Woongebieden Oost en West Bergeijk
Bestemmingsplan - Gemeente Bergeijk
Vastgesteld op 27-09-2018 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder
1.1 plan:
het bestemmingsplan 'Woongebieden Oost en West, Bergeijk' met identificatienummer 'NL.IMRO.1724.BPBwgn1073-VAS2' van de gemeente Bergeijk.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage.
1.3 afhankelijke woonruimte
een bijbehorend bouwwerk bij een woning of een deel van de woning, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met die woning en waar een gedeelte van de huishouding, zoals gehuisvest in die woning, is ondergebracht.
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 agrarisch-technisch hulpbedrijf:
bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten waarbij gemechaniseerd loonwerk ten behoeve van land-, tuin-, bos- of natuurbouw wordt verricht of waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het behouden van dieren of het toepassen van andere land-, tuin-, bos-, of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking. Voorbeelden van agrarisch technische hulpbedrijven zijn: grootveeklinieken, KI-stations, mestopslag- en mesthandelsbedrijven, loonwerkbedrijven (inclusief verhuurbedrijven voor landbouwwerktuigen), veetransportbedrijven, veehandelsbedrijven.
1.7 agrarisch verwant bedrijf:
bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking. Voorbeelden van agrarisch verwante bedrijven zijn: dierenasiels, dierenklinieken, groen-composteringsbedrijven, hondenkennels, hoveniersbedrijven, instellingen voor agrarisch praktijkonderwijs, proefbedrijven.
1.8 archeologische waarden:
waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen.
1.9 archeologische verwachting:
De verwachting die aan een gebied is toegekend in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten.
1.10 bodemingrepen:
werken en werkzaamheden waarvan mag worden aangenomen dat zij het bodemarchief kunnen aantasten.
1.11 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.12 bed & breakfast:
kleinschalige recreatieve activiteiten in de vorm van logies en ontbijt.
1.13 bedrijf:
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen.
1.14 bedrijfsmatige activiteit:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, in tegenstelling tot de hierna omschreven beroepsmatige activiteiten, gericht op consumentverzorging geheel of overwegend door middel van handwerk en waarvan de omvang van de activiteiten zodanig is, dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend (zoals een schoonheidssalon, een kapsalon of een nagelstudio), met uitzondering van seksinrichtingen.
1.15 bedrijfsvloeroppervlak:
de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
1.16 bedrijfswoning:
een woning, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming, noodzakelijk is.
1.17 beroepsmatige activiteit:
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, therapeutisch, maatschappelijk, kunstzinnig en ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend (zoals een accountantskantoor, advocatenkantoor, administratiekantoor).
1.18 bestaand(e situatie):
t.a.v. bebouwing:
bebouwing, zoals aanwezig en toegestaan (legaal gerealiseerd) op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning;
t.a.v. gebruik:
het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig en toegestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
1.19 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.20 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.21 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw of ander bouwwerk, met een dak.
1.22 bodemingrepen:
werken en werkzaamheden waarvan mag worden aangenomen dat zij het bodemarchief kunnen aantasten.
1.23 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.24 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.25 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.26 bouwperceelsgrens:
de grens van een bouwperceel.
1.27 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.28 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.29 carport/overkapping:
een bouwwerk bestaande uit een vrijstaande dakconstructie met maximaal één wand.
1.30 culturele voorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van cultuuruitingen. Hieronder zijn doorgaans begrepen podiumkunsten (muziek, theater, dans), beeldende kunsten, film, audiovisuele media, bibliotheken, cultureel erfgoed (musea, monumenten, archeologische vondsten, archieven), amateurkunst en kunsteducatie, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca in combinatie met en ten dienste van deze voorzieningen.
1.31 cultuurhistorische waarden en kenmerken:
waarden en kenmerken van een gebied of daar aanwezige zaken, verband houdend met het bouwkundig erfgoed, het stedenbouwkundig erfgoed, de historische groenwaarden, het historisch-geografisch erfgoed en de bekende en verwachte archeologische waarden.
1.32 dagopvang:
opvang overdag, tussen 7.00 uur en 19.00 uur, van kinderen die niet in staat zijn om alleen te zijn, door mensen die niet tot de ouders, familie of voogden behoren. De dienst omvat verzorging dan wel opvang of begeleiding.
1.33 dagrecreatie:
recreatieve activiteit die plaats vindt binnen een periode van een uur voor zonsopgang tot een uur na zonsondergang.
1.34 dagrecreatieve voorziening:
voorziening ten behoeve van dagrecreatie.
1.35 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.36 dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.
1.37 escortbedrijf:
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals escortservices en bemiddelingsbureaus.
1.38 extensief recreatief medegebruik:
een vorm van recreatief medegebruik die nauwelijks of geen invloed heeft op de in de bestemmingsomschrijving van de bestemmingen gegeven doeleinden zoals wandelen, fietsen en dergelijke.
1.39 garagebedrijf:
een bedrijf dat uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor verkoop (al dan niet in de vorm van een showroom), onderhoud en reparatie van motorvoertuigen alsmede voor de verkoop van motorvoertuigonderdelen en bijbehorende artikelen, met uitzondering van een verkooppunt voor motorbrandstoffen.
1.40 functie:
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.
1.41 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.42 geschakeld(e bebouwing):
bebouwing van halfvrijstaande hoofdgebouwen die door middel van een bijbehorend bouwwerk zijn geschakeld aan een ander halfvrijstaand hoofdgebouw, met dien verstande dat de eindwoning vrijstaand mag worden gebouwd.
1.43 halfvrijstaand(e bebouwing):
bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan één zijde in de zijdelingse perceelsgrens zijn gebouwd en aan de andere zijde niet, waarbij onderscheid kan worden gemaakt tussen twee-aaneengebouwde hoofdgebouwen en geschakelde hoofdgebouwen.
1.44 hoofdfunctie:
een functie waarvoor het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt.
1.45 hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.46 horeca categorie 1:
een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren ten behoeve van consumptie ter plaatse, alsmede het daaraan ondergeschikt verstrekken van alcoholhoudende en niet-alcoholhoudende dranken, al dan niet in combinatie met het verstrekken van nachtverblijf en/of van zaalverhuur, zoals een (hotel-)-restaurant, pannenkoekhuis, eetcafé en pizzeria, uitgezonderd een maaltijdafhaalcentrum.
1.47 horeca categorie 2:
een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse bereide snacks, ijs en kleine maaltijden voor consumptie zowel ter plaatse als elders, met daaraan ondergeschikt het verstrekken van dranken, zoals een snackbar, cafetaria, lunchroom en ijssalon.
1.48 kantoor:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.49 kinderopvang:
de dag- en/of nachtopvang van kinderen die niet in staat zijn om alleen te zijn, door mensen die niet tot de ouders, familie of voogden behoren. De dienst omvat verzorging dan wel opvang of begeleiding.
1.50 kleinschalig logeren:
kleinschalige recreatieve activiteiten in de vorm van logies en ontbijt tot een in de regels aangegeven maximum aantal eenheden, zoals logeren bij de boer, plattelandskamers, bed&breakfast en dergelijke.
1.51 kunstobject:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met artistieke waarde.
1.52 lessenaarsdak:
een dakvorm die bestaat uit slechts één dakvlak of dakschild, dat onder een helling is aangebracht, waarbij het laagste punt van het dakvlak de goothoogte betreft en het hoogste punt de bouwhoogte.
1.53 maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, religieuze, onderwijs-, sport- en recreatieve voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en zorgvoorzieningen alsook ondergeschikte detailhandel en horeca in combinatie met en ten dienste van deze voorzieningen.
1.54 nachtopvang:
opvang gedurende de nacht, tussen 19.00 uur en 7.00 uur, van kinderen die niet in staat zijn om alleen te zijn, door mensen die niet tot de ouders, familie of voogden behoren. De dienst omvat verzorging dan wel opvang of begeleiding.
1.55 natuurwaarden:
waarden in verband met de aanwezigheid van bijzondere planten, dieren en leefgemeenschappen in onderlinge samenhang en in samenhang met hun leefomgeving (biotoop) en welke verband houden met zaken als verscheidenheid/zeldzaamheid, natuurlijkheid/ongestoordheid en kenmerkendheid voor het gebied.
1.56 nevenfunctie:
activiteit uitgeoefend in aanvulling op de hoofdfunctie zoals recreatieve functies, agrarisch verwante functies, agrarisch technische functies en statische binnenopslag.
1.57 ondergeschikte horeca (inclusief terras):
een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is maar waar men uitsluitend ten behoeve van de hoofdfunctie een ruimte (inclusief terras) specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren, zoals een kantine in een verenigingsgebouw of sportvoorziening.
1.58 ondergronds bouwwerk:
een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 m beneden peil.
1.59 patiowoning:
een woning met een geheel of gedeeltelijk omsloten binnenplaats of binnentuin, gevormd door de gevels van belendende, dan wel op het eigen bouwperceel aanwezige bebouwing.
1.60 permanente bewoning:
bewoning van een gebouw als hoofdverblijf.
1.61 preventieve zorgbehoefte:
het voorsorteren op de behoefte aan mantelzorg voor mensen vanaf 60 jaar.
1.62 productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
1.63 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.64 recreatieve voorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het recreatieterrein als geheel, die ten dienste staan van de recreanten of noodzakelijk zijn vanwege de bedrijfsvoering.
1.65 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.66 serviceshop:
een gebouw, of een gedeelte van een gebouw bij een benzinestation waar behalve autogerelateerde artikelen bij wijze van serviceverlening ook artikelen als bijvoorbeeld lectuur, dranken, ijs, en daarmee vergelijkbare versnaperingen en artikelen worden verkocht.
1.67 showroom:
een ruimte in een winkel of andere verkoopplaats waar producten die te koop worden aangeboden, ten toon worden gesteld.
1.68 sociale en educatieve voorzieningen:
kleinschalige voorzieningen al dan niet gekoppeld aan een agrarisch bedrijf welke is gericht op het (in groepsverband) informeren over landbouw, landschap, natuur en recreatie.
1.69 sportvoorziening:
faciliteit, bijvoorbeeld een sportveld, sporthal of soortgelijke accommodatie, waar lichamelijke activiteiten kunnen worden beoefend.
1.70 straatprostitutie:
het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze ingaan op het aanbod van prostitutie, uitnodigen dan wel aanlokken.
1.71 statische (binnen)opslag:
(binnen)opslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven en geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben, zoals (seizoens)stalling van (antieke) auto’s, boten, caravans, campers en dergelijke.
1.72 tegelhandel:
een bedrijf gericht op de opslag en verhandeling van tegels, niet zijnde detailhandel.
1.73 tuincentrum:
detailhandel met een al dan niet geheel overdekt verkoopvloeroppervlak, waarop artikelen voor de inrichting en het onderhoud van tuinen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen alsmede huisdierbenodigdheden te koop worden aangeboden.
1.74 twee-aaneen (gebouwde bebouwing):
bebouwing van halfvrijstaande hoofdgebouwen, met dien verstande dat de eindwoning vrijstaand mag worden gebouwd.
1.75 verbrede landbouw:
activiteiten bij een agrarisch bedrijf die voortvloeien uit de agrarische bedrijfsvoering en die ten dienste staan van het agrarische bedrijf zoals agrotoerisme, agrarisch natuurbeheer, bewerking en waardevermeerdering van ter plaatse geproduceerde producten, productiegebonden/ondergeschikte detailhandel en zorgboerderijen.
1.76 voorgevellijn:
de lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk is gelegen alsmede het verlengde daarvan.
1.77 voorgevelrooilijn:
- a. de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de grens van het bouwvlak, die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd, tot aan de perceelsgrenzen.
- b. de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de naar de zijdelingse perceelgrens gerichte grens van het bouwvlak, die ook naar het openbaar toegankelijk gebied is gekeerd, tot aan de achterste perceelsgrens.
1.78 voorzieningen van algemeen nut:
voorzieningen ten behoeve van een op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.
1.79 vrijstaand(e bebouwing):
bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan beide zijden niet zijn gebouwd in de perceelsgrens.
1.80 water:
het oppervlakte aan water zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen.
1.81 waterhuishoudkundige voorzieningen:
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit, waaronder duikers, stuwen, gemalen, inlaten en voorzieningen ten behoeve van berging en infiltratie van hemelwater.
1.82 waterpeil:
de hoogte (het niveau) van de waterspiegel gemeten naar NAP op het moment van aanvraag van de omgevingsvergunning of bestemmingswijziging. Dit kan betrekking hebben op zowel oppervlaktewater als grondwater.
1.83 werk:
een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde.
1.84 wijksteunpunt:
een ontmoetingsplek met een aanbod van activiteiten en ondersteunende diensten waar clienten van een zorgverlener, die woonachtig zijn in Bergeijk gebruik van kunnen maken. Zij besteden hier een deel van hun vrije tijd, kunnen er wat drinken, een maaltijd nuttigen of een maaltijd afhalen en sociale contacten leggen met bewoners van de wijk. Er is begeleiding aanwezig om ondersteuning te bieden aan bezoekers.
1.85 windvang:
de mate waarin een molen met zijn wieken de wind kan onderscheppen (vangen).
1.86 woning/wooneenheid:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
1.87 woonbegeleidingscentrum:
een accommodatie bedoeld voor de huisvesting van personen die bij hun normale, dagelijks functioneren huishoudelijke begeleiding en/of zorg behoeven met bijbehorende voorzieningen en maatschappelijke dienstverlening.
1.88 woonwagen:
een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.
1.89 zorgboerderij:
de opvang van mensen met een zorgvraag hetzij als niet-agrarische neventak, hetzij als vervolgfunctie op een agrarisch bouwperceel, waarbij het meewerken in het agrarisch bedrijf of bij het kleinschalig houden van dieren een wezenlijk onderdeel is van resocialisatie of therapie. Huisvesting mag enkel plaatsvinden in een afhankelijke woonruimte, niet bedoeld voor de permanente huisvesting van een huishouden.
1.90 zorgwoning:
een zelfstandige woning bedoeld voor de huisvesting van personen die bij hun normale, dagelijks functioneren huishoudelijke begeleiding en/of verzorging behoeven.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 Algemeen
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, balkons, luifels en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. agrarisch gebruik, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;
- b. behoud, herstel en ontwikkeling van de landschapswaarden ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden';
- c. groenvoorzieningen;
- d. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
- e. nutsvoorzieningen;
- f. extensief recreatief medegebruik;
- g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- h. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de landschapswaarden in het algemeen en in het bijzonder voor het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden ter plaatse van de aanduiding ‘groenblauwe mantel’.
3.2 Bouwregels
3.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de bouwregels ten behoeve van: | mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden: |
het bouwen van schuilgelegenheden voor vee | a. Max. 2 schuilgelegenheden per bestemmingsvlak. b. De bebouwde oppervlakte bedraagt per schuilgelegenheid max. 20 m2. c. De bouwhoogte bedraagt max. 3 m. |
Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch - Agrarisch bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. agrarisch gebruik, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;
- b. grondgebonden agrarische bedrijven, met uitzondering van veehouderijen;
- c. uitsluitend een kwekerij in planten, bomen, bloemen en andere sierproducten en de verkoop hiervan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kwekerij';
- d. bestaande bedrijfswoningen;
- e. ondergeschikte detailhandel in agrarische producten van eigen teelt ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
- f. beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten;
- g. tuinen, erven en verhardingen;
- h. groenvoorzieningen;
- i. (onverharde) paden en wegen;
- j. extensief recreatief medegebruik;
- k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de bouwregels ten behoeve van: | mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden: |
het bouwen buiten het bouwvlak | a. De omgevingsvergunning mag niet tot gevolg hebben dat in stedenbouwkundig en/of landschappelijk opzicht een onaanvaardbare situatie ontstaat. b. De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast. |
het bouwen van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevellijn van de bedrijfswoning met een bouwhoogte van max. 2 m | a. De omgevingsvergunning mag niet tot gevolg hebben dat in stedenbouwkundig en/of landschappelijk opzicht een onaanvaardbare situatie ontstaat. b. De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast. |
(bijbehorende) bouwwerken met een grotere bouwhoogte | a. De omgevingsvergunning mag niet tot gevolg hebben dat in stedenbouwkundig en/of landschappelijk opzicht een onaanvaardbare situatie ontstaat. b. De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast. |
de bouw van voor de verkoop bestemde gebouwtjes, zoals tuinhuisjes en plantenkassen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kwekerij' | a. Het aantal gebouwtjes bedraagt max. 5. b. De gezamenlijke oppervlakte aan gebouwtjes bedraagt max. 60 m2. c. De afstand tot de naar de weg gekeerde bestemmingsgrens bedraagt min. 10 m. |
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.6 Wijziging ten behoeve van niet-agrarische functies
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vestiging van niet-agrarische functies, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- a. Indien de oppervlakte van het bestemmingsvlak groter is dan 5.000 m², dient het bestemmingsvlak verkleind te worden tot 5.000 m² waarbinnen de voormalige bedrijfswoning met bijhorende verhardingen en bebouwing ten behoeve van de niet-agrarische functie is gesitueerd.
- b. In afwijking van het bepaalde onder a mag de omvang van het bestemmingsvlak ten behoeve van een agrarisch-technisch hulpbedrijf, agrarisch verwant bedrijf, horeca, dagrecreatieve en/of maatschappelijke voorziening niet meer bedragen dan 1,5 ha.
- c. De oppervlakte aan bebouwing ten behoeve van de niet-agrarische functie per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot de onder d genoemde oppervlakte. Nieuwbouw ten behoeve van de niet-agrarische functie is toegestaan, met dien verstande dat het in totaal op het perceel aanwezige bebouwd oppervlak als gevolg van de nieuwbouw niet mag toenemen.
- d. De volgende niet-agrarische functies en bijbehorende maximale oppervlakte zijn toegestaan:
- 1. statische binnenopslag, waarbij de oppervlakte van de bebouwing ten behoeve van opslag niet meer mag bedragen dan 1.000 m²;
- 2. recreatie, waarbij de oppervlakte van de bebouwing ten behoeve van recreatie niet meer mag bedragen dan 500 m², waarbij een oppervlakte van 100 m² gebruikt mag worden ten behoeve van ondergeschikte horeca (inclusief terras);
- 3. een bedrijf in categorie 1 of 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten of een naar aard en invloed hiermee gelijk te stellen bedrijf, waarbij de oppervlakte van de bebouwing ten behoeve van het bedrijf niet meer mag bedragen dan 400 m²;
- 4. zorgboerderijen, kinderboerderijen, educatieve en sociale voorzieningen, waarbij de oppervlakte van de bebouwing ten behoeve van deze voorzieningen niet meer mag bedragen dan 400 m², waarbij een oppervlakte van 100 m² gebruikt mag worden ten behoeve van ondergeschikte horeca (inclusief terras).
- e. Buitenopslag en opslag in kassen zijn niet toegestaan.
- f. Detailhandel en/of een zelfstandige kantoorvoorziening met baliefunctie is niet toegestaan, uitgezonderd productiegebonden detailhandel tot maximaal 100 m² ten behoeve van de activiteiten zoals genoemd in d onder 4.
- g. De niet-agrarische functie mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/ bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
- h. De niet-agrarische functie mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
- i. Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.
- j. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
Artikel 5 Bedrijf
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven genoemd in Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten, onder de milieucategorieën 1 en 2;
- b. ondergeschikte productiegebonden detailhandel, al dan niet in de vorm van een showroom;
- c. een verkooppunt voor motorbrandstoffen inclusief verkoop van lpg, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' met daaraan ondergeschikt:
- 1. detailhandel in de vorm van een serviceshop van maximaal 50 m2;
- 2. uitstalling ten behoeve van een serviceshop tot maximaal 10 m²;
- d. een verkooppunt voor motorbrandstoffen exclusief verkoop van lpg, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' met daaraan ondergeschikt:
- 1. detailhandel in de vorm van een serviceshop van maximaal 50 m2;
- 2. uitstalling ten behoeve van een serviceshop tot maximaal 10 m²;
- e. tegel- en sanitairverkoop, inclusief internetverkoop, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - tegel- en sanitairverkoop';
- f. een garagebedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf';
- g. kantoor, ter plaatse van de aanduiding 'kantoor', waarbij de kantoorfunctie ondergeschikt dient te zijn aan de hoofdactiviteiten zoals weergegeven in de bestemming;
- h. een transportbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - transportbedrijf';
- i. bestaande bedrijfswoningen;
- j. opslag en uitstalling, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf' opslag uitsluitend in gebouwen mag plaatsvinden;
- k. uitsluitend opslag, ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
- l. tuinen, erven, inritten en verhardingen;
- m. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
- n. groenvoorzieningen;
- o. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 6 Bedrijf - Gasdrukmeet En Regelstation
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf - Gasdrukmeet en regelstation' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de aanleg en instandhouding van een gasontvangstation en meet- en regelstation;
- b. ondergrondse en bovengrondse leidingen en toebehoren;
- c. nutsvoorzieningen;
- d. terreinen;
- e. ontsluitingswegen en verhardingen;
- f. groenvoorzieningen;
- g. parkeervoorzieningen;
- h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
6.2 Bouwregels
Artikel 7 Bedrijf - Nutsvoorziening
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. nutsvoorzieningen;
- b. terreinen;
- c. ontsluitingswegen en verhardingen;
- d. groenvoorzieningen;
- e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
7.2 Bouwregels
Artikel 8 Bos
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bos;
- b. recreatief medegebruik;
- c. voorzieningen voor langzaam verkeer;
- d. groenvoorzieningen;
- e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
alsmede voor:
- f. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurlijke waarden van de gronden;
met daaraan ondergeschikt:
- g. openbare nutsvoorzieningen;
- h. parkeervoorzieningen.
8.2 Bouwregels
8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 9 Centrum
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Centrum’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten;
- c. detailhandel;
- d. dienstverlening;
- e. horecabedrijven in de categorieën 1, 2 en 3;
- f. bestaande kantoren;
- g. tuinen, erven en verhardingen;
- h. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
- i. groenvoorzieningen;
- j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
9.2 Bouwregels
9.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 10 Detailhandel
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Detailhandel’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel;
- b. bestaande bedrijfswoningen;
- c. uitsluitend bestaande houtopslag, ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
- d. tuinen, erven, inritten en verhardingen;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
- g. groenvoorzieningen;
- h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
10.2 Bouwregels
Artikel 11 Detailhandel - Tuincentrum
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Detailhandel - Tuincentrum’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een tuincentrum
- b. bestaande bedrijfswoningen;
- c. wegen en paden;
- d. tuinen, erven, inritten en verhardingen;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
- g. groenvoorzieningen;
- h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
11.2 Bouwregels
11.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de bouwregels ten behoeve van: | mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden: |
de bouw van voor de verkoop bestemde gebouwtjes, zoals tuinhuisjes en plantenkassen | a. Het aantal gebouwtjes bedraagt max. 5. b. De gezamenlijke oppervlakte aan gebouwtjes bedraagt max. 60 m2. c. De afstand tot de naar de weg gekeerde bestemmingsgrens bedraagt min. 10 m. |
11.4 Specifieke gebruiksregels
Binnen de bestemming 'Detailhandel - Tuincentrum' is detailhandel in vuurwerk toegestaan.
Artikel 12 Detailhandel - Bloemisterij En Kwekerij
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Detailhandel - Bloemisterij en kwekerij’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van (groot- en detail)handel in bomen, bloemen, planten, bloembollen, zaden, potgrond en tuin- en bloemisterijproducten;
- b. het kweken van planten, bomen, bloemen en andere sierteeltproducten, zowel in als buiten kassen, in verband met de uitoefening van de onder a bedoelde activiteiten;
- c. de uitoefening van bedrijvigheid, mits verbonden met de hiervoor onder a en b genoemde doeleinden;
- d. bestaande bedrijfswoningen;
- e. tuinen, erven, inritten en verhardingen;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
- h. groenvoorzieningen;
- i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
12.2 Bouwregels
Artikel 13 Gemengd
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Gemengd’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten uitsluitend als ondergeschikte functie bij wonen;
- c. bedrijfsactiviteiten zoals genoemd in Bijlage 1 (Staat van bedrijfsactiviteiten) onder de milieucategorieën 1;
- d. detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
- e. horeca in categorie 1 en 2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
- f. bestaande bedrijven;
- g. kantoor- en praktijkruimte;
- h. maatschappelijke voorzieningen;
- i. dienstverlening;
- j. uitsluitend garageboxen, ter plaatse van de aanduiding 'garageboxen';
- k. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
- l. tuinen, erven, inritten en verhardingen;
- m. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
alsmede voor:
- n. de instandhouding en bescherming van rijksmonumenten ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - rijksmonument’;
- o. de instandhouding en bescherming van gemeentelijke monumenten ter plaatse van de aanduiding ’specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument’.
13.2 Bouwregels
13.3 Nadere eisen
- a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de kapvorm, dakhelling en/of nokrichting van bijbehorende bouwwerken op de perceelsgrens:
- 1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- 2. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving.
- b. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing:
- 1. voor het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van de ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' aangeduide cultuurhistorisch waardevolle panden en hun omgeving, de aantasting van gemeentelijke monumenten en rijksmonumenten en hun omgeving en ten behoeve van het behoud en herstel van de waardevolle elementen en structuren en de bestaande ruimtelijke karakteristiek.
13.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de bouwregels ten behoeve van: | mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden: |
(bijbehorende) bouwwerken met een grotere bouwhoogte | a. De omgevingsvergunning mag niet tot gevolg hebben dat in stedenbouwkundig en/of landschappelijk opzicht een onaanvaardbare situatie ontstaat. b. De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast. |
een tennisbaan | a. Situering: min. 2,5 m achter de voorgevellijn en min. 1 m van de zijdelingse en achterste perceelsgrens. b. De tennisbaan mag niet overdekt zijn. c. Bouwhoogte omheining bij tennisbaan: max. 5 m, mits het gedeelte boven 2 m over de gehele oppervlakte transparant is. d. De tennisbaan wordt uitsluitend voor hobbymatig gebruik benut. e. Max. 1 tennisbaan per bouwperceel. f. De omgevingsvergunning heeft niet tot gevolg dat in stedenbouwkundig en landschappelijk opzicht een onaanvaardbare situatie ontstaat. g. Het bouwwerk veroorzaakt geen onevenredige milieuhinder. |
een paardenbak | a. Situering: min. 2,5 m achter de voorgevellijn en min. 5 m van de zijdelingse en achterste perceelsgrens. b. De paardenbak mag niet overdekt zijn, tenzij de regeling voor bijbehorend bouwwerken als bedoeld in lid 13.2.2 in acht wordt genomen. c. De paardenbak mag uitsluitend voor hobbymatig gebruik worden benut. d. Max. 1 paardenbak per bouwperceel. |
13.5 Specifieke gebruiksregels
13.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken:
- a. van het bepaalde in lid 13.1 ten behoeve van bedrijvigheid die niet voorkomt in de Staat van bedrijfsactiviteiten, met dien verstande, dat de bedrijvigheid naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met de toegelaten milieucategorie(ën).
13.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 14 Groen
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. bermen en beplantingen;
- c. speelvoorzieningen;
- d. voorzieningen voor langzaam verkeer;
- e. inritten;
- f. nutsvoorzieningen;
- g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
alsmede voor:
- h. de instandhouding en bescherming van de waardevolle bomen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - waardevolle boom';
- i. de instandhouding en bescherming van de waardevolle afschermende beplanting ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - waardevol';
- j. de instandhouding en bescherming van gemeentelijke monumenten ter plaatse van de aanduiding ’specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument’;
- k. de aanleg en instandhouding van een rioolleiding, ter plaatse van de aanduiding 'leiding riool'.
14.2 Bouwregels
14.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 15 Kantoor
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. zelfstandig kantoor;
- b. tuinen, erven, inritten en verhardingen;
- c. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
- d. groenvoorzieningen;
- e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
15.2 Bouwregels
Artikel 16 Maatschappelijk
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke en culturele voorzieningen;
- b. kinderopvang, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kinderopvang' en volgens het bepaalde in lid 16.3.2;
- c. een kringloopwinkel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - kringloopwinkel' en volgens het bepaalde in lid 16.3.3;
- d. bestaande bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
- e. wonen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
- f. tuinen, erven en verhardingen;
- g. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
- h. speelvoorzieningen;
- i. groenvoorzieningen;
- j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
alsmede voor:
- k. de instandhouding en bescherming van gemeentelijke monumenten ter plaatse van de aanduiding ’specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument’.
16.2 Bouwregels
16.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 17 Maatschappelijk - Begraafplaats
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een begraafplaats;
- b. groenvoorzieningen;
- c. bermen en beplantingen;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
17.2 Bouwregels
Artikel 18 Recreatie
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Recreatie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. vormen van overdekte actieve en passieve recreatie en sporten;
- b. bestaande bedrijfswoningen;
- c. ondergeschikte horeca, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - ondergeschikte horeca';
- d. tuinen, erven, inritten en verhardingen;
- e. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
- f. groenvoorzieningen;
- g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
18.2 Bouwregels
Artikel 19 Tuin
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
- b. inritten;
- c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
alsmede voor:
- d. de instandhouding en bescherming van de waardevolle bomen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - waardevolle boom'.
19.2 Bouwregels
19.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 20 Verkeer - Verblijfsgebied
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
- b. parkeervoorzieningen;
- c. speelvoorzieningen;
- d. groenvoorzieningen;
- e. nutsvoorzieningen;
- f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- g. garageboxen, ter plaatse van de aanduiding 'garagebox';
alsmede voor:
- h. de instandhouding en bescherming van de waardevolle bomen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - waardevolle boom'.
20.2 Bouwregels
20.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 21 Water
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen;
- b. groenvoorzieningen;
- c. voorzieningen voor verkeer en verblijf, bruggen, duikers en gelijksoortige voorzieningen.
21.2 Bouwregels
Artikel 22 Wonen
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten uitsluitend als ondergeschikte functie bij wonen;
- c. een woonbegeleidingscentrum, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - woonbegeleidingscentrum', bestaande uit:
- 1. beschermd wonen met maximaal 22 zorgwoningen, gemeenschappelijke voorzieningen in de vorm van woonkamers, logeervoorzieningen, zorgvoorzieningen en multifunctionele ruimten;
- 2. ondergeschikte maatschappelijke dienstverlening in de vorm van (medische) zorg;
- 3. een wijksteunpunt;
- d. tevens bedrijfsmatige activiteiten als nevenactiviteit, genoemd in Bijlage 1 (Staat van bedrijfsactiviteiten) onder de milieucategorie 1 en 2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf aan huis' en volgens het bepaalde in lid 22.5.2;
- e. tevens een bedrijf genoemd in Bijlage 1 (Staat van bedrijfsactiviteiten) onder de milieucategorieën 1 of 2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' en uitsluitend op de begane grond;
- f. tevens een bed & breakfast, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bed & breakfast’ en volgens het bepaalde in lid 22.5.3;
- g. tevens een caravanstalling, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling';
- h. tevens detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' en uitsluitend op de begane grond;
- i. tevens horeca in categorie 1 en 2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca' en uitsluitend op de begane grond;
- j. tevens een kantoor, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
- k. tevens een audiovisueel bedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - audiovisueel bedrijf' en volgens het bepaalde in lid 22.5.4;
- l. tevens een computerservicebedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - computerservicebedrijf' en volgens het bepaalde in lid 22.5.5;
- m. tevens een sportvoorziening in de vorm van een zwembad, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zwembad';
- n. tuinen, erven, inritten en verhardingen;
- o. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
alsmede voor:
- p. de instandhouding en bescherming van de waardevolle bomen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - waardevolle boom';
- q. de instandhouding en bescherming van rijksmonumenten ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - rijksmonument’;
- r. de instandhouding en bescherming van gemeentelijke monumenten ter plaatse van de aanduiding ’specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument’;
- s. de instandhouding en bescherming van cultuurhistorisch waardevolle panden ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’.
22.2 Bouwregels
22.3 Nadere eisen
- a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de kapvorm, dakhelling en/of nokrichting van bijbehorende bouwwerken op de perceelsgrens:
- 1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- 2. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving.
- b. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing:
- 1. voor het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van de ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' aangeduide cultuurhistorisch waardevolle panden en hun omgeving, de aantasting van gemeentelijke monumenten en rijksmonumenten en hun omgeving en ten behoeve van het behoud en herstel van de waardevolle elementen en structuren en de bestaande ruimtelijke karakteristiek.
22.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de bouwregels ten behoeve van: | mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden: |
(bijbehorende) bouwwerken met een grotere bouwhoogte | a. De omgevingsvergunning mag niet tot gevolg hebben dat in stedenbouwkundig en/of landschappelijk opzicht een onaanvaardbare situatie ontstaat. b. De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast. |
een tennisbaan | a. Situering: min. 2,5 m achter de voorgevellijn en min. 1 m van de zijdelingse en achterste perceelsgrens. b. De tennisbaan mag niet overdekt zijn. c. Bouwhoogte omheining bij tennisbaan: max. 5 m, mits het gedeelte boven 2 m over de gehele oppervlakte transparant is. d. De tennisbaan wordt uitsluitend voor hobbymatig gebruik benut. e. Max. 1 tennisbaan per bouwperceel. f. De omgevingsvergunning heeft niet tot gevolg dat in stedenbouwkundig en landschappelijk opzicht een onaanvaardbare situatie ontstaat. g. Het bouwwerk veroorzaakt geen onevenredige milieuhinder. |
een paardenbak | a. Situering: min. 2,5 m achter de voorgevellijn en min. 5 m van de zijdelingse en achterste perceelsgrens. b. De paardenbak mag niet overdekt zijn, tenzij de regeling voor bijbehorend bouwwerken als bedoeld in lid 22.2.2 in acht wordt genomen. c. De paardenbak mag uitsluitend voor hobbymatig gebruik worden benut. d. Max. 1 paardenbak per bouwperceel. |
22.5 Specifieke gebruiksregels
22.6 Afwijken van de gebruiksregels
22.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
22.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Artikel 23 Leiding - Gas
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding - Gas’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van ondergrondse hoge druk gastransportleidingen (inclusief voorzieningen) met de daarbij behorende belemmeringenstroken.
23.2 Bouwregels
In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, geldt dat op of in de in 23.1 bedoelde gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de leiding(en) mogen worden gebouwd. Overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan uit oogpunt van externe veiligheid en energieleveringszekerheid.
23.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 23.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
23.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het opslaan van goederen, met uitzondering het opslaan van goederen ten behoeve van inspectie en onderhoud van de gastransportleiding.
- b. het wijzigen van het gebruik van bestaande gebouwen, indien daardoor een kwetsbaar object wordt toegelaten.
23.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 24 Waarde - Archeologie 1
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Archeologie 1’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van een archeologisch monument.
Artikel 25 Waarde - Archeologie 2
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond verwachte archeologische waarden.
25.2 Bouwregels
- a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m² en een diepte van meer dan 0,3 m onder maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
- b. In afwijking van het bepaalde onder a is geen rapportage vereist in geval van herbouw op dezelfde locatie.
- c. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
- 1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
- 2. De verplichting tot het doen van opgravingen.
- 3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
- d. Indien uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de onder b genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.
- e. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
- f. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wint zij schriftelijk advies in bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
25.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
25.4 Wijzigingsbevoegdheid
- a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig wijzigen dat een bestemmingsvlak:
- 1. naar ligging wordt verschoven;
- 2. naar omvang wordt vergroot of verkleind;
- 3. wordt verwijderd;
- 4. van bestemming wijzigt door de oppervlaktes en de dieptes, vanaf wanneer de bepalingen van toepassing zijn, aan te passen;
- 5. voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.
- b. Alvorens de wijzigingen als bedoeld onder a worden uitgevoerd, wordt archeologisch advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
Artikel 26 Waarde - Archeologie 3
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Archeologie 3’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond verwachte archeologische waarden.
26.2 Bouwregels
- a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken met een oppervlakte groter dan 250 m² en een diepte van meer dan 0,3 m onder maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
- b. In afwijking van het bepaalde onder a is geen rapportage vereist in geval van herbouw op dezelfde locatie.
- c. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
- 1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
- 2. De verplichting tot het doen van opgravingen.
- 3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
- d. Indien uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de onder b genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.
- e. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
- f. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wint zij schriftelijk advies in bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
26.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
26.4 Wijzigingsbevoegdheid
- a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig wijzigen dat een bestemmingsvlak:
- 1. naar ligging wordt verschoven;
- 2. naar omvang wordt vergroot of verkleind;
- 3. wordt verwijderd;
- 4. van bestemming wijzigt door de oppervlaktes en de dieptes, vanaf wanneer de bepalingen van toepassing zijn, aan te passen;
- 5. voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.
- b. Alvorens de wijzigingen als bedoeld onder a worden uitgevoerd, wordt archeologisch advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
Artikel 27 Waarde - Archeologie 4.1
27.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Archeologie 4.1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond verwachte archeologische waarden.
27.2 Bouwregels
- a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken met een oppervlakte groter dan 500 m² en een diepte van meer dan 0,3 m onder maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
- b. In afwijking van het bepaalde onder a is geen rapportage vereist in geval van herbouw op dezelfde locatie.
- c. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
- 1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
- 2. De verplichting tot het doen van opgravingen.
- 3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
- d. Indien uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de onder b genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.
- e. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
- f. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wint zij schriftelijk advies in bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
27.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
27.4 Wijzigingsbevoegdheid
- a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig wijzigen dat een bestemmingsvlak:
- 1. naar ligging wordt verschoven;
- 2. naar omvang wordt vergroot of verkleind;
- 3. wordt verwijderd;
- 4. van bestemming wijzigt door de oppervlaktes en de dieptes, vanaf wanneer de bepalingen van toepassing zijn, aan te passen;
- 5. voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.
- b. Alvorens de wijzigingen als bedoeld onder a worden uitgevoerd, wordt archeologisch advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
Artikel 28 Waarde - Archeologie 4.2
28.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Archeologie 4.2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond verwachte archeologische waarden.
28.2 Bouwregels
- a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken met een oppervlakte groter dan 500 m² en een diepte van meer dan 0,5 m onder maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
- b. In afwijking van het bepaalde onder a is geen rapportage vereist in geval van herbouw op dezelfde locatie.
- c. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
- 1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
- 2. De verplichting tot het doen van opgravingen.
- 3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
- d. Indien uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de onder b genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.
- e. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
- f. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wint zij schriftelijk advies in bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
28.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
28.4 Wijzigingsbevoegdheid
- a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig wijzigen dat een bestemmingsvlak:
- 1. naar ligging wordt verschoven;
- 2. naar omvang wordt vergroot of verkleind;
- 3. wordt verwijderd;
- 4. van bestemming wijzigt door de oppervlaktes en de dieptes, vanaf wanneer de bepalingen van toepassing zijn, aan te passen;
- 5. voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.
- b. Alvorens de wijzigingen als bedoeld onder a worden uitgevoerd, wordt archeologisch advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
Artikel 29 Waarde - Archeologie 5.1
29.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde – Archeologie 5.1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond verwachte archeologische waarden.
29.2 Bouwregels
- a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken met een oppervlakte groter dan 2.500 m² en een diepte van meer dan 0,3 m onder maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
- b. In afwijking van het bepaalde onder a is geen rapportage vereist in geval van herbouw op dezelfde locatie.
- c. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
- 1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
- 2. De verplichting tot het doen van opgravingen.
- 3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
- d. Indien uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de onder b genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.
- e. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
- f. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wint zij schriftelijk advies in bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
29.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
29.4 Wijzigingsbevoegdheid
- a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig wijzigen dat een bestemmingsvlak:
- 1. naar ligging wordt verschoven;
- 2. naar omvang wordt vergroot of verkleind;
- 3. wordt verwijderd;
- 4. van bestemming wijzigt door de oppervlaktes en de dieptes, vanaf wanneer de bepalingen van toepassing zijn, aan te passen;
- 5. voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.
- b. Alvorens de wijzigingen als bedoeld onder a worden uitgevoerd, wordt archeologisch advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
Artikel 30 Waarde - Archeologie 5.2
30.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Archeologie 5.2’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond verwachte archeologische waarden.
30.2 Bouwregels
- a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken met een oppervlakte groter dan 2.500 m² en een diepte van meer dan 0,5 m onder maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
- b. In afwijking van het bepaalde onder a is geen rapportage vereist in geval van herbouw op dezelfde locatie.
- c. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
- 1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
- 2. De verplichting tot het doen van opgravingen.
- 3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
- d. Indien uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de onder b genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.
- e. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
- f. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wint zij schriftelijk advies in bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
30.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
30.4 Wijzigingsbevoegdheid
- a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig wijzigen dat een bestemmingsvlak:
- 1. naar ligging wordt verschoven;
- 2. naar omvang wordt vergroot of verkleind;
- 3. wordt verwijderd;
- 4. van bestemming wijzigt door de oppervlaktes en de dieptes, vanaf wanneer de bepalingen van toepassing zijn, aan te passen;
- 5. voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.
- b. Alvorens de wijzigingen als bedoeld onder a worden uitgevoerd, wordt archeologisch advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
Artikel 31 Waarde - Archeologie 6
31.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Archeologie 6' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond verwachte archeologische waarden.
31.2 Bouwregels
- a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken met een oppervlakte groter dan 25.000 m² en een diepte van meer dan 0,4 m onder maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
- b. In afwijking van het bepaalde onder a is geen rapportage vereist in geval van herbouw op dezelfde locatie.
- c. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
- 1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
- 2. De verplichting tot het doen van opgravingen.
- 3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
- d. Indien uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de onder b genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.
- e. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
- f. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wint zij schriftelijk advies in bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
31.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
31.4 Wijzigingsbevoegdheid
- a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig wijzigen dat een bestemmingsvlak:
- 1. naar ligging wordt verschoven;
- 2. naar omvang wordt vergroot of verkleind;
- 3. wordt verwijderd;
- 4. van bestemming wijzigt door de oppervlaktes en de dieptes, vanaf wanneer de bepalingen van toepassing zijn, aan te passen;
- 5. voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.
- b. Alvorens de wijzigingen als bedoeld onder a worden uitgevoerd, wordt archeologisch advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 32 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 33 Algemene Bouwregels
33.1 Ondergronds bouwen
- a. Op plaatsen waar gebouwen mogen worden gebouwd mag eveneens ondergronds gebouwd worden, met dien verstande dat de maximale maten zoals genoemd in de bestemmingen in hoofdstuk 2 van toepassing blijven. Daar waar bovengronds geen gebouwen aanwezig zijn, dient de oppervlakte van het ondergrondse bouwwerk met bijbehorende toegang(en) te worden meegerekend in de maximaal toegestane oppervlakte aan gebouwen.
- b. De verticale diepte mag bij ondergronds bouwen niet meer bedragen dan 4 m.
33.2 Afwijken ondergronds bouwen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 33.1 sub b en toestaan dat bij de niet-woonbestemmingen ondergronds wordt gebouwd tot een verticale diepte van 6 m, mits:
- a. er geen bezwaren zijn uit oogpunt van de waterhuishouding;
- b. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
33.3 Lessenaarsdaken
- a. Lessenaarsdaken bij (bedrijfs)woningen zijn niet toegestaan, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - lessenaarsdak'.
- b. Bestaande lessenaarsdaken op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan zijn toegestaan.
- c. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder a, mits:
- 1. dit stedenbouwkundig aanvaardbaar is;
- 2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.
Artikel 34 Algemene Gebruiksregels
34.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
- a. het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
- b. het gebruik en laten gebruiken van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een woning als zelfstandige woning en/of als afhankelijke woonruimte.
34.2 Ondergeschikte functie
Een ondergeschikte functie mag een omvang hebben van niet meer dan 30% van de vloeroppervlakte van de bebouwing.
34.3 Afwijken preventieve zorgbehoefte
- a. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 34.1 sub b en toestaan dat een bijbehorend bouwwerk bij een woning of bedrijfswoning wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte, mits:
- 1. een dergelijke tijdelijke bewoning gewenst is vanuit een preventieve zorgbehoefte;
- 2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
- 3. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijbehorende bouwwerken wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 75 m².
- b. Het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning, verleend op grond van sub a in, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een wens vanuit een preventieve zorgbehoefte niet meer aanwezig is.
Artikel 35 Algemene Aanduidingsregels
35.1 geluidzone - geluidwal
Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - geluidwal' dient een geluidwal te worden opgericht en in stand te worden gehouden.
35.2 milieuzone
Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone' mogen bouwwerken niet worden gebruikt als woonruimte, maar uitsluitend als garage, berging of een daarmee vergelijkbaar bouwwerk.
35.3 veiligheidszone - lpg
Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' is geen nieuwbouw van (beperkt) kwetsbare objecten, zoals bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, toegestaan.
35.4 veiligheidszone - gasdrukmeet -en regelstation
35.5 vrijwaringszone - molenbiotoop
De gronden ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone - molenbiotoop' zijn naast de daaraan gegeven bestemmingen mede bestemd voor het beschermen van de functie van de in dit gebied voorkomende molen als werktuig en van zijn waarde als beeldbepalend element.
Artikel 36 Algemene Afwijkingsregels
36.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de regels ten behoeve van: | mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden: |
het in geringe mate overschrijden van bebouwingsgrenzen | Een meetverschil geeft daartoe aanleiding. |
het vergroten van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde | a. Bouwhoogte kunstobjecten, geen gebouwen zijnde: max. 15 m. b. Bouwhoogte waarschuwings- en/of communicatiemasten: max. 40 m. c. Bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: max. 10 m. |
het vergroten van de bouwhoogte van gebouwen voor plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten | a. Maximale oppervlakte van de vergroting: max. 10% van het betreffende bouwvlak. b. Bouwhoogte: max. 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw. |
een grotere dakhelling | a. De grotere dakhelling is stedenbouwkundig aanvaardbaar. b. De gebruiksmogelijheden van de aanrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast. |
kleinschalig logeren (bed & breakfast) bij (bedrijfs)woningen | a. Kleinschalig logeren dient gekoppeld te zijn aan een woon- of bedrijfsfunctie. b. Totale oppervlakte aan logeereenheden: max. 50 m² per kamer tot een maximum van 50% van de woonruimte. c. De woonfunctie blijft als hoofdfunctie behouden. d. Bedoeld gebruik mag geen hinder opleveren voor het woonmilieu en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt. e. Bedoeld gebruik mag geen hinder opleveren voor omliggende bedrijven. f. Het betreft geen zodanige verkeersaantrekkende activiteit, dat die kan leiden tot nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van verkeer. |
Artikel 37 Algemene Wijzigingsregels
37.1 wetgevingzone - wijzigingsgebied 1
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone -wijzigingsgebied 1' de bestemmingen 'Groen', 'Tuin' en 'Wonen' te wijzigen in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van de bouw van nieuwe woningen, mits:
- a. er niet meer dan 15 woningen worden gebouwd;
- b. de woningbouw geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
- c. er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;
- d. de woningbouw past binnen het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid;
- e. de woningbouw inpasbaar is vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt;
- f. er rekening wordt gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding (waterkwaliteit en -kwantiteit).
37.2 wetgevingzone - wijzigingsgebied 2
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone -wijzigingsgebied 2' de bestemmingen 'Bedrijf', 'Tuin', 'Verkeer - Verblijfsgebied' en 'Wonen' te wijzigen in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van de bouw van nieuwe woningen, mits:
- a. er niet meer dan 20 woningen worden gebouwd;
- b. de woningbouw geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
- c. er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;
- d. de woningbouw past binnen het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid;
- e. de woningbouw inpasbaar is vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt;
- f. er rekening wordt gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding (waterkwaliteit en -kwantiteit).
37.3 wetgevingzone - wijzigingsgebied 3
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone -wijzigingsgebied 3' de bestemmingen 'Maatschappelijk', 'Tuin' en 'Wonen' te wijzigen in de bestemming 'Maatschappelijk' ten behoeve van de bouw van een kinderdagverblijf, mits:
- a. de bestaande horeca gehandhaafd blijft;
- b. er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;
- c. het kinderdagverblijf inpasbaar is vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt;
- d. er rekening wordt gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding (waterkwaliteit en -kwantiteit).
37.4 wetgevingzone - wijzigingsgebied 4
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone- wijzigingsgebied 4' de bestemming 'Detailhandel' te wijzigen in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van de bouw van woningen, mits:
- a. er niet meer dan 2 woningen worden gebouwd;
- b. de bebouwingstypologie vrijstaand betreft;
- c. de binnen het gebied aanwezige bedrijfsbebouwing is gesloopt;
- d. de woningbouw geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
- e. er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;
- f. de woningbouw past binnen het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid.
- g. de woningbouw inpasbaar is vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt;
- h. er rekening wordt gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding (waterkwaliteit en -kwantiteit).
37.5 wetgevingzone - wijzigingsgebied 5
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone -wijzigingsgebied 5' het bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van de splitsing van de boerderij, mits:
- a. niet meer dan twee woningen ontstaan;
- b. de splitsing geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
- c. er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;
- d. de splitsing past binnen het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid;
- e. de splitsing inpasbaar is vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt;
- f. er rekening wordt gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding (waterkwaliteit en -kwantiteit);
- g. bij de wijziging rekening wordt gehouden met de in het gebied aanwezige archeologische waarden.
37.6 wetgevingzone - wijzigingsgebied 6
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone -wijzigingsgebied 6' het bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van de bouw van 1 vrijstaande woning mits:
- a. de woningbouw geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
- b. er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;
- c. de woningbouw past binnen het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid;
- d. de woningbouw inpasbaar is vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt;
- e. er rekening wordt gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding (waterkwaliteit en -kwantiteit).
37.7 wetgevingzone - wijzigingsgebied 7
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone -wijzigingsgebied 7' het bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van de bouw van maximaal 7 woningen, mits:
- a. de woningbouw geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
- b. er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;
- c. de woningbouw past binnen het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid;
- d. de woningbouw inpasbaar is vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt;
- e. er rekening wordt gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding (waterkwaliteit en -kwantiteit);
- f. bij de wijziging rekening wordt gehouden met de in het gebied aanwezige archeologische waarden.
Artikel 38 Overige Regels
38.1 Parkeren en laden/lossen
Het bevoegd gezag toetst bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van de gebruiksregels of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor laden en lossen. Hiervoor gelden de volgende regels:
Parkeergelegenheid | a) In het geval van de oprichting of uitbreiding van een gebouw dient ten behoeve van het parkeren van auto's te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. b) In het geval van functiewijziging van een gebouw en/of van gronden dient ten behoeve van het parkeren van auto's te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. c) Aan het voorgaande (in voldoende mate ruimte aanbrengen) wordt voldaan indien wordt voldaan aan de normen die zijn neergelegd in de Nota parkeernormen 2017 (Bijlage 11). d) Indien deze beleidsregels worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met de gewijzigde beleidsregels. e) De parkeervoorzieningen als bedoeld onder a en b dienen in stand te worden gehouden. | |
Ruimte voor laden en lossen van goederen | a) Indien het gebruik van een gebouw en/of gronden daar aanleiding toe geeft, dient te worden voorzien in voldoende ruimte voor laden en lossen. b) De ruimte voor laad- en losvoorzieningen als bedoeld onder a dient in stand te worden gehouden. | |
Afwijkingsmogelijkheid | Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in dit artikel indien: a) het voldoen hieraan door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, of b) voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien. |
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 39 Overgangsrecht
39.1 Overgangsrecht bouwwerken
- 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
39.2 Overgangsrecht gebruik
- 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 40 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Woongebieden Oost en West, Bergeijk'.
Behoort bij het besluit van de raad van de gemeente Bergeijk van 27 september 2018.
Mij bekend,
de raadsgriffier.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
De bestemmingsplannen voor de 'Woongebieden Oost en en West' in Bergeijk verliezen in 2018 hun houdbaarheid. Dat komt, omdat bestemmingsplannen op basis van de Wet ruimtelijke ordening nu niet ouder dan 10 jaar mogen zijn. Om de werking van de bestemmingsplannen te behouden is hernieuwde vaststelling van de plannen nodig. Omdat de woongebieden vergeijkbaar zijn is ervoor gekozen de twee afzonderlijke plannen in één nieuw bestemmingsplan op te nemen.
Inmiddels is de wetgeving ook gewijzigd en moet voldaan worden aan de nieuwe digitale eisen en moet het bestemmingsplan aansluiten bij de geldende Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). Dit zal leiden tot enkele aanpassingen in de regels van het bestemmingsplan. Inhoudelijk zullen de regelingen echter niet wijzigen.
Het doel is te komen tot een actueel en werkbaar bestemmingsplan 'Woongebieden Bergeijk 2017', met de nodige flexibiliteit en waarbij waar juridisch mogelijk al vooruitgelopen wordt op de aanstaande Omgevingswet, die naar verwachting op zijn vroegst in 2020 of 2021 in werking zal treden.
De plannen moeten ook aangepast worden om eerdere onjuistheden te corrigeren. De gemeente beoogt deze gevallen te gaan herstellen in de planregels en/of verbeelding. Bij aanpassingen op de verbeelding gaat het bijvoorbeeld om het toevoegen, verwijderen of veranderen van een bouwvlak, het toevoegen van een aanduiding of om een bestemmingswijziging die beter aansluit bij de bestaande situatie. Bij aanpassingen in de regels gaat het bijvoorbeeld om een verduidelijking van een bepaalde regeling.
Ook zijn er enkele kleinschalige ontwikkelingen die niet direct passen binnen de geldende bestemmingsplannen, die in deze herziening worden meegenomen. Hier wordt op ingegaan in paragraaf 3.3.
De gemeenteraad heeft op 1 maart 2018 het bestemmingsplan voor de woongebieden Oost en West vastgesteld. Tegen dat besluit zijn beroepen ingesteld bij de Raad van State in Den Haag. Daarbij is geconstateerd, dat een vastgestelde wijziging van het bestemmingsplan niet op de verbeelding is verwerkt. Dit kan hersteld worden gedurende de termijn dat de behandeling van het beroep wordt voorbereid. Deze gelegenheid wordt ook gebruikt om nog enkele ondergeschikte correcties in het bestemmingsplan aan te brengen voor de goede verwerking van het vaststellingsbesluit.
Het beroep richt zich op de locatie Eykereind 81. Daarnaast is geconstateerd dat onderstaande locaties niet goed zijn verwerkt in het bestemmingsplan en op de aangeven wijze moeten worden aangepast.
- Bucht 70 en omgeving, bestemming Wonen aan achterzijde herstellen;
- Burgemeester Magneestraat 21, regeling bestaande woonbestemming opnemen voor uitbreiding achterliggende perceel;
- Broekstraat 46, aanduiding 'gestapeld' verwijderen;
- Eykereind 68, bouwvlak op achterliggende bedrijfsbebouwing opnemen;
- Eykereind 81, correcte functieaanduiding 'specifieke vorm van detailhandel – tegel- en sanitairverkoop' opnemen en een bouwvlak en bouwhoogte voor bedrijfsruimten aanpassen;
- Hoek ongenummerd, maatvoering maximum aantal wooneenheden = 1' opnemen en de voorwaardelijke verplichting uit bestemmingsplan 'Hoek ongenummerd' inclusief bijlagen overnemen;
- Hoek 16, bijgebouwenregeling uit postzegelplan herstellen;
- Regels en toelichting; eenduidige bestemmingsplannaam in plan vermelden.
Het bestemmingsplan 'Woongebieden Oost en West, Bergeijk', zoals vastgesteld door de raad op 1 maart 2018, wordt uitsluitend voor zover het deze wijzigingen betreft, opnieuw gewijzigd vastgesteld. Bij de voorbereiding van het besluit tot wijziging van het bestemmingsplan hoeft afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet opnieuw te worden toegepast. Dit houdt in dat deze reparatie c.q. herziening van het bestemmingsplan niet opnieuw als ontwerp ter inzage dient te worden gelegd. De reparatie c.q. herziening kan direct worden vastgesteld.
1.2 Plangebied
Het plangebied 'Woongebieden Bergeijk 2017' omvat de bestaande woongebieden van de kern Bergeijk. Voor het centrumgebied, de bedrijventerreinen en Woonbos/Hooge Berkt gelden afzonderlijke bestemmingsplannen.
Luchtfoto plangebied
1.3 Geldende Bestemmingsplannen
Uitsnede bestemmingsplan Woongebieden West, www.ruimtelijkeplannen.nl
Uitsnede bestemmingsplan Woongebieden Oost, www.ruimtelijkeplannen.nl
Voor het plangebied zijn tot het onherroepelijk worden van deze planherziening de hierna genoemde bestemmingsplannen van de gemeente Bergeijk geheel of gedeeltelijk van kracht. Verder worden in dit plan diverse kleinere bestemmingsplannen (postzegelplannen) en verleende omgevingsvergunningen opgenomen.
Type plan | Naam | Vaststelling |
bestemmingsplan | Woongebieden Oost | 27 april 2006 |
bestemmingsplan | Woongebieden West | 24 november 2008 |
bestemmingsplan | Bucht 37b | 27 november 2014 |
bestemmingsplan | Hoek 16 | 20 juni 2016 |
bestemmingsplan | Bucht 43b | 30 januari 2014 |
bestemmingsplan | Bucht 70 en omgeving | 26 april 2010 |
bestemmingsplan | Bucht 45A te Bergeijk | 1 maart 2012 |
omgevingsvergunning | Eerselsedijk 35, Bergeijk | 5 november 2015 |
projectbesluit | Projectbesluit Rotonde Burgemeester Magneestraat-Broekstraat | 17 februari 2011 |
bestemmingsplan | Molenakkers 25, Molenakkers 10 en Broekstraat 42a | 3 juni 2010 |
bestemmingsplan | Kleine Broekstraat 13, 13a en 18 | 29 september 2011 |
bestemmingsplan | Kept 2010 | 28 april 2011 |
bestemmingsplan | Bestemmingsplan Kerkstraat 24 | 23 juni 2011 |
bestemmingsplan | Den Bommelaer, Bergeijk | 26 mei 2011 |
bestemmingsplan | Woongebieden West, herziening Ronsel 2015 | 23 april 2015 |
bestemmingsplan | Woongebieden West Bergeijk, herziening 2014 | 18 december 2014 |
bestemmingsplan | Woongebieden Oost Bergeijk, herziening 2014 | 18 december 2014 |
bestemmingsplan | Bestemmingsplan Bucht 21 | 28 februari 2011 |
wijzigingsplan | Broekstraat 15-17 Bergeijk | 13 juli 2011 |
bestemmingsplan | Kerkstraat 40 en B1376 | 27 november 2014 |
bestemmingsplan | Eijkereind 56 | 28 oktober 2014 |
bestemmingsplan | Eijkereind 80/82, Bergeijk | 28 februari 2013 |
bestemmingsplan | Riethovensedijk 5 en 7 | 29 september 2011 |
bestemmingsplan | Bestemmingsplan Hoek 6 | 16 december 2010 |
1.4 Bij Het Plan Behorende Stukken
Het bestemmingsplan ‘Woongebieden Bergeijk 2017' bestaat uit drie delen: een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en regels vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. De toelichting bevat een motivatie en verantwoording van de keuzes die in het bestemmingsplan zijn gemaakt. Daarnaast zijn in de toelichting onder andere het geldende beleid en diverse milieuaspecten beschreven.
1.5 Leeswijzer
Na dit inleidende hoofdstuk worden eerst de beleidskaders van het Rijk, de provincie en de gemeente uiteengezet (Hoofdstuk 2 Beleidskader). Daarna wordt een beschrijving gegeven van het plan, inclusief ruimtelijke en functionele structuur (Hoofdstuk 3). Vervolgens wordt aandacht besteed aan de verschillende omgevingsaspecten, zoals bodem- en grondwaterkwaliteit, geluidhinder, luchtkwaliteit, bedrijven en milieuzonering, externe veiligheid, water, archeologie en cultuurhistorie, alsmede flora en fauna (Hoofdstuk 4). Dan volgt hoofdstuk 5 met onder andere de opzet van de regels en een korte beschrijving van de verschillende bestemmingen. Tenslotte wordt aandacht besteed aan de financiële uitvoerbaarheid (Hoofdstuk 6) en de voor deze bestemmingsplansactualisatie te doorlopen procedure (Hoofdstuk 7).
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Inleiding
Bij ieder plan vindt inkadering binnen het beleid van de overheid plaats. Door een toetsing aan rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid ontstaat een duidelijk beeld van de marges waarbinnen ruimtelijke ontwikkelingen, zoals in deze situatie, toegestaan kunnen worden. De beleidsinkadering dient een compleet beeld te geven van de ruimtelijke overwegingen en het relevante planologisch beleid.
Gemeenten zijn niet geheel vrij in het voeren van hun eigen beleid. Rijk en provincies geven met het door hen gevoerde en vastgelegde beleid de kaders aan waarbinnen gemeenten kunnen opereren. De belangrijkste kaders van Rijk en de provincie Noord-Brabant worden in het kort weergegeven, omdat deze zoals gezegd mede randvoorwaarden voor het lokale maatwerk bij ruimtelijke ontwikkelingen zullen zijn.
2.2 Rijksbeleid
2.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. Deze structuurvisie vormt het Rijksbeleid voor ruimtelijke ontwikkeling en mobiliteit.
In de Structuurvisie is een drietal doelen voor Nederland in 2040 geformuleerd:
- Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland.
- Het verbeteren en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat.
- Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Het Rijk laat de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies en kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk voor de resultaten. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Deze 13 nationale belangen zijn:
- 1. Rijksvaarwegen;
- 2. Mainportontwikkeling Rotterdam;
- 3. Kustfundament;
- 4. Grote rivieren;
- 5. Waddenzee en waddengebied;
- 6. Defensie;
- 7. Hoofdwegen en hoofdspoorwegen;
- 8. Elektriciteitsvoorziening;
- 9. Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen;
- 10. Natuurnetwerk Nederland (voorheen Ecologische Hoofdstructuur);
- 11. Primaire waterkeringen buiten het kustfundament;
- 12. IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte);
- 13. Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.
Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen.
Als gevolg van de actualisatie van de geldende bestemmingsplannen wijzigen de standpunten voor dit beleidskader niet. Dit bestemmingsplan is overwegend opgesteld om de geldende bestemmingsplannen te actualiseren en te zorgen dat wordt aangesloten bij de huidige situatie. Hiervoor worden kleine aanpassingen doorgevoerd. Het gaat hier om zulke geringe aanpassingen van het bestemmingsplan dat deze van ondergeschikte aard zijn.
2.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Met het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) wordt voor een aantal specifieke onderwerpen algemene regels gesteld ten behoeve van de verwerking in bestemmingsplannen. In het SVIR is aangegeven wat het nationale belang is van het stellen van regels voor deze onderwerpen. Het Barro stelt in eerste instantie regels ter bescherming van de 13 nationale belangen. De keuze voor deze belangen is al gemaakt in de SVIR en wordt met het Barro en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) juridisch verankerd.
In het kader van deregulering en decentralisatie is gekozen om de regels zoveel mogelijk door te laten werken op het niveau van de lokale besluitvorming. Door de nationale belangen in bestemmingsplannen te borgen, worden deze belangen reeds in een vroeg stadium vastgelegd. Dit draagt bij aan een versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke druk. Voor een aantal onderwerpen geeft het Barro de opdracht, dan wel de mogelijkheid aan provincies om met een provinciale verordening regels te stellen.
De onderwerpen in het Barro betreffen:
- Project Mainportontwikkeling Rotterdam.
- Kunstfundamenten.
- Grote rivieren.
- Waddenzee en waddengebied.
- Defensie (met uitzondering van radar).
Vanuit het Barro zijn geen nationale belangen op het plangebied van toepassing waarmee rekening gehouden moet worden in het bestemmingsplan. Ook vanuit de recente wijzigingen (grote rivieren, electriciteitsvoorziening, algemene en overige bepalingen) in het Barro, die per 1 juli 2016 in werking zijn getreden, bestaan geen concrete nationale belangen die op het plangebied van toepassing zijn.
2.2.3 Ladder voor duurzame verstedelijking
In verband met bestemmingsplanwijzigingen is een gedegen ruimtelijk-functionele onderbouwing gewenst, mede omdat binnen de ruimtelijke ordening steeds meer de nadruk komt te liggen op zorgvuldig ruimtegebruik. In verband hiermee is in oktober 2012 de 'Ladder voor Duurzame Verstedelijking' geïntroduceerd (artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening (Bro)). De Ladder is een motiveringsinstrument dat verplicht moet worden toegepast bij bestemmingsplannen of afwijkingsbesluiten die een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' mogelijk maken. Een nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt in artikel 1.1.1 Bro als volgt omschreven: 'De ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.
Bij de toepassing van de Ladder moeten de volgende treden doorlopen worden:
- Er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte.
- Indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel 1, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins.
- Indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel 2, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.
Dit bestemmingsplan is overwegend opgesteld om de geldende bestemmingsplannen te actualiseren en te zorgen dat wordt aangesloten bij de huidige situatie. Hiervoor worden kleine aanpassingen doorgevoerd. Het gaat hier om zulke geringe aanpassingen van het bestemmingsplan dat deze van ondergeschikte aard zijn. Naast de toevoeging van een enkele woning (Lijnt 10), maakt dit bestemmingsplan geen nieuwe woningbouwontwikkelingen mogelijk. Omdat het toe te voegen aantal woningen zo beperkt is, is geen sprake van een stedelijke ontwikkeling en hoeft dan ook niet verder te worden getoetst aan de Ladder voor Duurzame Verstedelijking.
2.2.4 Omgevingswet
De regering werkt aan een stelselherziening op het gebied van het omgevingsrecht. Dit betekent dat de Wet ruimtelijke ordening samen met veel andere wetten die regels voor de omgeving hebben, opgaat in de nieuwe Omgevingswet. Inwerkingtreding van de Omgevingswet wordt niet voor 2020/2021 verwacht. De gemeente Bergeijk bereidt zich voor op de wetswijziging door, daar waar mogelijk, vooruit te lopen op de Omgevingswet.
Bij inwerkintreding van de Omgevingswet heet het bestemmingsplan automatisch al wel een Omgevingsplan. Een mogelijkheid om vooruit te lopen op de Omgevingswet is het bestemmingsplan (zoveel mogelijk) op te stellen als een omgevingsplan. Het is juridisch namelijk niet mogelijk om in 2017 een omgevingsplan vast te stellen. Wel is het mogelijk om een bestemmingsplan voor te bereiden vooruitkijkend naar de Omgevingswet.
Dit kan bij de opstelling van het plan onder andere door:
- het toepassen van het 'Omgevingswetdenken' (stimuleren, faciliteren, dienen, ruimte en vrijheid bieden, voorspelbare regels en gebruiksgemak, lokaal maatwerk, integraal denken, ontschotten en samenwerken, vertrouwen, doeldenken);
- het uniformeren, afstemmen en integreren van regelingen;
- het plan zo op te zetten dat het kan uitgroeien van bestemmingsplan tot een volwaardig omgevingsplan (digitale opzet, plansystematiek, opzet van de regels);
- nu al integraal te werken en integrale afwegingen maken, zowel proces als inhoud;
- mogelijkheden voor het proces, zowel intern als extern.
Van het merendeel van de bestemmingsplannen van de gemeente Bergeijk is de 10-jaar termijn (zie paragraaf 1.1) voorlopig nog niet verstreken. De vaststelling van deze plannen kan dan ook plaatsvinden onder de Omgevingswet, waardoor deze plannen als omgevingsplan worden opgesteld. Omdat dit plan (samen met de bestemmingsplannen voor de overige woongebieden van de kern Bergeijk) één van de eerste bestemmingsplannen is in de nieuwe actualisatieslag en de gemeente een uniforme regeling wenst voor haar woongebieden, wordt dit bestemmingsplan zoveel als juridisch mogelijk opgesteld als omgevingsplan. Hiermee wordt een nieuwe basis gevormd voor de volgende actualisaties van bestemmingsplannen/omgevingsplannen.
Het vooruitlopen op de Omgevingswet betekent voor dit bestemmingsplan dat rekening wordt gehouden met het groeimodel: het laten uitgroeien van het bestemmingsplan tot een volwaardig omgevingsplan. Dit betekent dat de basis van het bestemmingsplan zo wordt opgesteld dat het mogelijk is om in de toekomst of bij andere planactualisaties thema’s of gebieden toe te voegen. Daarmee wordt rekening gehouden bij de digitale opzet, plansystematiek, opzet van de regels etc.
Inhoudelijk wordt op hoofdlijnen aangesloten bij de plansystematiek uit de recente bestemmingsplannen van de gemeente Bergeijk. Wel is gekozen om in een aantal gevallen de regeling te vereenvoudigen en flexibeler te maken. Dit is een gevolg van het toepassen van het 'omgevingswetdenken'.
Gezien de omvang en het karakter van het plangebied komt dit met name tot uitdrukking in de regeling voor de woonpercelen. Deze wordt nader toegelicht in hoofdstuk 5.
Voor de planprocedure organiseert de gemeente een inloopavond in Bergeijk.
2.3 Provinciaal Beleid
2.3.1 Structuurvisie ruimtelijke ordening
Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening 2014 in werking getreden. Deze structuurvisie is een actualisatie van de visie die in 2010 werd vastgesteld. Belangrijke beleidswijzigingen hebben betrekking op de realisatie van natuur en de transitie naar zorgvuldige veehouderij in Brabant.
De Structuurvisie Ruimtelijke Ordening geeft de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid van de provincie Noord-Brabant weer tot en met 2025. Het beleid is gestoeld op een evenwicht van het milieu (planet), de mens (people) en de markt (profit) in ruimtelijke kwaliteit. Hierbij is het van groot belang om bestaande kwaliteiten te benutten en als uitgangspunt te nemen bij ontwikkelingen.
Noord-Brabant heeft de ambitie om een goede mix van wonen, werken en voorzieningen te creëren. De leefbaarheid in woonmilieus moet van voldoende kwaliteit zijn. Dynamische stadscentra, vitale plattelandskernen, eigen identiteit en regionale afstemming zijn enkele uitgangspunten. Daarnaast dienen er voldoende veilige en goed bereikbare werkplekken te zijn voor de bevolking. Steden moeten aantrekkelijk blijven voor diverse bevolkingsgroepen en dienen garant te staan voor het aanbieden van (bovenlokale) voorzieningen.
Voor wat betreft de markt is het van belang dat de gunstige ligging wordt benut. De ligging ten opzichte van andere economische clusters in Europa is uitstekend. Met de (internationale) bereikbaarheid is het echter slechter gesteld. Dit vormt dan ook een belangrijk uitgangspunt in het provinciale beleid. Belangrijk is om netwerken te vormen, tussen de kennisindustrie, regionale economische clusters en Europese clusters. Daarnaast is veiligheid een belangrijk aspect. Goederenvervoer per spoor zal in de toekomst om stedelijke gebieden heen geleid moeten worden.
Het landschap van Noord-Brabant is vrij karakteristiek. Er zijn veel beeldbepalende elementen en natuurlijke waarden in het landschap te vinden. Deze dienen beschermd en ontwikkeld te worden. Met name het watersysteem is erg belangrijk. Het landschap heeft ook een functie als werkterrein, voornamelijk voor de agrarische sector. Schaalvergroting van deze landbouw wordt geconcentreerd in speciaal aangewezen gebieden. De landbouw komt daarnaast steeds vaker in een verbrede vorm voor. Dit wordt gestimuleerd, met name ook het landschapsbeheer.
Duurzaamheid is nog steeds een belangrijk onderwerp binnen de ruimtelijke ordening. Gezocht moet worden naar alternatieve mogelijkheden om energie op te wekken. Zo kan gewerkt worden aan een gezondere leefomgeving.
Uitsnede structuurvisie Noord-Brabant
Het plangebied maakt binnen de structuurvisie ruimtelijke ordening onderdeel uit van de stedelijke structuur en is aangeduid als 'mozaieklandschap'. Hierin wil de provincie de contrasten tussen klei, zand en veenontginning versterken. Dit betekent het versterken van het mozaïeklandschap van het Brabantse zand door menging van functies die de afwisseling en kleinschaligheid versterken. De stad (rood) staat niet tegenover het land (groen), maar ontwikkelen zich in balans met elkaar, het zogenaamde ‘stadteland’. Binnen het mozaïeklandschap van het zand zijn er verschillen tussen de Brabantse wal, de Baronie, de Kempen en De Meierij. Door met ruimtelijke ontwikkelingen in te spelen op breuklijnen en hoogteverschillen geven deze beeldbepalende structuren richting aan de verdere ontwikkeling van het landschap. Het gaat daarbij om behoud van het reliëf zelf, maar ook om het behoud van het zicht op en vanaf de reliëfvormen.
Dit bestemmingsplan is conserverend van aard, waarbij geen grootschalige nieuwe ontwikkelingen aan de orde zijn. Het plan is dan ook niet in strijd met de provinciale richtlijnen.
2.3.2 Verordening Ruimte 2014
De Verordening Ruimte is de juridische vertaling van de structuurvisie en bevat daarom onderwerpen die in de visie naar voren komen. Dit betreft onder andere de belangen die de provincie wil behartigen en de manier waarop dit zal geschieden, evenals regels waarmee rekening gehouden moet worden bij het opstellen van een bestemmingsplan. Deze regels zijn direct bindend voor overheden. Zo weten gemeenten al in een vroeg stadium waar ze aan toe zijn.
Één van de hoofdlijnen van de Verordening Ruimte heeft betrekking op ruimtelijke kwaliteit en kwaliteitsverbetering van het landschap. De zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit behelst in de kern de regel dat de geboden ontwikkelruimte bijdraagt aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit. In het bijzonder geldt als regel het principe van zorgvuldig ruimtegebruik. Dit strekt ertoe dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zoveel mogelijk plaatsvinden door hergebruik of intensivering op of binnen bestaand bebouwd gebied (het zogenaamde VAB-beleid). Daarnaast houdt zorgvuldig ruimtegebruik in dat bij nieuwe ontwikkelingen rekening gehouden wordt met de kwaliteiten van de omgeving. In de regeling van de Verordening Ruimte is deze zorgplicht in eerste instantie geconcretiseerd voor wat betreft stedelijke ontwikkeling.
Als toch nieuw ruimtebeslag nodig is, kan dit alleen daar waar er gelet op de ruimtelijke kwaliteiten verantwoorde uitbreidingsmogelijkheden liggen. Dit zijn de in de Verordening Ruimte aangewezen zoekgebieden voor verstedelijking. Ruimtelijke karakteristieken en kwaliteiten worden dus meer bepalend voor de wijze waarop de (economische) dynamiek in de kernen in landelijk gebied haar plek krijgt.
Uitsnede Verordening Ruimte Noord-Brabant
Het grootste deel van het plangebied is conform de Verordening Ruimte gelegen binnen 'Bestaand stedelijk gebied, kern in landelijk gebied'. Nieuwe stedelijke ontwikkelingen dienen in principe plaats te vinden in bestaand stedelijk gebied of in een zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling. Binnen de grenzen van het stedelijk gebied zijn gemeenten in principe vrij om te voorzien in stedelijke ontwikkelingen.
Aan de randen van het plangebied liggen enkele percelen binnen de 'Groenblauwe mantel' of het 'Natuur Netwerk Brabant'. Het gaat met name om de percelen ten zuiden van de wegen Hoek en Lijnt.
Het beleid in de 'Groenblauwe mantel' is gericht op het behoud en vooral de ontwikkeling van natuur, watersysteem en landschap. In de 'Groenblauwe mantel’ gelden voorwaarden ten aanzien van de omgevingskwaliteiten.
Voor agrarische bedrijven, niet- veehouderijbedrijven, is de ligging van een agrarisch bedrijf in de 'Groenblauwe mantel' van belang voor de ontwikkelingsmogelijkheden.
Het 'Natuur Netwerk Brabant' (NNB) bestaat uit bestaande natuur- en bosgebieden, gerealiseerde nieuwe natuur (gronden die met subsidie uit het Natuurbeheerplan zijn gerealiseerd als nieuwe natuur en waar de landbouwfunctie of een andere niet-natuurbestemming is verdwenen) en nog niet gerealiseerde nieuwe natuur (agrarische gronden die in het Natuurbeheerplan zijn aangewezen als nieuwe natuur, maar waar de gewenste natuurfunctie nog niet is gerealiseerd. De oude functie of bestemming is nog aanwezig).
De gronden rondom het bestaand stedelijk gebied zijn ook aangeduid als 'Beperkingen veehouderij'. In deze gebieden gelden sinds 1 oktober 2010 (vergaande) beperkingen voor intensieve veehouderijen, ook wel bekend als het 'slot op de muur'. Dit is een voortzetting van het beleid zoals dat gold voor de extensiveringsgebieden op basis van het Reconstructieplan Boven-Dommel.
Dit bestemmingsplan betreft een actualisatie van geldende bestemmingsplannen binnen bestaand stedelijk gebied. Dit is niet in strijd met het provinciale beleid, zoals verwoord in de Verordening Ruimte.
Voor de (agrarische) bedrijven die niet binnen het 'Bestaand stedelijk gebied' liggen wordt het beleid uit de VR verwerkt, zoals dat ook in het bestemmingsplan voor het buitengebied is gedaan.
2.3.3 Bevolkings- en woningbehoefteprognose 2014
De provincie Noord-Brabant heeft in 2014 de bevolkings- en woningbehoefteprognose geactualiseerd. Vergeleken met de vorige prognoses ligt zowel de groei van de Brabantse bevolking als de groei van de woningvoorraad in de nieuwe prognose hoger. Hierbij spelen de naar boven toe bijgestelde levensverwachting en de sterke huishoudensgroei (onder invloed van de vergrijzing en de individualisering) een grote rol.
In lijn met het provinciale verstedelijkingsbeleid concentreert de groei van de woningvoorraad zich in de stedelijke gebieden. Voor de gemeenten in het landelijk gebied gaat de provinciale prognose uit van het principe dat die gemeenten bouwen voor de eigen natuurlijke bevolkingsaanwas (migratiesaldo-nul). In de bevolkings- en woningbehoefteprognose is per gemeente een indicatie gegeven van de benodigde toename van de woningvoorraad. Deze programmeringsindicatie is richtinggevend voor de regionale woningbouwafspraken. Voor de gemeente Bergeijk wordt voor de periode 2014-2024 uitgegaan van een indicatieve toename van de woningvoorraad met 850 woningen.
2.4 Regionaal Beleid
2.4.1 Woonvisie Regio Eindhoven
Op 28 juni 2012 heeft de Regioraad de Regionale Woonvisie 2012-2020 vastgesteld. In deze visie wordt gefocust op drie punten:
- 1. oog voor lage-lonen-arbeidsmigranten en kenniswerkers;
- 2. naar een nieuw evenwicht van sterke steden en een vitaal landelijk gebied;
- 3. duurzaam vernieuwen en transformeren van de bestaande woningvoorraad.
In de Regionale Woonvisie wordt aangegeven dat er binnen de woningmarkt in Zuidoost- Brabant te weinig woningen zijn, het aanbod niet goed aansluit op de vraag (te weinig woningen in de sociale sector in de dorpen) en er zijn te weinig kavels beschikbaar voor mensen die zelf willen bouwen.
In de Regionale Woonvisie is een zevental ambities voor het wonen in Zuidoost Brabant geformuleerd:
- Meer keuzevrijheid en zeggenschap voor de burger, met meer inzicht in (de kansen)op de woningmarkt.
- Meer evenwicht in de koop-huur-verhouding, tussen steden en dorpen.
- Meer capaciteit en kwaliteit in Wonen, Welzijn en Zorg
- Meer samenwerking tussen alle woningmarktpartijen.
- Meer aandacht voor doelgroepen en betaalbaarheid van woningen.
- Meer zorg voor kwaliteit van woning en woonomgeving.
- Monitoren van wat er gebeurt op de woningmarkt.
De Regionale Woonvisie streeft er naar zoveel mogelijk te kunnen voldoen aan de woonwensen van de burgers. Samen met de regionale marktpartijen zullen de ambities zoveel mogelijk concreet worden uitgewerkt. De Regionale Woonvisie is het kwalitatieve kader voor het afstemmen van ontwikkelingen op de woningmarkt en voor het uitwerken van de woningbouwprogramma’s. Voor de landelijke regio Groot Kempen betekent dit concreet dat gestreefd wordt naar een goede huisvesting van de eigen bevolking. Hiervoor zal zowel (zorgvuldig ingepaste) inbreiding als uitbreiding noodzakelijk zijn.
Het regionaal beleid biedt geen concrete uitgangspunten voor dit in hoofdzaak consoliderende bestemmingsplan. Daarmee voldoet het bestemmingsplan aan het regionaal beleid.
2.4.2 Regionaal woningbouwprogramma
Op 13 juni 2012 is in het Regionaal Ruimtelijk Overleg Zuidoost het regionale woningbouwprogramma 2012 t/m 2021 vastgesteld. Het regionale woningbouwprogramma is gebaseerd op de provinciale bevolkings- en woningbehoefteprognose 2011 en gaat voor de hele regio uit van de bouw van circa 30.000 woningen in de periode tot en met 2021. Voor de gemeente Bergeijk is in de periode 2012 t/m 2021 een toename van de woningvoorraad met 662 woningen becijferd, exclusief de woningbouw die op basis van de ruimte-voor-ruimteregeling wordt gerealiseerd.
De gemeenten in de regio werken het regionale woningbouwprogramma uit op gemeentelijk niveau, waarbij is afgesproken dat de hoeveelheid 'harde' plancapaciteit in principe niet meer mag bedragen dan 100% van de woningbehoefte. Door de provincie is een prognose gegeven voor de periode 2014 t/m 2024 (zie paragraaf 2.3.3). In deze prognose wordt voor de gemeente Bergeijk uitgegaan van de bouw van 850 woningen. Deze woningbouwprogrammering is in regionaal verband afgestemd.
2.5 Gemeentelijk Beleid
2.5.1 Structuurvisie Bergeijk
Op 3 juni 2010 is de Structuurvisie Bergeijk ‘Leven en beleven tussen bossen, beken en boerenland’ vastgesteld door de gemeenteraad. De structuurvisie is een actualisatie van de StructuurvisiePlus uit 2004. De Structuurvisie bestaat uit twee delen. Deel A betreft het Ruimtelijk Casco, waarin de toekomstvisie voor de gemeente Bergeijk is opgenomen. Deze visie formuleert het ontwikkelingskader voor de lange termijn en biedt het casco voor concrete plannen en projecten. In het projectenplan (deel B) is het ruimtelijk programma voor de korte en middellange termijn benoemd. Daarnaast is aangegeven welke concrete projecten en plannen op korte termijn richting uitvoering worden gebracht en op welke wijze dat zal gebeuren. Het projectenplan wordt periodiek geactualiseerd.
Ruimtelijk casco
Het Ruimtelijk Casco bestaat uit een kaartbeeld en een toelichting, waarbij de toelichting kan worden beschouwd als een uitgeschreven legenda. Op basis van een integrale analyse die is gebaseerd op de ‘lagenbenadering’ zijn in het Ruimtelijk Casco ruimtelijke keuzes gemaakt voor de toekomstige ontwikkeling van de gemeente Bergeijk.
Uitsnede Ruimtelijk Casco, Structuurvisie Bergeijk
Het plangebied bevindt zich in het rode raamwerk, in de bestaande bebouwingskern. Binnen dit woongebied draait de koers om de verdere ontwikkeling van de verstedelijking binnen de gemeente via inbreiding, intensivering, herstructurering en uitbreiding. Ontwikkelingen moeten passen bij de aard en schaal van de gemeente. De gemeente wil haar identiteit en imago van landelijke, groene, rustige plattelandsgemeente koesteren. De gemeente Bergeijk streeft naar een verantwoorde, optimale benutting van de mogelijkheden voor inbreiding binnen de dorpskernen. Inbreiden mag alleen worden nagestreefd indien er daardoor op de betreffende locatie een kwaliteitsverbetering optreedt en mag niet zonder meer ten koste gaan van groene kwaliteiten. Het groen binnen de kernen is karakteristiek voor Bergeijkse dorpen en dient daarom in voldoende mate aanwezig te blijven.
Projectenplan
Waar het Ruimtelijk Casco een visie formuleert op het plangebied en het beleidskader schept voor de lange termijn, legt het projectenplan de focus op de korte en middellange termijn. Hier worden de ruimtelijke opgaven voor de korte en middellange termijn benoemd en worden projecten en plannen beschreven. Het projectenplan bevat een programmatische keuze voor diverse thema’s. Daarnaast is aangegeven waar het programma wordt gerealiseerd en hoe het uitvoeringstraject (koppeling tussen grondbeleid en ruimtelijke ontwikkeling en inzet van Wro-instrumenten) eruit ziet. Tenslotte is een projectenoverzicht opgenomen met projecten en maatregelen die de gemeente ter uitvoering van het structuurvisiebeleid wil oppakken.
2.5.2 Woonvisie gemeente Bergeijk 2013-2021
Op 25 juni 2013 is ‘Woonvisie Bergeijk 2013 - 2021’ door de raad van de gemeente Bergeijk vastgesteld. De woonvisie geeft een actueel overzicht van de lokale en bovenlokale ontwikkelingen op de woningmarkt.
Daarnaast geeft de visie een richtinggevend kader voor de lokale woonopgave voor de komende jaren. Het doel van de woonvisie is om voldoende, kwalitatief goede en betaalbare huisvesting te realiseren voor alle doelgroepen in de gemeente Bergeijk.
Voor de gemeente Bergeijk is de huidige plancapaciteit vergeleken met de prognose van het aantal benodigde woningen voor de periode 2012 – 2021. De prognose voor deze periode is dat er in de gemeente 660 woningen dienen te worden gebouwd om te kunnen voldoen aan de woningvraag. Op dit moment bedraagt de plancapaciteit, zowel harde als zachte plannen, 554 woningen. De gemeente heeft vooralsnog 106 woningen minder in de plancapaciteit zitten dan de huidige prognose aangeeft (84%) Dit geeft nog enige ruimte zodat er komende jaren enigszins flexibel omgegaan kan worden met woningbouwinitiatieven.
De onderstaande beleidskaders zijn opgenomen in de huidige woonvisie:
- 1. Faciliteren van initiatieven voor zorgwoningen. Meer flexibiliteit in bouwen. Woningen dienen langer mee te gaan voor alle doelgroepen en zijn makkelijk aanpasbaar voor verschillende doelgroepen.
- 2. De gemeente Bergeijk zet zich in voor een gelijke verdeling van statushouders naar verhouding bij de woningcorporaties. Dit zal dan ook opgenomen worden in de toekomstige prestatieafspraken met de woningcorporaties.
- 3. Het handhaven van de richtlijn om minimaal 60% van de woningen in nieuwbouwprojecten te realiseren in de doelgroepen (starters, senioren, zorg, sociale huur) waarvan minimaal 1/3 (=20% van het totaal) sociale huur.
- 4. Gemeente Bergeijk wil met alle woningcorporaties prestatieafspraken afsluiten.
- 5. Gemeente Bergeijk zet zich in om de toewijzingscriteria gelijk te schakelen. Hierdoor wordt het o.a. eenvoudiger om urgente gevallen te plaatsen.
- 6. Terughoudend zijn met nieuwe woningbouwinitiatieven. Nieuwe ontwikkelingen moeten een groot maatschappelijk belang dienen.
- 7. Het bijstellen van de voorwaarden voor de uitgifteprocedure van woningbouwgrond aan veranderde situatie op de woningmarkt, dit betekent eenvoudigere toewijzing.
- 8. Ambities van de gemeente met betrekking tot duurzaamheid opnemen in de prestatieafspraken met woningcorporaties.
Vanwege recente ontwikkelingen in de woningmarkt en gewijzigde wetgeving is de huidige woonvisie aangevuld met een oplegnotitie. De beleidskaders worden aangevuld met de beleidskaders uit deze oplegnotitie.
In dit bestemmingsplan worden in ieder geval bestaande rechten gerespecteerd. Binnen de bouwregels wordt de nodige ruimte geboden om de woning te laten voldoen aan de huidige woonwensen dan wel levensloopbestendig te maken.
2.5.3 Gemeentelijk woningbouwprogramma
Het gemeentelijk woningbouwprogramma is gebaseerd op het regionale woningbouwprogramma. In de woningbouwcapaciteitsmonitor, die periodiek wordt geactualiseerd, zijn alle woningbouwprojecten binnen de gemeente opgenomen en is per project aangegeven hoeveel woningen in welke periode worden gerealiseerd. De projecten zijn verdeeld in 'harde' plancapaciteit (onherroepelijk of vastgesteld bestemmingsplan) en 'zachte' plancapaciteit (ontwerpbestemmingsplan, planologische voorbereiding of potentieel project).
De nog te realiseren woningen in het plangebied zijn reeds mogelijk op basis van de geldende bestemmingsplannen en zijn daardoor als ‘harde’ plancapaciteit opgenomen in de capaciteitsmonitor.
De woningbouw die dit bestemmingsplan mogelijk maakt, past binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma en de regionale afspraken met betrekking tot woningbouw.
2.5.4 Kernenbeleid en leefbaarheid
De identiteit, de eigenheid van een kern omvat de eigen specifieke cultuur, het eigene van de verschijningsvorm en het bijzondere van de gemeenschap. Dit komt tot uiting in het verenigingsleven, de ruimtelijke karakteristieken en de voorzieningen. Leefbaarheid wordt omschreven als de mate waarin die eigenheid in stand kan worden gehouden. Daarbij zijn basisvoorzieningen als basisschool, peuterspeelzaal, gemeenschapshuis, sportpark, winkels en een adequaat woningaanbod van belang.
In het kernenbeleid wordt aangegeven dat in alle kernen onder andere de volgende voorzieningen in stand moeten worden gehouden: basisschool, gemeenschapshuis, peuterspeelzaal, sportpark en bibliotheekvoorziening en (voor Bergeijk, Luyksgestel, Riethoven en Westerhoven) een sporthal. Van de andere aandachtspunten zijn de volgende van belang:
- kinderdagverblijf en buitenschoolse opvang hoeven niet in elke kern aanwezig te zijn. Ouderenzorg ontwikkelt zich steeds autonomer als maatwerk wonen-zorg;
- openbaar vervoer zou alle kernen moeten bedienen. Collectief vraagafhankelijk vervoer kan daar mogelijk een oplossing bij zijn;
- in de kernen moet, ter wille van werkgelegenheid en functieverscheidenheid, ruimte zijn voor ambachtelijke, kleinschalige bedrijven;
- het monumentenbeleid wordt, als beschermer van karakteristiek en identiteit, als een onderdeel van het kernenbeleid gezien;
- voor winkels, postkantoor, huisartsen en dergelijke zal de gemeente, waar mogelijk, een voorwaardenscheppende rol spelen.
2.5.5 Gemeentelijke Visie Mobiliteit 2015-2018
De Gemeentelijke Visie Mobiliteit 2015-2018 (GVM) is op 24 september 2015 vastgesteld door de gemeenteraad. In de GVM zijn twee grootschalige infrastructurele ontwikkelingen meegenomen: de keuze voor Westparallel voor de N69 en de Middenweg Eersel-Bergeijk.
De GVM geeft een prioritering aan de hand van de vier thema’s verkeersveiligheid, fietsverkeer, bereikbaarheid en openbaar vervoer. Ook geldt het principe van Duurzaam Veilig, aan de hand waarvan consequente keuzes worden gemaakt voor de inrichting van wegen. In de GVM zijn, op basis van de meer mensgerichte aanpak, twee thema’s onderscheiden waarop het beleid in de komende jaren wordt gericht:
- veiliger verkeersgedrag: gericht op het treffen van mensgerichte maatregelen in de vorm van communicatie, educatie en handhaving.
- realiseren categorisering wegen: de categorisering van wegen in Bergeijk is goed, maar dient op onderdelen te worden geactualiseerd, mede in het licht van de ontwikkelingen rond Westparallel en Middenweg Eersel-Bergeijk.
De categorisering is bovendien nog niet overal gerealiseerd, waardoor een opgave resteert om de wegcategorisering te vervolmaken en wegen in te richten conform die categorisering.
De gemeentelijke visie op mobiliteit is in de GVM uitgewerkt in verschillende modules: veiliger verkeersgedrag, gemotoriseerd verkeer, fiets en integraal beleid en maatregelen. Per module zijn het beleid en de concrete maatregelen beschreven. Modules kunnen gedurende de looptijd van de GVM worden aangepast of toegevoegd, mits passend binnen de overkoepelende visie op mobiliteit.
2.5.6 Nota parkeernormen 2017
De gemeente Bergeijk heeft in februari 2017 een nieuwe Nota Parkeernormen vastgesteld. Daarin zijn parkeernormen opgenomen voor ruimtelijke ontwikkelingen, met ruimte voor de nodige flexibiliteit en maatwerk. Met dit parkeerbeleid is zo veel mogelijk vastgehouden aan de landelijke richtlijnen vanuit het CROW (Kenniscentrum voor verkeer, vervoer en infrastructuur). Waar mogelijk is ingespeeld op Bergeijkse plannen als de Centrumvisie.
Met behulp van parkeernormen wordt de parkeereis bepaald voor ruimtelijke ontwikkelingen. Parkeernormen worden niet gebruikt om bestaande parkeerdruk in beeld te brengen of te corrigeren. De parkeereis is het totaal aan parkeerplaatsen waar een ontwikkeling in moet voorzien.
De nota gaat uit van de volgende te hanteren parkeernormen voor het kernwinkelgebied en het overig gebied:
- 1. Kernwinkelgebied: gemiddelde norm voor Centrum Schil – Niet stedelijk.
- 2. Overig gebied: gemiddelde norm voor Rest bebouwde kom – Niet stedelijk.
Het plangebied van dit bestemmingsplan valt binnen het 'overig gebied'.
Ook zijn in de nota fietsparkeernormen opgenomen. De fietsparkeernormen zijn van toepassing op geselecteerde voorzieningen waarvan het aannemelijk is dat relatief veel bezoekers met de fiets komen. Bij deze functies bestaat de mogelijkheid om te kiezen voor een betere fietsbereikbaarheid door de fietsparkeernorm toe te passen.
De parkeernormen in de Nota Parkeernormen hebben betrekking op nieuwbouw, verbouw, uitbreiding of wijziging van functies, daar waar een omgevingsvergunning en/of wijziging van het bestemmingsplan noodzakelijk is. Wanneer een aanvraag tot een wijziging van het bestemmingsplan wordt ingediend, wordt onder andere gekeken of voldaan kan worden aan de parkeernormen voor het 'overig gebied', die horen bij de betreffende ontwikkeling. Deze voorwaarde is opgenomen in de bestemmingsplanregels.
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
3.1 Ruimtelijke Structuur
3.1.1 Geomorfologie
De geomorfologische structuur binnen de gemeente Bergeijk wordt in hoofdzaak gekenmerkt door de zuidwest-noordoostgerichte beken en de daartussen gelegen hogere dekzanden of terrasafzettingen. Een uitzondering hierop vormt de beek de Aa/Goorloop die in noordwestelijke richting in de Beerze uitstroomt.
De beken betreffen de Keersop, met diverse bovenlopen ten zuidoosten van de kern Bergeijk, en de Run, ten noordwesten van de kern Bergeijk, die beiden in de Dommel uitstromen. De beken liggen in smalle dalvormige laagten en vormen in het algemeen rechte lijnen in het landschap die zich niet zo duidelijk onderscheiden in het heideontginningslandschap.
Direct ten zuiden van Bergeijk is dit beekdalsysteem van de Keersop herkenbaar. Dekzandruggen en stuifduincomplexen betreffen de rug waar Bergeijk, Westerhoven en Riethoven op liggen en de rug aan de westzijde van Weebosch.
Met name in het zuidwesten van de gemeente komen de dekzandruggen in de landschapsstructuur tot uiting door besloten boscomplexen en natuurgebieden.
De zuidkant van het plangebied bestaat overwegend uit terrasafzettingsvlakten namelijk ten zuidwesten van Luyksgestel en ten zuidwesten en zuidoosten van Bergeijk langs de (bovenlopen van de) Keersop.
3.1.2 Historische ontwikkeling
De oudste stenen werktuigen, die op het grondgebied van Bergeijk, Luyksgestel, Riethoven en Westerhoven werden gevonden, zijn meer dan tienduizend jaar geleden door rendierjagers achtergelaten. Zij tonen aan dat deze omgeving van de steentijd tot de Vroege Middeleeuwen bewoond was. In Bergeijk en Luyksgestel zijn nog steeds prehistorische grafheuvels aanwezig.
In de Middeleeuwen waren de vier dorpen zowel kerkelijk als bestuurlijk nauw met elkaar verbonden. Bergeijk werd in 1137 voor het eerst genoemd in een goederenlijst van de abdij van Sint Jacob te Luik.
Na de Tweede Wereldoorlog vond een sterke verstedelijking van het platteland plaats door de bevolkingstoename, de industrialisatie, de opkomst van de dienstensector en de toename van vrije tijd en mobiliteit. De kernen breidden gestaag uit ten behoeve van wonen en bedrijvigheid. Bij de dorpsuitbreidingen werden eerst de oude bouwlanden volgebouwd vanwege de stevige zandondergrond.
De productieomstandigheden in de landbouw werden verder verbeterd (schaalvergroting, intensivering en verbeteringen van de verkaveling, ontsluiting, waterbeheersing). Het accent lag op de veehouderij, de grondgebondenheid werd minder. Het landbouwgebied De Pielis is vrij recent ontgonnen. Door de ruilverkavelingen (Bergeijk afgesloten in 1976) veranderde de structuur van het landelijk gebied en dit had een nivellerende invloed. De samenhang tussen bodemgebruik en abiotische opbouw werd minder herkenbaar.
Het landelijk karakter bleef overheersen tot de dorpen na 1960 snel in inwonersaantal toenamen.
Op 1 januari 1997 werden Westerhoven, Riethoven, Luyksgestel en Bergeijk in het kader van de gemeentelijke herindeling samengevoegd tot de nieuwe gemeente Bergeijk.
3.1.3 Ruimtelijke ontwikkeling
Historische kaart 1838-1857
De kern Bergeijk is ontstaan op het akkercomplex Beistervelden/Molenakkers, dat aan de noordzijde wordt begrensd door een groot bosgebied en ten zuiden door het beekdal van de Keersop. De eerste bebouwing concentreerde zich rond de ontsluitingslijn Hof, Mr. Pankenstraat en Eykereind, die min of meer parallel aan de Keersop loopt en het oude akkercomplex doorkruist. Hierdoor ontstond in eerste instantie een lang bebouwingslint, met een kerngebied rondom Het Hof.
Op oude plattegronden van rond 1895 is te zien dat een duidelijke lintbebouwing langs de van oudsher belangrijke verbindingsweg (Hof) in oostzuidrichting is ontwikkeld. Opvallend is, dat er ter hoogte van de Eerselsedijk/Hof-Eykereind een verbreding in het lint aanwezig is. De belangrijkste aan- en afvoer van wegen tot Bergeijk werden in deze periode gevormd door de straten die nu Eykereind, Hof en Burgemeester Magneestraat heten. Opvallend is ook dat de overige paden en wegen corresponderen met het huidige straten als Molenakkers, Kerkstraat en Nieuwstraat.
Bergeijk heeft een grote ontwikkeling doorgemaakt, mede ten gevolge van een aantal belangrijke industrieën dat zich hier heeft gevestigd (o.a. de melkfabriek). Ten opzichte van het oorspronkelijke lint vonden deze (planmatige) uitbreidingen plaats in alle windrichtingen: In het zuiden richting de tot doorgaande weg opgewaardeerde Hoek en Lijnt; in noordwesten, noorden en noordoosten tot aan het bosgebied van de Bergerheide. Bergeijk is daarmee de grootste kern van de gemeente geworden en heeft goed voorzieningenniveau qua winkels, horeca en voorzieningen. Deze zijn hoofdzakelijk geclusterd in het centrum en de Burgemeester Magneestraat.
3.1.4 Ruimtelijke structuur
Ruimtelijke opbouw Bergeijk
De kern Bergeijk heeft zich inmiddels ontwikkeld tot een compacte kern, gelegen in een open, agrarisch en natuurrijk buitengebied. De ontwikkeling van de kern is nog steeds duidelijk herkenbaar. Rond 1890, toen Bergeijk als kern vorm begon te krijgen, bestond Bergeijk grotendeels uit lintbebouwing. De belangrijkste linten waren de Mr. Pankenstraat en Eykereind, de Burgemeester Magneestraat en het lint tussen Westerhoven en Loo (Eykereind, Lijnt, Hoek, Broekstraat en Loo). Langs deze linten heeft zich de eerste bebouwing ontwikkeld. Het Hof is al herkenbaar als cluster van bebouwing. Hier bevond zich toen ook al het centrum van Bergeijk met de kerk St. Petrus. Bergeijk werd destijds omgeven door diverse open gebieden die tussen de wegen lagen. Ten noorden en noordoosten van het dorpje bevonden zich bosgebieden.
In de loop van de 20e eeuw werd Bergeijk verder uitgebreid. Met name vanaf de Tweede Wereldoorlog heeft Bergeijk een versnelde ontwikkeling doorgemaakt.
Vanuit het centrum groeide de kern naar alle windrichtingen uit. Naast de realisatie van projectmatige grotere uitbreidingen werden ook de open gebieden tussen de oudere historisch gegroeide bebouwing bebouwd. De bebouwing aan de linten heeft dus als basis gediend voor de uitbreidingen. Tussen deze linten zijn uitbreidingen te vinden uit verschillende tijdsperioden.
Aan de zuidzijde van het plangebied is deze lintbebouwing te vinden aan de Broekstraat en Kleine Broekstraat. In de jaren zestig van de vorige eeuw is de wijk Molenakkers-Nieuwstraat ontstaan.
De woonuitbreiding Kept heeft in de zeventiger jaren plaatsgevonden in zuidoostelijk richting tussen Eykereind en de Dr. Rauppstraat.
Vervolgens zijn de wijken tussen de Nieuwstraat-Lijsterbesdreef en Broekstraat-Molenakkers begin jaren tachtig ontwikkeld.
In de jaren tachtig is men tevens begonnen met de aanleg van de wijk Beistervelden en de wijk tussen de historische bebouwing van het Eykereind en de Bucht.
3.1.5 Ontsluiting en parkeren
Straatnamenkaart Bergeijk, www.google.nl
Binnen de kern zijn de doorgaande route Eykereind - Lijnt - Hoek - Broekstraat - Loo (tussen Westerhoven en Luyksgestel), de Eerselsedijk, samen met de verkeersroute Kennedylaan - Churchilllaan - Nieuwstraat - Van Beverwijkstraat - Eerselsedijk - Hof - Mr. Pankenstraat - Eykereind en de Stökskesweg tot aan bedrijventerrein Waterlaat als gebiedsontsluitingswegen de belangrijkste verbindingen.
In oostelijke deel van het plangebied hebben de bebouwingslinten Eykereind, Mr. Pankenstraat en Burg. Magneestraat een doorgaande verkeersfunctie. In het westelijke deel wordt het bebouwingslint Burgemeester Magneestraat, de Stökskesweg, de Nieuwstraat en de Kennedylaan gebruikt als doorgaande route.
De overige wegen binnen het gebied functioneren als erftoegangswegen en zijn veelal aangewezen als 30 km-zone.
Door het gebied loopt een aantal aparte routes voor langzaam verkeer. Deze zijn onder andere gelegen langs de Hoek, Lijnt, Eykereind, Broekstraat - Loo, Burg. Magneestraat en Eerselsedijk. Langs de Kennedylaan en Molenakkers zijn fietssuggestiestroken aanwezig. Voor de overige wegen geldt dat er, vanwege de functie als erftoegangsweg, geen aparte fietsvoorzieningen zijn getroffen.
Grotere parkeerterreinen in Bergeijk zijn te vinden in het centrumgebied. Daarnaast kan vrijwel overal langs de straat worden geparkeerd, al dan niet in aangegeven vakken, en op eigen terrein.
Bergeijk is aangesloten op het openbaarvervoersnetwerk (buslijn Eindhoven - Valkenswaard - Bergeijk - Luyksgestel en buslijn Eindhoven - Veldhoven - Bergeijk - Luyksgestel). Er zijn bushaltes aan de volgende straten: Mr. Pankenstraat, Nieuwstraat, Churchilllaan, Kennedylaan, Lijnt, Hoek, Broekstraat en Loo.
Een groot deel van de bebouwde kom ligt binnen een loopafstand van 400 meter van de bushaltes (beide zijden van de weg).
3.1.6 Groen en water
In de kern Bergeijk bevinden zich langs de wegen (fragmenten van) bomenrijen, vaak samen met lage begroeiing, als begeleiding. Daarnaast liggen er binnen het woongebied enkele pleintjes en plantsoenen. Op veel plaatsen worden deze pleintjes/plantsoenen gebruikt als speelplek.
Aan de noordzijde van het gebied raken de bosgebieden aan de Bucht, waardoor het geheel een natuurlijk, groene uitstraling heeft. In het zuidelijk deel wordt deze uitstraling veel meer verkregen door aangelegde groenvoorzieningen als bomenlanen en groenstroken, hoofdzakelijk gesitueerd langs de wegen.
Het woongebied Beistervelden wordt aan de west- en noordzijde deels omgeven door bos. Ten noorden van het woongebied Nieuwstraat - Lijsterbesdreef ligt het woonbos, waardoor beide genoemde woongebieden aan de randen een groen karakter hebben. De historische houtwal aan de Lijsterbesdreef zorgt voor bijzondere afscherming tussen de weg en de bebouwing. Voor dit monumentale groen wordt bijzondere aandacht gevraagd.
In het woongebied Molenakkers-Nieuwstraat wordt deze uitstraling veel meer verkregen door aangelegde groenvoorzieningen als groene pleinen en groenstroken, hoofdzakelijk gesitueerd langs de wegen. Hetzelfde geldt voor het woongebied Broekstraat-Molenakkers.
De Kennedylaan heeft door de grote/zware laanbeplanting, ondanks de aanliggende bedrijven, een groene uitstraling. Ook de Churchilllaan heeft een groen karakter.
Aan de zuidzijde van de kern is het buitengebied zeer direct te ervaren, het buitengebied is hier heel open. Door de open stukken tussen de bebouwing aan de zuidkant van de Broekstraat - Hoek - Lijnt is dit goed te ervaren. Het riviertje de Keersop zorgt voor een natuurlijke barrière voor uitbreiding met bebouwing. Hierdoor blijft de openheid hier behouden.
Het gebied rond de Rietveld klok, met omringende groeninrichting van Mien Ruys, krijgt speciale aandacht door de aanwezigheid van monumentale bomen die een extra bescherming verdienen.
De waardevolle bomen zijn op de verbeelding aangeduid als ‘overige zone - waardevolle boom’ en zijn middels een omgevingsvergunningstelsel in de regels beschermd.
3.2 Functionele Structuur
3.2.1 Wonen
De meest voorkomende functie in het plangebied is wonen.
De bestaande woonpercelen in het plangebied zijn bestemd als 'Wonen'. In paragraaf 5.3.16 wordt deze bestemming nader toegelicht. De voortuinen behorende bij deze woningen zijn bestemd als 'Tuin'. Deze bestemming wordt nader toegelicht in paragraaf 5.3.13.
3.2.2 Bedrijven
De meeste bedrijven zijn geconcentreerd op de bedrijventerreinen ten westen van het plangebied. Daarnaast komen op enkele, verspreid gelegen locaties nog solitaire bedrijven voor binnen het plangebied. Deze bedrijven liggen onder andere geconcentreerd aan de Broekstraat, Kleine Broekstraat, de Nieuwstraat en in het oostelijk deel van het Eykereind. Voorbeelden van aanwezige bedrijven in het plangebied zijn een autobeklederij, een bedrijf in electrotechniek, een expeditiebedrijf, een meubelstoffeerder, een garagebedrijf/oliehandel (zonder lpg), een zetterij, een kweker, een benzinestation en een taxibedrijf.
Daarnaast zijn aan de Burgemeester Magneestraat en de Dr. Rauppstraat verspreid ook nog enkele bedrijfjes gelegen.
Aan de zuidzijde van het plangebied zijn ook enkele agrarische bedrijven gesitueerd, die ook nog een agrarische uitstraling hebben.
Naast de genoemde bedrijven vinden er ook nog kleinschalige, aan de woonfunctie ondergeschikte bedrijfsactiviteiten plaats. Het gaat hier om kantoortjes aan huis en kleine bedrijfjes. Deze bedrijfjes zijn aan te merken als aan huis verbonden bedrijven of beroepen.
De aan huis gebonden beroepen/bedrijven leveren een positieve bijdrage aan de levendigheid van de kern. Dit geldt in ieder geval wanneer zij de woonkwaliteit niet aantasten. Hiervoor is een regeling opgenomen in de bestemming 'Wonen'.
In paragraaf 5.3.3 wordt de bestemming 'Bedrijf' nader toegelicht.
In paragraaf 5.3.1 wordt de bestemming 'Agrarisch' nader toegelicht.
3.2.3 Commerciële voorzieningen
Het kernwinkelgebied van kern Bergeijk bestaat grofweg uit de straten Hof en Elsenhof. In de Burgemeester Magneestraat is een mix van wonen en winkels aanwezig. Deze straat is zeer langgerekt qua winkelfunctie maar het kernwinkelgebied houdt op bij de Elsenhof. Het grootste deel van het kernwinkelgebied valt buiten het plangebied. Hiervoor geldt een afzonderlijk bestemmingsplan.
De meeste detailhandelsvoorzieningen (dagelijks en niet-dagelijks) zijn geconcentreerd aan het Hof. Maar ook in de aanloopstraten Burg. Magneestraat en Mr. Pankenstraat komt detailhandel voor, waaronder twee supermarkten. Bergeijk beschikt over een vrij compleet dagelijks winkelaanbod.
Ook het winkelaanbod in niet-dagelijkse goederen laat een compleet beeld zien. Alle branches zijn hier vertegenwoordigd. Opvallend is het relatief ruime aanbod in kleding en mode. Dit duidt op trekkracht op consumenten buiten Bergeijk.
Van de categorieën sporten, spel/hobby/media/plant en dier/bruin- en witgoed/fiets- en autoaccessoires/doe het zelf en wonen is eveneens een aantal zaken gevestigd.
Het merendeel van de horeca is in het centrumgebied gevestigd, maar ook verspreid in de kern komen horecagelegenheden voor, met name aan het Eykereind en de Broekstraat. Hier bevinden zich onder andere een eethuis en een Chinees restaurant. Op de hoek van de Molenakkers en Hagelkruis is een cafetaria gevestigd.
De commerciële dienstverlening in Bergeijk komt voor in diverse vormen. In het plangebied is met name in de omgeving van de Burgemeester Magneestraat en de Molenakkers een aantal commerciële voorzieningen gelegen, waaronder de Rabobank en een adviesbureau.
Voor de verschillende voorzieningen is de bestemming 'Gemengd' opgenomen, waarbinnen een specifieke aanduiding is opgenomen voor de detailhandel- en horecavoorzieningen.
In paragraaf 5.3.8 wordt de bestemming 'Gemengd' nader toegelicht.
3.2.4 Maatschappelijke voorzieningen
Onder maatschappelijke voorzieningen wordt onder andere verstaan gemeenschaphuizen, scholen, artsen, bibliotheek, verzorgingstehuizen, musea etc.
Het bloeiende verenigingsleven in de gemeente maakt veelvuldig gebruik van de voorzieningen. Er is een bijzonder groot aantal verenigingen actief, zoals het gilde en muziek-, toneel-, carnavals- en zangverenigingen. Van sommige typen verenigingen komen er zelfs meer dan één voor. Jeugd- en jongerenwerk en ouderenbonden zijn meestal ook aanwezig.
De maatschappelijke voorzieningen zijn voornamelijk geconcentreerd in het centrum van Bergeijk. Toch is er in het plangebied ook een aantal maatschappelijke voorzieningen te vinden. De muziekschool ligt net ten zuiden van het centrum aan de Dr. Rauppstraat. De brandweerkazerne is gelegen op de hoek Eykereind/Lijnt.
Verder liggen aan de Buchtdwarsstraat ‘Speeltuin De Bucht’, aan het Eykereind een kinderdagverblijf.
Verder komen in het plangebied verschillende scholen voor. Aan de Klaproosstraat is de dokterspost gevestigd. Verder ligt in het woongebied ‘Molenakkers-Nieuwstraat’ een begraafplaats.
Voor de maatschappelijke voorzieningen is de bestemming 'Maatschappelijk' opgenomen. Deze bestemming wordt nader toegelicht in paragraaf 5.3.10.
3.2.5 Sport- en recreatievoorzieningen
In Bergeijk is één sporthal aanwezig naast de twee sportcomplexen voor buitensporten. Ten noorden en ten zuidwesten van de kern, buiten het plangebied, bevinden zich de voetbal- en tennisvelden van Bergeijk.
De sportvoorzieningen zijn in dit bestemmingsplan opgenomen binnen de bestemming 'Sport'. Deze bestemming wordt ander toegelicht in paragraaf 5.3.12.
Aan de Nieuwstraat bevindt zich een fitness-studio. Aan de Berkenlaan is een sauna gevestigd. Deze functies kunnen worden beschouwd als recreatieve voorzieningen.
Voor de recreatieve voorzieningen is de bestemming 'Recreatie' opgenomen, die nader wordt toegelicht in paragraaf 5.3.11.
3.2.6 Verkeer
In paragraaf 3.1.5 is aandacht besteed aan de ontsluitingsstructuur van het plangebied.
Alle wegen en parkeervoorzieningen in het plangebied zijn opgenomen in de bestemming ‘Verkeer - Verblijfsgebied’. Ook de niet-structurele groenelementen en de aanwezige laanbeplanting zijn opgenomen binnen deze bestemming. In paragraaf 5.3.14 wordt deze bestemming nader toegelicht.
3.2.7 Groen en water
In paragraaf 3.1.6 is aandacht besteed aan de groen- en waterstructuur.
De structurele groenelementen zijn voorzien van de bestemming 'Groen'. In paragraaf 5.3.9 wordt deze bestemming nader toegelicht. Voor het water is de bestemming 'Water' opgenomen. Deze bestemming wordt nader toegelicht in paragraaf 5.3.15.
3.3 Planwijzigingen
3.3.1 Algemeen
De afgelopen periode is een aantal nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen opgestart. Deze initiatieven zijn direct opgenomen in dit bestemmingsplan.
Daarnaast zijn er voor enkele locaties onjuistheden geconstateerd in het geldende bestemmingsplan. Hier is de bestaande, legale situatie niet goed overgenomen. Deze onjuistheden worden in dit bestemmingsplan hersteld.
In onderstaande tabel is een overzicht van de planwijzigingen opgenomen.
nr | Adres | Beschrijving wijziging |
1 | Dokter Rauppstraat 46 | Vergroten bouwvlak. |
2 | Blauwe Hoef 2 | 'Tuin' en 'Wonen' niet goed opgenomen voor dit perceel. |
3 | Broekstraat 15/17 | Het gaat hier om een aanpassing van een gedeelte van de zuid- en zuidoostzijde van het bouwvlak van deze kwekerij aan de vergunde situatie, zoals weergegeven in onderstaande situatie tekening met verklaringen. De agrarische bestemming zuidelijk van het bouwvlak hoort bij het bestemmingsplan buitengebied. Hierop is de verbeelding gecorrigeerd. |
6 | Bucht 45 | Vergunde bedrijfsgebouwen overschrijden bouwvlak. Herstellen. |
7 | Eerselsedijk 25 | Gebruiksregeling voor zwembad opnemen. |
8 | Eykereind 39 | De bebouwing van De Parade met 27 woningen is een vergunde situatie. In het geldende bestemmingsplan was voor deze locatie een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor 25 woningen. Met een vrijstelling volgens oud artikel 19 van de Wet op de ruimtelijke ordening is het bouwplan van 27 woningen vergund. Die woningen zijn verdeeld over 18 sociale huurwoningen en 9 vrije sector woningen. Dit bestemmingsplan is aangepast volgens de vergunde situatie. |
9 | Eykereind 75 | Regeling voor zelfstandig kantoor opnemen. |
10 | Hof 63 | Regeling voor zelfstandig kantoor opnemen. |
11 | Koningsvogel 9 en 11 | Woonbestemming 4 meter dieper i.v.m. uitbreiding woonperceel. |
12 | Koningsvogel | Groen/tuinbestemming wijzigen in 'Wonen' met bouwverbod ivm leidingstrook. |
13 | Lijsterbesdreef 1 en 3 | Groenstrook als 'Wonen' bestemmen. |
14 | Pankenstraat 15 | Woonbestemming en rooilijn gelijk trekken met buren. |
15 | Borkelsedijk /Prins Bernhardstraat 17 | Garage in bedrijfsbestemming in woonbestemming Prins Bernardstraat 17 opnemen. |
17 | Kempakker 2 | Wijksteunpunt bestemmen. |
18 | Dokter Rauppstraat 15 | In de voormalige ruimte van de bibliotheek aan de Dokter Rauppstraat 15 en daarboven worden 8 sociale huurappartementen toegelaten. Ook de bestaande woningen in het totale complex worden opgenomen. Wijziging bestemming bibliotheek naar wonen. |
19 | Bucht 21 | Opnemen maximum aantal kinderen in dag- en nachtopvang. |
20 | Dokter Rauppstraat 22 | Regeling voor zelfstandig kantoor opnemen. |
21 | Benzinestation | Regeling opnemen voor tankshop bij benzinestation. |
Een aantal wijzigingen is dermate kleinschalig dat hier verder geen uitgebreid onderzoek naar gedaan hoeft te worden. Er is ook een aantal ontwikkelingen/wijzigingen waar wel onderzoeken voor nodig zijn. Hier wordt in de volgende paragrafen op ingegaan. De betreffende onderzoeken zijn als bijlage bij de toelichting opgenomen.
3.3.2 Dokter Rauppstraat 15
3.3.3 Meester Pankenstraat 15
Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten
4.1 Inleiding
Voor het plangebied en omgeving kunnen (wettelijke) belemmeringen en/of voorwaarden een rol spelen. Het uitgangspunt voor het bestemmingsplan is dat er een goede omgevingssituatie ontstaat. In de volgende paragrafen zijn de randvoorwaarden die voortvloeien uit de milieu- en omgevingsaspecten beschreven.
4.2 Mer-beoordeling
In bijlage C en D van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast moet het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, nagaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling.
Deze omstandigheden betreffen:
- de kenmerken van de projecten;
- de plaats van de projecten;
- de kenmerken van de potentiële effecten.
Gezien het in hoofdzaak consoliderende karakter van dit bestemmingsplan treden er geen belangrijke negatieve milieugevolgen op. Voor het bestemmingsplan is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r.
4.3 Geluid
De mate waarin het geluid, veroorzaakt door het wegverkeer en/of door inrichtingen, het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder. De wet stelt dat in principe de geluidsbelasting op de gevel van woningen niet hoger mag zijn dan de voorkeursgrenswaarde, dan wel een nader bepaalde waarde (hogere grenswaarde).
Conform de Wet geluidhinder dient een akoestisch onderzoek te worden verricht indien er sprake is van het projecteren van nieuwe woningen binnen de zone van een weg. Uitzonderingen hierop zijn wegen die gedezoneerd zijn in het kader van een geluidsniveaukaart, bestemd zijn als woonerf of opgenomen zijn in een 30 km-zone.
Alleen aan de Lijnt 10 wordt een woning toegevoegd. Het akoestisch onderzoek hiervoor zal in het ontwerpbestemmingsplan zijn opgenomen.
Aangezien dit bestemmingsplan verder geen nieuwe geluidsgevoelige functies toelaat, is het verrichten van een nieuw akoestisch onderzoek niet noodzakelijk. In het geval van bestaande situaties waar geen functies zijn voorzien, wordt de geluidbelasting met betrekking tot de wettelijke normen voor binnenniveaus geregeld via het Bouwbesluit, indien derhalve een bestaande woning of een ander geluidgevoelig object een uitbreiding wenst te realiseren dan wordt via het verlenen van de omgevingsvergunning in een aanvaardbaar binnenniveau van het geluid voorzien.
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
4.4 Bedrijven En Milieuzonering
Indien door middel van een plan nieuwe, milieuhindergevoelige functies mogelijk worden gemaakt, dient te worden aangetoond dat deze niet worden gerealiseerd binnen de hinderzone van omliggende bedrijven. Anderzijds mogen milieuhindergevoelige functies in de directe omgeving van het plangebied niet negatief worden beïnvloed door de ontwikkelingen die met plan mogelijk worden gemaakt en mogen omliggende (agrarische) bedrijven niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden aangetast.
In en in de directe omgeving van het plangebied is een aantal bedrijven aanwezig. Zoneringen van een aantal van deze inrichtingen vallen binnen het plangebied van dit bestemmingsplan.
In dit bestemmingsplan wordt de (planologisch) bestaande situatie vastgelegd en voorzien van een ruimtelijk-juridisch kader. Hierdoor komt het bijvoorbeeld voor dat bedrijven en woningen die vlakbij elkaar liggen zijn bestemd conform deze situatie, ondanks het feit dat zij op grond van de ruimtelijke-milieuregelgeving (bij voorkeur) verder van elkaar worden gesitueerd (bijvoorbeeld conform de richtlijnen van de uitgave 'bedrijven en milieuzonering' van de VNG). De bestaande situatie kan kortom voor wat betreft de milieuzonering niet meer worden vastgelegd conform de gewenste indicatieve afstanden aangezien zij een feit is. Via de Wet milieubeheer wordt hinder op gevoelige functies voorkomen. In het plangebied komen op het gebied van milieuzonering en de mogelijkheden in het kader van de Wet milieubeheer geen onoverkomelijke problemen voor.
Er zijn geen nieuwe bouwmogelijkheden binnen hindercirkels van bedrijven.
Het aspect milieuzonering vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
4.5 Bodem
De gemeente Bergeijk heeft 28 juni 2016 de bodemkwaliteitskaart gemeente Bergeijk 2016-2021 (inclusief onderbouwing/toelichting) en bodemfunctieklassenkaart vastgesteld. Op de bodemkwaliteitskaart zijn de verschillende bodemfuncties aangegeven, waarbij het bodemgebruik is ingedeeld in de klassen 'Wonen', 'Industrie' en 'overig bodemgebruik'. Onder het laatstgenoemde gebruik vallen landbouw en natuur.
Uitsnede bodemfunctieklassekaart
De bodemfunctieklassenkaart is een weergave van het huidige en eventueel toekomstige gebruik van de bodem. Deze kaart geeft gebieden of zones weer die elk gekenmerkt worden door een uniforme bodemopbouw en een specifieke gebruikshistorie. De kaart geeft inzicht in deze kenmerken en in de daarmee samenhangende fysische en chemische kwaliteit van de bodem.
De gemeente Bergeijk kiest ervoor om de bodemkwaliteitskaart ook te hanteren als bewijsmiddel bij ruimtelijke ontwikkelingen (bestemmingsplanherzieningen en omgevingsvergunningen). Uit de bodemkwaliteitskaart blijkt dat in alle gebieden de gemiddelde waarde beduidend lager is dan de interventiewaarde1 en dat de P952(=percentielwaarde) (beduidend) lager is dan de maximale waarde industrie. Dit betekent dat er voldoende zekerheid is dat er binnen de zones van het gemeentelijke beheersgebied geen sanerende maatregelen nodig zullen zijn. Daarom is ervoor gekozen om de bodemkwaliteitskaart in het gehele grondgebied van Bergeijk te aanvaarden als bewijsmiddel/onderbouwing bij ruimtelijke procedures en bij omgevingsvergunningen. Hierbij moet wel worden benadrukt dat de locatie waar de ruimtelijke ontwikkeling is gepland niet verdacht mag zijn en/of niet negatief mag zijn beïnvloed door een puntbron (bijv. fabriekslocaties of benzinestations). Dit moet worden vastgesteld door minimaal het uitvoeren van een (historisch) vooronderzoek.
Voorliggend bestemmingsplan heeft overwegend een geconsolideerd karakter. De bestaande bebouwing en functies in het gebied zijn, met inachtneming van de geldende rechten, geregeld in het bestemmingsplan. Er zijn enkele locaties waar een groenbestemming of tuinbestemming wordt omgezet in de bestemming 'Wonen'. Voor deze locaties geldt volgens de bodemfunctieklassekaart de functieklasse 'wonen'. Een bodemonderzoek is daarom in het kader van het bestemmingsplan niet noodzakelijk.
Voor de locatie Lijnt 10 vindt een bestemmingswijziging van 'Bedrijf' in 'Wonen' plaats. Voor deze locatie wordt dan ook een historisch bodemonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek wordt bij het ontwerp bestemmingsplan gevoegd.
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
- 1. De interventiewaarden voor (water)bodems en grondwater zijn normen met een signaalwaarde. Bij overschrijding wordt gesproken van ernstige verontreiniging: de functionele eigenschappen van de bodem voor mens, dier en plant zijn (mogelijk) ernstig verminderd.
- 2. De milieuhygiënische bodemkwaliteit in een bepaald gebied wordt gekwantificeerd door statistische parameters (gemiddelde, percentielwaarden). Een percentielwaarde is de waarde waar beneden een bepaald percentage van de waarnemingen is gelegen. Bijvoorbeeld een percentielwaarde P95 betekent dat 95% van de waarnemingen beneden deze waarde ligt.
4.6 Luchtkwaliteit
In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) van belang. Projecten die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan de luchtverontreiniging, zijn op grond van de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Op grond van de ministeriële regeling 'Niet in betekenende mate bijdragen' zijn (onder andere) de volgende projecten vrijgesteld van toetsing:
- woningbouwprojecten met minder dan 1.500 woningen;
- kantoorlocaties met een vloeroppervlak van minder dan 100.000 m2;
- projecten die minder dan 3% van de (toekomstige) grenswaarde voor stikstofdioxide of fijnstof bijdragen. Dit komt overeen met 1,2 ìg/m3.
Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Er treedt dan ook geen verslechtering van de luchtkwaliteit op.
4.7 Waterhuishouding En Riolering
4.7.1 Beleid en regelgeving Waterschap De Dommel
Het plangebied valt onder het beheer van Waterschap De Dommel. Het beleid van het waterschap is gericht op het zo lang mogelijk vasthouden van gebiedseigen water, gecombineerd met het zoveel mogelijk scheiden van schoon en verontreinigd water. Het beleid van het waterschap is opgenomen in het Waterbeheerplan 2016-2021 ‘Waardevol Water’. Het waterbeheerplan beschrijft de doelen en inspanningen van het waterschap binnen de planperiode. Omdat de wateropgaven feitelijk niet veranderd zijn, zijn de thema’s in het waterbeheerplan hetzelfde als de thema’s in het waterbeheerplan 2010-2015. De vijf waterthema’s zijn:
- Droge voeten: voorkomen van wateroverlast in het beheergebied, onder meer door het aanleggen van waterbergingsgebieden en het op orde brengen van regionale keringen.
- Voldoende water: voor zowel de natuur als de landbouw is het van belang dat er niet te veel en niet te weinig water is. Daarom reguleert het waterschap het gronden oppervlaktewater.
- Natuurlijk water: zorgen voor flora en fauna in en rond beken en sloten door deze waterlopen goed in te richten en te beheren.
- Schoon water: zuiveren van afvalwater en vervuiling van oppervlaktewater aanpakken en voorkomen.
- Mooi water: stimuleren dat mensen de waarde van water beleven, door onder meer recreatief gebruik.
In het bebouwd gebied streeft het waterschap naar een klimaatbestendige en waterrobuuste omgeving. Door klimaat- en wateropgaven op te pakken, kan de stedelijke kwaliteit worden verbeterd en kunnen toekomstige maatschappelijke kosten worden vermeden. Bij nieuwe ontwikkelingen is het uitvoeren van een watertoets verplicht. Het Waterschap heeft de Handreiking Watertoets 2015 opgesteld, waarin is aangegeven welke onderdelen deel kunnen uitmaken van de waterparagraaf. Voor de verwerking van hemelwater hanteert het waterschap een voorkeursvolgorde: hergebruik – vasthouden/infiltreren - bergen en afvoeren - afvoeren naar oppervlaktewater - afvoeren naar de riolering.
De regels omtrent de waterhuishuishouding zijn opgenomen in de Keur 2015. Samen met de legger vormt de Keur het juridisch instrumentarium van het Waterschap. In de Keur zijn onder andere regels opgenomen met betrekking tot compensatiemaatregelen in het geval van een toename van het verhard oppervlak. Daarnaast zijn in de Keur gebods- en verbodsregelingen opgenomen die betrekking hebben op handelingen in en rond watergangen en waterkeringen die zijn opgenomen in de legger.
Regels voor toename van verhard oppervlak
In het geval van een toename van het verhard oppervlak dient te worden voldaan aan de regels die het waterschap hieraan stelt. Op grond van artikel 3.6 van de Keur van het waterschap is het verboden om zonder vergunning neerslag door toename van het verhard oppervlak of door afkoppeling van bestaand verhard oppervlak tot afvoer naar een oppervlaktewaterlichaam te laten komen.
In de ‘Algemene regels Keur Waterschap De Dommel 2015’ is in artikel 15 een vrijstelling van dit verbod opgenomen: er is geen vergunning nodig als de toename van het verhard oppervlak maximaal 2.000 m2 bedraagt, als minder dan 10.000 m2 bestaand verhard oppervlak wordt afgekoppeld of als de toename van het verhard oppervlak tussen de 2.000 en 10.000 m2 bedraagt en compenserende maatregelen zijn getroffen in de vorm van een bergings-/infiltratievoorziening. Bij een toename van het verhard oppervlak van meer dan 10.000 m2 is een vergunning benodigd en geldt de ‘Beleidsregel afvoer hemelwater door toename en afkoppelen van verhard oppervlak’ (artikel 13 van de ‘Beleidsregels voor waterkering, waterkwantiteit en grondwater Keur waterschap De Dommel 2015’).
Omdat in de Keur en de daarbij behorende beleidsregels is voorzien in een uitputtende regeling, is een aanvullende regeling in de regels van het bestemmingsplan niet noodzakelijk.
4.7.2 Beleid gemeente Bergeijk
Het beleid van de gemeente Bergeijk sluit aan op het landelijke en provinciale beleid. Het belangrijkste uitgangspunt is dat nieuwe ontwikkelingen geen belemmering mogen vormen voor het vasthouden, bergen en afvoeren van water in het deelstroomgebied.
Daarnaast is het van belang dat bij inpassing wordt voorkomen dat afwenteling op andere delen van het deelstroomgebied plaatsvindt. Nieuwe rioolstelsels van enige omvang dienen als (verbeterd) gescheiden te worden uitgevoerd. Verder dient bij nieuwe ontwikkelingen hemelwater, afkomstig van ‘schoon’ afvoerend oppervlak, waar mogelijk, te worden geïnfiltreerd. Hiervoor is een afkoppelkansenkaart bij de gemeente aanwezig.
4.7.3 Huidige waterhuishoudkundige situatie
Uitsnede Legger Waterschap de Dommel
In het plangebied ligt het grondwater gemiddeld iets dieper, op circa 1,5 meter beneden maaiveld. Grof genomen bestaat de bodem uit matig fijn zand dat zwak tot matig siltig is en plaatselijk matig humeus. Op grotere diepten (> 1,50 m-mv) komt plaatselijk matig grof zand voor.
Ten zuiden van het plangebied loopt een A-waterloop. De waterloop zelf en de bijbehorende beschermingszone liggen buiten het plangebied.
4.7.4 Water in het bestemmingsplan
Binnen alle bestemmingen zijn water en waterhuishoudkundige voorzieningen toegestaan. Hierdoor biedt voorliggend bestemmingsplan maximale flexibiliteit met betrekking tot het realiseren van voorzieningen voor waterberging en infiltratie van hemelwater.
In het plangebied komt geen open water voor. Dit bestemmingsplan is een conserverend bestemmingsplan en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die van invloed kunnen zijn op de waterhuishoudkundige situatie.
Mocht sprake zijn van de toename van verhard oppervlak, dan gelden de regels van de Keur van het waterschap (zie ook paragraaf 4.7.1). Hierdoor is geborgd dat - in het geval van ontwikkelingen groter dan 2.000 m2 - compenserende maatregelen worden getroffen om versnelde afvoer van hemelwater te voorkomen.
4.7.5 Overleg met het waterschap
Het voorontwerp bestemmingsplan wordt in het kader van het vooroverleg voorgelegd aan het Waterschap De Dommel.
4.8 Externe Veiligheid
4.8.1 Algemeen
Externe veiligheid betreft het risico dat aan bepaalde activiteiten verbonden is voor niet bij de activiteit betrokken personen. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het voorkomen en beheersen van risicovolle bedrijfsactiviteiten en van risicovol transport. Het gaat daarbij om de bescherming van individuele burgers en groepen tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen.
Risicobronnen voor de externe veiligheid zijn bedrijven (inrichtingen) waar grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen aanwezig zijn, transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (via weg, water, spoor, buisleidingen) en luchtvaartterreinen in algemene zin (luchtvaartveiligheid).
Het veiligheidsbeleid in Nederland is gebaseerd op een tweetal begrippen, het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risico is de kans per jaar dat één persoon, die onafgebroken en onbeschermd op een plaats langs een transportroute of nabij een inrichting verblijft, komt te overlijden als gevolg van een incident met het vervoer, de opslag en/of de handeling van gevaarlijke stoffen. Daarbij is de omvang van het risico een functie van de afstand waarbij geldt: hoe groter de afstand, des te kleiner het risico. De risico's worden weergegeven in PR risicocontouren.
Het groepsrisico is de kans per jaar dat een groep van 10 of meer personen in de omgeving van een transportroute of een inrichting voor handelingen met gevaarlijke stoffen in één keer het (dodelijk) slachtoffer wordt van een ongeval. In tegenstelling tot het plaatsgebonden risico geldt voor het groepsrisico geen grenswaarde maar een oriëntatiewaarde. Deze oriëntatiewaarde kan gezien worden als een streefwaarde en heeft geen juridische status. Het overschrijden van de oriëntatiewaarde is mogelijk mits dit in de besluitvorming door het bevoegd gezag gemotiveerd wordt middels een verantwoordingsverplichting.
4.8.2 Risicovolle inrichtingen
Uitsnede risicokaart
Op de risicokaart (www.risicokaart.nl) is aangegeven dat in het plangebied enkele risicovolle bedrijven liggen. Het betreft een tankstation met lpg aan Eykereind 85. In 2014 is ten behoeve van ontwikkelingen rondom dit tankstation een quickscan externe veiligheid uitgevoerd.
Voorheen was het bedrijf Diffutherm aan de Industrieweg 2 gevestigd, waar chemische producten werden vervaardigd. Inmiddels is het bedrijf Diffutherm verplaatst naar een bedrijventerrein in Hapert.
Verder is gebleken dat er in of in de directe omgeving van het plangebied geen inrichtingen (bedrijven) liggen waar gewerkt wordt met gevaarlijke stoffen.
Plaatsgebonden risico
De 10-6 plaatsgebonden risico-contouren van het LPG-tankstation liggen binnen het plangebied. Binnen deze contouren worden geen (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk gemaakt. Het plaatsgebonden risico levert geen belemmeringen op voor dit bestemmingsplan.
Groepsrisico
Het groepsrisico van het LPG-tankstation neemt met de vaststelling van onderhavig bestemmingsplan niet toe (0,144 keer de oriëntatiewaarde). Het groepsrisico bevindt zich onder de oriëntatiewaarde. Omdat het invloedsgebied van het LPG-tankstation binnen het plangebied is gelegen, is verantwoording van het groepsrisico verplicht.
Verantwoordingsplicht
In hoofdstuk vier van de in de Bijlage 1 opgenomen rapportage zijn elementen aangedragen ter verantwoording van het groepsrisico van het LPG-tankstation. Het bevoegd gezag, de gemeente Bergeijk, kan deze elementen betrekken bij de besluitvorming ten aanzien van het bestemmingsplan. Ten aanzien van de bestrijdbaarheid wordt door de gemeente Bergeijk in het kader van de bestemmingsplanprocedure advies ingewonnen bij de veiligheidsregio.
4.8.3 Transport gevaarlijke stoffen
Uitsnede risicokaart met ligging aardgastransportleidingen
In het plangebied ligt een tweetal aardgastransportleidingen van de Gasunie.
Deze buisleidingen hebben de volgende kenmerken:
Leiding | Ontwerpdruk | Diameter | Te vervoeren stoffen | Diepteligging | |
Z-511-01 | 40 bar | 4,49 inch | aardgas | 83 cm | |
Z-511-05 | 40 bar | 6,61 inch | aardgas | 116 cm |
De aardgasleidingen zijn bestemd als 'Leiding - Gas'. Op en in de als zodanig aangewezen gronden is voor activiteiten als het plaatsen van bebouwing, verstoring van de grond en het aanbrengen van (diepwortelende) beplanting een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden vereist.
Tevens is binnen het plangebied het gasontvangstation Z-072 (GOS) aanwezig die bij de Gasunie in beheer is. Voor het gasontvangstation gelden regels uit het Activiteitenbesluit milieubeheer. Dit betekent dat er veiligheidsafstanden zijn waarmee rekening moet worden gehouden (artikel 3.12, 6e lid van het Activiteitenbesluit). Voor dit gasontvangstation geldt dat er binnen 15 meter, gemeten vanaf het gevel van het gasontvangstation, geen kwetsbare objecten zijn toegestaan. Voor 'beperkt kwetsbare objecten' geldt een afstand van 4 meter.
Voor het gasontvangstation is de bestemming 'Bedrijf - Gasdrukmeet en regelstation' opgenomen met de daarbehorende veiligheidszones 'veiligheidszone - 4 meter' en 'veiligheidszone - 15 meter'. Het gasontvangststation met bijbehorende veiligheidszones is in onderstaande tekening weergegeven.
Tekening gasontvangststation Z-072
De gebouwen weergegeven met de cijfers 2 en 3 zijn een berging bij een woongebouw en een nutsgebouw van de firma Enexis. Het deel van het gebouw weergegeven met het cijfer 1 is een bedrijfspand. Het bestemmingsplan staat in dit deel van het gebouw alleen gebruik voor bedrijfsdoeleinden toe; bewoning is in dit deel van het gebouw planologisch niet toegestaan. Het deel van het gebouw met het cijfer 4 betreft een woning die binnen het voorgeschreven bouwvlak ligt en op een afstand van meer dan 15 meter van het gasontvangststation is gelegen.
Voorliggend bestemmingsplan voorziet niet in ontwikkelingen die leiden tot een toename van personendichtheden binnen het invloedgebied van de buisleidingen of het gasontvangstation. Er is derhalve geen sprake van een toename van het groepsrisico. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.
Er zijn verder geen luchthaven of transportroutes voor gevaarlijke stoffen via weg, water of spoor in de directe nabijheid van het plangebied aanwezig.
Zowel ten aanzien van het plaatsgebonden risico als het groepsrisico zijn derhalve geen belemmeringen aanwezig voor het plan. Voor dit bestemmingsplan wijzigt het groepsrisico niet.
4.9 Kabels En Leidingen
Door het plangebied loopt een tweetal regionale aardgastransportleidingen. Uit oogpunt van veiligheid en bedrijfsvoering zijn bebouwing en bepaalde vormen van gebruik binnen een afstand van 4 meter uit het hart van de leidingen niet toegestaan (dubbelbestemming 'Leiding'). Het gaat om activiteiten waarvan het gevaar aanwezig is dat ze het goed functioneren van de leiding ondermijnen (het aanbrengen van diepwortelende beplanting, het graven, bouwen e.d.). Wanneer aannemelijk is dat dit gevaar niet bestaat, zijn de betreffende activiteiten wel mogelijk.
In het plangebied en in de directe omgeving van het plangebied liggen verder geen kabels en leidingen die planologisch relevant zijn. In het plangebied is verder ook geen sprake van straalpaden en invloeden van zendmasten.
Bovendien betreft het bestemmingsplan een actualisatie van de huidige situatie en worden er geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt.
4.10 Natuur
Bij het opstellen van bestemmingsplannen moet rekening worden gehouden met de gevolgen van de ontwikkeling voor de natuur. Het natuurbeschermingsrecht is te vinden in verdragen, Europese en nationale regelgeving en in nationaal en provinciaal beleid. Vanuit de Europese regelgeving wordt met name nadruk gelegd op de bescherming van plant- en diersoorten (Vogelrichtlijn) en leefgebieden (Habitatrichtlijn). Ten behoeve hiervan zijn dan ook diverse beschermingsgebieden aangewezen. De belangrijkste beschermingszones zijn Natura 2000-gebieden. In het vervolg van deze paragraaf wordt specifiek ingegaan op respectievelijk gebiedsbescherming en soortenbescherming.
4.10.1 Gebiedsbescherming
De gebiedsbescherming is vastgelegd in de Natuurbeschermingswet (Nbw). Deze wet is een implementatie van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn voor wat betreft de gebiedsbescherming en is vanaf 1 oktober 2005 in werking getreden. Op grond van deze gebiedsbescherming vallen beschermde natuurmonumenten en de gebieden die op grond van de beide Europese richtlijnen zijn aangewezen als speciale beschermingszones (de zogenoemde Vogel- en Habitatrichtlijngebieden) onder het regime van de Natuurbeschermingswet. Als ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van de natuurwaarden binnen deze gebieden, moet een Nbw-vergunning worden aangevraagd. Als een Nbw-vergunning nodig is dan 'haakt' deze aan bij de omgevingsvergunning. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het beleid ten aanzien van het Natuurnetwerk Nederland (voorheen EHS). Ten aanzien van ontwikkelingen binnen het Natuurnetwerk Nederland geldt het 'nee, tenzij-principe'.
Het plangebied bevindt zich binnen een straal van 4 kilometer van het Natura 2000-gebied 'Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux'. Ook zijn er enkele gebieden uit het Natuurnetwerk Nederland gelegen in de omgeving van het plangebied. Aangezien dit bestemmingsplan consoliderend van karakter is en niet in nieuwe ontwikkelingen voorziet, worden er geen negatieve effecten veroorzaakt op de natuurwaarden in de omgeving.
Natura 2000-gebied nabij plangebied (straal van 4 km)
4.10.2 Soortenbescherming
Behalve de mogelijke effecten op natuurgebieden moet tevens duidelijk zijn of het betreffende plan effecten heeft, en zo ja welke, op beschermde soorten. De soortenbescherming is vastgelegd in de Flora- en faunawet. Deze wet is de implementatie van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn voor wat betreft de soortenbescherming.
In verband met de uitvoerbaarheid van ruimtelijke plannen dient rekening te worden gehouden met soortenbescherming en dan met name de aanwezigheid van beschermde soorten in het plangebied. In ruimtelijke plannen mogen geen mogelijkheden worden geboden voor ruimtelijke ontwikkelingen waarvan op voorhand redelijkerwijs kan worden ingezien dat in het kader van de Flora- en faunawet geen ontheffing zal worden verleend.
Standaard geldt voor het gehele plangebied de algemene zorgplicht zoals die in de Flora- en faunawet centraal staat (artikel 2). Dit houdt in dat voorafgaand aan een ingreep alle maatregelen genomen dienen te worden om nadelige gevolgen op flora en fauna zoveel mogelijk te voorkomen, beperken of ongedaan te maken. Bovendien moeten de handelingen in logisch verband staan met de ontwikkeling en geen doel op zich vormen. Deze zorgplicht geldt te allen tijde, ook indien een ontheffing of vrijstelling is verleend.
In het kader van de ontwikkeling aan de Meerster Pankenstraat 15, waarbij bebouwing wordt gesloopt, wordt een quickscan flora en fauna uitgevoerd. De resultaten hiervan worden in het ontwerp bestemmingsplan opgenomen.
Dit bestemmingsplan maakt verder geen ontwikkelingen mogelijk die kunnen leiden tot zwaarwegende effecten op beschermde soorten. Dit bestemmingsplan is overwegend opgesteld om het geldende bestemmingsplan te actualiseren en te zorgen dat wordt aangesloten bij de huidige situatie. Hiervoor worden kleine aanpassingen doorgevoerd. Het gaat om zulke geringe aanpassingen van het bestemmingsplan dat deze van ondergeschikte aard zijn.
4.11 Archeologie En Cultuurhistorie
4.11.1 Algemeen
Het grondgebied van Bergeijk kent een rijke historie, waardoor veel cultuurhistorisch en archeologisch waardevolle elementen aanwezig zijn. Naast een rijk archeologisch bodemarchief zijn onder andere de historische lintstructuren, de structuur van het landschap en de aanwezigheid van monumentale en beeldbepalende gebouwen van cultuurhistorische betekenis. Gemeenten zijn grotendeels verantwoordelijk voor het behoud van het archeologisch en cultuurhistorisch erfgoed. Om inzicht te krijgen in de aanwezige en te verwachten cultuurhistorische waarden is door de Kempengemeenten en A2-gemeenten een gezamenlijk erfgoedplan opgesteld. Het erfgoedplan bevat een uitgebreide inventarisatie van de archeologische en cultuurhistorische (verwachtings)waarden binnen het grondgebied van de betrokken gemeenten en een aanzet voor een integraal cultuurhistorisch beleid.
De erfgoedkaart behorende bij het erfgoedplan bestaat uit drie delen: een inventarisatiekaart (die op zijn beurt is onderverdeeld in kaarten betreffende het archeologisch, historisch en fysisch landschap en een verstoringenkaart), verwachtingen- en waardenkaarten voor archeologie en cultuurhistorie en beleidskaarten voor archeologie en cultuurhistorie. Op de beleidskaarten zijn de inventarisatie en waardering van archeologische en cultuurhistorische elementen samengebracht en geconcretiseerd. De beleidskaarten vormen de basis voor het gemeentelijk beleid op het gebied van cultuurhistorie.
Het gemeentelijk erfgoedbeleid is vastgelegd in de Erfgoedverordening gemeente Bergeijk 2016, vastgesteld d.d. 22 december 2016. De erfgoedverordening is vertaald in dit bestemmingsplan. Dit wordt in de volgende paragraaf nader toegelicht.
4.11.2 Archeologische waarden
Op de archeologische beleidskaart, die deel uitmaakt van de erfgoedverordening, zijn de archeologische (verwachtings)waarden voor het hele gemeentelijk grondgebied in beeld gebracht. Op basis van een analyse van landschappelijke, bodemkundige en archeologische informatie is een vlakdekkende kaart opgesteld. Binnen het grondgebied van de gemeente Bergeijk is een aantal terreinen met een monumentale status aanwezig en bevinden zich diverse gebieden van archeologische waarde. Daarnaast kunnen vier archeologische verwachtingszones worden onderscheiden. Ook kunnen gebieden worden aangemerkt waarvoor geen archeologische verwachting geldt.
Op de beleidskaart wordt onderscheid gemaakt in 7 categorieën:
- I. categorie 1: archeologisch monument;
- II. categorie 2: gebied van archeologische waarde;
- III. categorie 3: gebied met hoge verwachting (historische kernen en linten);
- IV. categorie 4: gebied met hoge verwachting;
- V. categorie 5: gebied met middelhoge verwachting;
- VI. categorie 6: gebied met lage verwachting;
- VII. categorie 7: gebied zonder archeologische verwachting.
De verschillende gebieden zijn/worden in de vorm van dubbelbestemmingen opgenomen in de bestemmingsplannen, waarbij regels gelden om het bodemarchief te beschermen.
Omdat de rijksbeschermde archeologische monumenten (categorie 1) zijn beschermd via de Erfgoedwet, wordt voor deze monumenten geen beschermende regeling opgenomen in het bestemmingsplan. De monumenten worden wel voorzien van een dubbelbestemming (‘Waarde - Archeologie 1’), maar deze heeft uitsluitend een signalerende functie. Voor gebieden zonder archeologische verwachting (categorie 7) gelden geen beperkingen ten aanzien van archeologie, zodat het opnemen van een dubbelbestemming voor deze categorie niet zinvol is. De dubbelbestemmingen voor de overige categorieën bevatten een beschermende regeling. Ter bescherming van de archeologische waarden kunnen burgemeesters en wethouders, als daar op basis van een archeologisch onderzoek aanleiding toe bestaat, voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen. Dit kan in de vorm van het treffen van technische maatregelen, het doen van een opgraving of archeologische begeleiding van werkzaamheden. Daarnaast is een omgevingsvergunningenstelsel voor werken en werkzaamheden opgenomen.
Per dubbelbestemming gelden ondergrenzen voor wat betreft de oppervlakte en diepte van de verstoring. Voor verstoringen met een beperkt oppervlak of een beperkte verstoringsdiepte is archeologisch onderzoek niet noodzakelijk. De ondergrenzen variëren, overeenkomstig het erfgoedplan, per dubbelbestemming. In de volgende tabel is een overzicht opgenomen met de dubbelbestemmingen die in voorliggend bestemmingsplan voorkomen. Per dubbelbestemming is aangegeven wat de ondergrenzen voor de oppervlakte en diepte van de verstoring zijn. Dus dat betekent dat als er bijvoorbeeld voor een ontwikkeling, gelegen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4.1', over een oppervlakte van meer dan 500 m2 en dieper dan 30 cm onder het maaiveld de grond wordt geroerd, eerst een archeologisch onderzoek zal moeten uitwijzen dat hierdoor geen archeologische waarden worden verstoord.
In de dubbelbestemmingen ‘Waarde - Archeologie 4.2’ en ‘Waarde - Archeologie 5.2’ is in de regeling rekening gehouden met een ondergronds gelegen esdek.
categorie | dubbelbestemming | ondergrens oppervlakte | ondergrens diepte |
1 archeologisch monument | Waarde - Archeologie 1 | 0 m2 | 0 m-mv |
2 archeologische waarde | Waarde - Archeologie 2 | 100 m2 | 0,3 m-mv |
3 hoge verwachting (historische kernen en linten) | Waarde - Archeologie 3 | 250 m2 | 0,3 m-mv |
4 hoge verwachting (zonder esdek) | Waarde - Archeologie 4.1 | 500 m2 | 0,3 m-mv |
4 hoge verwachting (met esdek) | Waarde - Archeologie 4.2 | 500 m2 | 0,5 m-mv |
5 middelhoge verwachting (zonder esdek) | Waarde - Archeologie 5.1 | 2.500 m2 | 0,3 m-mv, agrarische gronden 0,5 m-mv |
5 middelhoge verwachting (met esdek) | Waarde - Archeologie 5.2 | 2.500 m2 | 0,5 m-mv |
6 lage verwachting | Waarde - Archeologie | 25.000 m2 | 0,4 m-mv, agrarische gronden 0,5 m-mv |
Binnen het plangebied komen de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie 3, Waarde - Archeologie 4.2, Waarde - Archeologie 5.1, Waarde - Archeologie 5.2 en Waarde - Archeologie 6 voor.
4.11.3 Cultuurhistorische waarden
In het plangebied zijn één rijksmonument en 10 gemeentelijke monumenten aanwezig. Deze monumenten zijn vanwege de historische opbouw overwegend gesitueerd aan de oude linten van Bergeijk. Het betreft onder andere een dorpswinkel, een boerderij, vier woonhuizen en een herenhuis. In onderstaande tabel is een opsomming gemaakt van deze monumenten. Daarnaast zijn de bedoelde panden aangeduid op de bestemmingsplanverbeelding.
Rijksmonument | |
Voorm. Marechaussee | Kerkstraat 21 |
Gemeentelijke monumenten | |
Tweelaagse dorpswinkel | Broekstraat 64 |
Tweelaags woonhuis | Broekstraat 66 |
Herenhuis | Burgemeester Magneestraat 4 |
Langgevelboerderij | Hoek 28 |
Kapelletje | Kerkstraat |
Tweelaags woonhuis | Kerkstraat 36 |
Huis ‘De Keyzer’ | Mr. Pankenstraat 10 |
Voormalige Brouwershuis | Mr. Pankenstraat 12 |
Voormalig patronaatsgebouw | Dr. Rauppstraat 11 |
Aan de Lijsterbesdreef bevindt zich een karakteristieke houtwal. De breedte van de wal is circa 6 meter en de wal heeft een verhoogde ligging. Deze verhoogde ligging is in het verleden geaccentueerd door de aanleg van de Lijsterbesdreef, welke de al reeds bestaande hoogteverschillen extra heeft geaccentueerd.
De aanwezige beplanting bestaat uit:
- bomenetage: inclusief eik, Amerikaanse eik en berk;
- struiketage: vlier en Amerikaanse vogelkers;
- kruidenetage: braam, diverse grassen en enkele varens.
De houtwal aan de Lijsterbesdreef is cultuurhistorisch waardevol en heeft in dit bestemmingsplan een passende bescherming gekregen.
Aan de Ekkerstraat staat een Standerdmolen. Op de verbeelding is de molenbiotoop weergegeven.
Gezien het consoliderende karakter van voorliggend bestemmingsplan, is geen sprake van de aantasting van cultuurhistorische waarden.
Hoofdstuk 5 Het Bestemmingsplan
5.1 Plansystematiek
5.1.1 Algemeen
Het bestemmingsplan 'Woongebieden Bergeijk 2017' heeft tot doel een juridischplanologische regeling te scheppen voor de bebouwing en het gebruik van gronden en gebouwen. Het bestemmingsplan is gericht op het beheer van de bestaande situatie en heeft daarom een conserverend karakter.
Bij het opstellen van voorliggend bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geformuleerde uitgangspunten. Voor zover mogelijk is ook vooruitgelopen op de aanstaande Omgevingswet.
Gestreefd is naar uniformering en standaardisering van bestemmingen en planregels. In het kader van de landelijke uniformering en standaardisering, die per 1 januari 2010 wettelijk verplicht is, voldoet het plan ook aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De Wet ruimtelijke ordening biedt mogelijkheden voor het opstellen van verschillende bestemmingsplanvormen, van zeer gedetailleerd tot zeer globaal. Dit bestemmingsplan beschrijft meer dan alleen de hoofdlijnen van het beleid, maar treedt niet al te zeer in details. Uitgangspunt van het bestemmingsplan is het bieden van een flexibele juridische regeling, zonder dat hierdoor de rechtszekerheid wordt geschaad.
5.1.2 Vooruitlopen op Omgevingswet
Bij de actualisering van de bestemmingsplannen voor de kern Bergijk is nadrukkelijk gekeken of al wat van de Omgevingswet kan worden toegepast. Dat gebeurt door meer vrijheid te geven in de regels van het bestemmingsplan. Zo is de bestemming 'Wonen' vereenvoudigd en daardoor verruimd:
- Maximaal 200 m2 aan bijgebouwen is toelaten of 80% van het perceel bij kleinere eigendommen. In de huidige plansystematiek is dat nog maximaal 170 m2 op de percelen met de grootste omvang en 80 m2 bij de kleinste percelen. De gedachte hierbij is, dat de burger in ruimere mate mag bepalen wat hij met zijn perceel doet en hoeveel hij daarop wil bouwen en wat hij als tuin wil gebruiken.
- Een carport mag voortaan 1 meter voor de voorgevel staan, mits open, waar dat eerst 2,5 meter achter de voorgevel was.
- Bijgebouwen mogen tot 1 meter achter de voorgevel komen, waar eerst 2,5 meter gold.
- De afwijkingsbevoegdheid van 10% van regels die in de huidige plansystematiek wordt toegepast verdwijnt of wordt rechtstreeks opgeteld bij de maat waarvoor de afwijking bedoeld was.
- Voor het voorkomen van hoogte excessen bij het bouwen van bijgebouwen op de perceelsgrenzen wordt de 60 graden regel van de daklijn op die perceelsgrens vervangen door een nadere eis, zodat hier meer vrijheid ontstaat.
In de in Bijlage 6 opgenomen notitie wordt hier nog nader op ingegaan.
5.2 Opzet Van De Regels
Overeenkomstig de SVBP 2012 zijn de regels van voorliggend bestemmingsplan onderverdeeld in vier hoofdstukken. Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. In hoofdstuk 2 zijn de bestemmingsregels opgenomen. Hoofdstuk 3 en 4 bevatten de algemene regels respectievelijk de overgangs- en slotregels. Hierna wordt de inhoud van de regels per hoofdstuk kort toegelicht. In paragraaf 5.3 wordt nader ingegaan op de bestemmingen die in het bestemmingsplan zijn opgenomen.
5.2.1 Inleidende regels
Begrippen (art. 1):
In dit artikel zijn bepalingen (begrippen) opgenomen welke in het algemeen spraakgebruik onvoldoende vastliggen en waarbij verschillen in interpretatie bij toepassing van de planregels mogelijk zijn. Een aantal begrippen is standaard voorgeschreven in de SVBP 2012.
Wijze van meten (art. 2):
Hierin wordt aangegeven op welke manier hoogte, lengte, breedte, inhoud en oppervlakte van bouwwerken/ percelen gemeten moeten worden. Bij de wijze van meten is aangesloten bij de SVBP 2012.
5.2.2 Bestemmingsregels
Ter verkrijging van een logische opbouw wordt de navolgende volgorde in de bestemmingsregeling aangehouden voor de opgenomen bestemmingen:
- 1. Bestemmingsomschrijving;
- 2. Bouwregels;
- 3. Specifieke gebruiksregels (indien noodzakelijk);
- 4. Afwijken van de gebruiksregels (indien noodzakelijk);
- 5. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden (indien noodzakelijk);
- 6. Wijzigingsbevoegdheid (indien noodzakelijk).
In de bestemmingsomschrijving wordt een omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functies. Als eerste wordt de hoofdfunctie aangegeven. Vervolgens worden de andere aan de grond toegekende functies genoemd.
In de bouwregels wordt bepaald aan welke voorwaarden de bebouwing moet voldoen. Voor zover nodig wordt een onderscheid gemaakt in woningen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waardoor de toetsing van aanvragen voor een omgevingsvergunning aanmerkelijk vereenvoudigd en inzichtelijker is.
In de specifieke gebruiksregels staat aangegeven welke gebruik in ieder geval strijdig is met de bestemmingsomschrijving. Van de gebruiksregels kan tevens afgeweken worden middels een omgevingsvergunning voor meer gebruiksmogelijkheden (afwijken van de gebruiksregels).
In de wijzigingsbevoegdheid is opgenomen onder welke voorwaarden een bestemming omgezet kan worden naar een andere bestemming. In het onderstaande worden de regels van de opgenomen bestemmingen nader toegelicht. Hierbij wordt, conform SVBP2012, een alfabetische volgorde aangehouden.
5.2.3 Algemene regels
In artikel 32, de anti-dubbeltelbepaling wordt bepaald dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing blijft. Het nog overgebleven terrein mag dus niet nog eens meegenomen worden bij het toestaan van een ander bouwwerk. In artikel 33 zijn algemene bouwregels opgenomen, met daarin regels voor ondergrondse bouwwerken en ondergeschikte bouwdelen. In artikel 34 en 36 zijn algemene gebruiksregels, algemene afwijkingsregels opgenomen. In artikel 38 zijn de overige regels opgenomen.
5.2.4 Overgangs- en slotregels
In de bepaling Overgangsrecht (artikel 39) is geregeld in hoeverre en onder welke voorwaarden bestaande gebouwen en het bestaand gebruik van gronden en bouwwerken mogen afwijken van het plan. In de Slotregel (artikel 40) is aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
5.3 De Bestemmingen
5.3.1 Agrarisch
Deze gronden zijn bestemd voor agrarisch gebruik, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen.
Op deze gronden zijn alleen gebouwen voor voorzieningen van algemeen nut toegestaan. In de regels zijn nadere bebouwingsregels gegeven.
5.3.2 Agrarisch - Agrarisch bedrijf
De tot ‘Agrarisch - Agrarisch bedrijf’ bestemde gronden zijn onder andere bedoeld voor agrarische bedrijven in de vorm van grondgebonden agrarische bedrijfsvoering en bestaande bedrijfswoningen.
Voor de gebouwen zijn het bebouwingspercentage, de goothoogte en de bouwhoogte op de verbeelding aangegeven. In de regels zijn nadere bebouwingsregels gegeven.
5.3.3 Bedrijf
Deze gronden zijn bestemd voor bedrijven genoemd in Bijlage 1 (Staat van bedrijfsactiviteiten) onder de milieucategorieen 1 en 2, een bedrijfswoning, ondergeschikte productiegebonden detailhandel, opslag en uitstalling, tuinen, erven en verhardingen, voorzieningen voor verkeer en verblijf, groenvoorzieningen, en water en waterhuishoudkundige voorzieningen. Bestaande bedrijven met een hogere milieucategorie hebben een specifieke aanduiding gekregen, zodat de bestaande bedrijfsactiviteiten mogen worden voortgezet.
Op de verbeelding is een bouwvlak aangegeven, waarbinnen de bedrijfsgebouwen en de bedrijfswoning mogen worden gerealiseerd.
Tevens zijn het bebouwingspercentage (gemeten ten opzichte van bouwvlak), de maximale goothoogte en de bouwhoogte op de verbeelding aangegeven. Bijgebouwen bij bedrijfswoningen mogen ook buiten het bouwvlak worden gebouwd. In de regels zijn nadere bebouwingsregels gegeven.
5.3.4 Bedrijf - Gasdrukmeet en regelstation en Bedrijf - Nutsvoorziening
De gronden met de bestemming ‘Bedrijf - Nutsvoorziening’ zijn bestemd voor voorzieningen van algemeen nut, opslag en uitstalling, erven en verhardingen, voorzieningen voor verkeer en verblijf, groenvoorzieningen, en water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Het bestaande gasdrukmeet- en regelstation heeft de specifieke bestemming 'Bedrijf -Gasdrukmeet en regelstation'.
Gebouwen mogen uitsluitend binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gebouwd. Op de verbeelding zijn de maximale goothoogte en de maximale bouwhoogte aangegeven.
5.3.5 Bos
De voor ‘Bos’ aangewezen gronden zijn bestemd voor bos, recreatief medegebruik, voorzieningen voor langzaam verkeer, groenvoorzieningen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurlijke waarden van de gronden.
Gebouwen zijn niet toegestaan. Er zijn nadere bebouwingsregels gegeven voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde. De bescherming van de landschappelijke en/of natuurlijke waarden van de gronden is binnen deze bestemming geregeld doordat een omgevingsvergunning vereist is voor het uitvoeren van de genoemde werken en werkzaamheden.
5.3.6 Centrum
De voor ‘Centrum’ aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen, beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten, detailhandel, dienstverlening, horeca in de categorieën 1, 2 en 3 en bestaande kantoren.
Op de verbeelding zijn bouwvlakken aangegeven, waarbinnen de gebouwen en woningen mogen worden gerealiseerd. Per bouwvlak zijn de maximale goothoogte en de bouwhoogte opgenomen. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd.
Binnen de bestemming ‘Centrum’ geldt voor bijbehorende bouwwerken een regeling die overeenkomt met de regeling in de bestemming ‘Wonen’.
5.3.7 Detailhandel, Detailhandel - Tuincentrum en Detailhandel - Bloemisterij en kwekerij
De tot ‘Detailhandel', 'Detailhandel - Tuincentrum' en 'Detailhandel - Bloemisterij enkwekerij' bestemde gronden zijn onder andere bedoeld voor respectievelijk de bestaande detailhandel, tuincentrum en bloemisterij/kwekerij in het plangebied met eventueel bestaande bedrijfswoningen.
Op de verbeelding zijn bouwvlakken aangegeven, waarbinnen de gebouwen moeten worden gerealiseerd. Tevens zijn voor de gebouwen het bebouwingspercentage, de goothoogte en de bouwhoogte op de verbeelding aangegeven.
In de regels zijn nadere bebouwingsregels gegeven, onder andere voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.3.8 Gemengd
De voor ‘Gemengd’ aangewezen gronden zijn bestemd voor maatschappelijke en culturele voorzieningen, dienstverlening, bedrijven uit categorie 1 en kantoor- en praktijkruimten. Detailhandel en horeca is alleen op de bestaande locaties toegestaan. Hiervoor is een aanduiding opgenomen.
Op de verbeelding zijn bouwvlakken aangegeven, waarbinnen de bedrijfsgebouwen en woningen mogen worden gerealiseerd. Per bouwvlak zijn de maximale goothoogte en de bouwhoogte opgenomen. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd.
Binnen de bestemming ‘Gemengd’ geldt voor bijbehorende bouwwerken een regeling die overeenkomt met de regeling in de bestemming ‘Wonen’.
5.3.9 Groen
De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn onder andere bestemd voor groenvoorzieningen, bermen en beplantingen, speelvoorzieningen, inritten, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, voorzieningen voor langzaam verkeer en tot slot nutsvoorzieningen.
Op deze gronden zijn alleen gebouwen voor voorzieningen van algemeen nut toegestaan. In de regels zijn nadere bebouwingsregels gegeven.
5.3.10 Maatschappelijk en Maatschappelijk - Begraafplaats
De voor ‘Maatschappelijk' bestemde gronden zijn bedoeld voor maatschappelijke en culturele voorzieningen, tuinen, erven en verhardingen, voorzieningen voor verkeer en verblijf, groenvoorzieningen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Binnen deze bestemming is een bouwvlak opgenomen voor bedrijfsgebouwen en bijbehorende bouwwerken. Het maximale bebouwingspercentage en de toegestane bouwhoogte zijn op de verbeelding aangegeven. In de regels zijn nadere bebouwingsregels gegeven voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
De begraafplaatsen in het plangebied hebben de specifieke bestemming 'Maatschappelijk- Begraafplaats' gekregen.
5.3.11 Recreatie
De gronden binnen de bestemming Recreatie zijn bestemd voor onder meer vormen van overdekte actieve en passieve recreatie en sporten en bestaande bedrijfswoningen.
Op de verbeelding zijn bouwvlakken aangegeven, waarbinnen de gebouwen moeten worden gerealiseerd. Tevens zijn voor de gebouwen het bebouwingspercentage, de goothoogte en de bouwhoogte op de verbeelding aangegeven. In de regels zijn nadere bebouwingsregels gegeven.
5.3.12 Sport
De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor sportvoorzieningen, tuinen, erven en verhardingen, voorzieningen voor verkeer en verblijf, groenvoorzieningen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Er zijn gebouwtjes toegestaan voor de opslag van materialen ten behoeve van buitensporten (maximaal 100 m2) en dug-outs. In de regels zijn nadere bebouwingsregels gegeven.
5.3.13 Tuin
De voortuinen bij woningen in de bestemming ‘Wonen’ zijn voorzien van de bestemming ‘Tuin’. Het bestemmingsvlak 'Tuin' is op de verbeelding opgenomen op de voortuinen, inclusief inritten, tot 1 m achter de voorgevelrooilijn en op delen van achtertuinen waar bebouwing niet gewenst is. Binnen deze bestemming zijn alleen bouwwerken, geen gebouw zijnde, toegestaan. Erfafscheidingen mogen maximaal 1 meter hoog zijn. In specifieke situaties is een hogere erfafscheiding toegestaan. Dit is dan aangeduid op de verbeelding. Ook zijn erkers (onder voorwaarden) ten behoeve van de aangrenzende hoofdgebouwen (woningen) toegestaan.
Het oprichten van een carport/overkapping voor de voorgevelrooilijn is direct mogelijk binnen de bestemming 'Tuin'. Als voorwaarde geldt dat de carport/overkapping niet meer dan 1 meter uit de voorgevelrooilijn mag worden opgericht en dat deze open blijft aan alle kanten, uitgezonderd de zijde die tegen de gevel aan wordt geplaatst.
Deze gronden mogen worden gebruikt als tuin, inclusief inritten, bij de woningen.
5.3.14 Verkeer - Verblijfsgebied
De tot ‘Verkeer - Verblijfsgebied’ bestemde gronden zijn onder andere bedoeld voor voorzieningen voor verkeer en verblijf, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en tot slot nutsvoorzieningen. Herinrichting van de wegen is, indien daar aanleiding toe is, mogelijk binnen deze bestemming.
Op deze gronden zijn alleen gebouwen voor voorzieningen van algemeen nut toegestaan. In de regels zijn nadere bebouwingsregels gegeven.
5.3.15 Water
De voor ‘Water’ bestemde gronden zijn bedoelde voor water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen, groenvoorzieningen en voorzieningen voor verkeer en verblijf, waaronder bruggen, duikers en gelijksoortige voorzieningen.
Op of in deze gronden zijn geen gebouwen toegestaan. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m.
5.3.16 Wonen
De voor ‘Wonen’ bestemde gronden zijn onder andere bedoeld voor wonen, al dan niet in combinatie met beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten. Ook toegestaan zijn inritten, tuinen, erven en verhardingen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Op de verbeelding is het bestemmingsvlak 'Wonen' opgenomen voor het deel van het perceel waar bouwwerken (hoofdgebouw, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouw zijnde) mogen worden opgericht. Om te voorkomen dat op grote percelen bijbehorende bouwwerken op een te grote afstand van het hoofdgebouw worden opgericht, geldt voor het bestemmingsvlak 'Wonen' een diepte van maximaal 40 meter. Zo blijft de bebouwing geclusterd op het perceel.
Uitsluitend binnen het op de verbeelding opgenomen bouwvlak mag het hoofdgebouw gebouwd worden. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd. Er is een bouwvlak opgenomen per vrijstaande woning, blok van aangesloten woningen en blok van halfvrijstaande woningen. Binnen het bouwvlak mogen maximaal het bestaande aantal legale woningen worden opgericht, tenzij anders aangeduid.
Verder gelden voor de bouwvlakken op de verbeelding de volgende uitgangspunten:
- Standaard wordt een minimale afstand van 3 meter tot de zijdelingse perceelsgrens aangehouden. Uitzondering hierop zijn bestaande hoofdgebouwen die al op een kortere afstand van de perceelsgrens liggen. Dan geldt de bestaande afstand.
- Voor vrijstaande woningen op percelen van meer dan 31 meter breed, geldt een standaard breedte van het bouwvlak van 25 meter.
- Voor bouwvlakken geldt een standaard diepte van 12 meter bij aaneengesloten woningen en 15 meter bij vrijstaande woningen.
- De maximale goot- en bouwhoogte zijn per bouwvlak aangeduid op de verbeelding. De dakhelling mag niet meer bedragen dan 60 graden, tenzij anders aangeduid.
Het deel van het achtererfgebied binnen de bestemming 'Wonen' (exclusief het bouwvlak) mag voor maximaal 80% worden bebouwd tot een maximum oppervlak van 200 m2. De maximale goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt 3,2 meter. De maximale bouwhoogte bedraagt 5,5 meter, tenzij het hoofdgebouw is uitgevoerd met een plat dak. Dan geldt voor het met het hoofdgebouw verbonden bijbehorend bouwwerk een maximum bouwhoogte van 3,2 meter. In de regels zijn aanvullende bouwregels opgenomen.
Binnen de bestemming zijn verschillende afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Voor het uitoefenen van een beroepsmatige of bedrijfsmatige activiteit zijn specifieke gebruiksregels opgenomen. De toegestane beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten zijn opgenomen in een bijlage bij de regels.
5.3.17 Leiding - Gas
De voor ‘Leiding - Gas’ bestemde gronden zijn naast de overige daaraan gegeven bestemmingen mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en/of bescherming van een ondergrondse gasleiding. Op of in deze gronden mag uitsluitend worden gebouwd voor de aanleg en instandhouding van de ondergrondse leidingen. Er kan een omgevingsvergunning verleend worden voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, mits advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder. Een veilige ligging van de leiding is gewaarborgd doordat een omgevingsvergunning is vereist voor het uitvoeren van de genoemde werken en werkzaamheden. Ook hierbij heeft de leidingbeheerder een adviserende rol.
5.3.18 Waarde - Archeologie
Overeenkomstig de gemeentelijke erfgoedverordening zijn dubbelbestemmingen opgenomen ter bescherming van de archeologische (verwachtings)waarden. Voorliggend bestemmingsplan bevat de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie 1 t/m 6. De systematiek van elke dubbelbestemming is hetzelfde, alleen de ondergrenzen zijn verschillend.
Ter bescherming van de archeologische waarden kunnen burgemeesters en wethouders, als daar op basis van een archeologisch onderzoek aanleiding toe bestaat, voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen. Dit kan in de vorm van het treffen van technische maatregelen, het doen van een opgraving of archeologische begeleiding van werkzaamheden. Daarnaast is een omgevingsvergunningenstelsel voor werken en werkzaamheden opgenomen. Per dubbelbestemming gelden ondergrenzen voor wat betreft de oppervlakte en diepte van de verstoring. Voor verstoringen met een beperkt oppervlak of een beperkte verstoringsdiepte is archeologisch onderzoek niet noodzakelijk. De ondergrenzen variëren, overeenkomstig de erfgoedverordening, per dubbelbestemming.
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
In het bestemmingsplan ‘Woongebieden Bergeijk 2017’ is de bestaande situatie vastgelegd, met inachtneming van de geldende rechten. Het plan betreft een actualisatie van een verouderd bestemmingsplan, met bijbehorend juridisch-planologisch regime. Eventuele (binnenplanse) afwijkingen of wijzigingen komen voor rekening van particuliere opdrachtgevers. De economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is daarmee gewaarborgd.
6.2 Exploitatieplan
Met de grondexploitatieregeling in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten, indien sprake is van bouwplannen zoals bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. Hierbij valt te denken aan kosten voor het bouw- en woonrijp maken en kosten voor het bestemmingsplan.
Daarnaast hebben gemeenten sturingsmogelijkheden, omdat in het geval van grondexploitatie door derden diverse eisen en regels gesteld kunnen worden.
Het bestemmingsplan is in hoofdzaak een beheerplan. Het voorziet niet in ontwikkelingen van een dusdanige omvang dat daarvoor gelet op het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening een exploitatieplan moet worden opgesteld.
Hoofdstuk 7 Procedures
7.1 Inspraak En Vooroverleg
Het bestemmingsplan ‘Woongebieden Bergeijk 2017’ is in het kader van de inspraakprocedure met ingang van 25 augustus 2017 zes weken ter inzage gelegd en is daarnaast digitaal toegankelijk gemaakt. Gedurende de periode van terinzagelegging zijn 17 inspraakreacties ingediend.
Het voorontwerpbestemmingsplan is daarnaast overeenkomstig artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening in vooroverleg gezonden naar de betrokken instanties. Er zijn reacties ontvangen van Waterschap De Dommel, Provincie Noord-Brabant en de Gasunie.
Alleen de vooroverlegreacties van de provincie en de Gasunie leiden tot aanpassingen in het ontwerpbestemmingsplan.
In Bijlage 7 bij de toelichting is de 'Nota inspraak en vooroverleg voorontwerpbestemmingsplan Woongebieden Oost en West, Bergeijk' opgenomen met een samenvatting van de inspraak- en vooroverlegreacties en is aangegeven of deze hebben geleid tot aanpassingen in het bestemmingsplan.
7.2 Zienswijzen
Het ontwerp bestemmingsplan ‘Woongebieden Bergeijk 2017’ is zes weken ter inzage gelegd. In deze periode heeft een ieder de mogelijkheid zienswijzen in te dienen bij het college van burgemeester en wethouders. Hiervan is door 13 personen en/of instanties gebruik gemaakt. Voor de beoordeling en standpuntbepaling bij de zienswijzen wordt verwezen naar de nota van zienswijzen in Bijlage 8.
7.3 Vaststelling
Op 1 maart 2018 heeft de gemeenteraad van Bergeijk het bestemmingsplan gewijzigd vastgesteld, met de wijzigingen zoals aangegeven in de nota van zienswijzen.
Nadat dit bestemmingsplan 6 weken voor beroep ter inzage heeft gelegen is gebleken dat het bestemmingsplan op 7 punten gewijzigd dient te worden. Naar aanleiding van deze wijzigingen is het bestemmingsplan op 27 september 2018 opnieuw vastgesteld. De wijzigingen van dit bestemmingsplan liggen vanaf 18 oktober 2018 opnieuw 6 weken voor beroep ter inzage.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Lijst Van Rechtstreeks Toelaatbare Aan Huis Verbonden Activiteiten
Bijlage 2 Lijst van rechtstreeks toelaatbare aan huis verbonden activiteiten
Bijlage 3 Regionale Verklaring Arbeidsmigranten
Bijlage 3 Regionale Verklaring Arbeidsmigranten
Bijlage 4 Eijkereind 56: Beplantingsplan
Bijlage 4 Eijkereind 56: Beplantingsplan
Bijlage 5 Eijkereind 56: Waterparagraaf
Bijlage 5 Eijkereind 56: Waterparagraaf
Bijlage 6 Hoek 16: Te Slopen Bebouwing
Bijlage 6 Hoek 16: te slopen bebouwing
Bijlage 7 Hoek 16: Inrichtingsplan En Beeldkwaliteit
Bijlage 7 Hoek 16: Inrichtingsplan en beeldkwaliteit
Bijlage 8 Hoek Ongenummerd: Compensatieplan
Bijlage 8 Hoek ongenummerd: Compensatieplan
Bijlage 9 Hoek Ongenummerd: Inrichtingsplan
Bijlage 9 Hoek ongenummerd: Inrichtingsplan
Bijlage 10 Hoek Ongenummerd: Verplaatsingsvoorstel Schuur
Bijlage 10 Hoek ongenummerd: Verplaatsingsvoorstel schuur
Bijlage 11 Nota Parkeernormen 2017
Bijlage 11 Nota parkeernormen 2017
Bijlage 1 Quickscan Externe Veiligheid Koningsvogel Bergeijk
Bijlage 1 Quickscan externe veiligheid Koningsvogel Bergeijk
Bijlage 2 Meester Pankenstraat 15: Flora En Fauna
Bijlage 2 Meester Pankenstraat 15: Flora en fauna
Bijlage 3 Meester Pankenstraat 15: Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 3 Meester Pankenstraat 15: Verkennend bodemonderzoek
Bijlage 4 Meester Pankenstraat 15: Akoestisch Onderzoek
Bijlage 4 Meester Pankenstraat 15: Akoestisch onderzoek
Bijlage 5 Meester Pankenstraat 15: Waterparagraaf
Bijlage 5 Meester Pankenstraat 15: Waterparagraaf
Bijlage 6 Notitie Omgevingswet
Bijlage 6 Notitie Omgevingswet
Bijlage 7 Nota Inspraak En Vooroverleg
Bijlage 7 Nota inspraak en vooroverleg