KadastraleKaart.com

1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf-toegesneden
Artikel 4 Leiding – Ondergronds
Artikel 5 Waarde - Archeologie
Artikel 6 Waarde - Cultuurhistorie
Artikel 7 Waarde - Landschapselement
Artikel 8 Waterstaat - Grondwaterbeschermingsgebied
3 Algemene Regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Artikel 10 Algemene Bouwregels
Artikel 11 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 13 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 14 Overige Regels
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht
Artikel 16 Slotregel

Eyserhalte

Bestemmingsplan - Gemeente Gulpen-Wittem

Vastgesteld op 25-04-2024 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Toelichting

1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:
het bestemmingsplan 'Eyserhalte’ met identificatienummer NL.IMRO.1729.BPEyserhalte-ON01 van de gemeente Gulpen-Wittem;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand
NL.IMRO.1729.BPEyserhalte-VG01 met de bijbehorende regels en bijlagen;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 archeologisch onderzoek:
diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarden binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.
1.6 archeologische verwachtingswaarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden.
1.7 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met het voorkomen van archeologische relicten.
1.8 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.9 bebouwingspercentage:
een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage dat de grootte van het bestemmings- of bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
1.10 begane grond:
bouwlaag waarvan het vloerpeil ter hoogte van het peil ligt, dan wel de bouwlaag boven een onderbouw.
1.11 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.12 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.13 bijgebouw:
een aangebouwd dan wel vrijstaand gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat architectonische en/of bouwkundig ondergeschikt is aan en ten dienste staat van het hoofdgebouw.
1.14 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een
bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.15 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.16 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijke omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en
zolder.
1.17 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.18 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel.
1.19 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde
gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.20 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.21 cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied.
1.22 daghoreca
een horecavoorziening die gericht is op het verstrekken van maaltijden en dranken gedurende de dagperiode en daarmee een bijdrage levert aan de exploitatie van de voorziening waarvan zij onderdeel uitmaakt en wat betreft openingstijden daarop aansluit.
1.23 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of
leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; sekswinkel hieronder niet begrepen.
1.24 ecologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en / of fauna.
1.25 Eyserhalte:
het bedrijfsmatig ter plaatse bereiden en bewerken van (eigengemaakte) producten, maaltijden en
gerechten waarbij (smaak)beleving centraal staat. Alsmede de verkoop van overwegend
streekgebonden (vers)producten en nationale en internationale delicatessen met daaraan
ondergeschikt daghoreca in de vorm van een binnen- en buitenbar en een terrasweide voor maximaal
50 personen met eventueel daaraan gekoppeld de bezichtiging van de naastgelegen truffière.
1.26 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.27 gebruik:
het gebruiken, het doen gebruiken of het laten gebruiken.
1.28 hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw op een bouwperceel valt aan te merken.
1.29 in- en extensieve recreatie:
intensieve recreatie betreft diè vormen van openluchtrecreatie waarbij gebruik wordt gemaakt van een sterk geconcentreerd voorzieningenpakket of één grote voorziening, waarbij het omringende landschap van minder belang wordt geacht en zich relatief veel personen per oppervlakte-eenheid (kunnen) bevinden;
Extensieve recreatie betreft vormen van openluchtrecreatie die niet intensief zijn zoals recreatief gebruik door wandelaars, fietsers, vissers van gronden die al dan niet voorzien zijn van rustpunten en/of bewegwijzering.
1.30 kap:
de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm danwel met een dakhelling van ten minste 15°.
1.31 kleinschalige landschapselementen:
houtopstanden, graften, holle wegen, bosschages en heggen en soortgelijke kleinschalige begroeiings- en reliëfelementen die kenmerkend zijn voor en de landschappelijke kwaliteit bepalen van een bepaald gebied.
1.32 landschappelijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur.
1.33 monumentale waarde:
Waarden van zaken, welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarden.
1.34 natuurlijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.
1.35 onderbouw:
een gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant minder dan 1,20 meter boven peil is gelegen.
1.36 oppervlakte van een bodemingreep:
het bebouwde (bruto) oppervlak als het gaat om bovengrondse ontwikkelingen en het oppervlak van een bodemingreep vanaf maaiveld als het gaat om bodemingrepen in het kader van een procedure inzake de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of voor werkzaamheden.
1.37 parkeerterrein:
al dan niet afgesloten en omsloten terrein voor het parkeren van (motor)voertuigen en de stalling van (brom-, motor-) fietsen.
1.38 peil:
voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan een weg grenst:
  • 0,20 meter boven de kruin van de (woning)ontsluitingsweg ter plaatse van de hoofdtoegang
In andere gevallen:
  • de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de naar de (woning)ontsluitingsweg gekeerde gevelzijde, met dien verstande dat deze gemiddelde hoogte tussen 0,20 meter en 1,0 meter boven of beneden de kruin van de weg dient te zijn gelegen.
1.39 peildatum:
tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
1.40 watergang:
een werk al of niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen en af te voeren, de taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede te verstaan, welke door het Algemeen Bestuur van het Waterschap in de legger is opgenomen.
1.41 weg:
een voor het openbaar rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.
1.42 winkelvloeroppervlakte (wvo):
Het oppervlak aan detailhandel dat voor het publiek vrij toegankelijk is, dan wel zichtbaar is, inclusief de ruimten die direct met de verkoop of het uitvoeren van diensten samenhangen.
1.43 Wro:
Wet ruimtelijke ordening

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:
de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen.
2.2 bebouwingspercentage:
het percentage van een bouwperceel dat met gebouwen mag worden bebouwd. Voor zover op de verbeelding bouwgrenzen zijn aangegeven wordt het bebouwingspercentage berekend over het gebied binnen de bouwgrenzen.
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.4 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.5 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.6 de hoogte van een dakopbouw:
vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw;
2.7 de hoogte van een kap:
vanaf de bovenkant goot, boeiboord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap;
2.8 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de
scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.9 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.10 verstoringsdiepte:
vanaf het peil tot aan het diepste punt van de ingreep.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf-toegesneden

3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf-Toegesneden' aangewezen gronden zijn ter plaatse van de aanduiding ‘Eyserhalte’ bestemd voor:
  1. detailhandel passend tot een maximum van 200m2 wvo, ter plaatse van de aanduiding ‘Specifieke vorm van detailhandel-Eyserhalte’;
  2. daghoreca, ter plaatse van de aanduiding ‘Specifieke vorm van detailhandel-daghoreca’;
  3. parkeren, ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’.
Met dien verstande dat de functies en activiteiten moeten passen binnen de doeleinden van het ‘Eyserhalte’ concept zoals gedefinieerd in de inleidende regels van dit plan.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de op de verbeelding aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 14.2.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
Op de tot 'Bedrijf-Toegesneden' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
  1. gebouwen, geen woning zijnde;
  2. bouwwerken geen gebouwen zijnde, welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen,
met dien verstande dat voldaan wordt aan het bepaalde in 3.2.1 en 3.2.2.
3.2.2 Bouwvlak
Ter plaatse van het bouwvlak gelden de volgende regels:
  1. gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 10 m;
  3. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 4,50 m.
  4. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 8 m
3.2.3 Regels voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag ten hoogste 2.60 m bedragen, met uitzondering van:
  1. de hoogte van erfafscheidingen, welke voor zover aanwezig voor de aan de zijde van de voorgevel naar de weg gekeerde bouwgrens ten hoogste 1.00 m en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens ten hoogste 2.00 m mag bedragen en;
  2. de hoogte van palen, masten en beeldende kunstwerken welke ten hoogste 8.00 m mag bedragen.
3.2.4 Voorwaardelijke verplichting Stikstof
Op de tot 'Bedrijf-Toegesneden' aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd indien is
aangetoond dat negatieve effecten op instandhoudingsdoelen van Natura2000 gebieden ten gevolge
van stikstof met zekerheid kunnen worden uitgesloten.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
  1. wonen;
  2. zelfstandige kantoren;
  3. bedrijven of bedrijfsmatige activiteiten anders als bedoeld in 3.1.
  4. bedrijven in de milieucategorie 4.1 of hoger;
  5. handel anders als bedoeld in 3.1 onder a;
  6. verblijfsrecreatie;
  7. horeca met uitzondering van het bepaalde in 3.1 onder b;
  8. transport- en garagebedrijven;
  9. opslagdoeleinden, uitgezonderd opslag verband houdend met de bedrijfsvoering;
  10. (winter)stalling van caravans in de openlucht.
3.3.2 Voorwaardelijke verplichting Stikstof
Indien de aard en omvang van het gebruik van de bestemming 'Bedrijf-Toegesneden' wijzigt ten
opzichte van de situatie per 1-1-2024 is dit uitsluitend toegestaan indien is aangetoond dat negatieve
effecten op instandhoudingsdoelen van Natura2000 gebieden ten gevolge van stikstof met zekerheid
kunnen worden uitgesloten.

Artikel 4 Leiding – Ondergronds

4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding – Ondergronds' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor ondergrondse leidingen voor gas-, rioolwater,- water-, en brandstoftransport, ter plaatse van de als zodanig aangeduide zone en voor de daarbij aangegeven breedte.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse bestemmingen zijn de desbetreffende regels, voor zover niet strijdig met dit artikel, van toepassing.
4.2 Bouwregels
Op de tot 'Leiding - Ondergronds' aangewezen gronden mogen, in afwijking van het bepaalde in de afzonderlijke artikelen, uitsluitend worden gebouwd:
bouwwerken van geringe omvang ten dienste van of ter instandhouding van de betreffende leiding,
met dien verstande, dat de hoogte ten hoogste 3.50 m mag bedragen.
4.3 Ontheffing van de bouwregels
4.3.1 Ontheffing oprichten bouwwerken
Burgemeester en Wethouders kunnen, gehoord de leidingbeheerder, ontheffing verlenen van het bepaalde in 4.2. ten behoeve van het oprichten van bouwwerken welke ter plaatse conform de op de plankaart aangegeven bestemming mogen worden opgericht mits deze geen gevaar opleveren voor de leiding of aan het functioneren van de leiding geen afbreuk doen en/of door het aan de ontheffing verbinden van voorwaarden een en ander kan worden voorkomen.
4.3.2 Procedure ontheffing
Burgemeester en Wethouders volgen bij het toepassen van de afwijkingsbevoegdheid de in artikel 14.1 gegeven procedure.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt tenminste verstaan gebruik van de grond voor en/of als:
  1. een wijze die gevaar kan opleveren voor de leiding of aan het functioneren van de leiding afbreuk doet;
  2. het uitvoeren van ontgrondingen, dan wel anderszins het bodemniveau wijzigen;
  3. het aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
  4. het aanbrengen en/of rooien van diepwortelende beplanting;
  5. het verrichten van grondwerkzaamheden, anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  6. het verrichten van grondophogingen;
  7. het heien of anderszins voorwerpen in de grond aanbrengen;
4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde of van werkzaamheden
4.5.1 Vergunningsplichtige werken of werkzaamheden
Het is verboden op of in de tot 'Leiding-Ondergronds' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het aanbrengen van hoogopgaande beplanting of bomen;
  2. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur hogen dan 2,50 meter;
  3. het opslaan van materialen of stoffen, die onder bepaalde omstandigheden gevaar van brand of explosie kunnen opleveren;
  4. het ophogen en egaliseren, bodemverlagen of afgraven of anderszins wijzigen van de maaiveld- of weghoogte.
4.5.2
Het bepaalde in 4.5.1 is niet van toepassing voor:
  1. werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
  2. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  3. werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;
  4. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd.
4.5.3
De werken of werkzaamheden als bedoeld onder 4.5.1. zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in de aanhef van dit artikel genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind.

Artikel 5 Waarde - Archeologie

5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en bescherming van oudheidkundig waardevolle elementen en terreinen.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse bestemmingen zijn de desbetreffende regels, voor zover niet strijdig met dit artikel, van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 14.2.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen
Ter plaatse van wettelijk beschermde archeologische monumenten mag geen aantasting van de archeologische resten plaatsvinden.
5.2.2 Archeologisch onderzoek
Op de tot 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden die nader aangeduid zijn als archeologische verwachtingswaarden 'hoog', 'middelhoog' en 'AMK-terreinen' en ter plaatse van archeologische vindplaatsen dient archeologisch vooronderzoek uitgevoerd te worden als een bodemingreep dieper dan 30 cm beneden maaiveld plaatsvindt en:
  1. de grens van het plangebied binnen 50 meter van een archeologische vindplaats is gelegen;
  2. het plangebied groter is dan 100 m² en is gelegen binnen een historische kern;
  3. in AMK-terreinen het plangebied groter is dan 0 m²;
  4. voor overige gebieden het plangebied groter is dan 2.500 m² tenzij een vindplaats binnen 50 meter van de grens van het plangebied is gelegen.
Als uit het archeologische vooronderzoek blijkt dat geen archeologische waarden in het geding zijn, dan wel nadat door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden veilig zijn gesteld, mag het planvoornemen in het kader van archeologie uitgevoerd worden.
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden
5.3.1 Vergunningsplichtig
Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
  2. het bodemverlagen of afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
  3. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,30 m, waartoe ook gerekend wordt woelen en draineren;
  4. het aanleggen van boomgaarden;
  5. het bebossen van gronden ten behoeve van de houtproductie;
  6. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  7. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur tenzij zulks noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  8. het graven of dempen van sloten, watergangen, vijvers of vaarten;
  9. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  10. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem.
5.3.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in 5.3.1 is niet van toepassing voor:
  1. werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
  2. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  3. werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;
  4. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning of anderszins mogen worden uitgevoerd.
5.3.3 Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden als bedoeld onder 5.3.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in de aanhef van dit artikel genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind.
5.3.4 Uitvoeren wetenschappelijk onderzoek
Voor de werken of werkzaamheden als bedoeld onder 5.3.1 en voor zover betrekking hebbend op terreinen van hoge archeologische betekenis, waarbij de in de bedoelde gronden aanwezige oudheidkundige sporen meer dan in geringe mate worden aangetast, dient indien de mogelijkheid bestaat voorafgaand wetenschappelijk onderzoek uitgevoerd te worden of dienen oudheidkundige waarnemingen te worden gedaan. Omtrent het toelaatbaar zijn van betreffende werken of werkzaamheden wordt vooraf advies bij de Rijksdienst voor archeologie, cultuurlandschap en monumenten ingewonnen.

Artikel 6 Waarde - Cultuurhistorie

6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van ter plaatse bestaande cultuurhistorische en oudheidkundig waardevolle elementen (monumenten en beeldbepalende bebouwing) en patronen (beplantingspatronen, verkavelingen, wegenpatronen, het stedenbouwkundig beeld).
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse bestemmingen zijn de desbetreffende regels, voor zover niet strijdig met dit artikel, van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 14.2.
6.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden
6.2.1 Vergunningsplichtig
Het is verboden op of in de voor 'Waarde – Cultuurhistorie' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning (voorheen: aanlegvergunning) van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
het doorvoeren van veranderingen in de verkaveling of percelering van terreinen voor zover het geen gronden betreft die agrarisch in gebruik zijn;
het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
het graven of dempen van sloten, watergangen, vijvers of vaarten.
6.2.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in 8.3.1 is niet van toepassing voor:
werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;
werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd.
6.2.3 Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden als bedoeld onder 8.3.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in de aanhef van dit artikel genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind.

Artikel 7 Waarde - Landschapselement

7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Landschapselement' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en herstel van de in het buitengebied aanwezige kleinschalige landschapselementen en de daarmee samenhangende landschappelijke en natuurlijke waarden, alsmede het daarmee samenhangende waterbergend vermogen van de grond.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse bestemmingen zijn de desbetreffende regels, voor zover niet strijdig met dit artikel, van toepassing.
7.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.2.1 Vergunningsplichtige werken of werkzaamheden
Het is verboden op of in de tot 'Waarde - Landschapselement' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
het vellen, rooien, slopen, dempen, egaliseren van kleinschalige landschapselementen, dan wel het verrichten van werkzaamheden, die ernstige beschadiging of de dood of verdwijning van kleinschalige landschapselementen tot gevolg hebben.
7.2.2
Het bepaalde in 7.2.1 is niet van toepassing voor:
  1. werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
  2. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  3. werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;
  4. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd.
7.2.3
De werken of werkzaamheden als bedoeld onder 7.2.1 zijn slechts toelaatbaar:
  1. indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in de aanhef van dit artikel genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind.
  2. Voor zover, in het geval de werken of werkzaamheden betrekking hebben op kleinschalige landschapselementen, zoals aangeduid op de verbeelding, ten hoogste 20% van elk ten tijde van de terinzagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp bestaand klein landschapselement wordt geveld/gerooid/verwijderd/gekapt; Burgemeester en wethouders voorwaarden aan de vergunning kunnen stellen ter compensatie.

Artikel 8 Waterstaat - Grondwaterbeschermingsgebied

8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde – Grondwaterbeschermingsgebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de
andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming van de kwaliteit van het
grondwater ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse bestemmingen zijn de desbetreffende
regels, voor zover niet strijdig met dit artikel, van toepassing.
8.2 Bouwregels 8.2.1 Algemeen
Op de tot 'Waterstaat – Grondwaterbeschermingsgebied' aangewezen gronden zijn geen aanvullende
bouwregels van toepassing.
8.3 Specifieke gebruiksregels 8.3.1 Gebruik van de gronden
Op de tot 'Waterstaat- Grondwaterbeschermingsgebied' bestemde gronden zijn geen aanvullende
gebruiksregels van toepassing.

3 Algemene Regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is
gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene Bouwregels

10.1 Bouwverbod
Het is verboden op de in het plan begrepen gronden enig bouwwerk te bouwen, waarbij de op de plankaart aangegeven bouwgrens wordt overschreden, behoudens overschrijdingen, die volgens deze regels zijn toegestaan.
10.2 Algemene regels over bestaande afstanden en andere maten
10.2.1
Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
10.2.2
In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
10.2.3
In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in 10.2.1 en 10.2.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.
10.3 Ondergronds bouwen
10.3.1
Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.
10.3.2
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:
  1. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak en onder bijgebouwen;
  2. in aanvulling op het bepaalde in sub a is bij ondergrondse bouwwerken onder bijgebouwen geen toegang van buitenaf toegestaan;
  3. het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil vermeerderd met 15 m²;
  4. in aanvulling op het bepaalde sub a en b is maximaal 1 niet-overdekt zwembad toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    1. het zwembad dient te worden gebouwd achter de achtergevel of het verlengde daarvan en op een afstand van ten minste 3 m van zijdelingse en achterste perceelsgrens;
    2. het zwembad mag niet overdekt zijn, tenzij de regeling voor bijgebouwen als opgenomen in de regels behorende bij de desbetreffende bestemming in acht wordt genomen;
    3. het zwembad mag uitsluitend voor hobbymatig gebruik worden benut;
  5. de bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter onder peil.
10.3.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning (voorheen: ontheffing) verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 10.3.2 sub d voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 meter onder peil onder de voorwaarde dat:
  1. de waterhuishouding niet wordt verstoord;
  2. geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.

Artikel 11 Algemene Aanduidingsregels

11.1 Milieuzone - Bodembeschermingsgebied
Binnen het bodembeschermingsgebied Mergelland is duurzaam behoud van kwetsbare functies en waarden als bijzondere bescherming van de bodem noodzakelijk. Het streven is naar een kwaliteit van bodem, grondwater en landschap die voldoet aan de eisen die de aanwezige bijzondere biotische, abiotische en cultuurhistorische waarden stellen. Daarbij dient rekening gehouden te worden met dan wel afstemming te worden gezocht met het beleid ter zake van de Omgevingsverordening Limburg en de Omgevingsvisie Limburg.

Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels

12.1.1
Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.
12.1.2
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:
ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak en onder bijgebouwen;
in aanvulling op het bepaalde in sub a is bij ondergrondse bouwwerken onder bijgebouwen geen toegang van buitenaf toegestaan;
het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil vermeerderd met 15 m²;
in aanvulling op het bepaalde sub a en b is maximaal 1 niet-overdekt zwembad toegestaan onder de volgende voorwaarden:
het zwembad dient te worden gebouwd achter de achtergevel of het verlengde daarvan en op een afstand van ten minste 3 m van zijdelingse en achterste perceelsgrens;
het zwembad mag niet overdekt zijn, tenzij de regeling voor bijgebouwen als opgenomen in de regels behorende bij de desbetreffende bestemming in acht wordt genomen;
het zwembad mag uitsluitend voor hobbymatig gebruik worden benut;
de bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter onder peil.
12.1.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning (voorheen: ontheffing) verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 28.1.2 sub d voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 meter onder peil onder de voorwaarde dat:
de waterhuishouding niet wordt verstoord;
geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.

Artikel 13 Algemene Wijzigingsregels

13.1.1
Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.
13.1.2
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:
  1. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak en onder bijgebouwen;
  2. in aanvulling op het bepaalde in sub a is bij ondergrondse bouwwerken onder bijgebouwen geen toegang van buitenaf toegestaan;
  3. het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil vermeerderd met 15 m²;
  4. in aanvulling op het bepaalde sub a en b is maximaal 1 niet-overdekt zwembad toegestaan onder de volgende voorwaarden:
  5. het zwembad dient te worden gebouwd achter de achtergevel of het verlengde daarvan en op een afstand van ten minste 3 m van zijdelingse en achterste perceelsgrens;
  6. het zwembad mag niet overdekt zijn, tenzij de regeling voor bijgebouwen als opgenomen in de regels behorende bij de desbetreffende bestemming in acht wordt genomen;
  7. het zwembad mag uitsluitend voor hobbymatig gebruik worden benut;
  8. de bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter onder peil.
13.1.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning (voorheen: ontheffing) verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 28.1.2 sub d voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 meter onder peil onder de voorwaarde dat:
  1. de waterhuishouding niet wordt verstoord;
  2. geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.

Artikel 14 Overige Regels

14.1 Algemeen
  1. Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere (wettelijke) regelingen dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan.
  2. Bij nieuw op te richten gebouwen dient, voor zover nodig, inzicht te worden verschaft in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem van het gehele bouwperceel aan de hand van een in te stellen bodemonderzoek. Dit geldt eveneens voor locaties waar middels een afwijkings-, respectievelijk een wijzigingsbevoegdheid gebouwd kan worden. De omgevingsvergunning voor het bouwen zal niet eerder worden verleend dan nadat de gronden, indien nodig, gesaneerd zijn danwel indien er zekerheid bestaat dat alvorens bouwactiviteiten een aanvang nemen bedoelde gronden, indien nodig, feitelijk zullen zijn gesaneerd.
  3. Ter voorkoming van dubbele toetsing zal de gemeentelijke toets met betrekking tot waterhuishoudkundige activiteiten zich beperken tot de relatie landschappelijke, natuurlijke en ecologische waarden. Deze toets dient aan te sluiten op de (eventuele) waterhuishoudkundige toetsing krachtens de Omgevingsverordening Limburg.
  4. Nieuwe wegen mogen uitsluitend worden aangelegd respectievelijk bestaande wegen mogen uitsluitend worden gereconstrueerd indien in voldoende mate is verzekerd dat de geluidbeperkende voorzieningen worden gerealiseerd om te voorkomen dat ten aanzien van bestaande woningen en andere geluidgevoelige gebouwen de geldende grenswaarden respectievelijk de voorkeursgrenswaarden worden overschreden.
14.2 Voorrangsregels
14.2.1 Voorrang dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen
In het geval van strijdigheid van belangen tussen een bestemming en een dubbelbestemming en/of
gebiedsaanduiding, met name aan de orde bij wijzigingsbevoegdheden, gaat het belang van de
dubbelbestemming en/of gebiedsaanduiding voor.
14.2.2 Onderlinge relatie dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen
Ten aanzien van de onderlinge relatie tussen de dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen geldt dat dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen gericht op het instandhouden of ontwikkelen van het groene karakter en het voorkomen van bebouwing voorgaan boven dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen met bebouwing. In concreto wordt in afnemende mate prioriteit verleend aan de dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen:
  1. Leiding ondergronds
  2. 'Waarde - Archeologie;
  3. 'Waarde - Cultuurhistorie';
  4. 'Waarde - Landschapselement';
  5. 'Waterstaat - Grondwaterbeschermingsgebied';

4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplanaanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
15.2 Afwijken
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in lid 15.1 een
omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 15.1 met maximaal 10%.
15.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Lid 16.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
15.4 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
15.5 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 15.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
15.6 Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in lid 15.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
15.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Lid 15.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende
bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Eyserhalte.