Bestemmingsplan 'Uitbreiding VOF De Puthof Groenestraat te Reijmerstok'
Bestemmingsplan - gemeente Gulpen-Wittem
Vastgesteld op 01-03-2011 - geheel onherroepelijk in werking
Bestanden
1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1. plan:
het bestemmingsplan ‘Uitbreiding VOF De Puthof Groenestraat te Reijmerstok’ van de gemeente Gulpen-Wittem;
2. bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in GML-bestand NL.IMRO.1729.BPLBUI10000-VG01 met de bijbehorende regels
3. aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de ‘regels’ regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
4. aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
5. aan-huis-gebonden beroep:
het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnen, ontwerptechnisch gebied of daarmee gelijk te stellen gebieden, dat door zijn beperkte omvang in de woning en de daarbij behorende bijgebouwen kan worden uitgeoefend met behoud van de woonfunctie en met een ruimtelijke uitstraling die in overeenstemming is met de woonfunctie;
6. agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, niet zijnde een manage;
7. agrarisch bouwperceel:
een bouwperceel waarop geconcentreerde bebouwing ten behoeve van één agrarisch bedrijf is toegestaan;
8. agrarisch gebruik:
het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;
9. agrarisch hulp- en nevenbedrijf:
een niet-industrieel bedrijf voor productie of levering van goederen of diensten ten behoeve van agrarische bedrijven, respectievelijk voor ver- of bewerking, op of overslag, vervoer of verhandeling van agrarische producten voor derden;
10. agrarische activiteiten van ondergeschikte betekenis:
agrarisch getinte activiteiten van ondergeschikte betekenis, die niet vallen onder het regime van de Wet milieubeheer;
11. ambacht(elijke):
het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsook het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte activiteit, van goederen die ter plaatse worden vervaardigd, ver- of bewerkt;
12. ander bouwwerk:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, zoals bijvoorbeeld een erfafscheiding en zwembad;
13. archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden;
14. bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
15. bed & breakfast:
een voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt, als ondergeschikte toeristisch-recreatieve activiteit aan maximaal 8 personen die voor één of enkele nachten een onderkomen zoeken. Onder een bed and breakfast-voorziening wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van
tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid.
16. bedrijfsgebouw:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een of meer bedrijfsactiviteiten;
17. bedrijfsvloeroppervlak:
het vloeroppervlak van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten;
18. bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) één persoon, gezin of andere groep van personen, van wie huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;
19. bestaand:
bij bouwwerken: bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp; bij gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van het betreffende gebruiksverbod;
20. bestemmingsgrens:
de grens van het bestemmingsvlak;
21. bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
22. bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
23. bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
24. bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
25. bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
26. bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
27. bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
28. bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
29. bijgebouw:
een aangebouwd dan wel vrijstaand gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat architectonisch en/of bouwkundig ondergeschikt is aan en ten dienste staat van het hoofdgebouw;
30. consumentverzorgende en/of ambachtelijke bedrijven:
een uitoefenen van een ambachtelijk en/of dienstverlenend bedrijf, zoals een schoenmaker, fietsenmaker, kapper, schoonheidssalon, goudsmid en dergelijke,waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn, dat de activiteit ter plaatse, in de woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen kan worden uitgeoefend met behoud van de woonfunctie en met een
ruimtelijke uitstraling die in overeenstemming is met de woonfunctie;
31. containervelden:
een werk, niet zijnde een bouwwerk, bestaande uit grond voorzien van een afdeklaag van plastic, antiworteldoek, beton en/of andere materialen, ten behoeve van de teelt van gewassen. De gewassen worden op deze afdeklaag los van de ondergrond geteeld in potten.
32. cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied;
33. dagrecreatie:
verblijf buiten de woning voor recreatieve doeleinden zonder dat er een overnachting elders mee gepaard gaat;
34. detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
35. dienstverlening:
het bedrijfsmatig/beroepsmatig verlenen van economische en maatschappelijke diensten, met uitzondering van een garagebedrijf en seksinrichting,
36. differentiatiegrens:
een op de verbeelding aangegeven lijn, die de grens vormt van een differentiatievlak;
37. differentiatievlak:
een op de verbeelding aangegeven vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waarop verbijzonderingen binnen de desbetreffende bestemmingen van toepassing zijn;
38. ecologie:
wetenschap die zich bezighoudt met de wisselwerking tussen planten en dieren en hun milieu;
39. ecologische structuur:
netwerk van onderling via ecologische verbindingen samenhangende (nieuwe) natuurgebieden;
40. erosie:
uitslijting en wegspoeling van bodemmateriaal door stromend water;
41. evenement:
een georganiseerde gebeurtenis;
42. evenemententerrein:
een terrein bedoeld en geschikt voor het houden van regelmatig (bijvoorbeeld jaarlijks) terugkerende meerdaagse tijdelijke evenementen;
43. extensief recreatief medegebruik:
vormen van recreatief medegebruik gericht op natuur- en landschapsbeleving;
44. gebiedseigen geluiden:
geluiden die bij de normaal gebruikelijke wijze van wonen, werken en recreëren in het betreffende gebied op het moment van de inventarisatie in het kader van de mogelijke aanwijzing als stiltegebied (artikel 117 Wet geluidhinder) worden geproduceerd;
45. gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
46. gekoppeld bouwvlak:
met een koppelteken verbonden (bij)bouwvlakken;
47. grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:
een agrarische bedrijfsvoering, waarbij hoofdzakelijk gebruik wordt gemaakt van open grond;
48. groothandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere beroeps- of bedrijfsactiviteit;
49. koppelteken:
een verbindingslijn op de verbeelding die één of meerdere bij elkaar behorende (bij)bouwvlakken met elkaar verbindt, waardoor er voor de toepassing van deze regels sprake is van bij elkaar behorende (bij)bouwvlakken;
50. hemelwaterproblematiek:
de problemen die ontstaan voor het afvoeren en bergen van hemelwater door de wijze van bodemgebruik in het algemeen en door de toename van het verharde grondoppervlak in het bijzonder;
51. hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw op een bouwperceel valt aan te merken;
52. horeca:
het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse en/of het bedrijfsmatig verstrekken van logies;
53. horeca ondergeschikt aan hoofdbestemming:
het bedrijfsmatig, als ondergeschikte nevenactiviteit mede verstrekken van uitsluitend dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse;
54. huisvesting rustende boer:
een binnen de woning van een bedrijfsvoerder van een agrarisch bedrijf bieden van de mogelijkheid tot inwoning van het huishouden van de voormalige bedrijfsvoerder, voor zover dit betreft de (schoon)ouders van de huidige bedrijfsvoerder;
55. industrie(le):
een bedrijf dat is gericht op het vervaardigen c.q. bewerken van goederen, producten en/of stoffen middels of grotendeels middels machines, installaties of anderszins via een geautomatiseerd proces;
56. inunderen:
het (tijdelijk) onderwater zetten van laag gelegen land.
57. kap:
de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm danwel met een dakhelling van ten minste 15°;
58. karakteristieke bebouwing:
te handhaven gebouw of bouwwerk gezien de betekenis voor het stedenbouwkundig beeld ter plaatse en gelet op de architectonische en/of cultuurhistorische waarde;
59. kleinschalig (agrarisch) gebruik:
gebruik van agrarisch gebied door burgers als bijvoorbeeld schapen- en paardenwei, bestaande paardenbak, volkstuinen en spontane vergroting van het eigen perceel.
60. landschappelijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur;
61. mantelzorg:
het binnen de bestaande bebouwing bieden van zorg op vrijwillige en onbetaalde basis aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op basis van vrijwilligheid en buiten organisatorisch verband; ter verduidelijking:
mantelzorg is het zorgen voor een chronisch zieke, gehandicapte of hulpbehoevende partner, ouder, kind, ander familielid, vriend of kennis. Mantelzorg is geen professionele zorgverlening maar het geven van zorg omdat zij een persoonlijke band hebben met degene waar ze voor zorgen. Het betreft niet de alledaagse zorg, voor bijvoorbeeld de zorg van een gezond kind.
Mantelzorg is vaak langdurig en intensief, doch onbetaald.
62. meanderen:
het slingeren van een rivier of geul wardoor aanwas plaatsvindt in de binnenbocht en afslag in de buitenbocht. De bochten kunnen hierdoor steeds groter worden of opschuiven.
63. monumentale waarde:
waarden van zaken, welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde;
64. monumenten:
alle op de verbeelding als monument conform artikel 6 Monumentenwet 1988 aangeduide zaken welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde, alsmede terreinen van algemeen belang wegens aanwezigheid daar van voornoemde zaken;
65. Natura 2000:
een netwerk van Europese natuurgebieden die de basis vormen voor het Europese natuurbeleid. Natura 2000 is gericht op de instandhouding en ontwikkeling van soorten en ecosystemen die voor Europa belangrijk zijn.
66. natuurlijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;
67. niet grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:
een agrarische bedrijfsvoering, waarbij hoofdzakelijk geen gebruik wordt gemaakt van open grond en waaronder ten minste wordt verstaan een glastuinbouwbedrijf, een champignonkwekerij en een intensief veehouderijbedrijf dan wel een tak van deze bedrijvigheid;
68. nota Belvedere:
beleidsnota over de relatie tussen cultuurhistorie en ruimtelijke inrichting. De nota is in de zomer van 1999 uitgebracht en ondertekend door vier ministeries: de ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu,
van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en van Verkeer en Waterstaat. De doelstelling van de nota is de cultuurhistorische waarde meer prioriteit te geven bij de inrichting van Nederland;
69. onderbouw:
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1.20 m boven peil is gelegen;
70. onderkomens:
voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonwagens, woonschepen, caravans, stacaravans, kampeerauto's, alsook tenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van een recreatief
buitenverblijf;
71. (openbare) nutsvoorziening:
een bouwwerk dat ten dienste staat van het openbaar energietransport dan wel de telecommunicatie, zoals een schakelkast, een elektriciteitshuisje en een verdeelstation;
72. peil:
voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst:
- 0,20 meter boven de hoogte van de kruin van de woningontsluitingsweg ter plaatse van de hoofdtoegang;
in andere gevallen:
- de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de naar de woningontsluitingsweg gekeerde gevelzijde, met dien verstande dat deze gemiddelde hoogte tussen 0,20 meter en 1,0 meter boven of beneden de kruin van de weg dient te zijn gelegen;



73. permanente bewoning:
bewoning van een ruimte als hoofdverblijf waardoor de ruimte als reguliere woning wordt gebruikt. Er is sprake van hoofdverblijf als de huurder/eigenaar, binnen een periode van 360 dagen, die ruimte meer dan 180 dagen bewoont;
74. POL-uitwerking BOM+:
de POL-uitwerking Bouwkavel op Maat plus, gericht op het mogelijk maken van (agrarische) bedrijfsontwikkelingen en tegelijkertijd winst behalen in de omgevingskwaliteit, vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Limburg d.d. 15 juli 2003 en inwerking getreden d.d. 11 september 2003;
75. prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding. Hieronder wordt ook verstaan thuisprostitutie;
76. recreatie:
alle activiteiten die in de vrije tijd plaatsvinden en ontspanning als doel hebben;
77. recreatief medegebruik:
het medegebruik van gronden voor routegebonden recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, ruitersport en kanovaren, en voor plaatsgebonden recreatieve activiteiten, zoals voor sportvisserij, alsmede voor route-ondersteunende voorzieningen en bestaande parkeergelegenheden, zoals picknick-, uitzicht-, rust- en informatieplaatsen, voor zover de overige functies van de gronden dit toelaten;
78. seksinrichting:
een gelegenheid waarin beroepsmatig, bedrijfsmatig of in clubverband: voorstellingen en/of vertoningen van hoofdzakelijk porno-erotische aard plaatsvinden, en/of verkoop en/of uitstalling van hoofdzakelijk goederen van porno-erotische aard plaatsheeft, en/of seksuele diensten/handelingen (van welke aard dan ook) worden verricht;
79. smartshop/growshop:
een bedrijf waar bedrijfsmatig psychoactieve middelen en/of benodigdheden voor de kweek van hennep en/of andere verdovende middelen te koop worden aangeboden, verstrekt of geleverd;
80. stedenbouwkundig beeld:
ruimtelijke verschijningsvorm van de bestaande bebouwing, die wordt bepaald door de situering, de bouwmassa's, de gevelindeling en de dakvormen;
81. stiltegebied:
een gebied van enige omvang waarin de geluidsbelasting door toedoen van menselijke activiteit zo laag is, dat de gebiedseigen geluiden niet of nauwelijks worden verstoord;
82. straatprostitutie:
het zich in openbaar gebied of in openbare ruimten dan wel in een zich in het openbaar gebied of in openbare ruimten bevindend voertuig, beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander, tegen vergoeding;
83. vakantiewoning:
een (deel van een) gebouw van een woningtypering, waarvoor een vergunning ingevolge artikel 40 van de Woningwet is vereist en dat dient als periodiek verblijf voor wisselde groepen van recreanten, die hun hoofdverblijf elders hebben. Permanente bewoning is niet
toegestaan;
84. volwaardig agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf met tenminste de arbeidsomvang van een volwaardige arbeidskracht en een zodanige bedrijfsomvang (minimaal 70 Nederlandse grootte-eenheden (nge’s)) dat de continuïteit ook op langere termijn in voldoende mate is gewaarborgd;
85. voorgevel:
de naar de weg gekeerde zijde van een hoofdgebouw;
86. woning:
een complex van ruimten, krachtens zijn indeling geschikt en bestemd voor de permanente huisvesting van één huishouding.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1. Wijze van meten
2.1.1 Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
a. de lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:
de buitenwerks (tussen de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren) gemeten afstand;
b. de bouwhoogte/nokhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
c. de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
d. de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
e. de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
f. de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
g. afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:
tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is;
h. bebouwingspercentage:
het percentage van een bouwperceel dat met gebouwen mag worden bebouwd. Voor zover op de kaart bouwgrenzen zijn aangegeven wordt het bebouwingspercentage berekend over het gebied binnen de bouwgrenzen;
i. ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:
Vanaf peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
2.2. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien
van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, tot een maximum van 1.50 m.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1. Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. agrarisch gebruik;
b. waterbergingvoorzieningen;
c. groeninpassing ten behoeve van agrarische bedrijfsbebouwing;
d. bestrijding en voorkoming van bodemerosie en wateroverlast;
3.2. Bouwregels
3.2.1. Algemeen
Op de tot ‘Agrarisch’ aangewezen gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van het bepaalde in 3.2.2.
3.2.2. Regels met betrekking tot het bouwen
Met betrekking tot het oprichten van bouwwerken gelden de volgende regels:
a. omheiningen en/of erfafscheidingen, mogen uitsluitend in de vorm van draadomheiningen en/of draaderfafscheidingen worden opgericht,
met dien verstande dat:
1. de hoogte ten hoogste 1.50 m mag bedragen.
3.3. Nadere eisen
3.3.1.
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
a. de situering, de oppervlakte, de (goot)hoogte van bebouwing;
b. de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
c. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;
waarbij de regels zoals deze gesteld zijn in het Limburgs Kwaliteitsmenu in acht dienen te worden genomen.
3.3.2.
De onder 3.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
a. indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing;
b. ter voorkoming van onevenredige aantasting en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
c. ter verbetering van de gebiedskwaliteit.
3.4. Specifieke gebruiksregels
3.4.1. Gebruik van de gronden
Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 9, wordt tenminste verstaan gebruik van de grond voor en/of als:
a. standplaats of ligplaats voor onderkomens en/of kampeermiddelen waarbij:
- kamperen als ondergeschikte nevenactiviteit onderdeel uitmaakt van een functionerend agrarisch bedrijf (min. 25 NGE) en wordt beëindigd bij beëindiging van het agrarisch bedrijf;
met dien verstande, dat:
1. kampeermiddelen binnen het vlak met de aanduiding ‘kampeerterrein’ mogen worden opgericht;
2. maximaal 15 kampeerplaatsen binnen het gehele vlak met de aanduiding ‘kampeerterrein’ mogen worden opgericht;
3. kamperen alleen tijdens het kampeerseizoen is toegestaan dat loopt van 15 maart tot 1 november.
4. buiten het kampeerseizoen geen kampeermiddelen op het terrein aanwezig zijn;
5. de kampeerplaatsen landschappelijk zijn ingepast in de omgeving;
6. binnen het bestemmingsvlak in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien. Overeenkomstig de geldende parkeernorm zoals bepaald in artikel 14.3.
b. paardenbak, terras, tennisbaan en zwembad;
c. het beproeven van voertuigen, de beoefening van motorsport, het houden van wedstrijden met motorrijtuigen, motoren of (brom)fietsen;
d. het racen of crossen met motorrijtuigen, motoren of (brom)fietsen;
e. parkeerplaats en/of staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
f. terrein voor het aanbrengen, het hebben van opschriften, aankondigingen of afbeeldingen, waaronder reclame-uitingen, behoudens het bepaalde in artikel 7 van de Grondwet;
g. het opslaan van mest(stoffen), behoudens in mestzakken voor zover daarvoor een omgevingsvergunning is verleend;
h. het opslaan van hooi- en strobalen;
i. nieuwvestiging van een niet grondgebonden agrarisch bedrijf;
j. opslag anders dan inherent aan het toegelaten gebruik.
3.4.2. Gebruik van de bebouwing
Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 9, wordt tenminste verstaan het gebruik van bebouwing voor en/of als:
a. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
b. detailhandel en/of groothandel;
c. horeca;
d. permanente of tijdelijke bewoning;
e. opslag anders dan inherent aan het toegelaten gebruik.
3.5. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
3.5.1. Vergunningsplichtige werken of werkzaamheden
Het is verboden op of in de tot ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
a. het aanleggen, verharden of verwijderen van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
b. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur tenzij zulks noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
c. het aanbrengen van hoog opgaande beplanting anders dan ten behoeve van de ecologische structuur of de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het landschap;
d. het bebossen van gronden ten behoeve van de houtproductie;
e. het aanleggen van mestzakken.
3.5.2.
Het bepaalde in 3.5.1. is niet van toepassing voor:
a. werkzaamheden, ten behoeve van aanleg van groeninpassingen en waterbergingen rondom agrarische bedrijfsbebouwing;
b. werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
c. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
d. werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;
e. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd.
3.5.3.
De werken of werkzaamheden als bedoeld onder 3.5.1. zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in de aanhef van dit artikel genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van deeerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind.
3.5.4.
Burgemeester en Wethouders volgen bij het toepassen van de omgevingsvergunning de in artikel 13.3 gegeven procedure.
Artikel 4 Agrarisch - Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch-Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. agrarische bedrijven met een geheel of in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
b. bestaande agrarische bedrijven met aan de agrarische bedrijfsvoering gelieerde overige bedrijfsactiviteiten, conform de aangeduide toegesneden bestemming op de verbeelding;
c. verblijfsrecreatie, in de vorm van vakantiewoningen, groepskamperen of kamperen op de boerderij ter plaatse van het als zodanig aangeduide deel van het bestemmingsvlak op de verbeelding;
met dien verstande dat:
1. het aantal standplaatsen ter plaatse van het gebied met de aanduiding 'kampeerterrein' maximaal 15 mag bedragen.
d. horeca, ter plaatse van het als zodanig aangeduide deel van het bestemmingsvlak op de verbeelding;
e. wonen in bedrijfswoningen, daaronder mede begrepen mantelzorg en huisvesting van de rustende boer, mits:
- mantelzorg en huisvesting van de rustende boer niet leiden tot het ontstaan van een
nieuwe zelfstandige woning;
f. evenementen, uitsluitend ter plaatse van het als zodanig aangeduide deel van het bestemmingsvlak op de verbeelding, waarbij de regels uit de ‘Kadernota evenementenbeleid gemeente Gulpen-Wittem’ in acht worden genomen.
met de daarbij behorende voorzieningen.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de op de verbeelding aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 14.2.
4.2. Bouwregels
4.2.1. Algemeen
Op de tot ‘Agrarisch-Bedrijf’ aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
a. gebouwen, geen woning zijnde, ten behoeve van het in de aanhef toegestane gebruik;
b. één bedrijfswoning per volwaardig agrarisch bedrijf;
c. bijgebouwen;
d. vakantieappartementen, voor zover aangeduid op de verbeelding, en de daarbij behorende andere bouwwerken, welke qua aard en afmeting bij deze bestemming passen.
4.2.2. Regels met betrekking tot het bouwvlak
Met betrekking tot het bouwvlak gelden de volgende regels:
a. gebouwen mogen uitsluitend in het bouwvlak worden gebouwd;
b. de goothoogte van gebouwen, geen woning zijnde, mag ten hoogste 6,50 m bedragen;
c. de bouwhoogte van gebouwen, geen woning zijnde, mag ten hoogste 12.00 m bedragen;
d. gebouwen zullen met een kap van ten hoogste 60° worden afgedekt;
e. Een bedrijfswoning voor het overige voldoet aan de regels in artikel 4.2.3.
f. sanitaire voorzieningen ten behoeve van kamperen op de boerderij dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
g. boogkassen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
h. de hoogte van boogkassen mag ten hoogste 2.50m bedragen.4.2.3. Bouwregels bedrijfswoning
4.2.3.1. Regels met betrekking tot het bouwvlak
Met betrekking tot het bouwvlak gelden de volgende regels:
a. het hoofdgebouw mag uitsluitend in het bouwvlak worden gebouwd;
b. ten hoogste mag in 2 bouwlagen worden gebouwd;
c. iedere afzonderlijke bouwlaag mag ten hoogste 3.50 m bedragen;
d. het gebouw zal met kap van ten hoogste 60° worden afgedekt;
4.2.3.2. Regels met betrekking tot bijgebouwen
a. bijgebouwen mogen in ten hoogste 1 bouwlaag worden gebouwd waarvan de goothoogte lager of gelijk is aan de hoogte van de 1e bouwlaag van het hoofdgebouw;
b. bijgebouwen mogen plat of met een kap van ten hoogste dezelfde dakhelling als het hoofdgebouw worden afgedekt;
c. het oppervlakte van bijgebouwen per bouwperceel mag ten hoogste 70 m² bedragen.
3.2.3.3. Overige regels
Voor het overige voor wat betreft de bedrijfswoning geldt de volgende regel:
a. de hoogte van andere bouwwerken mag ten hoogste 2.60 m bedragen, met uitzondering van:
1. de hoogte van erfafscheidingen, welke voor zover aanwezig voor de naar de weg gekeerde bouwgrens ten hoogste 1.00 m en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens ten hoogste 2.00 m mag bedragen;
2. de hoogte van palen, masten en plastische kunstwerken, welke ten hoogste 6.00 m mag bedragen.
4.2.4. Overige regels
Voor het overige gelden de volgende regels:
a. de hoogte van andere bouwwerken mag ten hoogste 8.00 m bedragen, met uitzondering van:
1. de hoogte van voedersilo's ten hoogste 12.00 m mag bedragen;
2. de hoogte van erfafscheidingen ten hoogste 2.00 m mag bedragen.
4.3. Nadere eisen
4.3.1
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
a. de situering, de oppervlakte, de (goot)hoogte van bebouwing;
b. de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
c. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;
waarbij de regels zoals deze gesteld zijn in het Limburgs Kwaliteitsmenu in acht dienen te worden genomen.
4.3.2
De onder 4.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
a. indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing;
b. ter voorkoming van onevenredige aantasting en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
c. ter verbetering van de gebiedskwaliteit.
4.4. Specifieke gebruiksregels
4.4.1. Gebruiksregels van de gronden
Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 9.1 wordt tenminste verstaan het gebruik van de grond voor en/of als:
a. standplaats of ligplaats voor onderkomens en/of kampeermiddelen, behoudens ter plaatse van de aanduiding ‘kampeerterrein’ op de verbeelding waarbij:
- kamperen als ondergeschikte nevenactiviteit onderdeel uitmaakt van een functionerend agrarisch bedrijf (min. 25 NGE) en wordt beëindigd bij beëindiging van het agrarisch bedrijf;
met dien verstande, dat:
1. kampeermiddelen binnen het vlak met de aanduiding ‘kampeerterrein’ mogen worden opgericht;
2. maximaal 15 kampeerplaatsen binnen het gehele vlak met de aanduiding ‘kampeerterrein’ mogen worden opgericht;
3. kamperen alleen tijdens het kampeerseizoen is toegestaan dat loopt van 15 maart tot 1 november.
4. buiten het kampeerseizoen geen kampeermiddelen op het terrein aanwezig zijn;
5. de kampeerplaatsen landschappelijk zijn ingepast in de omgeving;
6. binnen het bestemmingsvlak in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien.
7. Overeenkomstig de geldende parkeernorm zoals bepaald in artikel 14.3.
b. nieuwvestiging van een niet grondgebonden agrarisch bedrijf;
c. opslag anders dan inherent aan het toegelaten gebruik.
4.4.2. Gebruiksregels van de bebouwing
Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 11.1 wordt ten minste verstaan het gebruik van bebouwing voor:
a. wonen, anders dan in een bedrijfswoning of in een mantelzorg- en rustende boervoorziening, waarbij er geen nieuwe zelfstandige woning mag ontstaan;
b. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
c. recreatie, anders dan toegelaten krachtens het plan;
d. detailhandel, uitgezonderd de verkoop van ter plaatse vervaardigde en geproduceerde producten.
e. horeca, anders dan ondergeschikt aan het toegelaten gebruik;
f. agrarische hulp- en nevenbedrijfsdoeleinden, anders dan ondergeschikt aan het toegelaten gebruik;
g. opslagdoeleinden, anders dan inherent aan het toegelaten gebruik.
4.5. Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1. Toestaan niet-agrarische activiteiten
Burgemeester en Wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.1, 4.2 en 4.4., ten behoeve van het toestaan van niet-agrarische activiteiten naast agrarische bedrijfsdoeleinden, in het kader van de duurzame ontwikkeling van het landelijk gebied en ter versterking van de recreatieve functie van het buitengebied. Ontheffing voor bewerking en/of
verkoop aan de boerderij van agrarische producten, het bieden van werk en verzorging aan hulpbehoevende mensen, verblijfsrecreatie in de vorm van kamperen en appartementen op de boerderij, dagrecreatie in de vorm van het bieden van dagarrangementen en excursies alsmede (sier)tuinen, kleinschalige horeca, zoals theeschenkerijen, en culturele activiteiten zoals natuurcursussen en exposities en/of daarmee qua aard en omvang naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders gelijk te stellen activiteiten, wordt alleen verleend, mits:
algemeen:
a. de activiteiten, qua economische bedrijfsomvang, inkomen en ruimtegebruik, ondergeschikt zijn aan de agrarische bedrijfsactiviteiten;
b. de activiteiten binnen de bestaande bouwmassa kunnen worden uitgevoerd. Alleen wanneer de noodzaak daartoe is aangetoond is uitbreiding of vervangende nieuwbouw van bestaande bedrijfsgebouwen binnen het bouwvlak toegestaan, mits daardoor geen cultuurhistorisch waardevolle of karakteristieke bebouwing verloren gaat;
c. de activiteiten geen hinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende bedrijven of woningen;
d. de activiteiten landschappelijk goed inpasbaar zijn en omliggende natuurlijke en landschappelijke waarden en belangen niet onevenredig schaden;
e. de activiteiten infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeersoverlast leiden;
specifiek voor boerderijverkoop:
- boerderijverkoop onderdeel uitmaakt van een functionerend agrarisch bedrijf en wordt beëindigd bij beëindiging van het agrarisch bedrijf;
- boerderijverkoop plaats vindt van in hoofdzaak op het eigen bedrijf of in de directe omgeving daarvan op andere agrarische bedrijven geproduceerde of bewerkte agrarische producten;
met dien verstande, dat:
1. het vloeroppervlak voor boerderijverkoop ten hoogste 200 m² mag bedragen;
specifiek voor bewerking van agrarische producten:
- bewerking van agrarische producten uitsluitend de bewerking van op het eigen bedrijf of in de directe omgeving daarvan op andere agrarische bedrijven geproduceerde producten betreft;
specifiek voor vakantiewoningen op de boerderij:
- de vakantiewoningen kunnen worden ingepast binnen de bestaande monumentale en/of karakteristieke bebouwing;
met dien verstande, dat
1. vakantiewoningen uitsluitend binnen de bestaande bebouwing mogen worden gerealiseerd.
specifiek voor kleinschalige dagrecreatie en horeca:
- de activiteiten kleinschalig zijn en ten dienste staan van extensieve recreatie in het buitengebied c.q. ondersteunend zijn aan wandel- en fietsroutes dan wel bedoeld zijn voor de eigen gasten.
specifiek voor kamperen:
- kamperen als ondergeschikte nevenactiviteit onderdeel uitmaakt van een functionerend agrarisch bedrijf (min. 25 NGE) en wordt beëindigd bij beëindiging van het agrarisch bedrijf;
met dien verstande, dat:
1. maximaal 25 locaties kamperen op de boerderij binnen de gemeente aanwezig mogen zijn;
2. het kampeerterrein niet is gelegen in een gebied dat aangeduid is als Natura2000-gebied of is gelegen binnen de dubbelbestemming ‘Waarde-Ecologie’;
3. per locatie maximaal 15 kampeerplaatsen aanwezig mogen zijn;
4. sanitaire voorzieningen binnen het bouwvlak mogen worden opgericht;
5. kamperen alleen tijdens het kampeerseizoen is toegestaan dat loopt van 15 maart tot 1 november;
6. buiten het kampeerseizoen geen kampeermiddelen op het terrein aanwezig zijn;
7. de kampeerplaatsen landschappelijk zijn ingepast in de omgeving;
8. in voldoende parkeerplaatsen wordt voorzien binnen het bestemmingsvlak ‘Agrarisch – Bedrijf’ overeenkomstig de geldende parkeernorm zoals bepaald in artikel 13.3.
4.5.2. Toestaan stalling kampeermiddelen en boten
Burgemeester en Wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.1 en 4.4., ten behoeve van het toestaan van het stallen van kampeermiddelen en boten, mits:
a. de stalling plaatsvindt binnen de bestaande bouwmassa van het complex;
b. er elders op het perceel geen vervangende nieuwbouw gerealiseerd wordt;
c. de stalling geen hinder of belemmeringen veroorzaakt voor omliggende bedrijven of woningen;
d. de omliggende natuurlijke en landschappelijke waarden niet onevenredig worden geschaad.
4.5.3. Procedure afwijking
Burgemeester en Wethouders volgen bij het toepassen van de afwijkingsbevoegdheid de in artikel 13.1 gegeven procedure.
4.6. Wijzigingsbevoegdheid
4.6.1. Wijziging in de bestemming Gemengd-Vrijkomende Agrarische Bebouwing
Burgemeester en Wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming ‘Gemengd-Vrijkomende Agrarische Bebouwing’, ten behoeve van een doelmatig gebruik van de bebouwing, mits:
a. de agrarische functie geheel of grotendeels is komen te vervallen;
b. het betreft monumentale, cultuurhistorisch waardevolle of karakteristieke bebouwing, dan wel een duidelijke ruimtelijke kwaliteitsverbetering tot stand gebracht wordt conform het Limburgs Kwaliteitsmenu. In dat laatste geval dient de initiatiefnemer tot wijziging aan te tonen welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de nieuwe functie en/of het te handhaven deel van de agrarische functie. De overige bedrijfsgebouwen dienen te worden gesloopt;
c. de landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van de bebouwing behouden blijven;
d. aangrenzende landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden en belangen, dan wel functies niet onevenredig worden aangetast of in hun mogelijkheden beperkt;
e. vooraf is vastgesteld dat vanuit milieuhygiënisch en visueel-ruimtelijk oogpunt geen bezwaren bestaan tegen de nieuwe functie,
f. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
g. de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets).
met dien verstande dat:
1. bij gedeeltelijke wijziging, binnen de bestemming ‘Gemengd - Vrijkomende Agrarische Bebouwing’ geen nieuwe woningen, bedrijfswoningen en/of vakantiewoningen mogen worden gebouwd;
2. de nieuwe functies uitsluitend zijn toegestaan binnen de bestaande voormalige (agrarische) bedrijfsbebouwing. Uitbreiding van de bebouwing is niet toegestaan. Herbouw van delen van het complex is wel toegestaan, mits hier indien mogelijk substantiële sloop tegenover staat, waarbij de bebouwingsmassa van panden die geen monumentale of karakteristieke waarde hebben, met ten minste 40% afneemt. Woningen mogen alleen binnen de bestaande hoofdbebouwing worden gerealiseerd;
4.6.2. Wijziging in de bestemming Wonen - Cultuur en ontspanning
Burgemeester en Wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming ‘Wonen - Cultuur en ontspanning’, ten behoeve van de realisering van woningen voor bewoning in combinatie met verblijfsrecreatie,
mits:
a. de agrarische functie geheel is komen te vervallen;
b. het betreft karakteristieke bebouwing en er een duidelijke ruimtelijke kwaliteitsverbetering tot stand gebracht wordt conform het Limburgs Kwaliteitsmenu. In dat laatste geval dient de initiatiefnemer tot wijziging aan te tonen welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de woonfunctie. De overige bedrijfsgebouwen dienen te worden gesloopt;
c. de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van het complex behouden blijven;
d. aangrenzende landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden en belangen, dan wel functies niet onevenredig worden aangetast of in hun mogelijkheden beperkt;
e. er sprake is van inpandig bouwen, i.c. de woningen en bijgebouwen zijn gelegen binnen de bestaande hoofdbebouwing (de voormalige bedrijfswoning met aangebouwde of inpandige bedrijfsruimte);
f. de totstandkoming van een aanvaardbaar woonmilieu in de te realiseren woningen gegarandeerd kan worden;
g. de effecten op de omgeving, het aantal verkeersbewegingen per saldo niet zullen toenemen;
h. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
i. de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets).
met dien verstande, dat:
1. de bouwmassa niet mag toenemen, wat tot uitdrukking zal worden gebracht door een op de functie afgestemd bouwvlak;
2. per agrarisch bedrijfscomplex binnen de hoofdbebouwing, zijnde dat deel van de bebouwing waarin ook reeds de bestaande bedrijfswoning is gelegen, meerdere woningen mogen worden gerealiseerd;
3. de inhoud van een woning ten minste 300 m3 zal bedragen;
4. indien meerdere woningen worden gerealiseerd, voorafgaand aan de realisatie, het oppervlak aan bijgebouwen teruggebracht is tot ten hoogste 70 m² per woning, met uitzondering van bijgebouwen met landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden met een groter oppervlak, welke geheel behouden mogen worden;
4.6.3. Wijziging in de bestemming Agrarisch of Agrarisch met Waarden – Natuur- en Landschapswaarden
Burgemeester en Wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming ‘Agrarisch’ of ‘Agrarisch met Waarden – Natuur- en Landschapswaarden’, waarbij gelijktijdig een bestaand gedeelte van deze bestemmingen wordt gewijzigd in de bestemming ‘Agrarisch-Bedrijf’ ten behoeve van vormverandering van de bedrijfskavel,
mits:
a. de verandering van de vorm van het oppervlak van de bestemming Agrarisch-Bedrijf noodzakelijk is vanwege bedrijfseconomische dan wel andere bedrijfsomstandigheden van het betreffende agrarisch bedrijf;
b. de wijziging niet leidt tot een onevenredige aantasting van de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en visueel landschappelijke waarden;
c. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
d. de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets).
e. er is voldaan aan de eisen gesteld in het Limburgs Kwaliteitsmenu.
met dien verstande, dat:
1. de oppervlakte van de bestemming Agrarisch-Bedrijf na de wijziging in beginsel niet meer mag bedragen dan 1,5 ha. De oppervlakte mag, gehoord de desbetreffende dienst van de Provincie Limburg, groter zijn indien door toepassing van het Limburgs Kwaliteitsmenu de omgevingskwaliteit ten minste evenredig wordt vergroot;
2. voor kamperen op de boerderij voldaan wordt aan het bepaalde in 4.4.1.
4.6.4. Procedure wijziging
Burgemeester en Wethouders volgen bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid de in artikel 13.2 gegeven procedure.
Artikel 5 Waarde - Cultuurhistorie
5.1. Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde – Cultuurhistorie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en versterking van de cultuurhistorisch waardevolle elementen (monumenten en karakteristieke bebouwing) en patronen (verkavelingen, wegenpatronen, beplantingspatronen, stedenbouwkundig beeld), waaronder tevens wordt verstaan de nog in het landschap waarneembare taluds van het tracé van de oude Trambaan.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse bestemmingen zijn de desbetreffende regels, voor zover niet strijdig met dit artikel, van toepassing.
5.2. Bouwregels
5.2.1. Beschermde monumenten
Op gronden met daarop ‘beschermde monumenten’, zoals aangeduid op de verbeelding, mag uitsluitend worden gebouwd indien en voor zover zulks nodig is voor inrichting en/of behoud en/of herstel van bestaande bebouwing, met dien verstande, dat:
a. de gevels in de aangegeven bouwgrenzen zullen worden gebouwd;
b. geen wezenlijke veranderingen worden aangebrachtin de kapvorm, hoogtematen, gevel- en raamindeling, zulks met inbegrip van waardevolle details als erkers, dakkapellen, kroonlijsten, pilasters, plinten, stoeptreden, kozijnen, dorpels en soortgelijke bouwdelen, zoals vastgelegd in de aanwijzing tot beschermd monument ex artikel 6 van de Monumentenwet.
5.2.2. Karakteristieke bebouwing
Op de gronden met daarop ‘karakteristieke bebouwing’, zoals aangeduid op de verbeelding, mag uitsluitend worden gebouwd indien rekening wordt gehouden met de aanwezige cultuurhistorische waarden, met dien verstande, dat:
a. de gevels in de aangegeven bouwgrenzen zullen worden gebouwd.
b. geen wezenlijke veranderingen worden aangebracht in de aangegeven kapvorm, hoogtematen, gevel- en raamindeling, zulks met inbegrip van waardevolle details als erkers, dakkapellen, kroonlijsten, pilasters, plinten, stoeptreden, kozijnen, dorpels en soortgelijke bouwdelen, waarbij vooraf advies van de Monumentencommissie is gevraagd.
5.3. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
5.3.1. Vergunningsplichtige werken of werkzaamheden
Het is verboden op of in de tot ‘Waarde-Cultuurhistorie’ aangewezen gronden zonder of in
afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden
uit te voeren:
a. het doorvoeren van veranderingen in de verkaveling of percelering van terreinen voor zover het geen gronden betreft die agrarisch in gebruik zijn;
b. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
c. het graven of dempen van sloten, watergangen, vijvers of vaarten.
4.3.2.
Het bepaalde in 4.3.1 is niet van toepassing voor:
a. werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
c. werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;
d. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, afwijking of anderszins mogen worden uitgevoerd.
5.3.3.
De werken of werkzaamheden als bedoeld onder 5.3.1. zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in de aanhef van dit artikel genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van deeerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind.
5.3.4.
Burgemeester en Wethouders volgen bij het toepassen van de aanlegvergunning de in artikel 13.3 gegeven procedure.
5.4. Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
5.4.1. Sloopvergunningsplichtige bouwwerken
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (sloopvergunning) de op de plankaart als monumentale en karakteristiek aangewezen panden te slopen:
5.4.2.
Het bepaalde in 5.4.1 is niet van toepassing voor sloopwerkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd.
5.4.3.
De sloopwerkzaamheden als bedoeld onder 5.4.1. zijn slechts toelaatbaar indien de cultuurhistorische waarden behouden blijven en door die werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in de aanhef van dit artikel genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden aangetast dan wel demogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind. Ter beoordeling hiervan dient de Monumentencommissie gehoord te worden.
5.4.4.
Burgemeester en Wethouders volgen bij het toepassen van de sloopvergunning de in artikel 13.4 gegeven procedure.
Artikel 6 Waterstaat – Grondwaterbeschermingsgebied
6.1. Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde – Grondwaterbeschermingsgebied’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse bestemmingen zijn de desbetreffende regels, voor zover niet strijdig met dit artikel, van toepassing.
6.2. Bouwregels
6.2.1. Algemeen
Op de tot ‘Waterstaat – Grondwaterbeschermingsgebied’ aangewezen gronden zijn geen aanvullende bouwregels van toepassing.
6.3. Specifieke gebruiksregels
Op de tot ‘Waterstaat- Grondwaterbeschermingsgebied’ bestemde gronden zijn geen aanvullende gebruiksregels van toepassing.
3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene Bouwregels
8.1. Bouwverbod
Het is verboden op de in het plan begrepen gronden enig bouwwerk te bouwen, waarbij de op de verbeelding aangegeven bouwgrens wordt overschreden, behoudens overschrijdingen, die volgens deze regels zijn toegestaan.
8.2. Algemene regels over bestaande afstanden en andere maten
8.2.1.
Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden
als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
8.2.2.
In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
8.2.3.
In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in 8.2.1. en 8.2.2. uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.
8.2.4.
Het bepaalde in 8.2.1 en 8.2.2 is niet van toepassing voor bouwwerken die zijn gelegen binnen de bestemmingen ‘Agrarisch’, ‘Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden en ‘Natuur’.
8.3. Ondergronds bouwen
8.3.1.
Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.
8.3.2.
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:
a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
b. het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil vermeerderd met 15 m²;
c. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter onder peil;
d. bij het berekenen van de blijkens de verbeelding of deze regels geldende bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen.
8.3.3.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 8.3.2. sub d voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 meter onder peil onder de voorwaarde dat:
a. de waterhuishouding niet wordt verstoord;
b. geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
9.1. Gebruiksverbod
Het is verboden de gronden en bouwwerken in dit plan te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemming(en).
9.2. Gebruik van de gronden en bebouwing
Onder verboden gebruik, als bedoeld in 9.1, wordt naast het bepaalde in 9.3 tevens verstaan het gebruik van de gronden en bebouwing voor:
a. een seksinrichting of soortgelijk bedrijf, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding ‘seksinrichting’ op de verbeelding;
b. een coffeeshop, growshop, smartshop of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
c. straatprostitutie, waarbij mede invulling wordt gegeven aan het gemeentelijk
prostitutiebeleid, zoals vastgelegd in het Bestemmingsplan Prostitutiebeleid, vastgesteld Raad
21-2-2002, goedgekeurd GS 21-5-2002.
9.3. Afwijken van het gebruiksverbod
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de procedure zoals aangegeven in artikel 13.1, afwijken van het bepaalde in artikel 9.1 als strikte toepassing van het voorschrift leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 10 Algemene Aanduidingsregels
10.1. Milieuzone - Bodembeschermingsgebied
Binnen het bodembeschermingsgebied Mergelland is duurzaam behoud van kwetsbare functies en waarden als bijzondere bescherming van de bodem noodzakelijk. Het streven is naar een kwaliteit van bodem, grondwater en landschap die voldoet aan de eisen die de aanwezige bijzondere biotische, abiotische en cultuurhistorische waarden stellen. Daarbij dient rekening gehouden te worden met dan wel afstemming te worden gezocht met het beleid ter zake van de Provinciale Milieuverordening Limburg en het Provinciaal Omgevingsplan Limburg.
10.2 Functieaanduiding – Waterberging
Binnen de als ‘Waterberging’ aangewezen gronden mag worden ontgraven, opgehoogd, geëgaliseerd en verhard ten behoeve van het aanleggen van een waterberging.
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
11.1. Algemeen
Burgemeester en Wethouders kunnen, behoudens voor gronden bestemd voor ‘Natuur’ en met inachtneming van het bepaalde in de dubbelbestemmingen, afwijken van de regels van het plan ten aanzien van:
a. de bebouwing van niet voor bewoning bestemde gronden met gebouwen en andere bouwwerken, ten dienste van het openbare nut met dien verstande dat:
1. de hoogte ten hoogste 3.50 m mag bedragen;
2. de inhoud ten hoogste 50 m3 mag bedragen.
11.2. Ontheffing antenne-installaties
Burgemeester en Wethouders kunnen, behoudens voor gronden bestemd voor ‘Natuur’ en ‘Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden’ en met inachtneming van het bepaalde in de dubbelbestemmingen, afwijken van de regels van het plan ten aanzien van:
a. het oprichten van antenne-installaties met dien verstande dat de deze voldoet aan de voorwaarden zoals opgenomen in de beleidsnotitie Mobiele Telecommunicatie van de gemeente Gulpen- Wittem.
11.3. Ontheffing afwijken met 10%
Burgemeester en Wethouders kunnen, behoudens voor gronden bestemd voor ‘Natuur’ en met inachtneming van het bepaalde in de dubbelbestemmingen, afwijken van de regels van het plan mits:
a. de afwijking niet meer bedraagt dan 10%;
b. de belangen van derden niet worden geschaad.
In die gevallen waarin reeds uit hoofde van de regels in de respectievelijke artikelen is afgeweken mag niet nogmaals op grond van onderhavige afwijkingsregel worden afgeweken. Tevens is de 10%-regeling reeds toegepast ter plaatse van de aanduiding ‘10%-regeling toegepast’ en mag niet nogmaals worden verleend.
11.4. Toestaan groepskamperen
Burgemeester en Wethouders kunnen groepskamperen toestaan ter versterking van de recreatieve functie van het buitengebied. De afwijking wordt alleen toegestaan, mits:
- groepskamperen als ondergeschikte nevenactiviteit onderdeel uitmaakt van een ter plaatse gevestigd bedrijf (bijvoorbeeld een agrarisch bedrijf of recreatief bedrijf) en wordt beëindigd bij beëindiging van het bedrijf; met dien verstande, dat:
1. de afwijking niet is gelegen in een gebied dat aangeduid is als Natura2000-gebied of is gelegen binnen de dubbelbestemming ‘Waarde-Ecologie’;
2. maximaal 100 personen op het terrein voor groepskamperen zijn toegestaan;
3. sanitaire voorzieningen binnen het bouwvlak van de (aangrenzende) bedrijfsbestemming worden opgericht;
4. kamperen alleen tijdens het kampeerseizoen is toegestaan dat loopt van 15 maart tot 1 november;
5. buiten het kampeerseizoen geen kampeermiddelen op het terrein aanwezig zijn;
6. de kampeerplaatsen landschappelijk zijn ingepast in de omgeving;
7. in voldoende parkeerplaatsen wordt voorzien binnen het bestemmingsvlak van de (aangrenzende) bedrijfsbestemming overeenkomstig de geldende parkeernorm zoals bepaald in artikel 13.3.
11.5. Procedure afwijking
Burgemeester en Wethouders volgen bij het toepassen van de afwijkingsbevoegdheid de in artikel 13.1 gegeven procedure.
Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels
12.1. Algemeen
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen bij het in geringe mate overschrijden van de bestemmingsgrenzen, mits dit noodzakelijk is, in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden van de kaart, ten opzichte van de feitelijke situatie, voor zover daarmee wordt beoogd een zo goed mogelijke overeenstemming tussen het plan en de werkelijke toestand te bereiken, mits daardoor geen belangen van derden onevenredig worden geschaad.
12.2 Procedure wijziging
Burgemeester en Wethouders volgen bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid de in artikel 13.2 gegeven procedure.
Artikel 13 Algemene Procedureregels
13.1. Procedure afwijking
Bij het toestaan van een afwijking ingevolge de in deze regels opgenomen afwijkingsmogelijkheden ex artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, worden in ieder geval de volgende procedureregels in acht genomen:
a. de aanvraag of het ontwerp van het afwijkingsbesluit ligt, met de daarop betrekking hebbende stukken, gedurende ten minste twee weken voor belanghebbenden ter inzage ter gemeentesecretarie;
b. Burgemeester en wethouders geven voorafgaand aan deze ter inzage legging, kennis van de aanvraag of het ontwerpbesluit en de ter inzage legging ervan in een of meer dag-, nieuws-, of huis-aanhuis- bladen die in de gemeente verspreid worden;
c. in deze kennisgeving wordt vermeld dat belanghebbenden gedurende de termijn van ter inzage legging schriftelijk zienswijzen omtrent de aanvraag of het ontwerpbesluit kunnen indienen bij burgemeester en wethouders;
d. de overeenkomstig het vorige lid ingediende zienswijzen worden betrokken bij het besluit omtrent het toestaan van een afwijking.
13.2. Procedure wijziging
Bij het wijzigen van het plan ingevolge de in deze regels opgenomen wijzigingsbevoegdheden ex artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, worden de procedureregels van artikel 3.9a, van de Wet ruimtelijke ordening in acht genomen en indien van toepassing wordt daaraan voorafgaand de inspraakprocedure als bedoeld in de gemeentelijke Inspraakverordening gevolgd.
13.3. Procedure omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
Bij het toepassen van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden als bedoeld in deze regels geldt de procedure zoals vervat in artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
13.4. Procedure omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Bij het toepassen van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden als bedoeld in deze regels geldt de procedure zoals vervat in artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Artikel 14 Overige Regels
14.1. Wettelijke regelingen
Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luidden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan.
14.2. Voorrangsregeling
14.2.1. Strijdigheid belangen
In het geval van strijdigheid van belangen tussen een bestemming en een dubbelbestemming, met name aan de orde bij wijzigingsbevoegdheden, blijft het belang van de dubbelbestemming overeind. De dubbelbestemming vormt het toegevoegde na te streven
nieuwe beleid en levert als zodanig extra criteria op voor de uit te voeren toetsing bij de wijzigingsbevoegdheid.
Kan bij wijziging niet aan deze criteria voldaan worden en/of wordt op enig vlak onevenredige
schade aangebracht dan kan geen gebruik worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid.
14.2.2. Realisatie nieuw beleid door dubbelbestemmingen
De realisatie van nieuw beleid door middel van dubbelbestemmingen hoeft niet gebiedsbreed (binnen de gehele dubbelbestemming) te zijn, wil de doelstelling gehaald worden. Als er echter afbreuk gedaan wordt aan de gegeven gebiedsbreedte c.q. niet de gehele dubbelbestemming wordt benut, moet voor het resterende gedeelte aangetoond worden dat dit voldoende is om het beoogde beleid voor dat gebied te realiseren.
Dat wil zeggen dat de omvang van de opgenomen dubbelbestemmingen zo ruim is dat, om het nagestreefde beleid te doen slagen, niet altijd de gehele dubbelbestemming behoeft te worden benut.
14.2.3. Onderlinge relatie dubbelbestemmingen
Ten aanzien van de onderlinge relatie tussen de dubbelbestemmingen geldt dat, gelet op het totaalbeleid voor het buitengebied, dubbelbestemmingen gericht op het instandhouden of ontwikkelen van het groene karakter en het voorkomen van bebouwing voorgaan boven dubbelbestemmingen met bebouwing. In concreto wordt in afnemende mate prioriteit verleend aan de dubbelbestemming:
a. waterstaat - erosie;
b. waterstaat - grondwaterbeschermingsgebied;
Uitzondering hierop, in de vorm van nevenschikking, is mogelijk, wanneer compensatie van eventueel verlies aan kwaliteit is gegarandeerd.
14.3. Parkeren
Daar waar in de regels wordt verwezen naar het parkeerbeleid, moet de, op het tijdstip van aanvraag van de bouwvergunning geldende parkeernormen worden gehanteerd. De gemeente heeft op 16 december 2008 haar beleidsnota Parkeernormen en Parkeerfonds Gulpen-Wittem vastgesteld. Deze nota (of een daarvoor in plaatstredend stuk) wordt door de gemeente beschouwd als de gemeentelijke regeling.
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht
15.1. Overgangsrecht bouwwerken
15.1.1.
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
15.1.2.
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.
15.1.3.
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsrecht van dat plan.
15.2. Overgangsrecht gebruik.
15.2.1.
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
15.2.2.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
15.2.3.
Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
15.2.4.
Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
15.3. Hardheidsclausule.
Voor zover toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen Burgemeester en Wethouders ten behoeve van die persoon of personen van datovergangsrecht ontheffing verlenen.
Artikel 16 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als de regels van het bestemmingsplan ‘Uitbreiding VOF De Puthof Groenestraat te Reijmerstok’ van de gemeente Gulpen-Wittem.