KadastraleKaart.com

1 Inleidende Regels
Artikel 1 Toepassingsbereik
Artikel 2 Begripsbepalingen
Artikel 3 Aanvullende Begripsbepalingen
Artikel 4 Meet- En Rekenbepalingen
2 Functies En Activiteiten
Artikel 5 Agrarisch Met Waarden – Landschappelijke, Cultuurhistorische
3 Algemene Regels Over Functies
Artikel 6 Aanvraagvereisten
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
4 Regels Ter Bescherming Van Waarden En Objecten
Artikel 8 Waarde – Archeologie 2
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels

TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22i, Menzel 33, Nistelrode

Bestemmingsplan - Gemeente Bernheze

Ontwerp op 09-04-2025 - in voorbereiding

Bestanden

Toelichting

1 Inleidende Regels

Artikel 1 Toepassingsbereik

1.1 Omgevingsplan gemeente Bernheze
Dit TAM-omgevingsplan wijzigt het omgevingsplan van de gemeente Bernheze in die zin dat na
hoofdstuk 22 een hoofdstuk 22i wordt ingevoegd, bestaande uit de regels van dit plan.
1.2 Niet van toepassing tijdelijk omgevingsplan
De besluiten op grond van artikel 22.1, onder a, van Omgevingswet zijn niet van toepassing voor
zover het gaat over regels opgenomen in een besluit als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, onder
a, b, c, g, h, i, j, k, l of m, van de Invoeringswet Omgevingswet op de locatie, bedoeld in 1.4.
1.3 Niet van toepassing tijdelijk omgevingsplan - bruidsschat afd. 22.2
De regels in afdeling 22.2, met uitzondering van de regels van paragraaf 22.2.7.3 en afdeling
22.3, zijn niet van toepassing voor zover die regels in strijd zijn met regels in dit hoofdstuk.
1.4 Verwijzing naar verbeelding
De regels in dit hoofdstuk (22i) zijn van toepassing op de locatie Menzel 33, Nistelrode waarvan
de geometrische bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand met identificatienummer
NL.IMRO.1721.TAM22i-OW01.

Artikel 2 Begripsbepalingen

2.1 Van toepassing verklaring
Begripsbepalingen die zijn opgenomen in artikel 1.1 van het omgevingsplan gemeente
Bernheze zijn van overeenkomstige van toepassing op dit TAM-omgevingsplan

Artikel 3 Aanvullende Begripsbepalingen

In aanvulling op het bepaalde in artikel 2 worden voor de toepassing van de regels in dit plan de
volgende begrippen gehanteerd:
3.1 Omgevingsplan
het omgevingsplan van de gemeente Bernheze.
3.2 TAM-omgevingsplan
het TAM-omgevingsplan Menzel 33, Nistelrode (hoofdstuk 22i) omgevingsplan gemeente
Bernheze.
3.3 locatievlak
een geometrisch bepaald vlak dat is aangewezen voor een gebruiksdoel.
3.4 verbeelding
de analoge en digitale voorstelling van de in het TAM-omgevingsplan opgenomen digitale
ruimtelijke informatie.
3.5 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels
regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
3.6 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
3.7 aanduidingsvlak
een op de verbeelding aangegeven vlak met eenzelfde aanduiding, begrensd door een
aanduidingsgrens.
3.9 aangebouwde bijgebouwen
een uitbreiding van het hoofdgebouw, die wat afmetingen betreft ondergeschikt is aan het
hoofdgebouw.
3.10 aan huis verbonden bedrijf
een bedrijf, niet zijnde een webshop, dat in een (gedeelte van) of bij een woning wordt
uitgeoefend en dat is gericht op het vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten,
door de gebruik(st)er van de woning, en dat niet krachtens een milieuwet vergunning- of
meldingplichtig is, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een
ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is, met dien
verstande dat er geen detailhandel is toegestaan met uitzondering van detailhandel als
ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf.
3.11 aan huis verbonden beroep
een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of
kunstzinnig gebied, dat in een (gedeelte van) of bij een woning wordt uitgeoefend door de
gebruik(st)er van de woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt
en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming
is, met dien verstande dat er geen detailhandel is toegestaan met uitzondering van detailhandel
als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis verbonden beroep.
3.12 achtergevel
de gevel van een gebouw, die is gesitueerd tegenover de voorgevel van het betreffende gebouw.
3.13 agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van
gewassen (houtteelt daaronder begrepen) en/of het houden van dieren, met inbegrip van
andere activiteiten van ondergeschikte betekenis.
Met dien verstande dat een gebruiksgerichte paardenhouderij (manege) niet als agrarisch bedrijf
wordt aangemerkt.
3.14 agrarisch grondgebruik
De aanwending van open grond ten behoeve van het agrarisch bedrijf.
3.15 ander-werk
Een werk, geen bouwwerk zijnde, of een werkzaamheid.
3.16 bebouwing
Één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
3.17 bed & breakfast
Een kleinschalige verblijfsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een
toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt aan personen die hun
hoofdverblijf elders hebben.
3.18 bedrijf
Een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken,
opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van
diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.
3.19 bedrijfsvloeroppervlakte bij aan huis gebonden beroepen en aan huis gebonden
bedrijvende totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een beroep c.q. een
bedrijf aan huis of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en
dergelijke.
3.20 Bedrijfswoning
Een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het
huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming of het toegelaten
gebruik van het gebouw of terrein, noodzakelijk is.
3.20 begane grond
De bouwlaag van een gebouw, die rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau dan wel
waarvan de bovenkant van de vloer maximaal 1 m boven meetniveau is gelegen.
3.21 beperkt kwetsbaar object
Verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee
Woningen per hectare, dienst- en bedrijfswoningen van derden, sporthallen en -
Terreinen, zwembaden en speeltuinen;
Kantoorgebouwen, hotels en restaurants, winkels en bedrijfsgebouwen, voor zover zij
Niet onder de definitie voor kwetsbare objecten, onder c, vallen;
Kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij
Niet onder de definitie voor kwetsbare objecten, onder d, vallen;
Objecten die met de onder a en b genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde
Van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen
dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval,
voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn;
Objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een
gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de
gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de
gevolgen van dat ongeval.
3.22 bestaande aantal woningen
Het aantal woningen per perceel of bouwvlak dat op het moment van terinzagelegging van het
omgevingsplan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een
omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van
inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald.
3.23 bestaand
bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het omgevingsplan
bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een
omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van
inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
bij gebruik: het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het omgevingsplan bestaat,
tenzij in de regels anders is bepaald.
3.24 bevoegd gezag
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om
een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.
3.25 bijgebouw
een gebouw, dat in bouwkundig en visueel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde
bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
3.26 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van
een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een
standplaats.
3.27 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
3.28 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte
liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met
uitsluiting van onderbouw.
3.29 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar
behorende bebouwing is toegelaten.
3.30 bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel.
3.31 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels
bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
3.32 bouwvlakgrens
de grens van een bouwvlak.
3.33 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct
of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
3.34 carport/overkapping
een bouwwerk dat zowel feitelijk als in visueel ruimtelijke zin aan maximaal twee zijden, een
gesloten, al dan niet eigen, wand kent.
3.35 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het
verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik,
verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
3.37 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een
hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw,
en, voor zover dit TAM-omgevingsplan die inrichting niet verbiedt.
3.39 extensieve dagrecreatie
recreatief medegebruik van gronden zoals wandelen, fietsen, varen, paardrijden, zwemmen en
vissen; onder extensieve (dag)recreatie vallen geen gemotoriseerde sporten.
3.40 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden
omsloten ruimte vormt.
3.41 gebruiken
gebruiken, het doen gebruiken, het laten gebruiken en het in gebruik geven.
3.42 gebruiksgerichte paardenhouderij
een niet-agrarisch bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op (de ondersteuning bij) het gebruik van
het paard als hulpmiddel voor de recreërende mens, zoals maneges, paardenverhuurbedrijven
en paardenstallingsbedrijven.
3.44 grondgebonden agrarisch bedrijf
agrarisch bedrijf waaronder wordt begrepen een akkerbouw bedrijf en een veehouderij, niet
zijnde intensieve veehouderij en waaronder mede begrepen een productiegerichte
paardenhouderij en paardenfokkerij; intensief veehouderijbedrijf; glastuinbouwbedrijf; intensieve
kwekerij, waaronder een viskwekerij en champignonkwekerij; melkveehouderij,
met dien verstande dat een gebruiksgerichte paardenhouderij (manege) niet als agrarisch bedrijf
kan worden aangemerkt.
3.45 grondgebonden woning
een gebouw dat uitsluitend één woning omvat, zijnde een vrijstaande-, twee- aaneengebouwde-
, aaneengebouwde-, geschakelde- of patiowoning en waarvan op het bijbehorende
bouwperceel geen andere woningen voorkomen en dat direct grenst aan en toegankelijk is vanaf
de weg.
3.47 hoofdgebouw
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de
bestemming, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
3.48 huishouden
één persoon of een aantal, aan elkaar door familieband of anderszins gerelateerde, personen,
die alleen of gezamenlijk een eenheid vormt en als zodanig ook gebruik maakt van één woning.
3.50 landschapselement:
punt-, lijn- en vlakelementen, die een groene of blauwe component bezitten, en die voor de
identiteit van het landschap van algemeen belang zijn vanwege hun leeftijd (ouder dan 35 jaar)
of om andere redenen, zoals hun schoonheids- of plaatselijke zeldzaamheidswaarde of hun
beeldbepalende functie voor de omgeving. Een en ander met dien verstande dat onder
landschapselementen niet worden verstaan elementen die zijn opgericht in het kader van nieuw
groen is vrij groen.
3.51 locatiegrens
de grens van een locatievlak.
3.52 Maatschappelijke functies
functies gericht op de sociale, maatschappelijke, culturele en/of educatieve voorzieningen,
waaronder begrepen zorginstellingen, een zorgboerderij, een bomenpark, een
bezoekerscentrum voor wandelgebied, een boerderijmuseum, een sterrenwacht, een
openluchttheater, een beeldentuin en een kasteel.
3.52 maatvoeringsgrens
de grens van een maatvoeringsvlak.
3.53 maatvoeringsvlak
een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels
voor bepaalde bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt.
3.54 milieucategorie:
milieucategorie zoals omschreven in de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering Den Haag,
2009.
3.55 milieuhygiënische uitvoerbaarheid
overkoepelend begrip voor milieuaspecten zoals geluid, bodem, geurhinder, luchtkwaliteit,
externe veiligheid etcetera aan welke bijbehorende wettelijke kaders getoetst dient te worden,
3.54 nevenactiviteit
een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht
duidelijk ondergeschikt is aan de op de ingevolge dit TAM-omgevingsplan toegestane
hoofdfunctie op een bouwperceel. De nevengeschiktheid volgt in dit kader uit de afhankelijkheid
van de hoofdfunctie.
3.55 normaal onderhoud, gebruik en beheer
een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het
voortbestaan van deze objecten op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt.
3.56 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van openbaar nut.
3.57 openbaar gebied
de openbare weg, openbaar groen en water.
3.58 parkeren
het laten stilstaan van een voertuig anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt
wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van passagiers of voor het onmiddellijk laden en
lossen van goederen.
3.60 peil
voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de
hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang vermeerderd met maximaal 20
cm;
in andere gevallen: de hoogte van de weg ter plaatse van de toegang tot het gebouw
vermeerderd met 2 cm per meter afstand van het gebouw tot die weg (hemelsbreed
gemeten);
deze bepaling geldt niet voor bouwwerken geen gebouw zijnde; hiervoor wordt de
hoogte gemeten vanaf het aansluitende maaiveld.
3.61 permanente bewoning
het feitelijk bewonen van een gebouw gedurende het hele jaar of het grootste deel van het jaar.
3.62 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen
vergoeding.
3.64 schuilgelegenheid:
een gebouw dat bedoeld is voor het bieden van beschutting en schuilruimte voor vee.
3.65 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof
zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotischpornografische aard plaatsvinden dan wel voor detailhandel in seks- en/of porno-artikelen.
Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal,
sekstheater, een parenclub, een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksautomaat
of sekswinkel, al dan niet in combinatie met elkaar.
3.69 stedenbouwkundige waarde/kwaliteit
de aan een gebied toegekende waarde in verband met stedenbouwkundige elementen, zoals
situatie en infrastructuur, alsmede de ligging van bouwwerken in dat gebied.
3.72 tuin
niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in
feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.
3.73 uitbouw
de vergroting van een bestaande ruimte in een hoofdgebouw, die qua afmetingen en/of in
visueel opzicht (onder meer wat betreft (goot)hoogte, dakhelling en/of dakvorm), ondergeschikt
is aan het hoofdgebouw.
1.38 verhard:
een verharding bestaande uit baksteen, tegels, beton en/of asfalt, alsmede daarmede
vergelijkbare vaste/gesloten materialen.
3.74 vloeroppervlakte
de totale oppervlakte van alle vloeren op alle verdiepingen in een woning.
3.75 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer
dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig dient te worden
aangemerkt.
3.76 voorgevelrooilijn
de lijn die horizontaal loopt door het buitenwerks vlak van de voorgevel, tot aan de
perceelsgrenzen.
1.40 vormverandering:
wijziging van de begrenzing van een bouwblok zonder dat dit gepaard gaat met een vergroting
van de totale oppervlakte.
3.77 voorste bouwperceelgrens
de naar de weg gekeerde bouwperceelgrens of, indien het een bouwperceel betreft met meer
dan één naar de weg gekeerde grens, de bouwperceelgrens die kennelijk als zodanig dient te
worden aangemerkt.
3.78 voorste bouwvlakgrens
De grens van het bouwvlak gelegen aan de zijde van de weg.
3.79 vrijstaand bijgebouw
een bijgebouw, dat gesitueerd is op een afstand van het hoofdgebouw en dat in functioneel
opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
3.81 waterhuishoudkundige voorzieningen
voorzieningen die het waterhuishoudingsbelang dienen, zoals watergangen, waterstaatkundige
kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang
e.d., voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer, waterinfiltratie en
waterberging, vijvers en poelen; bijbehorende voorzieningen zoals bermen, paden,
beschoeiingen.
3.82 webshop
een bedrijf, dat in een (gedeelte van) of bij een woning wordt uitgeoefend en dat is gericht op de
opslag en distributie van aankopen die via internet tot stand zijn gekomen, alsmede het beheren
van de bijbehorende website, door de gebruik(st)er van de woning, waarbij de woning in
overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft
die met de woonfunctie in overeenstemming is, met dien verstande dat er geen detailhandel is
toegestaan en dat het niet is toegestaan voor consumenten om ter plaatse goederen af te halen.
3.83 werk
een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde.
3.84 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk
huishouden.
3.85 woonunit
een gebouw bestaande uit één bouwlaag, geschikt en ingericht ten dienste van het tijdelijke
woon-, dag- of nachtverblijf van één of meer personen.
1.45 woonzorgwoningen
een woning die gekoppeld is aan een zorgfunctie ten behoeve van de bewoner(s) met een
geïndiceerde zorgbehoefte
3.86 zorgwoning
een gebouw in gebruik als zelfstandige woning gericht op het verlenen van zorg.

Artikel 4 Meet- En Rekenbepalingen

De meet- en rekenbepalingen uit artikel 22.24 van het omgevingsplan zijn van overeenkomstige
toepassing op het meten van de waarden die in dit hoofdstuk in m, m2 of m3 zijn uitgedrukt, voor
zover hiervan niet is afgeweken in het bepaalde in dit artikel.
4.1 afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens
de maat tussen de zijdelingse grens van een (bouw)perceel en een bepaald punt van het op dat
bouwperceel voorkomend (hoofd)gebouw, waar die afstand het kortst is;
4.2 bebouwd oppervlak van een bouwperceel
de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen;
4.3 bebouwingspercentage
de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen op een bouwperceel, in procenten van de
oppervlakte van het bouwperceel;
4.4 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw
zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en
naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
4.5 breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke
scheidingsmuren;
4.6 dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
4.7 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee
gelijk te stellen constructiedeel;
4.8 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart
van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
4.9 meten
Bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de kaart en op
de schaal waarin het plan is vastgesteld.
4.10 ondergeschikte bouwonderdelen
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte
bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen,
schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten
beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.
4.11 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts
geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het
bouwwerk;
4.12 oppervlakte van een overkapping
tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het
gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.
4.13 afstemming peil
bij de afstemming met het peil, zoals omschreven in de begrippen wordt bij nieuwe gebouwen de
bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer aangehouden.

2 Functies En Activiteiten

Artikel 5 Agrarisch Met Waarden – Landschappelijke, Cultuurhistorische

4.1 Toepassingsbereik
De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locatie die op de verbeelding is aangewezen als
‘ Agrarisch met waarden – Landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden '.
4.2 Functieomschrijving
Een als Agrarisch met waarden – Landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden
' aangewezen locatie heeft de volgende functies:
  1. het behoud, bescherming en/of herstel van de aanwezige landschappelijke en ecologische waarden;
  2. behoud, herstel en ontwikkeling van de aanwezige droge en natte natuurwaarden, waaronder beekherstel;
  3. behoud, herstel en ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden;
  4. behoud van landschapselementen;
  5. instandhouding van de typerende geologie/ geomorfologie;
  6. agrarisch grondgebruik;
  7. de uitoefening van het agrarisch bedrijf, meer in het bijzonder: een grondgebonden agrarisch bedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch bedrijf';
  8. de uitoefening van een woonzorg-complex, ter plaatste van de aanduiding ‘maatschappelijk’, met een maximaal bebouwd oppervlak van 144 m2, zie artikel 4.5.7;
  9. nevenactiviteiten bij een agrarisch bedrijf en aan huis gebonden beroep in de bestaande aard en omvang;
  10. het behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken ter plaatse van de aanduiding 'groenblauwe mantel';
  11. ontwikkeling van een aantrekkelijk en gevarieerd woon- en werkklimaat ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - woonwerkontwikkelingsgebied';
  12. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  13. groenvoorzieningen (landschappelijke inpassing);
  14. extensieve dagrecreatie;
  15. doeleinden van openbaar nut;
  16. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn zowel ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' als daar buiten toegestaan. Buiten de aanduiding 'bouwvlak' is dit echter uitsluitend toegestaan door middel van een omgevingsvergunning voor het afwijken van de bouwregels of een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden; een en ander met bijbehorende voorzieningen, zoals perceel ontsluitingen, onverharde wegen, kavelpaden en sloten.
4.3 Gebruiksactiviteit – verboden
Het is verboden om:
a. gronden te gebruiken als standplaats voor kampeermiddelen, waaronder tevens caravans of woonunits ten behoeve van de bewoning door seizoensarbeiders of permanente bewoning;
  1. gronden te gebruiken als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens opslag die geschiedt in het kader van de normale bedrijfsvoering;
  2. gebouwen te gebruiken voor de huisvesting van seizoensarbeiders;
  3. bedrijfsgebouwen (stallen) en bijgebouwen te gebruiken ten behoeve van
  4. bewoning;
  5. recreatiewoningen te gebruiken ten behoeve van permanente bewoning;
  6. gronden te gebruiken voor de beoefening van lawaaisporten;
  7. blijvende ondersteunende voorzieningen aan te leggen voor teelt van
  8. gewassen vrij van de grond;
4.4 Gebruiksactiviteit - specifieke regels
4.4.1 Aan huis verbonden beroep
Aan huis verbonden beroepen zijn toegestaan onder de volgende voorwaarden:
  1. er maximaal 100 m2 van het totale vloeroppervlak als zodanig in gebruik wordt genomen;
  2. met dien verstande dat bij een cultuurhistorisch waardevol pand de als zodanig in gebruik genomen oppervlakte maximaal 150 m2 mag bedragen;
  3. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd van ter plaatse vervaardigde producten.
4.4.2 Nevenactiviteit agrarisch bedrijf
Als specifieke nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf zijn de volgende activiteiten toegestaan
onder de volgende voorwaarden:
  1. de verkoop van streek- of bedrijfseigen producten tot een verkoopvloeroppervlak van max. 100 m2, evenals de verkoop van streek- of bedrijfseigen producten met een bestaand verkoopvloeroppervlak van meer dan 100 m2;
  2. mestbewerking als nevenactiviteit ten behoeve van het agrarisch bedrijf, met dien verstande dat mestbewerking voor derden niet is toegestaan;
  3. Een kleinschalig kampeerterrein met maximaal 15 kampeerplaatsen. 4
4.5 Bouwactiviteit - beoordelingsregels
4.5.5 Algemeen
  1. gebouwen mogen worden uitsluitend opgericht binnen het bouwvlak;
  2. buiten het bouwvlak zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, uitgezonderd erfafscheidingen, toegestaan tot een maximale bouwhoogte van 2 meter;
  3. per bouwvlak, zonder de aanduiding 'wonen', is ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' ten hoogste het op de verbeelding aangegeven aantal bedrijfswoningen toegestaan;
  4. per bouwvlak met de aanduiding 'wonen' is maximaal één woning toegestaan;
  5. vervangende nieuwbouw van de (bedrijfs)woning, al dan niet in combinatie met vervanging van het overige deel van het hoofdgebouw waar de bedrijfswoning onderdeel van uitmaakt, is toegestaan binnen de bestaande fundamenten, tot een maximale inhoudsmaat van 750 m3 danwel overeenkomstig de bestaande (grotere) inhoud. Cultuurhistorisch waardevolle panden mogen niet worden herbouwd.
  6. teeltondersteunende kassen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak van een agrarish bedrijf met de aanduiding ‘intensieve kwekerij’ of ‘ agrarisch bedrijf’ mits dit gelegen is buiten de gronden met de aanduiding ‘ groenblauwe mantel’;
  7. in afwijking van het bepaalde onder d en e zijn teeltondersteunde voorzieningen met een permanent karakter en bestaande teeltondersteunende kassen, toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorziening'.
  8. ondergronds bouwen is uitsluitend toegestaan binnen de bestaande fundamenten van gebouwen;
  9. rijbakken zijn uitsluitend binnen een bouwvlak toegestaan.
4.5.6. Bouwen agrarisch bedrijf
Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ter plaatse van de
aanduiding ‘agrarisch bedrijf’ gelden de volgende regels:
a. bedrijfsgebouwen:
Voor de aanwezige bedrijfsgebouwen geldt dat de, op het tijdstip van terinzagelegging van de
ontwerp omgevingsplan wijziging, bebouwing mag worden gehandhaafd, hersteld en vervangen.
afbeelding
b. bedrijfswoningen inclusief aangebouwde
afbeelding
afbeelding
c. vrijstaande bijgebouwen bij de bedrijfswoning:
afbeelding
d. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde: Bouwhoogte
afbeelding
e. nieuwe teelt ondersteunende voorzieningen zijn buiten het bouwvlak niet toegestaan;
4.5.7 Bouwen maatschappelijke functie
Voor het bouwen van gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘Maatschappelijk’ gelden de
volgende regels:
a. bedrijfsgebouwen:
afbeelding
4.6 Bouwactiviteit – omgevingsplanactiviteit
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
  1. het bepaalde in 4.5.6 en 4.5.7 voor een kleinere afstand tot de zijdelingse perceelsgrens, onder de voorwaarden dat dit uit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is en hierdoor de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.
  2. het bepaalde in 4.5.6 en 4.5.7 voor een gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen van maximaal 100 m2. In geval van sloop van overtollige bebouwing (overmaat) mag maximaal 25% van het te slopen oppervlak worden vervangen tot een maximum oppervlakte van 200 m2;
  3. het bepaalde in 4.5.6 en 4.5.7 voor het oprichten van gebouwen op een kleinere afstand tot de bestemming 'Verkeer', onder de voorwaarde dat dit uit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is en hierdoor de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;
  4. het bepaalde in 4.5.6 en 4.5.7 voor het oprichten van erfafscheidingen, waaronder mede worden begrepen terreinomheiningen en open hekwerken, buiten het bouwvlak tot een maximum hoogte van 2 m., onder de voorwaarden, dat er geen onevenredige aantasting is van de open structuur van de omgeving;
  5. het bepaalde in 4.5.6 en 4.5.7 voor het oprichten van schuilgelegenheden buiten het bouwvlak ten behoeve van het hobbymatig houden van vee tot een maximum oppervlakte van 15 m2 en een maximale hoogte van 2,5 m en minimaal één zijde open, onder de voorwaarden dat het desbetreffende perceel een aaneengesloten oppervlakte heeft van tenminste 2500 m2 en de waarden van de gronden, als bedoeld in 3.2 niet onevenredig worden aangetast;
  6. het bepaalde in 4.5.5 onder e voor het oprichten van vervangende nieuwbouw buiten de bestaande fundamenten, onder de voorwaarden, dat de nieuwe locatie vanuit stedenbouwkundig en/of milieuhygiënisch oogpunt gewenst of toelaatbaar is, hierdoor de verkeersveiligheid niet wordt aangetast en er geen sprake is van een cultuurhistorisch waardevol pand.
  7. het bepaalde in 4.5.5 onder i voor het oprichten van een rijbak t.b.v. hobbymatig gebruik met een maximale oppervlakte van 800 m2 onder de voorwaarden, dat bouwwerken uitsluitend zijn toegestaan achter de voorgevelrooilijn, aansluitend op het bouwvlak, de hoogte van de omheining maximaal 1,5 m mag bedragen, lichtmasten niet zijn toegestaan, de afstand tot de woningen op omliggende percelen minimaal 25 m bedraagt en de rijbak landschappelijk wordt ingepast;
4.7 Werken en werkzaamheden - omgevingsplanactiviteit
4.7.1 Verbod
Het is verboden zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het afgraven;
  2. het ophogen;
  3. het vergraven;
  4. het diepploegen en -woelen;
  5. het egaliseren;
  6. het indrijven van voorwerpen in de grond;
  7. het aanleggen van drainage;
  8. het aanleggen van onderbemaling;
  9. het aanleggen, verbreden of verbeteren van sloten en greppels;
  10. het dempen van sloten of greppels;
  11. het aanbrengen van oeverbeschoeiingen;
  12. het rooien van houtgewas;
  13. het aanplanten van houtgewas (anders dan ten behoeve van een boomkwekerij);
  14. het omzetten van grasland in boomkwekerij of sierteeltgrond;
  15. het aanbrengen van verhardingen groter dan 200 m2;
  16. het aanbrengen van verhardingen op wegen en (fiets)paden;
  17. het aanbrengen van ondergrondse leidingen;
  18. het gebruik van afdekmaterialen en lage tunnels.
4.7.2 Uitzonderingen op verbod
Het in 4.7.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
  1. uitgevoerd worden binnen een op de plankaart opgenomen aanduidingen 'specifieke vorm van wonen - ruimte voor ruimte' en 'wonen';
  2. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
4.7.3 Afwegingskader
Uitvoering van de in 4.7.1 genoemde werken of werkzaamheden is in strijd met de functie, indien
daardoor dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen een
onevenredige aantasting van de waarden van deze gronden kan plaatsvinden.
4.7.4 Waarden
Onder de in 4.7.3 genoemde waarden worden verstaan:
  1. ten aanzien van de in 4.7.1 onder a, b, c, d, e, f, g, h, i, j, k, o, p en q genoemde werken of werkzaamheden: de waarden van de typerende geologie/geomorfologie zoals tot uitdrukking komend in de aardkundige vorm van het object of gebied (oude stroomgeulen, steilranden et cetera, bodemopbouw en instandhouding van de grondwaterstand in klei-of veengebieden;
  2. ten aanzien van de in 4.7.1 onder a, b, c, d, e, f, l, n, o en r genoemde werken of werkzaamheden: de natuurwaarden van levensgemeenschappen van slootkanten, bepaald door: gemiddeld hoge grondwaterstand, microreliëf, geleidelijke gradiënt in natdroog, soms ondoorlatende laag in ondergrond, extensief maaibeheer, en flauw talud sloot,
  3. ten aanzien van de in 4.7.1 onder l genoemde werken of werkzaamheden: de natuurwaarden van levensgemeenschappen van struwelen en houtwallen, bepaald door aanwezigheid van een gevarieerde boom-, struik en kruidlaag, microreliëf, en (gedeeltelijk) aaneengesloten linten,
  4. ten aanzien van de in 4.7.1 onder l, n, o, p en r genoemde werken of werkzaamheden: de natuurwaarden van dassenleefgebied, bepaald door gelijkblijvende grondwaterstand, afwisselend landschap met droog bos, lijnvormige elementen, natte graslanden, ontbreken van barrières;
  5. ten aanzien van de in 4.7.1 onder i, j en l genoemde werken of werkzaamheden: het besloten coulissenlandschap, bepaald door landschappelijke elementen afgewisseld met landbouwgronden in kleine eenheden;
  6. ten aanzien van de in 4.7.1 onder m, n en r genoemde werken of werkzaamheden: het open landschap, bepaald door het ontbreken van opgaande begroeiing en bebouwing;
  7. ten aanzien van de in 4.7.1 onder a, c, d, e, m, n, o en r genoemde werken of werkzaamheden: het open akkercomplex, bepaald door reliëf, vorm en functie van de akkers.
4.7 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing
  1. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 4.2 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de aanleg en duurzame instandhouding van de landschappelijke inpassing zoals opgenomen in bijlage 1 bij de regels;
  2. In afwijking van het bepaalde onder a. mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de bestemming worden gebruikt mits binnen een termijn van twee jaar na het in gebruik nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 4.2 opgenomen bestemmingsomschrijving de landschappelijke inpassing zoals opgenomen in bijlage 1 bij de regels is aangelegd en duurzaam in stand wordt gehouden.
4.8 Maatwerkvoorschrift
Burgemeester en wethouders kunnen een maatwerkvoorschriftstellen aan de plaats en de
afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de verkeersveiligheid;
  3. het woonmilieu van de omgeving; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de omliggende gronden niet onevenredig worden beperkt;

3 Algemene Regels Over Functies

Artikel 6 Aanvraagvereisten

  1. 1. De aanvraagvereisten, bedoeld in paragraaf 22.5.2 van het omgevingsplan van de gemeente Bernheze, zijn van overeenkomstige toepassing op een omgevingsvergunning die is vereist op grond van dit plan. In het bijzonder geldt dat:
    1. a. het bepaalde in artikel 22.284 van het omgevingsplan van de gemeente Bernheze van toepassing is op een aanvraag om omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit voor werken en werkzaamheden in dit plan, en;
    2. b. het bepaalde in 22.286 van het omgevingsplan van de gemeente Bernheze van toepassing is op een aanvraag om omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit inhoudende een gebruiksactiviteit of een bouwactiviteit in dit plan.
  2. 2. In aanvulling op het bepaalde onder 1 worden bij de aanvraag om omgevingsvergunning die gegevens en bescheiden overlegd die naar het oordeel van het bevoegde gezag noodzakelijk zijn voor een toets aan de aan de omgevingsvergunning verbonden beoordelingsregels.

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan
uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere
bouwplannen buiten beschouwing.

4 Regels Ter Bescherming Van Waarden En Objecten

Artikel 8 Waarde – Archeologie 2

7.1 Voorrangsregeling
De regels in dit artikel hebben voorrang op de regels in hoofdstuk 2 en 3.
7.2 Toepassingsbereik
De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locatie die in het GML-bestand met
identificatienummer NL.IMRO.1721.TAM… -OW01 is aangewezen als 'Waarde - Archeologie 2'.
7.3 Functieomschrijving
Een locatie die is aangewezen als 'Waarde - Archeologie 2' heeft als functie bescherming en
veiligstelling van gronden van archeologische waarde en gronden met een hoge archeologische
verwachtingswaarde.
7.4 Bouwactiviteit – beoordelingsregels
7.4.1. Aanvullende aanvraagvereisten
Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende
bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 22.26
van het omgevingsplan van de gemeente Bernheze, voor bouwwerken met een oppervlakte
groter dan 2.500 m2 en dieper dan 40 centimeter, een rapport te overleggen waarin de
archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord,
naar oordeel van de vergunningverlener in voldoende mate zijn vastgesteld, waarbij advies
wordt ingewonnen van een senior-archeoloog over de aard van het uit te voeren onderzoek.
7.5 Werken en werkzaamheden – omgevingsplanactiviteit
7.5.1 Vergunningplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in 7.3 bedoelde
gronden de volgende andere-werken uit te voeren:
  1. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
  2. het bodemverlagen of afgraven van gronden;
  3. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,40 m vanaf maaiveld;
  4. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  5. het aanleggen of verharden van wegen, rijwielpaden, banen of
  6. parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere
  7. oppervlakteverhardingen;
  8. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport- energie- of
  9. telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies.
7.5.2 Uitzondering vergunningplicht
Het in 7.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing, indien:
  1. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  2. er sprake is van bodemingrepen kleiner dan 2.500 m2 en niet dieper dan 0,4 m vanaf het maaiveld;
  3. op basis van bureauonderzoek, inventariserend of aanvullend archeologisch vooronderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behouden waardige archeologische relicten aanwezig zijn;
  4. de werken en werkzaamheden
  5. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  6. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  7. de werken en werkzaamheden op aanvullend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht;
  8. de werken en werkzaamheden het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen.
7.5.3 Beoordelingsregels
Een omgevingsvergunning wordt slechts verleend, indien door de werken en/of
werkzaamheden, dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de
archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.

Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels

8.1 Afwijkingsbevoegdheid
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
  1. voor het toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen, onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of - intensiteit daartoe aanleiding geven;
  2. van de planregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangepast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de omgevingsvergunning gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
  3. van de planregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en toestaan dat de bouwhoogte van kunstwerken en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m.;
  4. van het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen hoger dan 2,5 m., luchtkokers, liftkokers en lichtkappen;
  5. van in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlaktematen, mits dit noodzakelijk is vanuit constructieve vereisten, architectonisch belang of oogpunt van duurzaamheid, de vergroting maximaal 10% bedraagt en de toegestane maximale inhoudsmaat niet wordt overschreden.
8.2 Afwegingskader
Een in 8.2 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen
onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de milieusituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. de sociale veiligheid;