KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Agrarisch – Paardenhouderij
Artikel 5 Agrarisch Met Waarden – Landschapswaarden - 1
Artikel 6 Agrarisch Met Waarden – Landschapswaarden - 2
Artikel 7 Agrarisch Met Waarden – Natuur- En Landschapswaarden - 1
Artikel 8 Agrarisch Met Waarden – Natuur- En Landschapswaarden – 2
Artikel 9 Bedrijf
Artikel 10 Bos
Artikel 11 Bos – Woonbos
Artikel 12 Horeca
Artikel 13 Maatschappelijk
Artikel 14 Natuur
Artikel 15 Recreatie
Artikel 16 Sport
Artikel 17 Verkeer
Artikel 18 Water
Artikel 19 Wonen
Artikel 20 Leiding
Artikel 21 Waarde – Archeologische Monumenten
Artikel 22 Waarde – Archeologische Verwachtingswaarden
Artikel 23 Waarde - Archeologie 1
Artikel 24 Waarde – Archeologie 2
Artikel 25 Waarde – Archeologie 3
Artikel 26 Waarde – Archeologie 4.1
Artikel 27 Waarde – Archeologie 4.2
Artikel 28 Waarde – Archeologie 5.1
Artikel 29 Waarde – Archeologie 5.2
Artikel 30 Waarde – Archeologie 6
Artikel 31 Waterstaat – Attentiegebied Ehs
Artikel 32 Waterstaat – Regionaal Waterbergingsgebied
Artikel 33 Anti-dubbeltelregel
Artikel 34 Algemene Bouwregels
Artikel 35 Algemene Gebruiksregels
Artikel 36 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 37 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 38 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 39 Overige Regels
Artikel 40 Overgangsrecht
Artikel 41 Slotregel
Hoofdstuk 3 Overgangs- En Slotregels

2e Herziening Buitengebied Bergeijk 2017

Bestemmingsplan - gemeente Bergeijk

Vastgesteld op 01-06-2017 - deels onherroepelijk in werking

Bestanden

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel A Begripsbepalingen

plan:

het bestemmingsplan '2e Herziening Buitengebied Bergeijk 2017' met identificatienummer NL.IMRO.1724.BPUthb0041-VAST van de gemeente Bergeijk.

bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.

Artikel B Toepassingsbereik

  1. De verbeelding van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Bergeijk 2011', inclusief bijbehorende herziening 'Herziening Buitengebied Bergeijk 2014', zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Bergeijk op respectievelijk 7 juli 2011 en 1 juli 2014, wordt herzien zoals aangegeven op de verbeelding van dit bestemmingsplan. Voor het overige blijft de verbeelding van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Bergeijk 2011', inclusief bijbehorende herziening 'Herziening Buitengebied Bergeijk 2014' ongewijzigd van toepassing.

  1. Op gronden die zijn opgenomen in het plangebied van dit bestemmingsplan, maar die geen deel uitmaken van het plangebied van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Bergeijk 2011’, inclusief bijbehorende herziening ‘Herziening Buitengebied Bergeijk 2014’, worden de regels van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Bergeijk 2011’, inclusief bijbehorende herziening ‘Herziening Buitengebied Bergeijk 2014’ en inclusief de herziening zoals opgenomen in dit bestemmingsplan, van toepassing verklaard.

  1. De regels van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Bergeijk 2011', inclusief bijbehorende herziening 'Herziening Buitengebied Bergeijk 2014', zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Bergeijk op respectievelijk 7 juli 2011 en 1 juli 2014, worden herzien zoals aangegeven in hoofdstuk 2 van deze regels. Voor het overige blijven de regels van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Bergeijk 2011', inclusief bijbehorende herziening 'Herziening Buitengebied Bergeijk 2014' ongewijzigd van toepassing.

  • De in rood weergegeven regels worden toegevoegd aan de regels van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Bergeijk 2011', inclusief bijbehorende herziening 'Herziening Buitengebied Bergeijk 2014'.

  • De in rood weergegeven doorhalingen worden verwijderd uit de regels van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Bergeijk 2011', inclusief bijbehorende herziening 'Herziening Buitengebied Bergeijk 2014'.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

plan:

het bestemmingsplan ‘Buitengebied Bergeijk 2011’ van de gemeente Bergeijk.

bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1724.BPUbui0001-VAST met de bijbehorende regels en bijlagen.

SAAB:

Stichting Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen.

aanbouw:

een als afzonderlijke ruimte aan het hoofdgebouw aangebouwd bijgebouw.

aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

aan-huis-verbonden bedrijf:

een bedrijf of het bedrijfsmatig uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid gericht op de lokale markt consumentenverzorging, geheel of gedeeltelijk door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van woonfunctie, kan worden uitgeoefend.

aan-huis-verbonden beroep:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.

aardkundige waarden en kenmerken:

waarden en kenmerken van een gebied die vanwege geologische, geomorfologische, bodemkundige en (geo)hydrologische verschijnselen en processen danwel anderszins vanwege de natuurlijke ontstaansgeschiedenis van de bodem, van algemeen belang zijn vanuit aardkundig oogpunt.

afhankelijke woonruimte:

een bijgebouw bij een (bedrijfs)woning dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met deze (bedrijfs)woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door middel van telen van gewassen of het houden van dieren, waarbij onderscheid wordt gemaakt in:

  1. een (vollegronds)teeltbedrijf;

  2. een glastuinbouwbedrijf;

  3. een veehouderij;

  4. een overig agrarisch bedrijf;

a (vollegronds)teeltbedrijf

een agrarisch bedrijf in de land- en tuinbouwsector dat zich richt op het telen van gewassen met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt.

b glastuinbouwbedrijf

een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in kassen plaatsvindt.

c veehouderij

een agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en pelsdieren, waarbij nader onderscheid wordt gemaakt in:

  1. geiten - en schapenhouderij;

  2. melkrundvee;

  3. pelsdierhouderij;

  4. pluimvee;

  5. varkens;

  6. vleesrundvee;

d overig agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf, niet zijnde een glastuinbouwbedrijf, gebruiksgerichte paardenhouderij of veehouderij, dat is gericht op het fokken van paarden, het telen van vissen, wormen, insecten en/of gewassen met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen, niet zijnde kassen, plaatsvindt, zoals witlof of champignons.

grondgebonden veehouderij

veehouderij waarvan het voer en de mest voor het overgrote deel gewonnen respectievelijk aangewend worden op gronden die in gebruik zijn van de veehouderij en die in de directe omgeving liggen van de bedrijfslocatie. Of hiervan sprake is wordt getoetst op grond van de criteria die zijn opgenomen in nadere regels die hieromtrent op basis van de Verordening ruimte door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag.

agrarisch bedrijf, grondgebonden:

agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt.

agrarisch bedrijf, intensieve veehouderij:

agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geiten- of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, met uitzondering van grondgebonden melkrundveehouderij.

agrarisch bedrijf, intensieve kwekerij:

een agrarisch bedrijf, met uitzondering van een intensieve veehouderij, waarvan de productie niet in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde gronden in de directe omgeving van het bedrijf.

agrarisch bedrijf, niet grondgebonden:

agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt.

agrarisch-technisch hulpbedrijf:

bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen leveren van goederen en diensten aan agrarische bedrijven of dat agrarische producten bewerkt, vervoert of verhandelt, zoals loonwerkbedrijven, bedrijven voor mestopslag en handel, veetransport en veehandel, met uitzondering van mestbewerking. waarbij gemechaniseerd loonwerk ten behoeve van land-, tuin-, bos-, of natuurbouw wordt verricht of waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, tuin-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking.

Voorbeelden van agrarisch technische hulpbedrijven zijn: grootveeklinieken, KI-stations, mestopslag- en mesthandelsbedrijven, loonwerkbedrijven (inclusief verhuurbedrijven voor landbouwwerktuigen), veetransportbedrijven, veehandelsbedrijven.

agrarisch verwant bedrijf:

bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking;

Voorbeelden van agrarisch verwante bedrijven zijn: dierenasiels, dierenklinieken, groen-composteringsbedrijven, hondenkennels, hoveniersbedrijven, instellingen voor agrarisch praktijkonderwijs, proefbedrijven.

archeologische waarden:

waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen.

archeologische verwachting:

de verwachting die aan een gebied is toegekend in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relichten.

archeologische verwachtingswaarden:

verwachte aanwezige waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroeger menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin en als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen.

archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

attentiegebied ehs:

gebied gelegen rondom en binnen de ecologische hoofdstructuur waar fysieke ingrepen een negatief effect kunnen hebben op de waterhuishouding.

bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

bed & breakfast:

kleinschalige recreatieve activiteiten in de vorm van logies en ontbijt.

bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.

bedrijfsbebouwing:

het bebouwd oppervlak van de ruimte op een terrein dat wordt gebruikt voor de uitoefening van een bedrijf, een dienstverlenend bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief (binnen)opslag, rust- en rookruimten, administratieruimten en dergelijke, uitgezonderd de bedrijfswoning met bijbehorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen.

bedrijfsmatig:

in uitoefening van een bedrijf.

bedrijfsmatig houden van dieren:

het houden van dieren in een agrarisch bedrijf, niet zijnde het hobbymatig houden van dieren; als hobbymatig houden van dieren wordt in ieder geval aangemerkt:

  • het houden van minder dan 5 paarden;

  • het houden van minder dan 10 schapen;

  • het houden van minder dan 10 geiten;

  • het houden van minder dan 25 stuks pluimvee;

  • het houden van minder dan 25 konijnen.

bedrijfswoning:

een woning, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming, noodzakelijk is.

beperkt kwetsbare objecten:

  1. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare;

  2. dienst- en bedrijfswoningen van derden;

  3. kantoorgebouwen;

  4. hotels en restaurants;

  5. winkels;

  6. sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen;

  7. kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden;

  8. bedrijfsgebouwen;

  9. objecten die met de onder a tot en met e en g genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn, en

  10. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval;

bestaand(e situatie):

  1. ten aanzien van bebouwing:

bouwwerken, zoals aanwezig en toegestaan (legaal gerealiseerd) op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, dan wel gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden overeenkomstig Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wet gegeven voorschriften;

  1. ten aanzien van gebruik:

het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig en toegestaanop het tijdstip dat het plan in werking is getreden.

bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met een zelfde bestemming.

bijbehorende voorzieningen:

voorzieningen, die horen bij de betreffende bedrijfsvoering op gronden (onder andere weg- en waterbouwkundige voorzieningen) en/of bouwvlakken (onder andere opslag en energievoorziening).

bijgebouw:

een gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat zowel qua afmeting als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

bodemingrepen:

werken en werkzaamheden waarvan mag worden aangenomen dat zij het bodemarchief kunnen aantasten.

boerderijsplitsing:

het opdelen, binnen de bestaande (hoofd)bouwmassa, van een boerderij(gebouw) in niet meer dan 2 woningen.

boog- en tunnelkassen:

al dan niet verplaatsbare constructies overtrokken met en omsloten door lichtdoorlatend materiaal anders dan glas, ten behoeve van de teelt van tuinbouwgewassen, fruit of sierteelt.

bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.

bouwmassa:

een complex van aaneen gebouwde bouwwerken.

bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

bouwperceelsgrens:

de grens van een bouwperceel.

bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in

of op de grond.

café:

een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenfunctie het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid.

cultuurhistorische waarden en kenmerken:

waarden en kenmerken van een gebied of daar aanwezige zaken, verband houdend met het bouwkundig erfgoed, het stedenbouwkundig erfgoed, de historische groenwaarden, het historisch-geografisch erfgoed en de bekende en verwachte archeologische waarden.

dagrecreatie:

recreatieve activiteit die plaats vindt binnen een periode van een uur voor zonsopgang tot een uur na zonsondergang.

dagrecreatieve voorziening:

voorziening ten behoeve van dagrecreatie.

dak:

een gesloten bovenbeëindiging van een bouwwerk.

detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

duurzame locatie intensieve veehouderij:

bestaand agrarisch bouwvlak met een zodanige ligging dat het zowel vanuit milieuoogpunt (ammoniak, stank en dergelijke) als vanuit ruimtelijk oogpunt (natuur, landschap en dergelijke) verantwoord is om het ter plaatse uit te breiden.

ecologische hoofdstructuur:

samenhangend netwerk van natuurgebieden van (inter)nationaal belang met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten bestaande uit de meest waardevolle natuur- en bosgebieden en andere gebieden met belangrijke aanwezige en te ontwikkelen natuurwaarden.

ecologische verbindingszone (evz):

in dit plan aangeduid langgerekt gebied waarbinnen verbindende landschapselementen zijn of worden gerealiseerd.

ecologische waarden en kenmerken:

aanwezige en potentiële waarden, gebaseerd op de beoogde natuurkwaliteit voor het gebied, waartoe behoren de natuurdoelen en natuurkwaliteit, geomorfologische processen, de waterhuishouding, de kwaliteit van bodem, water en lucht, rust, de mate van stilte, donkerte en openheid, de landschapsstructuur en de belevingswaarde.

eenheden:

verblijfsruimte bedoeld voor recreatief nachtverblijf zoals logies en ontbijt of gastenkamers.

erfbeplanting:

afschermende (rand)beplanting binnen of direct aansluitend op het bouwvlak van een agrarisch bedrijf of binnen of direct aansluitend aan een ander bedrijf of een woning.

erfbeplantingsplan:

plan, waarin wordt aangegeven hoe de erfbeplanting ingericht en beheerd zal gaan worden.

escortbedrijf:

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals escortservices en bemiddelingsbureaus.

erker:

hoekige of ronde uitbouw aan een gevel.

extensieve (openlucht)recreatie:

vormen van recreatief medegebruik van het agrarisch en/of natuurgebied door middel van al dan niet aangelegde en aanwezige voorzieningen, waarbij de recreatie geen substantieel beslag legt op de ruimte, zoals wandel-, ruiter- en fietspaden, vis- en picknickplaatsen en strandjes.

extensief recreatief medegebruik:

een vorm van recreatief medegebruik die nauwelijks of geen invloed heeft op de in de bestemmingsomschrijving van de bestemmingen gegeven doeleinden zoals wandelen, fietsen en dergelijke.

extensiveringsgebied:

ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied met het primaat wonen of natuur, waar uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van in ieder geval intensieve veehouderij onmogelijk is of in het kader van de reconstructie onmogelijk zal worden gemaakt.

functie:

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.

gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

gemeenschappelijke voorzieningen:

voorzieningen ten dienste van en ondergeschikt aan de verblijfsrecreatie, zoals ruimtes voor vermaak (slechtweervoorziening) en sanitaire voorzieningen.

groenblauwe mantel:

gebieden die grenzen aan de ecologische hoofdstructuur, de ecologische verbindingszone of het zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen, en deze verbinden, zijnde gebieden met overwegend grondgebonden agrarisch gebruik en belangrijke nevenfuncties voor natuur en water.

groepsrisico:

cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is.

herbouw:

reconstructie, wederopbouw, opnieuw bouwen.

hergebruik:

gebruik van een bestaande agrarische bouwlocatie (bouwvlak) ofwel een bestaande niet-agrarische bouwlocatie (niet-agrarisch bedrijf of wonen) voor de nieuwvestiging of verplaatsing van een bedrijf.

hervestiging van een agrarisch bedrijf:

het verplaatsen van een bestaand agrarisch bedrijf van het ene agrarisch bouwvlak naar het andere agrarisch bouwvlak, waar de agrarische activiteiten zijn gestaakt.

hoofdfunctie:

een functie waarvoor het hoofdgebouw en/of gronden als zodanig mag worden gebruikt.

hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel, door zijn constructie, bouwmassa, ruimtelijke uitstraling en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk is aan te merken;

horeca:

bedrijfsmatig verstrekken van dranken of etenswaren voor gebruik ter plaatse, bedrijfsmatig bieden van hotel- of groepsaccommodatie bedrijfsmatig bieden van vermaaks- of wellnessfaciliteiten of bedrijfsmatig bieden van congres- of vergaderfaciliteiten, één en ander al dan niet in combinatie met elkaar.

houtteelt:

de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe ontheffing is verleend van de melding- en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet.

hydrologische waarde:

gronden met een bijzondere betekenis voor het watersysteem van het plansysteem in verband met beekherstel, verdrogingsbestrijding, waterberging en/of waterkering.

kampeerboerderij:

(voormalig) agrarisch bedrijf, waarvan de gebouwen en/of gronden geheel of gedeeltelijk zijn ingericht om daarin respectievelijk daarop gelegenheid te geven tot recreatief nachtverblijf.

kampeermiddel:

een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 2.1 lid 1 onder a van de Wabo een omgevingsvergunning vereist is; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

kantoor:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

karakteristiek:

herkenbaar, markant, wegens schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde van belang.

kas:

agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden waaronder mede begrepen een schuurkas of een permanente tunnel- of boogkas hoger dan 1, 5 m.

kelder:

een geheel of gedeeltelijk ondergronds gelegen ruimte, die grotendeels is gesitueerd onder een bijbehorend bovengronds bouwwerk.

kleinschalige golfbaan:

voorziening ten behoeve van golfsportachtige activiteit in het kader van kleinschalige recreatieve beoefening.

kleinschalig kamperen:

kleinschalig recreatief nachtverblijf op gronden met een andere hoofdfunctie, met gebruikmaking van kampeermiddelen tot een in de regels aangegeven maximum aantal van (25) kampeermiddelen.

kleinschalig logeren:

kleinschalige recreatieve activiteiten in de vorm van logies en ontbijt tot een in de regels aangegeven maximum aantal eenheden, zoals logeren bij de boer, plattelandskamers, bed&breakfast en dergelijke.

kleinschalige verblijfsrecreatieve voorzieningen:

kleinschalige recreatieve activiteiten in de vorm van logies en ontbijt tot een in de regels aangegeven maximum aantal eenheden, zoals logeren bij de boer, plattelandskamers, bed&breakfast en dergelijke.

kwetsbare objecten:

  1. woningen, niet zijnde woningen als bedoeld onder ‘beperkte kwetsbare objecten’;

  2. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:

  1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;

  2. scholen;

  3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;

  1. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:

  1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m² per object;

  2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m² bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;

  1. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.

landschapselementen:

ter plaatse gebonden ecologische en/of landschappelijk waardevolle elementen zoals bosjes, houtwallen, poelen, moerasjes en dergelijke.

landschappelijke waarden en kenmerken:

gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van het landschap, gericht op ruimtelijke, ecologische, cultuurhistorische en recreatieve aspecten.

maatschappelijke voorziening:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorziening, met ondergeschikte horeca en/of detailhandel.

manege:

een bedrijf dat op eigen terrein binnen of buiten een gebouw gelegenheid aan eenieder geeft tot het beoefenen van de paardensport en al dan niet mogelijkheden biedt voor het verblijf en de verzorging van paarden.

mantelzorg:

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

mestbewerking:

de toepassing van basistechnieken of combinaties daarvan met als doel de aard, samenstelling of hoedanigheid van dierlijke mest te wijzigen, zoals droging, bezinking, (co)vergisting, scheiding, hygiënisatie of indamping van mest.

monument:

  1. onroerende zaak, die van algemeen belang is op basis van de volgende criteria:

  1. architectuurhistorische waarde; en/of

  2. landschappelijke en/of historisch ruimtelijke waarde; en/of

  3. cultuurhistorische waarde; en/of

  4. zeldzaamheidswaarde.

  1. gebied of terrein met behoudenswaardige informatie van cultuurhistorische, archeologische of landschappelijke aard.

natuurwaarden/natuurwetenschappelijke waarden:

waarden in verband met de aanwezigheid van bijzondere planten, dieren en leefgemeenschappen in onderlinge samenhang en in samenhang met hun leefomgeving (biotoop) en welke verband houden met zaken als verscheidenheid/zeldzaamheid, natuurlijkheid/ongestoordheid en kenmerkendheid voor het gebied.

natuurontwikkelingsgebied:

landbouwgronden, die bijzonder geschikt zijn voor het ontwikkelen van nieuwe natuur waardoor ruimtelijke ingrepen die natuurontwikkeling kunnen frustreren moeten worden voorkomen.

nevenfunctie:

activiteit uitgeoefend in aanvulling op de hoofdfunctie zoals recreatieve functies, agrarisch verwante functies, agrarisch technische functies en statische binnenopslag.

netto glas:

aantal m² kasoppervlakte.

nieuwe bedrijfswoning:

een niet reeds bestaande bedrijfswoning.

niet-agrarische functies:

  • (statische) opslag;

  • recreatie;

  • een bedrijf in categorie 1 of 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten (zie bijlage 1) of een naar aard en invloed hiermee gelijk te stellen bedrijf;

  • zorgboerderijen, kinderboerderijen, educatieve en sociale voorzieningen, met ondergeschikte horeca;

nieuwvestiging van een agrarisch bedrijf:

projectie van een al dan niet gekoppeld agrarisch bouwvlak op een locatie die volgens dit bestemmingsplan niet is voorzien van een bouwvlak.

vestiging op een locatie die volgens het geldende bestemmingsplan niet is voorzien van een (bouwvlak op een) bestaand bouwperceel of de (af)splitsing van een (bouwvlak op een) bestaand bouwperceel

omgevingsvergunning:

een vergunning voor het uitvoeren van een project dat invloed heeft op de fysieke leefomgeving, op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

omgevingsvergunning voor het afwijken:

omgevingsvergunning voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met dit plan met toepassing van de in dit plan opgenomen regels inzake afwijking, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder c jo. artikel 2.12 lid 1 sub a onder 1 van de Wabo.

omgevingsvergunning voor het bouwen:

omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder a van de Wabo.

omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden:

omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheid, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder b van de Wabo.

omschakeling van of naar een agrarisch bedrijf:

geheel of gedeeltelijk overstappen van de ene agrarische bedrijfsvorm naar de andere agrarische bedrijfsvorm dan wel het overstappen van een niet-agrarisch gebruik naar een agrarische bedrijfsvorm.

geheel of gedeeltelijk overstappen van de ene agrarische bedrijfsvorm naar de andere agrarische bedrijfsvorm;

ondergeschikte horeca:

een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is maar waar men uitsluitend ten behoeve van de hoofdfunctie een ruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren, zoals een kantine in een verenigingsgebouw of sportvoorziening.

ondergeschikte nevenfunctie:

een activiteit met een zodanige beperkte omvang dat de functie waaraan zij wordt toegevoegd qua aard, omvang en verschijningsvorm als hoofdfunctie herkenbaar blijft.

onderkomen:

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent.

paardenbak:

een onoverdekte voorziening bedoeld voor het berijden, africhten en laten bewegen van paarden.

paardenhouderij (gebruiksgericht):

het bedrijfsmatig, niet op agrarische productie gericht houden en stallen van paarden en pony's, met mogelijk als ondergeschikte nevenfunctie het fokken, africhten, trainen en berijden van paarden en pony's. Deze paardenhouderijen zijn te beschouwen als agrarisch verwante bedrijven.

paardenhouderij (productiegericht)/paardenfokkerij:

paardenhouderij waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan/ met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen, africhten en trainen en verhandelen van paarden. Deze paardenhouderijen zijn te beschouwen als (overige) agrarische bedrijven.

perceelsindeling:

de omvang, vorm en situering van percelen.

perceelsgrens:

de grens van een bouwperceel.

de scheiding tussen twee onroerende zaken die niet aan dezelfde eigenaar behoren, niet door dezelfde gebruiker worden benut, dan wel louter kadastraal gescheiden zijn.

permanente bewoning:

het gebruik van een gebouw of ander onderkomen als woonruimte op een wijze, die ingevolge de bepalingen van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, noopt tot inschrijving van de bewoner(s) in het bevolkingsregister van de gemeente waarin dat gebouw is gelegen; of indien betrokkene op meer dan één adres woont, het gebruik van het gebouw of ander onderkomen als verblijf waar betrokkene naar redelijke verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten met dien verstande dat van permanente of tijdelijke bewoning voorts wordt geacht sprake te zijn wanneer buiten het zomerseizoen (dat loopt van 1 mei tot 1 oktober) in een kalenderjaar ter plaatse door betrokkene meer dan 70 maal nachtverblijf wordt gehouden en door betrokkene niet aannemelijk is of kan worden gemaakt, dat elders over een hoofdwoonverblijf wordt beschikt.


plaatsgebonden risico:

risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is.

plattelandskamers:

kleinschalige recreatieve activiteiten in de vorm van logies en ontbijt tot een in de regels aangegeven maximum aantal eenheden, zoals logeren bij de boer en plattelandskamers.

preventieve zorgbehoefte:

het voorsorteren op de behoefte aan mantelzorg voor mensen vanaf 60 jaar.

productiegebonden detailhandel:

qua oppervlakte beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van (streek)eigen goederen/producten vanuit een bedrijf dat die goederen/producten vervaardigt/produ-ceert, bewerkt en/of toepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding.

raamprostitutie:

een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen.

RBV-regeling:

de in 2000 en 2001 door het Ministerie van Landbouw, Natuur en Visserij opengestelde Regeling Beëindiging Veehouderijbedrijven waarbij agrariërs in ruil voor ene financiële vergoeding hun mestproductierechten inleveren, de betreffende veehouderijtak wordt gestaakt en de daarvoor geldende milieuvergunning is doorgehaald.

reconstructiewetzone:

landbouwontwikkelingsgebied:

zone binnen de integrale zonering waar ontwikkelingsmogelijkheden voor intensieve veehouderij zijn.

verwevingsgebied:

ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied, gericht op verweving van landbouw, wonen en natuur. Hervestiging of uitbreiding van intensieve veehouderij is mogelijk mits de ruimtelijke kwaliteit of functies van het gebied zich daar niet tegen verzetten.

extensiveringsgebied:

ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied met het primaat natuur of overig, waar uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van in ieder geval intensieve veehouderij onmogelijk is of in het kader van de reconstructie onmogelijk zal worden gemaakt.

recreatieve voorziening:

voorzieningen bedoeld voor recreatief gebruik.

recreatiewoning:

woning ten behoeve van tijdelijk recreatief verblijf.

recreatief medegebruik:

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.

reëel agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf dat jaarrond een arbeidsbehoefte of -omvang heeft van ten minste één halve volledige arbeidskracht, met een daarbij passend jaarinkomen.

regionaal waterbergingsgebied:

gebied dat noodzakelijk is om wateroverlast uit regionale watersystemen tegen te gaan.

risicovolle inrichting:

  1. een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

  2. een Amvb-inrichting waarvoor krachtens artikel 8.40 Wet milieubeheer regels gelden met betrekking tot minimaal aan te houden afstanden bij de opslag en/of het gebruik van gevaarlijke stoffen;

  3. bedrijven waarvan de aantoonbare plaatsgebonden risicocontour is gelegen buiten de inrichtingsgrens.

ruimtelijke eenheid:

complex van bij elkaar behorende bouwwerken.

ruimtelijke kwaliteit:

kwaliteit van een gebied die bepaald wordt door de mate waarin sprake is van gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde.

schuilhut:

een gebouw, dat zowel qua afmeting als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het extensief (agrarisch) hoofdgebruik. Het gaat hier onder meer om dierenverblijven, schuilgelegenheden, melkschuren, etc.

seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.

Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.


sociale en educatieve voorzieningen:

kleinschalige voorzieningen al dan niet gekoppeld aan een agrarisch bedrijf welke is gericht op het (in groepsverband) informeren over landbouw, landschap, natuur en recreatie.

sportvoorziening:

faciliteit, bijvoorbeeld een sportveld, sporthal of soortgelijke accommodatie, waar lichamelijke activiteiten kunnen worden beoefend.

straatprostitutie:

het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze ingaan op het aanbod van prostitutie, uitnodigen dan wel aanlokken.

statische (binnen)opslag

(binnen)opslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven en geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben, zoals (seizoens)stalling van (antieke) auto’s, boten, caravans, campers en dergelijke.

teeltondersteunende voorzieningen:

ondersteunende voorziening die een onderdeel is van de vollegrondse bedrijfsvoering van een tuinbouwbedrijf of boomkwekerij.

teeltondersteunende kas:

een teeltondersteunende voorziening, bestaande uit een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden.

teeltondersteunende voorzieningen, permanent:

teeltondersteunende voorziening die voor onbepaalde tijd wordt gebruikt, niet zijnde een kas.

Hieronder worden verstaan schuurkassen en permanente tunnel- of boogkassen (> 1,5 meter).

teeltondersteunende voorzieningen, tijdelijk:

teeltondersteunende voorzieningen die op dezelfde locatie gebruikt kunnen worden zo lang de teelt dit vereist, voor aaneengesloten periode van maximum van 6 maanden. Deze tijdelijke voorzieningen hebben een directe relatie met het grondgebruik.

Hieronder worden verstaan folies, insectengaas, acryldoek, wandelkappen, schaduwhallen, hagelnetten.

teeltondersteunende voorzieningen, overig:

een permanente (teelt)ondersteunende voorziening c.q. een bouwwerk in de vorm van een hek met afrastering, met een hoogte van niet meer dan 3 m, op boomteelt percelen waarmee dieren van die percelen geweerd kunnen worden (boomteelthek en regenkappen).

twee-aaneen:

halfvrijstaande woning.


uitbouw:

de vergroting van een bestaande ruimte in een hoofdgebouw, die qua afmetingen en/of in visueel opzicht (onder meer wat betreft (goot)hoogte, dakhelling en/of dakvorm), ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

verblijfsrecreatie:

het verblijf voor recreatieve doeleinden buiten het hoofdverblijf, waarbij ten minste een nacht wordt doorgebracht, met uitzondering van overnachtingen bij familie en kennissen. Hieronder worden onder andere verstaan een camping, groepsaccommodatie, etc.

verbrede landbouw:

activiteiten bij een agrarisch bedrijf die voortvloeien uit de agrarische bedrijfsvoering en die ten dienste staan van het agrarische bedrijf zoals agrotoerisme, agrarisch natuurbeheer, bewerking en waardevermeerdering van ter plaatse geproduceerde producten, productiegebonden/ondergeschikte detailhandel en zorgboerderijen.

verkoopvloeroppervlak:

in een detailhandelsvestiging voorkomende hoeveelheid bedrijfsvloeroppervlakte, gemeten in m² op de vloer van de bedrijfsruimte, ten behoeve van de uitstalling ten verkoop, het verkopen of leveren van goederen of het verlenen van aanverwante diensten.

voorgevelrooilijn:

de denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel (i.c. de meest gezichtsbepalende gevel) van het hoofdgebouw wordt getrokken tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen.

volkstuin:

een volkstuin is een particuliere tuin, die niet bij de eigen woning ligt en benut wordt voor de teelt van groenten, fruit, kruiden en siergewassen.

volwaardig agrarisch bedrijf:

bedrijf met de omvang van ten minste één volwaardige arbeidskracht met een daarbij passende arbeidsomvang en een daaruit te verwachten redelijk inkomen.

volwaardig(heid van een) bedrijf:

een bedrijf dat jaarrond een arbeidsbehoefte of -omvang heeft van ten minste één volledige arbeidskracht, met een daarbij passend jaarinkomen, en waarvan het behoud ook op langere termijn in voldoende mate en op duurzame wijze is verzekerd, dat wil zeggen zowel bedrijfseconomisch als milieuhygiënisch.

vormverandering van een bouwvlak:

wijziging van de begrenzing van een bouwvlak zonder dat dit gepaard gaat met een vergroting van de totale oppervlakte.

waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen, die het waterhuishoudkundige belang dienen, zoals watergangen, waterlopen, kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang of waterloop.


waterwingebied:

gebied waar waterwinning plaatsvindt ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening door onttrekking van grondwater.

werk:

een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde.

windmolen:

bouwwerk bedoeld voor het opwekken van elektriciteit door middel van wind(energie).

windvang:

de mate waarin een molen met zijn wieken de wind kan onderscheppen (vangen).

wonen:

het gebruik van een complex van ruimten voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

woning:

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

woonboerderij:

een gebouw met cultuurhistorische waarden en kenmerken dat bestaat uit één (voormalige) agrarische bedrijfswoning met in hetzelfde gebouw opgenomen (voormalige) bedrijfsruimten, waarbij woon- en stalgedeelte van oudsher aan elkaar verbonden zijn (bijvoorbeeld langgevelboerderij of kortgevelboerderij), danwel na herstel wederom de ruimtelijke kenmerken hiervan heeft.

wooneenheid:

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, dat zich bevindt in een bouwmassa met meerdere wooneenheden.

zoekgebied voor ecologische verbindingszone (evz):

gebied waarbinnen een ecologische verbindingszone is of wordt gerealiseerd.

zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen:

gebied naast een waterloop waar maatregelen op het gebied van morfologie en inrichting nodig zijn om de doelstellingen uit het Provinciaal Waterplan 2010-2015 op het gebied van de ecologische kwaliteit van oppervlaktewateren te behalen.

zorgboerderij:

de opvang van mensen met een zorgvraag hetzij als niet-agrarische neventak, hetzij als vervolgfunctie op een agrarisch bouwperceel, waarbij het meewerken in het agrarisch bedrijf of bij het kleinschalig houden van dieren een wezenlijk onderdeel is van resocialisatie of therapie. Huisvesting mag enkel plaatsvinden in een afhankelijke woonruimte, niet bedoeld voor de permanente huisvesting van een huishouden.


zorgvoorziening:

een voorziening ten behoeve van de welzijnszorg, in casu de verzorging/verpleging van mensen op het fysieke, psychische en/of sociale vlak in het kader van de verbetering van hun welzijn, met uitzondering van mantelzorg. Onder zorgvoorzieningen worden zorgboerderijen, kinderboerderijen en educatieve voorzieningen verstaan.

zorgvuldige veehouderij

veehouderij die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Algemeen

afstand tot de weg:

de afstand van bebouwing en de as van de weg;

afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.

bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.

bebouwingspercentage:

het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.

breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van scheidingsmuren;

bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

de hoogte van een windmolen:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

peil:

aansluitend afgewerkt terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven.

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 0,5 m bedraagt.

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. agrarisch gebruik, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;

  2. (vollegronds)teeltbedrijven, met dien verstande dat uitsluitend ter plaatse van de aanduiding:

  1. 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij' een veehouderij is toegestaan, met dien verstande dat uitsluitend de diersoorten zoals opgenomen in de tabel 'Diersoorten veehouderijen' in bijlage 5 bedrijfsmatig mogen worden gehouden;

  2. ‘specifieke vorm van agrarisch – overig agrarisch bedrijf’ overige agrarische bedrijven zijn toegestaan;

  3. 'paardenhouderij' paardenhouderijen zijn toegestaan;

waarbij niet meer dan één agrarisch bedrijf aanwezig mag zijn per bouwvlak;

c bestaande bedrijfswoningen en bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ en/of ‘maximum aantal wooneenheden’, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’ geen bedrijfswoning is toegestaan;

  1. bestaande bedrijfswoningen, met dien verstande dat:

  1. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’ geen bedrijfswoning is toegestaan;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ het aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan is aangegeven;

  1. aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven;

  2. tevens een agrarisch loonbedrijf ter plaatse van de aanduiding ‘agrarisch loonbedrijf’;

  3. tevens dagrecreatieve voorziening met ondergeschikte horeca ter plaatse van de aanduiding ‘dagrecreatie’;

  4. groenvoorzieningen in de vorm van erfbeplanting en landschappelijke inpassing specifiek ter plaatse van de aanduiding ‘groen’;

  5. tevens een hoveniersbedrijf ter plaatse van de aanduiding ‘hovenier’;

  6. tevens een kleinschalig kampeerterrein ter plaatse van de aanduiding ‘kampeerterrein’/ ‘overige zone - kleinschalig kampeerterrein’;

  7. tevens statische (binnen)opslag ter plaatse van de aanduiding ‘opslag’;

  8. tevens een agrarisch bedrijfsgebouw uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarisch bedrijfsgebouw 1' en 'specifieke vorm van agrarisch - agrarisch bedrijfsgebouw 2';

  9. tevens een agrarisch loonbedrijf met agrarische groothandel ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – agrarisch loonbedrijf en groothandel’;

  10. tevens een agrarisch - technisch hulpbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarisch-technisch hulpbedrijf';

  11. tevens ondergeschikte detailhandel ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – ondergeschikte detailhandel’;

  12. tevens een paardenbak ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch– paardenbak’;

  13. tevens productiegebonden detailhandel ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - productiegebonden detailhandel’;

  14. tevens een schuilhut ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch– schuilhut;

  15. tevens een timmerwerkplaats ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – timmerwerkplaats’;

  16. tevens een veldschuur ter plaatse van de aanduidingen ‘specifieke vorm van agrarisch – veldschuur 1' en ‘specifieke vorm van agrarisch – veldschuur 2';

  17. tevens een werktuigloods ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch– werktuigloods’;

  18. groenvoorzieningen in de vorm van erfbeplanting;

  19. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  20. water, waterhuishoudkundige en nutsvoorzieningen;

  21. extensief recreatief medegebruik;

  22. een (zoekgebied voor een) ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’/ ‘overige zone - zoekgebied ecologische verbindingszone’;

  23. een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’/ ‘overige zone - zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’;

  24. behoud van aanwezige cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en monumenten ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’.

3.2 Bouwregels

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

3.7 Wijzigingsbevoegdheden

Artikel 4 Agrarisch – Paardenhouderij

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch – Paardenhouderij’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. gebruiksgerichte paardenhouderijen met bijbehorende voorzieningen met dien verstande dat uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij' een veehouderij is toegestaan, met dien verstande dat uitsluitend de diersoorten zoals opgenomen in de tabel 'Diersoorten veehouderijen' in bijlage 5 bedrijfsmatig mogen worden gehouden;

  2. tevens een kleinschalige grondgebonden veehouderij ter plaatse van de aanduiding ‘grondgebonden veehouderij’;

  3. tevens statische (binnen)opslag ter plaatse van de aanduiding ‘opslag’;

  4. tevens een aardappel- en groentenhandel ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch –aardappel- en groentenhandel’;

  5. bestaande bedrijfswoningen;

  6. wonen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – burgerwonen’;

  7. aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven;

  8. groenvoorzieningen in de vorm van erfbeplanting;

  9. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  10. water, waterhuishoudkundige en nutsvoorzieningen;

  11. extensief recreatief medegebruik;

  12. behoud, herstel en bescherming van aanwezige cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en monumenten ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’.

4.2 Bouwregels

4.3 Afwijken van de bouwregels

4.4 Specifieke gebruiksregels

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

4.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 5 Agrarisch Met Waarden – Landschapswaarden - 1

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden – 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. agrarisch gebruik, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;

  2. (vollegronds)teeltbedrijven, met dien verstande dat uitsluitend ter plaatse van de aanduiding:

  1. 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij' een veehouderij is toegestaan, met dien verstande dat uitsluitend de diersoorten zoals opgenomen in de tabel 'Diersoorten veehouderijen' in bijlage 5 bedrijfsmatig mogen worden gehouden;

  2. ‘specifieke vorm van agrarisch – overig agrarisch bedrijf’ overige agrarische bedrijven zijn toegestaan;

  3. 'paardenhouderij' paardenhouderijen zijn toegestaan;

waarbij niet meer dan één agrarisch bedrijf aanwezig mag zijn per bouwvlak;

  1. bestaande bedrijfswoningen;

  2. aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven;

  3. tevens dagrecreatieve voorzieningen ter plaatse van de aanduiding ‘dagrecreatie’;

  4. tevens een kampeerboerderij ter plaatse van de aanduiding ‘kampeerboerderij’;

  5. tevens een kleinschalig kampeerterrein ter plaatse van de aanduiding ‘kampeerterrein’/ ‘overige zone - kleinschalig kampeerterrein’;

  6. tevens een detailhandel in groenten en fruit en aanverwante artikelen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - detailhandel in groenten en fruit en aanverwante artikelen’;

  7. tevens productiegebonden detailhandel ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - productiegebonden detailhandel’;

  8. tevens een veldschuur ter plaatse van de aanduidingen ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – veldschuur’, ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – veldschuur -1';

  9. groenvoorzieningen in de vorm van erfbeplanting en landschappelijke inpassing specifiek ter plaatse van de aanduiding ‘groen’;

  10. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  11. water, waterhuishoudkundige en nutsvoorzieningen;

  12. extensief recreatief medegebruik.

  13. een (zoekgebied voor een) ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’/ ‘overige zone - zoekgebied ecologische verbindingszone’;

  14. een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’/ ‘overige zone - zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’;

  15. behoud, herstel en bescherming van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en monumenten ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’;

  16. behoud, herstel en ontwikkeling van de landschapswaarden in het algemeen en in het bijzonder voor:

  1. het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden ter plaatse van de aanduiding ‘groenblauwe mantel’/ ‘overige zone - groenblauwe mantel’;

  2. cultuurhistorisch waardevolle akkers, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – cultuurhistorisch waardevolle akker’;

  3. cultuurhistorische waardevolle gebieden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – cultuurhistorisch waardevol gebied’.

5.2 Bouwregels

5.3 Afwijken van de bouwregels

5.4 Specifieke gebruiksregels

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.7 Wijzigingsbevoegdheden

Artikel 6 Agrarisch Met Waarden – Landschapswaarden - 2

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden – 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. agrarisch gebruik, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;

  2. (vollegronds)teeltbedrijven, met dien verstande dat uitsluitend ter plaatse van de aanduiding:

  1. 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij' een veehouderij is toegestaan, met dien verstande dat uitsluitend de diersoorten zoals opgenomen in de tabel 'Diersoorten veehouderijen' in bijlage 5 bedrijfsmatig mogen worden gehouden;

  2. ‘specifieke vorm van agrarisch – overig agrarisch bedrijf’ overige agrarische bedrijven zijn toegestaan;

  3. 'paardenhouderij' paardenhouderijen zijn toegestaan;

waarbij niet meer dan één agrarisch bedrijf aanwezig mag zijn per bouwvlak;

  1. bestaande bedrijfswoningen;

  2. aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven;

  3. tevens een boerenterras met kleinschalige horeca ter plaatse van de aanduiding ‘horeca’;

  4. tevens een kleinschalig kampeerterrein met maximaal 25 standplaatsen ter plaatse van de aanduiding ‘kampeerterrein’/ ‘overige zone - kleinschalig kampeerterrein’;

  5. tevens een landschapscamping ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – landschapscamping’;

  6. tevens een zorgboerderij ter plaatse van de aanduiding ‘zorgboerderij’;

  7. groenvoorzieningen in de vorm van erfbeplanting;

  8. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  9. water, waterhuishoudkundige en nutsvoorzieningen;

  10. extensief recreatief medegebruik;

  11. een (zoekgebied voor een) ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’/ ‘overige zone - zoekgebied ecologische verbindingszone’;

  12. een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’/ ‘overige zone - zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’;

  13. behoud, herstel en bescherming van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en monumenten ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’;

  14. behoud, herstel en ontwikkeling van de landschapswaarden in het algemeen en in het bijzonder voor:

  1. het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden ter plaatse van de aanduiding ‘groenblauwe mantel’/ ‘overige zone - groenblauwe mantel’;

  2. cultuurhistorisch waardevolle akkers, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – cultuurhistorisch waardevolle akker’;

  3. cultuurhistorische waardevolle gebieden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – cultuurhistorisch waardevol gebied’;

  4. landschapsontwikkelingsgebied ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – landschapsontwikkelingsgebied’.

6.2 Bouwregels

6.3 Afwijken van de bouwregels

6.4 Specifieke gebruiksregels

6.5 Afwijken van de gebruiksregels

6.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

6.7 Wijzigingsbevoegdheden

Artikel 7 Agrarisch Met Waarden – Natuur- En Landschapswaarden - 1

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch met waarden – Natuur- en Landschapswaarden – 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. agrarisch gebruik, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;

  2. (vollegronds)teeltbedrijven, met dien verstande dat uitsluitend ter plaatse van de aanduiding:

  1. 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij' een veehouderij is toegestaan, met dien verstande dat uitsluitend de diersoorten zoals opgenomen in de tabel 'Diersoorten veehouderijen' in bijlage 5 bedrijfsmatig mogen worden gehouden;

  2. ‘specifieke vorm van agrarisch – overig agrarisch bedrijf’ overige agrarische bedrijven zijn toegestaan;

  3. 'paardenhouderij' paardenhouderijen zijn toegestaan;

waarbij niet meer dan één agrarisch bedrijf aanwezig mag zijn per bouwvlak;

  1. bestaande bedrijfswoningen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’ geen bedrijfswoning is toegestaan;

  2. aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven;

  3. tevens een agrarisch loonbedrijf ter plaatse van de aanduiding ‘agrarisch loonbedrijf’;

  4. tevens een caravanstalling ter plaatse van de aanduiding ‘caravanstalling’;

  5. tevens een dagrecreatieve voorziening ter plaatse van de aanduiding ‘dagrecreatie’;

  6. tevens een kampeerboerderij ter plaatse van de aanduiding ‘kampeerboerderij’;

  7. tevens een kleinschalig kampeerterrein ter plaatse van de aanduiding ‘kampeerterrein’/ ‘overige zone - kleinschalig kampeerterrein’;

  8. tevens statische (binnen)opslag ter plaatse van de aanduiding ‘opslag’;

  9. tevens een kapelletje ter plaatse van de aanduiding ‘religie’;

  10. tevens een eierhandel ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - eierhandel’;

  11. tevens een metaalbewerkingsbedrijf ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – metaalbewerkingsbedrijf’;

  12. tevens een paardenstal ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenstal';

  13. uitsluitend een mestsilo ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - mestsilo';

  14. tevens een retentievoorziening ten behoeve van waterberging ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – retentievoorziening waterberging’;

  15. tevens een schuilhut ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – schuilhut’;

  16. tevens een sleufsilo ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – sleufsilo’;

  17. groenvoorzieningen in de vorm van erfbeplanting en landschappelijke inpassing specifiek ter plaatse van de aanduiding ‘groen’;

  18. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  19. water, waterhuishoudkundige en nutsvoorzieningen;

  20. extensief recreatief medegebruik;

  21. een (zoekgebied voor een) ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’/ ‘overige zone - zoekgebied ecologische verbindingszone’;

  22. een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’/ ‘overige zone - zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’;

  23. behoud, herstel en bescherming van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en monumenten ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’;

  24. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de landschapswaarden in het algemeen en in het bijzonder voor:

  1. het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden ter plaatse van de aanduiding ‘groenblauwe mantel’/ ‘overige zone - groenblauwe mantel’;

  2. cultuurhistorisch waardevolle akkers, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – cultuurhistorisch waardevolle akker’;

  3. cultuurhistorische waardevolle gebieden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – cultuurhistorisch waardevol gebied’.

  1. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de natuurwaarden in het algemeen en in het bijzonder voor:

  1. kwetsbare soorten ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – kwetsbare soorten’;

  2. natuurontwikkelingsgebieden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – natuurontwikkelingsgebied’;

  3. struweelvogels ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – struweelvogels’.

7.2 Bouwregels

7.3 Afwijken van de bouwregels

7.4 Specifieke gebruiksregels

7.5 Afwijken van de gebruiksregels

7.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

7.7 Wijzigingsbevoegdheden

Artikel 8 Agrarisch Met Waarden – Natuur- En Landschapswaarden – 2

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch met waarden – Natuur- en Landschapswaarden -2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. agrarisch gebruik, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;

  2. (vollegronds)teeltbedrijven, met dien verstande dat uitsluitend ter plaatse van de aanduiding:

  1. 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij' een veehouderij is toegestaan, met dien verstande dat uitsluitend de diersoorten zoals opgenomen in de tabel 'Diersoorten veehouderijen' in bijlage 5 bedrijfsmatig mogen worden gehouden;

  2. ‘specifieke vorm van agrarisch – overig agrarisch bedrijf’ overige agrarische bedrijven zijn toegestaan;

  3. 'paardenhouderij' paardenhouderijen zijn toegestaan;

waarbij niet meer dan één agrarisch bedrijf aanwezig mag zijn per bouwvlak;

  1. bestaande bedrijfswoningen;

  2. aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven;

  3. tevens een containerveld uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – containerveld’;

  4. tevens een paardenbak ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – paardenbak’;

  5. tevens een schuilhut ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – schuilhut’;

  6. tevens een veldschuur ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – veldschuur’;

  7. groenvoorzieningen in de vorm van erfbeplanting;

  8. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  9. water, waterhuishoudkundige en nutsvoorzieningen;

  10. extensief recreatief medegebruik;

  11. een (zoekgebied voor een) ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’/ ‘overige zone - zoekgebied ecologische verbindingszone’;

  12. een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’/ ‘overige zone - zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’;

  13. behoud, herstel en bescherming van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en monumenten ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’;

  14. behoud, herstel en ontwikkeling van de landschapswaarden in het algemeen en in het bijzonder voor:

  1. het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden ter plaatse van de aanduiding ‘groenblauwe mantel’/ ‘overige zone - groenblauwe mantel’;

  2. cultuurhistorisch waardevolle akkers, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – cultuurhistorisch waardevolle akker’;

  3. cultuurhistorische waardevolle gebieden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – cultuurhistorisch waardevol gebied’;

  1. behoud, herstel en ontwikkeling van natuurwaarden.

8.2 Bouwregels

8.3 Afwijken van de bouwregels

8.4 Specifieke gebruiksregels

8.5 Afwijken van de gebruiksregels

8.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

8.7 Wijzigingsbevoegdheden

Artikel 9 Bedrijf

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven met bijbehorende voorzieningen, zoals opgenomen in de ‘Tabel Bedrijven’;

  2. bedrijfswoningen zoals aangegeven in de ‘Tabel bedrijven’;

  3. aan-huis-verbonden bedrijven of beroepen;

  4. groenvoorzieningen in de vorm van erfbeplanting en landschappelijke inpassing specifiek ter plaatse van de aanduiding ‘groen’;

  5. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  6. water, waterhuishoudkundige en nutsvoorzieningen;

  7. nutsvoorzieningen.

9.2 Bouwregels

9.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 9.2.1 onder c voor het bouwen van gebouwen op een afstand minder dan 18 m tot de as van de weg mits hierdoor het stedenbouwkundig/ruimtelijk beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;

  2. lid 9.2.1 onder d voor het bouwen binnen 5 m van de zijdelingse en/of achterste perceelgrens mits hierdoor het stedenbouwkundig/ruimtelijk beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;

  1. lid 9.2.2 onder a en b voor het bouwen van bedrijfsgebouwen met een hogere goothoogte tot maximaal 7,5 m en/of een hogere bouwhoogte tot maximaal 15 m, indien dit noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering, en mits hierdoor het stedenbouwkundig/ruimtelijk beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;

  2. lid 9.2.3 onder e voor het vergroten van de oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen naar maximaal 150 m² per woning of wooneenheid indien er sprake is van een goede landschappelijke inpassing;

  3. lid 9.2.3 onder e voor het vergroten van de oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen naar maximaal 170 m² per woning of wooneenheid waarbij dient te worden voldaan aan de Afstemmingsnotitie Landschapsinvesteringsregeling De Kempen d.d. augustus 2012 (bijlage 3);

  4. lid 9.2.3 onder k voor het bouwen van een bijgebouw en/of overkapping op een afstand van meer dan 20 m van de bedrijfswoning indien dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel;

  5. lid 9.2.4 onder a voor het bouwen van terreinafscheidingen met een bouwhoogte van maximaal 2 m vóór de voorgevelrooilijn, mits hierdoor het stedenbouwkundig/ruimtelijk beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;

  6. lid 9.2.4 onder b voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde met een hogere bouwhoogte tot 6 m mits hierdoor het stedenbouwkundig/ruimtelijk beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;

  7. lid 9.2.4 onder b voor het bouwen van kleine windmolens, ten behoeve van de opwekking van duurzame energie, waarbij dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m.

  2. De kleine windmolens mogen uitsluitend binnen het bestemmingsvlak worden gebouwd.

  3. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

9.4 Specifieke gebruiksregels

9.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

9.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 10 Bos

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bos’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. behoud, herstel en/of ontwikkeling van het bos en bosgroeiplaats;

  2. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de landschappelijke waarden, ecologische en natuurwaarden;

  3. een militaire begraafplaats ter plaatse van de aanduiding ‘begraafplaats’;

  4. een recreatiewoning ter plaatse van de aanduiding ‘recreatiewoning’;

  5. een kapelletje ter plaatse van de aanduiding ‘religie’;

  6. een hondensportterrein ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bos - hondensportterrein';

  7. een natuurkampeerterrein met maximaal 18 plaatsen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bos – natuurkampeerterrein’;

  8. een observatiehut ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bos - observatiehut’;

  9. een kleinschalige zorgvoorziening ten behoeve van dagbesteding in de vorm van een werkschuur ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bos – werkschuur;

  10. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  11. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  12. extensief recreatief medegebruik.

10.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en bouwwerken worden gebouwd, behoudens:

  1. eenvoudige voorzieningen in de vorm van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor extensief recreatief medegebruik, zoals informatieborden, picknickplekken, banken en afvalbakken, mits de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m;

  2. gebouwen en bouwwerken ten behoeve van een militaire begraafplaats ter plaatse van de aanduiding ‘begraafplaats’, waarvan:

  1. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;

  2. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 10 m²;

  1. één recreatiewoning ter plaatse van de aanduiding ‘recreatiewoning’, waarvan:

  1. de inhoud en de oppervlakte van de recreatiewoning niet mag worden vergroot;

  2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4,5 m;

  3. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum oppervlakte (m²)’;

  4. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens niet minder mag bedragen dan 3 m;

  5. ondergronds bouwen niet is toegestaan;

  1. een kapelletje ter plaatse van de aanduiding ‘religie’, waarvan:

  1. De bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m.

  2. De oppervlakte niet meer mag bedragen dan 15 m².

  1. gebouwen en bouwwerken ten behoeve van voorzieningen ten behoeve van het hondensportterrein ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bos – gebouw ten behoeve van hondensport’, waarvan:

  1. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;

  2. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 67 m²;

  1. gebouwen en bouwwerken ten behoeve van voorzieningen ten behoeve van het natuurkampeerterrein ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bos – natuurkampeerterrein’, waarvan:

  1. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 6 m;

  2. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m²;

  1. gebouwen en bouwwerken ten behoeve van een observatiehut ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bos - observatiehut’, waarvan:

  1. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4,5 m;

  2. de diameter niet meer mag bedragen dan 5 m.

  1. een werkschuur ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bos – werkschuur, waarvan:

  1. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5,8 m;

  2. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 175 m².

10.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 10.2 voor:

  1. het bouwen van een bouwwerk geen gebouw zijnde ten behoeve van het natuurbeheer, mits:

  1. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 4 m;

  2. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 10 m²;

  3. het bouwwerk noodzakelijk is in het kader van bos- en natuurbeheer;

  4. het bouwwerk wordt gesitueerd binnen minimaal 2,5 ha aaneengesloten bos- en/of natuurgebied.

  1. het bouwen van brandtorens, mits de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 15 m.

10.4 Specifieke gebruiksregels

Ter plaatse van de aanduiding ‘recreatiewoning’ is permanente bewoning niet toegestaan.

10.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 11 Bos – Woonbos

11.1 Bestemmingsomschrijving

De als ‘Bos - Woonbos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. behoud, herstel en/of ontwikkeling van het bos en bosgroeiplaats;

  2. behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke waarden en natuurwaarden;

  3. wonen;

  4. aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven;

  5. tuinen, erven en verharding;

  6. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  7. water, waterhuishoudkundige en nutsvoorzieningen;

  8. extensief recreatief medegebruik.

11.2 Bouwregels

11.3 Specifieke gebruiksregels

11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 12 Horeca

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Horeca’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. horecavoorzieningen zoals opgenomen in de 'Tabel Horeca’;

  2. bedrijfswoningen zoals aangegeven in de ‘Tabel Horeca’;

  3. aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven;

  4. terras, tuinen en erven;

  5. speelvoorzieningen;

  6. groenvoorzieningen in de vorm van erfbeplanting;

  7. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  8. water, waterhuishoudkundige en nutsvoorzieningen.

12.2 Bouwregels

12.3 Afwijken van de bouwregels

12.4 Specifieke gebruiksregels

Binnen deze bestemming is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de bedrijfswoning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing van de bedrijfswoning en/of bijgebouwen tot een maximum van 75 m².

  2. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.

  3. Er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd detailhandel in beperkte, ondergeschikte mate, in direct verband met de uitoefening van aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteit.

  4. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner(s).

12.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 13 Maatschappelijk

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. maatschappelijke voorzieningen zoals aangegeven in de 'Tabel Maatschappelijk';

  2. terras, tuinen, erven en terreinen;

  3. groenvoorzieningen in de vorm van erfbeplanting;

  4. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  5. water, waterhuishoudkundige en nutsvoorzieningen;

  6. behoud, herstel en/of ontwikkeling van ecologische waarden, natuurwaarden en/of landschappelijke waarden.

13.2 Bouwregels

13.3 Afwijken van de bouwregels

Artikel 14 Natuur

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Natuur’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de natuurwaarden en ecologische waarden;

  2. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de landschappelijke waarden;

  3. een kleiduivenschietterrein ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - kleiduivenschietterrein';

  4. een werktuigloods ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van natuur – werktuigloods’;

  5. zend- en ontvanginstallaties ter plaatse van de aanduiding ‘zend- en ontvanginstallatie;

  6. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  7. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  8. extensief recreatief medegebruik.

14.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en bouwwerken worden gebouwd, behoudens:

  1. eenvoudige voorzieningen in de vorm van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor extensief recreatief medegebruik, zoals informatieborden, picknickplekken, banken en afvalbakken en/of waterhuishoudkundige voorzieningen, mits de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m;

  2. een werktuigloods ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van natuur – werktuigloods’, waarvan:

  1. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;

  2. de oppervlakte niet maar mag bedragen dan 275 m²;

  1. 5 kleiduivenwerpmachines ten behoeve van een kleiduivenschietterrein ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - kleiduivenschietterrein', waarvan:

  1. maximaal 1 voorziening een oppervlakte van 6 m² en een maximaele hoogte van 4,25 m heeft;

  2. maximaal 1 voorziening een oppervlakte van 4,75 m² en een maximaele hoogte van 2,25 m heeft;

  3. maximaal 1 voorziening een oppervlakte van 4 m² en een maximaele hoogte van 2,25 m heeft;

  4. maximaal 2 voorzieningen een oppervlakte van 2,25 m² en een maximaele hoogte van 1,75 m hebben;

  1. een ondergrondse container ten behoeve van een kleiduivenschietterrein ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - kleiduivenschietterrein', waarvan de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 15 m²;

  2. zend- en ontvanginstallaties ter plaatse van de aanduiding ‘zend – ontvanginstallatie’ waarbij:

  1. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 40 m;

  2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,5 m;

  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan 6 m.

14.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 14.2 voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van het natuurbeheer, mits:

  1. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 4 m;

  2. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 10 m²;

  3. het bouwwerk noodzakelijk is in het kader van bos- en natuurbeheer;

  4. het bouwwerk wordt gesitueerd binnen minimaal 2,5 ha aaneengesloten bos- en/of natuurgebied.

14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 15 Recreatie

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Recreatie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. recreatieve voorzieningen zoals opgenomen in de ‘Tabel Recreatie’;

  2. aan de in a genoemde voorzieningen ondergeschikte horeca, zoals opgenomen in de 'Tabel Recreatie’ met een maximale oppervlakte van 100 m², tenzij anders aangegeven in deze tabel;

  3. bedrijfswoningen zoals opgenomen in de ‘Tabel Recreatie’;

  4. aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven;

  5. tevens een speelveld ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie - speelveld’;

  6. speelvoorzieningen;

  7. groenvoorzieningen in de vorm van erfbeplanting;

  8. terras, tuinen en erven;

  9. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  10. water, waterhuishoudkundige en nutsvoorzieningen;

  11. behoud, herstel en/of ontwikkeling van ecologische waarden, natuurwaarden en/of landschappelijke waarden.

15.2 Bouwregels

15.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 15.2.1 onder d voor het bouwen op een kortere afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mits hierdoor het stedenbouwkundig/ruimtelijk beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;

  2. lid 15.2.2 onder a en b voor het bouwen van bedrijfsgebouwen met een hogere goothoogte tot maximaal 7,5 m en/of een hogere bouwhoogte tot maximaal 10 m, indien dit noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering, en mits hierdoor het stedenbouwkundig/ruimtelijk beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;

  3. lid 15.2.3 onder e voor het vergroten van de oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen naar maximaal 150 m² per woning of wooneenheid indien er sprake is van een goede landschappelijke inpassing;

  4. lid 15.2.3 onder e voor het vergroten van de oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen naar maximaal 170 m² per woning of wooneenheid waarbij dient te worden voldaan aan de Afstemmingsnotitie Landschapsinvesteringsregeling De Kempen d.d. augustus 2012 (bijlage 3);

  5. lid 15.2.3 onder k voor het bouwen van een bijgebouw of overkapping op een afstand van meer dan 20 m van de bedrijfswoning indien dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel;

  6. lid 15.2.4 onder a voor het bouwen van terreinafscheidingen met een hoogte van maximaal 2 m vóór de voorgevelrooilijn, mits hierdoor het stedenbouwkundig/ruimtelijk beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;

  7. lid 15.2.4 onder b voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde met een hogere bouwhoogte tot 6 m mits hierdoor het stedenbouwkundig/ruimtelijk beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;

  8. lid 15.2.4 onder b voor het bouwen van kleine windmolens, ten behoeve van de opwekking van duurzame energie, waarbij dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m.

  2. De kleine windmolens mogen uitsluitend binnen het bestemmingsvlak worden gebouwd.

  3. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

15.4 Specifieke gebruiksregels

Binnen deze bestemming is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de bedrijfswoning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing van de bedrijfswoning en/of bijgebouwen tot een maximum van 75 m².

  2. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.

  3. Er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd detailhandel in beperkte, ondergeschikte mate, in direct verband met de uitoefening van aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten.

  4. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner(s).

15.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

15.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 16 Sport

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Sport’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. sportvoorzieningen zoals aangegeven in de 'Tabel Sport’;

  2. aan de in a genoemde ondergeschikte horeca, zoals aangegeven in de 'Tabel Sport’;

  3. bedrijfswoningen zoals aangegeven in de ‘Tabel Sport’;

  4. aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven;

  5. een zend- en ontvanginstallatie ter plaatse van de aanduiding ‘zend –en ontvanginstallatie’

  6. terras, tuinen, erven en terreinen;

  7. groenvoorzieningen in de vorm van erfbeplanting;

  8. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  9. water, waterhuishoudkundige en nutsvoorzieningen;

  10. een parkeerterrein ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';

  11. behoud, herstel en/of ontwikkeling van ecologische waarden, natuurwaarden en/of landschappelijke waarden.

16.2 Bouwregels

16.3 Afwijken van de bouwregels

16.4 Specifieke gebruiksregels

16.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 17 Verkeer

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. voorzieningen voor verkeer en verblijf, waaronder (on) verharde wegen, bermen, paden en parkeervoorzieningen;

  2. groenvoorzieningen, zoals wegbeplanting;

  3. water, waterhuishoudkundige en nutsvoorzieningen.

17.2 Bouwregels

Artikel 18 Water

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen, stuwen en voorzieningen voor waterkering;

  2. bescherming, instandhouding en ontwikkeling van de ecologische waarden ter plaatse van de aanduiding ‘natuur’;

  3. de instandhouding en herstel van een watermolen en bijbehorende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - waterrad';

  4. kanosport en bijbehorende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - kanosport';

  5. een corridor ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - corridor';

  6. bescherming en instandhouding van de oevers en oeverbeplanting;

  7. voorzieningen voor verkeer en verblijf zoals bruggen, steigers en duikers;

  8. groenvoorzieningen;

  9. extensief recreatief medegebruik.

18.2 Bouwregels

18.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 19 Wonen

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen;

  2. wonen in een woonboerderij ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – woonboerderij’;

  3. Vervallen.

  4. tevens een bed & breakfast ter plaatse van de aanduiding ‘bed & breakfast’;

  5. een kleinschalig kampeerterrein ter plaatse van de aanduiding ‘kampeerterrein’/ ‘overige zone - kleinschalig kampeerterrein’;

  6. een kantoor ter plaatse van de aanduiding ‘kantoor’;

  7. een architectenbureau ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - architectenbureau’;

  8. een expositie- en cursusruimte ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen - expositie- en cursusruimte’;

  9. maximaal 2 plattelandskamers ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – plattelandskamers’;

  10. paardenboxen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - landschappelijke inpassing 19.4';

  11. aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven;

  12. erven, tuinen en groenvoorzieningen in de vorm van erfbeplanting;

  13. voorzieningen voor verkeer en verblijf;

  14. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  15. water, waterhuishoudkundige en nutsvoorzieningen;

  16. behoud van aanwezige cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en monumenten ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’;

  17. behoud, herstel en/of ontwikkeling van ecologische waarden, natuurwaarden en/of landschappelijke waarden.

19.2 Bouwregels

19.3 Afwijken van de bouwregels

19.4 Specifieke gebruiksregels

19.5 Afwijken van de gebruiksregels

19.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

19.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 20 Leiding

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Leiding’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  1. de aanleg, instandhouding en/of bescherming van een:

  1. ondergrondse brandstofleiding ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding -brandstof’;

  2. gasleiding ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding - gas’;

  3. rioolwatertransportleiding ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding - riool’;

  4. leiding voor vervoer van vloeibare koolwaterstoffen ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding - koolwaterstoffen’;

  5. waterleiding ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding - water’;

  1. groenvoorzieningen.

20.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen grond uitsluitend worden gebouwd:

  1. bouwwerken voor de aanleg en instandhouding van de in 20.1 genoemde leidingen tot een maximale bouwhoogte van 1,5 m en een oppervlakte van niet meer dan 50 m².

  2. de bouw van kwetsbare objecten in de zone rondom de leidingen ter plaatse vand e aanduiding ‘hartlijn leiding -brandstof’, 'hartlijn leiding - gas’ en/ of ‘hartlijn leiding - koolwaterstoffen’ is niet toegestaan.

20.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 20.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De veilige ligging en de continuïteit van de energie- of watervoorziening dienen te zijn gewaarborgd.

  2. Het bevoegd gezag dient schriftelijk advies te hebben ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

20.4 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding – brandstof’ te gebruiken voor het aanleggen van een tijdelijk evenemententerrein.

20.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 21 Waarde – Archeologische Monumenten

Vervallen.

Artikel 22 Waarde – Archeologische Verwachtingswaarden

Vervallen.

Artikel 23 Waarde - Archeologie 1

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde – Archeologie 1’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van een archeologisch monument.

Artikel 24 Waarde – Archeologie 2

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde – Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond verwachte archeologische waarden.

24.2 Bouwregels

  1. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m² en een diepte van meer dan 0,3 m onder maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.

  2. In afwijking van het bepaalde onder a is geen rapportage vereist in geval van herbouw op dezelfde locatie.

  3. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.

  2. De verplichting tot het doen van opgravingen.

  3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

  1. Indien uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de onder b genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.

  2. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.

  3. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wint zij schriftelijk advies in bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

24.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

24.4 Wijzigingsbevoegdheid

  1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig wijzigen dat een bestemmingsvlak:

  1. naar ligging wordt verschoven;

  2. naar omvang wordt vergroot of verkleind;

  3. wordt verwijderd;

  4. van bestemming wijzigt door de oppervlaktes en de dieptes, vanaf wanneer de bepalingen van toepassing zijn, aan te passen;

  5. voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

  1. Alvorens de wijzigingen als bedoeld onder a worden uitgevoerd, wordt archeologisch advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

Artikel 25 Waarde – Archeologie 3

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde – Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond verwachte archeologische waarden.

25.2 Bouwregels

  1. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken met een oppervlakte groter dan 250 m² en een diepte van meer dan 0,3 m onder maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.

  2. In afwijking van het bepaalde onder a is geen rapportage vereist in geval van herbouw op dezelfde locatie.

  3. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.

  2. De verplichting tot het doen van opgravingen.

  3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

  1. Indien uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de onder b genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.

  2. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.

  3. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wint zij schriftelijk advies in bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

25.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

25.4 Wijzigingsbevoegdheid

  1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig wijzigen dat een bestemmingsvlak:

  1. naar ligging wordt verschoven;

  2. naar omvang wordt vergroot of verkleind;

  3. wordt verwijderd;

  4. van bestemming wijzigt door de oppervlaktes en de dieptes, vanaf wanneer de bepalingen van toepassing zijn, aan te passen;

  5. voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

  1. Alvorens de wijzigingen als bedoeld onder a worden uitgevoerd, wordt archeologisch advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

Artikel 26 Waarde – Archeologie 4.1

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde – Archeologie 4.1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond verwachte archeologische waarden.

26.2 Bouwregels

  1. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken met een oppervlakte groter dan 500 m² en een diepte van meer dan 0,3 m onder maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.

  2. In afwijking van het bepaalde onder a is geen rapportage vereist in geval van herbouw op dezelfde locatie.

  3. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.

  2. De verplichting tot het doen van opgravingen.

  3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

  1. Indien uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de onder b genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.

  2. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.

  3. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wint zij schriftelijk advies in bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

26.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

26.4 Wijzigingsbevoegdheid

  1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig wijzigen dat een bestemmingsvlak:

  1. naar ligging wordt verschoven;

  2. naar omvang wordt vergroot of verkleind;

  3. wordt verwijderd;

  4. van bestemming wijzigt door de oppervlaktes en de dieptes, vanaf wanneer de bepalingen van toepassing zijn, aan te passen;

  5. voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

  1. Alvorens de wijzigingen als bedoeld onder a worden uitgevoerd, wordt archeologisch advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

Artikel 27 Waarde – Archeologie 4.2

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde – Archeologie 4.2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond verwachte archeologische waarden.

27.2 Bouwregels

  1. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken met een oppervlakte groter dan 500 m² en een diepte van meer dan 0,5 m onder maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.

  2. In afwijking van het bepaalde onder a is geen rapportage vereist in geval van herbouw op dezelfde locatie.

  3. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.

  2. De verplichting tot het doen van opgravingen.

  3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

  1. Indien uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de onder b genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.

  2. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.

  3. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wint zij schriftelijk advies in bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

27.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

27.4 Wijzigingsbevoegdheid

  1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig wijzigen dat een bestemmingsvlak:

  1. naar ligging wordt verschoven;

  2. naar omvang wordt vergroot of verkleind;

  3. wordt verwijderd;

  4. van bestemming wijzigt door de oppervlaktes en de dieptes, vanaf wanneer de bepalingen van toepassing zijn, aan te passen;

  5. voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

  1. Alvorens de wijzigingen als bedoeld onder a worden uitgevoerd, wordt archeologisch advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

Artikel 28 Waarde – Archeologie 5.1

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde – Archeologie 5.1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond verwachte archeologische waarden.

28.2 Bouwregels

  1. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken met een oppervlakte groter dan 2.500 m² en een diepte van meer dan 0,3 m onder maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.

  2. In afwijking van het bepaalde onder a is geen rapportage vereist in geval van herbouw op dezelfde locatie.

  3. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.

  2. De verplichting tot het doen van opgravingen.

  3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

  1. Indien uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de onder b genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.

  2. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.

  3. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wint zij schriftelijk advies in bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

28.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

28.4 Wijzigingsbevoegdheid

  1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig wijzigen dat een bestemmingsvlak:

  1. naar ligging wordt verschoven;

  2. naar omvang wordt vergroot of verkleind;

  3. wordt verwijderd;

  4. van bestemming wijzigt door de oppervlaktes en de dieptes, vanaf wanneer de bepalingen van toepassing zijn, aan te passen;

  5. voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

  1. Alvorens de wijzigingen als bedoeld onder a worden uitgevoerd, wordt archeologisch advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

Artikel 29 Waarde – Archeologie 5.2

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde – Archeologie 5.2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond verwachte archeologische waarden.

29.2 Bouwregels

  1. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken met een oppervlakte groter dan 2.500 m² en een diepte van meer dan 0,5 m onder maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.

  2. In afwijking van het bepaalde onder a is geen rapportage vereist in geval van herbouw op dezelfde locatie.

  3. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.

  2. De verplichting tot het doen van opgravingen.

  3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

  1. Indien uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de onder b genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.

  2. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.

  3. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wint zij schriftelijk advies in bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

29.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

29.4 Wijzigingsbevoegdheid

  1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig wijzigen dat een bestemmingsvlak:

  1. naar ligging wordt verschoven;

  2. naar omvang wordt vergroot of verkleind;

  3. wordt verwijderd;

  4. van bestemming wijzigt door de oppervlaktes en de dieptes, vanaf wanneer de bepalingen van toepassing zijn, aan te passen;

  5. voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

  1. Alvorens de wijzigingen als bedoeld onder a worden uitgevoerd, wordt archeologisch advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

Artikel 30 Waarde – Archeologie 6

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde – Archeologie 6' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond verwachte archeologische waarden.

30.2 Bouwregels

  1. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken met een oppervlakte groter dan 25.000 m² en een diepte van meer dan 0,4 m onder maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.

  2. In afwijking van het bepaalde onder a is geen rapportage vereist in geval van herbouw op dezelfde locatie.

  3. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.

  2. De verplichting tot het doen van opgravingen.

  3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

  1. Indien uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de onder b genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.

  2. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.

  3. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wint zij schriftelijk advies in bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

30.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

30.4 Wijzigingsbevoegdheid

  1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig wijzigen dat een bestemmingsvlak:

  1. naar ligging wordt verschoven;

  2. naar omvang wordt vergroot of verkleind;

  3. wordt verwijderd;

  4. van bestemming wijzigt door de oppervlaktes en de dieptes, vanaf wanneer de bepalingen van toepassing zijn, aan te passen;

  5. voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

  1. Alvorens de wijzigingen als bedoeld onder a worden uitgevoerd, wordt archeologisch advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

Artikel 31 Waterstaat – Attentiegebied Ehs

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waterstaat – Attentiegebied EHS’ aangegeven gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud, herstel en/of ontwikkeling van de hydrologische waarden.

31.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

31.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen, door de begrenzing van de bestemming te wijzigen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De beoogde ruimtelijke ingreep waarvoor wijziging van de begrenzing noodzakelijk is heeft geen invloed op de waterhuishouding ter plaatse.

  2. Het betrokken waterschapsbestuuris gehoord.

  3. Gedeputeerde Staten tot de wijziging van de begrenzing positief hebben besloten.

Artikel 32 Waterstaat – Regionaal Waterbergingsgebied

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waterstaat – Regionaal waterbergingsgebied’ aangegeven gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor tijdelijke opvang van water.

32.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen grond, buiten de bouwvlakken en de bestemmingsvlakken van de bestemmingen ‘Bedrijf’, ‘Horeca’, ‘Recreatie’, ‘Sport’ en ‘Wonen’, uitsluitend bouwwerken tot een maximale bouwhoogte van 2 m worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming.

32.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 32.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, waarbij moet worden voldaan aan de volgende regels:

  1. De bebouwing mag niet leiden tot een vermindering of verslechtering van het waterbergend vermogen van de gronden.

  2. Nieuwvestiging van een agrarisch bedrijf is niet toegestaan, uitgezonderd nieuwvestiging van agrarische bedrijven ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone –landbouwontwikkelingsgebied’.

  3. Het bevoegd gezag dient schriftelijk advies in te winnen bij het betrokken waterschapsbestuur.

32.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

32.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen, door de begrenzing van de bestemming te verkleinen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Op basis van gewijzigd beleid danwel anderszins is aangetoond dat de bescherming danwel de inrichting en het beheer van de waterbergende functie ter plaatse niet meer noodzakelijk is.

  2. Het betrokken waterschapsbestuur is gehoord.

Artikel 33 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 34 Algemene Bouwregels

34.1 Maatvoering

In die gevallen dat de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, horizontale dan wel verticale diepte en/of de afstand tot enige aanduiding van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze planregels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, horizontale dan wel verticale diepte en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.

34.2 Bebouwingspercentage

In die gevallen dat een bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze planregels zijn voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

34.3 Ondergronds bouwen

  1. Op plaatsen waar hoofd- en bijgebouwen zijn of gelijktijdig worden gebouwd mag eveneens ondergronds gebouwd worden, direct aansluitend mogen in- dan wel uitritten ten behoeve van de ondergrondse bouwwerken worden gebouwd.

  2. De verticale diepte bij ondergronds bouwen mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

  3. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder a voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken op andere locaties dan onder het hoofdgebouw of bijgebouw mits hierdoor de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangepast.

34.4 Afwijken regels ondergronds bouwen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 34.3 voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken op andere locaties dan onder het hoofdgebouw, bijgebouw, sleufsilo’s of mestbasins, mits hierdoor de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangepast.

34.5 Zwembaden bij (bedrijfs-)woningen

Voor het bouwen van een zwembad bij een bedrijfs- of burgerwoning gelden de volgende regels:

  1. Vervallen.

  2. Per perceel mag maximaal 1 zwembad worden gebouwd.

  3. Het zwembad dient te worden gebouwd op een afstand van ten minste 2,5 m achter de voorgevellijn en op een afstand van ten minste 1 m van de zijdelingse en achterste perceelsgrens.

  4. Het zwembad mag overdekt zijn, waarbij de bouwhoogte van de overkapping niet maar mag bedragen dan 1 m.

  5. De oppervlakte van het zwembad mag niet meer bedragen dan 50 m².

  6. Het zwembad mag uitsluitend voor hobbymatig gebruik worden benut.

  7. Het bouwwerk mag geen onevenredige milieuhinder veroorzaken.

  8. Er mag geen sprake zijn van een in stedenbouwkundig en landschappelijk opzicht onaanvaardbare situatie.

Artikel 35 Algemene Gebruiksregels

35.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  1. het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;

  2. het gebruik en laten gebruiken van bijgebouwen bij een (bedrijfs)woning als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;

  3. het permanent bewonen of laten bewonen van recreatieve nachtverblijven;

  4. het (proef)boren naar (schalie)gas;

35.2 Afwijking mantelzorg / preventieve zorgbehoefte

  1. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 35.1 sub b en toestaan dat een deel van de (bedrijfs)woning of aan- en uitbouwen danwel een vrijstaand bijgebouw bij een (bedrijfs)woning wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte, mits:

  1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;

  2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;

  3. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m²;

  4. Vervallen.

  1. Het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning, verleend op grond van sub a in, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

  2. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 35.1 sub b en toestaan dat een bijgebouw bij een woning of bedrijfswoning wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte, mits:

  1. een dergelijke tijdelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg of gewenst is vanuit een preventieve zorgbehoefte;

  2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;

  3. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijbehorende bouwwerken wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 75 m²;

  1. Het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning, verleend op grond van sub a in, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg of wens vanuit een preventieve zorgbehoefte niet meer aanwezig is.

35.3 Burgerwonen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het gebruik van de bedrijfswoning van een agrarisch bedrijf binnen de bestemming ‘Agrarisch‘, ‘Agrarisch - paardenhouderij’, ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden – 1’, Agrarisch met waarden – Landschapswaarden – 2’ ‘Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden – 1’ of ‘Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden - 2’ en de overige bouwwerken en de bijbehorende gronden ten behoeve van wonen, mits:

  1. Het gebruik ten behoeve van wonen uitsluitend mag plaatsvinden binnen het bouwvlak.

  2. De agrarische functie binnen het bouwvlak blijft als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar.

  3. Het gebruik ten behoeve van wonen uitsluitend mag plaatsvinden door de hoofdbewoner(s).

  4. Uitsluitend de bestaande bedrijfswoning gebruikt mag worden als woning, waarbij dit gebouw wordt aangemerkt als belangrijkste hoofdgebouw.

  5. Behalve ten behoeve van agrarisch gebruik, mogen de overige bouwwerken uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van huishoudelijk gebruik verband houdend met wonen, waarbij de oppervlakte ten behoeve van dit gebruik niet meer mag bedragen dan 100 m².

Artikel 36 Algemene Aanduidingsregels

36.1 Milieuzone – grondwaterbeschermingsgebied

De voor ‘milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied’ aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming van de grondwaterkwaliteit ten behoeve van de openbare drinkvoorziening.

36.2 Milieuzone - waterwingebied

36.3 Veiligheidszone - lpg

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘veiligheidszone - lpg’ is geen nieuwbouw van (beperkt) kwetsbare objecten, zoals bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, toegestaan.

36.4 Veiligheidszone - leiding

36.5 Vrijwaringszone - molenbiotoop

36.6 Wro-zone wijzigingsgebied / wetgevingszone – wijzigingsgebied

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone – wijzigingsgebied’/ ‘wetgevingszone – wijzigingsgebied’ de bestemmingen ‘Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden – 1’ ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - natuurontwikkelingsgebied’, ‘Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden - 2’, ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’/ ‘overige zone - zoekgebied ecologische verbindingszone’ ten behoeve van (een zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone en een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’/ ‘overige zone - zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’ en/of 'Maatschappelijk' te wijzigen in de bestemming ‘Bos’, ‘Natuur’ en/of ’Water’ ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van bos, landschapselementen, water en/of de natuur, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De wijziging uitsluitend plaats kan vinden ten behoeve van de realisatie van vastgesteld natuur- en landschapsbeleid, zoals het beleid voor de ecologische hoofdstructuur (EHS), een ecologische verbindingszone (EVZ), het landschappelijk raamwerk en bos-, natuur-, en/of landschapscompensatie.

  2. De wijziging pas plaatsvindt nadat de aankoop/overdracht in voldoende mate verzekerd is of al heeft plaatsgevonden of de realisatie anderszins verzekerd is.

36.7 Vervallen aanduidingen

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'recontructiewetzone - extensiveringsgebied vervallen' is de aanduiding 'recontructiewetzone - extensiveringsgebied' met bijbehorende regels vervallen.

  2. Ter plaatse van de aanduiding 'recontructiewetzone - verwevingsgebied vervallen' is de aanduiding 'recontructiewetzone - verwevingsgebied' met bijbehorende regels vervallen.

  3. Ter plaatse van de aanduiding 'recontructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied vervallen' is de aanduiding 'recontructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied' met bijbehorende regels vervallen.

Artikel 37 Algemene Afwijkingsregels

37.1 Algemene afwijkingen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  1. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages. Deze omgevingsvergunning is niet van toepassing op woningen, bedrijfswoningen en recreatiewoningen;

  2. de bestemmingsregels en toestaan dat bestemmingsgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;

  3. de bestemmingsregels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:

  1. de oppervlakte per gebouwtje niet meer dan 20 m² zal bedragen;

  2. de (bouw)hoogte niet meer dan 3,5 m zal bedragen.

  1. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:

  1. ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 20 m;

  2. ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 m.

  1. de bestemmingsregels voor het toestaan van kleinschalig logeren (Bed en Breakfast) binnen de bestemming ‘Bedrijf’ en ‘Wonen’, indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  1. Binnen de aanduiding ‘reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied’ is kleinschalig logeren niet toegestaan.

  2. Kleinschalig logeren dient gekoppeld te zijn aan een woon- of bedrijfsfunctie.

  3. Kleinschalig logeren dient plaats te vinden in de bestaande bebouwing.

  4. Het aantal logeereenheden mag niet meer bedragen dan 5 per locatie.

  5. De totale oppervlakte aan logeereenheden mag niet meer bedragen dan 50 m² per kamer tot een maximum van 50% van de woonruimte.

  6. De totale oppervlakte aan logeereenheden mag niet meer bedragen dan 50% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de (bedrijfs)woning en de bijbehorende bijgebouwen.

  7. De woonfunctie blijft als hoofdfunctie behouden.

  8. Bedoeld gebruik mag geen hinder opleveren voor het woonmilieu en geen one-venredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt.

  9. Bedoeld gebruik mag geen hinder opleveren voor omliggende bedrijven.

  10. Het betreft geen zodanige verkeersaantrekkende activiteit, dat die kan leiden tot nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van verkeer.

  1. de bestemmingsregels voor het toestaan van het bouwen van een bouwwerk ten behoeve van de bouw van carnavalswagens binnen een bouwvlak van een agrarisch bedrijf in de bestemming 'Agrarisch', ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden - 1’, ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden - 2’, ‘Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden - 1’, ‘Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden - 2’ of binnen 'Bedrijf', waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Per bouw- of bestemmingsvlak is maximaal 1 voorziening toegestaan.

  2. Het gebruik ten behoeve van de bouw van carnavalswagens bedraagt niet meer dan 6 maanden per kalenderjaar.

  3. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 250 m².

  4. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  5. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

  6. De dakhelling mag niet minder bedragen dan 15º en niet meer dan 45º.

  7. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  8. Er sprake is van een goede landschappelijke inpassing.

  1. de bestemmingsregels voor het toestaan van het gebruik van bestaande bedrijfsgebouwen ten behoeve van de bouw van carnavalswagens binnen een bouwvlak van een agrarisch bedrijf in de bestemming 'Agrarisch', ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden - 1’, ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden - 2’, ‘Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden - 1’, ‘Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden - 2’ of binnen 'Bedrijf', waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Per bouw- of bestemmingsvlak is maximaal 1 voorziening toegestaan.

  2. Het gebruik ten behoeve van de bouw van carnavalswagens bedraagt niet meer dan 6 maanden per kalenderjaar.

  3. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 250 m².

  4. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  1. de bestemmingsregels voor het toestaan van het bouwen van een bouwwerk ten behoeve van een schuilgelegenheid voor wildbeheer in de bestemming 'Agrarisch', ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden - 1’, ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden - 2’, ‘Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden - 1’, ‘Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden - 2’ of binnen 'Bos' of ‘Natuur’, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. In het hele plangebied zijn maximaal 25 schuilhutten wildbeheer toegestaan.

  2. De oppervlakte op het maaiveld mag niet meer bedragen dan 15 m², waarbij het overdekte en met minimaal 1 wand omsloten deel van het vloeroppervlak op hoogte maximaal 5 m² mag bedragen.

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

  4. De schuilhut wildbeheer wordt landschappelijk goed ingepast.

  5. Uit advies van de Wildbeheereenheid moet blijken dat de schuilgelegenheid noodzakelijk is gelet op de bestemming en de feitelijke functie van de gronden.

  1. de onder a tot en met h genoemde omgevingsvergunningen kunnen uitsluitend verleend worden mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de verkeersveiligheid;

  3. de sociale veiligheid;

  4. de milieusituatie, en;

  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

37.2 Zwembaden bij (bedrijfs-)woningen

Vervallen.

37.3 Tennisbanen bij (bedrijfs-)woningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de bestemmingsregels voor het bouwen van een tennisbaan bij een bedrijfs- of burgerwoning waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:

  1. Per perceel mag maximaal 1 tennisbaan worden gebouwd.

  2. De tennisbaan dient te worden gesitueerd op een afstand van ten minste 2,5 m achter de voorgevellijn en op een afstand van ten minste 1 m van de zijdelingse en achterste perceelsgrens.

  3. De tennisbaan mag niet overdekt zijn.

  4. Bij de tennisbaan mag een omheining worden gebouwd met een hoogte van maximaal 5 m, mits het gedeelte boven 2 m over de gehele oppervlakte transparant is.

  5. De tennisbaan mag uitsluitend voor hobbymatig gebruik worden benut.

Artikel 38 Algemene Wijzigingsregels

38.1 Wijziging naar Water

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingen ‘Agrarisch’, ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden - 1’, ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden - 2’, ‘Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden - 1’, ‘Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden - 2’, een zoekgebied voor waterberging ter plaatse van de aanduiding ‘waterberging’, (een zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’/ ‘overige zone - zoekgebied ecologische verbindingszone’ en een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’/ ‘overige zone - zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’ te wijzigen in de bestemming ’Water’ ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van water en natuur, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De wijziging uitsluitend plaats kan vinden ten behoeve van de realisatie van vastgesteld natuur- en waterbeleid, zoals het beleid voor de ecologische hoofdstructuur (EHS), een ecologische verbindingszone (EVZ), het landschappelijk raamwerk, beekherstel, waterberging en/ of waterzuivering.

  2. De wijziging pas plaatsvindt nadat de aankoop/overdracht in voldoende mate verzekerd is of al heeft plaatsgevonden of de realisatie anderszins verzekerd is.

38.2 Vormverandering bestemmingsvlak ‘Agrarisch – Paardenhouderij’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ‘Agrarisch – Paardenhouderij’ en de omliggende bestemming(en) te wijzigen ten behoeve van de vormverandering van het bestemmingsvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De totale oppervlakte van het bestemmingsvlak niet mag worden vergroot.

  2. De wijziging gelijktijdig plaatsvindt met wijziging van de overige gronden naar de aangrenzende bestemming ‘Agrarisch’, ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden 1’, ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden 2’, ‘Agrarisch met waarden- Natuur- en Landschapswaarden-1’ en/of ‘Agrarisch met waarden- Natuur- en Landschapswaarden-2’, waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de genoemde aangrenzende bestemmingen.

  3. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

  4. Er dient te worden voldaan aan de voorwaarden van de Afstemmingsnotitie Landschapsinvesteringsregeling De Kempen d.d. augustus 2012 (bijlage 3).

  5. Indien de wijziging samenvalt met de bestemming ‘Leiding - Gas’, dient vooraf schriftelijk advies te worden ingewonnen bij de leidingbeheerder.

38.3 Vergroting bestemmingsvlak ‘Agrarisch – Paardenhouderij’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ‘Agrarisch – Paardenhouderij’ en de omliggende bestemming(en) te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bestemmingsvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Vergroting van het bestemmingsvlak is toegestaan tot een maximum van 1,5 ha.

  2. De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bestemmingsvlak.

  3. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel paardenhouderijbedrijf.

  4. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  5. Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij de SAAB.

  6. Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfs-bebouwing op basis van een erfbeplantingsplan. Indien de wijziging plaatsvindt op een locatie welke gelegen is binnen de aanduiding ‘groenblauwe mantel’/ ‘overige zone - groenblauwe mantel’, dient een positieve bijdrage geleverd te worden aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische, hydrologische en landschappelijke waarden en kenmerken door ten minste 5% van de oppervlakte van het bouwvlak aan te wenden voor landschappelijke inpassing rondom de locatie danwel elders in het plangebied.

  7. De wijziging dient hydrologisch neutraal zijn. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.

  8. Vervallen.

  9. Er dient te worden voldaan aan de voorwaarden van de Afstemmingsnotitie Landschapsinvesteringsregeling De Kempen d.d. augustus 2012 (bijlage 3).

  10. Indien de wijziging samenvalt met de bestemming ‘Leiding - Gas’, dient vooraf schriftelijk advies te worden ingewonnen bij de leidingbeheerder.

38.4 Wijziging aanduiding ‘veiligheidszone – lpg’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit plan te wijzigen door de aanduiding ‘veiligheidszone – lpg’ in omvang en/of vorm te wijzigen of geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien het betreffende vulpunt is beëindigd.

38.5 Wijziging aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’/ ‘overige zone - zoekgebied ecologische verbindingszone’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de begrenzing van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’/ ‘overige zone - zoekgebied ecologische verbindingszone’ te wijzigen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Een (zoekgebied voor een) ecologische verbindingszone kan met de beoogde wijziging ten minste een vergelijkbare functie vervullen.

  2. Gedeputeerde Staten tot de wijziging van de begrenzing positief hebben besloten.

38.6 Wijziging begrenzing ‘milieuzone – grondwaterbeschermingsgebied’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen, door de begrenzing van de aanduiding ‘milieuzone – grondwaterbeschermingsgebied’ te wijzigen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De wijziging dient noodzakelijk te zijn om deze in overeenstemming te brengen met de begrenzing zoals deze bij of krachtens de verordening, zoals bedoeld in artikel 1.2 eerste lid van de Wet milieubeheer is vastgesteld.

  2. Het betrokken waterschapsbestuur is gehoord.

38.7 Verwijderen aanduiding

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit plan te wijzigen door een aanduiding zoals genoemd in de artikelen 3.1, 4.1, 5.1, 6.1, 7.1, 8.1, 9.1, 10.1, 11.1, 12.1, 13.1, 14.1, 15.1, 16.1, 17.1, 18.1, 19.1 en/of 36 te verwijderen, indien het betreffende gebruik definitief is beëindigd danwel de betreffende bebouwing en/of waarden niet meer aanwezig zijn.

38.8 Wijzigen ten behoeve van een plattelandswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' met de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – plattelandswoning’ voor zover het de voormalige agrarische bedrijfswoning betreft binnen de bestemmingen ‘Agrarisch’, ‘Agrarisch – Paardenhouderij’, ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden - 1’, ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden - 2’, ‘Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden - 1’ of ‘Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden - 2’, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak.

  2. Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd.

  3. Het bouwvlak wordt verwijderd en het bestemmingsvlak ‘Wonen’ bestaat uit de voormalige agrarische bedrijfswoning met bijhorende bijgebouwen, tuinen, erven en verhardingen.

  4. De voormalige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt waarbij geldt dat:

  1. per 500 m² sloop van bedrijfsgebouwen de inhoud van de bestaande woning mag worden vergroot met 50 m³ tot maximaal 900 m³ of 20% van de oppervlakte van de te slopen voormalige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de bestaande oppervlakte aan bijgebouwen tot maximaal 200 m²;

  2. cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en monumenten ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ gehandhaafd dienen te blijven.

  1. De woning mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/ bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven, met dien verstande dat de woning niet zal worden aangemerkt als gevoeligig object in het kader van geur en/of fijnstof.

  2. De woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat, met dien verstande dat de woning niet zal worden aangemerkt als gevoeligig object in het kader van geur en/of fijnstof.

  3. Er dient te worden voldaan aan de voorwaarden van de Afstemmingsnotitie Landschapsinvesteringsregeling De Kempen d.d. augustus 2012 (bijlage 3).

  4. Indien de wijziging samenvalt met de bestemming ‘Leiding - Gas’, dient vooraf schriftelijk advies te worden ingewonnen bij de leidingbeheerder.

  5. Indien de wijziging samenvalt met de bestemming ‘Leiding - Gas’, dient een verantwoording ten aanzien van externe veiligheid plaats te vinden voor wat betreft het groepsrisico.

38.9 Wijziging Afstemmingsnotitie Landschapsinvesteringsregeling De Kempen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen door de bijlage 3 Afstemmingsnotitie Landschapsinvesteringsregeling De Kempen te wijzigen, indien een gewijzigde notitie is vastgesteld.

Artikel 39 Overige Regels

39.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. het bouwen bij ondergrondse hoofdtransportleidingen;

  2. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden en

  3. de ruimte tussen bouwwerken.

39.2 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan.

39.3 Parkeren, laden en lossen

Het bevoegd gezag toetst bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van de gebruiksregels of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor laden en lossen. Hiervoor gelden de volgende regels:

  1. In het geval van de oprichting of uitbreiding van een gebouw dient ten behoeve van het parkeren van auto's te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid.

  2. In het geval van functiewijziging van een gebouw en/of van gronden dient ten behoeve van het parkeren van auto's te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid.

  3. Indien het gebruik van een gebouw en/of gronden daar aanleiding toe geeft, dient te worden voorzien in voldoende ruimte voor laden en lossen.

  4. Voor het bepalen van de benodigde parkeergelegenheid en/of de ruimte voor laden en lossen dient te worden voldaan aan het parkeerbeleid van de gemeente Bergeijk, zoals geldend ten tijde van de aanvraag voor een omgevingsvergunning.

  5. De parkeervoorzieningen als bedoeld onder a en b en de ruimte voor laad- en losvoorzieningen als bedoeld onder c dienen in stand te worden gehouden.

39.4 Gebiedsaanduiding beperkingen veehouderij op deel van het bouwvlak

Indien de gebiedsaanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' op een deel van een bouwvlak ligt, zijn de regels die gelden ter plaatse van deze aanduiding van toepassing voor het gehele bouwvlak.

Artikel 40 Overgangsrecht

40.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %.

  2. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

40.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  3. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 41 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Bergeijk 2011’.

Hoofdstuk 3 Overgangs- En Slotregels

Artikel C Overgangsrecht

C.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %.

  2. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

C.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  3. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel D Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan ‘2e Herziening Buitengebied Bergeijk 2017'.