KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Toepassingsbereik
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Herziening Van De Regels
Hoofdstuk 3 Overgangs- En Slotregels
Artikel 4 Overgangsrecht
Artikel 5 Slotregel

Centrum Bergeijk 2012, herziening 2014

Bestemmingsplan - gemeente Bergeijk

Vastgesteld op 28-10-2014 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

plan:

het bestemmingsplan 'Centrum Bergeijk 2012, eerste herziening' met identificatienummer NL.IMRO.1724.BPBhcn1053-VAST van de gemeente Bergeijk;

bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.

Artikel 2 Toepassingsbereik

  1. De verbeelding van het bestemmingsplan 'Centrum Bergeijk 2012' van de gemeente Bergeijk, zoals vastgesteld op 19 april 2012, wordt herzien zoals aangegeven op de verbeelding van dit bestemmingsplan. Voor het overige blijft de verbeelding van het bestemmingsplan 'Centrum Bergeijk 2012' ongewijzigd van toepassing.

  2. De regels van het bestemmingsplan 'Centrum Bergeijk 2012' van de gemeente Bergeijk, zoals vastgesteld op 19 april 2012, worden herzien zoals aangegeven in hoofdstuk 2 van deze regels. Voor het overige blijven de regels van het bestemmingsplan 'Centrum Bergeijk 2012' ongewijzigd van toepassing.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Herziening Van De Regels

De regels van het bestemmingsplan 'Centrum Bergeijk 2012' worden als volgt herzien:

3.1 Herziening van de bestemming Agrarisch

Artikel 3 (Agrarisch) wordt in zijn geheel vervangen door:

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. agrarisch gebruik;

  2. een bloemen- en beeldentuin met kleinschalige dagrecreatie ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen – beeldentuin’;

  3. een kinderboerderij ter plaatse van de aanduiding ‘kinderboerderij’;

  4. een parkeerterrein ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’ ten dienste van de onder c genoemde voorzieningen;

  5. groenvoorzieningen;

  6. (onverharde) paden en wegen;

  7. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  8. extensief recreatief medegebruik.

3.2 Bouwregels

  1. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen ten dienste van de bloemen- en beeldentuin en de kinderboerderij waarbij de volgende bepalingen gelden:

  1. Gebouwen ten dienste van de bloemen- en beeldentuin zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen – beeldentuin’, waarbij geldt dat:

  • de oppervlakte van een serre niet meer dan 25 m² mag bedragen;

  • de oppervlakte van een berging niet meer dan 15 m² mag bedragen;

  • de bouwhoogte van een serre niet meer dan 4,5 m mag bedragen;

  • de bouwhoogte van een berging niet meer dan 3,2 m mag bedragen.

  1. Gebouwen ten dienste van de kinderboerderij zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘kinderboerderij’, waarbij geldt dat:

  • de gezamenlijke oppervlakte niet meer dan 200 m² mag bedragen;

  • de goothoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;

  • de bouwhoogte niet meer dan 5 m mag bedragen.

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m.

  2. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2 onder b voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen buiten het bouwvlak met een bouwhoogte van niet meer dan 2 meter, mits dit aanvaardbaar is uit stedenbouwkundig oogpunt en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

3.2 Toevoegen regeling maximum aantal wooneenheden binnen de bestemming Centrum

  • Artikel 6 (Centrum) lid 1 onder a wordt als volgt herzien:

  1. wonen ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';

  • Aan artikel 6 (Centrum) lid 2 sub 1 wordt het volgende toegevoegd:

  1. Het aantal woningen mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'.

3.3 Toevoegen regeling maximum aantal wooneenheden binnen de bestemming Gemengd

  • Artikel 8 (Gemengd) lid 1 onder a wordt als volgt herzien:

  1. wonen ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';

  • Aan artikel 8 (Gemengd) lid 2 sub 1 wordt het volgende toegevoegd:

  1. Het aantal woningen mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'.

3.4 Toevoegen wijzigingsbevoegdheid binnen de bestemming Centrum

6.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om het bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van de toevoeging van woningen in de vorm van aanvullende nieuwbouw of woningsplitsing. Hiervoor gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouwmogelijkheden op het bouwperceel mogen niet worden verruimd.

  2. De ontwikkeling mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.

  3. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  4. De woningbouw dient te passen binnen het gemeentelijke volkshuisvestingsbeleid.

  5. De ontwikkeling dient inpasbaar te zijn vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt.

  6. De economische haalbaarheid dient te zijn gegarandeerd.

3.5 Toevoegen wijzigingsbevoegdheid binnen de bestemming Gemengd

8.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om het bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van de toevoeging van woningen in de vorm van aanvullende nieuwbouw of woningsplitsing. Hiervoor gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouwmogelijkheden op het bouwperceel mogen niet worden verruimd.

  2. De ontwikkeling mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.

  3. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  4. De woningbouw dient te passen binnen het gemeentelijke volkshuisvestingsbeleid.

  5. De ontwikkeling dient inpasbaar te zijn vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt.

  6. De economische haalbaarheid dient te zijn gegarandeerd.

3.6 Toevoegen regeling woonoppervlakte in de bestemming Wonen

  • Aan artikel 14 (Wonen) lid 2 sub 1 wordt de volgende regeling toegevoegd:

  1. De woonoppervlakte per woning ter plaatse van de aanduiding 'minimum oppervlakte' bedraagt minimaal 120 m2.

3.7 Herziening regeling bouwhoogte bijbehorende bouwwerken bij (bedrijfs)woningen

  • Artikel 6 (Centrum), lid 6.2, sublid 6.2.2 onder h onder 1 en

  • Artikel 8 (Gemengd), lid 8.2, sublid 8.2.2 onder g onder 1

worden als volgt herzien:

  1. De bouwhoogte bedraagt maximaal 5,5 m dan wel, indien de bouwhoogte van de woning lager is dan 6,5 m, maximaal de bouwhoogte van de woning verminderd met 1 m.

  • Artikel 14 (Wonen), lid 14.2, sublid 14.2.2 onder g onder 1

wordt als volgt herzien:

  1. De bouwhoogte bedraagt maximaal 5,5 m dan wel, indien de bouwhoogte van het hoofdgebouw lager is dan 6,5 m, maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw verminderd met 1 m.

Hoofdstuk 3 Overgangs- En Slotregels

Artikel 4 Overgangsrecht

4.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %.

  2. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

4.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  3. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 5 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Centrum Bergeijk 2012, herziening 2014'.

Vastgesteld: 28 oktober 2014