KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Bedrijf - 1
Artikel 5 Groen
Artikel 6 Groen - Landschapselement
Artikel 7 Tuin
Artikel 8 Verkeer
Artikel 9 Water
Artikel 10 Wonen
Artikel 11 Leiding - Hoogspanningsverbinding
Artikel 12 Leiding - Riool
Artikel 13 Waarde - Archeologie 1
Artikel 14 Waarde - Archeologie 2
Artikel 15 Waarde - Archeologie 3
Artikel 16 Waarde - Archeologie 4.1
Artikel 17 Waarde - Archeologie 4.2
Artikel 18 Waarde - Archeologie 5.1
Artikel 19 Waarde - Archeologie 5.2
Artikel 20 Waarde - Archeologie 6
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 21 Anti-dubbeltelregel
Artikel 22 Algemene Bouwregels
Artikel 23 Algemene Gebruiksregels
Artikel 24 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 25 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 26 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 27 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 28 Overgangsrecht
Artikel 29 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Ontwikkelingen En Initiatieven
2.1 Inleiding
2.2 Kom Bladel
2.3 Kom Hapert
2.4 Kom Netersel
2.5 Diverse Locaties Bladel, Casteren, Hapert En Netersel
Hoofdstuk 3 Beleid En Sectorale Aspecten
3.1 Inleiding
3.2 Rijks-, Provinciaal, Regionaal En Gemeentelijk Beleid
3.3 Randvoorwaarden
Hoofdstuk 4 Juridische Opzet
4.1 Algemeen
4.2 Opzet Van De Regels
Hoofdstuk 5 Haalbaarheid
5.1 Economische Haalbaarheid
5.2 Maatschappelijke Haalbaarheid
Hoofdstuk 6 Procedure
6.1 De Te Volgen Procedure
6.2 Vaststelling
Bijlage 1 Bedrijvenlijst 'Bedrijf' I
Bijlage 2 Bedrijvenlijst 'Bedrijf' Ii
Bijlage 3 Bedrijvenlijst 'Bedrijf - 1'
Bijlage 4 Lijst Bedrijfs- En Beroepsmatige Activiteiten Aan Huis
Bijlage 1 Ruimtelijke Onderbouwing Beukenbos Ongenummerd
Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek Beukenbos Ongenummerd
Bijlage 3 Verkennend Bodemonderzoek Beukenbos Ongenummerd
Bijlage 4 Besluit Milieueffectrapportage Vormvrije M.e.r.-beoordeling Beukenbos Ongenummerd
Bijlage 5 Beoordeling Milieukundige Onderzoeken Beukenbos Ongenummerd
Bijlage 6 Ruimtelijke Onderbouwing Leemskuilen 6
Bijlage 7 Akoestisch Onderzoek Industrielawaai Leemskuilen 6
Bijlage 8 Besluit Maatwerkvoorschriften Leemskuilen 6
Bijlage 9 Bodemonderzoek Leemskuilen 6
Bijlage 10 Ruimtelijke Onderbouwing Rond Deel 10 Incl Bijlagen
Bijlage 11 Ruimtelijke Onderbouwing De Sleutel
Bijlage 12 Ruimtelijke Onderbouwing Metaalweg 7
Bijlage 13 Ruimtelijke Onderbouwing De Kuil Ongenummerd
Bijlage 14 Aerius Berekening De Kuil Ongenummerd
Bijlage 15 Ruimtelijke Onderbouwing De Hoeve 4
Bijlage 16 Verkennend Bodemonderzoek De Hoeve 4
Bijlage 17 Ruimtelijke Onderbouwing De Hoeve 32
Bijlage 18 Ruimtelijke Onderbouwing De Hoeve 34
Bijlage 19 Ruimtelijke Onderbouwing Latestraat Ongenummerd

Stedelijk Gebied 2019

Bestemmingsplan - gemeente Bladel

Vastgesteld op 07-11-2019 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Stedelijk gebied 2019' met identificatienummer 'NL.IMRO.1728.BPO6002StedGeb2019-VAST' van de gemeente Bladel;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage;

1.3 aan huis gebonden beroep:

een dienstverlenend beroep op administratief, juridische, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, niet gericht op consumentverzorging, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daar bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;

1.4 aan huis verbonden bedrijf:

een bedrijf of het bedrijfsmatig uitoefenen van bedrijvigheid, gericht op consumentenverzorging, geheel of overwegend door middel van handwerk of het verstrekken van logies en ontbijt (bed and breakfast) dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van woonfunctie, kan worden uitgeoefend. Hiertoe behoort geen detailhandel;

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;f

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 achtergevelrooilijn:

  1. a. de achterste grens van een bouwvlak, gezien vanaf de weg waarop het hoofdgebouw is georiënteerd;
  2. b. indien geen sprake is van een achterste grens van een bouwvlak dan wel geen bouwvlak op de verbeelding is aangegeven: de denkbeeldige lijn die wordt getrokken langs de achtergevel van het hoofdgebouw -zonder aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen- alsmede het verlengde daarvan;

1.8 archeologische waarden:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in het gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden;

1.9 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde;

1.10 bebouwingspercentage:

het percentage van de oppervlakte van een bouwperceel, dat mag worden bebouwd;

1.11 bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten;

1.12 bedrijfs- of dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon, waarbij de bewoner daadwerkelijk en duurzaam bij de dagelijkse bedrijfsvoering van het bedrijf is betrokken;

1.13 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat noodzakelijk is voor de uitoefening van ter plaatse toegestane (bedrijfs-)activiteiten, hieronder wordt geen bedrijfs- of dienstwoning verstaan;

1.14 bedrijfsverzamelgebouw:

een bedrijfsgebouw, waarbinnen meerdere zelfstandige bedrijven zijn gehuisvest;

1.15 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een bedrijf of aan huis verbonden beroep, inclusief opslagruimten, sanitaire ruimten en dergelijke;

1.16 bestaand(e situatie):

  1. a. t.a.v. bebouwing: bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  2. b. t.a.v. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen;

1.17 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.18 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.19 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw of ander bouwwerk, met een dak, dat zowel qua afmetingen als architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.20 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.21 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.22 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.23 bouwperceelsgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.24 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegelaten;

1.25 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect, met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.26 carport/overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestaande uit een vrijstaande dakconstructie met maximaal twee wanden;

1.27 cultuurhistorische waarden en kenmerken:

de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied;

1.28 daghoreca:

een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken, niet zijnde alcoholische dranken, en etenswaren/ maaltijden voor consumptie ter plaatse of elders worden verstrekt, zoals een lunchroom en een snackbar, waarbij de openingstijden van de horecavoorziening overeenkomen met de werktijden van naburige bedrijven;

1.29 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder volumineuze detailhandel;

1.30 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder een belwinkel, met uitzondering van een seksinrichting;

1.31 erker:

een ondergeschikte uitbouw op de begane grond van de woning, die strekt ter vergroting van het woongenot. Een erker is gelegen aan de verblijfsruimte (woonkamer of keuken);

1.32 escortbedrijf:

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend (escortservices, bemiddelingsbureaus, overige);

1.33 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.34 gestapelde bebouwing

bebouwing bestaande uit zich in één hoofdgebouw boven en/of naast elkaar bevindende zelfstandige woningen en/of bijzondere woonruimten;

1.35 halfopen bebouwing:

bebouwing in overwegend halfvrijstaande en/of geschakelde hoofdgebouwen en incidenteel vrijstaande en aaneengebouwde (maximaal 3 aaneen) hoofdgebouwen;

1.36 halfvrijstaande of twee-onder-een-kap woning:

een woning waarvan het hoofdgebouw aan één zijde is verbonden met het hoofdgebouw van een andere woning;

1.37 hoofdgebouw:

een gebouw dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een bouwperceel en, gelet op die bestemming, het belangrijkste is;

1.38 horeca:

een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor consumptie ter plaatse worden verstrekt en/of waar bedrijfsmatig logies (uitgezonderd bed and breakfast) wordt verstrekt;

1.39 hotel:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van nachtverblijf met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse;

1.40 kamergewijze verhuur:

de verhuur van een woning of woongebouw geheel of nagenoeg geheel via kameruitgifte, waarbij kamers geen zelfstandige woonruimte vormen door het ontbreken van wezenlijke voorzieningen zoals een eigen kook- of wasgelegenheid of toilet;

1.41 kantoor:

voorzieningen gericht op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

1.42 lichte bedrijvigheid:

het op ambachtelijke wijze vervaardigen, herstellen, onderhouden of bewerken van producten en/of diensten in de vorm van bedrijven die voorkomen in de van deze regels deel uitmakende Staat van bedrijfsactiviteiten;

1.43 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, religieuze, onderwijs-, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, als ook ondergeschikte detailhandel- en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.44 ondergeschikte functie:

een activiteit die ondergeschikt is aan de hoofdfunctie en dat deze niet los kan worden gezien van de hoofdactiviteit. De ondergeschikte functie beslaat slechts een beperkt deel van de vloeroppervlakte van de bebouwing. De hoofdfunctie blijft qua aard, omvang en verschijningsvorm herkenbaar;

1.45 open bebouwing:

bebouwing bestaande uit overwegend vrijstaande hoofdgebouwen;

1.46 peil:

  • voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • voor gebouwen in het talud van de dijk: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de van de dijk afgekeerde zijde van het gebouw;
  • in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld;

1.47 productiegebonden detailhandel:

detailhandel betreffende:

  • goederen die ter plaatse worden vervaardigd/geproduceerd, bewerkt, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
  • een beperkte verkoop van goederen die functioneel rechtstreeks verband houden met de bedrijfsactiviteiten;

1.48 prostitutie:

het zich ten behoeve van een ander tegen vergoeding beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten;

1.49 raamprostitutie:

het etaleren van prostituees achter vensters, met de kennelijke intentie passanten te werven voor prostitutie;

1.50 recreatief medegebruik:

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

1.51 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden; onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.52 twee-aaneen (gebouwde bebouwing):

bebouwing van halfvrijstaande hoofdgebouwen, met dien verstande dat de eindwoning vrijstaand mag worden gebouwd;

1.53 verkoopvloeroppervlakte:

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel; (let op: dit is dus de netto-vloeroppervlakte);

1.54 volumineuze detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder begrepen uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van volumineuze goederen voor gebruik, verbruik of aanwending, anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Onder volumineuze goederen wordt verstaan goederen die per eenheid een groot vloer- en/of grondoppervlak nodig hebben, zoals meubelen, auto’s, keukens, badkamers, boten, caravans, grove bouwmaterialen en landbouwwerktuigen en uit dien hoofde moeilijk inpasbaar zijn in een traditioneel winkelgebied;

1.55 voorgevellijn:

de lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk is gelegen alsmede het verlengde daarvan;

1.56 voorgevelrooilijn:

de grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd;

1.57 vrijstaande woning:

woning waarvan het hoofdgebouw niet aan het hoofdgebouw van een andere woning is gebouwd;

1.58 water en waterhuishoudkundige voorzieningen:

oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen, alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit, zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten, e.d.;

1.59 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.60 zeer open bebouwing:

bebouwing bestaande uit uitsluitend vrijstaande hoofdgebouwen.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 Algemeen

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, balkons, luifels en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven genoemd in de Bijlage 1 onder de milieucategorieën 1 en 2, uitgezonderd:
    1. 1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 1', waar uitsluitend bedrijven genoemd in de Bijlage 1, onder de milieucategorie 1 zijn toegestaan;
    2. 2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1', waar uitsluitend bedrijven genoemd in de Bijlage 2, onder de milieucategorieen 2, 3.1, 3.2 en 4.1 zijn toegestaan met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen en risicovolle inrichtingen;
    3. 3. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2', waar uitsluitend bedrijven genoemd in de Bijlage 2, onder de milieucategorieeen 2, 3.1, 3.2, 4.1 en 4.2 zijn toegestaan met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen en risicovolle inrichtingen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met milieucategorie 3.1', tevens (bestaande) bedrijven genoemd in de Bijlage 1 onder de milieucategorie 3.1;
  3. c. ondergeschikte productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen. Ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' is tevens productiegebonden detailhandel toegestaan;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bedrijfsverzamelgebouw' tevens een bedrijfsverzamelgebouw;
  5. e. bedrijfswoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  6. f. opslag en uitstalling;
  7. g. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  8. h. tuinen, erven en verhardingen;
  9. i. wegen, paden en parkeervoorzieningen;
  10. j. groenvoorzieningen;
  11. k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  12. l. nutsvoorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.3 Specifieke gebruiksregels

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 4 Bedrijf - 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven genoemd in de Bijlage 3 onder de milieucategorie 2, dan wel bedrijven en/ of bedrijfsactiviteiten welke gelet op de milieubelasting naar aard, omvang en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan voornoemde bedrijfsactiviteiten;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met milieucategorie 3.2', tevens bedrijven genoemd in de Bijlage 3 onder de milieucategorie 2, 3.1 en 3.2, dan wel bedrijven en/ of bedrijfsactiviteiten welke gelet op de milieubelasting naar aard, omvang en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan voornoemde bedrijfsactiviteiten;
  3. c. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
  4. d. ondergeschikte horeca in combinatie met en ten dienste van de bedrijfsfunctie;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - detailhandel volumineus', tevens detailhandel in volumineuze goederen;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bedrijfsverzamelgebouw' tevens een bedrijfsverzamelgebouw;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'sportcentrum' tevens een sportcentrum;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening' tevens een kantoor zonder baliefunctie;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'horeca' tevens (zelfstandige) daghoreca;
  10. j. bedrijfswoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  11. k. aan bedrijf gerelateerd onderwijs;
  12. l. opslag en uitstalling;
  13. m. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  14. n. tuinen, erven en verhardingen;
  15. o. wegen, paden en parkeervoorzieningen;
  16. p. groenvoorzieningen;
  17. q. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  18. r. nutsvoorzieningen.

4.2 Bouwregels

4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van het bepaalde in:

  1. a. lid 4.2.2 onder b. ten behoeve van een groter bebouwingspercentage dan is toegestaan, met dien verstande dat:
    1. 1. het bebouwingspercentage per bouwperceel niet meer mag bedragen dan 80%;
    2. 2. de afwijking in het kader van de bedrijfsvoering noodzakelijk is;
    3. 3. het vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar wordt geacht;
    4. 4. het vanuit beeldkwaliteit aanvaardbaar wordt geacht;
    5. 5. de ruimtelijke en functionele structuur niet onevenredig wordt aangetast;
    6. 6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
    7. 7. op eigen terrein wordt voorzien in de eigen parkeerbehoefte;
    8. 8. de financiële haalbaarheid van het plan niet in het geding komt;
  2. b. lid 4.2.5 onder e. ten behoeve van een hogere bouwhoogte dan is toegestaan, met dien verstande dat:
    1. 1. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 22 m;
    2. 2. het vergroten van de bouwhoogte noodzakelijk is in verband met wettelijke vereisten in het kader van milieuwetgeving;
    3. 3. (de uitstoot van) het bouwwerk geen milieuhygiënische belemmering vormt voor omringende functies.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. speelvoorzieningen;
  3. c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder waterlopen en waterpartijen;
  4. d. voorzieningen voor langzaam verkeer;
  5. e. geluidwerende voorzieningen;
  6. f. inritten;
  7. g. nutsvoorzieningen.

5.2 Bouwregels

Artikel 6 Groen - Landschapselement

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Groen - Landschapselement' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen en instandhouding van ter plaatse voorkomende waardevolle beplanting en landschapselementen;
  2. b. instandhouding van cultuurhistorische waarden;
  3. c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

6.2 Bouwregels

6.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. c. kamperen.

Artikel 7 Tuin

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  2. b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

7.2 Bouwregels

7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van het bepaalde in:

  1. a. lid 7.2.2 onder a voor het toestaan van een erfafscheiding tot een hoogte van maximaal 2 meter in een hoeksituatie mits:
    1. 1. de erfafscheiding is gesitueerd op een afstand van 3 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw, en;
    2. 2. de verkeersveiligheid niet in gevaar komt.

Artikel 8 Verkeer

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  2. b. parkeervoorzieningen;
  3. c. standplaatsen;
  4. d. speelvoorzieningen;
  5. e. groenvoorzieningen;
  6. f. nutsvoorzieningen;
  7. g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

8.2 Bouwregels

Artikel 9 Water

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen;
  2. b. groenvoorzieningen;
  3. c. voorzieningen voor verkeer en verblijf, zoals duikers en gelijksoortige voorzieningen.

9.2 Bouwregels

Artikel 10 Wonen

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf aan huis' tevens voor een bedrijf aan huis;
  3. c. het behoud en/of het herstel van monumenten en/of cultuurhistorische waarden, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument';
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'relatie' dienen de betrokken bestemmingsvlakken te worden beschouwd als één bestemmingsvlak;
  5. e. tuinen, erven en verhardingen;
  6. f. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  7. g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

10.2 Bouwregels

10.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van het bepaalde in:

  1. a. lid 10.2.1 onder a. voor overschrijding van de achterste zijde van het bouwvlak, ten behoeve van het vergroten van de diepte van de woning, met dien verstande dat de totale diepte niet meer dan 15 m mag bedragen;
  2. b. lid 10.2.2 onder c. voor overschrijding van de zijdelingse begrenzing van het bouwvlak in straten waaraan alleen zijgevels grenzen, ten behoeve van het bouwen van bijbehorende bouwwerken, mits:
    1. 1. de afstand tot de weg niet minder dan 2 m bedraagt, en
    2. 2. dit uit stedenbouwkundig en verkeerskundig oogpunt aanvaardbaar is;
  3. c. lid 10.2.2 onder d sub 6, ten behoeve van het oprichten van erkers bij hoekwoningen vóór het verlengde van de naar de weg toegekeerde zijde van het bouwvlak van de om de hoek gelegen hoofdgebouwen, met dien verstande dat dit uit stedenbouwkundig en verkeerskundig oogpunt aanvaardbaar is;
  4. d. lid 10.2.2 onder d sub 5, voor het bouwen van een uitbouw over 2 verdiepingen voor de voorgevel onder de volgende voorwaarden:
    1. 1. maximum diepte 1 m;
    2. 2. minimum afstand tot de voorste perceelgrens 4 m;
    3. 3. minimum afstand tot de zijgevels van de woning 0,5 meter;
    4. 4. maximum breedte van de uitbouw 45% van de breedte van het hoofdgebouw;
    5. 5. dit uit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is;
    6. 6. de welstandscommissie akkoord geeft;
    7. 7. er keurmerk Woonkeur overlegd wordt;

10.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 11 Leiding - Hoogspanningsverbinding

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Hoogspanningsverbinding aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en/of bescherming van het transport van elektrische energie via de bovengrondse hoogspanningsleidingen met bijbehorende bouwwerken.

11.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze planregels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen grond uitsluitend worden gebouwd: hoogspanningsmasten tot een maximale bouwhoogte van 40 m.

11.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 11.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, met dien verstande dat:

  1. a. het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de energievoorziening dienen te zijn gewaarborgd;
  2. b. het bevoegd gezag schriftelijk advies dient te hebben ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 12 Leiding - Riool

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Riool aangewezen gronden zijn naast de overige daaraan gegeven bestemmingen bestemd voor de aanleg, instandhouding en/of bescherming van een ondergrondse rioolleiding.

12.2 Bouwregels

Op deze gronden mag niet worden gebouwd behoudens bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het bepaalde in 12.1 met een maximale hoogte van 2,5 m.

12.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 12.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, met dien verstande dat:

  1. a. het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de afvalwatervoorziening dient te zijn gewaarborgd;
  2. b. het bevoegd gezag schriftelijk advies dient te hebben ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 13 Waarde - Archeologie 1

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie 1’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van een archeologisch monument.

Artikel 14 Waarde - Archeologie 2

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond verwachte archeologische waarden.

14.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m² en een diepte van meer dan 0,3 m onder maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  2. b. In afwijking van het bepaalde onder a is geen rapportage vereist in geval van herbouw op dezelfde locatie.
  3. c. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    1. 1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
    2. 2. De verplichting tot het doen van opgravingen.
    3. 3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  4. d. Indien uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de onder b genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.
  5. e. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
  6. f. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wint zij schriftelijk advies in bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

14.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

14.4 Wijzigingsbevoegdheid

  1. a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen dat een bestemmingsvlak:
    1. 1. naar ligging wordt verschoven;
    2. 2. naar omvang wordt vergroot of verkleind;
    3. 3. wordt verwijderd;
    4. 4. van bestemming wijzigt door de oppervlaktes en de dieptes, vanaf wanneer de bepalingen van toepassing zijn, aan te passen;
    5. 5. voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.
  2. b. Alvorens de wijzigingen als bedoeld onder a worden uitgevoerd, wordt archeologisch advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

Artikel 15 Waarde - Archeologie 3

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie 3’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond verwachte archeologische waarden.

15.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken met een oppervlakte groter dan 250 m² en een diepte van meer dan 0,3 m onder maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  2. b. In afwijking van het bepaalde onder a is geen rapportage vereist in geval van herbouw op dezelfde locatie.
  3. c. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    1. 1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
    2. 2. De verplichting tot het doen van opgravingen.
    3. 3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  4. d. Indien uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de onder b genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.
  5. e. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
  6. f. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wint zij schriftelijk advies in bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

15.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

15.4 Wijzigingsbevoegdheid

  1. a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen dat een bestemmingsvlak:
    1. 1. naar ligging wordt verschoven;
    2. 2. naar omvang wordt vergroot of verkleind;
    3. 3. wordt verwijderd;
    4. 4. van bestemming wijzigt door de oppervlaktes en de dieptes, vanaf wanneer de bepalingen van toepassing zijn, aan te passen;
    5. 5. voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.
  2. b. Alvorens de wijzigingen als bedoeld onder a worden uitgevoerd, wordt archeologisch advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

Artikel 16 Waarde - Archeologie 4.1

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie 4.1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond verwachte archeologische waarden.

16.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken met een oppervlakte groter dan 500 m² en een diepte van meer dan 0,3 m onder maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  2. b. In afwijking van het bepaalde onder a is geen rapportage vereist in geval van herbouw op dezelfde locatie.
  3. c. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    1. 1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
    2. 2. De verplichting tot het doen van opgravingen.
    3. 3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  4. d. Indien uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de onder b genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.
  5. e. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
  6. f. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wint zij schriftelijk advies in bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

16.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

16.4 Wijzigingsbevoegdheid

  1. a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen dat een bestemmingsvlak:
    1. 1. naar ligging wordt verschoven;
    2. 2. naar omvang wordt vergroot of verkleind;
    3. 3. wordt verwijderd;
    4. 4. van bestemming wijzigt door de oppervlaktes en de dieptes, vanaf wanneer de bepalingen van toepassing zijn, aan te passen;
    5. 5. voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.
  2. b. Alvorens de wijzigingen als bedoeld onder a worden uitgevoerd, wordt archeologisch advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

Artikel 17 Waarde - Archeologie 4.2

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie 4.2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond verwachte archeologische waarden.

17.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken met een oppervlakte groter dan 500 m² en een diepte van meer dan 0,5 m onder maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  2. b. In afwijking van het bepaalde onder a is geen rapportage vereist in geval van herbouw op dezelfde locatie.
  3. c. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    1. 1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
    2. 2. De verplichting tot het doen van opgravingen.
    3. 3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  4. d. Indien uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de onder b genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.
  5. e. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
  6. f. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wint zij schriftelijk advies in bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

17.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

17.4 Wijzigingsbevoegdheid

  1. a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen dat een bestemmingsvlak:
    1. 1. naar ligging wordt verschoven;
    2. 2. naar omvang wordt vergroot of verkleind;
    3. 3. wordt verwijderd;
    4. 4. van bestemming wijzigt door de oppervlaktes en de dieptes, vanaf wanneer de bepalingen van toepassing zijn, aan te passen;
    5. 5. voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.
  2. b. Alvorens de wijzigingen als bedoeld onder a worden uitgevoerd, wordt archeologisch advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

Artikel 18 Waarde - Archeologie 5.1

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde – Archeologie 5.1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond verwachte archeologische waarden.

18.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken met een oppervlakte groter dan 2.500 m² en een diepte van meer dan 0,3 m onder maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  2. b. In afwijking van het bepaalde onder a is geen rapportage vereist in geval van herbouw op dezelfde locatie.
  3. c. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    1. 1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
    2. 2. De verplichting tot het doen van opgravingen.
    3. 3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  4. d. Indien uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de onder b genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.
  5. e. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
  6. f. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wint zij schriftelijk advies in bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

18.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

18.4 Wijzigingsbevoegdheid

  1. a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen dat een bestemmingsvlak:
    1. 1. naar ligging wordt verschoven;
    2. 2. naar omvang wordt vergroot of verkleind;
    3. 3. wordt verwijderd;
    4. 4. van bestemming wijzigt door de oppervlaktes en de dieptes, vanaf wanneer de bepalingen van toepassing zijn, aan te passen;
    5. 5. voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.
  2. b. Alvorens de wijzigingen als bedoeld onder a worden uitgevoerd, wordt archeologisch advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

Artikel 19 Waarde - Archeologie 5.2

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie 5.2’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond verwachte archeologische waarden.

19.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken met een oppervlakte groter dan 2.500 m² en een diepte van meer dan 0,5 m onder maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  2. b. In afwijking van het bepaalde onder a is geen rapportage vereist in geval van herbouw op dezelfde locatie.
  3. c. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    1. 1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
    2. 2. De verplichting tot het doen van opgravingen.
    3. 3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  4. d. Indien uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de onder b genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.
  5. e. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
  6. f. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wint zij schriftelijk advies in bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

19.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

19.4 Wijzigingsbevoegdheid

  1. a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen dat een bestemmingsvlak:
    1. 1. naar ligging wordt verschoven;
    2. 2. naar omvang wordt vergroot of verkleind;
    3. 3. wordt verwijderd;
    4. 4. van bestemming wijzigt door de oppervlaktes en de dieptes, vanaf wanneer de bepalingen van toepassing zijn, aan te passen;
    5. 5. voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.
  2. b. Alvorens de wijzigingen als bedoeld onder a worden uitgevoerd, wordt archeologisch advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

Artikel 20 Waarde - Archeologie 6

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie 6' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond verwachte archeologische waarden.

20.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken met een oppervlakte groter dan 25.000 m² en een diepte van meer dan 0,4 m onder maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  2. b. In afwijking van het bepaalde onder a is geen rapportage vereist in geval van herbouw op dezelfde locatie.
  3. c. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    1. 1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
    2. 2. De verplichting tot het doen van opgravingen.
    3. 3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  4. d. Indien uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de onder b genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.
  5. e. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
  6. f. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wint zij schriftelijk advies in bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

20.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

20.4 Wijzigingsbevoegdheid

  1. a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen dat een bestemmingsvlak:
    1. 1. naar ligging wordt verschoven;
    2. 2. naar omvang wordt vergroot of verkleind;
    3. 3. wordt verwijderd;
    4. 4. van bestemming wijzigt door de oppervlaktes en de dieptes, vanaf wanneer de bepalingen van toepassing zijn, aan te passen;
    5. 5. voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.
  2. b. Alvorens de wijzigingen als bedoeld onder a worden uitgevoerd, wordt archeologisch advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 21 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 22 Algemene Bouwregels

22.1 Bestaande afwijkende maatvoering

Indien maten met betrekking tot afstanden, hoogten, oppervlakten en volumes van bestaande bouwwerken, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan minder dan wel meer bedragen dan de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die bestaande maatvoering in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.

Artikel 23 Algemene Gebruiksregels

23.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
  2. b. het gebruik en laten gebruiken van bijbehorende bouwwerken bij een woning als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.

Artikel 24 Algemene Aanduidingsregels

24.1 Overige zone - in Verordening ruimte te verwijderen 'Gemengd landelijk gebied'

Ter plaatse van de aanduiding Overige zone - in Verordening ruimte te verwijderen'Gemengd landelijk gebied' maken de desbetreffende gronden geen deel meer uit van het gemengd landelijk gebied, zoals bedoeld in de Verordening ruimte Noord-Brabant.

24.2 Overige zone - in Verordening ruimte toe te voegen 'Bestaand stedelijk gebied'

Ter plaatse van de aanduiding Overige zone - in Verordening ruimte toe te voegen'Bestaand stedelijk gebied' maken de desbetreffende gronden deel uit van het bestaand stedelijk

gebied, zoals bedoeld in de Verordening ruimte Noord-Brabant.

Artikel 25 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  1. a. de regels en toestaan dat bebouwingsgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  2. b. de regels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, wordt vergroot:
    1. 1. ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 40 m;
    2. 2. ten behoeve van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot maximaal 40 m, uitsluitend voor zover het gronden betreft binnen de bestemmingen Groen en Verkeer;
    3. 3. ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, tot maximaal 10 m;
  3. c. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, mits:
    1. 1. de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer dan 10% van het betreffende bouwvlak zal bedragen;
    2. 2. de bouwhoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw zal bedragen;
  4. d. de regels ten behoeve van de bouw van gebouwtjes voor bancaire dienstverlening, met dien verstande, dat:
    1. 1. de bebouwde oppervlakte niet meer mag bedragen dan 5 m²;
    2. 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen 2,5 m.

Artikel 26 Algemene Wijzigingsregels

26.1 wetgevingzone - wijzigingsgebied

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone -wijzigingsgebied' bedrijfswoningen mogelijk te maken, met dien verstande dat:

  1. a. een bedrijfswoning ter plaatse in het kader van de bedrijfsvoering noodzakelijk is;
  2. b. niet meer dan één bedrijfswoning per bouwperceel is toegestaan;
  3. c. de inhoud van de bedrijfswoning niet meer bedraagt dan 750 m3;
  4. d. de goothoogte van vrijstaande bedrijfswoningen niet meer bedraagt dan 7,5 m;
  5. e. de bouwhoogte van vrijstaande bedrijfswoningen niet meer bedraagt dan 9 m;
  6. f. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens voor een vrijstaande bedrijfswoning minimaal 3 m bedraagt. Aan minimaal één zijde dient de gebouwenvrije strook tussen gebouwen en de zijdelingse perceelsgrens ook vrij te blijven van overige bebouwing, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen in de zijdelingse perceelsgrens;
  7. g. een bedrijfswoning wordt gebouwd in de naar de weg gekeerde grens van het bouwvlak, dan wel op maximaal 3 m daarachter;
  8. h. een bedrijfswoning in zijn geheel wordt gebouwd binnen een zone van 20 m vanaf de naar de weg gekeerde grens van het bouwvlak;
  9. i. het vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar wordt geacht;
  10. j. de ruimtelijke en functionele structuur niet onevenredig wordt aangetast;
  11. k. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  12. l. er geen bezwaren zijn uit oogpunt van milieuhygiëne (akoestiek, bodem, water, luchtkwaliteit, externe veiligheid) en archeologie;
  13. m. de financiële haalbaarheid van het plan niet in het geding komt;
  14. n. op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, als bedoeld in artikel 27.1.

Artikel 27 Overige Regels

27.1 Parkeren

Tenzij in Hoofdstuk 2 expliciet is voorzien in een andere regel ten aanzien van de aanwezigheid van voldoende parkeergelegenheid, geldt de volgende regeling:

  1. a. bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of afwijken dient tenminste voldaan te worden aan het gemeentelijke beleid ten aanzien van parkeernormen, zoals opgenomen in het 'Gemeentelijk Verkeer en Vervoer Plan (GVVP) Bladel', zoals vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 21-05-2015;
  2. b. indien het gemeentelijk beleid als bedoeld onder sub a. gedurende de planperiode van dit bestemmingsplan wordt gewijzigd, wordt bij de verlening van de omgevingsvergunning rekening gehouden met die wijziging;
  3. c. parkeergelegenheid die is gerealiseerd om te voorzien in voldoende parkeergelegenheid dient in stand te worden gehouden.

27.2 Laden en lossen

Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. In deze behoefte moet voorzien zijn op eigen terrein.

27.3 Afwijken

Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning voor bouwen en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik verlenen in afwijking van het bepaalde in artikel 27.1 en of artikel 27.2:

  1. a. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
  2. b. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad of losruimte wordt voorzien.

27.4 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij de omgevingsvergunning voor bouwen en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik nadere eisen stellen ten aanzien van de maatvoering van de parkeervoorzieningen, zoals bedoeld in artikel 27.1 indien dit, gelet op de feitelijke omstandigheden, noodzakelijk is.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 28 Overgangsrecht

28.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal.
  3. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

28.2 Overgangsrecht gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 29 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Stedelijk gebied 2019'.

Behoort bij het besluit van de raad van de gemeente Bladel van 7 november 2019.

Mij bekend,

de raadsgriffier.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Bladel telt 5 kernen, waarvoor separate bestemmingsplannen gelden. Ook voor de grotere bedrijventerreinen binnen de gemeente, gelden separate plannen. De geldende plannen voor de kernen Bladel, Casteren, Hapert, Hoogeloon en Netersel dateren (primair) uit 2010. Een aantal van de plannen voor de bedrijventerreinen zijn vastgesteld in 2011. Voor de kernen Bladel, Casteren, Hoogeloon en Netersel is in februari 2019 een nieuw ontwerp bestemmingsplan ter inzage gelegd. Naast de geldende plannen uit 2010 en 2011 zijn er voor de kommen en bedrijventerreinen nog diverse postzegel- en wijzigingsplannen in procedure gebracht afgelopen jaren en omgevingsvergunningen verleend.

In het herzieningstraject van 2019 is geconstateerd dat er voor een aantal individuele ontwikkelingen noodzaak bestaat tot bestemmingswijziging. Om het onderscheid te maken tussen de conserverende komplannen en de diverse ontwikkelingen is er voor gekozen de ontwikkelingen samen te pakken in één 'Veegplan'; voorliggend bestemmingsplan 'Stedelijk gebied 2019'. Voorliggend plan moet zorgen voor de planologisch-juridische verankering van (nieuwe) particuliere verzoeken/ initiatieven.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied behelst 10 separate locaties, verdeeld over de kernen Bladel, Netersel en Hapert en 9 kleinschalige plekken verdeeld over Bladel, Casteren, Netersel en Hapert. Alle locaties zijn gelegen binnen de huidige of beoogde bebouwde kom (woongebieden of bedrijventerrein). Onderstaande kaart geeft het plangebied aan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1728.BPO6002StedGeb2019-VAST_0001.png"

Afbeelding 1 Plangebied bestemmingsplan 'Stedelijk gebied 2019'

1.3 Vigerende Bestemmingsplannen

De 19 planlocaties liggen verdeeld over 4 kernen. Voor elke kern van de gemeente Bladel geldt een separaat bestemmingsplan. De bedrijventerreinen van Bladel en Hapert kennen hun eigen bestemmingsplan. Daarnaast is in een aantal situaties sprake van (locatiespecifieke) herzieningen en wijzigingen. Voor de kernen Bladel, Casteren, Hoogeloon en Netersel is in februari 2019 een nieuw ontwerp bestemmingsplan in procedure gebracht. De vaststelling hiervan is voorzien in de gemeenteraadsvergadering van juni 2019.

In Hoofdstuk 2 zijn de wijzigingen die de aanleiding vormen voor deze planherziening beschreven. Per locatie is hier een omschrijving van de vigerende bestemmingsplanregeling opgenomen.

1.4 Leeswijzer

Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 beschreven welke nieuwe ontwikkelingen en initiatieven worden meegenomen in onderhavig bestemmingsplan en worden deze nader toegelicht. Hoofdstuk 3 gaat in op het vigerend rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleidskader en op relevante onderzoeksaspecten. Vervolgens komt in Hoofdstuk 4 de juridische opzet aan bod. In hoofdstuk 5 wordt stilgestaan bij de economische en maatschappelijke haalbaarheid, gevolgd door de procedure in Hoofdstuk 6.

Hoofdstuk 2 Ontwikkelingen En Initiatieven

2.1 Inleiding

In de afgelopen periode, na vaststelling van de momenteel geldende bestemmingsplannen zijn een aantal nieuwe ontwikkelingen in de kernen en op de bedrijventerreinen actueel geworden, die om regeling in het bestemmingsplan vragen. Bewust is er voor gekozen om deze ontwikkelingen los te knippen van de herzieningsplannen per kom, die in februari 2019 in procedure zijn gebracht. De aard van de komplannen is conserverend, waarbij uiteraard wel reeds geregelde situaties (middels een 'postzegelbestemmigsplan', wijzigingsplan of omgevingsvergunning) zijn meegenomen. De initiatieven die niet eerder in procedure zijn gebracht, zijn samengebracht in voorliggend plan. Het betreft hoofdzakelijk particuliere verzoeken, waarvoor het college van Burgemeester en wethouders eerder heeft uitgesproken hier medewerking aan te willen verlenen. Daarnaast vinden enkele wijzigingen plaats op initiatief van de gemeente. In onderstaande paragrafen worden de gewenste ontwikkelingen toegelicht en gemotiveerd. Indien de aard en omvang dit noodzakelijk maakt, is voor het initiatief een separate ruimtelijke onderbouwing (met eventueel bijbehorende onderzoeken) opgenomen als bijlage. Voor enkele initiatieven, die slechts een beperkte ruimtelijke invloed hebben, is dit niet noodzakelijk.

In onderstaande paragrafen wordt een korte toelichting gegeven op de verschillende situaties.

2.2 Kom Bladel

2.2.1 Woningbouw Beukenbos ongenummerd

2.2.2 Wijzigen bedrijfsbestemming Leemskuilen 6

2.2.3 Splitsen bedrijfsbestemming Rond Deel 10

2.2.4 Functietoevoeging bedrijventerrein de Sleutel

2.3 Kom Hapert

2.3.1 Uitbreiden bedrijfslocatie Metaalweg 7

2.3.2 Woningbouw De Kuil ongenummerd

2.4 Kom Netersel

2.4.1 Groenbestemming omgeving De Hoeve 4

2.4.2 Woonperceel De Hoeve 32

2.4.3 Woonperceel De Hoeve 34

2.4.4 Woningbouw Latestraat ongenummerd

2.5 Diverse Locaties Bladel, Casteren, Hapert En Netersel

2.5.1 Reststrookjes groen

Verspreid over de kernen Bladel, Casteren, Hapert en Netersel zijn zogenaamde reststrookjes openbaar groen aanwezig. Het betreft snippergroen, dat voor de gemeentelijke groenstructuur geen belangrijke waarde heeft. Het betreft stroken van maximaal 150 m2.

In een aantal situaties stelt de gemeente bewoners in de gelegenheid om de reststroken te gebruiken als uitbreiding van de tuin. Voor 9 van deze locaties is het gewenst de gronden daadwerkelijk her te bestemmen, om de nieuwe situatie juridisch-planologisch vast te leggen. Het betreft situaties waarin de grond is aangekocht door de betreffende particulier en waarvoor in het verleden een collegebesluit is genomen, omtrent de overdracht en herbestemming van de gronden.

Onderstaand zijn de betreffende locaties aangegeven:

Locatie Kadastraal perce(e)l(en) Oppervlakte (m2) Geldende bestemming(en) Nieuwe bestemming(en)
Kom Bladel
1. A. van Schendellaan 18 BDL01 G 6067 7 Groendoeleinden Wonen
2. Bredasebaan 2 BDL01 K 761, 762 en 697 597 Agrarisch Tuin
Verkeer
3. De Smelen 29 BDL01 G 6099 13 Verkeersdoeleinden Tuin
Wonen
4. Wilhelminalaan 88 BDL01 G 6047 17 Verkeersdoeleinden Wonen
5. Jacques Perklaan 30 BDL01 G 6049 1 Verkeersdoeleinden Wonen
Kom Casteren
6. Durkijk 1 HGL01 D 4022 26 Verkeersdoeleinden Wonen
Kom Netersel
7. Carolus Simplexplein 16 BDL01 A 3505 89 Verkeersdoeleinden Wonen
Kom Hapert
8. Mars 2 HGL04 F 2666 39 Verkeersdoeleinden Wonen
9. Nieuwstraat 2 HGL04 F 2629, 2630, 2632 77 Groendoeleinden
Verkeersdoeleinden
Wonen

Een groot aantal van de locaties heeft in de huidige situatie een verkeersbestemming. Afgewogen is in hoeverre de gronden noodzakelijk zijn voor een goede verkeersafwikkeling en -circulatie. Uitsluitend indien deze niet belemmerd wordt door de wijziging van het gebruik en de verkeersveiligheid niet negatief wordt beïnvloed, is besloten medewerking te verlenen aan de wijziging. In het merendeel van de locaties betreft het gronden met een verkeersbestemming, die, wanneer zij niet in particulier gebruik zouden zijn, zouden worden ingericht als berm of kleinschalig plantsoen.
Tevens geldt dat geen delen van de structurele groenstructuur van de gemeente worden afgestoten, het gaat uitsluitend om snippergroen.

De gronden worden in de nieuwe situatie zodanig bestemd, dat geen nieuwe woningbouwmogelijkheden ontstaan en voor het overige wordt aangesloten bij de omliggende bestemmingen en functies. Vanuit het provinciaal en gemeentelijk beleid gelden geen beperkingen voor dergelijke kleinschalige wijzigingen, met dien verstande dat de wijziging niet mag leiden tot aantasting van de primaire structuren. Afgewogen is, dat dit op voorliggende locaties niet aan de orde is. Vanuit het toetsingskader van de Wet geluidhinder, Wet geurhinder en veehouderij en Wet milieubeheer is geen sprake van nieuwe gevoelige functies, waarvoor nader onderzoek plaats dient te vinden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1728.BPO6002StedGeb2019-VAST_0022.png"

Afbeelding 22. Referentiebeelden groenstroken die worden herbestemd (bron: maps.google.nl)

Hoofdstuk 3 Beleid En Sectorale Aspecten

3.1 Inleiding

Gemeenten zijn niet geheel vrij in het voeren van hun eigen beleid. Rijk en provincies geven met het door hen gevoerde en vastgestelde beleid de kaders aan, waarbinnen gemeenten kunnen opereren. In dit hoofdstuk wordt allereerst aandacht besteed aan het beleid.

Naast geldende beleidskaders zijn ook milieu- en omgevingsaspecten van belang in het onderzoek naar de aanvaardbaarheid van een nieuwe functie voor een locatie of gebied. Hieraan wordt in 3.3 van dit hoofdstuk aandacht besteed voor de inhoud van voorliggend plan.

3.2 Rijks-, Provinciaal, Regionaal En Gemeentelijk Beleid

Alle ontwikkelingen vinden plaats binnen de reeds aangewezen bebouwde kom. Het (overkoepelend) beleid van de diverse overheidsinstanties, zoals Rijk, provincie, regio en gemeente, is enerzijds uitvoerig behandeld in de geldende bestemmingsplannen voor de locaties uit onderhavig Veegplan (en de in procedure zijnde Komplannen). Anderzijds zijn voor een groot aantal van de voorgenomen ontwikkelingen en wijzigingen separate motiveringen (ruimtelijke onderbouwingen) opgenomen, waarin de beleidstoets voor de betreffende ontwikkeling is opgenomen. Het betreft:

Woningbouw Beukenbos ongenummerd Bijlage 1
Wijziging bedrijfsbestemming Leemskuilen 6 Bijlage 6
Splitsen bedrijfsbestemming Rond Deel 10 Bijlage 10
Functietoevoeging bedrijventerrein de Sleutel Bijlage 11
Uitbreiden bedrijfslocatie Metaalweg 7 Bijlage 12
Woningbouw de Kuil ongenummerd Bijlage 13
Groenbestemming omgeving de Hoeve 4 Bijlage 15
Woonperceel de Hoeve 32 Bijlage 17
Woonperceel de Hoeve 34 Bijlage 18
Woningbouw Latestraat ongenummerd Bijlage 19

Uitsluitend de herbestemming van het snippergroen is niet gemotiveerd middels een separate ruimtelijke onderbouwing. Het betreft hier wijzigingen binnen de bebouwde kom, die per locatie een zeer beperkte omvang en impact hebben. Het betreffen hier dermate marginale aanpassingen van het bestemmingsplan dat deze van ondergeschikte aard zijn. Hiermee wordt geen afbreuk gedaan aan de oorspronkelijke planologische mogelijkheden voor de kommen van de gemeente Bladel. Het Rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid is hiermee niet in het geding.

3.3 Randvoorwaarden

3.3.1 Milieu- en onderzoeksaspecten

Daar waar noodzakelijk zijn voor de individuele ontwikkelingen uit voorliggend plan benodigde onderzoeksaspecten nader getoetst. Daar waar specialistische onderzoeken zijn uitgevoerd, zijn deze bijgevoegd als bijlage bij de ruimtelijke onderbouwing voor het initiatief. Voor de overige situaties maakt de toets onderdeel uit van de ruimtelijke onderbouwing die is opgesteld en als bijlage opgenomen bij deze toelichting (voor een overzicht wordt verwezen naar 3.2).

3.3.2 Waterhuishouding

Een aantal van de aanpassingen van deze bestemmingsplanherziening hebben consequenties voor de waterhuishouding. In deze gevallen wordt immers nieuwe bebouwing en/ of verharding mogelijk gemaakt, waarmee de infiltratiemogelijkheden ter plaatse afnemen. Afgestemd op de aard en omvang van het initiatief zijn per situatie afspraken vastgelegd over de realisatie van alternatieve infiltratiemogelijkheden. Deze worden per initiatief (Hoofdstuk 2 en separate ruimtelijke onderbouwingen) beschreven.

De bestemmingswijziging van de reststrookjes zorgt niet voor significante wijzigingen in het (potentieel) verhard oppervlak. In veel gevallen zijn de strookjes in de huidige regeling bestemd als 'Verkeer', waarmee reeds verharding mogelijk is. In enkele situaties is sprake van de bestemmingen 'Groen' en 'Agrarisch', waar eveneens mogelijkheden tot verharding bestaan, maar gezien de bestemming een meer onbebouwd gebruik van de gronden aannemelijk is. Deze locaties worden herbestemd tot 'Wonen', 'Tuin' en 'Verkeer' en hebben een omvang van respectievelijk 7 en 579 m2. De herbestemming tot 'Wonen' is dan ook zeer beperkt van aard. Bij de herbestemming van 579 m2 worden bestemmingen toegekend waar de verharding slechts beperkt van omvang zal zijn, waarmee er voldoende mogelijkheden voor infiltratie van hemelwater overblijven.

In zijn algemeenheid geldt dat het bij de reststrookjes veelal geldt om groenstroken, waarvan hooguit een beperkt deel reeds verhard is. Ook in de toekomst zullen de gronden hun groene karakter behouden. De eventuele toename van verhard oppervlak door de voorgenomen wijzigingen is dan ook verwaarloosbaar. Een nadere toets aan het aspect waterhuishouding/ -afkoppeling is dan ook niet noodzakelijk.

Hoofdstuk 4 Juridische Opzet

4.1 Algemeen

4.2 Opzet Van De Regels

Overeenkomstig de SVBP 2012 zijn de regels van voorliggend bestemmingsplan onderverdeeld in vier hoofdstukken. Hoofdstuk 'Inleidende regels' bevat de inleidende regels. In hoofdstuk 'Bestemmingsregels' zijn de bestemmingsregels opgenomen. De hoofdstukken 'Algemene regels' en 'Overgangs- en slotregels' bevatten de algemene regels respectievelijk de overgangs- en slotregels.

Hierna wordt de inhoud van de regels per hoofdstuk kort toegelicht.

4.2.1 Inleidende regels

Begrippen (art. 1):

In dit artikel zijn bepalingen (begrippen) opgenomen welke in het algemeen spraakgebruik onvoldoende vastliggen en waarbij verschillen in interpretatie bij toepassing van de planregels mogelijk zijn. Een aantal begrippen is standaard voorgeschreven in de SVBP 2012.

Wijze van meten (art. 2):

Hierin wordt aangegeven op welke manier hoogte, lengte, breedte, inhoud en oppervlakte van bouwwerken/ percelen gemeten moeten worden. Bij de wijze van meten is aangesloten bij de SVBP 2012.

4.2.2 Bestemmingsregels

Ter verkrijging van een logische opbouw wordt de navolgende volgorde in de bestemmingsregeling aangehouden voor de opgenomen bestemmingen:

1. Bestemmingsomschrijving;

2. Bouwregels;

3. Specifieke gebruiksregels (indien noodzakelijk);

4. Afwijken van de gebruiksregels (indien noodzakelijk);

5. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden (indien noodzakelijk);

6. Wijzigingsbevoegdheid (indien noodzakelijk).

In de bestemmingsomschrijving wordt een omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functies. Als eerste wordt de hoofdfunctie aangegeven. Vervolgens worden de andere aan de grond toegekende functies genoemd.

In de bouwregels wordt bepaald aan welke voorwaarden de bebouwing moet voldoen. Voor zover nodig wordt een onderscheid gemaakt in woningen (of andere hoofdgebouwen), bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waardoor de toetsing van aanvragen voor een omgevingsvergunning aanmerkelijk vereenvoudigd en inzichtelijker is.

In de specifieke gebruiksregels staat aangegeven welke gebruik in ieder geval strijdig is met de bestemmingsomschrijving. Van de gebruiksregels kan in een aantal gevallen afgeweken worden middels een omgevingsvergunning voor meer gebruiksmogelijkheden (afwijken van de gebruiksregels).

In de wijzigingsbevoegdheid is opgenomen onder welke voorwaarden een bestemming omgezet kan worden naar een andere bestemming.

4.2.3 Algemene regels

In artikel Artikel 21 Anti-dubbeltelregel wordt bepaald dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing blijft. Het nog overgebleven terrein mag dus niet nog eens meegenomen worden bij het toestaan van een ander bouwwerk.

In Artikel 22 Algemene bouwregels zijn algemene bouwregels opgenomen, met daarin regels voor ondergrondse bouwwerken en ondergeschikte bouwdelen.

In Artikel 23 Algemene gebruiksregels, Artikel 24 Algemene aanduidingsregels, Artikel 25Algemene afwijkingsregels en Artikel 26 Algemene wijzigingsregels zijn algemene gebruiksregels, algemene aanduidingsregels, algemene afwijkingsregels en algemene wijzigingsregels opgenomen. In Artikel 27 Overige regels zijn de overige regels opgenomen.

4.2.4 Overgangs- en slotregels

In de bepaling Artikel 28 Overgangsrecht is geregeld in hoeverre en onder welke voorwaarden bestaande gebouwen en het bestaand gebruik van gronden en bouwwerken mogen afwijken van het plan. In Artikel 29 Slotregel is aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kan worden aangehaald.

Hoofdstuk 5 Haalbaarheid

5.1 Economische Haalbaarheid

Binnen het plangebied zijn voor de diverse locaties ontwikkelingsmogelijkheden opgenomen. Per initiatief is de financiële impact afgewogen. De kosten verband houdend met de planherziening worden via leges verhaald op de initiatiefnemers. Daarnaast is waar nodig een anterieure overeenkomst gesloten, waar ook de kwaliteitsbijdrage is verankerd. In deze anterieure overeenkomsten is tevens de afwenteling van eventuele planschadeclaims geborgd.

Aangezien het kostenverhaal op voorhand is vastgelegd hoeft geen exploitatieplan te worden vastgesteld.

Behoudens de kosten voor ambtelijke voorbereiding en procesbegeleiding, voor zover niet afgewenteld op de individuele initiatiefnemers, zijn voor de gemeente geen kosten verbonden aan de realisering van het plan.

5.2 Maatschappelijke Haalbaarheid

Het Veegplan 'Stedelijk Gebied 2019' maakt een aantal ontwikkelingen mogelijk, met name op het gebied van wonen en bedrijvigheid. Voor elk van de ontwikkelingen is een zorgvuldige (ruimtelijke) afweging gemaakt, al dan niet gemotiveerd in een separate ruimtelijke onderbouwing. Uit de afweging zijn geen onevenredig negatieve effecten voor de locaties of omgeving gebleken. Zodoende mag worden aangenomen dat tegen het planvoornemen geen overwegende bezwaren bestaan.

Het bestemmingsplan heeft conform de gebruikelijke procedure van 27 juni 2019 tot en met 7 augustus 2019 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn heeft een ieder kunnen reageren op het planvoornemen en zijn of haar zienswijzen kunnen indienen.

Hoofdstuk 6 Procedure

6.1 De Te Volgen Procedure

In het kader van vooroverleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerp-bestemmingsplan toegezonden naar de vooroverlegpartners.

Na het verwerken van vooroverlegreacties is het ontwerp bestemmingsplan gedurende zes wegen ter inzage gelegd, van 27 juni 2019 tot en met 7 augustus 2019. Gedurende deze termijn zijn vier zienswijzen ingediend, welke leiden tot aanpassingen van het bestemmingsplan. Daarnaast zijn een aantal ambtshalve wijzigingen doorgevoerd.

In de Nota zienswijze bestemmingsplan "stedelijk gebied 2019", die als bijlage bij het vaststellingsbesluit zijn opgenomen, zijn de vier zienswijzen samengevat en van een gemeentelijke reactie voorzien. Daarnaast is hierin ook een overzicht opgenomen van de ambtshalve wijzigingen.

Na vaststelling wordt het plan, samen met het besluit tot vaststelling, opnieuw zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden die eerder een zienswijze hebben ingediend tegen dit besluit beroep aantekenen bij de Afdeling van de Raad van State.

6.2 Vaststelling

Het bestemmingsplan is op 7 november 2019 door de gemeenteraad gewijzigd vastgesteld.

Bijlage 1 Bedrijvenlijst 'Bedrijf' I

Bijlage 1 Bedrijvenlijst 'Bedrijf' I

Bijlage 2 Bedrijvenlijst 'Bedrijf' Ii

Bijlage 2 Bedrijvenlijst 'Bedrijf' II

Bijlage 3 Bedrijvenlijst 'Bedrijf - 1'

Bijlage 3 Bedrijvenlijst 'Bedrijf - 1'

Bijlage 4 Lijst Bedrijfs- En Beroepsmatige Activiteiten Aan Huis

Bijlage 4 Lijst bedrijfs- en beroepsmatige activiteiten aan huis

Bijlage 1 Ruimtelijke Onderbouwing Beukenbos Ongenummerd

Bijlage 1 Ruimtelijke onderbouwing Beukenbos ongenummerd

Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek Beukenbos Ongenummerd

Bijlage 2 Akoestisch onderzoek Beukenbos ongenummerd

Bijlage 3 Verkennend Bodemonderzoek Beukenbos Ongenummerd

Bijlage 3 Verkennend bodemonderzoek Beukenbos ongenummerd

Bijlage 4 Besluit Milieueffectrapportage Vormvrije M.e.r.-beoordeling Beukenbos Ongenummerd

Bijlage 4 Besluit milieueffectrapportage vormvrije m.e.r.-beoordeling Beukenbos ongenummerd

Bijlage 5 Beoordeling Milieukundige Onderzoeken Beukenbos Ongenummerd

Bijlage 5 Beoordeling milieukundige onderzoeken Beukenbos ongenummerd

Bijlage 6 Ruimtelijke Onderbouwing Leemskuilen 6

Bijlage 6 Ruimtelijke onderbouwing Leemskuilen 6

Bijlage 7 Akoestisch Onderzoek Industrielawaai Leemskuilen 6

Bijlage 7 Akoestisch onderzoek industrielawaai Leemskuilen 6

Bijlage 8 Besluit Maatwerkvoorschriften Leemskuilen 6

Bijlage 8 Besluit maatwerkvoorschriften Leemskuilen 6

Bijlage 9 Bodemonderzoek Leemskuilen 6

Bijlage 9 Bodemonderzoek Leemskuilen 6

Bijlage 10 Ruimtelijke Onderbouwing Rond Deel 10 Incl Bijlagen

Bijlage 10 Ruimtelijke onderbouwing Rond Deel 10 incl bijlagen

Bijlage 11 Ruimtelijke Onderbouwing De Sleutel

Bijlage 11 Ruimtelijke onderbouwing de Sleutel

Bijlage 12 Ruimtelijke Onderbouwing Metaalweg 7

Bijlage 12 Ruimtelijke onderbouwing Metaalweg 7

Bijlage 13 Ruimtelijke Onderbouwing De Kuil Ongenummerd

Bijlage 13 Ruimtelijke onderbouwing de Kuil ongenummerd

Bijlage 14 Aerius Berekening De Kuil Ongenummerd

Bijlage 14 Aerius berekening de Kuil ongenummerd

Bijlage 15 Ruimtelijke Onderbouwing De Hoeve 4

Bijlage 15 Ruimtelijke onderbouwing De Hoeve 4

Bijlage 16 Verkennend Bodemonderzoek De Hoeve 4

Bijlage 16 Verkennend bodemonderzoek De Hoeve 4

Bijlage 17 Ruimtelijke Onderbouwing De Hoeve 32

Bijlage 17 Ruimtelijke onderbouwing De Hoeve 32

Bijlage 18 Ruimtelijke Onderbouwing De Hoeve 34

Bijlage 18 Ruimtelijke onderbouwing De Hoeve 34

Bijlage 19 Ruimtelijke Onderbouwing Latestraat Ongenummerd

Bijlage 19 Ruimtelijke onderbouwing Latestraat ongenummerd