KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Verkeer
Artikel 4 Waarde - Archeologie 1
Artikel 5 Waarde - Cultuurhistorie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 8 Algemene Bouwregels
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
Artikel 10 Algemene Procedureregels
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 12 Anti-dubbeltelregel
Artikel 13 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
Artikel 15 Slotregel
Bijlagen Bij Regels
Bijlage 1 Cultuurhistorische Waardenkaart (Blad 1)
Bijlage 2 Cultuurhistorische Waardenkaart (Blad 2)
Bijlage 3 Lijst Met Beeldbepalende Panden En Beeldbepalende Schoorsteen
Bijlage 4 Cultuurhistorisch Ensemble Nieuwstadt
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doelstelling
1.2 Plangebied
1.3 Aanpak
1.4 Geldend Bestemmingsplan
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Plangebied
2.1 Omgeving Van Het Plangebied
2.2 Huidige Situatie
Hoofdstuk 3 Planvoornemen
3.1 Realisatie Parkeervoorzieningen
3.2 Voorlopig Inrichtingsplan
3.3 Doelgroep
3.4 Afwijking Geldend Bestemmingsplan
Hoofdstuk 4 Beleidskaders
4.1 Rijksbeleid
4.2 Provinciaal Beleid
4.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 5 Milieu- En Omgevingsaspecten
5.1 Bedrijven- En Milieuzonering
5.2 Geluid
5.3 Externe Veiligheid
5.4 Bodem
5.5 Geur
5.6 Luchtkwaliteit
5.7 Natuur
5.8 Archeologie
5.9 Cultuurhistorie
5.10 Leidingen
5.11 Water
5.12 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Hoofdstuk 6 Juridische Regeling
6.1 Algemene Plansystematiek
6.2 De Bestemmingen
Hoofdstuk 7 Procedure
Bijlage 1 Inrichtingsplan
Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 3 Notitie Beoordeling Stikstof
Bijlage 4 Quickscan Flora & Fauna
Bijlage 5 Digitale Watertoets

Parkeerplaats Millenerstraat, Nieuwstadt

Bestemmingsplan - Gemeente Echt-Susteren

Ontwerp op 20-12-2023 - in voorbereiding

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Parkeerplaats Millenerstraat, Nieuwstadt' met identificatienummer NL.IMRO.1711.BP20230715-OW01 van de gemeente Echt-Susteren;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 archeologische verwachtingswaarde:

de kans (hoog, middelhoog of laag) op het aantreffen van archeologische waarden (vondsten en/of informatie) in een gebied, gebaseerd op onder andere bodemtypen, relatieve hoogtes en bekende archeologische vindplaatsen.

1.6 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.7 beeldbepalend pand:

Een gebouwd object dat vanwege zijn aan de buitenkant zichtbare of aanwezige esthetische, cultuurhistorische, bouwhistorische of architectuurhistorische kwaliteiten van waarde en algemeen belang wordt geacht in zijn ruimtelijke context.

1.8 bestaand:

  • bij bouwwerken: bestaand ten tijde van het inwerking treden van het bestemmingsplan, voorzover op een legale wijze tot stand gekomen, met dien verstande dat als bestaand bouwwerk ook worden aangemerkt bouwwerken die na dat tijdstip zijn of mogen worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning waarvan de aanvraag voor dat tijdstip is ingediend;
  • bij gebruik: bestaand ten tijde van het inwerking treden van het bestemmingsplan, voor zover op een legale wijze tot stand gekomen;

1.9 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.10 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.11 bevoegd gezag:

bevoegd gezag als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (als hoofdregel is dit het college van burgemeester en wethouders van Echt-Susteren).

1.12 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegenaan gebouwd, op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk met een dak, met uitzondering van overkappingen;

1.13 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.14 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en kapverdieping;

1.15 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.16 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.17 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.18 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending, anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.19 erotisch getint horecabedrijf:

een horecabedrijf dat tot doel heeft het daarbinnen doen plaatsvinden van handelingen, voorstellingen en/ of vertoningen van porno-erotische aard en tevens het bedrijfsmatig, ten behoeve van verbruik ter plaatse, verstrekken van alcoholische dranken;

1.20 evenement:

periodieke en/of incidentele manifestaties, zoals concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, tentoonstellingen en shows, waarbij sprake is van onversterkte muziek dan wel van mechanisch versterkte muziek met een versterkt geluidniveau van maximaal 70 dB(A) op de gevel van de dichtstbijzijnde woning van derden of van een ander geluidgevoelig gebouw.

1.21 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.22 hoofdgebouw:

een gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.23 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.

1.24 landschappelijke waarden:

ruimtelijke objecten, structuren of gebieden in het cultuurlandschap die om esthetische, cultuurhistorische en/of ecologische redenen van waarde worden geacht;

1.25 landschapselement:

beplanting die om esthetische, cultuurhistorische of ecologische redenen van waarde en algemeen belang wordt geacht in zijn ruimtelijke context;

1.26 omgevingsvergunning:

omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 Wabo.

1.27 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport.

1.28 parkeervoorzieningen:

elke al dan niet overdekte stallingsgelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd verkeer.

1.29 peil:

  1. a. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. voor een woonwagen, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van de bestaande verharding van de standplaats;
  4. d. voor een bouwwerk ten behoeve van spoorwegdoeleinden: de bovenkant van de spoorstaaf;

1.30 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.31 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.32 standplaats:

een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;

1.33 voorgevel:

de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, die gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;waterhuishoudkundige

1.34 voorgevelrooilijn:

denkbeeldige lijn getrokken langs de voorgevel van een gebouw en het verlengde daarvan danwel ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn';

1.35 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en/of waterkwaliteit zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.

1.36 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden;

1.37 woonwagen:

voor bewoning bestemd gebouw dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst en op een daartoe bestemd perceel is geplaatst.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij het toepassen van deze regels wordt als volgt gemeten c.q. gerekend:

2.1 de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

de loodrechte afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat perceel voorkomend bouwwerk.

2.2 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.

2.3 het bebouwingspercentage:

het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de planregels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

  1. a. vanaf het peil loodrecht tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
  2. b. in afwijking van het bepaalde onder a. wordt de bouwhoogte van bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'railverkeer' gemeten vanaf de bovenkant van de spoorstaaf.

2.5 de breedte, diepte c.q. lengte van bouwwerken:

tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.

2.6 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.7 de goothoogte van een bouwwerk:

loodrecht vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.8 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.9 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:

loodrecht vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

2.10 de oppervlakte van een bouwwerk:

  1. a. voor bouwwerken met wanden: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
  2. b. voor bouwwerken zonder wanden (open overkappingen en daarmee vergelijkbare bouwwerken geen gebouwen zijnde): de overdekte grondoppervlakte (gemeten loodrecht onder het dakoppervlak).

2.11 peil:

  1. a. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. voor een woonwagen, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van de bestaande verharding van de ;
  4. d. voor een bouwwerk ten behoeve van spoorwegdoeleinden: de bovenkant van de spoorstaaf.

2.12 ondergeschikte bouwdelen:

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,50 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Verkeer

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeers- en verblijfsfunctie;
  2. b. voet- en rijwielpaden;
  3. c. parkeervoorzieningen;
  4. d. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting;
  5. e. straatmeubilair;
  6. f. speelvoorzieningen;
  7. g. nutsvoorzieningen;
  8. h. kunstwerken;
  9. i. kortdurende activiteiten en evenementen, zoals een weekmarkt, rommelmarkt, antiekmarkt, braderieën en een kermis;
  10. j. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  1. a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de parkeermogelijkheden in de naaste omgeving;
  3. c. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  4. d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  5. e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  6. f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  7. g. ter waarborging van de externe veiligheid.

3.4 Afwijken van de bouwregels

3.5 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 9.1 wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  1. a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. c. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (inclusief LPG).

Artikel 4 Waarde - Archeologie 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden, indien uit het onderzoek als bedoeld in artikel 4.2.2 of artikel 4.7.3 is gebleken, dat ter plaatse beschermingswaardige archeologische waarden aanwezig zijn. Toepassing van deze bevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige beperking van het meest doelmatige gebruik.

4.4 Afwijken van de bouwregels

Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene afwijkingsregels van artikel 7.

4.5 Specifieke gebruiksregels

Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene gebruiksregels van artikel 9.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene afwijkingsregels van artikel 7

4.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

4.8 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 5 Waarde - Cultuurhistorie

5.1 Bestemmingsomschrijving

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, de vorm en de kwaliteit van de bouwwerken:

  1. a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de cultuurhistorische landschapswaarden;

Toepassing van deze bevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige beperking van het meest doelmatige gebruik.

5.4 Afwijken van de bouwregels

5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

5.7 Wijzigingsbevoegdheid

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 6 Algemene Aanduidingsregels

6.1 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied'

Ter plaatse van de aanduiding ''milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied'' mogen bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening gewaarborgd dient te blijven.

Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels

7.1 Afwijken van de planregels

Het bevoegd gezag kan middels het verlenen van een omgevingsvergunning, met inachtneming van de procedure zoals aangegeven in artikel 10.1, afwijken van de planregels:

  1. a. voor de bouw van openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes, mits:
    1. 1. het bruto-vloeroppervlak niet groter is dan 25 m²;
    2. 2. dat bestaat uit één bouwlaag;
    3. 3. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 5,00 meter.
  2. b. ten behoeve van het oprichten van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot een hoogte van maximaal 20,00 meter;
  3. c. ten behoeve van het oprichten van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot maximaal 40,00 meter;

Artikel 8 Algemene Bouwregels

8.1 Algemene regels

Artikel 9 Algemene Gebruiksregels

9.1 Gebruiksverbod

Het is verboden de gronden en bouwwerken in dit plan te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemming(en).

9.2 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan, het gebruiken, te doen of laten gebruiken van bebouwde en onbebouwde gronden ten behoeve van:

  1. a. het al dan niet ten verkoop opslaan van gebruikte, dan wel geheel of ten dele uit gebruikte onderdelen samengestelde motorrijtuigen of aanhangwagens, die bruikbaar en niet aan hun bestemming onttrokken zijn, behoudens voor zover zulks passend is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  2. b. opslag-, stort-, lozing- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen en materialen, behoudens voor zover zulks passend is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  3. c. een seksinrichting, escortbedrijf en raam- en straatprostitutie.

Artikel 10 Algemene Procedureregels

10.1 Procedure afwijking

Bij een afwijking van het bestemmingsplan, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit in de procedure als bedoeld in artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.

10.2 Procedure nadere eisen

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen is de volgende procedure van toepassing:

  1. a. Het voornemen, waarbij toepassing wordt gegeven aan het stellen van nadere eisen, ligt met bijbehorende stukken gedurende twee weken ter gemeentesecretaris ter inzage.
  2. b. Burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging te voren in één of meer dag- of niewsbladen, die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze bekend.
  3. c. De bekendmaking houdt in mededeling van de mogelijkheid voor belanghebbenden tot het indienen van zienswijzen bij burgemeester en wethouders tegen het voornemen gedurende de onder a genoemde termijn.
  4. d. Indien tegen het voornemen zienswijzen zijn ingediend, wordt het besluit met redenen omkleed.
  5. e. Burgemeester en wethouders delen aan hen, die zienswijzen hebben ingediend de beslissing daaromtrent met redenen omkleed mede en maken het besluit op de voorgeschreven wijze bekend.

10.3 Procedure wijziging

Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging is de procedure als bedoeld in artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing.

10.4 Procedure omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning, die onderdeel uit maakt van dit plan, is de procedure als vervat in artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.

Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels

11.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen ten behoeve van:

  1. a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
  2. b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  3. c. de overschrijdingen als bedoeld onder a en b mogen echter niet meer dan 3,00 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  4. d. het aanpassen van opgenomen regels in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar regels in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.
  5. e. het vestigen van dienstverlenende bedrijven, detailhandelsbedrijven dan wel horecabedrijven, met uitzondering van dancings, discotheken, nachtclubs en partycentra, in panden die georiënteerd zijn op de Markt te Nieuwstadt.

Artikel 12 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 13 Overige Regels

13.1 Verleende omgevingsvergunningen, vrijstellingen of ontheffingen

Een omgevingsvergunning, vrijstelling of ontheffing die ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan is verleend voor een activiteit waarvoor ingevolge deze regels een omgevingsvergunning is vereist wordt gelijkgesteld met een zodanige omgevingsvergunning.

13.2 Voorrangsregels

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

14.2 Overgangsrecht gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Parkeerplaats Millenerstraat, Nieuwstadt' in de gemeente Echt-Susteren.

Bijlagen Bij Regels

Bijlage 1 Cultuurhistorische Waardenkaart (Blad 1)

Bijlage 2 Cultuurhistorische Waardenkaart (Blad 2)

Bijlage 3 Lijst Met Beeldbepalende Panden En Beeldbepalende Schoorsteen

Bijlage 4 Cultuurhistorisch Ensemble Nieuwstadt

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doelstelling

Aanleiding voor het opstellen van het voorliggend bestemmingsplan is het voornemen om een nieuwe parkeerplaats aan de Millenerstraat in Nieuwstadt te realiseren.

Het perceel bevindt zich op een centraal punt in Nieuwstadt, naast het gemeenschapshuis en de kerk. De Millenerstraat is een relatief krappe straat, waar geparkeerde auto's op dit moment het overzicht belemmeren. Het kavel is momenteel onbenut.

Met de realisatie van de parkeerplaats wordt voorzien in meer parkeermogelijkheden op afstand van de straat. De parkeerplaats moet plaats bieden voor 12 auto's, die normaal gesproken op straat zouden staan. Deze parkeerplaatsen kunnen bijvoorbeeld worden gebruikt door omwonenden (inclusief bezoekers), maar ook door bezoekers van de naastgelegen kerk of het gemeenschapshuis. De ontwikkeling betreft een project van de gemeente Echt-Susteren. Met de realisatie van de parkeerplaats moet de buurt aantrekkelijker worden gemaakt, door het wegnemen van parkeeroverlast op straat.

Om de voorgenomen ontwikkeling planologisch mogelijk te maken, is het voorliggend bestemmingsplan opgesteld.

1.2 Plangebied

Het plangebied ligt in het centrum van het stedelijk gebied van Nieuwstadt, tussen de Markt, de Cremerstraat, de Millenerstraat en de Beekstraat. Het plangebied heeft betrekking op het het kadastrale perceel, gemeente Nieuwstadt, sectie E, nummer 2278 met een oppervlak van ca. 395m².

afbeelding "i_NL.IMRO.1711.BP20230715-OW01_0001.png"

Figuur: Globale ligging plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.1711.BP20230715-OW01_0002.png"

Figuur: Begrenzing van het plangebied

1.3 Aanpak

De voorgenomen locatieontwikkeling wordt mogelijk met met een herziening van het bestemmingsplan. De voorliggende toelichting maakt onderdeel uit van het bestemmingsplan 'Parkeerplaats Millenerstraat, Nieuwstadt' en vormt de onderbouwing van het initiatief.

1.4 Geldend Bestemmingsplan

De planologische situatie van het plangebied is vastgelegd in het bestemmingsplan 'Stedelijk gebied' (vastgesteld, 26 mei 2016).

In dit bestemmingsplan is het gehele plangebied bestemd als 'Wonen'. Er is één bouwvlak opgenomen voor het plangebied en enkele omliggende percelen. Voor het bouwvlak geldt een maximale goot- en nokhoogte van 7 en 11 meter.

Het perceel 2278 en een deel van perceel 2279 ten oosten van de bestaande woning hebben de bouwaanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - nieuwe woning' en 'vrijstaand'. Voor deze gronden geldt de maatvoering 'maximum aantal wooneenheden: 1'.

Naast de enkelbestemming is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' opgenomen. Daarnaast geldt voor het gehele stedelijk gebied van Nieuwstadt de gebiedsaanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1711.BP20230715-OW01_0003.png"

Figuur: Uitsnede vigerende bestemmingsplan 'Stedelijk gebied'

1.5 Leeswijzer

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en deze toelichting. De regels en de verbeelding vormen de juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan. De toelichting vormt de ruimtelijke onderbouwing van het initiatief en is als volgt opgebouwd:

  • in Hoofdstuk 2 wordt de bestaande situatie in het plangebied beschreven;
  • in Hoofdstuk 3 wordt het voorgenomen plan beschreven;
  • in Hoofdstuk 4 volgt een beschrijving van het ruimtelijke beleidskader dat van toepassing is op het bestemmingsplan;
  • in Hoofdstuk 5 komen de relevante milieu- en omgevingsaspecten aan bod;
  • in Hoofdstuk 6 volgt de beschrijving van het juridische deel van het plan;
  • in Hoofdstuk 7 komt de economische uitvoerbaarheid aan bod en worden tenslotte de resultaten uit overleg en inspraak besproken en behandeld.

Hoofdstuk 2 Plangebied

2.1 Omgeving Van Het Plangebied

Nieuwstadt is gelegen aan de Duitse grens in het smalste stukje Nederland. Het plangebied bevindt zicht in het centrum van Nieuwstadt. Het perceel ligt aan de noordoostelijke perceelgrens van de Sint-Janskerk. In noordwestelijke richting bevindt zich de Markt.

De Gouverneur Houbenstraat is de hoofdweg van Noord naar Zuid. De vanuit Susteren komende Susterderweg gaat in Nieuwstadt over in de Gouverneur Houbenstraat. Wanneer de straat Nieuwstadt verlaat gaat deze over in 'Op de Brug' en vervolgens de 'Sittarderweg'. Naast de bovengenoemde weg loopt er nog een van zuidwestelijke richting komende weg Nieuwstadt binnen. Dit is de vanuit Limbricht komende Limbrichterweg. Eenmaal in Nieuwstadt gaat de naam van deze weg over in de Grachtstraat. Met de klok mee loopt deze straat in een boog rondom Nieuwstadt. Hierbij verandert de naam van Grachtstraat, naar Beijerstraat en ter hoogte van de Haverterstraat in de Randenborgweg. De Haverterweg is de ontsluiting van Nieuwstadtaan de noordoostelijke kant richting Duitsland. Naast de Haverterweg leidt de Millenerweg in het zuidoosten richting Duitsland.

afbeelding "i_NL.IMRO.1711.BP20230715-OW01_0004.png"

Figuur: Ligging plangebied binnen het stedelijk gebied van Nieuwstadt (Bron: ruimtelijkeplannen.nl)

2.2 Huidige Situatie

In de huidige situatie is er binnen het plangebied geen bebouwing aanwezig. Het perceel betreft een braak liggend stuk grond ten oosten naast de voormalige pastorie. De voormalige pastorie is op dit moment verhuurd voor reguliere bewoning. Het perceel heeft in de huidige situatie een woonfunctie, maar wordt daarvoor niet benut.

Langs het perceel staat nog een muurtje als erfafscheiding. Het betreft eenzelfde soort afscheidingsmuur als die rondom de kerk. Ook aan de overkant van de Millenerstraat langs het gemeenschapshuis is eenzelfde muur te vinden.

Aan de hand van deze muur valt af te leiden dat het perceel vroeger tot de pastorie en de kerk heeft gehoord. Om het maatschappelijke karakter te versterken is deze muur ook rondom het gemeenschapshuis geplaatst.

Toenemende parkeerdruk in het centrum van Nieuwstadt

Tegenwoordig moeten er bij woningen voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd worden op eigen terrein. Het centrum van Nieuwstadt is ingericht in een tijd dat auto's niet alleen kleiner waren, maar mensen ook minder auto's in hun bezit hadden. De nauwe Millenerstraat is niet bepaald breed en zodoende niet geschikt om het actuele aantal voertuigen op de straat kwijt te kunnen.

Naast de directe omwonenden trekken ook de Sint-Janskerk en het gemeenschapshuis de nodige bezoekers. Het gemeenschapshuis heeft geregeld evenementen die veel bezoekers trekken. In de Sint-Janskerk wordt nog iedere week een mis gegeven. Met het afnemende aantal kerken en diensten in de omgeving, trekt de kerk van Nieuwstadt bezoekers van buitenaf. Te verwachten is dat deze bezoekers met de auto komen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1711.BP20230715-OW01_0005.png"

Figuur: Geo-Obliek uit 2022 van de planlocatie vanaf het zuiden. Het perceel 2278 is rood omkaderd. (bron: Slagboom en Peeters)

afbeelding "i_NL.IMRO.1711.BP20230715-OW01_0006.png"

Figuur: Geo-Obliek uit 2022 van de planlocatie vanaf het noorden. Het perceel 2278 is rood omkaderd. (bron: Slagboom en Peeters)

Hoofdstuk 3 Planvoornemen

3.1 Realisatie Parkeervoorzieningen

Het planvoornemen bestaat uit de realisatie van 12 parkeerplaatsen. De parkeerplaatsen zijn bedoeld voor algemeen, openbaar gebruik. Dit betekent dat de parkeerplaatsen door iedereen gebruikt mogen worden en het terrein openbaar toegankelijk zal zijn. Het terrein wordt ingericht met bestrating, grasbetontegels en beplanting.

De ontwikkeling van een parkeerplaats sluit aan op de toegenomen behoefte aan parkeerplaatsen. Op de bovenstaande luchtfoto's valt het aantal geparkeerde auto's langs het trottoir op. Door het realiseren van de parkeerplaats moet dit beeld veranderen.

3.2 Voorlopig Inrichtingsplan

Er is voor deze locatie een voorlopig inrichtingsplan opgesteld. In de toekomstige situatie zal het muurtje worden verwijderd om een open locatie te creëren. Vanaf de Millenerstraat bekeken zal er vervolgens in het midden van de locatie een inrit worden gerealiseerd. Deze inrit zal bestraat worden met straatbakstenen. Ter hoogte van de stoep zal deze inrit worden gerealiseerd in halfsteensverband. Door de in kort verband gelegde stoep ter plaatse van de inrit in een lang verband te leggen wordt het karakater van een openbare inrit versterkt.

Het perceel zelfs wordt voorzien van straatbakstenen in keperverband en grasbetontegels ter plaatsen van de individuele parkeerplaatsen. Doordat de Millenerstraat in toekomst zal worden vernieuwd en met dezelfde straatbakstenen in keperverband zal worden bestraat, moet duidelijk worden dat de parkeerplaatsen onderdeel uitmaken van de openbare ruimte.

Vanaf de straat kijkend zullen zich de parkeerplaatsen aan de linker- en rechterkant van de inrit bevinden. Aan iedere kant worden zes parkeerplaatsen gesitueerd. De ruimte rondom de parkeerplaatsen zal worden voorzien van een groenstructuur in de vorm van sierplantsoen en zes bomen. Ter plaatse van de voormalige muur wordt een haag met gazon aangelegd. De groenstructuur aan de randen van de parkeerplaatsen moet het terrein aantrekkelijk vormgeven.

Daarnaast moet de groensstructuur het openkarakter benadrukken door het vormen van een eenheid. Wanneer de Millenerstraat nieuw wordt bestraat zullen hier groene vereersremmers worden gerealiseerd. Doordat deze chicanes worden voorzien met dezelfde sierbeplanting en bomen als de parkeersplaats, onstaat er een eenheid en wordt het open karakter versterkt.

Het bijbehorende inrichtingsplan in opgenomen als Bijlage 1 bij deze toelichting. Hieronder is een uitsnede van de tekening te zien. De bijbehorende verklaring van de materialen is tevens te vinden in de bijlage.

afbeelding "i_NL.IMRO.1711.BP20230715-OW01_0007.png"

Figuur: Uitsnede Inrichtingsplan

3.3 Doelgroep

Conform het collegebesluit richt het voornemen zich op het realiseren van 12 openbare parkeerplaatsen. De locatie is gezien de centrale ligging en de parkeerdruk in dit gebied een logische plek voor een openbare parkeerplaats. Hiermee kan het parkeerprobleem gericht worden aangepakt.

Mogelijke gebruikers van het terrein zijn hieronder kort benoemd.

  • Bewoners woonachtig in de Millenerstraat of aangrenzende straten;
  • Bezoekers van bewoners van de Millenerstraat of aangrenzende straten;
  • Bezoekers van het gemeenschapshuis 'ut Gemeinsjapshoes';
  • Bezoekers van de Sint-Janskerk of de naastgelegen begraafplaats.

3.4 Afwijking Geldend Bestemmingsplan

De planlocatie is in het geldend bestemmingsplan bestemd met de bestemming 'Wonen'. Het planvoornemen, het realiseren van een openbare parkeerterrein bestaande uit 12 parkeerplaatsen, is conform deze bestemming niet mogelijk.

Om de beoogde ontwikkeling mogelijk te maken dient het huidige bestemmingsplan te worden gewijzigd naar de bestemming 'Verkeer'.

Hoofdstuk 4 Beleidskaders

4.1 Rijksbeleid

4.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is door het Rijk opgesteld. Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 wordt hierin de langetermijnvisie in beeld gebracht. Op nationale belangen wil het Rijk (net als nu) sturen en richting geven. Hiervoor worden vier prioriteiten onderscheiden:

  1. 1. Ruimte voor klimaat adaptatie.
  2. 2. Duurzaam economisch groeipotentieel.
  3. 3. Sterke en gezonde steden en regio's.
  4. 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Om invulling te kunnen geven aan deze vier prioriteiten hanteert het rijk de volgende drie afwegingsprincipes:

  1. 1. Combinaties van functies gaat voor enkelvoudige functies.
  2. 2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal.
  3. 3. Afwentelen wordt voorkomen.

Verduurzaming is het meest urgent in de meest milieubelaste en kwetsbare gebieden, zoals nabij waardevolle natuurgebieden (bijv. met een grote culturele waarde) en grondwaterbeschermingsgebieden, bij gebieden waar de concentratie van bedrijven groot is of waar bedrijven dicht op bewoond gebied zijn gesitueerd.

Daarnaast is voor dit project de verdere prioriteit 'Sterke en gezonde steden en regio's' van groot belang. Door de ontstane ruimte voor parkeren wordt een gezond leefklimaat in het centrum van Nieuwstadt gecreëerd. Hiermee wordt voldaan aan afwegingsprincipe '2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal'.

Door het gemeenschapshuis en de kerk in de directe omgeving van het plangebied is er sprake van een sterke sociale cultuur en een bloeiend verenigingsleven. Uitgangspunt van het planvoornemen is dat bereikbaarheid van de zowel de voorzieningen als ook de woningen in toekomst goed bereikbaar zijn.

4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel bekend als de AMvB Ruimte, zijn 13 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen met het oog op een goede ruimtelijke ordening. Het Barro is op 30 december 2011 deels in werking getreden en met enkele onderwerpen aangevuld per 1 oktober 2012. Het besluit is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Dit betreft onder meer het Nationale Natuurnetwerk (voorheen de Ecologische Hoofdstructuur) en Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.

Deze ontwikkeling is niet gelegen in of nabij een gebied waarin het Rijk een nationaal belang heeft aangewezen. Het Barro heeft daarom geen consequenties voor het planvoornemen.

4.1.3 Besluit ruimtelijke ordening, ladder voor duurzame verstedelijking

Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is per juli 2017 op onderdelen gewijzigd. In artikel 3.1.6 van het Bro is de 'motivering duurzame verstedelijking' opgenomen. Deze ladder stelt eisen aan de onderbouwing in bestemmingsplannen die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maken. De motivering duurzame verstedelijking richt zich op substantiële veranderingen en bouwplannen, die qua aard en omvang zodanig zijn, dat voor mogelijke leegstand elders gevreesd zou kunnen worden. Het doel is om overbodige bouwplannen (kantoren, woningen) te voorkomen en hergebruik te stimuleren.

Per 1 juli 2017 is een aantal wijzigingen op de eerdere ladder van kracht geworden. Op basis van deze gewijzigde tekst geldt in het geval dat het bestemmingsplan een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, dat de toelichting een beschrijving dient te bevatten van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling, de zogeheten Laddertoets.

Voor plannen binnen de categorie 'Overige functies' geldt dat de laddertoets alleen moet worden uitgevoerd indien deze stedelijke ontwikkeling 'nieuw' is. Wanneer de Ladder niet van toepassing is op het plan, is wel een motivering nodig waaruit blijkt dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. In het kader van uitvoerbaarheid moet onder andere aandacht worden besteed aan de behoefte aan het plan.

Het planvoornemen betreft een 'nieuwe' stedelijke ontwikkeling waarbij er geen woningen worden toegevoegd, maar juist een mogelijke woonbestemming wordt geschrapt om een verkeersbestemming mogelijk te maken. Hiermee is de planontwikkeling officieel Ladderplichtig volgens de ladder duurzame verstedelijking.

Netto vindt er een geen toename van wooneenheden plaats binnen het plangebied. Met het planvoornemen wordt een woonfunctie verwijderd.

Betreffende de Laddertoets voor 'Overige functies' gelden de volgende criteria voor het planvoornemen:

  • Wat is het ruimtelijk verzorgingsgebied?
  • Is er behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling?
  • Ligt de ontwikkeling in bestaande stedelijk gebied?

Vanuit de gemeente Echt-Susteren wordt de wens voor parkeervoorzieningen in het stedelijk gebied uitgesproken. De lokale behoefte is hierin leidend.

In het stedelijk gebied van Nieuwstadt is de parkeerbehoefte sterk aanwezig. Het voorliggende plan sluit aan bij deze behoefte.

Structuurvisie Echt-Susteren 2025

De behoefte aan kwalitatieve kernen met een goede bereikbaarheid staat centraal in de Structuurvisie Echt-Susteren 2025. Het ruimtelijke verzorgingsgebied van het project is gering. Het project faciliteert in 12 parkeerplaatsen. Deze zullen voornamelijk door inwoners van Nieuwstadt en de directe omgeving worden gebruikt. In de gemeente Echt-Susteren is sterke behoefte aan minder op straat geparkeerde auto's.

Het parkeerterrein zal gerealiseerd worden in een straat, waarin de trend van parkeeroverlast sterk zichtbaar is door de aanwezige voorzieningen. Niet alleen de bewoners, maar ook bezoekers van onder andere de kerk en het gemeenschapshuis zorgen voor veel op straat geparkeerde auto's. De gerealiseerde parkeerplaats maakt het mogelijk dat de bewoners en hun bezoek, maar ook bezoekers van de kerk en mogelijke evenementen in het gemeenschap huis op een aparte openbare parkeerplaats kwijt kunnen.

Op basis van de uitgesproken noodzaak van de gemeente Echt-Susteren kan er gesteld worden dat er behoefte is aan de voorgenomen ontwikkeling.

Hiermee voldoet het planvoornemen aan de criteria van de laddertoets en ligt het planvoornemen in lijn met het Bro.

4.2 Provinciaal Beleid

4.2.1 Omgevingsvisie Limburg

Op 1 oktober 2021 hebben de Provinciale Staten de omgevingsvisie van de provincie Limburg vastgesteld. De Omgevingsvisie Limburg op 25 oktober 2021 in werking getreden.

De Omgevingsvisie is een strategische en lange termijn (2030-2050) visie op de fysieke leefomgeving en beschrijft onderwerpen zoals wonen, infrastructuur, milieu, water, natuur, landschap, bodem, ruimtelijke economie, luchtkwaliteit en cultureel erfgoed. Daarnaast worden ook de aspecten gezondheid, veiligheid en een gezonde leefomgeving in de Omgevingsvisie meegenomen. In de Omgevingsverordening legt de Provincie regels vast voor onder meer natuur, milieu, (grond-)water, ontgronding, wegen, ruimte (verstedelijking, woon- en werklocaties, agrarische bedrijven).

Bovengenoemde onderwerpen worden verdeeld in een drietal hoofdopgaven.

  1. 1. Een aantrekkelijke, sociale, gezonde en veilige leefomgeving;
  2. 2. Een toekomstbestendige, innovatieve en duurzame economie; inclusief landbouwtransitie;
  3. 3. Klimaatadaptatie en energietransitie.

De Omgevingsvisie is geen blauwdruk voor de toekomst. Bij (nieuwe) ontwikkelingen kunnen we nog keuzes maken. Daarbij kiest de provincie Limburg voor maatwerk en dient er rekening gehouden te worden met het karakter en mogelijkheden van een gebied en de afweging van belangen op lokale schaal.

Als er afwegingen gemaakt moeten worden, worden deze gemaakt op basis van onderstaande Limburgse principes:

  1. 1. We streven naar een inclusieve, gezonde en veilige samenleving;
  2. 2. De kenmerken en identiteit van gebieden staan centraal;
  3. 3. Meer stad, meer land;
  4. 4. We gaan zorgvuldig om met onze ruimte voorraden, boven- én ondergronds;
  5. 5. Procesmatige uitgangspunten:
    1. a. de maatschappelijke opgaven en kansen staan centraal
    2. b. (grensoverschrijdende) samenwerking, participatie en eigenaarschap;
    3. c. we werken gebiedsgericht;
    4. d. we werken adaptief aan de opgaven;
    5. e. we werken als één overheid

Beoordeling planvoornemen

Met het planvoornemen wordt er voldaan aan de eerste hoofdopgave. Namelijk het realiseren van een aantrekkelijke, sociale, gezonde en veilige leefomgeving. Centraal doel van de te realiseren parkeerplaatsen is het verminderen van geparkeerde voertuigen op straat en het beschikbaar stellen van alternatieve parkeermogelijkheid op korte afstand. Met het planvoornemen wordt het straatbeeld verbeterd en worden omwonenden van alle gemakken voorzien door alternatieve parkeerruimte in de nabijheid. Gekeken naar de Limburgse principes kan er gesteld worden dat de gemeente Echt-Susteren aanhaakt op punt vier. De keuze voor de locatie en de invulling van het plan was een weloverwogen keuze om zorgvuldig om te gaan met de ruimtevoorrraden.

Conclusie

Gelet op het bovenstaande kan er gesteld worden dat er voldaan wordt aan de opgaven uit de Omgevingsvisie Limburg.

4.2.2 Omgevingsverordening Limburg

In de Omgevingsverordening Limburg staan de provinciale regels op het gebied van milieu, provinciale wegen, (grond-)water, grond, landbouw, natuur, wonen en ruimte.

Provinciale Staten hebben op 17 december 2021 de Omgevingsverordening Limburg 2014 vastgesteld. Deze omgevingsverordening is op 16 december 2022 gewijzigd.

De Omgevingsverordening Limburg 2014 is de nu geldende verordening. Hoewel de naam doet vermoeden dat deze verordening een al wat oudere verordening is, wordt deze een of meerdere keren per jaar geactualiseerd. De meest recente wijziging dateert van 16 december 2022. In deze wijziging zijn regels over de maximale kavelgrootte van nieuwe bedrijfsterreinen, uitzonderingsregels voor kleine en diervriendelijke varkenshouderijen, regels over zonneparken, het Beschermingsgebied voor de Einstein Telescope en regels over klimaatadaptatie opgenomen.

De Omgevingsverordening Limburg 2014 komt in zijn geheel te vervallen op het moment dat de Omgevingswet in werking treedt. Op dat moment zal deze worden vervangen door de Omgevingsverordening Limburg 2021.

Beoordeling planvoornemen

Parkeerplaatsen

Volgens de Omgevingsvergunning geldt op basis van paragraaf 4.3.9 Infrastructuur, Artikel 4.48 'Aanwijzing vergunningplichtige gevallen' het volgende:

"Het is verboden zonder omgevingsvergunning een weg, spoorweg, vaarweg, parkeerplaats of ander terrein dat openstaat voor gemotoriseerd verkeer aan te leggen, te wijzigen of te hebben in een waterwingebied of grondwaterbeschermingsgebied, als het niet gaat om gebruikelijke onderhoudswerkzaamheden."

Voor water betreft de gebruikelijke onderhoudswerkzaamheden wordt de volgende uitleg gegeven: "Onder gebruikelijke onderhoudswerkzaamheden wordt het onderhoud verstaan dat nodig is om de weg, spoorweg, vaarweg, parkeerplaats of ander terrein dat openstaat voor gemotoriseerd verkeer in de bestaande vorm en omvang in stand te houden voor de daarvoor bestemde functie."

Op basis hiervan is het planvoornemen in lijn met de omgevingsvisie.

4.3 Gemeentelijk Beleid

4.3.1 Structuurvisie Echt-Susteren 2025

Op 31 mei 2018 is de Structuurvisie Echt-Susteren 2025 vastgesteld. Deze structuurvisie is opgebouwd als een flexibel plan dat met de benoeming van ruimtelijke principes en afwegingskaders handvaten biedt voor de toekomst van Echt-Susteren.

De gemeente Echt-Susteren heeft veel kwaliteiten. Wie in deze gemeente woont, voelt zich hier thuis en is meestal heel betrokken bij zijn omgeving. Ook de recreant weet steeds vaker de weg naar onze gemeente te vinden. Zowel ons buitengebied als ons stedelijk gebied zijn echter volop in beweging. Er is schaalvergroting in de landbouw, er stoppen steeds meer agrarische bedrijven, er is meer behoefte aan het doorbrengen van vrije tijd in het buitengebied, de bevolking krimpt, het internet-winkelen neemt toe, de rijksmiddelen voor natuur nemen drastisch af etc.. Door deze ontwikkelingen is ons buitengebied de afgelopen jaren verder versteend en in onze kernen zien we een toenemende leegstand. Dit draagt niet bij aan de leefbaarheid van onze gemeente.

Met deze toekomstvisie voor onze gemeente willen we het tij keren: we benadrukken de bescherming en verbetering van ons unieke buitengebied en sturen gericht om de leefbaarheid in al onze kernen te optimaliseren. We kiezen voor een benadering waar ontwikkelingen worden toegestaan indien de kwaliteiten van het buitengebied en de kernen er per saldo ook op vooruit gaan. Deze benadering sluit aan bij de ideeën van de provincie Limburg. Ons beleid biedt volop kansen om positief te reageren op initiatieven uit het veld. Voorwaarde is wel dat initiatieven meer dan in het verleden respect hebben voor ons mooie landschap en de bestaande bebouwing én dat ze een duurzame bijdrage leveren aan kwaliteitsverbetering van onze gemeente.

Doelstelling voor buitengebied en stedelijk gebied

Voor zowel ons buitengebied als het stedelijk gebied formuleert de structuurvisie een aantal ambities. Het realiseren van deze ambities draagt bij aan het halen van onze algemene doelstelling om ook in 2025 en lang daarna een aantrekkelijke gemeente te zijn waar het prettig wonen, werken en recreëren is.

Stedelijk gebied

Doordat het project gelegen is in de kern van Nieuwstadt zijn de doelstelling voor het stedelijk gebied van belang. Deze zijn hieronder benoemd:

  1. 1. Realisatie van een woningvoorraad die kwantitatief en kwalitatief aansluit op de vraag;
  2. 2. Gericht ruimtegebruik voor en door alle typen bedrijven;
  3. 3. Concentratie van verstedelijking gericht op behoud van een onderscheidend detailhandelsaanbod;
  4. 4. Concentratie en combinatie van maatschappelijke voorzieningen;
  5. 5. Behoud van (be)leefbare kernen;
  6. 6. Optimale bereikbaarheid van stedelijke functies;
  7. 7. Het zijn van een veilige en duurzame gemeente.

Buitengebied

Voor het buitengebied heeft de gemeente Echt-Susteren een aantal ambities geformuleerd. Deze worden hier kort benoemd

  1. 1. De rust en ruimte in ons buitengebied behouden en waar mogelijk versterken;
  2. 2. Verdere verstening tegengaan;
  3. 3. Vergroting van de contrasten tussen de aanwezige landschappen;
  4. 4. Komen tot een groen-blauwe ecologische ladder;
  5. 5. Behoud van een economisch gezonde, duurzame agrarische sector met het juiste bedrijf op de juiste plek;
  6. 6. Ruimte bieden aan een breed georiënteerde plattelandseconomie;
  7. 7. Het zijn van een toeristisch-recreatieve schakel in de Euregio.

Leidende principe bij elke afweging

Om de visie en ambities te realiseren, hanteren de gemeente Echt-Susteren bij al hun ruimtelijke (locatie)keuzes zes leidende principes. Deze dragen ertoe bij dat meer dan tot nu toe het geval is geweest ruimtelijke kwaliteit leidend is bij het dagelijks handelen, zowel in het buitengebied als in het stedelijk gebied. Vaak zal een combinatie van thema’s bruikbaar zijn, waardoor een optimale belangenafweging wordt verkregen.

  1. 1. Meer aandacht voor de onderste lagen (bodem, water, landschap, natuur, cultuurhistorie en infrastructuur);
  2. 2. Zorgvuldig ruimtegebruik (met oog voor beeldkwaliteit én economie);
  3. 3. Grensoverschrijdend denken en handelen;
  4. 4. Tegengaan van verdere verstening van het buitengebied;
  5. 5. Kwaliteit belangrijker dan kwantiteit;
  6. 6. Bereikbaarheid belangrijker dan aanwezigheid of nabijheid.

Beleid om de visie te realiseren en ambities te halen

Naast de ruimtelijke hoofdprincipes is er binnen de Structuurvisie concreet beleid voor elk beleidsveld in de structuurvisie opgenomen.

Voor het planvoornemen zijn de beleidsvelden 'Maatschappelijke voorzieningen', 'Openbare ruimte' en 'Infrastructuur' van belang.

Maatschappelijke voorzieningen

Echt-Susteren is een gemeente met een sterke sociale cultuur en een bloeiend verenigingsleven. De meeste kernen of wijken beschikken van oudsher over diverse maatschappelijke voorzieningen. De gemeente Echt-Susteren vindt het belangrijk dat er ook in de toekomst een dekkend aanbod van gemeenschapshuizen en sportaccommodaties voorhanden is en blijft. Daarom maakt de gemeente Echt-Susteren scherpe keuzes.

Uitgangspunt daarbij is dat bereikbaarheid van een voorziening belangrijker is dan nabijheid of aanwezigheid ervan. Ander uitgangspunt is dat kwaliteit van de voorziening belangrijker is dan de kwantiteit. Het doel is dat alle voorzieningen die de gemeente Echt-Susteren heeft toekomstbestendig zijn en multifunctioneel bruikbaar zijn. Verenigingen worden actief gestimuleerd tot samenwerking. Het streven is minimaal één multifunctionele accommodatie per kern, en in Echt twee of drie. Ten aanzien van sportvoorzieningen is het streven om binnen- en buitensport te koppelen en waar mogelijk te clusteren. Ten aanzien van basisonderwijs geldt dat waar bestaande (basis)scholen niet in stand kunnen worden gehouden, gestreefd wordt naar voldoende bereikbaarheid van de nabijgelegen scholen.

Openbare ruimte

De gemeente Echt-Susteren bestaat uit negen kernen en diverse gehuchten met elk een eigen specifiek karakter. De gemeente Echt-Susteren wil die eigen identiteiten behouden en versterken. Dit wordt onder andere bereikt door een onderscheidende inrichting van de openbare ruimte. Bij dorpsentrees zet de gemeente Echt-Susteren in op verhoogde beeldkwaliteit. De gemeente Echt-Susteren streeft ernaar dat de openbare ruimte bijdraagt aan het welzijn van onze inwoners en aan het halen van onze toeristisch recreatieve doelen. Verder vindt de gemeente Echt-Susteren het van belang dat alle kernen, wijken en buurten veilig en leefbaar zijn.

Infrastructuur

De gemeente Echt-Susteren streeft naar een goede doorstroming van goederen en personen, met name rond onze (te ontwikkelen) woon- en werklocaties. De gemeente Echt-Susteren voorziet geen nieuwe doorsnijdingen van het landschap meer voor snelverkeer. De gemeente Echt-Susteren wil de kwaliteit van de bestaande wegen waar nodig (blijven) verbeteren. Ten aanzien van langzaam verkeer geldt dat de gemeente Echt-Susteren kernen en waardevolle (recreatieve) punten en voorzieningen met elkaar wil verbinden en bereikbaar maken. Ook de (verkeers)veiligheid binnen onze kernen wel de gemeente Echt-Susteren verbeteren. Verder heeft de bereikbaarheid van hulpdiensten onze aandacht als ook het bieden van voldoende parkeergelegenheid. Ten aanzien van openbaar vervoer geldt dat gestreefd wordt naar het creëren van toegankelijk vervoer (met name voor minder mobiele groepen) vanuit de diverse kernen naar in elk geval de hoofdkernen Echt en Susteren.

Beoordeling

De doelstellingen van het planvoornemen sluiten het beste aan bij de vijfde ambitie voor het stedelijk gebied 'Behoud van (be)leefbare kernen'. Dit sluit aan bij de leidende principes '2. Zorgvuldig ruimtegebruik; '5. Kwaliteit belangrijker dan kwantiteit' en '6. Bereikbaarheid belangrijker dan aanwezigheid of nabijheid'. Door de bruisende kern en de aanwezige maatschappelijke voorzieningen in de buurt van het plangebied sluit het plan aan op de beleidsvelden 'Maatschappelijke voorzieningen', 'Openbare ruimte' en 'Infrastructuur'. Door het aanleggen van de parkeerplaats blijven de voorzieningen bereikbaar. Doordat de auto's niet op straat geparkeerd staan wordt er gezorgd voor verkeersveiligheid, maar ook een verhoogde beeldkwaliteit van het centrum. Allemaal punten uit de structuurvisie.

Conclusie

Hieruit blijkt dat het planvoornemen voor het realiseren van parkeergelegenheid in de kern aansluit bij de Structuurvisie.

Hoofdstuk 5 Milieu- En Omgevingsaspecten

5.1 Bedrijven- En Milieuzonering

Vanuit het aspect 'goede ruimtelijke ordening' dient er voldoende ruimtelijke scheiding te zijn tussen hinderveroorzakende (o.a. bedrijven) en hindergevoelige functies (waaronder woningen). Voorgaande moet op twee manieren getoetst worden. Enerzijds wordt er gekeken of het perceel zelf veroorzaker is van hinder en anderzijds wordt bekeken of het perceel kwetsbaar is voor hinder. Voor het toetsen van deze ruimtelijke scheiding is de VNG-publicatie 'Handreiking Bedrijven- en milieuzonering' leidend. In deze publicatie zijn voor verschillende soorten bedrijven richtafstanden opgenomen betreffende geluid, geur, gevaar en stof.

Beoordeling

Het plan bestaat uit de realisatie van een openbare parkeerplaats bestaande uit 12 parkeerplaatsen. Een parkeerplaats is geen hindergevoelige functie en tevens geen bedrijf met milieubelastende activiteiten. Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor het planvoornemen.

5.2 Geluid

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) te worden onderzocht of sprake is van geluidsoverlast, in het bijzonder in verband met verkeer, spoor of bedrijven. In de Wet geluidhinder is bepaald dat ten aanzien van zogenaamde 'geluidsgevoelige objecten' wettelijke eisen gelden ten aanzien van de maximale belasting.

Het planvoornemen voorziet in het oprichten 12 openbare parkeerplaatsen. Er is geen sprake van de realisatie van een geluidgevoelig object zoals bedoeld in de Wet geluidhinder. Tevens is geen sprake van de vestiging van een bedrijf met milieubelastende activiteiten. Vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening is wel de geluidbelasting in beeld gebracht van de parkeerplaats op omliggende woningen.

Hiervoor is door Aelmans Ruimte, Omgeving en Milieu een memo industrielawaai opgesteld (rapportnr. ROM230083.001.001/JME, d.d. 15 december 23). De rapportage is toegevoegd als Bijlage 2 bij de toelichting. De hoofdlijnen van de memo industrielawaai worden hieronder weergegeven.

Samenvatting resultaten

Uit de resultaten van de berekeningen, die in het kader van het akoestisch onderzoek rond de ontwikkeling van de openbare parkeerplaats aan de Millenerstraat te Nieuwstadt zijn uitgevoerd, kunnen de in onderstaande conclusies worden getrokken.

Langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT)

  • Het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau voldoet ter plaatse van de gevels van geluidgevoelige objecten aan de geluidgrenswaarde van stap 2 uit de VNG-publicatie, zijnde 50 dB(A) etmaalwaarde. Wel wordt voldaan aan stap 3, zijnde 55 dB(A) etmaalwaarde voor gemengd gebied. Hierbij is het aan het bevoegd gezag om te motiveren waarom het deze geluidbelasting in de concrete situatie acceptabel acht.
  • Buitenplanse inpassing is mogelijk.

Maximaal geluidniveau (LAmax)

  • Het maximale geluidniveau voldoet ter plaatse van de gevels van geluidgevoelige objecten niet aan de geluidgrenswaarde van stap 2 uit de VNG-publicatie, zijnde 70 dB(A) etmaalwaarde. Wel wordt voldaan aan stap 3 voor gemengd gebied. Hierbij is het aan het bevoegd gezag om te motiveren waarom het deze geluidbelasting in de concrete situatie acceptabel acht.
  • Buitenplanse inpassing is mogelijk.

Conclusie

Het maximale geluidniveau voldoet ter plaatse van de gevels van geluidgevoelige objecten niet aan de geluidgrenswaarde van stap 2 uit de VNG-publicatie, zijnde 70 dB(A) etmaalwaarde. Wel wordt voldaan aan stap 3 voor gemengd gebied. Hierbij is het aan het bevoegd gezag om te motiveren waarom het deze geluidbelasting in de concrete situatie acceptabel acht.

Er is sprake van een gemengd gebied, gelet op de omliggende functies in de directe omgeving. In de directe omgeving liggen diverse detailhandelsfuncties, maatschappelijke functies en een horecafunctie, afgewisseld met woonfuncties. Er kan worden uitgegaan van een gemengd gebied, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat. De piekgeluiden van de personenauto’s zijn niet gebiedsvreemd. Voor de omwonenden zal de feitelijke situatie hierdoor niet wijzigen ten opzichte van de huidige situatie. Daarnaast worden de parkeerplaatsen naar verwachting ook gebruikt door de omwonenden, waardoor de piekgeluiden acceptabel geacht kunnen worden.

Omdat maatregelen niet mogelijk/doeltreffend zijn, kan gemotiveerd worden aangesloten bij de geluidnormen uit stap 3. Hierbij worden piekgeluiden als gevolg van aan- en afrijdend verkeer met bijbehorende piekgeluiden, waaronder onderhavige piekgeluiden vallen, buiten beschouwing gelaten.

Uit de bovenstaande motivatie kan worden geconcludeerd dat sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in het kader van geluid.

5.3 Externe Veiligheid

Externe veiligheid heeft betrekking op locaties waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, waardoor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit zouden kunnen komen te overlijden. Bij een ruimtelijke besluit voor het toelaten van (beperkt) kwetsbare objecten moet worden getoetst aan risiconormen en veiligheidsafstanden. Dit is met name relevant op korte afstand van risicobronnen. Indien een (beperkt) kwetsbaar object wordt toegelaten binnen het invloedsgebied van een belangrijke risicobron, moet ook het groepsrisico worden verantwoord. Bovendien is het van belang om af te wegen in hoeverre nieuwe risicobronnen binnen een plangebied worden toegestaan.

Voor de beoordeling van een ruimtelijk plan moet voor externe veiligheid worden vastgesteld of het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van specifieke risicovolle inrichtingen, relevante transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen of relevante buisleidingen. Toetsingskaders zijn het "Besluit externe veiligheid inrichtingen" (Bevi), het "Besluit externe veiligheid transportroutes" (Bevt) en het "Besluit externe veiligheidbuisleidingen" (Bevb). Daarnaast zijn in het Vuurwerkbesluit en het Activiteitenbesluit milieubeheer veiligheidsafstanden genoemd die rond stationaire risicobronnen, niet zijnde een Bevi-inrichting, moeten worden aangehouden.

Beoordeling

Het voornemen bestaat uit het realiseren van een parkeerterrein bestaande uit 12 openbare parkeerplaatsen. Daarmee worden per saldo geen nieuwe kwetsbare objecten toegevoegd. In het kader van externe veiligheid hoeft hierdoor niet te worden beoordeeld of het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van specifieke risicovolle inrichtingen, relevante transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen of relevante buisleidingen.

Conclusie

Met het bovenstaande kan worden gesteld dat het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt voor het planvoornemen.

5.4 Bodem

Indien sprake is van een planologische functiewijziging, dient te worden beoordeeld of de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse geschikt is voor het voorgenomen gebruik.

Beoordeling

Voor de ontwikkeling geldt dat er in de huidige situatie al sprake is van een woonbestemming. De enkelbestemming 'Wonen' wordt milieukundig als meest gevoelige bestemming gezien. Er is hierdoor sprake van een functiewijziging waarbij het beschermingsniveau van de nieuwe functie niet toeneemt.

Het beoordelen van de bodemkwaliteit is niet noodzakelijk voor de uitvoerbaarheid van het voorliggend bestemmingsplan.

Conclusie

Het aspect bodem vormt geen belemmering voor het planvoornemen.

5.5 Geur

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) is op 1 januari 2007 in werking getreden. Met de Wet geurhinder en veehouderij geldt één toetsingskader voor vergunningplichtige veehouderij in de gehele gemeente. Voor niet vergunningverplichte veehouderijen en overige agrarische niet vergunningplichtige bedrijven is het Activiteitenbesluit het toetsingskader.

De Wet geurhinder en veehouderij bevat normen en afstanden die bedrijven moeten aanhouden ten opzichte van geurgevoelige objecten. Daarnaast geeft de Wet geurhinder en veehouderij gemeenten de beleidsvrijheid om maatwerk te leveren dat is afgestemd op de ruimtelijke en milieuhygiënische feiten en omstandigheden in een concreet gebied en de gewenste (toekomstige) ruimtelijke inrichting.

Beoordeling

Het planvoornemen voorziet niet in het toevoegen van woningen, zijnde geurgevoelige objecten. Het plangebied is niet gelegen in de nabijheid van geuremissiebronnen, zo blijkt uit een quickscan op dit aspect. Een nadere toetsing is daarom niet nodig.

Conclusie

Het aspect geur vormt geen belemmering voor het planvoornemen.

5.6 Luchtkwaliteit

In hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (hierna ook: Wm), zijn de belangrijkste bepalingen inzake de luchtkwaliteit opgenomen. Dit hoofdstuk staat ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'. Het doel van titel 5.2 Wm is om de mens te beschermen tegen de negatieve gevolgen van luchtverontreiniging op hun gezondheid. In de wet- en regelgeving zijn de richtlijnen uit de Europese regelgeving opgenomen, waaraan voorgenomen ontwikkelingen dienen te voldoen.

Wanneer een project aangeduid kan worden als 'Niet in betekenende mate bijdragen' aan de luchtverontreiniging (NIBM), vormen de luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid van een bestuursorgaan ex artikel 5.16 Wm. In het besluit NIBM wordt gesteld dat een project NIBM is wanneer een activiteit maximaal 3% van de jaargemiddelde grenswaarde bijdraagt aan de concentraties fijnstof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met een toename van maximaal 1,2 µg/m3 voor zowel PM10 als NO2.

In de regeling NIBM is (onder andere) aangegeven dat een plan tot 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg niet in betekenende mate bijdraagt aan de toename van de concentratie fijnstof en stikstofdioxide in de lucht.

Beoordeling

Voorliggend plan voorziet niet in het toevoegen van woningen. Hierdoor blijft het voornemen ruimschoots onder de grens van 1.500 bij één ontsluitingsweg, waardoor het planvoornemen kan worden aangemerkt kan worden als NIBM.

Uitgaande van de achtergrondconcentraties die gelden binnen de gemeente en het feit dat de ontwikkeling niet is gelegen bij knelpunten ten aanzien van de luchtkwaliteit, kan gesteld worden dat de luchtkwaliteit voldoet aan de normen die gesteld zijn in de Wmb. De Wmb staat derhalve de realisering van het parkeerterrein niet in de weg.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat het aspect luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor voorgenomen ontwikkeling.

5.7 Natuur

Voor de planologische procedure dient te worden vastgelegd dat de voorgenomen ontwikkeling uitvoerbaar is binnen de geldende natuurwetgeving. In de wetgeving op het gebied van natuurbescherming wordt onderscheid gemaakt tussen beschermde gebieden en beschermde soorten.

5.7.1 Beschermde gebieden

Er dient aannemelijk te worden gemaakt dat het plan geen negatieve effecten heeft op de instandhoudingsdoelstellingen van Europees beschermde Natura2000-gebieden en het provinciaal natuurnetwerk (Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszone).

De onderzoekslocatie is niet gelegen binnen de grenzen, of in de directe nabijheid van een gebied dat aangewezen is als Natura 2000. Het meest nabijgelegen Natura 2000-gebied, Grensmaas, bevindt zich op circa 5 kilometer afstand ten westen van de onderzoekslocatie. Op circa 6,3 kilometer net noordoosten van het plangebied bevindt zich Natura2000-gebied Abdij Lilbosch & voormalig Klooster Mariahoop. Op circa 9,5 kilometer ten zuiden van het plangebied bevindt zich Natura2000-gebied Geleenbeekdal.

afbeelding "i_NL.IMRO.1711.BP20230715-OW01_0009.png"

Ligging plangebied ten opzichte van Natura2000-gebieden

Als een (bouw)project significant negatieve effecten veroorzaakt op stikstofgevoelige habitattypen en soorten in een Natura2000-gebied als gevolg van stikstofemissie of andere effecten is een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming vereist (zie artikel 2.7 en 2.8 van de Wet natuurbescherming). Om de gevolgen van het voornemen op omliggende Natura2000-gebieden inzichtelijk te maken, is er door Pouderoyen Tonnaer een notitie opgesteld inclusief AERIUS-berekening uitgevoerd (J230083.004, d.d. 13 december 2023). Deze notitie is bijgevoegd als Bijlage 3 bij deze toelichting.

Op basis van het bouwplan en is ten aanzien van het aspect stikstof uitsluitend de realisatiefase als gevolg van tijdelijke effecten ten gevolge van sloop- en aanlegactiviteiten van belang. Het bouwplan leidt niet tot een toename van het aantal verkeersbewegingen, doordat bewoners en bezoekers in de huidige situatie in de nabije omgeving van het plangebied parkeren.

De gegevens zijn ingevoerd in de AERIUS calculator (versie 2023). Uit deze berekening volgen geen rekenresultaten die leiden tot een toename van de stikstofdepositie op nabijgelegen Natura 2000-gebieden groter dan 0,00 mol/ha/jaar. Rekening houdend met voorgaande conclusies kunnen significant nadelige effecten op Natura 2000-gebieden ten gevolge van de realisatiefase worden uitgesloten.

Conclusie

Op basis van het voorgaande kunnen negatieve effecten ten gevolge van stikstof tijdens de realisatiefase op de instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebieden worden uitgesloten, waardoor een vergunning in het kader van de Wet natuurbescherming niet vereist is.

5.7.2 Beschermde soorten

Wat betreft soortenbescherming is de Wet Natuurbescherming (Wnb) van toepassing. De soortenbescherming heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, (trek)vogels, reptielen en amfibieën, een aantal vissen, libellen en vlinders, enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde dierensoorten en een aantal vaatplanten. Voor alle soorten, dus ook voor de soorten die niet onder de aangewezen bescherming vallen, of die zijn vrijgesteld van de ontheffingsplicht, geldt de zogenaamde 'algemene zorgplicht' (art. 1.10 Wnb). Deze zorgplicht houdt in dat de initiatiefnemer passende maatregelen neemt om schade aan aanwezige soorten te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om het niet verontrusten of verstoren in de kwetsbare perioden zoals de winterslaap, de voortplantingstijd en de periode van afhankelijkheid van de jongen. De zorgplicht geldt altijd en voor alle planten en dieren, of ze beschermd zijn of niet, en in het geval dat ze beschermd zijn ook als er een ontheffing of vrijstelling is verleend.

Tevens geldt onder de Wet Natuurbescherming dat bij ruimtelijke ontwikkelingen naast de zorgplicht ook rekening gehouden moet worden met juridisch zwaarder beschermde soorten vanuit nationaal en Europees oogpunt. Beschermde soorten vanuit nationaal oogpunt betreffen soorten uit 'bijlage A en B' van de Wet Natuurbescherming. Beschermde soorten vanuit Europees oogpunt betreffen soorten uit Bijlage IV van de Habitatrichtlijn, de soorten uit Bijlage 1 en 2 Verdrag van Bern, en Bijlage 1 verdrag van Bonn, en alle in Europa inheemse vogels (Vogelrichtlijn).

5.7.3 Quickscan Flora & Fauna

Met het planvoornemen wordt de realisatie van een openbare parkeerplaats mogelijk gemaakt. Om dit mogelijk te maken moet de functie van het perceel worden aangepast. Naast de functiewijziging moet de aanwezige beplanting worden verwijderd. Om de functiewijziging en de bouw van een gebouw mogelijk te maken moet aangetoond worden dat met het planvoornemen geen negatieve invloed wordt uitgeoefend op de op basis van de Wnb beschermde soorten.

In verband met bouwwerkzaamheden en de functiewijziging heeft Aelmans Milieu een quickscan flora & fauna uitgevoerd met betrekking tot het voorkomen van beschermde flora en fauna ter plaatse van het perceel Millenerstraat (ong. 3) te Nieuwstadt (rapportnummer AMO230608, d.d. 15 december 2023, Bijlage 4).

Resultaten

Op 24 november heeft er een locatiebezoek plaatsgevonden. Tijdens het veldbezoek zijn geen beschermde soorten of aanduidingen op de mogelijke aanwezigheid daarvan geconstateerd.

Op basis van de resultaten van de uitgevoerde quickscan kan worden uitgesloten dat de beoogde activiteiten een negatieve invloed zullen hebben op beschermde soorten vanuit de Wet natuurbescherming.

Aanbevelingen

Voor de geplande ingreep moeten alle aanwezige struiken worden gerooid. Deze struiken kunnen tijdens het broedseizoen niet jaarrond beschermde nesten bevatten. Door de geplande ingreep kunnen deze nesten verstoord worden. Rooiwerkzaamheden dienen buiten het broedseizoen (15 maart - 1 augustus) uitgevoerd te worden. Indien dit niet mogelijk is zal voorafgaand aan de werkzaamheden een broedvogelcheck uitgevoerd moeten worden.

Op en direct nabij de onderzoekslocatie zijn geen bomen aanwezig en is de onderzoekslocatie voor boombewonende vleermuizen derhalve ongeschikt als verblijfplaats.

Zorgplicht en natuurinclusief bouwen

Onder artikel 1.11 van de Wet natuurbescherming geldt er een zorgplicht voor alle in het wild levende dieren en planten en ook gebieden. Volgens de zorgplicht dienen er, in redelijkheid, zo veel mogelijk maatregelen genomen te worden om onnodig doden, verwonden of schade aan dieren, planten en gebieden te voorkomen. Dit geldt in praktijk voornamelijk voor de minder streng beschermde soorten, waarbij onnodig doden, verwonden of beschadigen vermeden dient te worden.

Door tijdens de ontwerpfase te denken aan “natuurinclusief” bouwen kan de nieuwe parkeerplaats meer natuurwaarde bieden. Denk hierbij aan bijvoorbeeld het toepassen van openbestrating of grasstenen, maar ook aan het aanplanten van inheemse bomen en struiken.

Conclusie

Op basis van de quickscan die is uitgevoerd ter plaatse van het perceel Millenerstraat (ong. 3) te Nieuwstadt kan worden uitgesloten dat de voorgenomen bouwwerkzaamheden een negatieve invloed heeft op beschermde soorten vanuit de Wet natuurbescherming en natuurgebieden.

5.7.4 Conclusie

Op basis van het bovenstaande vormt het aspect geen belemmering voor het planvoornemen.

5.8 Archeologie

Als wettelijk toetsingskader In Europees verband is het 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk in situ te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. Bij het ontwikkelen van ruimtelijk beleid moet het archeologisch belang vanaf het begin meewegen in de besluitvorming.

Op 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. Deze wet is de Nederlandse uitwerking van het Verdrag van Malta uit 1992. In de Wamz is vastgelegd dat Rijk, provincies en gemeenten in ruimtelijke plannen rekening houden met het aspect 'archeologie'. De wet beoogt het archeologische erfgoed in hoofdzaak in situ te beschermen.

5.8.1 Archeologische beleidskaart Echt-Susteren

Gemeenten zijn met de inwerkingtreding van de Wamz in grote mate verantwoordelijk voor hun eigen bodemarchief.

De gemeente Echt-Susteren heeft op 24 februari 2011 voor het gehele grondgebied een archeologische verwachtingenkaart vastgesteld.

Op deze archeologische beleidskaart (RAAP-rapport 1951, kaartbijlage I-1, 2010) is te zien aan welke gebieden archeologische waarden en archeologische verwachtingswaarden (hoog, middelhoog en laag) zijn toegekend. Ook is hierop het provinciaal aandachtsgebied aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1711.BP20230715-OW01_0010.png"

Figuur: Uitsnede archeologische beleidskaart Echt-Susteren inclusief legenda

Op deze kaart is het plangebied aangemerkt als Archeologisch Monumentenkaart (AMK) terrein van (zeer) hoge archeologische waarde door de ligging in een historische kern.

In deze gebieden is archeologisch onderzoek noodzakelijk bij grondwerkzaamheden dieper dan 0,40 meter onder het maaiveld en een oppervlakte groter dan 100 m². In verband met deze archeologische verwachting zijn in het geldend bestemmingsplan eerder de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' opgenomen.

Op basis van het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) blijkt dat het maaiveld van het perceel ongeveer 50 cm hoger ligt dan de hoogte van de straat. Voor de realisatie van de parkeerplaats dient het perceel minimaal te worden afgegraven tot straathoogte. Daarnaast dienen mogelijk waterbuffers te worden geplaatst. Het planvoornemen betreft hierdoor een ingreep die dieper en groter is dan de drempelwaarde voor archeologisch onderzoek. Nadere archeologische toetsing is daarom noodzakelijk.

5.8.2 Archeologisch bureau- en inventariserend veldonderzoek

Om de archeologische verwachting in het plangebied nader in beeld te brengen wordt een inventariserend veldonderzoek door middel van boringen uitgevoerd. De rapportage van het onderzoek zal na afronding worden bijgevoegd aan de toelichting. Het conclusies en aanbevelingen op basis van het onderzoek zullen daarnaast hieronder worden verwerkt.

Voorwaarde is dat het archeologisch onderzoek en mogelijk aanvullend onderzoek voor vaststelling van het plan wordt afgerond.

5.9 Cultuurhistorie

Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) heeft de gemeente Echt-Susteren een cultuurhistorische en aardkundige waardenkaart opgesteld (RAAP-rapport 2943, Fraaie landstreken, belangrijke wandelingen en indrukwekkende gedenktekens; Een cultuurhistorische en aardkundige waardenkaart van de gemeente Echt-Susteren (actualisatie)).

Deze beleidskaart is de planologische borging van cultuurhistorische waarden binnen de gemeente Echt-Susteren in de vorm van het bestemmingsplan 'Cultuurhistorie Echt-Susteren', vastgesteld op 22 september 2016.

afbeelding "i_NL.IMRO.1711.BP20230715-OW01_0011.png"

Figuur: Waardering van het historisch cultuurlandschap van Gemeente Echt-Susteren

Het plangebied bevindt zich in een niet gewaardeerd terrein, binnen het waardevol ensembel met het nummer 2. Het waardevol ensembel van landschap en gebouwd erfgoed met nummer 2, is omschreven als de historische stadskern Nieuwstadt, stedenbouwkundig gaaf met historische bebouwing, karakteristieke open gebiedjes en buitenplaats (Witham).

Het plangebied ligt grens aan een gebied met een hoog-gemiddelde cultuurhistorische waarde. In een gebied van hoog-gemiddelde waarde is de oude stedenbouwkundige waarde in potentie aanwezig of nog herkenbaar.

Het zijn gebieden met een gemiddelde cultuurhistorische en ruimtelijke kwaliteit in de samenhang tussen bebouwing, openbare ruimte en beplanting, en/of enige relatie met de historische en landschappelijke hoofdstructuren.

afbeelding "i_NL.IMRO.1711.BP20230715-OW01_0012.png"

Figuur: Omgeving van het plangebied in de loop van de jaren (linksboven 1900, rechtsboven 1940, linksonder 1980, rechtsonder 2020, bron: TopoTijdreis)

De locatie van het plangebied heeft lang onderdeel uitgemaakt van de tuin van de pastorie, gelegen naast de kerk van Nieuwstadt. De Sint-Janskerk, die oorspronkelijk als kapel werd gebouwd, is gebouwd in de tweede helft van de 13e eeuw gebouwd. De topografische kaarten laten zien dat het plangebied eigenlijk altijd onbebouwd is geweest.

De vroegere tuin is in de huidige situatie niet meer aanwezig, waardoor er sprake is van braak liggend terrein. Met het planvoornemen wordt uitsluitend een parkeerplaats bestaande uit 12 parkeerplaatsen gerealiseerd.

Doordat er geen sprake is van het realiseren van een woonhuis, wordt het straatbeeld niet veranderd. De structuur van de straat wordt, duidelijker zichtbaar door minder auto's op straat. Het voornemen wordt bovendien inpast in het straatbeeld, zonder historische waarden aan te tasten.

Hiermee kan worden geconcludeerd dat het aspect cultuurhistorie geen belemmeringen oplevert voor het planvoornemen.

5.10 Leidingen

Door het plangebied lopen geen boven- en/of ondergrondse leidingen die een planologische bescherming genieten (zie paragraaf 5.3). Er is dus op dat gebied geen sprake van (planologische) beschermingszones en/of belangen van derden. Het aspect leidingen vormt geen belemmering voor het planvoornemen.

5.11 Water

Op basis van de wet op de ruimtelijke ordening (Wro) en Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de watertoets verplicht bij o.a. bestemmingsplannen, inpassingsplannen, projectbesluiten en omgevingsvergunningen afwijking bestemmingsplan. Voor overige plannen, zoals een structuurvisie, dient een watertoets te worden uitgevoerd op basis van het Nationaal Bestuursakkoord Water. Het Bro regelt de verplichte waterparagraaf in de plantoelichting (art 3.1.6 Bro) en het vooroverleg met de waterbeheerder (art 3.1.1 Bro).

5.11.1 Waterparagraaf bij nieuwe ontwikkelingen

5.11.2 Beschrijving van het watersysteem

Het plangebied is gelegen in het centrum van de kern van Nieuw-Stadt. Het maaiveld varieert nauwelijk qua hoogte. De hoogte varieert tussen 35,4 en 35,6 m +NAP. De gemiddelde hoogte van het maaiveld ligt dus op 35,5 m +NAP.

De gemiddeld hoogte van de straat de straat bedraagt 35,0 m +NAP. Het plangebied ligt hierdoor hoger dan de weg. De bodemsoort ter plaatse van het plangebied is gelegen in het bebouwd gebied. Door de jaren heen is de bodem hier geroerd.

De bodemsoort gelegen aan de zuidwestelijke kant van de bebouwde kern van Nieuwstadt bestaat uit 'Ooivaaggronden met roest beginnend dieper dan 0.8 m'. Deze gronden zijn het dichtsbijgelegen aan het plangebied. Van noord naar zuid lijkt door Nieuwstadt een strook van 'Kanteerdgronden' te lopen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1711.BP20230715-OW01_0013.png"

Figuur: Bodemtypologie op korte afstand van het plangebied

Ooivaaggronden verwijzen meestal naar gronden in natte gebieden, zoals uiterwaarden, moerassen of lage weiden langs rivieren. Deze gronden hebben de eigenschap dat ze vocht vasthouden, omdat ze zich in natte omgevingen bevinden. Ooivaaggronden kunnen geschikt zijn voor bepaalde soorten landbouw, zoals grasland voor vee, omdat ze over het algemeen rijk zijn aan voedingsstoffen door de afzetting van sediment door overstromingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1711.BP20230715-OW01_0014.png"

Figuur: Bodemtypologie aan de noord en zuidkant van Nieuwstadt

De locatie bevindt zich op een Dalvlakteterras. Vormsubgroep E44. De middeld hoogste grondwaterstand GHG, uitgaande van 35 m+NAP is 34,24 m+NAP (76cm m-v). De gemiddeld laagst grondwaterstand GLG is circa 32,7 m+NAP (230 cm m-mv). De grondwaterstand bevindt zich tussen grondwatertrap VId en VIId.

In het plangebied zijn geen A-, B- of C-watergangen gelegen. Op circa 230 meter ten zuiden van het plangebied is de Geleenbeek gelegen. Op circa 630 meter ten noorden van het plangebied is de Vloedgraaf gelegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1711.BP20230715-OW01_0015.png"

Figuur: Watergangen in de buurt van het plangebied (bron: Legger Waterschap Limburg)

Door het ontbreken van verharding binnen het plangebied, infiltreert het hemelwater grotendeels op eigen terrein. Overtollig hemelwater wordt afgevoerd via het bestaande gemengde rioolsysteem. Doordat er geen woning aanwezig is, is er geen sprake van afvalwater. In de praktijk wordt, ook bij sterke regenval, geen stagnerend water op het perceel waargenomen.

In de nieuwe situatie wordt er terreinverharding aangebracht in de vorm van bestrating met klinkers voor het parkeerterrein. Naast de klinkers zal er ook gebruik gemaakt worden van grasbetontegels om de infiltratie te verbeteren. In de nieuwe situatie zal het hemelwater worden geborgd en geïnfiltreerd binnen het plangebied. Dit zorgt voor een waterhuishoudkundige verbetering.

5.11.3 Waterbeleid

5.11.4 Watertoets

De watertoets is bedoeld om ruimtelijke plannen en besluiten meer waterbestendig te maken, doordat waterbelangen van gemeente, waterschap en eventueel andere waterbeheerders vroegtijdig en expliciet worden meegewogen. In het ruimtelijk plan moet voldoende rekening zijn gehouden met de waterhuishouding en -voorzieningen.

Voor het planvoornemen is een digitale watertoets uitgevoerd. De watertoets is bedoeld om ruimtelijke plannen meer waterbestendig te maken, waarbij wateraspecten vroegtijdig en expliciet worden meegenomen in ruimtelijke plannen en bij locatiekeuzen.

De watertoets voor dit plan heeft plaatsgevonden via de Digitale Watertoets (www.dewatertoets.nl) en is bijgevoegd als Bijlage 5 bij deze toelichting. Uit de ligging een gebied dat is aangeduid als 'Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied', dient het waterschap betrokken te worden bij de planvorming. Het waterschap kan de onderdelen die in de voorgaande paragraaf zijn besproken betrekken bij de beoordeling. Het waterschapsbelang is in dit geval voldoende geborgd door de voorwaarden op basis van de gebiedsaanduiding 'Milieuzon - grondwaterbeschermingsgebied'.

5.11.5 Conclusie

Realisatie van het planvoornemen leidt niet tot negatieve effecten op de aspecten met betrekking tot de waterhuishouding. Voor de realisatie van de parkeerplaats is een watervergunning noodzakelijk op basis van het grondwaterbeschermingsgebied. Bij de aanvraag de watervergunning dient rekening gehouden te worden met het bergen en infiltreren van water binnen de perceelsgrenzen. Geconcludeerd kan worden dat het waterbelang voldoende is geborgd en het aspect water geen belemmering vormt voor het voorgenomen initiatief.

5.12 Vormvrije M.e.r.-beoordeling

De milieueffectrapportage is een hulpmiddel om bij diverse procedures het milieubelang een volwaardige plaats in de besluitvorming te geven. Milieueffectrapportage (m.e.r.) is wettelijk verankerd in hoofdstuk 7 Wet milieubeheer (Wm). Naast de Wet milieubeheer is het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) belangrijk om te kunnen bepalen of bij de voorbereiding van een plan of een besluit de m.e.r.-procedure moet worden doorlopen. Op 21 februari 2011 heeft de wetgever het Besluit milieueffectrapportage en het Besluit omgevingsrecht gewijzigd.

Een m.e.r.-procedure is noodzakelijk als een besluit wordt genomen over een activiteit waarbij belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden. De vraag of door voorgenomen activiteiten belangrijke nadelige milieugevolgen veroorzaakt kunnen worden staat dan ook centraal bij het beoordelen of een m.e.r. moet worden uitgevoerd. De Europese Unie heeft in de richtlijn m.e.r. reeds aangegeven bij welke activiteiten er zeer waarschijnlijk sprake is van belangrijke nadelige milieugevolgen. Deze activiteiten zijn door de Nederlandse regering overgenomen en verwerkt in onderdeel C van het Besluit m.e.r. Voor deze activiteiten geldt direct een m.e.r.-plicht.

Ook zijn in het Besluit m.e.r. activiteiten aangewezen waarvoor het niet zeker is of er belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden. Deze zijn beschreven in onderdeel D van het Besluit m.e.r. Om te bepalen of er bij deze activiteiten uit onderdeel D sprake kan zijn van belangrijke nadelige milieugevolgen dient hiervoor per geval een m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden.

De belangrijkste wijziging is onder andere: het meer in overeenstemming brengen van het Besluit m.e.r. met de Europese richtlijn m.e.r. Hierbij hebben onder andere de zogenaamde drempelwaarde voor activiteiten een indicatief karakter gekregen. Met deze wijziging is bepaald dat voor activiteiten die op de bij het besluit m.e.r. behorende C- en D lijst zijn opgenomen, áltijd aandacht aan m.e.r. geschonken dient te worden. Hierbij dient te worden bepaald of een m.e.r. of m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is.

Het komt er op neer dat voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteit(en) die voorkomen op de D- lijst die beneden de drempelwaarden vallen een toets moet worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets, die dus een nieuw element is in de m.e.r.- regelgeving, wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:

  • belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten: er is geen m.e.r. of m.e.r.-beoordeling noodzakelijk;
  • belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn niet uitgesloten: er moet een m.e.r.-beoordeling plaatsvinden of er kan direct worden gekozen voor m.e.r.

De toetsing in het kader van de vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te geschieden aan de hand van de selectiecriteria in bijlage III van de Europese-richtlijn milieueffectbeoordeling. In deze bijlage staan drie hoofdcriteria centraal:

  • de kenmerken van het project;
  • de plaats van het project;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

De voorgenomen ontwikkeling valt onder onderdeel D 11.2 ‘de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van een winkelcentra of parkeerterrein’, in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:

  • een oppervlakte van 100 hectare of meer,
  • een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, of
  • een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.

In het kader van de voorbereiding is geconstateerd dat het plan niet binnen een kwetsbaar of waardevol gebied ligt. In Hoofdstuk 3 van deze toelichting zijn de kenmerken van het project beschreven. Daaruit is gebleken dat de drempelwaarden uit de D-lijst van het Besluit m.e.r. niet wordt overschreden. Er is geen sprake van een stedelijke ontwikkeling. Verder zijn in de voorgaande paragrafen van Hoofdstuk 5 de verschillende milieuaspecten behandeld. Een m.e.r.-beoordeling voor dit project is daarom niet noodzakelijk.

Op basis van Hoofdstuk 5 en de bovenstaande vormvrije m.e.r.-beoordeling kan worden geconcludeerd dat het milieubelang en de effecten van het voornemen in voldoende mate zijn afgewogen en dat geen nadelige effecten zijn te verwachten. Er is geen nadere beoordeling noodzakelijk. Het aspect m.e.r.-beoordeling vormt geen belemmering voor het voornemen.

Hoofdstuk 6 Juridische Regeling

6.1 Algemene Plansystematiek

Het voorliggende bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en regels tezamen vormen het juridisch bindende deel van het plan. De toelichting bevat een motivatie en verantwoording van de keuzes die gemaakt zijn. Het plan voldoet aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012). Hiermee is het plan digitaal uitwisselbaar conform de laatste standaarden.

6.2 De Bestemmingen

Het voorliggend bestemmingsplan bevat een nieuwe juridische regeling. De reden voor de bestemmingsplanherziening is het mogelijk maken een een nieuw parkeerterrein bestaande uit 12 parkeerplaatsen.

Binnen het plangebied komt in de nieuwe situatie uitsluitend de bestemming 'Verkeer' (V) voor. Op de verbeelding is voor dit bestemmingsplan de functieaanduidingen 'Specifieke vorm van waarde - cultuurhistorisch ensemble nieuwstadt' aangeduid.

Op het plangebied liggen verder de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' en 'Waarde - Cultuurhistorie'. Binnen deze dubbelbestemming gelden er regels voor bouwactiviteiten en het uitvoeren van werken en werkzaamheden.

Verder ligt er op het perceel de gebiedsaanduiding "milieuzone-grondwaterbeschermingsgebied". Binnen deze zone gelden regels ten aanzien van werkzaamheden en functies het effect hiervan op het grondwater. Deze dubbelbestemming belemmert overigens net parkeerterrein niet.

Hoofdstuk 7 Procedure

Het ontwerpbestemmingsplan ligt op grond van het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht gedurende zes weken ter inzage. Gedurende deze periode wordt eenieder in de gelegenheid gesteld een zienswijze naar voren te brengen.

Bijlage 1 Inrichtingsplan

Bijlage 1 Inrichtingsplan

Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 2 Akoestisch onderzoek

Bijlage 3 Notitie Beoordeling Stikstof

Bijlage 3 Notitie beoordeling stikstof

Bijlage 4 Quickscan Flora & Fauna

Bijlage 4 Quickscan flora & fauna

Bijlage 5 Digitale Watertoets

Bijlage 5 Digitale watertoets