Maasbrachterweg 56 Echt
Uitwerkingsplan - Gemeente Echt-Susteren
Vastgesteld op 20-12-2022 - geheel onherroepelijk in werking
Bestanden
1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
De begripsbepalingen zoals opgenomen in artikel 1 van het bestemmingsplan 'Stedelijk gebied', vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Echt-Susteren op 26 mei 2016 met identificatienummer NL.IMRO.1711.BP20150950-VG02 en in artikel 1 van het Facetbestemmingsplan 'Deregulering', vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Echt-Susteren op 6 november 2019 met identificatienummer NL.IMRO.1711.BP20190992- VG01 zijn van toepassing op dit plan, met dien verstande dat in deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het uitwerkingsplan “Maasbrachterweg 56 Echt” met identificatienummer NL.IMRO.1711.UW20220161-VG01 van de gemeente Echt-Susteren.
1.2 uitwerkingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1711.UW20220161-VG01, met de bijbehorende regels (en bijlagen).
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 Meetregels
De meetregels, zoals opgenomen in artikel 2 van het bestemmingsplan 'Stedelijk gebied', vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Echt-Susteren op 26 mei 2016 met identificatienummer NL.IMRO.1711.BP20150950-VG02 en in artikel 3 van het Facet- bestemmingsplan 'Deregulering', vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Echt- Susteren op 6 november 2019 met identificatienummer NL.IMRO.1711.BP20190992-VG01 zijn van toepassing op dit plan.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wonen;
met de daarbij behorende:
- tuinen, erven en verhardingen;
- bijbehorende voorzieningen;
- waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
- Woningen mogen uitsluitend worden opgericht binnen het bouwvlak, met dien verstande dat maximaal het vermelde aantal wooneenheden ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' wordt gebouwd.
- Het aantal woningen mag niet toenemen en splitsing van bestaande woningen in twee of meer afzonderlijke woningen is niet toegestaan.
- Ten aanzien van de goot- en bouwhoogte gelden de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' en 'maximum bouwhoogte' opgenomen maximale hoogten.
- Per bouwvlak mogen uitsluitend grondgebonden woningen worden gebouwd.
- Ten aanzien van nieuw te bouwen woningen worden ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' vrijstaande woningen gebouwd;
- De zijgevel wordt minimaal 2,50 meter uit de zijdelingse bouwperceelsgrens geplaatst, tenzij het een woningscheidende zijgevel betreft.
3.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en bouwwerken geen gebouwen zijnde bij woningen gelden de volgende regels:
- Deze mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
- Deze dienen in het achtererfgebied te worden gebouwd, met dien verstande dat wanneer het een garage betreft, de afstand van de garage tot de bestemming 'Verkeer' minimaal 5,00 meter bedraagt.
- De gezamenlijke oppervlakte van de, al dan niet met vergunning gebouwde, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt per bouwperceel maximaal 150 m², met dien verstande dat:
- het achter de achtergevelrooilijn aanwezige erf voor maximaal 50% mag worden bebouwd, waarbij de oppervlakte van speeltoestellen, vlaggenmasten en zwembaden buiten beschouwing wordt gelaten;
- de goothoogte maximaal 3,30 meter bedraagt, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' de opgenomen maximale goothoogte geldt;
- de bouwhoogte maximaal 6,00 meter bedraagt, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' de opgenomen maximale bouwhoogte geldt;
- de uiterste afstand van de voorgevel van bijbehorende bouwwerken tot de achtergevel van de woning maximaal 40,00 meter bedraagt.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
- Bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn zowel binnen als buiten het bouwvlak toegelaten. Overkappingen zijn echter uitsluitend achter de voorgevelrooilijn toegelaten.
- De gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt per bouwperceel maximaal 40 m², met dien verstande dat het achter de achtergevelrooilijn en in het verlengde daarvan aanwezige voor de hoofdbestemming bestemde erf voor maximaal 50% wordt bebouwd.
- De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2,00 meter en voor de voorgevelrooilijn maximaal 1,00 meter.
- De bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 6,00 meter, met dien verstande dat per bouwperceel maximaal 1 vlaggenmast mag worden geplaatst.
- De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3,30 meter.
- De bouwwerken geen gebouwen zijnde passen voor het overige naar aard en afmetingen bij deze bestemming.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing:
- ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- ter voorkoming van onevenredige aantasting van de parkeermogelijkheden in de naaste omgeving;
- ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- ter waarborging van de sociale veiligheid;
- ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
- ter waarborging van de externe veiligheid;
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Afwijkingsbevoegdheid bouwregels hoofdgebouwen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 3.2.1 ten aanzien van hoofdgebouwen bij woningen, om bij realisering van voorgevels van hoofdgebouwen op enige afstand van de voorste bouwvlak- of bouwstrook- grens, de achterste grens van het bouwvlak of de bouwstrook met eenzelfde maat naar achteren te verleggen, tot een maximum van 3,00 meter, onder de voorwaarde dat er geen stedenbouwkundige bezwaren zijn.
3.4.2. Uitbreiden van de woning voor de voorgevelrooilijn
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 3.2.1 voor het uitbreiden van de woning voor de voorgevelrooilijn onder de volgende voorwaarden:
- De voorgevelrooilijn wordt met maximaal 3,00 meter overschreden.
- De grootste breedte van het gedeelte van de uitbreiding voor de voorgevelrooilijn bedraagt maximaal 40% van de breedte van de voorgevel van de woning.
- De oppervlakte van het gedeelte van de uitbreiding voor de voorgevelrooilijn bedraagt maximaal 10 m².
- De goothoogte van de uitbreiding bedraagt maximaal 3,30 meter.
- De verkeersveiligheid wordt niet aangetast.
- Het woongenot of de gebruiksmogelijkheden op de belendende percelen wordt niet onevenredig aangetast.
3.4.3 Derde bouwlaag op de woning in plaats van een kap
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 3.2.1 voor het realiseren van een derde bouwlaag op de woning in plaats van een kap, onder de volgende voorwaarden:
- De oppervlakte van de derde bouwlaag beslaat maximaal 2/3 van de oppervlakte van de onderliggende bouwlaag.
- De voorgevel van de derde bouwlaag ligt minimaal 2,00 meter achter de voorgevel van de onderliggende bouwlaag.
- De hoogte van de voorgevel van de onderliggende bouwlaag c.q. bouwlagen bedraagt maximaal 7,00 meter.
- De bouwhoogte bedraagt maximaal 10,00 meter.
- Het woon- en leefmilieu wordt niet onevenredig aangetast.
- Het straat- en bebouwingsbeeld wordt niet onevenredig aangetast.
3.4.4 Verkleinen van de afstand van de zijgevel tot de zijdelingse perceelsgrens
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 3.2.1 voor het verkleinen van de afstand van de zijgevel tot de zijdelingse perceelsgrens onder de volgende voorwaarden:
- Het woon- en leefmilieu wordt niet onevenredig aangetast.
- Het straat- en bebouwingsbeeld wordt niet onevenredig aangetast.
- De verkeersveiligheid wordt niet aangetast.
- Voor zover niet in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd, wordt een minimale afstand van 1,00 meter aangehouden tot de zijdelingse perceelsgrens.
3.4.5 Oprichten van een bijbehorend bouwwerk voor de voorgevelrooilijn
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 3.2.2 voor het oprichten van een bijbehorend bouwwerk voor de voorgevelrooilijn onder de volgende voorwaarden:
- Indien het een garage betreft, bedraagt de afstand van het bijbehorend bouwwerk tot de bestemming 'Verkeer' minimaal 5,00 meter.
- Het straat- en bebouwingsbeeld wordt niet onevenredig aangetast.
3.4.6 Oprichten van een overkapping voor de voorgevelrooilijn
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 3.2.3 voor het oprichten van een overkapping voor de voorgevelrooilijn onder de volgende voorwaarden:
- Het straat- en bebouwingsbeeld wordt niet onevenredig aangetast.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Verboden gebruik
Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 7.1 wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:
- permanente of tijdelijke bewoning van bijbehorende bouwwerken door een huishouden anders dan dat van de hoofdeigenaar/gebruiker;
- kamerbewoning;
- inwoning.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Aan huis verbonden beroep
Het uitoefenen van een aan huis verbonden beroep is toegestaan binnen woonbestem- mingen en andere planologisch geregelde woonfuncties (inclusief bedrijfswoningen), met dien verstande dat:
- het aan huis verbonden beroep mag worden uitgeoefend in het hoofdgebouw en in bijbehorende bouwwerken;
- de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, met dien verstande dat maximaal 50 m² van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken wordt gebruikt voor de uitoefening van het aan huis verbonden beroep;
- er geen zodanig verkeersaantrekkende activiteiten mogen plaatsvinden die de woonomgeving onevenredig belasten en ten gevolge waarvan extra verkeersmaatregelen, waaronder parkeerplaatsen, in openbaar gebied noodzakelijk worden;
- er geen detailhandel plaatsvindt, behoudens detailhandel van ondergeschikte aard die rechtstreeks in verband staat met het uitgeoefende aan huis verbonden beroep.
3.6.2 Aan huis verbonden bedrijf
- Toegestane aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten
Het uitoefenen van een aan huis verbonden bedrijf is toegestaan binnen woonbestemmingen en andere planologisch geregelde woonfuncties (uitgezonderd bedrijfswoningen), met dien verstande dat:- de aan huis verbonden bedrijvigheid als zodanig is opgenomen in de 'Lijst van aan huis verbonden beroepen en bedrijven', zoals opgenomen in Bijlage 1 bij deze regels;
- het aan huis verbonden bedrijf mag worden uitgeoefend in het hoofdgebouw en in bijbehorende bouwwerken;
- de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, met dien verstande dat maximaal 50 m² van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken wordt gebruikt voor de uitoefening van het aan huis verbonden bedrijf;
- de activiteiten mogen geen onevenredige hinder voor de woonomgeving opleveren en geen afbreuk doen aan het karakter van de omgeving;
- er geen zodanig verkeersaantrekkende activiteiten mogen plaatsvinden die de woonomgeving onevenredig belasten en ten gevolge waarvan extra verkeersmaatregelen, waaronder parkeerplaatsen, noodzakelijk worden;
- er geen detailhandel plaatsvindt, behoudens detailhandel van ondergeschikte aard die rechtstreeks in verband staat met de ter plaatse vervaardigde producten of verleende diensten in het kader van het aan-huis-verbonden bedrijf.
- Afwijkingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 3.6.2 onder a ten behoeve van het toestaan van aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten die niet zijn opgenomen in de 'Lijst van aan huis verbonden bedrijven', zoals opgenomen in Bijlage 1 bij deze regels, en/of het toestaan van aan huis verbonden bedrijven in bedrijfswoningen binnen de aanduiding ‘bedrijventerrein’, onder de volgende voorwaarden:- de woonfunctie dient in overwegende mate gehandhaafd te blijven, met dien verstande dat maximaal 50 m² van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken wordt gebruikt voor de uitoefening van het aan huis verbonden bedrijf;
- uitsluitend bedrijvigheid is toegestaan van milieucategorie 1 en 2 zoals vermeld in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen in Bijlage 1 bij deze regels, of aantoonbaar naar aard en omvang vergelijkbare bedrijfsactiviteiten;
- de activiteiten mogen geen onevenredige hinder voor de woonomgeving opleveren en geen afbreuk doen aan het karakter van de omgeving;
- er geen zodanig verkeersaantrekkende activiteiten mogen plaatsvinden die de woon- omgeving onevenredig belasten en ten gevolge waarvan extra verkeersmaatregelen, waaronder parkeerplaatsen, noodzakelijk worden;
- er geen detailhandel plaatsvindt, behoudens detailhandel van ondergeschikte aard die rechtstreeks in verband staat met de ter plaatse vervaardigde producten of verleende diensten in het kader van het aan huis verbonden bedrijf.
3.6.3 Bed & breakfast
Het uitoefenen van een bed & breakfast is toegestaan binnen woonbestemmingen onder de volgende voorwaarden:
- de bed & breakfast-voorziening dient binnen de woning inclusief bijbehorende bouwwerken te worden gerealiseerd. Er mogen bijbehorende bouwwerken worden opgericht om de bed & breakfast-voorziening te kunnen realiseren, mits deze bijbehorende bouwwerken passen binnen de in het bestemmingsplan aangegeven bouwregels;
- de stedenbouwkundige, landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van het pand, perceel of complex dienen behouden te blijven;
- de activiteiten dienen ruimtelijk en bedrijfsmatig ondergeschikt te zijn aan de woonfunctie; deze dienen kleinschalig van omvang te zijn en te passen in de directe omgeving;
- maximaal 50% van de woning, inclusief bijbehorende bouwwerken, tot een maximum van 100 m², mag worden gebruikt voor de bed & breakfast-voorziening;
- de bed & breakfast-voorziening mag door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet functioneren als een zelfstandige woning; het hebben van een aparte kookgelegenheid is daarom niet toegestaan;
- permanente bewoning niet is toegestaan; de maximum aaneengesloten verblijfsduur bedraagt 2 weken;
- het maximum aantal gasten dat tegelijkertijd van de bed & breakfast-voorziening gebruik mag maken bedraagt 4;
- de activiteiten geen onevenredige afbreuk mogen veroorzaken aan de volgens het bestemmingsplan gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- de bed & breakfast-activiteiten mogen uitsluitend door de hoofdbewoner(s) worden uitgeoefend; tijdens het nachtverblijf dienen(t) de hoofdbewoner(s) aanwezig te zijn. Bij bed & breakfast-activiteiten in huurwoningen is toestemming nodig van de verhuurder;
- de activiteiten mogen geen onevenredige hinder voor de woonomgeving opleveren en geen afbreuk doen aan het karakter van de omgeving;
- er geen zodanig verkeersaantrekkende activiteiten mogen plaatsvinden die de woonomgeving onevenredig belasten en ten gevolge waarvan extra verkeersmaatregelen, waaronder parkeerplaatsen in openbaar gebied, noodzakelijk worden.
3.6.4 Internetwinkels
- Internetwinkels binnen woonbestemming/woonfunctie
Het uitoefenen van een internetwinkel van categorie A is toegestaan binnen woon- bestemmingen en andere planologisch geregelde woonfuncties (inclusief bedrijfswoningen), met dien verstande dat:- de internetwinkel is toegestaan in de woning en/of de bijbehorende bouwwerken;
- de internetwinkel te allen tijde ondergeschikt dient te zijn aan de woonfunctie, met dien verstande dat maximaal 30% van het totale woonoppervlak en de daarbij behorende bouwwerken mag worden gebruikt ten behoeve van de internetwinkel met dien verstande dat het aan te wenden vloeroppervlak nimmer meer dan 50 m² mag bedragen;
- de internetwinkel uitsluitend mag worden uitgeoefend door de hoofdbewoner(s) van de woning;
- er geen fysieke opslag en verzending van goederen mag plaatsvinden; inloop- en kijkdagen niet zijn toegestaan;
- geen sprake mag zijn van afhalen van producten door klanten of verkoop van goederen aan huis;
- reclame-uitingen niet zijn toegestaan, behoudens hetgeen conform de Welstandsnota is toegestaan.
- Het uitoefenen van een internetwinkel van categorie B, C of D is niet toegestaan binnen woonbestemmingen en woonfuncties.
- Afwijkingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 3.6.4 onder a ten behoeve van het toestaan van internetwinkels van categorie B binnen woonbestemmingen onder de volgende voorwaarden:- de internetwinkel is toegestaan in de woning en/of de bijbehorende bouwwerken;
- de internetwinkel dient te allen tijde ondergeschikt te zijn aan de woonfunctie, met dien verstande dat maximaal 30% van het totale vloeroppervlak van de woning en de daarbij behorende bouwwerken mag worden gebruikt ten behoeve van de internetwinkel, waarbij het aan te wenden vloeroppervlak nimmer meer dan 75 m² mag bedragen;
- de internetwinkel mag uitsluitend worden uitgeoefend door de hoofdgebruiker van de woning;
- er mag geen sprake zijn van het afhalen van producten door klanten of verkoop van goederen aan huis;
- inloop- en kijkdagen niet zijn toegestaan;
- reclame-uitingen niet zijn toegestaan, behoudens hetgeen conform de Welstandsnota is toegestaan;
- er mogen goederen worden bezorgd en afgehaald in de periode tussen 09.00 – 20.00 uur;
- parkeren, laden en lossen van goederen dient op eigen terrein plaats te vinden;
- het gebruik mag geen onevenredige hinder voor de woonomgeving opleveren;
- het onbebouwde deel van het bouwperceel mag niet worden gebruikt voor de activiteiten;
- buitenopslag is niet toegestaan.
3.6.5 Afhankelijke woonruimte (inwoning)
- Mantelzorg
Mantelzorg is toegestaan in bestaande bebouwing binnen woonbestemmingen en andere planologisch geregelde woonfuncties. - Shortstay-arbeidsmigrantenhuisvesting
Arbeidsmigrantenhuisvesting is niet toegestaan, behoudens waar dit expliciet in een bestemmingsplan is toegestaan en/of hiervoor een rechtsgeldige omgevingsvergunning is verleend. - Afwijkingsbevoegdheid kamerverhuur
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bestemmingsplan ten behoeve van het toestaan van kamerverhuur binnen woonbestemmingen of andere planologisch geregelde woonfuncties (inclusief bedrijfswoningen), onder de volgende voorwaarden:- de kamerverhuur mag uitsluitend plaatsvinden binnen de woning en niet in bijgebouwen;
- de eigenaar dient zelf in de woning woonachtig te zijn;
- er mogen maximaal 2 kamers voor kamerverhuur worden gebruikt;
- parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden;
- het gebruik mag geen onevenredige hinder voor de woonomgeving opleveren.
Artikel 4 Waarde - Archeologie 3
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden gelegen in droge en natte landschappen met hoge en/of middelhoge archeologische verwachtingswaarde; danwel een provinciaal aandachts- gebied met hoge en/of middelhoge archeologische verwachtingswaarde.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Binnen de dubbelbestemming
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
4.2.2 Binnen de overige bestemmingen
Voor het bouwen binnen de andere daar voorkomende bestemmingen zijn de desbetreffende regels behorende bij die bestemmingen van toepassing, met dien verstande, dat indien de bodemverstoring als gevolg van het bouwen dieper is dan 0,40 meter onder maaiveld én de omvang van de bodemingreep groter is dan 500 m² de aanvrager van een omgevings- vergunning voor het bouwen een rapport dient te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen of zullen worden verstoord naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld of waaruit blijkt dat:
- het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden gewaarborgd of;
- de archeologische waarden door de beoogde bouwwerkzaamheden niet onevenredig worden geschaad.
4.2.3 Uitzonderingen
Het indienen van een ingevolge artikel 4.2.2 vereist archeologisch onderzoek kan achterwege blijven indien de archeologische waarde of verwachtingswaarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
4.2.4 Voorwaarden omgevingsvergunning
Indien uit het in artikel 4.2.2 genoemde rapport blijkt dat archeologische waarden van de gronden door de beoogde bouwwerkzaamheden kunnen of zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning de volgende voorwaarden verbinden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen;
- de verplichting de uitvoering van de bodemverstorende activiteit te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden, indien uit het onderzoek als bedoeld in artikel 4.2.2 of artikel 4.7.3 is gebleken, dat ter plaatse beschermingswaardige archeologische waarden aanwezig zijn. Toepassing van deze bevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige beperking van het meest doelmatige gebruik.
4.4 Afwijken van de bouwregels
Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene afwijkingsregels van artikel 10.
4.5. Specifieke gebruiksregels
Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene gebruiksregels van artikel 8.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene afwijkingsregels van artikel 10.
4.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.7.1 Verbod
Het is verboden op de in artikel 4.1 bedoelde gronden de navolgende werken (geen bouwwerken zijnde) of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning:
- grondbewerkingen, zoals het ophogen, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden;
- het slopen van funderingen;
- het aanleggen of verbreden van wegen, paden of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- het aanleggen of verbreden van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
- het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies;
- het aanleggen van bos of boomgaard, danwel het rooien hiervan waarbij stobben worden verwijderd.
4.7.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in artikel 4.7.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
- die het normale onderhoud, gebruik en/of beheer betreffen, danwel van ondergeschikte betekenis zijn;
- die reeds in uitvoering zijn, danwel krachtens een verleende omgevingsvergunningvergunning mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerking- treding van dit plan;
- waarbij de bodemverstoring beperkt is tot maximaal 40 cm onder maaiveld.
4.7.3 Archeologisch onderzoek
Indien een omgevingsvergunning vereist is, de bodemverstoring als gevolg van de werken/ werkzaamheden dieper is dan 0,40 meter onder maaiveld én de omvang van de bodem- ingreep groter is dan 500 m² dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen of zullen worden verstoord naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld of waaruit blijkt dat:
- het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden gewaarborgd of;
- de archeologische waarden door de beoogde werken/werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad.
4.7.4 Uitzonderingen op de onderzoeksplicht
Het indienen van een ingevolge artikel 4.7.3 vereist archeologisch onderzoek kan achter- wege blijven, indien de archeologische waarde of verwachtingswaarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
4.7.5 Regels omgevingsvergunning
Indien uit het in artikel 4.7.3 genoemde rapport blijkt dat archeologische waarden van de gronden door de beoogde werken/werkzaamheden kunnen of zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning de volgende voorwaarden verbinden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen;
- de verplichting de uitvoering van de bodemverstorende activiteit te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
4.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Niet van toepassing voor deze bestemming.
4.9 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door op een dubbel- bestemming 'Waarde - Archeologie 3' geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien:
- uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
- het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in bescherming van deze waarden;
- aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veiliggesteld.
Artikel 5 Waarde - Cultuurhistorie
5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Algemeen
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en versterking van ter plaatse aanwezige cultuurhistorische en oudheidkundig waardevolle elementen (monumenten en karakteristieke bebouwing), patronen (beplantingspatronen, verkavelingen, wegenpatronen, het stedenbouwkundig beeld) en gebieden, een en ander conform Bijlage 4 Cultuurhistorische waardenkaart (blad 1), Bijlage 5 Cultuurhistorische waardenkaart (blad 2) en Bijlage 6 (Cultuurhistorisch ensemble Berkelaar).
5.2 Bouwregels
Op de voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden mag worden gebouwd overeen- komstig onderliggende bestemmingen en rekening houdend met de waarden zoals genoemd in artikel 5.1 volgens Bijlage 6 (Cultuurhistorisch ensemble Berkelaar).
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, de vorm en de kwaliteit van de bouwwerken:
- ter voorkoming van onevenredige aantasting van de cultuurhistorische landschaps- waarden.
Toepassing van deze bevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige beperking van het meest doelmatige gebruik.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Verbod
Het is verboden op of in artikel 5.1 bedoelde gronden de navolgende werken (geen bouwwerken zijnde) of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning:
- het ophogen, afgraven, vergraven, verzetten, ontgronden, egaliseren, ontginnen en/ of diepploegen van gronden;
- het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
- het verwijderen van natuur- en landschapselementen;
- het verwijderen van zandwegen;
- het aanleggen en/of verharden van paden en wegen, parkeerplaatsen en/of andere oppervlakteverharding;
- het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of door bemaling en/of bronnering;
- het telen van houtige gewassen in en/of op de grond (containervelden);
- het doorbreken, wijzigen en/of verleggen van bestaande wegen, paden en/of andere (infra)structuren;
- het toevoegen van natuur-/landschapselementen en/of kunstwerken die de in artikel 5.1 genoemde aanwezige waarden aan het zicht onttrekken of verstoren, of anderszins schade toebrengen.
5.4.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in artikel 5.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
- die het normale onderhoud, gebruik en/of beheer betreffen, danwel van ondergeschikte betekenis zijn;
- die reeds in uitvoering zijn, danwel krachtens een verleende omgevingsvergunning mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
- die zijn bedoeld om de directe gevolgen van calamiteiten of plagen te beperken;
- die zijn gericht op de instandhouding, het herstel en/of versterking van gebouwen en terreinen met cultuurhistorische waarden.
5.4.3 Cultuur-/bouwhistorisch onderzoek
De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.4.1 kan alleen worden verleend indien:
- blijkt, dat de cultuurhistorische waarden, zoals genoemd in artikel 5.1, niet op onaanvaardbare wijze worden verstoord. Dit kan bijvoorbeeld met een cultuur- /bouwhistorisch onderzoek worden aangetoond;
- in het geval blijkt dat de aanwezige waarden worden verstoord dan wel vernietigd wordt gemotiveerd hoe men vanuit die waarden nieuwe ontwikkelingen realiseert die binnen de karakteristiek als gebleken uit het cultuurhistorische basisonderzoek passen.
5.4.4 Advies
Het bevoegd gezag kan advies inwinnen ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een vergunning als bedoeld artikel 5.4.1 bij de in de gemeente operationele en ter zake deskundige commissie op het vlak van monumenten, welstand, landschap, archeologie en cultuurhistorie.
5.5 Wijzigingsbevoegdheid
5.5.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door:
- de bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen indien op basis van cultuurhistorisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen cultuurhistorische waarden (meer) aanwezig zijn; of
- aan gronden de bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' toe te kennen indien uit cultuurhistorisch onderzoek blijkt dat dit gewenst is gelet op ter plaatse aanwezige cultuurhistorische waarden.
5.5.2 Advies
Alvorens te beslissen over de wijzigingen als bedoeld in 5.5.1 kunnen burgemeester en wethouders advies inwinnen bij de in de gemeente operationele en ter zake deskundige commissie op het vlak van monumenten, welstand, landschap, archeologie en cultuurhistorie.
3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Bouwregels
7.1 Algemene regels
7.1.1 Algemeen
Geen bouwwerk of complex van bouwwerken mag worden opgericht indien daardoor een bestaand bouwwerk of complex van bouwwerken met daarbij behorende perceel, hetzij niet langer zou blijven voldoen aan het plan, hetzij in grotere mate zou gaan afwijken van het plan.
7.2 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen
7.2.1 Parkeernormen
In, op of onder gebouwen dan wel het daarbij behorende terrein dienen voldoende parkeerplaatsen voor auto's aanwezig te zijn. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan als de parkeernormen opgenomen in de bij deze regels behorende Bijlage 2 Parkeerkencijfers worden nageleefd.
7.2.2 Afmetingen parkeerruimte
De in artikel 7.2.1 bedoelde parkeerplaatsen moeten afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan indien de afmetingen minimaal 1,80 meter bij 5,00 meter en maximaal 3,25 meter bij 6,00 meter bedragen.
7.2.3 Laad- en losruimte
Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
7.2.4 Omgevingsvergunning
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.2.1 en 7.2.3 indien aangetoond is dat in de directe omgeving (een straal van circa 250,00 meter) voldoende
parkeerplaatsen aanwezig zijn.
7.2.5 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van het aantal parkeerplaatsen en de situering daarvan ten behoeve van een goede parkeerbalans, de verkeerssituatie en/of het stedenbouwkundig beeld.
7.3 Milieu
7.3.1 Wegverkeerslawaai
Geluidsgevoelige objecten als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder (geluidsgevoelige gebouwen en terreinen) mogen, onverminderd het bepaalde in de bouwregels per bestemming, slechts worden opgericht indien en voor zover wordt voldaan aan de wettelijke voorkeursgrenswaarde als bedoeld in de Wet Geluidhinder.
7.4 Algemene regels met betrekking tot ondergronds bouwen
7.4.1 Ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden
Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze planregels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.
7.4.2 Ondergrondse bouwwerken
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze planregels opgenomen afwijkingen, de volgende regels:
- Ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak.
- Het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil vermeerderd met 15 m².
- In aanvulling op het bepaalde onder a en b is, voor zover passend binnen de betreffende bestemmingsomschrijving, maximaal 1 niet-overdekt zwembad per bouwperceel toegestaan onder de volgende voorwaarden:
- het zwembad dient te worden gebouwd achter de achtergevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan en op een afstand van ten minste 3,00 meter van zijdelingse en achterste perceelsgrens;
- het zwembad mag niet overdekt zijn, tenzij de regeling voor bijbehorende bouwwerken als opgenomen in de planregels behorende bij de desbetreffende bestemming in acht wordt genomen;
- het zwembad mag buiten het bouwvlak worden gebouwd;
- het zwembad mag uitsluitend voor hobbymatig gebruik worden benut.
- De ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 3,00 meter onder peil.
- Bij het berekenen van de blijkens de verbeelding of deze planregels geldende bebouwingspercentages, of van het maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen.
7.4.3 Afwijken ten behoeve van ondergrondse bouwdiepte
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 7.4.2 voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10,00 meter onder peil onder de voorwaarden dat:
- de waterhuishouding niet wordt verstoord;
- geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden;
- het woongenot of de gebruiksmogelijkheden op de belendende percelen niet onevenredig wordt aangetast.
7.5 Algemene regels over bestaande afstanden en andere maten
7.5.1 Bestaande maten en hoeveelheden bedragen meer
Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge Hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
7.5.2 Bestaande maten en hoeveelheden bedragen minder
In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge Hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
7.5.3 (Her)oprichting
In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in artikel 7.5.1 en artikel 7.5.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
8.1 Gebruiksverbod
Het is verboden de gronden en bouwwerken in dit plan te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemming(en).
8.2 Voorbeelden van strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan, het gebruiken, te doen of laten gebruiken van bebouwde en onbebouwde gronden ten behoeve van:
- het al dan niet ten verkoop opslaan van gebruikte, dan wel geheel of ten dele uit gebruikte onderdelen samengestelde motorrijtuigen of aanhangwagens, die bruikbaar en niet aan hun bestemming onttrokken zijn, behoudens voor zover zulks passend is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
- opslag-, stort-, lozing- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen en materialen, behoudens voor zover zulks passend is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
- een seksinrichting, escortbedrijf en raam- en straatprostitutie.
Artikel 9 Algemene Aanduidingsregels
9.1 Milieuzone - roerdalslenk
9.1.1 Verbod
Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - roerdalslenk' is het niet toegestaan om:
- boorputten op te richten, in exploitatie te nemen of te hebben dieper dan 30,00 meter beneden het maaiveld;
- de grond te roeren dieper dan 30,00 meter beneden het maaiveld, of deze handeling toe te laten, of anderszins werken of in de bodem uit te voeren of te doen uitvoeren, waarbij ingrepen worden verricht of stoffen worden gebruikt die de beschermende werking van de slechtdoorlatende bodemlagen kunnen aantasten;
- een bodemenergiesysteem op te richten, die dieper reikt dan 30,00 meter beneden het maaiveld;
- boorputten op te richten wanneer de doorboorde weerstandbiedende lagen en het boorgat, van 0,00 tot 3,00 meter beneden het maaiveld, niet worden afgedicht met klei of bentoniet.
9.1.2 Uitzonderingen
De in artikel 9.1.1 gestelde verboden gelden niet voor:
- het inrichten van boorputten ten behoeve van het provinciale grondwaterbeheer in het kader van de Wet bodembescherming en de Waterwet;
- het verrichten van bodemonderzoeken die bij of krachtens wet zijn voorgeschreven.
9.1.3 Afwijken van de verbodsregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 9.1.1 als gewaarborgd is dat geen sprake is van nadelige gevolgen voor de grondwaterwinning en met dien verstande dat de omgevingsvergunning alleen kan worden verleend wanneer Gedeputeerde Staten vooraf gehoord is.
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
10.1 Afwijken van de planregels
Het bevoegd gezag kan middels het verlenen van een omgevingsvergunning, met inachtneming van de procedure zoals aangegeven in artikel 12, afwijken van de planregels:
- voor het overschrijden van in deze regels voorgeschreven minimale en/of maximale maten (hoogte, oppervlakte, inhoud etc.) en percentages tot maximaal 10% van die maten en percentages, met dien verstande dat dit niet geldt wanneer reeds op grond van deze regels al anderszins kan worden afgeweken;
- voor het in geringe mate overschrijden van het bouwvlak, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- voor de bouw van een luifel of erker aan de voorgevel van een hoofdgebouw, mits:
- de diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer dan 1,50 meter bedraagt;
- de breedte niet meer bedraagt dan 50% van de voorgevel van het hoofdgebouw;
- de hoogte niet meer bedraagt dan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
- er geen bezwaren bestaan vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid;
- de luifel of erker stedenbouwkundig aanvaardbaar is;
- voor de bouw van openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes, mits:
- het bruto-vloeroppervlak niet groter is dan 25 m²;
- dat bestaat uit één bouwlaag;
- de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 5,00 meter.
- het vergroten van de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde tot maximaal 5,00 meter, mits:
- de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast;
- de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving gewaarborgd wordt.
- ten behoeve van het oprichten van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot een hoogte van maximaal 20,00 meter;
- ten behoeve van het oprichten van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot maximaal 40,00 meter;
- betrekking hebbende op (bedrijfs)woningen voor het uitbreiden van de woning met een afhankelijke woonruimte ten behoeve van mantelzorg met dien verstande dat:
- de bebouwingsmogelijkheden met niet meer dan 30 m² in één bouwlaag worden overschreden;
- de afhankelijke woning met de hoofdwoning is verbonden en er geen zelfstandige woning gerealiseerd wordt;
- het karakter van de omringende bebouwingsstructuur niet mag worden aangetast;
- er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden;
- de bereikbaarheid voor algemene en nutsvoorzieningen moet zijn gewaarborgd, evenals de bereikbaarheid voor hulpdiensten;
- er voldoende parkeergelegenheid aanwezig is.
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
11.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen ten behoeve van:
- overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
- overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;
- de overschrijdingen als bedoeld onder a en b mogen echter niet meer dan 3,00 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
- het aanpassen van opgenomen regels in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar regels in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.
Artikel 12 Algemene Procedureregels
12.1 Procedure afwijking
Bij een afwijking van het bestemmingsplan, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit in de procedure als bedoeld in artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.
12.2 Procedure nadere eisen
- Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen is de volgende procedure van toepassing:
- Het voornemen, waarbij toepassing wordt gegeven aan het stellen van nadere eisen, ligt met bijbehorende stukken gedurende twee weken ter gemeentesecretaris ter inzage.
- Burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging te voren in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze bekend.
- De bekendmaking houdt in mededeling van de mogelijkheid voor belanghebbenden tot het indienen van zienswijzen bij burgemeester en wethouders tegen het voornemen gedurende de onder a genoemde termijn.
- Indien tegen het voornemen zienswijzen zijn ingediend, wordt het besluit met redenen omkleed.
- Burgemeester en wethouders delen aan hen, die zienswijzen hebben ingediend de beslissing daaromtrent met redenen omkleed mede en maken het besluit op de voorgeschreven wijze bekend.
12.3 Procedure wijziging
Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging is de procedure als bedoeld in artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing.
12.4 Procedure omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning, die onderdeel uit maakt van dit plan, is de procedure als vervat in artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.
Artikel 13 Overige Regels
13.1 Verleende omgevingsvergunningen, vrijstellingen of ontheffingen
Een omgevingsvergunning, vrijstelling of ontheffing die ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan is verleend voor een activiteit waarvoor ingevolge deze regels een omgevingsvergunning is vereist wordt gelijkgesteld met een zodanige omgevingsvergunning.
13.2 Voorrangsregels
13.2.1 Voorrangsregels
Indien bij het gebruik van de gronden voor bebouwing en anders dan voor bebouwing als bedoeld in de artikelen 3 en 4 op deze gronden tevens een dubbelbestemming van toepassing is, geldt primair het bepaalde met betrekking tot de dubbelbestemmingen:
- Waarde - Archeologie;
- Waarde - Cultuurhistorie.
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
14.1 Overgangsrecht bouwwerken
- Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit, geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning eenmalig afwijken van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
- Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- Indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
Artikel 15 Slotregel
De regels worden aangehaald als:
Regels van het Uitwerkingsplan ‘’Maasbrachterweg 56 Echt” gemeente Echt-Susteren