KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Natuur
Artikel 4 Water
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Artikel 6 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
Artikel 10 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Plangebied
1.3 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Huidige Situatie
2.2 Toekomstige Situatie
Hoofdstuk 3 Beleid
3.1 Provinciaal Beleid
3.2 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Onderzoeken
4.1 Wegverkeerslawaai En Parkeren
4.2 Luchtkwaliteit
4.3 Bodem
4.4 Water
4.5 Archeologie
4.6 Cultuurhistorie
4.7 Ecologie
4.8 Externe Veiligheid
4.9 Milieuzonering
Hoofdstuk 5 Juridische Vormgeving
5.1 Algemeen
5.2 Bestemming
5.3 Coördinatieregeling
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 7 Inspraak En Overleg

Recreatiewoning Groningerweg 25 Eelderwolde

Bestemmingsplan - gemeente Tynaarlo

Vastgesteld op 07-03-2017 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

  1. het plan:
    het bestemmingsplan Recreatiewoning Groningerweg 25 Eelderwolde met identificatienummer NL.IMRO.1730.BPGronweg25EW-0401 van de gemeente Tynaarlo;

  1. bestemmingsplan:
    de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;

  1. aanduiding:
    een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

  1. aanduidingsgrens:
    de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

  1. bebouwing:
    één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  1. bestaand:

  1. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning;

  2. het onder 1 bedoelde geldt niet voor zover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, de voorheen geldende Beheersverordening, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening, of een andere planologische toestemming;

  1. bestemmingsgrens:
    de grens van een bestemmingsvlak;

  1. bestemmingsvlak:
    een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

  1. bijgebouw:
    een gebouw dat in bouwkundig en/of visueel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

  1. bouwen:
    het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

  1. bouwgrens:
    een grens van een bouwvlak;

  1. bouwperceel:
    een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

  1. bouwperceelgrens:
    een grens van een bouwperceel;

  1. bouwvlak:
    een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

  1. bouwwerk:
    een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

  1. drijvende recreatiewoning:
    een recreatiewoning waarvan de drijvende fundering door middel van een studpaal of andere verbinding vast is verankerd met de waterbodem of de wal en die daardoor niet horizontaal over het water kan worden verplaatst, zodanig dat sprake is van een omgevingsvergunningplichtig bouwwerk;

  1. gebouw:
    elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

  1. hoofdgebouw:
    een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

  1. landschappelijke waarden:
    de aan een gebied toegekende waarden in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;

  1. natuurwetenschappelijke waarden:
    de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied;

  1. normaal onderhoud:
    onderhoudswerkzaamheden, als het vervangen van bestrating en dergelijke, die niet leiden tot verstoring van de ongeroerde bodem;

  1. overig bouwwerk:
    een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

  1. overkapping:
    een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en niet of slechts gedeeltelijk met wanden is omgeven;

  1. pand:
    de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

  1. peil:

  1. voor een bouwwerk waarvan de hoofdingang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;

  2. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

  3. indien in of op het water wordt gebouwd: het gemiddelde waterniveau gedurende een jaar ten opzichte van N.A.P.; tevens de waterstand die zoveel mogelijk wordt gehandhaafd en die wordt vastgelegd in een peilbesluit;

  1. permanente bewoning:
    bewoning van een ruimte als hoofdverblijf;

  1. recreatiewoning:
    een complex van ruimten dat dient voor recreatief verblijf waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben, bestemd om gedurende een gedeelte van het jaar te worden bewoond;

  1. seksinrichting:
    een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens is begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

  1. voorgevel:
    de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

  1. woning:
    een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

  1. de dakhelling:
    langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

  1. de goothoogte van een bouwwerk:
    vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

  1. de inhoud van een bouwwerk:
    tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

  1. de bouwhoogte van een bouwwerk:
    vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

  1. de oppervlakte van een bouwwerk:
    tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

  1. de afstand tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel:
    vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel;

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, rookkanalen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.

Voor zover in de regels een goothoogte is voorgeschreven is het bepaalde onder b niet van toepassing op dakkapellen en op dakvlakken die niet evenwijdig aan de noklijn zijn gelegen en andere ondergeschikte dakvlakken.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Natuur

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. behoud en herstel van de natuurwetenschappelijke en landschappelijke waarden;

  2. verblijfsrecreatieterrein ten behoeve van recreatiewoningen;

  3. groenvoorzieningen;

  4. oevers en water;

  5. openbare nutsvoorzieningen;

  6. aanlegvoorzieningen voor boten als onderdeel van een recreatiewoning.

3.2 Bouwregels

  1. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  1. er mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen in de vorm van recreatiewoningen worden gebouwd;

  2. de recreatiewoning mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘recreatiewoning’ worden gebouwd;

  3. het aantal recreatiewoningen mag niet meer dan een bedragen;

  4. een recreatiewoning wordt gebouwd in de vorm van één drijvende recreatiewoning;

  5. de oppervlakte van een recreatiewoning met inbegrip van aangebouwde bijgebouwen bedraagt niet meer dan 60 m2;

  6. in aanvulling op het gestelde onder 5 mag een balkon of terras worden gebouwd met een oppervlakte van maximaal 12 m2;

  7. de bouwhoogte van een recreatiewoning bedraagt niet meer 6 m.

  1. Voor het overige geldt dat geen gebouwen en/of overkappingen mogen worden gebouwd.

  1. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ten hoogste 2 m bedraagt;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘pad’ een vlonderpad (pad op palen) is toegestaan, al dan niet voorzien van een balustrade;

  3. er mag een steiger worden gebouwd met een oppervlakte van maximaal 10 m2 en een hoogte van maximaal 1 m;

  4. voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte niet meer bedraagt dan 1 m;

  5. oever- en/of walbeschoeiingen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de recreatiewoning.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  • een goede landschappelijke inpassing;

  • de natuurwetenschappelijke en landschappelijke waarden;

bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 3.2, sub a onder 5:
    voor de bouw van één vrijstaande berging met een oppervlakte van niet meer dan 10 m2 worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m bedraagt. Deze berging dient te worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding ‘recreatiewoning’.

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het ophogen, afgraven, of op een andere manier ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;

  2. het aanbrengen of verwijderen van oever- en/of walbeschoeiingen;

  3. het planten, rooien of kappen van opgaand houtgewas en struikgewas;

  4. het aanbrengen of aanleggen van oppervlakteverhardingen, paden en/of parkeervoorzieningen;

  5. het graven, verdiepen, uitbaggeren, dempen of verbreden van het Paterswoldsemeer;

  6. het aanbrengen van meerpalen, steigers, vlotten en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen ten behoeve van het aanleggen van boten.

  1. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden, die:

  1. het normale onderhoud betreffen;

  2. uitvloeisel zijn van het project ‘nieuwbouw recreatiewoning op het perceel Groningerweg 25 te Eelderwolde’;

  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.

  1. De onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien de waarden genoemd in lid 3.1 niet in onevenredige mate worden aangetast.

Artikel 4 Water

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. water, waarbij behoud en herstel van de natuurwetenschappelijke en landschappelijke waarden wordt nagestreefd;

  2. oevers;

  3. dag- en verblijfsrecreatiemedegebruik;

  4. aanlegvoorzieningen voor boten.

4.2 Bouwregels

  1. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  1. er mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen in de vorm van recreatiewoningen worden gebouwd;

  2. de recreatiewoning mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘recreatiewoning’ worden gebouwd;

  3. het aantal recreatiewoningen mag niet meer dan één bedragen;

  4. een recreatiewoning wordt gebouwd in de vorm van een drijvende recreatiewoning;

  5. de oppervlakte van een recreatiewoning met inbegrip van aangebouwde bijgebouwen bedraagt niet meer dan 60 m2;

  6. in aanvulling op het gestelde onder 5. mag een balkon of terras worden gebouwd met een oppervlakte van maximaal 12 m2;

  7. de bouwhoogte van een recreatiewoning bedraagt niet meer 6 m.

  1. Voor het overige geldt dat geen gebouwen en/of overkappingen mogen worden gebouwd.

  1. Er mag een steiger worden gebouwd met een oppervlakte van maximaal 10 m2 en een hoogte van maximaal 1m.

  1. Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte niet meer bedraagt dan 1 m.

  1. Oever- en/of walbeschoeiingen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de recreatiewoning.

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanbrengen of verwijderen van oever- en/of walbeschoeiingen;

  2. het graven, verdiepen, uitbaggeren, dempen of verbreden van het Paterswoldsemeer;

  3. het aanbrengen van meerpalen, steigers, vlotten en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen ten behoeve van het aanleggen van boten.

  1. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden, die:

  1. het normale onderhoud betreffen;

  2. uitvloeisel zijn van het project ‘nieuwbouw recreatiewoning op het perceel Groningerweg 25 te Eelderwolde’;

  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.

  1. De onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien de waarden genoemd in het eerste lid niet in onevenredige mate worden aangetast.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene Aanduidingsregels

6.1 Koppeling aanduidingsvlakken

Ter verduidelijking is door middel van een aanduiding ‘relatie’ de relatie tussen de aanduidingsvlakken ‘recreatiewoning’ binnen de bestemmingen Natuur en Water aangegeven waarvoor dezelfde bouwregels gelden.

Artikel 7 Algemene Gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • het gebruik van een recreatiewoning voor permanente bewoning;

  • het gebruik als kampeerterrein voor kampeermiddelen;

  • het gebruik van de gronden als seksinrichting;

  • het gebruik van de gronden ten behoeve van parkeren en parkeervoorzieningen.

Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels

  1. Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. de in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages voor zover dit gelet op het gebruik en/of de constructie noodzakelijk is;

  2. het bepaalde in het plan en het toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;

  3. het bepaalde in het plan en het toestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft.

  1. De in lid 8.1 genoemde omgevingsvergunning mag slechts worden verleend indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

  1. Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.

  1. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

  1. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

  1. Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  1. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  1. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  1. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als 'Regels van het bestemmingsplan Recreatiewoning Groningerweg 25 Eelderwolde'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aanleiding voor het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan is de vervangende nieuwbouw van een recreatiewoning aan de Groningerweg 25 te Eelderwolde. Deze vervanging vindt plaats in navolging op het bestemmingsplan (NL.IMRO.1730.BPRecrwonGronweg.0401) voor de vernieuwing van de recreatiewoningen op percelen Groningerweg 23a, 27 en 27a te Eelderwolde.

Het perceel maakt deel uit van het bestemmingsplan Paterswoldsemeer en was daarin bestemd voor Zomerhuizen en stacaravans. Gedeputeerde Staten van Drenthe hebben in 1999 – naar aanleiding van een zienswijze van het I.V.N. afdeling Eelde-Paterswolde - aan die bestemming de goedkeuring onthouden. Zij waren van mening dat die bestemming onvoldoende recht deed aan de natuurwaarden in het gebied en adviseerden het gebied de bestemming Natuur te geven en binnen die bestemming vervangende nieuwbouw van tien zomerhuizen of stacaravans mogelijk te maken.

Dit betekent dat moet worden teruggevallen op het bestemmingsplan Buitengebied Eelde 1974, waarin het perceel is bestemd voor Natuurschoongebied. De bestaande opstallen vallen daarbij onder het overgangsrecht. Volgens de huidige regeling is alleen gedeeltelijke uitbreiding van de bestaande opstallen toegestaan.

Het Meerschap Paterswolde, I.V.N. afdeling Eelde-Paterswolde en Gedeputeerde Staten hebben zich in principe en onder voorwaarden bereid verklaard om medewerking te verlenen aan vervangende nieuwbouw van het zomerhuizen.

Het Meerschap Paterswolde, waarin de gemeente Tynaarlo participeert, is eigenaar van de ondergrond van het perceel. Initiatiefnemers hebben het recht van erfpacht. In het erfpachtcontract is vastgelegd dat de inrichting van het terrein niet mag worden gewijzigd. Het Meerschap Paterswolde heeft bij brief van 8 december 2015 medegedeeld, dat kan worden ingestemd met de bouw van een vierde drijvende recreatiewoning op het perceel Groningerweg 25. Dit onder het voorbehoud dat de gemeente Tynaarlo de benodigde vergunningen afgeeft en dat de erfpachtvoorwaarden d.d. 10 februari 2011 in acht worden genomen. Dit betekent dat het uitsluitend mag gaan om verblijfsrecreatief gebruik.

Op het bestemmingsplan en de omgevingsvergunning wordt de coördinatieregeling ex artikel 3.30 van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing verklaard. In hoofdstuk 5.3 wordt hier nader op ingegaan.

1.2 Plangebied

Het perceel dat kadastraal bekend staat onder Gemeente Eelde, sectie B en nummer 3435 is opgenomen in het plangebied van het onderhavige bestemmingsplan. Het plangebied ligt aan de oostzijde van de Groningerweg.

[image]

Overzichtskaart - ligging en begrenzing plangebied

1.3 Leeswijzer

In het volgende hoofdstuk wordt de huidige en toekomstige situatie van het plangebied omschreven. In hoofdstuk 3 komt het relevante provinciaal en gemeentelijk beleid aan de orde. De resultaten van diverse onderzoeken komen in hoofdstuk 4 aan bod. Hoofdstuk 5 gaat in op de juridische vormgeving van het plan. Ten slotte gaan de hoofdstukken 6 en 7 kort in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige Situatie

LIGGING EN BEREIKBAARHEID

Eelderwolde ligt ten zuiden van de stad Groningen in de gemeente Tynaarlo. Het dorp bestaat uit een langgerekt lint dat aan de westzijde van het Paterswoldsemeer is gelegen. Het plangebied ligt in het lint van Eelderwolde, aan de oostzijde van de Groningerweg.

RUIMTELIJKE STRUCTUUR EELDERWOLDE

Eelderwolde is oorspronkelijk een randveenontginningsdorp dat op een hoger gelegen rug in het veen is ontstaan. Kenmerkend voor het dorp is dan ook het lange lint van woningen aan weerszijden van de weg en het wat kronkelende verloop daarvan.

De Groningerweg heeft voor een deel een volwassen laanbeplanting, die hoofdzakelijk uit eiken bestaat. De aanwezigheid van de overwegend vrijstaande woningen maakt de erfbeplanting tot een belangrijk element in de sfeer van de weg.

RUIMTELIJKE STRUCTUUR DIRECTE OMGEVING PLANGEBIED

Het plangebied ligt tussen twee bebouwingsclusters in. De directe omgeving heeft een natuurlijk en groen karakter. De bebouwing is vanaf de Groningerweg niet zichtbaar vanwege de opgaande beplanting.

Ten westen van het plangebied ligt het natuurgebied Elsburger Onland, dat onderdeel uitmaakt van de Ecologische Hoofdstructuur. Het Elsburger Onland vormt een ecologische verbindingszone tussen de Peizermaden, het Paterswoldsemeer, het Friese Veen en de Drentsche Aa. Het bestaat uit graslanden met daarin moeraslanden en petgaten. Deze petgaten zijn ontstaan door turfgraverij in de achttiende en negentiende eeuw.

HUIDIGE SITUATIE PLANGEBIED

Het plangebied kan worden omschreven als de oeverzone van het Paterswoldsemeer en de daarachter gelegen moerassige bosschage (elzenbos). Nabij de oever van het meer zijn op enkele naastgelegen percelen kleine en eenvoudige recreatiewoning gesitueerd.


[image]

Luchtfoto

2.2 Toekomstige Situatie

Met het bestemmingsplan wordt de vervangende nieuwbouw mogelijk gemaakt. Daarnaast wordt het bestaande verblijfsrecreatieve gebruik in feite gelegaliseerd (zie paragraaf 3.2 Gemeentelijk beleid).

De nieuwe recreatiewoning wordt gebouwd in de oeverzone. Omdat het plangebied voor een groot deel bestaat uit moerassige bosschages en de gemeente en de initiatiefnemer hechten aan de bescherming van de natuurwaarden, wordt de recreatiewoning gebouwd op een caissons: een betonnen drijvende bak. De bouw van de recreatiewoning kan op een werf plaatsvinden, maar ook op locatie. Door deze werkwijze wordt schade aan beplanting vermeden.

De recreatiewoning wordt als drijvende recreatiewoning gerealiseerd. Het bestemmingsplan voorziet in enige flexibiliteit wat betreft de plaatsing van de recreatiewoning.

De oppervlakte van de nieuwe recreatiewoning is iets groter dan in de bestaande situatie, maar voldoet aan de uitgangspunten zoals omschreven in de Nota Verblijfsrecreatieterreinen Tynaarlo (zie paragraaf 3.2). Het plan moet worden opgevat als een kwaliteitsverbetering van de bebouwing.

De gemeente verwacht een bouwplan van hoogwaardige architectuur. Door Architectuurstudie JAS is een definitief ontwerp opgesteld.

Op de navolgende situatietekeningen staan de bestaande en de nieuwe situatie. Tevens zijn de belendende kavels (Groningerweg 23a, 27 en 27a) met bebouwing en de zichtlijnen in de bestaande en nieuwe situatie ingetekend. Alle kavels zijn redelijk dicht begroeid en het uitzicht is met name op het water gericht. Het zijdelingse uitzicht zal hierdoor in de nieuwe situatie niet veel anders zijn dan nu het geval is, omdat de begroeiing het uitzicht ook in de bestaande situatie al sterk filtert.

Geconcludeerd kan worden dat het plan het uitzicht vanaf belendende kavels niet beperkt.

[image]

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Provinciaal Beleid

Omgevingsvisie Drenthe

De provincie Drenthe heeft op 2 juni 2010 het nieuwe omgevingsplan vastgesteld: de Omgevingsvisie Drenthe. De Omgevingsvisie is het strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe voor de periode tot 2020. De Omgevingsvisie 2010 is op een aantal inhoudelijke thema’s geactualiseerd. Deze wijzigingen zijn opgenomen in het document Actualisatie Omgevingsvisie Drenthe 2014. De geactualiseerde visie is op 20 augustus 2014 inwerking getreden.

De provincie heeft de Omgevingsvisie (deels) doorvertaald naar een verordening voor zover het planologisch relevante aspecten betreft. De Omgevingsverordening is op 9 maart 2012 door Provinciale Staten vastgesteld. Omdat de Omgevingsvisie in 2014 is geactualiseerd, is het ook noodzakelijk de Provinciale Omgevingsverordening te actualiseren. Op 23 september 2015 is de actualiseerde versie door Provinciale Staten vastgesteld.

De provincie wil haar visie realiseren op een manier die recht doet aan de provinciale sturingsfilosofie. Hierin gaat de provincie uit van gelijkwaardigheid en samenwerking met haar partners ‘in het veld’. Dit betekent tevens dat de provincie terughoudend omgaat met het neerleggen van provinciale ruimtelijke belangen in een verordening.

In juni 2013 is de begrenzing van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) herijkt door de provincie. Hierdoor is het plangebied binnen de EHS komen te liggen. In de Omgevingsverordening zijn toetsingscriteria voor activiteiten binnen de EHS aangegeven. Artikel 3.35, lid 1 van de Omgevingsverordening stelt dat:

“Een ruimtelijk plan dat betrekking heeft op gebied dat deel uitmaakt van de ecologische hoofdstructuur en een wijziging inhoudt ten opzichte van het daaraan voorafgaande ruimtelijk plan maakt geen nieuwe activiteiten dan wel wijziging van bestaande activiteiten mogelijk die de wezenlijke kenmerken en waarden van de ecologische hoofdstructuur significant aantasten.”

Artikel 3.35, lid 2 stelt verder dat onder bepaalde voorwaarden ruimtelijke activiteiten wel doorgang kunnen vinden.

Ten behoeve van het planvoornemen is een ‘nee, tenzij’-toets (zie hoofdstuk 4.7) uitgevoerd om te bepalen of de ingreep negatieve effecten zal hebben op de huidige waarde en samenhang van de EHS. Uit deze toets komt naar voren dat het planvoornemen op grond van de natuurwetgeving uitvoerbaar is.

KERNKWALITEITEN

De missie uit de Omgevingsvisie luidt: ‘Het koesteren van de Drentse kernkwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe passend bij deze kernkwaliteiten’.

De kernkwaliteiten zijn:

  • rust, ruimte, natuur en landschap;

  • oorspronkelijkheid;

  • naoberschap;

  • menselijke maat;

  • veiligheid;

  • kleinschaligheid (Drentse schaal).

Ten aanzien van de verblijfsrecreatie wil de provincie inzetten op versterking, uitbreiding en vernieuwing van de bestaande bedrijven in samenhang met de omgeving, het vrijetijdslandschap. Nieuwvestiging is niet mogelijk in de Ecologische Hoofdstructuur en robuuste landbouwgebieden, met uitzondering van nieuwvestiging als gevolg van ver-/uitplaatsing van bestaande bedrijven uit kwetsbare gebieden; daarvoor wil de provincie ruimte zoeken aan de randen van natuurgebieden.

In de ‘Koningsas’, tussen Assen en Groningen, en de Drentse Zuidas ziet de provincie mogelijkheden voor specifieke vormen van verblijfsrecreatie die gerelateerd zijn aan de stedelijk netwerken. Te denken valt aan hotels, conferentieoorden en wellness-concepten.

Regiovisie Groningen-Assen 2030

De Regiovisie Groningen-Assen 2030 (juni 1999) geeft de langetermijnvisie op de ruimtelijke en economische ontwikkeling van de regio Groningen-Assen weer. Deze regio vervult een motorfunctie binnen het Noorden op het gebied van werkgelegenheid, onderwijs, woningbouw, voorzieningen, vervoersverbindingen en cultuur. In 2013 heeft de stuurgroep van de Regio Groningen - Assen de Actualisatie Regiovisie “Veranderende context, blijvend perspectief” vastgesteld.

De regionale ontwikkelingsstrategie voor verblijfsrecreatie is gericht op kwaliteitsverbetering van het bestaande verblijfsrecreatieve aanbod. Gesteld wordt dat deze kwaliteitsverbetering noodzakelijk is om als regio te kunnen blijven concurreren met andere gebieden.

Nieuwe voorzieningen voor de verblijfsrecreatie, zoals campings en recreatiewoningen, kunnen worden ontwikkeld buiten het stroomgebied van de Drentsche Aa, de Hondsrug en overige kwetsbare en waardevolle natuurgebieden en landschappen. Daarbij zal zo veel mogelijk aansluiting moeten worden gevonden bij bestaande kernen en gaat de voorkeur uit naar het benutten van cultuurhistorisch interessante gebouwen en zal rekening moeten worden gehouden met de ‘recreatieve daadkracht’ van het gebied.

Afweging

Het plan voorziet in de vervangende nieuwbouw van een recreatiewoning. Zoals aangegeven, is het plangebied gelegen binnen de EHS. In de Omgevingsverordening zijn toetsingscriteria voor activiteiten binnen de EHS aangegeven. Een ‘nee, tenzij’-toets (zie paragraaf 4.7) wijst uit dat het planvoornemen op grond van de natuurwetgeving uitvoerbaar is.

Gelet op het feit dat het planvoornemen uitsluitend een kwaliteitsverbetering inhoudt, past het plan binnen de overige kaders van het provinciaal beleid. Gedeputeerde staten hebben ingestemd met het bestemmingsplan dat de bouw van 3 drijvende recreatiewoningen op de percelen Groningerweg 23a, 27 en 27a te Eelderwolde mogelijk maakt. Verwacht wordt dat zij dus ook zullen instemmen met de bouw van zo’n recreatiewoning op het perceel Groningerweg 25.

3.2 Gemeentelijk Beleid

Structuurplan

De gemeente Tynaarlo heeft voor haar grondgebied een structuurplan opgesteld (vastgesteld 10 oktober 2006). Het Structuurplan is kaderstellend en initiërend voor het ruimtelijk beleid. Tevens dient het als communicatiemiddel richting de bevolking inzake toekomstige veranderingen en koersbepaling.

Het Structuurplan geeft aan dat recreatie en toerisme zijn vergroeid en verweven met de gemeente. Tynaarlo heeft een veelzijdig toeristisch-recreatief aanbod ter beschikking: enkele grote dagrecreatieve parken, campings, complexen vakantiewoningen en - wat de meeste Drentse gemeenten ontberen - waterrecreatie. De aanwezigheid van twee grote meren met een regionaal-recreatieve functie en het voor Nederland unieke Nationaal Landschap Drentsche Aa bewijzen dat Tynaarlo op de kaart staat. Deze unieke positie maakt de gemeente tot een aantrekkelijke bestemming voor toeristen en recreanten.

Toch behoort de toeristisch-recreatieve sector in de gemeente qua omzet en werkgelegenheid niet tot de koplopers in Drenthe. Het aandeel van deze sector in de totale werkgelegenheid van de gemeente bedraagt 9%, zo blijkt uit het onderzoeksrapport ‘Toerisme in Drenthe werkt’ (ECORYS, december 2005). In de gemeente Aa en Hunze is dat bijvoorbeeld 18%. De gemeente is daarom van mening dat Tynaarlo op dit vlak nog groeipotentie heeft. Het gemeentelijk beleid voor de recreatieterreinen wordt hierop toegespitst.

De gemeente wil voor haar gasten een gevarieerd en kwalitatief hoogwaardig aanbod van verblijfsmogelijkheden mogelijk maken. Hieronder wordt verstaan toeristische kampeerplekken, verhuurplekken voor stacaravans en chalets, seizoenplekken, eenvoudige, maar ook luxe recreatiewoningen. Deze accommodaties staan op terreinen met een grote verscheidenheid. Dit loopt uiteen van een boerencamping in de openheid van het platteland tot een luxueus bungalowcomplex aan het Zuidlaardermeer.

Recreatie en toerisme zijn al tientallen jaren met de gemeente vergroeid. De gemeente, maar ook de ondernemers in de gemeente, weten dat de natuur en het landschap het eigenlijke ‘kapitaal’ van de sector vormen. De beleidskeuzen in het Structuurplan beogen dan ook deze waarden te respecteren.

De Hondsrug en het Drentsche Aa-gebied zijn in het Structuurplan benoemd als een gebied met het accent op recreatie en natuur. De toerist is uitdrukkelijk te gast in deze gebieden. Uitbreiding van toeristische accommodaties is alleen mogelijk met het oog op kwaliteitsverbetering. De gemeente zal voor dit gebied ook steeds goed overleg voeren met de terreinbeherende instanties, waardoor gezamenlijk wordt gewerkt aan een goede integratie van functies.

Nota Verblijfsrecreatieterreinen Tynaarlo

In juni 2007 heeft de gemeenteraad de Nota Verblijfsrecreatieterreinen Tynaarlo vastgesteld. Het vervallen van de Wet op de openluchtrecreatie per 1 januari 2008 is aanleiding geweest voor het Recreatieschap Drenthe om de Kadernota Kampeerbeleid op te stellen. Deze kadernota bevat voorstellen voor het nieuwe Drentse kampeerbeleid. De kadernota heeft als leidraad gediend voor de gemeentelijke Nota Verblijfsrecreatieterreinen Tynaarlo.

Op een aantal onderdelen wijkt de gemeentelijke beleidsnota af van de kadernota van het Recreatieschap Drenthe. Zo heeft de gemeente de categorieën ‘tenthuisjes’ en ‘recreatiewoningen’ toegevoegd, de landschappelijke inpassing bij uitbreidingen verplicht gesteld en de minimale ruimte tussen stacaravans vergroot. Daarnaast wordt permanente bewoning door een ieder zonder persoonsgebonden gedoogbeschikking niet toegestaan. Voor het overgrote deel neemt de gemeente de beleidskeuzen uit de kadernota van het Recreatieschap Drenthe over. Hiermee wordt bijgedragen aan uniformiteit in beleidsregels voor recreëren binnen de provincie Drenthe.

De Nota Verblijfsrecreatieterreinen Tynaarlo is vastgesteld door de gemeenteraad. De inhoud hiervan is vertaald in het voorliggende bestemmingsplan en in de bijstelling van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV).

Beleidsvisie Meerschap Paterswolde

In het Meerschap Paterswolde werken de gemeenten Haren, Groningen en Tynaarlo samen aan het beheer van het Paterswoldsemeer, het Hoornsemeer, de Hoornseplas en de omliggende recreatie- en natuurgebieden. De samenwerking is geregeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen. In die wet staat dat gemeenten of provincies bevoegdheden kunnen overdragen aan een samenwerkingsverband, de zogenaamde Gemeenschappelijke Regeling.

Het Meerschap Paterswolde behartigt voor de samenwerkende gemeenten de belangen op drie beleidsterreinen:

  • recreatie;

  • natuurbescherming;

  • landschapsverzorging.

Het Meerschap Paterswolde behartigt de belangen onder meer door:

  • De instandhouding en verbetering van het natuur- en landschapsschoon.

  • Het onderhoud en de exploitatie van inrichtingen en eigendommen.

  • Het vaststellen van verordeningen, die de belangen van de recreatie, natuurbescherming of landschapsverzorging betreffen, al dan niet door strafbepalingen of bestuursdwang te handhaven.

  • Advisering over bouw- en bestemmingsplannen.

Hoe het Meerschap Paterswolde hieraan invulling geeft, is beschreven in de Beleidsvisie 2012.

Bestemmingsplan

Zoals in de inleiding reeds is aangegeven, vormt het bestemmingsplan Buitengebied Eelde 1974 het vigerende planologisch kader voor het onderhavige plangebied.

Het plangebied is meegenomen in het bestemmingsplan Paterswoldsemeer en was daarin bestemd voor Zomerhuizen en stacaravans. Gedeputeerde Staten van Drenthe hebben in 1999 – naar aanleiding van een zienswijze van het I.V.N. afdeling Eelde-Paterswolde - aan die bestemming de goedkeuring onthouden. Zij waren van mening dat de bestemming onvoldoende recht deed aan de natuurwaarden in het gebied en adviseerden het gebied de bestemming Natuur te geven en binnen die bestemming vervangende nieuwbouw van tien zomerhuizen of stacaravans mogelijk te maken.

In het bestemmingsplan Buitengebied Eelde 1974 is het perceel bestemd voor Natuurschoongebied. De bestaande opstallen vallen daarbij onder het overgangsrecht. Volgens de huidige regeling is alleen gedeeltelijke uitbreiding van de bestaande opstal toegestaan.

Het Meerschap Paterswolde heeft zich in principe en onder voorwaarden bereid verklaard om medewerking te verlenen aan vervangende nieuwbouw van het zomerhuis. De oppervlakte van de recreatiewoning, inclusief aangebouwde berging, zal niet meer bedragen dan 60 m2 met een bouwhoogte van 6 m. Qua maatvoering kan worden aangesloten bij de voorwaarden uit de erfpachtovereenkomst en de normen die zijn opgenomen in het bestemmingsplan Verblijfsrecreatieterreinen. Door te kiezen voor een in het water drijvende woning kunnen de natuurwaarden in het gebied worden ontzien.

Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in een toegesneden juridische regeling op grond waarvan de beoogde activiteiten worden gelegaliseerd en vergunningen voor de vervangende nieuwbouw kunnen worden verleend.

Welstandsnota

De welstandsnota bevat criteria waaraan een bouwplan qua uiterlijke verschijning wordt getoetst. De welstandscriteria zijn onderverdeeld naar ligging, massa en vorm, gevelopbouw, detaillering en materiaal- en kleurgebruik.

Afweging

Het plan voorziet in de vervangende nieuwbouw van een recreatiewoning. Gedeputeerde Staten hebben in haar besluit inzake de goedkeuring van het bestemmingsplan Paterswoldsemeer gesteld dat vervangende nieuwbouw onder voorwaarden acceptabel is. Dit voornemen is in overeenstemming met het Structuurplan en de Nota Verblijfsrecreatieterreinen Tynaarlo. Voorts past het plan in het beleid van het Meerschap Paterswolde.

Hoofdstuk 4 Onderzoeken

4.1 Wegverkeerslawaai En Parkeren

Wegverkeerslawaai

Het planvoornemen voorziet in de vervangende nieuwbouw van een recreatiewoning. Een recreatiewoning is volgens de Wet geluidhinder geen geluidsgevoelig object. Daarnaast moet worden opgemerkt dat de afstand van de recreatiewoning tot de Groningerweg niet wordt verkleind ten opzichte van de bestaande situatie.

Geconcludeerd kan worden dat wordt voldaan aan de Wet geluidhinder en dat het planvoornemen op dit punt uitvoerbaar is.

Parkeren

Uit oogpunt van verkeersveiligheid is het ongewenst dat auto’s vanaf de Groningerweg via het fietspad naar het plangebied rijden en omgekeerd. De realisatie van nieuwe parkeerplaatsen in het plangebied is daarom niet toegestaan. Op het nabijgelegen parkeerterrein bij het Scandinavisch Dorp is voldoende vrije parkeerruimte aanwezig.

Aan de omgevingsvergunning wordt het voorschrift verbonden dat bij de te bouwen recreatiewoning niet mag worden geparkeerd; het parkeren dient tijdens de bouw en na realisatie van de recreatiewoning elders plaats te vinden. In de Algemene gebruiksregels (artikel 7) van het bestemmingsplan is verwoord dat het gebruik van de gronden ten behoeve van parkeren en parkeervoorzieningen als met de bestemming strijdig gebruik wordt aangemerkt.

Het maken van parkeerplaatsen op eigen grond stuit op overwegende bezwaren. Vanwege de verkeersveiligheid wil de gemeente niet dat automobilisten van en naar de recreatiewoning het fietspad tussen de Groningerweg en de kavel 25 oversteken. Op andere wijze kan worden voorzien in de parkeerbehoefte.

4.2 Luchtkwaliteit

Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing). Omdat met het plan geen extra woningen worden toegevoegd, zal de luchtkwaliteit niet verslechteren. Er is immers sprake van vervangende nieuwbouw.

4.3 Bodem

Ten behoeve van het planvoornemen zijn een verkennend en aanvullend bodemonderzoek (Terra bodemonderzoek bv, 13 november 2015, kenmerk 15208), een aanvullend asbest- en bodemonderzoek (Terra bodemonderzoek bv, 28 november 2016, kenmerk 16182) en een verkennend waterbodemonderzoek (Terra bodemonderzoek bv, 21 maart 2016, rapportnummer 15208-1) uitgevoerd. Beide onderzoeksrapporten zijn als bijlage toegevoegd. In het navolgende zijn de conclusies beknopt weergegeven.

In het verkennend bodemonderzoek is de onderzoekslocatie aangemerkt als onverdacht. Na uitvoering van het aanvullend laboratorium- en veldonderzoek blijkt dat deze hypothese op grond van het verkennend bodemonderzoek verworpen dient te worden. Ondanks dat op het maaiveld geen bijzonderheden zijn waargenomen die duiden op de aanwezigheid van bodemverontreiniging, bevat de onderzochte grond (ophooglaag westzijde locatie) zeer veel puin (bouw- en sloopafval). Tijdens het verkennend asbestonderzoek ter plaatse van deze ophooglaag is asbest aangetroffen. De bovengrond van de locatie is licht verontreinigd aan kwik, lood en PAK. De ondergrond is niet verontreinigd. De grond tussen het puin in de ophooglaag is matig tot sterk verontreinigd aan PAK en licht verontreinigd aan zink, lood, PCB's en minerale olie.

In het grondwater zijn geen verontreinigingen aangetroffen. Gezien de aangetroffen verontreinigingen wordt door Terra een nader asbestonderzoek aanbevolen. De aangetroffen verhoogde concentraties vormen geen onaanvaardbare risico's voor de volksgezondheid, het milieu en/of het ecosysteem. Aangezien de ophooglaag bij de weg geen deel uitmaakt van het bouwplan is er naar mening van Terra geen bezwaar tegen de voorgenomen nieuwbouwplannen.

Geadviseerd wordt om in de ophooglaag geen graafwerkzaamheden uit te voeren alvorens middels een nader bodemonderzoek de mate, omvang en eventuele risico's van de verontreiniging (asbest en PAK) in kaart is gebracht.

In navolging van dit advies is een aanvullend asbest- en bodemonderzoek uitgevoerd. Ten aanzien van het puinstort wordt geconcludeerd dat het asbestgehalte beneden de norm van 100 mg/kgds blijft waardoor het zonder verdere saneringsmaatregelen kan blijven liggen of kan worden afgevoerd. Aangezien er op het maaiveld een zandpakket van ca. 30 cm bevindt is er in de huidige situatie geen contactmet asbesthoudend materiaal. De omvang van verontreiniging met PAK is nog niet vastgesteld.

Uit het waterbodemonderzoek komt naar voren dat het slib niet geschikt is voor hergebruik op land of in een oppervlaktewaterlichaam. Zintuiglijk is tijdens de bemonstering van het slib geen asbestverdacht materiaal waargenomen. Geadviseerd wordt voorafgaand aan graafwerkzaamheden in het slib het bevoegd gezag te informeren. Het uitgebaggerde slib dient naar een erkende verwerker te worden afgevoerd en mag niet op de locatie worden verwerkt.

De uitkomsten van de onderzoeken zijn voor advies voorgelegd aan de Regionale Uitvoeringsdienst Drenthe (RUD). Zij stelt ten aanzien van de bodemverontreiniging, dat gezien de locatie van de verontreiniging en het feit dat ter plaatse geen werkzaamheden zullen plaatsvinden, de omgevingsvergunning verleend kan worden. Ten aanzien van de waterbodem geeft de RUD aan dat in verband met de kwaliteit van het slib voor de ontgraving een plan van aanpak en een Melding Lozing buiten een Inrichting noodzakelijk zijn. Beide dienen te worden ingediend bij het waterschap, dat het bevoegd gezag is met betrekking tot de waterbodem. De initiatiefnemer laat de ophooglaag op zijn kosten saneren in overleg met het bevoegd gezag. Daaraan voorafgaand vindt nader onderzoek plaats naar de omvang van de verontreiniging met PAK.

4.4 Water

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf te worden opgenomen. Deze waterparagraaf doet verslag van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie, dat wil zeggen voor het grondwater en het oppervlaktewater.

Het is de schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets: ‘het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren (door de waterbeheerder), afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten’.

Het Waterschap Noorderzijlvest is geïnformeerd middels de online watertoets. Naar aanleiding van de online watertoets geeft het waterschap aan dat de korte procedure van toepassing is.

Alleen schone verharde oppervlakken mogen worden afgekoppeld. Dat wordt in overleg met het waterschap bepaald. Maatregelen om vervuiling te voorkomen danwel te verminderen kunnen noodzakelijk zijn.

Doordat de recreatiewoning drijvend wordt uitgevoerd, wordt het aanbrengen in oppervlaktewater niet gezien als demping. De toename van het verhard oppervlak is gering en daarom is compensatie voor versnelde afvoer niet nodig.

Wel dient voor het daadwerkelijk uitvoeren van de werkzaamheden een watervergunning te worden aangevraagd. De activiteiten vinden namelijk plaats binnen de kern- en beschermingszone van een oppervlaktelichaam, i.c. het Paterswoldsemeer.

4.5 Archeologie

Het plangebied heeft op de beleidskaart van de gemeente Tynaarlo een lage verwachting voor het aantreffen van archeologische waarden, op basis van het landschap. Er is geen noodzaak tot het uitvoeren van een archeologisch onderzoek.

4.6 Cultuurhistorie

Cultuurhistorie gaat over de geschiedenis van de gebouwde omgeving, de landschappen, tradities en de verhalen die erbij horen. Sinds 1 januari 2012 is de gemeente wettelijk verplicht om cultuurhistorische belangen mee te wegen in ruimtelijke vraagstukken.

De gemeente heeft ten behoeve van het aspect ‘cultuurhistorie’ de Structuurvisie Cultuurhistorie 2014-2024 vastgesteld. Het doel van deze visie is het borgen van cultuurhistorisch erfgoed. De gemeente heeft het waarborgen van het erfgoed en de ruimtelijke identiteit van Tynaarlo samengevat in één centrale boodschap: de gemeente wil historische structuren en karakteristieken herkenbaar houden, de kwaliteit bewaken en de historische gelaagdheid in acht nemen.

Op de cultuurhistorische beleidswaardenkaart is het plangebied aangeduid als ‘hooggemiddelde waarde’ en ‘waterpartij, bestaand of verdwenen’.

De Groningerweg is aangeduid als ‘weg met dubbelzijdige lintbebouwing’.

[image]

Fragment cultuurhistorische beleidswaardenkaart

Op de cultuurhistorische waardenkaart is het plangebied aangeduid als ‘Hollandveenontginning met veenplassen (Ahv)’. Bij ontwikkeling van dit landschapstype wordt gestreefd naar:

  • behoud van de verdeling tussen open water en langgerekte (schier)eilandjes met opgaand groen;

  • behoud van de onregelmatige oeverlijn en intacte overgang van omringend veenlandschap naar de veenplassen;

  • concentreren van recreatieve voorzieningen om elders gave overgangen van veenplas naar veenontginning te koesteren.

Zoals uit de planbeschrijving en de navolgende paragraaf Ecologie blijkt, worden middels dit bouwplan vorengenoemde cultuurhistorische waarden behouden. Het plan is in overeenstemming met de Structuurvisie Cultuurhistorie 2014-2024.

4.7 Ecologie

Om de uitvoerbaarheid van onderhavig plan te toetsen, is een ecologisch onderzoek in het plangebied uitgevoerd (Koeman en Bijkerk, 19 januari 2017, rapport 2017-005). Dit onderzoek gaat in op de soortenbescherming uit de Wet natuurbescherming en bevat daarnaast een ‘nee, tenzij’-toets om te bepalen of de ingreep negatieve effecten zal hebben op de huidige waarde en samenhang van het Natuurnetwerk Nederland (voorheen EHS). Het onderzoeksrapport is als bijlage toegevoegd. In het navolgende zijn de conclusies beknopt weergegeven.

Soortenbescherming

De voorgenomen ingrepen in het plangebied zullen geen effecten hebben op streng beschermde soorten. Het aanvragen van ontheffingen in het kader van de Wet natuurbescherming is dan ook niet noodzakelijk. Wel blijft voor alle aanwezige soorten de zorgplicht gelden. Dit houdt in dat dieren tijdens de ingreep in het landschap de kans dienen te krijgen te vluchten naar een nieuw leefgebied.

Om de natuurwaarde van het gebied te verhogen, wordt aanbevolen enkele plantensoorten in het gebied aan te planten. De beste locaties hiertoe liggen in de drogere delen van het gebied, op die plaatsen waar het meeste zonlicht doordringt. Aanplant van vuilboom, koninginnenkruid en look-zonder-look wordt aanbevolen. Verruiging met grote brandnetel vergroot de mogelijkheden voor diverse soorten dagvlinders. Om amfibieën betere mogelijkheden in het gebied te geven, zijn de aanwezige sloten inmiddels geschoond van blad en sliblaag, dit conform de aanbevelingen. Hiermee nemen de kansen voor bruine kikker en kleine watersalamander toe.

Omtrent de voorgestelde inrichting van het gebied heeft op 10 juni 2013 overleg plaatsgevonden met vertegenwoordigers van het I.V.N. - Afdeling Eelde-Paterswolde.

Gebiedsbescherming

Voor het plangebied geldt dat bij uitvoering van de voorgenomen ingreep geen afbreuk wordt gedaan aan de huidige waarden en kenmerken van het Natuurnetwerk Nederland-gebied (NNN) of de ambities. Door het realiseren van de woning boven water en aan de rand van het NNN en door het verwijderen van de huidige bebouwing, treedt geen areaalverlies op en wordt de robuustheid van het NNN versterkt. Door het aanplanten van nectarrijke plantensoorten en het uitdiepen en onderhouden van de sloten, wordt de natuurwaarden in het gehele plangebied vergroot.

In de directe omgeving van het plangebied bevinden zich geen Natura 2000-gebieden waarop de ingreep een negatief effect zou kunnen hebben.

Het planvoornemen is op grond van de natuurwetgeving uitvoerbaar.

Aan de omgevingsvergunning wordt het voorschrift verbonden dat aanvoer van grote bouwmaterialen en de bouwwerkzaamheden zoveel mogelijk vanaf het water moet plaatsvinden om de natuurwaarden op het land te ontzien.

Ter ondersteuning van de bestemming “natuur” moet er sprake zijn van een natuurlijke overgang van water naar land. Dat betekent dat er zo weinig mogelijk beschoeiing moet worden aangebracht. Daarom mag de beschoeiing alleen waar nodig ter hoogte van de recreatiewoningen worden toegepast. Ook de recreatiewoning Groningerweg 25 komt aan de lijzijde van het Paterswoldsemeer te liggen. Door het ontbreken van beschoeiing wordt hierdoor een natuurlijke aanwas van land bevorderd.

Daarom is in de regels van het bestemmingen “Natuur” en “Water” vermeld dat de beschoeiing alleen is toegestaan ter hoogte van de recreatiewoning.

4.8 Externe Veiligheid

Op 27 oktober 2004 zijn het Besluit externe veiligheid inrichtingen en de Regeling externe veiligheid inrichtingen van kracht geworden. In het Besluit externe veiligheid inrichtingen zijn risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot inrichtingen met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.

Uit de risicokaart Drenthe blijkt dat in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen aanwezig zijn.

Eveneens liggen er in de nabijheid geen wegen waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt en ligt het plangebied buiten de invloedsfeer van risicovolle buisleidingen.

4.9 Milieuzonering

In de omgeving van het plangebied bevinden zich geen bedrijven welke in verband met milieuzonering een belemmering kunnen vormen voor het plan.

Hoofdstuk 5 Juridische Vormgeving

5.1 Algemeen

In dit onderdeel van de toelichting wordt nader ingegaan op de vormgeving van de verbeelding en de regels.

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bevat de regeling voor de opzet en de inhoud van een bestemmingsplan. In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is deze regeling verder uitgewerkt.

Het bestemmingsplan bestaat uit:

  1. een verbeelding van het bestemmingsplangebied waarin alle bestemmingen van de gronden worden aangewezen;

  2. de regels waarin de bestemmingen worden beschreven en waarbij per bestemming het doel wordt of de doeleinden worden genoemd.

Bij het bestemmingsplan hoort een toelichting.

Ook zijn de regels van de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP 2012) toegepast. Met deze standaard worden de regels en de verbeelding zodanig opgebouwd en ingericht dat bestemmingsplannen goed met elkaar kunnen worden vergeleken. De terminologie van de regels in het voorliggende bestemmingsplan is in overeenstemming gebracht met de terminologie die in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo, inwerkingtreding sinds 1 oktober 2010) wordt gehanteerd.

Het bestemmingsplan met de daarbij behorende toelichting wordt langs elektronische weg vastgelegd. Vanaf 1 januari 2010 wordt het bestemmingsplan ook in die vorm vastgesteld, tegelijk met een verbeelding van het bestemmingsplan op papier. Als de digitale en papieren verbeelding tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale verbeelding beslissend.

5.2 Bestemming

De in dit bestemmingsplan voorkomende bestemming en bijbehorende regels zullen in deze paragraaf nader worden toegelicht.

Er is gekozen voor twee bestemmingen:

  • Natuur;

  • Water.

Wat betreft de inhoud wordt voor deze bestemmingen zo veel mogelijk aangesloten bij het bestemmingsplan Verblijfsrecreatieterrein en de voorwaarden uit de erfpachtovereenkomst.

Natuur

In deze bestemming staat het behoud en herstel van natuurwaarden en de landschappelijke waarden centraal. Daarnaast zijn de gronden mede bestemd als verblijfsrecreatieterrein ten behoeve van recreatiewoningen.

Onder de bestemming vallen voorts de functies groenvoorzieningen, oevers, water, openbare nutsvoorzieningen en aanlegvoorzieningen voor boten.

De bouw van een recreatiewoning is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘recreatiewoning’. Ter plaatse van deze aanduiding, die ook is gelegen is op een deel van de bestemming Water, mag één recreatiewoning worden gebouwd. Een recreatiewoning dient te worden gebouwd in de vorm van een drijvende recreatiewoning.

In de bouwregels zijn een maximale oppervlaktemaat van 60 m2 en een maximale bouwhoogte van 6 m voorgeschreven. Het ontwerp van de recreatiewoning omvat een uitstekend terras of balkon met een oppervlakte van 12 m2. Dit terras/balkon wordt niet betrokken bij de maximale oppervlaktemaat van 60 m2.

Een afwijkingsbepaling is opgenomen voor het bouwen van een losstaand bijgebouw met een oppervlakte van maximaal 10 m2. Dit bijgebouw dient te worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding ‘recreatiewoning’, omdat een geclusterde bebouwing geen negatieve effecten heeft op de natuur- en de landschappelijke waarden.

De voorgevel van de recreatiewoning is gelegen aan de zijde van de Groningerweg.

Permanente bewoning van een recreatieverblijf is niet toegestaan.

Water

Het deel van het plangebied dat betrekking heeft op het Paterswoldsemeer heeft de passende bestemming Water gekregen. Onder de bestemming vallen ook de functies oevers, dag- en verblijfsrecreatief medegebruik en aanlegvoorzieningen voor boten.

Ten aanzien van de bouw van een recreatiewoning gelden de bepalingen zoals verwoord onder de bestemming Natuur.

Vergunning voor werken en werkzaamheden

Ter bescherming van gebiedswaarden is een omgevingsvergunningstelsel opgenomen in beide bestemmingen. Dit kan betekenen dat in bepaalde gebieden niet zonder omgevingsvergunning (op grond van de Wabo) mag worden gegraven, gekapt of andere handelingen zonder toestemming mogen worden verricht.

5.3 Coördinatieregeling

Op het voorliggende bestemmingsplan en op de omgevingsvergunning voor de bouw van de drijvende recreatiewoning is de door de gemeenteraad de coördinatieregeling op grond van artikel 3.30 van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing verklaard.

Artikel 3.30 van de Wet ruimtelijke ordening stelt twee eisen aan de toepassing van de coördinatieregeling. Het moet gaan om de verwezenlijking van gemeentelijk beleid en het moet wenselijk zijn om de gecoördineerde besluitvorming in te zetten voor de verwezenlijking van dat beleid.

Coördinatie is alleen toegestaan wanneer een bestemmingsplan en een omgevingsvergunning deel uitmaken van de te coördineren besluiten. Het bestemmingsplan is vereist om te waarborgen dat het om uitvoering van gemeentelijk beleid gaat. Als er op uitvoering gerichte elementen in het bestemmingsplan voorkomen, is het wenselijk om in één procedure zowel de planologische wijziging – het bestemmingsplan – als de concrete uitwerking in de vorm van een bouwplan te regelen. Daarmee is de samenhang tussen de besluiten maximaal zichtbaar.

Het voorliggende plan voldoet aan de wettelijke eisen om de coördinatieregeling te kunnen toepassen.

De efficiënte procedure van de coördinatieregeling zorgt naar verwachting voor tijdwinst, lagere procedurekosten en minder bestuurlijke lasten. Alle besluiten (bestemmingsplan en omgevingsvergunning) die nodig zijn voor een ruimtelijk project kunnen in één procedure worden voorbereid en doorlopen tot en met een beroep bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. De omgevingsvergunning volgt daarbij de procedure van het bestemmingsplan, waardoor beroep bij de rechtbank wordt overgeslagen. In geval van beroep scheelt dat al gauw een half jaar tot een jaar proceduretijd.

Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid

Er zijn geen gemeentelijke kosten (met uitzondering van de kosten voor het in procedure brengen van het bestemmingsplan) aan het plan verbonden. De kosten die de gemeente maakt voor de procedure kunnen worden gedekt uit de leges.

Gelet op de aard en omvang van het planvoornemen kan een exploitatieplan achterwege blijven. De kosten voor de uitvoering van het planvoornemen en daarmee samenhangende kosten komen voor rekening van de initiatiefnemer. Initiatiefnemer heeft een overeenkomst “vrijwaring planschade” ondertekend en heeft zich ook door ondertekening van een overeenkomst richting de gemeente verbonden de leges te betalen.

Hoofdstuk 7 Inspraak En Overleg

Het voorontwerpbestemmingsplan en het bouwplan hebben vanaf 13 mei 2016 tot en met 23 juni 2016 ter inzage gelegen. Daarnaast zijn het voorontwerpbestemmingsplan en het bouwplan ter uitvoering van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aan diverse overleginstanties toegezonden.

Er is een inspraakreacties ingediend. De inspraakreactie en de binnengekomen reacties uit het vooroverleg zijn van commentaar voorzien in het "Verslag inspraak en overleg coördinatieregeling bestemmingsplan Groningerweg 25 te Eelderwolde en omgevingsvergunning bouw drijvende recreatiewoning op dit perceel". Dit verslag is als bijlage aan dit plan toegevoegd.