Zanddijk 30 te Made
Wijzigingsplan - Gemeente Drimmelen
Vastgesteld op 04-10-2016 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
- 1. Bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1719.0wp13zanddijk30-vg01 met bijbehorende regels en bijlagen;
- 2. Plan :
het wijzigingsplan 'Zanddijk 30 te Made' van de gemeente Drimmelen;
- 3. Moederplan
het bestemmingsplan 'Buitengebied': de geometrisch bepaalde plan objecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1719.0bp12buitengebied-vg02 met bijbehorende regels en bijlagen;
- 4. Verordening ruimte
De Verordening ruimte 2014 of een later vastgestelde Verordening ruimte van de provincie Noord-Brabant inclusief bijbehorende wijzigingsverordeningen;
- 5. Zorgvuldige veehouderij
veehouderij die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving.
Voor het overige blijven de regels bij artikel 1 van het moederplan op dit plan voor zover relevant van toepassing.
Artikel 2 Wijze Van Meten
De regels behorende bij artikel 2 van het moederplan zijn op dit plan voor zover relevant van toepassing.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - 1
De regels bij artikel 3 van het moederplan zijn op dit plan voor zover relevant van toepassing. Er worden middels dit wijzigingsplan nog enkele artikelen toegevoegd. Na artikel 3.2.6 wordt artikel 3.2.7 toegevoegd, luidende:
3.2.7 Toename oppervlakte gebouwen t.b.v. veehouderij
- 1. Een toename per saldo van de oppervlakte van bestaande gebouwen ten behoeve van een veehouderij is alleen toegestaan indien:
- a. maatregelen worden getroffen en in stand gehouden, die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij, welke zijn opgenomen in de nadere regels ter uitvoering van de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij (BZV), die zijn vastgesteld door Gedeputeerde Staten op grond van de Verordening ruimte;
- b. de ontwikkeling vanuit een goede leefomgeving en gelet op de aspecten als benoemd in artikel 3.1, derde lid, van de Verordening ruimte, inpasbaar is in de omgeving;
- c. is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
- d. is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 µg/m3;
- e. een zorgvuldige dialoog is gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving in de planontwikkeling;
- 2. Binnen gebouwen mag ten hoogste één bouwlaag gebruikt worden voor het houden van dieren, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden;
- 3. Bij een gebruikswijziging van gebouwen niet in gebruik zijnde ten behoeve van de veehouderij, gericht op het in gebruik nemen van gebouwen voor de uitoefening van de veehouderij, dient voldaan te worden aan de bepalingen zoals opgenomen onder 1;
- 4. In afwijking van het bepaalde onder 1 kan worden voorzien in een toename van de oppervlakte van de bestaande gebouwen indien is geborgd dat de gebouwen niet gebruikt worden voor de uitoefening van de gevestigde veehouderij.
Na artikel 3.4.1 wordt artikel 3.4.2 toegevoegd, luidende:
3.4.2 Landschappelijke inpassing
Het gebruiken van het bouwvlak conform de bestemming is enkel toegestaan indien de landschappelijke inpassing wordt aangelegd en in stand gehouden conform het landschappelijk inpassingsplan, zoals opgenomen in Bijlage 1 van de regels. De landschappelijke inpassing moet binnen 6 maanden na oplevering van de nieuw te bouwen stallen worden aangelegd en in stand gehouden.
Artikel 4 Waarde - Archeologie 1
De regels bij artikel 28 van het moederplan zijn op dit plan voor zover relevant van toepassing.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelbepaling
De regels bij artikel 34 van het moederplan zijn op dit plan voor zover relevant van toepassing.
Artikel 6 Algemene Bouwregels
De regels bij artikel 35 van het moederplan zijn op dit plan voor zover relevant van toepassing.
Artikel 7 Algemene Aanduidingsregels
De regels bij artikel 36 van het moederplan zijn op dit plan voor zover relevant van toepassing.
Artikel 8 Algemene Wijzigingsregels
De regels bij artikel 37 van het moederplan zijn op dit plan voor zover relevant van toepassing.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
De regels bij artikel 38 van het moederplan zijn op dit plan voor zover relevant van toepassing.
Artikel 10 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het wijzigingsplan 'Zanddijk 30 te Made'.
Bijlage 1 Landschappelijke Inpassing
Bijlage 1 Landschappelijke inpassing
Bijlage 1 Situatietekening
Bijlage 2 Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen
Bijlage 2 Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen