en er heeft dan ook afstemming plaatsgevonden met leidingbeheerder Tennet. Tennet heeft ingestemd met het plan, waarbij wel moet worden voldaan aan een aantal voorwaarden. Deze voorwaarden zijn weergegeven in een brief van 25 november 2020, welke is opnomen in Bijlage 8 van de toelichting van dit bestemmingsplan. Voorwaarden betreffen o.a. het opnemen van een vrije werkruimte rond de mast van 25 meter rondom en een vrij pad van 5 meter breed hier naar toe. Ook zijn er nog andere voorwaarden opgenomen, waarmee de veiligheid en het beheer wordt geborgd. Aan deze voorwaarden kan worden voldaan, waarmee het voorliggende plan op dit aspect uitvoerbaar is.

5.10 Bedrijven En Milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt in eerste instantie doorgaans de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd, waarin richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar zijn opgenomen.

Relatie met de voorgenomen ontwikkeling

De voorgenomen inrichting van de betrokken gronden als zonnepark levert geen hinder of gevaar op voor omliggende gevoelige functies. Het inkoopstation en de transformatorstations hebben een bronvermogen van maximaal 10,0 MVA. De omvormers, die ook nog enig geluid kunnen produceren, hebben een bronvermogen van 100 kW per stuk. In de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' is dit gelijk te stellen aan de activiteit 'elektriciteitsdistributiebedrijven met transformatorvermogen tot 10 MVA'. Voor deze activiteit is in de richtafstandentabel voor het aspect geluid 30 meter opgenomen. Dit betekent dat wordt geadviseerd om, op basis van een goede ruimtelijke ordening, een afstand van minimaal 30 meter aan te houden met geluidsgevoelige functies. Het inkoopstation en de transformatorstations worden op een veel grotere afstand van bestaande woningen gesitueerd. Ditzelfde geldt voor de omvormers. Met betrekking tot geluid blijft dan ook een aanvaardbaar woon- en leefklimaat aanwezig.

Anderzijds betreft een zonnepark geen gevoelige functie. Een zonnepark hoeft qua milieuzonering niet beschermd te worden tegen eventuele milieubelastende functies in het omliggende gebied.

5.11 Warmteontwikkeling

Recente studies (o.a. Analysis of the potential for a heat Island Effect in Large Solar Farms, Columbia University) hebben onderzocht of er bij zonnevelden sprake is van '(Urban) Heat Island Effects'. Uit onderzoeken is gebleken dat er onder bepaalde condities sprake kan zijn van een hogere temperatuur direct boven zonnevelden. Direct rondom zonneparken zijn eventuele temperatuurverschillen deels, danwel geheel te verwaarlozen, afhankelijk van de windrichting en eventuele neerslag. Het is dan ook niet te verwachten dat er sprake zal zijn van significante temperatuurverschillen in de omgeving van het zonnepark, door de komst van dit zonneveld. Daarbij komt dat er in dit specifieke plan is gekozen voor een opstelling, met begroeiing tussen de panelen. Ook wordt er in en om het zonnepark relatief veel beplanting toegevoegd. Dit zorgt ervoor dat afkoeling door verdamping blijft plaatsvinden. Er is op dit moment nog geen wet- en/of regelgeving omtrent '(Urban) Heat Island Effects' in Nederland.

5.12 Vormvrije M.e.r.-beoordeling

Het Besluit milieueffectrapportage geeft activiteiten en gevallen aan waarin een milieueffectrapport moet worden gemaakt. Ook gelden er verplichtingen als een voorgenomen project valt onder de genoemde activiteiten, maar niet onder de drempelwaarden. Voor projecten of activiteiten die beneden de drempelwaarden vallen moet een toets worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:

  • belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten: er is geen m.e.r. beoordeling noodzakelijk;
  • belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn niet uitgesloten: er moet een m.e.r.-beoordeling plaatsvinden of er kan direct worden gekozen voor m.e.r.

De toetsing in het kader van de vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te geschieden aan de hand van de selectiecriteria in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. In deze bijlage staan drie hoofdcriteria centraal:

  • • de kenmerken van het project;
  • • de plaats van het project;
  • • de kenmerken van de potentiële effecten.

Het project maakt een functiewijziging naar een zonnepark mogelijk. De voorgenomen ontwikkeling is niet opgenomen in de D-lijst van het Besluit m.e.r. Het zonnepark betreft bijvoorbeeld geen landinrichtingsproject (D9). De ontwikkeling van een zonnepark valt pas onder deze categorie als deze onderdeel uitmaakt van een groter landinrichtingsproject (het project dient een voldoende substantieel karakter te hebben). Ook valt het project niet onder categorie D22.1. Hiervan is sprake bij de oprichting, wijziging of uitbreiding van een industriële installatie bestemd voor de productie van elektriciteit, stoom en warm water. Het zonnepark wekt alleen energie op. Verder is categorie D11.2 niet van toepassing, aangezien het geen stedelijk ontwikkelingsproject betreft en het zonnepark een relatief beperkt oppervlak beslaat.

Voor de volledigheid verwijzen wij ook naar de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 19 september 2018 en zaaknummer 18_689, waarin bevestigd wordt dat een vergelijkbaar project niet valt binnen de categorie D van het Besluit m.e.r. en er geen beoordeling nodig is. Deze uitspraak is op 14 augustus 2019 bevestigd door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en na te zien onder het zaaknummer 2019:2770.

Voor het voorgenomen plan is geen m.e.r.-beoordeling of vormvrije m.e.r. benodigd. Het zonnepark valt niet onder het Besluit milieueffectrapportage. Aangezien het plan wel kenmerken vertoont van diverse beoordelingscategorieën zoals hiervoor omschreven, getuigt het van een goede en zorgvuldige ruimtelijke ordening en belangenafweging om voornoemde beoordeling van milieueffecten te doen. Hiertoe is deze vormvrije m.e.r. beoordeling wel opgesteld en bijgevoegd (zie Bijlage 10 van de toelichting van dit bestemmingsplan).

De conclusie is dat het zonnepark wordt aangelegd met respect voor de bodem en door de open cultuur is hier geen schade te verwachten. De constructie wordt zodanig aangelegd dat er geen schade ontstaat en het systeem makkelijk demontabel is. De locatie is onderzocht op het gebied van aanwezige ecologische waarden. Hieruit blijkt dat het gebied geschikt is voor planontwikkeling. De locatie is niet gelegen in een Natura 2000-gebied, Natuur Netwerk Nederland-zonering of andere beschermde gebieden. Het realiseren van het zonnepark op de planlocatie is goed onderzocht in het kader van de onderzoeken welke deel uit maken van de voorliggende bestemmingsplan. Resumerend zullen er zowel tijdens de aanlegfase, als tijdens de gebruiksfase, als tijdens de ontmantelingsfase, geen significante negatieve effecten bestaan voor het milieu.

5.13 Verkeer En Parkeren

De ontwikkeling van een zonnepark heeft geen grote gevolgen voor het verkeer en parkeren. Het zonnepark moet voornamelijk in de aanlegfase en in de ontmantelingsfase bereikt worden, en daarnaast zeer beperkt in de beheerfase. Er is voldoende ruimte voor in het plangebied, om dit op een wijze te doen die geen overlast geeft voor omwonenden en die veilig is. De ontsluitingsweg wordt aangesloten op de bestaande infrastructuur van de Verlengde Spikweg (zandpad). Langs deze ontsluiting liggen geen woningen. Binnen het plangebied is voldoende ruimte voor het parkeren.

5.14 Conclusie

In dit hoofdstuk zijn alle relevante milieuaspecten beschreven. Hieruit kan worden geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkeling geen milieubelemmeringen met zich meebrengt.

Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten En Planverantwoording

6.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt uiteengezet hoe de juridische regeling (de regels en de verbeelding) van dit wijzigingsplan is vormgegeven. De regels en de verbeelding zijn toegesneden op de voorgenomen ontwikkeling.

6.2 Opzet Van De Regels

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden, is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De regels geven inhoud aan de op de verbeelding (plankaart) aangegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor gronden en opstallen al dan niet gebruikt mogen worden en wat en hoe er gebouwd kan of mag worden. Bij de opzet van de regels is getracht het aantal bepalingen zo beperkt mogelijk te houden en slechts datgene te regelen wat daadwerkelijk van noodzaak is. Hiervoor zijn een aantal standaarden ontwikkeld door het Ministerie van VROM. Deze zijn o.a. de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012), de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten (STRI2012) en de Praktijkrichtlijn bestemmingsplannen (PRBBP2012). In dit bestemmingsplan wordt gebruik gemaakt van deze standaarden.

Het juridische bindende deel van het plan bestaat uit de verbeelding en regels. Deze worden digitaal en analoog verbeeld. De verbeelding en regels dienen in samenhang te worden bekeken. De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken namelijk:

  1. 1. Inleidende regels
  2. 2. Bestemmingsregels
  3. 3. Algemene regels
  4. 4. Overgangs- en slotregels

Met betrekking tot het voorliggende plan is daarnaast aangesloten op het bestemmingsplan 'Buitengebied' van de gemeente Echt-Susteren (vastgesteld op 14 december 2017), en de Facetbestemmingsplannen 'Deregulering', 'Sport- en/of recreatieve voorzieningen' en het bestemmingsplan 'Cultuurhistorie Echt-Susteren', voorzover deze van toepassing zijn.

Het plangebied heeft de enkelbestemming 'Agrarisch met waarden – Landschapswaarden'. Het grootste deel van het plangebied heeft de dubbelbestemming 'Waarden – Archeologie 3'. Voor het hele plangebied geldt de gebiedsaanduiding 'milieuzone - stiltegebied', en midden door het gebied (en aan de westzijde) loopt een strook met de gebiedsaanduiding 'overige zone – landschapselementen'. Tot slot loopt aan de noordzijde een hoogspanningsverbinding door het gebied (dubbelbestemming 'Leiding – Hoogspanningsverbinding'). Deze bestemmingen en aanduidingen blijven van kracht.

Met dit bestemmingsplan is aan de noordoostzijde van het plangebied wel een strook met de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschapselement' verwijderd van de verbeelding (plankaart), omdat op deze plek in de huidige situatie geen landschapselement aanwezig is.

Daarnaast is de aanduiding 'specifieke vorm van Agrarisch met waarden - Landschapswaarden - zonnepark' toegevoegd, om het voorliggende plan planologisch mogelijk te maken. Ook is op de verbeelding, aan de zijde van enkele woningen, binnen het plangebied een gebiedsaanduiding ('overige zone - geen transformatorstations, onderstations en opslagcontainers' opgenomen.

6.3 Verantwoording Van De Regels

1. Inleidende regels

Dit hoofdstuk bevat twee artikelen:

Artikel 1 Begrippen

In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd voor zover deze begrippen van het 'normale' spraakgebruik afwijken of een specifiek juridische betekenis hebben. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan zal moeten worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.

Artikel 2 Wijze van meten

Het onderhavige artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

2. Bestemmingsregels

Dit hoofstuk bestaat uit een beknopte beschrijving van de bestemmingen:

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Landschapswaarden

In dit artikel zijn regels opgenomen ten behoeve van agrarisch grondgebruik. Ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van Agrarisch met waarden - Landschapswaarden - zonnepark' zijn de gronden tevens bestemd voor de opwekking van energie door middel van zonnepanelen, met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen, als zijnde een zonnepark. Hiertoe zijn, binnen deze bestemming, ook specifieke regels opgenomen, o.a. m.b.t. de bouwhoogte van bouwwerken. Ook is op de verbeelding, aan de zijde van enkele woningen, binnen het plangebied een gebiedsaanduiding ('overige zone - geen transformatorstations, onderstations en opslagcontainers' opgenomen.

Artikel 4 Leiding - Hoogspanningsverbinding

De voor Leiding - Hoogspanningsverbinding aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een hoogspanningsverbinding, het beheer en onderhoud van de leiding;

Artikel 5 Waarde - Archeologie 3

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van (te verwachten) archeologische waarden in de bodem. Ter behoud en bescherming zijn hiertoe regels opgenomen.

3 Algemene regels

Deze regels zijn algemene regels die voor het gehele bestemmingsplan gelden. Vaak zijn ze van toepassing op meerdere bestemmingen. Het betreffen de volgende artikelen:

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Artikel 7 Algemene bouwregels

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

Artikel 9 Algemene aanduidingsregels

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

Artikel 11 Algemene procedureregels

Overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 4 van de regels staan de overgangs- en slotbepalingen. In de overgangsbepalingen is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan. In de slotregels wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan wordt genoemd.

Artikel 13 Overgangsrecht

De overgangsregels zijn de juridische consequenties aangegeven betreffende bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan.

Artikel 14 Slotregel

Dit artikel geeft aan onder welke naam dit plan kan worden aangehaald.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid van het voorgenomen plan. De ruimtelijke, maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid worden omschreven.

7.2 Ruimtelijke Uitvoerbaarheid

In de voorgaande hoofdstukken is omschreven op welke manier het voorgenomen plan past binnen het relevante overheidsbeleid. Hieruit is gebleken dat er voor de uitvoering van het project geen ruimtelijke en milieukundige belemmeringen zijn. Op dit aspect is het project dan ook uitvoerbaar.

7.3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid En Procedure

Omgevingsproces

LC Energy heeft de omwonenden en andere belanghebbenden zorgvuldig geïnformeerd over het plan, en laten meedenken in het ontwerp. Naast 'informeren', was sprake van 'raadplegen' en co-productie' (als participatievormen).

Gedurende het proces zijn diverse keukentafelgesprekken gevoerd met direct omwonenden, er zijn informatieavonden gehouden (digitaal) en er is bijvoorbeeld een themasessie gehouden over 'biodiversiteit en herstel van landschapsstructuren'. Waar mogelijk is rekening gehouden met de inbreng, wensen en belangen van omwonenden en andere belanghebbenden.

Het document 'Verslag van het Omgevingsproces Zonnepark Maria Hoop', zoals zit opgenomen in het document 'Communicatie-, participatie en procesplan & Verslag van het Omgevingsproces', zoals opgenomen in Bijlage 2 van de toelichting van dit bestemmingsplan, geeft een weergave van het doorlopen omgevingsproces.

Vooroverleg

In het kader van artikel 3.1.1 Bro is het plan voor vooroverleg toegezonden aan de vooroverlegpartners, waaronder de provincie Limburg, het Waterschap Limburg en TenneT. Het verslag van het gevoerde vooroverleg is opgenomen in Bijlage 11.

Toepassing Coördinatieregeling (ontwerpbestemmingsplan en ontwerp-omgevingsvergunning gelijktijdig ter inzage)

Er wordt gebruik gemaakt van de coördinatieregeling (artikel 3.30 Wro). Dit betekent dat de procedure van het bestemmingsplan wordt ‘samengevoegd’ (gecoördineerd) met die van de omgevingsvergunning. Het ontwerpbestemmingsplan en de ontwerp-omgevingsvergunning worden gelijktijdig, gedurende zes weken, ter inzage gelegd, waarbij voor een ieder de mogelijkheid is geboden voor het indienen van zienswijzen.

Crisis- en herstelwet is van toepassing

Op het besluit is afdeling 2 hoofdstuk 1 van de Crisis- en herstelwet van toepassing,want het betreft een ontwikkeling en verwezenlijking van overige ruimtelijke en infrastructurele projecten ten behoeve van het transport of het leveren van duurzame energie als omschreven in bijlage I bij de Crisis- en herstelwet.

Dit betekent onder andere dat belanghebbenden in het beroepschrift gemotiveerd moeten aangeven welke beroepsgronden worden aangevoerd. Het beroep zal niet-ontvankelijk worden verklaard bij het ontbreken van de beroepsgronden binnen de beroepstermijn. Na afloop van de beroepstermijn kunnen de beroepsgronden niet meer worden aangevuld. In het beroepschrift moet worden aangegeven dat de Crisis- en herstelwet van toepassing is.

Zienswijzen ontwepbestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 30 april 2021 zeven weken (tot en met 17 juni 2021) ter inzage gelegen. Dit betrof zeven weken in plaats van zes weken, omdat in de titel van de publicatie van 29 april 2021 alleen het ontwerpbestemmingsplan werd genoemd en niet de ontwerp-omgevingsvergunning welke ook ter inzage lag. Daarom is de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan en de ontwerpvergunning op 6 mei 2021 opnieuw gepubliceerd.

Binnen de ter inzage termijn is een ieder de mogelijkheid geboden om schriftelijke en/of mondeling zienswijzen op het ontwerpbestemmingsplan in te dienen bij de gemeenteraad van Echt-Susteren. Er zijn 17 zienswijzen en 1 mededeling binnen de daartoe voorgeschreven termijn ingediend. Deze zijn dus allemaal ontvankelijk. Eén zienswijze is buiten de daartoe voorgeschreven termijn ingediend. Deze zienswijze is daarom niet ontvankelijk.

De zienswijzen zijn samengevat en per zienswijze is een gemeentelijk standpunt geformuleerd. Dit is opgenomen in de Nota van zienswijzen en ambthalve wijzigingen, ontwerpbestemmingsplan 'Zonnepark Putbroekerbosweg Maria Hoop', welke is gevoegd bij het raadsbesluit tot vaststelling van het bestemmingsplan (zie Bijlage 12).

De zienswijzen hebben niet geleid tot aanpassingen van het plan. Wel zijn een aantal ambtshalve wijzigingen doorgevoerd. Dit betreffen:

  • In de toeliching van het bestemmingsplan (paragraaf 3.3.2), en in bijlage 11 van de toelichting van het bestemmingsplan, is de netto oppervlakte van zonnepark Bosserheide gewijzigd naar 4,9 hectare. Het totaal aantal hectares zonneparken is gewijzigd naar 41,3 hectare.
  • Op de verbeelding is de begrenzing van de gebiedsaanduiding 'milieuzone - stiltegebied' overgenomen overeenkomstig de geldende begrenzing van het stiltegebied in de Omgevingsverordening Limburg.

Vaststelling bestemmingsplan

Na afloop van de ter inzage legging heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan op 9 september 2021 vastgesteld (zie Bijlage 12). Op basis hiervan kan de omgevingsvergunning worden verleend. Tegen dit besluit is beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

7.4 Economische Uitvoerbaarheid

Kostenverhaal gemeente

Met de initiatiefnemer wordt een overeenkomst gesloten, waarin onder andere het verhalen van eventuele planschade wordt geregeld. De vaststelling van een exploitatieplan is niet noodzakelijk.

Financiering zonneweide

De realisatie van het zonnepark doet LC Energy voor eigen rekening en risico. Hierbij wordt SDE++ aangevraagd die voor dit type projecten is bedoeld.

7.5 Conclusie

Uit de voorgaande paragrafen blijkt dat het voorgenomen plan ruimtelijk, maatschappelijk en economisch uitvoerbaar is. De voorgenomen ontwikkeling kan dus worden gerealiseerd.

Bijlage 1 Inrichtingsplan Zonnepark Maria Hoop

Bijlage 1 Inrichtingsplan Zonnepark Maria Hoop

Bijlage 1 Profijtplan Zonnepark Maria Hoop

Bijlage 1 Profijtplan Zonnepark Maria Hoop

Bijlage 2 Communicatie-, Participatie- En Procesplan En Verslag Omgevingsproces

Bijlage 2 Communicatie-, participatie- en procesplan en Verslag Omgevingsproces

Bijlage 3 Technische Overzichtstekening

Bijlage 3 Technische overzichtstekening

Bijlage 4 Quickscan Flora En Fauna Zonnepark Maria Hoop Putbroekerbosweg

Bijlage 4 Quickscan flora en fauna Zonnepark Maria Hoop Putbroekerbosweg

Bijlage 5 Stikstofberekening Zonneveld Maria Hoop

Bijlage 5 Stikstofberekening Zonneveld Maria Hoop

Bijlage 6 Historisch Vooronderzoek Bodem

Bijlage 6 Historisch vooronderzoek bodem

Bijlage 7 Archeologisch Bureauonderzoek

Bijlage 7 Archeologisch bureauonderzoek

Bijlage 8 Toestemmingsbrief Met Voorwaarden Tennet

Bijlage 8 Toestemmingsbrief met voorwaarden Tennet

Bijlage 9 Schitteringsonderzoek

Bijlage 9 Schitteringsonderzoek

Bijlage 10 Vormvrije Mer Beoordelingsnotitie

Bijlage 10 Vormvrije mer Beoordelingsnotitie

Bijlage 11 Overlegnotitie Artikel 3.1.1 Besluit Ruimtelijke Ordening

Bijlage 11 Overlegnotitie artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening

Bijlage 12 Raadsbesluit Tot Vaststelling Inclusief Nota Van Zienswijzen En Ambtshalve Wijzigingen

Bijlage 12 Raadsbesluit tot vaststelling inclusief nota van zienswijzen en ambtshalve wijzigingen