KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Tuin - 1
Artikel 4 Tuin - 2
Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 6 Wonen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Antidubbeltelbepaling
Artikel 8 Algemene Bouwregels
Artikel 9 Algemene Ontheffingsregels
Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 11 Algemene Procedureregels
Artikel 12 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
Artikel 14 Slotregel
Bijlagen Bij Regels
Bijlage 1 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten

Eekhof

Bestemmingsplan - Gemeente Alphen-Chaam

Vastgesteld op 17-12-2009 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Eekhof' van de gemeente Alphen-Chaam.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1723.bpeekhof10.vs01 met de bijbehorende regels.

1.3 aanbouw

een met het hoofdgebouw verbonden grondgebonden bouwwerk een geheel vormend met het hoofdgebouw, dat door zijn verschijningsvorm in bouwkundig, (constructie), architectonisch en / of ruimtelijk visueel opzicht (ligging, maatvoering, kapvorm, dakhelling) ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en / of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aaneengesloten woning

een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van meer dan twee aaneengebouwde woningen, niet zijnde gestapelde woningen.

1.6 aan huis gebonden bedrijfsmatige activiteiten

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend.

1.7 aan huis gebonden beroepsmatige activiteiten

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebieden dat door zijn beperkte omvang in woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.

1.8 achtergevel

de gevel van het hoofdgebouw die 'tegenover' de voorgevel is gelegen.

1.9 bebouwing

één of meer gebouwen en / of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.10 bebouwingspercentage

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bouwperceel c.q. bouwvlak (bouwzone) of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd; hierbij worden ondergrondse bouwwerken meegerekend.

1.11 bestaand bouwwerk

een bouwwerk, dat:

  • op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan bestaat of in uitvoering is;
  • na dat tijdstip is of mag worden gebouwd krachtens of bij de woningwet.

1.12 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.13 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.14 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat zowel in bouwkundig (constructie) architectonisch en / of ruimtelijk visueel opzicht (ligging, maatvoering, kapvorm, dakhelling) als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.15 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.16 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.17 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is.

1.18 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.19 bouwperceelsgrens

een grens van een bouwperceel.

  1. a. voorste bouwperceelsgrens: de grens van een bouwperceel gelegen aan een weg waaraan wordt gebouwd, tenzij door burgemeester en wethouders een andere perceelsgrens als zodanig wordt aangewezen;
  2. b. zijdelingse bouwperceelsgrens: de grens van een bouwperceel die loodrecht of nagenoeg loodrecht staat op de voorste perceelsgrens;
  3. c. achterste bouwperceelsgrens: de meest van de weg af gelegen bouwperceelsgrens, evenwijdig of nagenoeg evenwijdig aan de voorste bouwperceelsgrens.

1.20 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.21 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.22 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.23 dakopbouw

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.

1.24 erker

een aan nader bepaalde maatvoeringseisen verbonden ondergeschikt aangebouwd gedeelte (aanbouw) van een woning aan een gevel in één bouwlaag, eventueel met een schuin kapje.

1.25 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.26 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.27 NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.28 nutsvoorzieningen (zie opmerking bij voorzieningen van algemeen nut)

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.29 ondergeschikt bouwdeel

  • een buiten de gevel of dakvlakken uitstekend ondergeschikt deel van een bouwwerk met uitzondering van een uitgebouwd gedeelte van een gebouw dat dient ter uitbreiding van het oppervlak en / of;
  • ondergeschikte delen van een ondergronds bouwwerk die zichtbaar zijn boven peil.

1.30 patiowoning

een woning met een geheel of gedeeltelijk omsloten binnenplaats of binnenhof, gevormd door de zijmuren van naburige dan wel op het eigen bouwperceel aanwezige gebouwen.

1.31 parkeervoorziening

elke al dan niet overdekte stallingsgelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd verkeer:

  1. a. openbare parkeerplaatsen: parkeerplaatsen die in beginsel openbaar (voor iedereen) toegankelijk zijn;
  2. b. particuliere parkeerplaatsen: parkeerplaatsen die in beginsel niet (voor iedereen) openbaar toegankelijk zijn, zoals bijvoorbeeld parkeerplaatsen op eigen terrein, voor eigen werknemers.

1.32 peil

  1. a. voor gebouwen waarvan de toegang aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang.

1.33 perceelsgrens

grens van een perceel of bouwperceel.

1.34 Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging"

de Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging" die van deze regels onderdeel uitmaakt.

1.35 voorgevel

de op weg georiënteerde gevel van een hoofdgebouw dat maximaal één voorgevel heeft.

1.36 zijerf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.

1.37 voorgevellijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.

1.38 nutsvoorzieningen

op het openbare net aangesloten werken en / of bouwwerken ten behoeve van het openbaar nut, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en / of het wegverkeer.

1.39 weg

een voor het openbaar verkeer openstaande weg of pad, met inbegrip van de daarin liggen bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten.

1.40 woning

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de zelfstandige huisvesting van maximaal één huishouden.

1.41 zijgevel

een van weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw, niet zijnde de achtergevel of voorgevel.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.4 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.5 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot / de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en / of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en / of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.8 vloeroppervlakte

de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Tuin - 1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuin;

met de daarbij behorende:

  1. b. in- en uitritten;
  2. c. waterpartijen;
  3. d. terrassen;
  4. e. bouwwerken.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen stellen aan:

  1. a. de bouwhoogte en / of de goothoogte van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  2. b. de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van:

  1. c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. d. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de directe omgeving;
  3. e. de milieukwaliteit;
  4. f. de verkeersveiligheid;
  5. g. de sociale veiligheid;
  6. h. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  7. i. het woon- en leefklimaat.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. Het gebruik voor parkeervoorzieningen is niet toegestaan.
  2. b. Het opslaan, het opgeslagen houden of (laten) bergen van gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken goederen, voorwerpen of materialen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden; het opslaan, het opgeslagen houden, (laten) storten of (laten) lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden.
  3. c. Het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens is niet toegestaan.

Artikel 4 Tuin - 2

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuin;
  2. b. de uitoefening van aan huis gebonden beroepsmatige activiteiten in hoofd- en bijgebouwen door de hoofdbewoner(s) van het hoofdgebouw;

met de daarbij behorende:

  1. c. in- en uitritten;
  2. d. waterpartijen;
  3. e. terrassen;
  4. f. bouwwerken.

4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen stellen aan:

  1. a. de bouwhoogte en / of de goothoogte van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  2. b. de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van:

  1. c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. d. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de directe omgeving;
  3. e. de milieukwaliteit;
  4. f. de verkeersveiligheid;
  5. g. de sociale veiligheid;
  6. h. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  7. i. het woon- en leefklimaat.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. De uitoefening van handel of dienstverlening is niet toegestaan; met uitzondering van aan huis gebonden beroepsmatige activiteiten als bedoeld in artikel 6, lid 6.1, sub c.
  2. b. De uitoefening van aan huis gebonden beroepsmatige activiteiten door de hoofdbewoner(s) van het hoofdgebouw is toegestaan tot ten hoogste 30% van het oppervlak van hoofd- en bijgebouwen tot een maximum van:
    1. 1. 45 m²;
    2. 2. in het geval het oppervlak van het bouwperceel groter is dan 750 m², maar niet groter dan 1.250 m²: 60 m²;
    3. 3. in het geval het oppervlak van het bouwperceel groter is dan 1.250 m²: 75 m²;
  3. c. De uitoefening / vestiging van een seksinrichting is niet toegestaan.
  4. d. Het wonen in bijgebouwen is niet toegestaan.
  5. e. Het gebruik van aanbouwen als zelfstandige woonruimte is niet toegestaan.
  6. f. De uitoefening van aan huis gebonden bedrijfsmatige activiteiten in aanbouwen en bijgebouwen is niet toegestaan.
  7. g. het opslaan, het opgeslagen houden of (laten) bergen van gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken goederen, voorwerpen of materialen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  8. h. het opslaan, het opgeslagen houden, (laten) storten of (laten) lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden is niet toegestaan;
  9. i. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens is niet toegestaan.

4.5 Ontheffing van de gebruiksregels

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer-Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. paden en wegen;
  2. b. parkeervoorzieningen;
  3. c. groenvoorzieningen;
  4. d. speelvoorzieningen;
  5. e. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. f. voorzieningen van beeldende kunst;
  7. g. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. h. bouwwerken en voorzieningen.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen stellen aan:

  1. a. de bouwhoogte en / of de goothoogte van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  2. b. de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van:

  1. c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. d. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de directe omgeving;
  3. e. de milieukwaliteit;
  4. f. de verkeersveiligheid;
  5. g. de sociale veiligheid;
  6. h. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  7. i. het woon- en leefklimaat.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. voorzieningen anders dan van algemeen nut als bedoeld in lid 5.1, sub g zijn niet toegestaan;
  2. b. het opslaan, het opgeslagen houden of (laten) bergen van gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken goederen, voorwerpen of materialen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden is niet toegestaan;
  3. c. het opslaan, het opgeslagen houden, (laten) storten of (laten) lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden is niet toegestaan;
  4. d. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens is niet toegestaan.

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. de uitoefening van aan huis gebonden beroepsmatige activiteiten in hoofd- en bijgebouwen door de hoofdbewoner(s) van het hoofdgebouw.

met de daarbij behorende:

  1. c. berg- en stallingsruimten ten dienste van de woning;
  2. d. erven en tuinen;
  3. e. bouwwerken.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan:

  1. a. de bouwhoogte en / of goothoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. b. de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. de uitoefening van handel of dienstverlening is niet toegestaan;
  2. b. de uitoefening / vestiging van een seksinrichting is niet toegestaan;
  3. c. het wonen in bijgebouwen is niet toegestaan;
  4. d. het gebruik van aanbouwen als zelfstandige woonruimte is niet toegestaan;
  5. e. de uitoefening van aan huis gebonden beroepsmatige activiteiten door de hoofdbewoner(s) van het hoofdgebouw is toegestaan tot ten hoogste 30% van het oppervlak van hoofd- en bijgebouwen tot een maximum van:
    1. 1. 45 m²;
    2. 2. in het geval het oppervlak van het bouwperceel groter is dan 750 m², maar niet groter dan 1.250 m²: 60 m²;
    3. 3. in het geval het oppervlak van het bouwperceel groter is dan 1.250 m²: 75 m²;
  6. f. de uitoefening van aan huis gebonden bedrijfsmatige activiteiten in de woning (hoofdgebouw en aanbouwen) en de daarbij behorende bijgebouwen is niet toegestaan.

6.5 Ontheffing van de gebruiksregels

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 7 Antidubbeltelbepaling

Gronden die eenmaal in aanmerking zijn genomen bij het verlenen van een bouwvergunning, waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijven bij de beoordeling van latere bouwplannen, waarvoor bouwvergunning is vereist, buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene Bouwregels

8.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 uitsluitend worden overschreden door:

  1. a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, balkons, funderingen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 1,50 meter bedraagt;
  2. b. bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen, gasafvoerkanalen en schoorstenen, indien de overschrijding niet meer dan 0,75 meter bedraagt;
  3. c. rookkanalen, indien de overschrijding niet meer dan 0,75 meter bedraagt;
  4. d. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, overbouwingen, balkons, galerijen, reclametoestellen en draagconstructies voor reclame, indien de overschrijding niet meer dan 0,50 meter bedraagt en deze onderdelen van de bouw niet lager zijn aangebracht dan:
    1. 1. 4,20 meter boven een rijweg of boven een strook ter breedte van 1,50 meter langs een rijweg;
    2. 2. 2,20 meter boven een voetpad, voor zover dit voetpad geen deel uitmaakt van de onder (1) genoemde strook;
  5. e. putten, leidingen, goten en inrichtingen voor de watervoorziening of de afvoer of verzameling van water en rioolstoffen;
  6. f. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1 meter bedraagt.

Artikel 9 Algemene Ontheffingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds ontheffing kan worden verleend - ontheffing verlenen van de regels voor:

  1. a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  2. b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 2 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
  3. c. Ontheffing wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

indien er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

  1. d. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de directe omgeving;
  2. e. de milieukwaliteit;
  3. f. de verkeersveiligheid;
  4. g. de sociale veiligheid;
  5. h. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  6. i. het woon- en leefklimaat.

Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 5 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

Artikel 11 Algemene Procedureregels

11.1 Nadere eisen

Bij toepassing van de nadere eisen regeling, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

11.2 Ontheffing

Bij toepassing van een ontheffing, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, van toepassing.

11.3 Intrekking

Bij toepassing van de intrekkingsbevoegdheid ten aanzien van een verleende ontheffing is de in de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht opgenomen procedure van toepassing.

11.4 Wijzigingsbevoegheid

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht, van toepassing.

Artikel 12 Overige Regels

12.1 Werking wettelijke regeling

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen en dergelijke, dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het moment van de tervisielegging van het ontwerp-plan, tenzij anders bepaald.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als: 'Regels bestemmingsplan Eekhof'.

Behoort bij het besluit van de raad der gemeente Alphen-Chaam d.d. .........................

Tot vaststelling van het bestemmingsplan 'Eekhof'.

Mij bekend,

de griffier.

Bijlagen Bij Regels

Bijlage 1 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten