KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Waarde – Archeologie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Artikel 6 Algemene Bouwregels
Artikel 7 Algemene Ontheffingsregels
Artikel 8 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 9 Algemene Procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
Artikel 11 Slotregel
Bijlage 1 Situatietekening Bergseweg 18 Te Made
Bijlage 2 Advies Van Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen D.d. 5 Februari 2010
Bijlage 3 Inpassingsplan
Bijlage 4 Waterplan Met Positief Advies Waterschap Brabantse Delta
Bijlage 5 Rapportage Geuronderzoek
Bijlage 6 Rapportage Fijn Stofonderzoek
Bijlage 7 Resultaat Depositieberekening
Bijlage 8 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 9 Flora- En Faunagegevens

wijzigingsplan Bergseweg 18 te Made

Wijzigingsplan - gemeente Drimmelen

Vastgesteld op 30-11-2010 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het wijzigingsplan “Bergseweg 18” van de gemeente Drimmelen.

1.2 wijzigingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1719.0wp10bergseweg18-vg01 met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van dieren.

1.6 Algemene wet bestuursrecht:

Wet van 4 juni 1992, Stb. 315, houdende algemene regels van bestuursrecht, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.

1.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.8 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.

1.9 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

1.10 bestaand:

bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de ter inzagelegging van het ontwerpplan, dan wel zoals die mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde vergunning;

het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen.

1.11 bestemmingsgrens:

De grens van een bestemmingsvlak.

1.12 bestemmingsvlak:

een op de verbeelding als zodanig aangegeven aaneengesloten vlak, met behulp waarvan aan gronden een bepaalde bestemming is toegekend.

1.13 bijgebouw:

een op zichzelf staand vrijstaand of aangebouwd gebouw dat door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.14 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.15 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.16 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.17 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.18 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.19 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.20 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan degene die deze goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.21 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.22 hoofdgebouw:

een (deel van een) gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken.

1.23 intensieve veehouderij:

een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf waarin het houden van vee of pluimvee de hoofdzaak is.

1.24 niet-grondgebonden agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf waarvan de productie niet in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. Agrarisch grondgebruik;
  2. b. De uitoefening van het agrarisch bedrijf, meer in het bijzonder een intensief veehouderijbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij'.
  3. c. Recreatieve doeleinden, meer in het bijzonder ten behoeve van extensief recreatief medegebruik en daarnaast wordt kleinschalig kamperen toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij';

3.2 Bouwregels

3.2.1. Op de voor “Agrarisch” aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van doeleinden omschreven in 3.1.

3.2.2. Voor de tot agrarisch grondgebruik bestemde gronden mogen uitsluitend worden opgericht:

  1. a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde zoals bijvoorbeeld afrasteringen ten behoeve van het agrarisch grondgebruik worden opgericht met een maximale bebouwingshoogte van 2 meter;
  2. b. tijdelijke ondersteunende kassen en/of hoge tunnels met een maximale bebouwingshoogte van 3 meter;

3.2.3. Binnen het bouwvlak mogen uitsluitend worden opgericht:

  1. a. agrarische bedrijfsgebouwen;
  2. b. één bedrijfswoning;
  3. c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van het agrarische bedrijf;
  4. d. kassen zijn op bouwvlakken uitsluitend in beperkte mate toegestaan, deze dienen een ondersteunende functie te hebben.

3.2.4. De maat van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, op het bouwvlak is als volgt:

Agrarische bedrijfsgebouwen per bouwvlak Min. Max.
Goothoogte n.v.t. 5,5 meter
Bebouwingshoogte n.v.t. 8 meter
Dakhelling 20° n.v.t.
Afstand perceelsgrens 5 meter n.v.t.
Bouwlagen binnen gebouwen die gebruikt mogen worden voor het houden van dieren n.v.t. 1
Ondersteunende kassen Min. Max.
Goothoogte n.v.t. 3 meter
Bebouwingshoogte n.v.t. 5 meter
Bebouwde oppervlakte n.v.t. 1000 m2
Afstand perceelsgrens 5 meter n.v.t.
Bedrijfswoning Min. Max.
Goothoogte n.v.t. 5,5 meter
Bebouwingshoogte n.v.t. 8 meter
Afstand perceelsgrens 5 meter n.v.t.
Bouwwerken geen gebouwen zijnde Min. Max.
Hoogte sleufsilo n.v.t. 1,5 meter
Hoogte overige silo's n.v.t. 12 meter
Hoogte erfafscheidingen n.v.t. 2 meter
1 meter, indien geplaatst voor (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning.
Hoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde n.v.t. 6 meter
Afstand perceelsgrens (met uitzondering van erfafscheidingen) 5 meter n.v.t.

3.2.5. Ten behoeve van het extensief recreatief medegebruik zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan zoals informatieborden, zitbanken, sport- en spelvoorzieningen in de vorm van trimtoestellen en dergelijke.

3.2.6. Kleinschalig kamperen

  1. a. Ten behoeve van het kleinschalig kamperen zijn uitsluitend gebouwen toegestaan met ondersteunende voorzieningen, zoals toilet- en wasgebouwtjes met een maximale goothoogte van 3 meter en een maximale bebouwingshoogte van 5,5 meter; een kampwinkel is niet toegestaan.
  2. b. Er is maximaal 1 kleinschalig kampeerterrein per bouwvlak toegestaan;
  3. c. Stacaravans zijn niet toegestaan;
  4. d. Kampeermiddelen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gesitueerd.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  1. a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  3. c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  4. d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  5. e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampen bestrijding.

3.4 Ontheffing van de bouwregels

3.4.1. Tweede agrarische bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen teneinde een tweede agrarische bedrijfswoning op het bouwvlak toe te staan. Een tweede agrarische bedrijfswoning is uitsluitend toegestaan mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. a. de bedrijfswoning moet noodzakelijk zijn voor de agrarische bedrijfsvoering;
  2. b. de omvang van het bedrijf dient zodanig te zijn, dat de continuïteit als tweemansbedrijf verzekerd is;
  3. c. nog niet eerder is een tweede agrarische bedrijfswoning voor het bedrijf gebouwd;
  4. d. de inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3;
  5. e. de tweede bedrijfswoning mag op niet minder dan 25 meter worden gesitueerd van een naburig glastuinbouwbedrijf;
  6. f. de tweede bedrijfswoning dient in directe samenhang met de overige bebouwing te worden opgericht; een afzonderlijke ontsluiting op de openbare weg is niet toegestaan;
  7. g. alvorens ontheffing te verlenen vragen Burgemeester en wethouders advies aan de Stichting Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen.

3.4.2. Bebouwde oppervlakte kassen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen teneinde een grotere bebouwde oppervlakte aan ondersteunende kassen binnen het bouwvlak toe te staan. Hierbij dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. a. de uitbreiding is noodzakelijk uit het oogpunt van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  2. b. er mag geen omschakeling naar een glastuinbouwbedrijf plaatsvinden;
  3. c. alvorens ontheffing te verlenen, vragen burgemeester en wethouders advies aan de Stichting Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen omtrent de vraag of sprake is van omschakeling naar een glastuinbouwbedrijf.

3.4.3. Schuilgelegenheden voor vee

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen teneinde buiten het bouwvlak veldschuren, schuilgelegenheden voor vee of melkstallen op te richting, mits:

  1. a. dit noodzakelijk is voor de agrarische bedrijfsvoering;
  2. b. maximaal 1 gebouw per ha bedrijfsgrond wordt opgericht;
  3. c. de oppervlakte per gebouw maximaal 150 m2 bedraagt;
  4. d. de goothoogte maximaal 4 meter en de bebouwingshoogte maximaal 6 meter bedraagt;
  5. e. een verantwoorde landschappelijke inpassing wordt gewaarborgd;
  6. f. omtrent de noodzaak advies is ingewonnen bij de Stichting Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen.

De ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de nagestreefde ruimtelijke en functionele karakteristiek (behoud van bestaande cultuurhistorische (“karakteristieke bebouwing”) en landschappelijke (“houtopstanden”, “onverharde wegen”) waarden, het besloten karakter van het gebied te handhaven en te versterken) van het gebied.

3.4.4. Silo's buiten het bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen teneinde buiten het bouwvlak sleuf- en/of mestsilo's toe te staan, mits:

  1. a. de bebouwingshoogte van de sleufsilo's niet meer bedraagt dan 1,5 meter en van de mestsilo's niet meer dan 8,5 meter;
  2. b. de overschrijding niet meer bedraagt dan 50 meter, gerekend vanuit de grens van het bouwvlak.

De ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de nagestreefde ruimtelijke en functionele karakteristiek (behoud van bestaande cultuurhistorische (“karakteristieke bebouwing”) en landschappelijke (“houtopstanden”, “onverharde wegen”) waarden, het besloten karakter van het gebied te handhaven en te versterken) van het gebied.

3.4.5. Bebouwingshoogte andere bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de maximale bebouwingshoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde tot maximaal 15 meter. De ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de nagestreefde ruimtelijke en functionele karakteristiek (behoud van bestaande cultuurhistorische (“karakteristieke bebouwing”) en landschappelijke (“houtopstanden”, “onverharde wegen”) waarden, het besloten karakter van het gebied te handhaven en te versterken) van het gebied.

3.4.6. Afstand tot de zijdelingse perceelsgrens

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens tot minimaal 1 meter voor bedrijfsgebouwen, ondersteunende kassen en bouwwerken geen gebouwen zijnde indien het de grens betreft tussen twee belendende bouwvlakken en de belangen van het aangrenzende bedrijf daardoor niet onevenredig worden geschaad.

3.5 Specifieke gebruiksregels

3.5.1. Tot een strijdig gebruik van gronden, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voorzover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. b. het beoefenen van lawaaisporten;
  3. c. het plaatsen van kampeermiddelen, behoudens daar waar dat in deze bestemming expliciet is toegestaan;
  4. d. detailhandel, behoudens productiegebonden detailhandel;
  5. e. woondoeleinden met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen;

3.5.2. Tot een strijdig gebruik van gronden wordt in elk geval gerekend het gebruik van de gronden ten behoeve van het aanbrengen van tijdelijke afdekfolies en/of lage tunnels.

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

3.6.1. Vormverandering / vergroting van het bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden op onderdelen wijzigen ten behoeve van vergroting en/of vormverandering van het bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. a. een bouwvlak mag worden vergroot tot maximaal 1,5 hectare;
  2. b. de vergroting is uitsluitend toegestaan indien deze vergroting noodzakelijk is uit oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en/of ontwikkeling van het agrarisch bedrijf. Hieromtrent vragen Burgemeester en wethouders advies van de Stichting Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen;
  3. c. het toestaan van de vergroting en/of vormverandering mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van bestaande landschappelijke en ecologische waarden en van de nagestreefde ruimtelijke en functionele karakteristiek(behoud van bestaande cultuurhistorische (“karakteristieke bebouwing”) en landschappelijke (“houtopstanden”, “onverharde wegen”) waarden, het besloten karakter van het gebied te handhaven en te versterken) van het gebied.

3.6.2. Burgemeester en wethouders kunnen de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden wijzigen in de bestemming 'Wonen', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. a. de belangen van de omliggende agrarische bedrijven mogen niet worden aangetast;
  2. b. de inhoud van de voormalige boerderij mag niet meer bedragen dan 500 m3; indien de bestaande inhoud groter is dan 500 m3, geldt deze als maximaal toegestane inhoud;
  3. c. overtollige bedrijfsgebouwen dienen in principe te worden gesaneerd. Als uitgangspunt geldt dat 1/3 deel van de bestaande bebouwde oppervlakte aan bedrijfsgebouwen mag worden gehandhaafd, met een minimum van 100 m2;
  4. d. het aantal woningen mag niet worden vermeerderd;
  5. e. de verbouw van een voormalige boerderij ten behoeve van woondoeleinden mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de ruimtelijke en functionele karakteristiek (behoud van bestaande cultuurhistorische (“karakteristieke bebouwing”) en landschappelijke (“houtopstanden”, “onverharde wegen”) waarden, het besloten karakter van het gebied te handhaven en te versterken) van het gebied.

Artikel 4 Waarde – Archeologie

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

4.2 Bouwregels

  1. a. Op deze gronden zijn uitsluitend bouwwerken en bouwwerken, geen gebouw zijnde toegestaan, waarbij bodemverstorende activiteiten ter realisering van deze bouwwerken of bouwwerken, geen gebouw zijnde:

1. een totale oppervlakte hebben van ten hoogste 100 m2;

2. niet verder gaan dan een diepte van 0,7 meter;

  1. b. Voor bouwwerken en bouwwerken, geen gebouw zijnde, waarbij bodemverstorende activiteiten ter realisering noodzakelijk zijn, die verder gaan dan een diepte van 0,7 meter eisen burgemeester en wethouders dat alvorens de bouwvergunning verleend wordt, door de aanvrager een archeologisch rapport wordt overgelegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld. In dien uit dit archeologisch rapport blijkt dat de archeologische waarde van de gronden door het verlenen van de bouwvergunning zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders een of meerdere van de volgende voorwaarden verlenen aan de vergunning:

1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

2. het doen van opgravingen;

3. begeleiding van de activiteiten door een archeologisch deskundige.

4.3 Nadere eisen

4.3.1. Bevoegdheid nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden die vallen binnen de bestemming 'Waarde – Archeologie', indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische resten aanwezig zijn. Toepassing van de bevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige beperking van het meest doelmatige gebruik.

4.3.2. Procedure nadere eisen

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen als bedoeld in artikel 4.3.1. is de procedure van toepassing zoals vermeld in 8.3. van het plan.

4.4 Ontheffing van de bouwregels

  1. a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 4.2., met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende (bouw)regels.
  2. b. Ontheffing, bedoeld onder a, wordt in ieder geval verleend indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de aanvrager van de bouwvergunning aan de hand van archeologische onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of als er, mede naar het oordeel van een archeologisch deskundige, geen archeologische waarden te verwachten zijn.
  3. c. Ontheffing, bedoeld onder a, wordt ook verleend, indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de aanvrager van de bouwvergunning aan de hand van andere informatie heeft aangetoond dat door grondroerende activiteiten of ander bodemverstoringen op de betrokken locatie geen archeologische waarden verstoord zullen worden.
  4. d. Ontheffing, bedoeld onder a, wordt voorts verleend, indien:

1. de aanvrager van de bouwvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;

2. de betrokken archeologische waarden, gelet op het bovengenoemd rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de ontheffing regels te verbinden, gericht op:

- het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

- het doen van opgravingen;

- begeleiding van de activiteiten door een archeologisch deskundige.

4.5 Aanlegvergunning

  1. a. Het is verboden op of in gronden ter plaatse van de bestemming 'Waarde – Archeologie' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

1. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,7 m onder het maaiveld, zoals afgraven en diepploegen;

2. het aanleggen of verbreden van sloten, wateren en/of waterpartijen;

3. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

  1. b. Het onder a vermelde verbod is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

1. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 100 m2;

2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning of een ontgrondingvergunning;

4. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor ontheffing, als bedoeld in lid 4.4., is verleend;

5. ten dienst van archeologisch onderzoek wordt uitgevoerd.

  1. c. Aanlegvergunning wordt in ieder geval verleend, indien de aanvrager van de aanlegvergunning aan de hand van archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn,
  2. d. Aanlegvergunning wordt voorts verleend, indien de aanvrager van de aanlegvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
  3. e. Aanlegvergunning wordt voorts verleend, indien de betrokken archeologische waarden, gelet op bovengenoemd rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de aanlegvergunning regels te verbinden, gericht op:

1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

2. het doen van opgravingen;

3. begeleiding van de activiteiten door een archeologisch deskundige.

4.6 Wijzigingsbevoegdheid

4.6.1. Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin, dat de begrenzing van één of meerdere bestemmingsvlakken wordt gewijzigd of de bestemming 'Waarde – Archeologie' toe te voegen of te verwijderen, dan wel deze bij een andere (verwachtings)waardecategorie in te delen.

4.6.2 Procedure wijzigingsbevoegdheid

Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging van het plan als bedoeld in artikel 4.6.1 is de procedure van toepassing zoals vermeld in artikel 8.2. van het plan.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Geen bouwwerk of complex van bouwwerken mag worden opgericht, indien daardoor een bestaand bouwwerk of complex van bouwwerken met het daarbij behorende bouwperceel, hetzij niet langer zou blijven voldoen aan, hetzij in grotere mate zou gaan afwijken van het plan.

Artikel 6 Algemene Bouwregels

Op de gronden, begrepen in het plan, is het verboden te bouwen:

een bouwwerk of een complex van bouwwerken, indien daardoor een ander bouwwerk of complex van bouwwerken met het daarbij behorende bouwperceel, hetzij niet langer zal blijven voldoen aan, hetzij in grotere mate zal gaan afwijken van het plan.

Artikel 7 Algemene Ontheffingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:

  1. a. het afwijken van de in de regels voorgeschreven maatvoering met ten hoogste 10%;
  2. b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft.

Artikel 8 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:

  1. a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen en bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag niet meer dan 10% worden vergroot;
  2. b. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.

Artikel 9 Algemene Procedureregels

9.1 Ontheffing

Bij toepassing van een ontheffing, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

9.2 Wijzigingsbevoegdheid

Ter voorbereiding van een besluit tot wijziging op grond van de in dit plan aan burgemeester en wethouders toegekende wijzigingsbevoegdheden, wordt de procedure gevolgd zoals opgenomen in afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht.

9.3 Nadere eisen

Bij toepassing van de nadere eisen regeling, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken

9.1.1. Een bouwwerk dat het op tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.

9.1.2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

9.1.3. Het bepaalde onder 9.1.1. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

10.2 Overgangsrecht gebruik

9.2.1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

9.2.2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 9.2.1. te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

9.2.3. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder 9.2.1., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

9.2.4. Het bepaalde onder 9.2.1. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als:

“Regels wijzigingsplan “Bergseweg 18” van de gemeente DRIMMELEN”

Bijlage 1 Situatietekening Bergseweg 18 Te Made

Bijlage 1 Situatietekening Bergseweg 18 te Made

Bijlage 2 Advies Van Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen D.d. 5 Februari 2010

Bijlage 2 Advies van Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen d.d. 5 februari 2010

Bijlage 3 Inpassingsplan

Bijlage 3 Inpassingsplan

Bijlage 4 Waterplan Met Positief Advies Waterschap Brabantse Delta

Bijlage 4 Waterplan met positief advies Waterschap Brabantse Delta

Bijlage 5 Rapportage Geuronderzoek

Bijlage 5 Rapportage geuronderzoek

Bijlage 6 Rapportage Fijn Stofonderzoek

Bijlage 6 Rapportage fijn stofonderzoek

Bijlage 7 Resultaat Depositieberekening

Bijlage 7 Resultaat depositieberekening

Bijlage 8 Archeologisch Onderzoek

Bijlage 8 Archeologisch onderzoek

Bijlage 9 Flora- En Faunagegevens

Bijlage 9 Flora- en faunagegevens