Zuidlaren: Westlaren, Kazerneterrein en Zuid-Es
Beheersverordening - Gemeente Tynaarlo
Vastgesteld op 12-09-2017 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
De beheersverordening Zuidlaren: Westlaren, Kazerneterrein en Zuid-Es met identificatienummer NL.IMRO.1730.BVZuidlarenWLKTZE-0401 van de gemeente Tynaarlo;
1.2 beheersverordening:
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage;
1.3 aan- of uitbouw:
Een onderdeel van een hoofdgebouw dat door de vorm daarvan onderscheiden kan worden en dat door zijn ligging en/of in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan de hoofdvorm.
1.4 aanduiding:
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens:
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 aan huis verbonden beroep:
Het beroepsmatig verlenen van administratieve, juridische, medische, therapeutische, kunstzinnige, ontwerptechnische diensten zoals weergegeven in de lijst van aanvaardbare vormen van aan huis verbonden bedrijvigheid zoals opgenomen als bijlage bij deze regels, dan wel een naar de aard daarmee gelijk te stellen beroepsmatige activiteit. De ruimtelijke uitstraling van het aan huis verbonden beroep dient in overeenstemming te zijn met de woonfunctie;
1.7 aan huis verbonden bedrijf:
Het verrichten van werkzaamheden van dienstverlenende en/of ambachtelijk productieve aard zoals weergegeven in de lijst van aanvaardbare vormen van aan huis verbonden bedrijvigheid behorende als bijlage bij deze regels, dan wel een naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsmatige activiteit. De ruimtelijke uitstraling van het aan huis verbonden bedrijf dient in overeenstemming te zijn met de woonfunctie;
1.8 achtererfgebied:
erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;
1.9 bebouwing:
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.10 bebouwingsgebied:
Achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw;
1.11 bed and breakfast:
Een kleinschalige aan de woonfunctie ondergeschikte accommodatie voor uitsluitend logies en ontbijt;
1.12 bedrijfswoning of dienstwoning:
Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon die een functionele binding heeft met het bedrijf. Van een functionele binding is sprake indien deze persoon:
- een dienstverband van minimaal 18 uur per week bij het bedrijf heeft, of;
- als er geen dienstverband is, zijn hoofdinkomen uit het bedrijf genereert;
1.13 beeldbepalend:
Een te beschermen bouwwerk of object van vroege cultuur, bewoning of nijverheid, dat niet onder de Erfgoedwet valt of als provinciaal en gemeentelijke monument is aangewezen;
1.14 beschermd dorpsgezicht:
Beschermd dorpsgezicht Zuidlaren in de zin van de Erfgoedwet zoals middels aanwijzingsbesluit en bijbehorende toelichting door de ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen is aangewezen;
1.15 bestaand
- a. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd of gebruikt krachtens een omgevingsvergunning;
- b. het onder a bedoelde geldt niet voor zover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, de voorheen geldende beheersverordening, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening, of een andere planologische toestemming;
1.16 bestemmingsgrens:
De grens van een bestemmingsvlak;
1.17 bestemmingsvlak:
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.18 bijgebouw:
Een gebouw dat in bouwkundig en/of visueel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.19 bouwen:
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.20 bouwgrens:
De grens van een bouwvlak.
1.21 bouwlaag:
Een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van onderbouw en kapverdieping.
1.22 bouwperceel:
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.23 bouwperceelgrens:
De grens van een bouwperceel.
1.24 bouwvlak:
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.25 bouwwerk:
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.26 brink:
Cultuurhistorische waardevolle en open ruimte in een dorp of aan de rand van een dorp, waar boerderijen omheen gegroepeerd staan, meestal beplant met bomen (eiken);
1.27 chalet:
Een permanent aanwezig gebouw, geen recreatiewoning of stacaravan, in één bouwlaag grotendeels uitgevoerd in hout en/of lichte materialen, bestemd om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden bewoond uitsluitend voor recreatieve doeleinden;
1.28 cultuurhistorische waarde:
De aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon en/of de architectuur;
1.29 dagrecreatie:
het totaal van mogelijkheden en voorzieningen om te recreëren op een bepaalde plaats zonder overnachtingsmogelijkheden;
1.30 dagrecreatieve voorzieningen:
Voorzieningen ten behoeve van activiteiten zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie in de vorm van bijvoorbeeld aanlegsteigers, ligweiden, strand, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken;
1.31 detailhandel:
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.32 detailhandel in volumineuze goederen:
Detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, in de vorm van detailhandel in auto's, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair en naar de aard daarmee gelijk te stellen artikelen;
1.33 dienstverlenend bedrijf:
Een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio’s, makelaars en accountants en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;
1.34 dobbe:
Voormalige drinkplaats voor vee of bluswatervijver op een brink;
1.35 erf:
Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;
1.36 garagebedrijf:
Een bedrijf dat uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor verkoop, onderhoud en reparatie van motorvoertuigen, met dien verstande dat de verkoop van motorbrandstoffen is uitgezonderd;
1.37 gebouw:
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.38 hoofdgebouw:
Gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming, dan wel in bouwkundig /architectonisch opzicht het belangrijkst is;
1.39 horecabedrijf:
een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
1.40 horecabedrijf, categorie 1:
Een complementair horecabedrijf dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag bereiden en verstrekken van (niet of licht alcoholhoudende) dranken en eenvoudige etenswaren aan bezoekers van andere functies, met name functies als centrumvoorzieningen, zoals een automatiek, een broodjeszaak, een cafetaria, een croissanterie, een koffiebar, een lunchroom, een ijssalon, een petit-restaurant, een snackbar, een snack-kiosk, een tearoom, een traiteur, en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;
1.41 horecabedrijf, categorie 2:
Een horecabedrijf met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, dat voornamelijk is gericht op het bereiden en verstrekken van maaltijden en/of (alcoholische) dranken, zoals een bar, een (grand)café, een eetcafé, een restaurant, een café-/restaurant, en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf, al dan niet in combinatie met logiesvertrekking of een zalencentrum;
1.42 horecabedrijf, categorie 3:
Een horecabedrijf, dat voornamelijk is gericht op het 's avonds en/of 's nachts verstrekken van (alcoholische) dranken en waar tevens gelegenheid wordt geboden tot dansen of vergelijkbaar vermaak, zoals een bar-/dancing, een discotheek, een nachtclub, en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;
1.43 kleinschalige verblijfsrecreatie:
Verblijfsrecreatieterrein, geheel of gedeeltelijk ingericht en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gedurende de periode van 15 maart tot en met 31 oktober van elk jaar gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van ten hoogste 15 standplaatsen ten behoeve van recreatief dag- en/of nachtverblijf, hieronder niet begrepen stacaravans, chalets en trekkershutten;
1.44 kunstobject:
Voortbrengsel van de beeldende kunsten in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw of overkapping zijnde;
1.45 landschappelijke waarde:
De aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur;
1.46 maatschappelijke voorzieningen:
Educatieve, (sociaal-)medische, (sociaal)-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen, sportvoorzieningen en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.47 monumentale boom:
Een solitaire boom of boomgroep van minimaal 80 jaar en door zijn leeftijd en verschijning beeldbepalend, onvervangbaar voor het karakter van zijn omgeving en van groot belang voor het groene karakter van de gemeente Tynaarlo. Daarnaast kan een boom monumentaal zijn als deze als herdenkingsboom is geplant, van grote dendrologische waarde is in combinatie met zijn leeftijd of een bijzonder kenmerk bevat dan de boom uniek maakt voor de gemeente Tynaarlo.
Een boom is monumentaal als hij past binnen de hierboven geschetste definitie én voldoet aan de volgende randvoorwaarden:
- de boom mag niet in een onherstelbare slechte conditie verkeren;
- een boomgroep bestaat uit maximaal vijf bomen;
- het kan zowel gemeentelijke als particuliere bomen betreffen;
- bomen van landelijk belang (opgenomen in de lijst van de Bomenstichting) of provinciaal belang (opgenomen in de lijst van Landschapsbeheer Drenthe) die voldoen aan de criteria voor gemeentelijke monumentale bomen worden op de monumentale bomenlijst opgenomen, maar komen niet in aanmerking voor gemeentelijke regelingen.
1.48 natuurlijke waarde:
De aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.
1.49 normaal onderhoud:
Het onderhoud, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;
1.50 overkapping:
Een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en met maximaal één wand is omgeven;
1.51 peil:
- a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- c. indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil (of een plaatselijk aan te houden waterpeil);
1.52 recreatiewoning:
Een complex van ruimten dat dient voor recreatief verblijf waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben, bestemd om gedurende een gedeelte van het jaar te worden bewoond;
1.53 seksinrichting:
Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens is begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.54 staat van bedrijven:
De als bijlage bij de regels opgenomen Staat van bedrijven;
1.55 stacaravan:
een caravan, voorzien van as-/wielstelsel, die gedurende langere tijd op een kampeerterrein op dezelfde plaats blijft staan en die door zijn plaatsing direct of indirect met de grond is verbonden, dan wel direct of indirect steun vindt in of op de grond en daardoor als bouwwerk is aan te merken en in zijn geheel verrijdbaar/ vervoerbaar is;
1.56 supermarkt:
Een gebouw of een ruimte in een gebouw, dat door zijn inrichting kennelijk bedoeld is voor detailhandel in (hoofdzakelijk) een grote verscheidenheid aan levensmiddelen door middel van zelfbediening;
1.57 voorgevel:
De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een gebouw met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;
1.58 voorgevelrooilijn:
- a. langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing:
- de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;
- b. langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als bedoeld onder a aanwezig is en waarlangs mag worden gebouwd:
- bij een wegbreedte van ten minste 15 m, de lijn gelegen op 15 m uit de as van de weg;
- bij een wegbreedte geringer dan 10 m, de lijn gelegen op 10 m uit de as van de weg;
- bij een wegbreedte tussen de 10 m en de 15 m, de lijn gelegen op een afstand, die gelijk is aan de wegbreedte, uit de as van de weg;
- c. langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels, waarbij deze voorgevels niet parallel aan de weg liggen:
- de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, die, zo veel mogelijk aansluitend aan de ligging van de dichtst bij de weg gelegen punt van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft.
1.59 woning:
Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
1.60 wooneenheid:
Een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen.
1.61 zakelijke dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten door reisbureaus, uitzendbureaus, reclamebureaus, architectenbureaus en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven, kantoren en praktijkruimten.
1.62 zorginstelling:
een gebouw dat bestemd is voor het verlenen van intensieve zorg waarbij tevens de uitrusting van het gebouw sterk gericht is op zorgprocessen.
1.63 zorgwonen:
wonen met zorg voor mensen die vanwege hun leeftijd, gezondheid of beperkingen aangewezen zijn op (de nabijheid van) enige zorg en ondersteuning, ongeacht of deze door een professional, vrijwilliger of mantelzorger wordt verstrekt in de vorm van gevarieerde woonvormen zoals de seniorenwoning, zorgwoning, aanleunwoning, kleinschalig groepswonen, beschut wonen, verzorgd wonen, begeleid wonen en een zorginstelling.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
Boven peil tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen alsmede dakopbouwen op woningen, voor zover de hoogte daarvan niet meer dan 115% van de bouwhoogte van de woning is;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.6 de oppervlakte van een overkapping:
Tussen de buitenwerkse constructiedelen, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.7 de afstand tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel:
vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel;
2.8 lessenaarsdak:
In afwijking van het bepaalde onder 2.2 en 2.4 wordt bij een woning met een lessenaarsdak het hoogste punt van dak aangemerkt als bouwhoogte en het laagste punt van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel als goothoogte.
2.9 ondergeschikte bouwdelen:
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van de plaatsing van gebouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, rookkanalen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.
2.10 dakkapellen, dakopbouwen en dakvlakken:
Voor zover in de regels een goothoogte of dakhelling is voorgeschreven, is het bepaalde onder 2.1 en 2.2 niet van toepassing op dakkapellen, dakopbouwen en op dakvlakken die niet evenwijdig aan de noklijn zijn gelegen.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. agrarische cultuurgrond;
- b. groenvoorzieningen;
- c. openbare nutsvoorzieningen;
- d. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- e. water.
In de bestemming is houtteelt, boomteelt en/of fruitteelt in boomgaarden niet begrepen.
Het gebruik van gebouwen ten behoeve van fokkerijen, mesterijen en/of pluimvee is niet in de bestemming begrepen.
In de bestemming zijn de bestaande paden en wegen begrepen.
3.2 Bouwregels
3.3 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder elk geval wordt verstaan:
- a. het gebruik van de gebouwen ten behoeve van de uitoefening van aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten;
- b. het gebruik van gronden voor reclamedoeleinden anders dan voor het op de gronden gevestigde bedrijf;
- c. de aanleg van en het gebruik van gronden voor paardenbakken;
- d. het gebruik of laten gebruik van andere gebouwen en bijgebouwen voor bewoning.
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven tot en met categorie 2 van de bij de regels behorende Staat van Bedrijven, welke wat betreft geur, stof, geluid en gevaar toelaatbaar zijn naast woningen;
- b. een verkooppunt van motorbrandstoffen met lpg, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg', waarbij het vulpunt voor lpg uitsluitend ter plaatse van de op de plankaart aangegeven aanduiding 'vulpunt lpg' is toegestaan.
- c. bestaande bedrijven;
- d. bestaande detailhandel;
en tevens voor:
- e. groenvoorzieningen;
- f. openbare nutsvoorzieningen;
- g. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- h. water;
- i. het bestaande wonen ten behoeve van het bedrijf, al dan niet in combinatie met:
- 1. een aan huis verbonden beroep;
- 2. een bed and breakfast.
- j. kleinschalige kinderopvang/gastouderschap.
De toelaatbaarheid van de in lid 4.1 onder a bedoelde bedrijven met het oog op het woon- en leefklimaat wordt bepaald aan de hand van de bij de regels behorende Staat van bedrijven (bijlage 1). Bedrijven die wat betreft geur, stof, gevaar en geluid vergelijkbaar zijn met de bedrijven genoemd in categorieën 1 en 2, maar niet zijn genoemd in de lijst, zijn zonder meer toelaatbaar.
Voorzover een bedrijf in een naast hogere categorie in de Staat van bedrijven voorkomt, dan wel daarmee vergelijkbaar is, gaat het bevoegd gezag bij een verzoek om een omgevingsvergunning na of het betreffende bedrijf, naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woningen, al dan niet onder te stellen voorwaarden, wat betreft geur, stof, geluid en gevaar, kan worden gelijkgesteld met de bedrijven genoemd in de categorieën 1 en 2 uit de Staat van bedrijven.
In de bestemming zijn niet begrepen:
- risicovolle inrichtingen, anders dan bedoeld onder sub b;
- geluidzoneringsplichtige inrichtingen als bedoeld in onderdeel D van Bijlage I van het Besluit omgevingsrecht;
- m.e.r.-plichtige en m.e.r.-beoordelingsplichtige inrichtingen, anders dan bestaande bedrijven.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
nadere eisen stellen aan:
- a. de plaats van gebouwen in die zin dat de gebouwen in de naar de weg gekeerde bouwgrens moeten worden gebouwd;
- b. de dakhelling in die zin dat deze niet minder dan 40° en niet meer dan 60° dient te bedragen.
4.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- lid 4.2.1, onder a
voor het bouwen buiten het bouwvlak met een maximale oppervlakte van ten hoogste 10% van de oppervlakte van het bouwvlak.
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 voor:
- a. het toestaan van bedrijven uit een hogere categorie die niet zijn genoemd in categorie 1 en 2 van de bij deze regels behorende Staat van bedrijven (bijlage 1), maar die naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van aangrenzende woongebieden wat betreft geur, stof, geluid en gevaar met de in categorie 1 en 2 genoemde bedrijven kunnen worden gelijkgesteld;
Aan huis verbonden bedrijf
- b. het gebruik ten behoeve van een aan huis verbonden bedrijf, met dien verstande dat voor het gebruik van een deel van de (bedrijfs)woning voor de uitoefening van aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten de volgende criteria in acht dienen te worden genomen:
- 1. de woonfunctie moet in ruimtelijke en visuele zin primair blijven;
- 2. de aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het bedrijf mogen zowel in het hoofdgebouw als in een al dan niet vrijstaand bijgebouw worden verricht;
- 3. het bedrijf dient te worden uitgeoefend door de bewoner van de woning;
- 4. het deel van de voor uitoefening van aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten mag tot 30% van de met omgevingsvergunning gerealiseerde oppervlakte van de bedrijfswoning en bijgebouwen bedragen met een maximum oppervlakte van 45 m², met dien verstande dat de aan huis verbonden activiteiten plaatsvinden in een afgebakend en/of helder begrensd deel van de bedrijfswoning en/of bijgebouw;
- 5. er mogen geen omgevingsvergunningplichtige activiteiten als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder e van de Wet algemene regels omgevingsrecht of meldingsplichtige activiteiten volgens het Activiteitenbesluit plaatsvinden;
- 6. vanuit de woning mag geen detailhandel, horeca en groothandel plaatsvinden, ook mag geen prostitutie- of seksinrichting worden opgericht;
- 7. er dient te worden geparkeerd op eigen terrein;
- 8. er mag geen onevenredige aantasting van het woonklimaat optreden door overlast van gebruikte apparatuur (geluidsoverlast, geuroverlast et cetera);
- 9. uitsluitend bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan indien deze voorkomen in, of gelijk te stellen zijn aan de in de lijst van aanvaardbare vormen van aan huis verbonden bedrijvigheid genoemde aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen bij deze regels;
- 10. buitenopslag is niet toegestaan;
- 11. het aanbrengen van reclame-uitingen van beperkte omvang in de tuin of aan het pand zijn slechts toegestaan indien deze niet hoger zijn dan 1 m en geen grotere oppervlakte hebben dan 0,5 m². Lichtreclame is niet toegestaan.
Uitbreiding bed and breakfastregeling
- c. een grotere bed and breakfast en/of een bed and breakfast in bijgebouwen, met dien verstande dat:
- 1. de vestiging van een bed and breakfast wordt gerealiseerd binnen de woning en/of in bijgebouwen en de na vaststelling van deze beheersverordening met omgevingsvergunning en vergunningvrij gerealiseerde vloeroppervlakte, waarbij geen afzonderlijke entree en/of oprit worden aangelegd;
- 2. per bouwperceel aan maximaal acht personen nachtverblijf wordt verschaft;
- 3. per bouwperceel het aantal slaapkamers niet meer bedraagt dan vier;
- 4. de oppervlakte van de bed and breakfast niet meer bedraagt dan 30% van het bestaande vloeroppervlak van de bedrijfswoning en bijgebouwen en de na vaststelling van deze beheersverordening met omgevingsvergunning en vergunningvrij gerealiseerde vloeroppervlakte, waarbij de totale vloeroppervlakte ten behoeve van een bed and breakfast per bouwperceel ten hoogste 100 m² bedraagt;
- 5. een bed and breakfast geen tekenen vertoont van een wooneenheid, zoals een keuken. Eigen sanitaire voorzieningen zijn wel toegestaan;
- 6. een bed and breakfast wordt geëxploiteerd door de bewoner van de bedrijfswoning;
- 7. het aanbrengen van reclame-uitingen van beperkte omvang in de tuin of aan het pand is toegestaan indien deze niet hoger zijn dan 1 m en geen grotere oppervlakte hebben dan 0,5 m² en lichtreclame niet is toegestaan;
- 8. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de verkeersafwikkeling en de parkeersituatie ter plaatse; ten aanzien van het laatste geldt als uitgangspunt dat er dient te worden geparkeerd op eigen terrein;
- 9. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, waaronder onder meer belemmeringen voor de ontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven worden verstaan.
Artikel 5 Centrum
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, al dan niet in combinatie met:
- 1. een aan huis verbonden beroep;
- 2. een bed and breakfast;
- b. kleinschalige kinderopvang/gastouderschap;
- c. detailhandel, waaronder begrepen supermarkten uitsluitend overeenkomstig de bestaande situatie;
- d. dienstverlenend bedrijf;
- e. maatschappelijke voorzieningen;
- f. bedrijven tot en met categorie 2 van de bij de regels behorende Staat van Bedrijven, welke wat betreft geur, stof, geluid en gevaar toelaatbaar zijn naast woningen;
- g. bestaande bedrijven voor zover deze niet vallen onder f;
en tevens voor:
- h. horeca van de categorieën 1 en 2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2';
- i. horeca van de categorieën 1 tot en met 3, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 3';
- j. parkeervoorzieningen;
- k. groenvoorzieningen;
- l. openbare nutsvoorzieningen;
- m. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- n. water;
- o. speelvoorzieningen.
Onder f zijn geen auto- en/of garagebedrijven begrepen, met uitzondering van de bestaande auto- en/of garagebedrijven.
De toelaatbaarheid van de in lid 5.1 onder f bedoelde bedrijven met het oog op het woon- en leefklimaat wordt bepaald aan de hand van de bij de regels behorende Staat van bedrijven (bijlage 1). Bedrijven die wat betreft geur, stof, gevaar en geluid vergelijkbaar zijn met de bedrijven genoemd in categorieën 1 en 2 zijn zonder meer toelaatbaar.
Voorzover een bedrijf in een naast hogere categorie in de Staat van bedrijven voorkomt, dan wel daarmee vergelijkbaar is, gaat het bevoegd gezag bij een verzoek om een omgevingsvergunning na of het betreffende bedrijf, naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woningen, al dan niet onder te stellen voorwaarden, wat betreft geur, stof, geluid en gevaar, kan worden gelijkgesteld met de bedrijven genoemd in de categorieën 1 en 2 uit de Staat van bedrijven.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
nadere eisen stellen aan:
- a. de plaats van gebouwen in die zin dat de gebouwen in de naar de weg gekeerde bouwgrens moeten worden gebouwd;
- b. de dakhelling in die zin dat deze niet minder dan 40° en niet meer dan 60° dient te bedragen.
5.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 1', mits geen onevenredige afbreuk plaatsvindt van:
- de verkeersveiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het bebouwingsbeeld;
middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 5.2.1, sub a:
ten behoeve van het bouwen buiten het bouwvlak, met dien verstande dat:
- 1. het totale bouwoppervlak niet meer bedraagt dan binnen het bouwvlak kan worden gebouwd.
- b. lid 5.2.1, sub d:
ten behoeve van, ten behoeve van wonen in meerdere bouwlagen, eventueel in combinatie met maatschappelijke voorzieningen, met dien verstande dat:
- 1. de bouwhoogte van een gebouw niet meer bedraagt dan 12 m;
5.5 Specifieke gebruiksregels
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels voor:
- a. het toestaan van bedrijven die niet zijn genoemd in categorie 1 en 2 van de bij deze regels behorende Staat van bedrijven, maar die naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van aangrenzende woongebieden wat betreft geur, stof, geluid en gevaar met de in categorie 1 en 2 genoemde bedrijven kunnen worden gelijkgesteld.
Aan huis verbonden bedrijf
- b. het gebruik ten behoeve van een aan huis verbonden bedrijf, met dien verstande dat voor het gebruik van een deel van de (bedrijfs)woning voor de uitoefening van aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten de volgende criteria in acht dienen te worden genomen:
- 1. de woonfunctie moet in ruimtelijke en visuele zin primair blijven;
- 2. de aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het bedrijf mogen zowel in het hoofdgebouw als in een al dan niet vrijstaand bijgebouw worden verricht;
- 3. het bedrijf dient te worden uitgeoefend door de bewoner van de woning;
- 4. het deel van de voor uitoefening van aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten mag tot 30% van de met omgevingsvergunning gerealiseerde oppervlakte van de bedrijfswoning en bijgebouwen bedragen met een maximum oppervlakte van 45 m², met dien verstande dat de aan huis verbonden activiteiten plaatsvinden in een afgebakend en/of helder begrensd deel van de bedrijfswoning en/of bijgebouw;
- 5. er mogen geen omgevingsvergunningplichtige activiteiten als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder e van de Wet algemene regels omgevingsrecht of meldingsplichtige activiteiten volgens het Activiteitenbesluit plaatsvinden;
- 6. vanuit de woning mag geen detailhandel, horeca en groothandel plaatsvinden, ook mag geen prostitutie- of seksinrichting worden opgericht;
- 7. er dient te worden geparkeerd op eigen terrein;
- 8. er mag geen onevenredige aantasting van het woonklimaat optreden door overlast van gebruikte apparatuur (geluidsoverlast, geuroverlast et cetera);
- 9. uitsluitend bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan indien deze voorkomen in, of gelijk te stellen zijn aan de in de lijst van aanvaardbare vormen van aan huis verbonden bedrijvigheid genoemde aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen bij deze regels;
- 10. buitenopslag is niet toegestaan;
- 11. het aanbrengen van reclame-uitingen van beperkte omvang in de tuin of aan het pand zijn slechts toegestaan indien deze niet hoger zijn dan 1 m en geen grotere oppervlakte hebben dan 0,5 m². Lichtreclame is niet toegestaan.
Uitbreiding bed and breakfastregeling
- c. een grotere bed and breakfast en/of een bed and breakfast in bijgebouwen, met dien verstande dat:
- 1. de vestiging van een bed and breakfast wordt gerealiseerd binnen de woning en/of in bijgebouwen en de na vaststelling van deze beheersverordening met omgevingsvergunning en vergunningvrij gerealiseerde vloeroppervlakte, waarbij geen afzonderlijke entree en/of oprit worden aangelegd;
- 2. per bouwperceel aan maximaal acht personen nachtverblijf wordt verschaft;
- 3. per bouwperceel het aantal slaapkamers niet meer bedraagt dan vier;
- 4. de oppervlakte van de bed and breakfast niet meer bedraagt dan 30% van het bestaande vloeroppervlak van de bedrijfswoning en bijgebouwen en de na vaststelling van deze beheersverordening met omgevingsvergunning en vergunningvrij gerealiseerde vloeroppervlakte, waarbij de totale vloeroppervlakte ten behoeve van een bed and breakfast per bouwperceel ten hoogste 100 m² bedraagt;
- 5. een bed and breakfast geen tekenen vertoont van een wooneenheid, zoals een keuken. Eigen sanitaire voorzieningen zijn wel toegestaan;
- 6. een bed and breakfast wordt geëxploiteerd door de bewoner van de bedrijfswoning;
- 7. het aanbrengen van reclame-uitingen van beperkte omvang in de tuin of aan het pand is toegestaan indien deze niet hoger zijn dan 1 m en geen grotere oppervlakte hebben dan 0,5 m² en lichtreclame niet is toegestaan;
- 8. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de verkeersafwikkeling en de parkeersituatie ter plaatse; ten aanzien van het laatste geldt als uitgangspunt dat er dient te worden geparkeerd op eigen terrein;
- 9. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, waaronder onder meer belemmeringen voor de ontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven worden verstaan.
Artikel 6 Detailhandel
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel, met dien verstande dat supermarkten uitsluitend zijn toegestaan overeenkomstig de bestaande situatie;
- b. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- c. openbare nutsvoorzieningen;
- d. groenvoorzieningen;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. water.
Binnen de bestemming zijn eveneens voorzieningen in de vorm van fiets- en voetpaden, oevervoorzieningen, bruggen, sierbestrating en overige verhardingen begrepen.
Binnen de bestemming zijn bedrijfswoningen niet toegestaan.
In de bestemming is niet begrepen detailhandel in volumineuze goederen, meubels en bouwmarkten.
6.2 Bouwregels
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
nadere eisen stellen aan:
- a. de plaats van gebouwen in die zin dat de gebouwen in de naar de weg gekeerde bouwgrens moeten worden gebouwd;
- b. de dakhelling in die zin dat deze niet minder dan 40° en niet meer dan 60° dient te bedragen.
6.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 6.2.1, onder a
voor het bouwen buiten het bouwvlak met een maximale oppervlakte van ten hoogste 10% van de oppervlakte van het bouwvlak.
Artikel 7 Groen
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen en water;
- b. openbare nutsvoorzieningen;
- c. speelvoorzieningen.
Dagrecreatief medegebruik van de gronden is in de bestemming begrepen.
In de bestemming zijn aan de Verlengde Stationsweg informatieborden ten behoeve van dagrecreatie begrepen.
Binnen de bestemming zijn eveneens voorzieningen in de vorm van fiets- en voetpaden, oeverstroken, bruggen, sierbestrating en overige verhardingen begrepen.
7.2 Bouwregels
7.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan, met oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- de verkeersveiligheid;
nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het aanbrengen of verwijderen van boom- en struikbeplanting;
- 2. het aanleggen van ondergrondse en bovengrondse kabels en leidingen;
- 3. het ontgronden, egaliseren en ophogen van gronden;
- 4. het bebossen van gronden;
- 5. het aanleggen, amoveren of verharden van wegen, paden of andere oppervlakteverhardingen.
- b. Het onder a bedoelde verbod is niet van toepassing op:
- 1. werken en werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen, dan wel werken en werkzaamheden die van geringe betekenis moeten worden geacht en het beheer van het gebied betreffen;
- 2. werken en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van deze beheersverordening;
- 3. werken en werkzaamheden die op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening (Kapverordening) zonder vergunning kunnen worden uitgevoerd.
- c. De onder a bedoelde omgevingsvergunning wordt niet verleend indien onherstelbare schade aan de natuurlijke en beeldbepalende karakteristieke waarde van de betreffende beplanting of het gebied wordt aangebracht.
Artikel 8 Groen - Brink
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen - Brink' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. dobben;
- c. bestaande wegen en paden;
- d. detailhandel, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel'.
De gronden zijn mede bestemd voor het behoud en zo mogelijk herstel van de ruimtelijke structuur, beplantingsstructuur en de cultuurhistorische waarden.
Dagrecreatief medegebruik van de gronden is in de bestemming begrepen.
De bestemming is gericht op het behoud en herstel van de bestaande beplantingsstructuur.
8.2 Bouwregels
8.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan, met oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- de verkeersveiligheid;
nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de beplantingsstructuur, ruimtelijke structuur en cultuurhistorische waarden;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 8.1 juncto 8.2:
voor de bouw van dagrecreatieve voorzieningen.
8.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het aanbrengen of verwijderen van boom- en struikbeplanting;
- 2. het ontgronden, afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;
- 3. het aanleggen van ondergrondse en bovengrondse kabels en leidingen;
- 4. het dempen van dobben;
- 5. het aanleggen, amoveren of verharden van wegen, paden of andere oppervlakteverhardingen.
- b. Het onder a bedoelde verbod is niet van toepassing op:
- 1. werken en werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen, dan wel werken en werkzaamheden die van geringe betekenis moeten worden geacht en het beheer van het gebied betreffen;
- 2. werken en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan;
- 3. werken en werkzaamheden die op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening (Kapverordening) zonder vergunning kunnen worden uitgevoerd.
- c. De onder a bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien door de werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, de dorpskarakteristiek van Zuidlaren welke wordt gevormd door de ruimtelijke structuur, beplantingsstructuur en de cultuurhistorische waarden, waarvan de kenmerkende elementen zijn beschreven in lid 21.1, niet onevenredig worden aangetast in verhouding tot de mate waarin andere belangen door de werken of werkzaamheden worden gediend.
Artikel 9 Maatschappelijk
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'zorgwonen', tevens zorgwonen;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening', tevens een aan de zorg gerelateerde kapper en schoonscheidsspecialiste;
en tevens voor:
- d. het bestaande wonen ten behoeve van de maatschappelijke functie, al dan niet in combinatie met:
- 1. een aan huis verbonden beroep;
- 2. een bed and breakfast.
- e. kleinschalige kinderopvang/gastouderschap;
- f. zakelijke dienstverlening, uitsluitend voorzover de gronden zijn aangegeven met de aanduiding 'zakelijke dienstverlening';
- g. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- h. openbare nutsvoorzieningen;
- i. groenvoorzieningen en water;
- j. speelvoorzieningen.
9.2 Bouwregels
9.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
nadere eisen stellen aan:
- a. de plaats van gebouwen in die zin dat de gebouwen in de naar de weg gekeerde bouwgrens moeten worden gebouwd;
- b. de dakhelling in die zin dat deze niet minder dan 40º en niet meer dan 60º dient te bedragen.
9.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 9.2.1, onder a
voor het bouwen buiten het bouwvlak met een maximale oppervlakte van ten hoogste 10% van de oppervlakte van het bouwvlak.
9.5 Specifieke gebruiksregels
9.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.1 voor:
Aan huis verbonden bedrijf
- a. het gebruik ten behoeve van een aan huis verbonden bedrijf, met dien verstande dat voor het gebruik van een deel van de (bedrijfs)woning voor de uitoefening van aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten de volgende criteria in acht dienen te worden genomen:
- 1. de woonfunctie moet in ruimtelijke en visuele zin primair blijven;
- 2. de aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het bedrijf mogen zowel in het hoofdgebouw als in een al dan niet vrijstaand bijgebouw worden verricht;
- 3. het bedrijf dient te worden uitgeoefend door de bewoner van de woning;
- 4. het deel van de voor uitoefening van aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten mag tot 30% van de met omgevingsvergunning gerealiseerde oppervlakte van de bedrijfswoning en bijgebouwen bedragen met een maximum oppervlakte van 45 m2, met dien verstande dat de aan huis verbonden activiteiten plaatsvinden in een afgebakend en/of helder begrensd deel van de bedrijfswoning en/of bijgebouw;
- 5. er mogen geen omgevingsvergunningplichtige activiteiten als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder e van de Wet algemene regels omgevingsrecht of meldingsplichtige activiteiten volgens het Activiteitenbesluit plaatsvinden;
- 6. vanuit de woning mag geen detailhandel, horeca en groothandel plaatsvinden, ook mag geen prostitutie- of seksinrichting worden opgericht;
- 7. er dient te worden geparkeerd op eigen terrein;
- 8. er mag geen onevenredige aantasting van het woonklimaat optreden door overlast van gebruikte apparatuur (geluidsoverlast, geuroverlast et cetera);
- 9. uitsluitend bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan indien deze voorkomen in, of gelijk te stellen zijn aan de in de lijst van aanvaardbare vormen van aan huis verbonden bedrijvigheid genoemde aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen bij deze regels;
- 10. buitenopslag is niet toegestaan;
- 11. het aanbrengen van reclame-uitingen van beperkte omvang in de tuin of aan het pand zijn slechts toegestaan indien deze niet hoger zijn dan 1 m en geen grotere oppervlakte hebben dan 0,5 m2. Lichtreclame is niet toegestaan.
Uitbreiding bed and breakfastregeling
- b. een grotere bed and breakfast en/of een bed and breakfast in bijgebouwen, met dien verstande dat:
- 1. de vestiging van een bed and breakfast wordt gerealiseerd binnen de woning en/of in bijgebouwen en de na vaststelling van deze beheersverordening met omgevingsvergunning en vergunningvrij gerealiseerde vloeroppervlakte, waarbij geen afzonderlijke entree en/of oprit worden aangelegd;
- 2. per bouwperceel aan maximaal acht personen nachtverblijf wordt verschaft;
- 3. per bouwperceel het aantal slaapkamers niet meer bedraagt dan vier;
- 4. de oppervlakte van de bed and breakfast niet meer bedraagt dan 30% van het bestaande vloeroppervlak van de bedrijfswoning en bijgebouwen en de na vaststelling van deze beheersverordening met omgevingsvergunning en vergunningvrij gerealiseerde vloeroppervlakte, waarbij de totale vloeroppervlakte ten behoeve van een bed and breakfast per bouwperceel ten hoogste 100 m2 bedraagt;
- 5. een bed and breakfast geen tekenen vertoont van een wooneenheid, zoals een keuken. Eigen sanitaire voorzieningen zijn wel toegestaan;
- 6. een bed and breakfast wordt geëxploiteerd door de bewoner van de bedrijfswoning;
- 7. het aanbrengen van reclame-uitingen van beperkte omvang in de tuin of aan het pand is toegestaan indien deze niet hoger zijn dan 1 m en geen grotere oppervlakte hebben dan 0,5 m2 en lichtreclame niet is toegestaan;
- 8. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de verkeersafwikkeling en de parkeersituatie ter plaatse; ten aanzien van het laatste geldt als uitgangspunt dat er dient te worden geparkeerd op eigen terrein;
- 9. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, waaronder onder meer belemmeringen voor de ontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven worden verstaan.
Artikel 10 Maatschappelijk - Begraafplaats
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een begraafplaats;
- b. gebouwen ten behoeve van beheer en onderhoud;
met daaraan ondergeschikt:
- c. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- d. openbare nutsvoorzieningen;
- e. groenvoorzieningen en water.
10.2 Bouwregels
10.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
nadere eisen stellen aan de plaats van het gebouw in die zin dat het gebouw achter de lintbebouwing aan de Annerweg 27a moet worden gebouwd.
Artikel 11 Sport
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. binnen- en buitensportvoorzieningen;
- b. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- c. speelvoorzieningen;
- d. groenvoorzieningen en water;
en tevens voor:
- e. dagrecreatie, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'dagrecreatie';
- f. een zendmast, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van overig - zendmast';
- g. het bestaande wonen ten behoeve van het bedrijf, al dan niet in combinatie met:
- 1. een aan huis verbonden beroep;
- 2. een bed and breakfast.
- h. kleinschalige kinderopvang/gastouderschap.
Onder binnen- en buitensportvoorzieningen worden mede verstaan bestaande voorzieningen, zoals tribunes, dug-outs, was- en kleedruimten, bergings- en stallingruimten en verenigingsgebouwen.
In de bestemming is horeca in de vorm van een kantine en daarmee vergelijkbare vormen eveneens begrepen.
11.2 Bouwregels
11.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.2.1, onder a voor een uitbreiding van de bebouwde oppervlakte met ten hoogste 10% van de oppervlakte van de bestaande bebouwing.
11.4 Specifieke gebruiksregels
11.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.1 voor:
Aan huis verbonden bedrijf
- a. het gebruik ten behoeve van een aan huis verbonden bedrijf, met dien verstande dat voor het gebruik van een deel van de (bedrijfs)woning voor de uitoefening van aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten de volgende criteria in acht dienen te worden genomen:
- 1. de woonfunctie moet in ruimtelijke en visuele zin primair blijven;
- 2. de aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het bedrijf mogen zowel in het hoofdgebouw als in een al dan niet vrijstaand bijgebouw worden verricht;
- 3. het bedrijf dient te worden uitgeoefend door de bewoner van de woning;
- 4. het deel van de voor uitoefening van aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten mag tot 30% van de met omgevingsvergunning gerealiseerde oppervlakte van de bedrijfswoning en bijgebouwen bedragen met een maximum oppervlakte van 45 m2, met dien verstande dat de aan huis verbonden activiteiten plaatsvinden in een afgebakend en/of helder begrensd deel van de bedrijfswoning en/of bijgebouw;
- 5. er mogen geen omgevingsvergunningplichtige activiteiten als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder e van de Wet algemene regels omgevingsrecht of meldingsplichtige activiteiten volgens het Activiteitenbesluit plaatsvinden;
- 6. vanuit de woning mag geen detailhandel, horeca en groothandel plaatsvinden, ook mag geen prostitutie- of seksinrichting worden opgericht;
- 7. er dient te worden geparkeerd op eigen terrein;
- 8. er mag geen onevenredige aantasting van het woonklimaat optreden door overlast van gebruikte apparatuur (geluidsoverlast, geuroverlast et cetera);
- 9. uitsluitend bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan indien deze voorkomen in, of gelijk te stellen zijn aan de in de lijst van aanvaardbare vormen van aan huis verbonden bedrijvigheid genoemde aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen bij deze regels;
- 10. buitenopslag is niet toegestaan;
- 11. het aanbrengen van reclame-uitingen van beperkte omvang in de tuin of aan het pand zijn slechts toegestaan indien deze niet hoger zijn dan 1 m en geen grotere oppervlakte hebben dan 0,5 m2. Lichtreclame is niet toegestaan.
Uitbreiding bed and breakfastregeling
- b. een grotere bed and breakfast en/of een bed and breakfast in bijgebouwen, met dien verstande dat:
- 1. de vestiging van een bed and breakfast wordt gerealiseerd binnen de woning en/of in bijgebouwen en de na vaststelling van deze beheersverordening met omgevingsvergunning en vergunningvrij gerealiseerde vloeroppervlakte, waarbij geen afzonderlijke entree en/of oprit worden aangelegd;
- 2. per bouwperceel aan maximaal acht personen nachtverblijf wordt verschaft;
- 3. per bouwperceel het aantal slaapkamers niet meer bedraagt dan vier;
- 4. de oppervlakte van de bed and breakfast niet meer bedraagt dan 30% van het bestaande vloeroppervlak van de bedrijfswoning en bijgebouwen en de na vaststelling van deze beheersverordening met omgevingsvergunning en vergunningvrij gerealiseerde vloeroppervlakte, waarbij de totale vloeroppervlakte ten behoeve van een bed and breakfast per bouwperceel ten hoogste 100 m2 bedraagt;
- 5. een bed and breakfast geen tekenen vertoont van een wooneenheid, zoals een keuken. Eigen sanitaire voorzieningen zijn wel toegestaan;
- 6. een bed and breakfast wordt geëxploiteerd door de bewoner van de bedrijfswoning;
- 7. het aanbrengen van reclame-uitingen van beperkte omvang in de tuin of aan het pand is toegestaan indien deze niet hoger zijn dan 1 m en geen grotere oppervlakte hebben dan 0,5 m2 en lichtreclame niet is toegestaan;
- 8. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de verkeersafwikkeling en de parkeersituatie ter plaatse; ten aanzien van het laatste geldt als uitgangspunt dat er dient te worden geparkeerd op eigen terrein;
- 9. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, waaronder onder meer belemmeringen voor de ontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven worden verstaan.
Artikel 12 Verkeer
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen en straten;
- b. voet- en fietspaden;
- c. parkeer- en groenvoorzieningen en water;
- d. openbare nutsvoorzieningen;
- e. kunstobjecten;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - fietspad', uitsluitend een fietspad, met dien verstande dat de verhardingsbreedte niet meer dan 3,5 m mag bedragen.
Het aantal rijstroken van de in de bestemming begrepen wegen mag ten hoogste het bestaande aantal bedragen.
In de bestemming zijn bestaande bruggen begrepen.
In de bestemming zijn informatieborden ten behoeve van dagrecreatie begrepen.
12.2 Bouwregels
Artikel 13 Water
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. water.
In de bestemming zijn tevens oeverstroken en groenvoorzieningen begrepen.
13.2 Bouwregels
- a. Ten aanzien van deze bestemming geldt dat geen gebouwen mogen worden gebouwd.
- b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte ten hoogste 3 m mag bedragen.
Artikel 14 Woongebied
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, met dien verstande dat het aantal woningen per bouwperceel niet meer mag bedragen dan het bestaande aantal, dan wel niet meer dan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied - nieuwbouwlocatie' is toegestaan;
- b. een aan huis verbonden beroep;
- c. een bed and breakfast;
- d. kleinschalige kinderopvang/gastouderschap;
- e. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- f. openbare nutsvoorzieningen;
- g. groenvoorzieningen en water;
- h. speelvoorzieningen;
- i. parkeervoorzieningen;
en tevens voor:
- j. groothandel, reparatie-, verhuur-, bouwnijverheid-, en installatiebedrijven, welke wat betreft geur, stof, geluid en gevaar toelaatbaar zijn naast woningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf';
- k. bestaande bedrijven, voor zover deze niet vallen onder h, tot en met categorie 2 van de bij de regels behorende Staat van Bedrijven, welke wat betreft geur, stof, geluid en gevaar toelaatbaar zijn naast woningen;
- l. detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
- m. horeca, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
- n. dienstverlenende bedrijven, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening';
- o. maatschappelijke voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘maatschappelijk’;
- p. theehuis, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - theehuis'.
- q. vergaderaccommodatie, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'vergaderaccommodatie'.
- r. huisartsenpraktijk, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - huisartsenpraktijk'.
- s. bestaande bedrijven aan huis.
Onder het doel ‘bedrijf’ is detailhandel uitsluitend begrepen voorzover die is aan te merken als rechtsreeks voortvloeiend uit de activiteiten van het bedrijf.
Onder k zijn geen auto- en/of garagebedrijven begrepen.
Onder l zijn geen supermarkten begrepen, met uitzondering van de bestaande supermarkt aan de Larikslaan 1.
Onder 'horeca' zijn uitsluitend de bestaande horecavorm en daarmee naar de aard gelijk te stellen vormen begrepen.
Ter plaatse van de aanduiding 'geluidwal' mogen de gronden worden gebruikt ten behoeve van de aanleg van een aarden geluidwal met natuurlijke aanplant, met dien verstande dat de hoogte en de breedte aan de voet niet meer dan respectievelijk 4 m en 10 m mogen bedragen.
Onder theehuis is tevens een ondergeschikte galeriefunctie begrepen. Voorzover de gronden zijn aangegeven met 'specifieke vorm van horeca - theehuis' dient te worden voorzien in parkeren op eigen terrein.
Voorzover de gronden zijn aangegeven met 'woonwagenstandplaats' is het gebruik en de inrichting voor niet meer dan het bestaande aantal woonwagens in de bestemming begrepen, waarbij het bepaalde in lid 14.5.3 in acht moet worden genomen.
Voorzover de gronden zijn aangegeven met 'specifieke vorm van verkeer - 'dient de bestaande inrichting als zandweg in combinatie met het fietspad gehandhaafd te blijven. Het profiel mag niet worden gewijzigd.
De toelaatbaarheid van de in lid 14.1 onder k bedoelde bedrijven met het oog op het woon- en leefklimaat wordt bepaald aan de hand van de bij de regels behorende Staat van bedrijven. Bedrijven die wat betreft geur, stof, gevaar en geluid vergelijkbaar zijn met de bedrijven genoemd in categorieën 1 en 2 zijn zonder meer toelaatbaar.
Voorzover een bedrijf in een naast hogere categorie in de Staat van bedrijven voorkomt, dan wel daarmee vergelijkbaar is, gaat het bevoegd gezag bij een verzoek om een omgevingsvergunning na of het betreffende bedrijf, naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woningen, al dan niet onder te stellen voorwaarden, wat betreft geur, stof, geluid en gevaar, kan worden gelijkgesteld met de bedrijven genoemd in de categorieën 1 en 2 uit de Staat van bedrijven.
14.2 Bouwregels
14.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
nadere eisen stellen aan:
- a. de plaats van gebouwen, in die zin dat de hoofdgebouwen in de naar de weg gekeerde bouwgrens moeten worden gebouwd;
- b. de dakhelling, in die zin dat deze niet minder dan 40° en niet meer dan 60° dient te bedragen;
- c. de plaats van perceelafscheidingen op hoekpercelen, in die zin dat de hoogte van perceelafscheidingen op de perceelscheiding minder dan 2 m dient te bedragen.
14.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 14.2.2 sub d:
met dien verstande dat op een geringere afstand tot de perceelgrens mag worden gebouwd, dan wel op de perceelgrens mag worden gebouwd;
- b. lid 14.2.2 sub e:
mits wordt aangesloten bij de goot- en bouwhoogte van de in de directe nabijheid van de woning gelegen bebouwing;
- c. lid 14.2.2 sub f:
voor een geringere dakhelling en/of een platte afdekking of een andere afwijkende dakvorm;
- d. lid 14.2.3 sub b:
tot een vergroting van 25% van de bestaande oppervlakte;
- e. lid 14.2.4 sub a:
voor het bouwen buiten het achtererfgebied wanneer het gaat om woningen met meer dan één naar de weg gekeerde gevel en voor zo ver het gaat om bouwen voor de voorgevel.
14.5 Specifieke gebruiksregels
14.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels voor:
- a. het toestaan van bedrijven die niet zijn genoemd in categorie 1 en 2 van de bij deze regels behorende Staat van bedrijven, maar die naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van aangrenzende woongebieden wat betreft geur, stof, geluid en gevaar met de in categorie 1 en 2 genoemde bedrijven kunnen worden gelijkgesteld.
Aan huis verbonden bedrijf
- b. het gebruik ten behoeve van een aan huis verbonden bedrijf, met dien verstande dat voor het gebruik van een deel van de (bedrijfs)woning voor de uitoefening van aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten de volgende criteria in acht dienen te worden genomen:
- 1. de woonfunctie moet in ruimtelijke en visuele zin primair blijven;
- 2. de aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het bedrijf mogen zowel in het hoofdgebouw als in een al dan niet vrijstaand bijgebouw worden verricht;
- 3. het bedrijf dient te worden uitgeoefend door de bewoner van de woning;
- 4. het deel van de voor uitoefening van aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten mag tot 30% van de met omgevingsvergunning gerealiseerde oppervlakte van de woning en bijgebouwen bedragen met een maximum oppervlakte van 45 m², met dien verstande dat de aan huis verbonden activiteiten plaatsvinden in een afgebakend en/of helder begrensd deel van de woning en/of bijgebouw;
- 5. er mogen geen omgevingsvergunningplichtige activiteiten als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder e van de Wet algemene regels omgevingsrecht of meldingsplichtige activiteiten volgens het Activiteitenbesluit plaatsvinden;
- 6. vanuit de woning mag geen detailhandel, horeca en groothandel plaatsvinden, ook mag geen prostitutie- of seksinrichting worden opgericht;
- 7. er dient te worden geparkeerd op eigen terrein;
- 8. er mag geen onevenredige aantasting van het woonklimaat optreden door overlast van gebruikte apparatuur (geluidsoverlast, geuroverlast et cetera);
- 9. uitsluitend bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan indien deze voorkomen in, of gelijk te stellen zijn aan de in de lijst van aanvaardbare vormen van aan huis verbonden bedrijvigheid genoemde aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen bij deze regels;
- 10. buitenopslag is niet toegestaan;
- 11. het aanbrengen van reclame-uitingen van beperkte omvang in de tuin of aan het pand zijn slechts toegestaan indien deze niet hoger zijn dan 1 m en geen grotere oppervlakte hebben dan 0,5 m². Lichtreclame is niet toegestaan.
Uitbreiding bed and breakfastregeling
- c. een grotere bed and breakfast en/of een bed and breakfast in bijgebouwen, met dien verstande dat:
- 1. de vestiging van een bed and breakfast wordt gerealiseerd binnen de woning en/of in bijgebouwen en de na vaststelling van deze beheersverordening met omgevingsvergunning en vergunningvrij gerealiseerde vloeroppervlakte, waarbij geen afzonderlijke entree en/of oprit worden aangelegd;
- 2. per bouwperceel aan maximaal acht personen nachtverblijf wordt verschaft;
- 3. per bouwperceel het aantal slaapkamers niet meer bedraagt dan vier;
- 4. de oppervlakte van de bed and breakfast niet meer bedraagt dan 30% van het bestaande vloeroppervlak van de woning en bijgebouwen en de na vaststelling van deze beheersverordening met omgevingsvergunning en vergunningvrij gerealiseerde vloeroppervlakte, waarbij de totale vloeroppervlakte ten behoeve van een bed and breakfast per bouwperceel ten hoogste 100 m² bedraagt;
- 5. een bed and breakfast geen tekenen vertoont van een wooneenheid, zoals een keuken. Eigen sanitaire voorzieningen zijn wel toegestaan;
- 6. een bed and breakfast wordt geëxploiteerd door de bewoner van de woning;
- 7. het aanbrengen van reclame-uitingen van beperkte omvang in de tuin of aan het pand is toegestaan indien deze niet hoger zijn dan 1 m en geen grotere oppervlakte hebben dan 0,5 m² en lichtreclame niet is toegestaan;
- 8. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de verkeersafwikkeling en de parkeersituatie ter plaatse; ten aanzien van het laatste geldt als uitgangspunt dat er dient te worden geparkeerd op eigen terrein;
- 9. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, waaronder onder meer belemmeringen voor de ontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven worden verstaan.
Artikel 15 Waarde - Archeologie 1
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden in de bodem.
15.2 Bouwregels
Voor het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:
- a. op of in deze gronden mogen geen gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd.
15.3 Afwijken van de bouwregels
15.4 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
15.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 16 Waarde - Archeologie 2
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van archeologische waarden in de bodem.
16.2 Bouwregels
16.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, als uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 17 Waarde - Archeologisch Rijksmonument
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologisch rijksmonument' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden in de bodem.
17.2 Bouwregels
Voor het oprichten van bebouwing geldt dat op of in deze gronden geen gebouwen en andere bouwwerken mogen worden gebouwd.
17.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
17.4 Afwijken van de bouwregels
17.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
- 1. grondwerkzaamheden waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage en/of oppervlakteverhardingen;
- 2. bodem verlagen of afgraven (ook voor het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingenvergunning is vereist;
- 3. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
- 4. het aanplanten van bomen of een houtig gewas voor zover het gaat om planten waarvan zeker is dat bij de oogst van de plant, dan wel het verwijderen van de gehele plant, de bodem dieper dan 0,3 m onder het maaiveld zal worden geroerd;
- 5. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
- b. Het onder a opgenomen verbod geldt niet:
- 1. voor het uitvoeren van niet-bodemkerende werkzaamheden ten behoeve van het oplossen van een verdichte bodemstructuur (woelen) tot maximaal 0,4 m onder het maaiveld;
- 2. ingeval op grond van de Monumentenwet 1988 artikel 11, een vergunning nodig is dan wel overige bepalingen van de Monumentenwet 1988 van toepassing zijn;
- 3. voor werken en werkzaamheden die plaatsvinden in relatie tot archeologisch onderzoek, uitgevoerd op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen;
- 4. voor werken en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn of aanwezig zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
- 5. voor werken en werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning.
- c. Voor de onder a genoemde vergunning gelden de volgende beoordelingscriteria:
- 1. de vergunning kan slechts worden verleend voor zover de aanvrager een onderzoek heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, in voldoende mate is vastgesteld, met dien verstande dat:
- het overleggen van een onderzoek niet nodig is als naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein op basis van andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld;
- 2. de vergunning kan slechts worden verleend voor zover uit een onderzoek dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning als bedoeld sub a moet overleggen blijkt dat:
- de voorgenomen bodemingrepen, dan wel de directe of indirect gevolgen van deze bodemingrepen niet zullen leiden tot een verstoring van archeologische resten; of
- de archeologische resten niet onevenredig worden verstoord gezien de te verrichten werken en werkzaamheden, waarbij het archeologische belang voldoende is gewaarborgd.
- 1. de vergunning kan slechts worden verleend voor zover de aanvrager een onderzoek heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, in voldoende mate is vastgesteld, met dien verstande dat:
- d. Overeenkomstig het in artikel 2.22, tweede lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht bepaalde kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning voorschriften verbinden, waaronder:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; of
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; of
- 3. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen.
Artikel 18 Waarde - Archeologische Verwachting 1
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.
18.2 Bouwregels
18.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, als uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden
18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 19 Waarde - Archeologische Verwachting 2
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.
19.2 Bouwregels
19.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, als uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 20 Waarde - Beschermd Dorpsgezicht
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'waarde - beschermd dorpsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en zo mogelijk herstel van de ruimtelijke structuur en de cultuurhistorische waarden van Zuidlaren.
Specifieke ruimtelijke kenmerken van het beschermd dorpsgezicht
De ruimtelijke structuur van Zuidlaren wordt vooral gekenmerkt door het patroon van brinken en de onderlinge samenhang daarin. Waardevolle elementen zijn met name de brinkruimten, uiteenlopend van maat en vorm, met de daarbinnen gelegen straatjes en paden, boombeplantingen en dobben en de verbindingen tussen deze ruimten die, vanuit de historische ontwikkeling een sterk wisselend beloop hebben met aanzienlijke variaties in profiel en inrichting. De binnenruimten achter de woningen leveren door hun ruime maat en beplantingen een waardevolle bijdrage aan het groene karakter van de dorpskern.
In het gehele samenstel van ruimten, wegen, paden en beplantingen is de historische opbouw van Zuidlaren nog sterk aanwezig.
De bebouwing van het dorp wordt voorts vooral gekenmerkt door de historisch gegroeide onregelmatige situering van veelal vrijstaande gebouwen. De aanwezige verschillen in architectuur, materiaalgebruik en kleur passen binnen een maatvoering en hoofdopbouw die betrekkelijk eenduidig is. Essentieel voor de bescherming is dan ook het behoud van het verstrooide en open karakter van de bebouwing, alsmede van hoofdvorm en afmetingen.
20.2 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan, indien hierdoor kan worden voorkomen dat afbreuk wordt gedaan aan de specifieke ruimtelijke kenmerken en waarden van het beschermde gezicht, nadere eisen te stellen ten aanzien van:
- a. de indeling van de van buitenaf zichtbare gevels of gevelonderdelen;
- b. de plaats en afmetingen van bouwwerken;
- c. de wijze van afdekking van gebouwen (kapvorm, dakhelling en nokrichting).
20.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het ontgronden, afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;
- 2. het aanbrengen of verwijderen van boom- en struikbeplanting buiten bebouwingsvlakken;
- 3. het buiten bebouwingsvlakken aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen met een oppervlak van meer dan 100 m².
- b. Een vergunning als bedoeld onder a kan slechts worden verleend indien door de werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, de dorpskarakteristiek van Zuidlaren niet onevenredig worden aangetast in verhouding tot de mate waarin andere belangen door de werken of werkzaamheden worden gediend.
- c. Het in sub a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
- 1. het normale onderhoud en/of het normale agrarische gebruik betreffen;
- 2. reeds in uitvoering zijn of aanwezig zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
- 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning
20.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag bebouwing te slopen.
- b. De omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend indien:
- 1. de bouwkundige staat van het gebouw zodanig is dat de sloop vanuit het oogpunt van goede volkshuisvesting noodzakelijk is, de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is en/of renovatie redelijkerwijs niet mogelijk is;
- 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke hoofdvorm van de bebouwing;
- 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ruimtelijke kenmerken van het beschermd dorpsgezicht;
- 4. het delen van een gebouw of bijgebouwen betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door verwijdering daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.
- c. Het onder sub a bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
- 1. het normale onderhoud betreffen;
- 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
Artikel 21 Waarde - Cultuurhistorie
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'waarde - cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud van cultuurhistorische groenstructuren.
21.2 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van cultuurhistorische en landschappelijke waarden, nadere eisen stellen aan:
- de plaats en de afmetingen van de bebouwing;
- de indeling van de van buitenaf zichtbare gevels of gevelonderdelen;
- de wijze van afdekking van gebouwen (kapvorm, dakhelling en nokrichting).
21.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het aanbrengen van kabels, leidingen, drainage en verhardingen, het wijzigen van het bodemprofiel en/of de grondwaterstand, het uitvoeren van graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm, het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het inbrengen van andere voorwerpen in de grond.
- b. Het sub a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
- 1. het normale onderhoud en/of het normale gebruik betreffen;
- 2. reeds in uitvoering zijn of aanwezig zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
- 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning.
- c. De sub a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien de cultuurhistorische waarde van de groenstructuur niet langer aanwezig is en deze niet zonder ingrijpende maatregelen kan worden hersteld, of de waarde in redelijkheid niet meer is te handhaven, of de groenstructuur zich in een zodanige staat bevindt, dat de veiligheid van gebruikers van het omliggende terrein in gevaar wordt gebracht.
Artikel 22 Waarde - Es
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Es' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud van de landschappelijke en cultuurhistorische waarde van de essen.
22.2 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met dit bestemmingsplan wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt verstaan het gebruik van de gronden ten behoeve van bosbouw, houtteelt of andere meerjarige opgaande teeltvormen.
22.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. egaliseren, diepploegen, woelen en mengen;
- 2. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen;
- 3. het verharden van wegen en paden.
- b. Het sub a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
- 1. het normale onderhoud en/of het normale agrarische gebruik betreffen;
- 2. reeds in uitvoering zijn of aanwezig zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
- 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning.
- c. Voor zover voor meerdere werken en/of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken.
- d. De sub a bedoelde vergunning mag geen onevenredige afbreuk doen aan de in lid 22.1 omschreven waarden.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 23 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 24 Algemene Gebruiksregels
24.1 Algemeen
Onder strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijvingen, waaronder in elk geval wordt begrepen:
- a. het gebruik van gronden als stort- en opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens voor zover deze opslag geschiedt in het kader van het normale onderhoud en behoudens de gronden waar dit overeenkomstig dit plan is toegestaan;
- b. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein'.
Artikel 25 Algemene Aanduidingsregels
25.1 Beeldbepalende bouwwerken
25.2 Monumentale boom
25.3 Provinciale monumenten
25.4 Bos
Artikel 26 Algemene Afwijkingsregels
- 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:
- a. de in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages voorzover dit gelet op het gebruik en/of de constructie noodzakelijk is;
- b. het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
- c. het bepaalde in het plan en toestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- d. het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, openbare sanitairgebouwtjes en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
- de inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 m³ bedraagt.
- de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m.
- e. het bepaalde in het plan en toestaan dat antennemasten tot een bouwhoogte van 40 m worden gebouwd;
- f. het bepaalde in het plan en het gebruik van de gronden voor paardenbakken toestaan, uitsluitend indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- de oppervlakte van het perceel bedraagt ten minste 1.500 m²;
- de oppervlakte bedraagt niet meer dan 800 m²;
- de paardenbak dient te worden geplaatst op of aan het bouwperceel van de aanvrager, binnen een afstand van 30 m van het perceel;
- de afstand tot de woning van derden bedraagt minimaal 20 m; deze afstand geldt ook voor recreatiewoningen;
- de afstand tot het perceel van derden bedraagt minimaal 3 m;
- de paardenbak mag geen significante negatieve effecten op de omgeving en de kwaliteit van de woonomgeving van derden hebben;
- per woning is maximaal één paardenbak toegestaan;
- de paardenbak dient wat betreft kleur- en materiaalgebruik passend te zijn in het buitengebied, met dien verstande dat de paardenbak niet is voorzien van bestrating of andere verharding;
- er moet sprake zijn van een goede landschappelijke inpassing van de paardenbak, waarbij nadere eisen gesteld kunnen worden aan de oppervlakte van de paardenbak en de verschijningsvorm (en de plaats van) lichtmasten.
- 2. De onder 1 bedoelde afwijkingen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
- a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. het bebouwingsbeeld.
Artikel 27 Overige Regels
27.1 Uitsluiting seksinrichting
De beheersverordening verzet zich tegen het gebruik van de gronden als seksinrichting.
27.2 Parkeergelegenheid en los- en laadmogelijkheden
- a. Bij de verlening van een omgevingsvergunning voor bouwen of een omgevingsvergunning voor een gebruiksverandering moet, indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's, (motor)fietsen of andere voertuigen in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel. Dit betekent dat moet worden voldaan aan de normen in de parkeerkencijfers in de CROW-publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' en dat indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging.
- b. Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel.
- c. Gerealiseerde voorzieningen als bedoeld in sub a en b, dienen na de realisering in stand te worden gehouden.
- d. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in sub a en b:
- 1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
- 2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 28 Overgangsrecht
28.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
- c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
28.2 Overgangsrecht gebruik
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 29 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van de beheersverordening Zuidlaren: Westlaren, Kazerneterrein en Zuid-Es met identificatienummer NL.IMRO.1730.BVZuidlarenWLKTZE-0401.
Bijlagen
Bijlage 1 Lijst Met Aanvaardbare Vormen Van Aan Huis Verbonden Bedrijvigheid
Bijlage 2 Staat Van Bedrijven
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Elke gemeente dient op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) om de tien jaar haar bestemmingsplannen te herzien of een verlengingsbesluit te nemen, dan wel een beheersverordening vast te stellen. Indien de gemeenteraad dit niet tijdig doet, vervalt haar bevoegdheid om leges te heffen voor diensten die verband houden met het bestemmingsplan (bijvoorbeeld in het kader van omgevingsvergunningen). Voorliggende beheersverordening actualiseert een tweetal bestemmingsplannen. Het bestemmingsplan 'Westlaren' is op 8 mei 2007 door de raad vastgesteld en het bestemmingsplan 'Kazerneterrein en Zuid-Es' is op 5 januari 2008 door de raad vastgesteld. Om aan de tienjarige actualiseringsplicht van de Wet ruimtelijke ordening te voldoen zijn de bestemmingsplannen 'Westlaren' en 'Kazerneterrein en Zuid-Es' geactualiseerd. Daarnaast zijn in deze beheersverordening een aantal omissies uit het bestemmingsplan Zuidlaren Centrum hersteld.
1.2 Beheersverordening
Bij de behandeling van de Wet ruimtelijke ordening door het parlement is de beheersverordening toegevoegd aan het ruimtelijke instrumentarium van gemeenten. Hiermee is de mogelijkheid gecreëerd om voor zogenaamde 'laag dynamische' gebieden op een snelle en eenvoudige wijze, een nieuw planologisch regiem vast te stellen. Aangezien binnen het verordeningsgebied geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen worden voorzien (zie ook paragraaf 3.2), is ervoor gekozen om voor het gehele woongebied een beheersverordening op te stellen. Met deze beheersverordening wordt de huidige planologisch-juridische regeling, dan wel het bestaande gebruik (opnieuw) vastgelegd, waarbij een actualisatie heeft plaatsgevonden aan gewijzigd beleid en gewijzigde omstandigheden.
1.3 Juridische Systematiek
De bestaande rechten op grond van de vigerende (bestemmings)plannen vormen het uitgangspunt voor deze beheersverordening. De vigerende bestemmingsplannen 'Westlaren' en 'Kazerneterrein en Zuid-Es' kennen overwegend gebiedsgerichte bestemmingen. Daarbij zijn de in de verbeelding aan te geven juridisch harde begrenzingen tussen de verschillende functies beperkt tot een aantal essentiële onderdelen. Ten aanzien van de bebouwing is sprake van een vrij grote mate van detaillering in de regels. Deze systematiek wordt gecontinueerd in deze beheersverordening. Daarnaast wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de juridisch-planologische regeling van het bestemmingsplan Zuidlaren Centrum, dat in juni 2016 is vastgesteld. Dit bestemmingsplan vormt het actuele gemeentelijke beleid. Tevens is de beheersverordening afgestemd op de beheersverordening Vries.
1.4 Ligging Beheersverordeningsgebied
De ligging en globale begrenzing van het beheersgebied Westlaren, Kazerneterrein en Zuid-Es zijn globaal aangegeven op het hieronder weergegeven overzichtskaartje. Hiervoor zijn de volgende bestemmingsplannen van kracht:
- Westlaren, vastgesteld op 8 mei 2007 ;
- Kazerneterrein en Zuid-Es, vastgesteld op 5 januari 2008;
- Fietspad Oude Tolweg te Zuidlaren, vastgesteld op 26 mei 2015;
- Schipborgerweg 45a Zuidlaren, vastgesteld op 14 september 2010
Beheersgebieden met links Westlaren en rechts Kazerneterrein/Zuid-Es
Daarnaast zijn in onderhavige beheersverordening een aantal percelen uit het gebied Zuidlaren Centrum gerepareerd. Hierbij gaat het om Stationsweg 68, 68A en 70, Brink O.Z. 4, Brink O.Z. 2, Schutsweg 1A en Ludinge 13. Deze percelen zijn in het vigerende bestemmingsplan verkeerd bestemd en worden in deze beheersverordening in overeenstemming gebracht met de feitelijke legale situatie (zie ook paragraaf 3.1.3). Ook is de bestemmingsomschrijving van de bestemming 'Groen – Brink' aangepast.
1.5 Leeswijzer
Het volgende hoofdstuk geeft het beleidskader voor het beheersgebied weer. Daarbij wordt alleen ingegaan op beleidsdocumenten die van invloed zijn op de juridische regeling van deze beheersverordening. Het gaat hier niet om beleid voor nieuwe ontwikkelingen, maar om het ruimtelijk beleid zoals dat op dit moment van toepassing is voor het beheersgebied. In hoofdstuk 3, de planbeschrijving, gaat het om de huidige situatie binnen het beheersgebied en de juridische regeling voor de toekomst. Hoofdstuk 4 betreft de toets aan wet- en regelgeving op het gebied van natuur, milieu, archeologie en dergelijke.
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Rijk
De op 1 juli 2008 in werking getreden Wro kent ten opzichte van zijn voorganger een aantal nieuwe instrumenten. Één daarvan is de beheersverordening. De beheersverordening is in de wet opgenomen om met het oog op het beheer van een gebied het bestaande gebruik snel en effectief te kunnen vastleggen in een gebied waar geen ruimtelijke ontwikkelingen worden voorzien. Het gaat dus om een beheerregeling. Daarnaast heeft de beheersverordening een digitaal component en sluit het aan bij de digitale opzet van het overige Wro-instrumentarium.
In de Handreiking Beheersverordening Wro is aangegeven dat de beheersverordening bestaat uit:
- een object dat bestaat uit het gebied waarop de verordening betrekking heeft;
- een of meer objecten binnen het gebied;
- regels die zijn gekoppeld aan het gebied en/of de objecten binnen het gebied en die zijn gericht op het beheer van het gebied;
- regels die gaan over gebruiken, bouwen, aanleggen en slopen, afwijken met een omgevingsvergunning en overgangsrecht.
Een beheersverordening gaat vergezeld van een toelichting waarin gemotiveerd wordt beschreven: de keuze voor het instrument beheersverordening, waarom er geen ruimtelijke ontwikkelingen worden voorzien en welke onderzoeken hebben plaatsgevonden. Ook bevat de toelichting een uitleg van de regels. In paragraaf 3.3 wordt nader ingegaan op de juridische vormgeving van voorliggende beheersverordening.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 vastgesteld. In de Structuurvisie staan de plannen voor ruimte en mobiliteit van nationaal belang. Door het nationale karakter van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en de kleine schaal van onderhavige beheersverordening, heeft deze verordening geen raakvlak met dit nationaal beleid. Gelet op het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het onderhavige plan geen belemmeringen ondervindt vanuit het nationaal beleid.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) regelt de doorwerking van nationale belangen op ruimtelijk gebied in gemeentelijke bestemmingsplannen door het stellen van de juridische kaders. Het Barro is ook wel bekend als de AMvB Ruimte. Het besluit is per 30 december 2011 grotendeels in werking getreden en per 1 oktober 2012 gewijzigd. Onderhavig plan ondervindt geen belemmeringen vanuit het Barro.
Besluit ruimtelijke ordening
Aan het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is op 1 oktober 2012 in artikel 3.6.1 de ladder voor duurzame verstedelijking toegevoegd. Artikel 3.6.1 is niet van toepassing op een beheersverordening. Het Besluit ruimtelijke ordening vormt derhalve geen belemmering voor de vaststelling van de beheersverordening.
2.2 Provincie
2.2.1 Omgevingsvisie Drenthe
De provincie Drenthe heeft op 2 juni 2010 het nieuwe omgevingsplan vastgesteld: de Omgevingsvisie Drenthe. De Omgevingsvisie is het strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe voor de periode tot 2020. De Omgevingsvisie 2010 is op een aantal inhoudelijke thema's geactualiseerd. Deze wijzigingen zijn opgenomen in het document Actualisatie Omgevingsvisie Drenthe 2014. De geactualiseerde visie is op 20 augustus 2014 in werking getreden.
Kernkwaliteiten
De missie voor de Omgevingsvisie Drenthe luidt: 'Het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij de kernkwaliteiten die de provincie rijk is'.
Deze ambitie vormt het hart van het provinciaal beleid. De provincie wil 'ontwikkelen met ruimtelijke kwaliteit', mede vanuit de wetenschap dat landschapskwaliteit een belangrijke vestigingsfactor is. De provincie benoemt in haar beleid zes verschillende kernkwaliteiten die de ruimtelijke kwaliteit inhoud geven. Het gaat om landschap, cultuurhistorie, aardkundige waarden, archeologie, rust en natuur. Zorgvuldig ruimtegebruik en milieu en leefomgevingskwaliteit vormen de andere aspecten van ruimtelijke kwaliteit.
Omdat niet alle kernkwaliteiten goed te duiden zijn in het fysiek-ruimtelijk domein, zijn deze vertaald naar indicatoren. Rust is vertaald naar stilte en duisternis. Ruimte staat voor de openheid van het landschap. De graadmeter voor natuur is de biodiversiteit. Landschap is vertaald naar diversiteit en gaafheid van landschapstypen. Oorspronkelijkheid is concreet gemaakt in de kernkwaliteiten cultuurhistorische, archeologische en aardkundige waarden. Veiligheid staat voor sociale, externe en verkeersveiligheid.
De kernkwaliteiten noaberschap, menselijke maat en kleinschaligheid zijn lastig ruimtelijk te duiden, maar zijn meegenomen in de begrippen 'leefbaarheid' en 'passend bij Drenthe'. Onder natuur wordt verstaan de biodiversiteit in de provincie. Biodiversiteit is echter veelomvattend. De provinciale inzet op het behouden en het versterken van de biodiversiteit richt zich primair op het soortenbeleid en op het realiseren van het Natuurnetwerk Nederland. In de wet heet dit de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).
Landschap
De kwaliteit en de diversiteit van het Drentse landschap dragen sterk bij aan een aantrekkelijk milieu om in te wonen, te werken en te recreëren. De identiteit van het Drentse landschap wordt bepaald door de ontstaansgeschiedenis en de diversiteit aan landschapstypen. De provincie richt zich op het in stand houden en versterken van het landschap als economisch, ecologisch en cultureel kapitaal.
De provinciale ambitie is een Drents landschap waarin de verscheidenheid in landschapstypen en onderdelen zich blijvend manifesteert. Landschapstypen met de bijbehorende landschapskenmerken wil men in samenhang behouden en versterken. Daarmee wordt gestreefd naar een Drents landschap waarin het grondgebruik, het type natuur en het landschapsbeeld passen bij de ontwikkelingsgeschiedenis van het landschap. Vanuit dat perspectief wil de provincie keuzes voor nieuwe ontwikkelingen in het landschap blijvend mogelijk maken.
Het beheersgebied maakt deel uit van het esdorpenlandschap. Van provinciaal belang zijn:
- de essen; deze voor het esdorpenlandschap kenmerkende open ruimtes zijn veelal omgeven met esrandbeplanting;
- de beekdalen: onbebouwd gebied met kleinschalige beplantingstructuren en beekdal(rand)beplanting.
Het provinciaal beleid is gericht op behoud van de open ruimte en het versterken van esrandbeplanting. Tevens is het beleid gericht op het behoud van het onbebouwde karakter en het versterken van karakteristiek beekdal(rand)beplanting.
De beheersverordening maakt geen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk die de kernkwaliteit landschap kunnen aantasten.
Natuur
De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is een samenhangende structuur van gebieden met een speciale natuurkwaliteit. De Ecologische Hoofdstructuur vormt de ruggengraat van het Drentse natuurnetwerk en waarborgt biodiversiteit en duurzame natuur. De op perceelsniveau begrensde EHS vormt het kader voor regelgeving en subsidies.
De provincie is direct verantwoordelijk voor de kwaliteit en kwantiteit van de natuur binnen de EHS. Gemeenten en waterschappen zijn in de eerste plaats verantwoordelijk voor natuur buiten de EHS. In een te ontwikkelen Natuurvisie wordt uitgewerkt welke rol de provincie heeft in natuurwaarden buiten de begrensde EHS.
Het beheersgebied grenst aan de EHS. De EHS is met een groene arcering aangegeven in onderstaande figuur.
Uitsnede kaart 2a.: Kernkwaliteit natuur (Omgevingsvisie Drenthe 2014)
De natuurvisie geeft de EHS het natuurdoel 'Bosgemeenschap, cultuur'. In de toelichting op de kaart 'Doelen Natuur en landschap 2040' wordt het volgende gezegd over laagveenlandschap: In deze bossen is behoud en versterking van landschapsstructuren en cultuurhistorische kenmerken leidraad voor het beheer. Er gelden productiedoelen in samenhang met natuurkwaliteit en biodiversiteit in het bos. Er wordt gestreefd naar een grote mate van natuurlijkheid en daar wordt het beheer ook op gericht. Het bos biedt leefruimte aan veel soorten die gebaat zijn bij variatie in ouderdom, boomsoorten, bosstructuur en naald- en loofhout. Erbinnen liggen ook vennen, veentjes, heide, grasland en gedeelten IIIa1 bos. Dat geldt niet voor onderhavige EHS nabij het verordeningsgebied.
De EHS heeft geen externe werking. Bovendien is de beheersverordening een conserverend plan, dat geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt. De kernkwaliteit natuur wordt derhalve niet aangetast.
Cultuurhistorie
Het provinciale beleid ten aanzien van cultuurhistorie is beschreven in het Cultuurhistorisch Kompas. Twee doelstellingen staan hierin centraal. Ten eerste wil de provincie de cultuurhistorie herkenbaar houden. Ten tweede wil de provincie de ruimtelijke identiteit versterken.
De provincie doet dat door ruimtelijke ontwikkelingen te sturen vanuit samenhangende cultuurhistorische kwaliteiten, met respect en durf. Daarin is ruimte voor inspiratie en eigen afwegingen van de partners. Het veiligstellen van cultuurhistorische waarden en tegelijkertijd het bieden van ruimte voor ontwikkelingen, vraagt om een heldere wijze van sturing. Onderscheid wordt gemaakt tussen drie sturingsniveaus: respecteren, voorwaarden stellen en eisen stellen.
Voor het beheersgebied geldt het sturingsniveau 'eisen stellen'. De provincie stuurt de ontwikkelingen in de (vanuit de cultuurhistorie bezien) gewenste richting. Het sturingsniveau 'eisen stellen' geldt alleen bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Hierbij verwacht de provincie van de initiatiefnemer, dat de cultuurhistorische samenhang als dé drager voor nieuwe plannen wordt gebruikt. Ontwikkelingen bouwen op deze samenhang voort. Vanaf het begin bedingt de provincie hiervoor een plek in het planvormingsproces.
Voor het gebied 'De Hondsrug', waar het beheersgebied deel van uitmaakt, is de ambitie als volgt vastgelegd:
- Het behouden van de karakteristiek van het esdorpenlandschap. Deze karakteristiek uit zich in een zichtbare ruimtelijke samenhang tussen esdorp en es, waarbij de esdorpen en essen als een keten op de Hondsrug liggen, afgewisseld met scherp begrensde boswachterijen. Bovendien kent het esdorpenlandschap een grote tijdsdiepte, wat blijkt uit vele zichtbare en onzichtbare (pre)historische bewoningssporen als nederzettingen, grafmonumenten en celtic fields.
- Het benadrukken van het lineair patroon van hunebedden, grafheuvels en andere zichtbare en onzichtbare prehistorische relicten die getuigen van de prehistorische route over de Hondsrug.
- Het vasthouden en zorgvuldig doorzetten van de ruimtelijke opzet van de esdorpen. Deze opzet wordt getypeerd door een vrije ordening van bebouwing en boerderijen, afwisseling tussen bebouwde plekken en open ruimtes (in het bijzonder de brinken) en doorzichten naar het omliggende buitengebied.
De beheersverordening maakt geen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk die de kernkwaliteit cultuurhistorie kunnen aantasten.
De gemeente heeft ten behoeve van het aspect cultuurhistorie de Structuurvisie Cultuurhistorie 2014-2024 'Een juweel tussen twee provinciehoofdsteden' vastgesteld (zie paragraaf 2.3.4). De ruimtelijke aspecten van deze structuurvisie zijn vertaald in de beheersverordening.
Archeologie
De provinciale doelstellingen voor archeologie zijn:
- het in de bodem bewaren (behoud 'in situ') van waardevol Drents archeologische erfgoed of - als dat niet mogelijk is - het opgraven en duurzaam veiligstellen (behoud 'ex situ') van het erfgoed in het Noordelijk Archeologisch Depot in Nuis;
- het op goede wijze uitvoeren van archeologisch onderzoek in het kader van ruimtelijke plannen;
- het vergroten van het draagvlak voor het archeologisch erfgoed;
- het ontsluiten van de 'archeologische verhalen van Drenthe'.
De beheersverordening maakt geen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk die de kernkwaliteit archeologie kunnen aantasten. De gemeente heeft ten behoeve van het aspect archeologie de Structuurvisie Archeologie vastgesteld (zie paragraaf 2.3.3). Eventueel bekende en verwachte archeologische waarden hebben een beschermende regeling gekregen in de beheersverordening.
Aardkundige waarden
Aardkundige waarden zijn natuurlijke variaties in het aardoppervlak van geomorfologische, geologische, bodemkundige verschijnselen en/of processen die onder andere onder invloed van wind en water gebeuren. Onder aardkundige waarden vallen bijvoorbeeld veentjes, pingoruines, stuwwallen, zandkoppen en (micro en macro)relief.
Aardkundige waarden die bijdragen aan het specifieke Drentse karakter wil de provincie behouden en waar mogelijk herstellen zonder daarbij het normale landbouwkundig gebruik te belemmeren. Voor de aardkundige waarden worden drie beschermingsniveaus onderscheiden die verschillen in de mate van inzet van de provincie. Het hoge en het gemiddelde beschermingsniveau zijn van provinciaal belang.
Voor het beheersgebied geldt het generiek beschermingsniveau (respecteren), in onderstaande figuur aangegeven met een groene arcering en het hoog beschermingsniveau (beschermen en eisen stellen) in onderstaande figuur aangegeven met lichtrood.
Uitsnede kaart 2f.:
Deze twee sturingsniveaus houden het volgende in:
- Hoog beschermingsniveau: beschermen & eisen stellen: In deze gebieden staat de provincie ontwikkelingen alleen toe als aardkundige kwaliteiten en kenmerken worden behouden. Het zorgvuldig en verantwoord omgaan met de aardkundige waarden vormt het vertrekpunt in het planvormingsproces. Binnen de gebieden met een hoog beschermingsniveau onderscheidt de provincie stergebieden. Hier zijn ontwikkelingen met ingrepen in de bodem niet toegestaan.
- Generiek beschermingsniveau: respecteren: In deze gebieden wil de provincie de lokale aardkundige kenmerken voor de toekomst bewaren. De provincie verwacht van gemeenten, dat zij in deze gebieden nagaan welke kenmerkende aardkundige waarden aanwezig zijn en dat zij hieraan bescherming geven via het gemeentelijk bestemmingsplan, en plannen en initiatieven daarop beoordelen.
Voor wat betreft het hoog beschermingsniveau geldt dat er geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. De verordening vereist hiervoor derhalve geen beschermende regeling. Voor wat betreft het generiek beschermingsniveau is aan de hand van de gemeentelijke structuurvisie Cultuurhistorie beoordeeld of er aardkundige waarden aanwezig zijn in het plangebied. Volgens de structuurvisie liggen er in het plangebied geen aardkundige fenomenen, zoals pingoruïnes, petgaten of steilranden. De kernkwaliteit aardkundige waarden wordt derhalve niet aangetast.
Rust
De provinciale stilte- en duisternisgebieden zijn in de Omgevingsvisie Drenthe aangegeven. Het beheersgebied behoort hier niet toe.
De belangrijkste bronnen van lichthinder vallen onder de bevoegdheid van de gemeenten. Te denken valt aan openbare verlichting, glastuinbouw, open melkstallen, sportveldverlichting, terreinverlichting, sierverlichting en reclameverlichting. De provincie onderzoekt samen met de gemeente Tynaarlo en andere de Drentse gemeenten welke mogelijkheden er zijn om lichthinder terug te dringen en duisternis te bevorderen. Dit draagt ook bij aan energiebesparing. Het streven om minder openbare verlichting langs de provinciale wegen te gebruiken, is vastgelegd in de nota 'Openbare verlichting, provinciale wegen Drenthe'. Bij het verlenen van omgevingsvergunningen op grond van de Wet milieubeheer en de Natuurbeschermingswet let de provincie nadrukkelijk op het voorkomen en beperken van lichthinder.
De beheersverordening maakt geen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk die de kernkwaliteit rust kunnen aantasten.
Kernwaarde bedrijvigheid
Naast de zes kernkwaliteiten heeft de provincie de kernwaarde bedrijvigheid geïntroduceerd. Bedrijvigheid in Drenthe is van grote maatschappelijke en economische betekenis vanwege de werkgelegenheid en de vitaliteit van het platteland en de steden. De provincie acht bedrijvigheid van provinciaal belang en heeft dit daarom tot een kernwaarde benoemd. Kernkwaliteiten en kernwaarde wegen als uitgangspunt even zwaar.
Het behouden en ontwikkelen van de kernkwaliteiten is belangrijk voor een gezonde en aantrekkelijke leefomgeving in Drenthe. Even belangrijk is een gezond economisch klimaat, met voldoende bedrijvigheid en werkgelegenheid, en een gezond sociaal klimaat, met voldoende variatie in het aanbod van woonmilieus en voorzieningen met een hoge leefbaarheid.
De provincie wil met haar beleid voorwaarden creëren voor het ontwikkelen van een robuuste sociaal-economische structuur van Drenthe. Daarbij wordt rekening houden met de economische en demografische ontwikkeling. De voor Zuidlaren relevante beleidsthema komen hieronder kort aan de orde.
Economische ontwikkeling en werkgelegenheid
Om werkgelegenheid te behouden en nieuwe te creëren, streeft de provincie naar de ontwikkeling van een dynamische, vitale en zichzelf vernieuwende regionale economie. Een belangrijke voorwaarde daarvoor is het kunnen bieden van voldoende, gevarieerde, aantrekkelijke en vitale vestigingsmogelijkheden op regionale bedrijventerreinen en andere stedelijke werklocaties.
In het landelijk gebied wil de provincie voldoende ontwikkelingsmogelijkheden bieden voor landbouw, recreatie en toerisme en andere niet-agrarische bedrijvigheid. Het regionale economische vestigingsklimaat is van provinciaal belang.
Van provinciaal belang is ook een goed gespreid en gevarieerd aanbod van regionale werklocaties, zowel kwantitatief als kwalitatief, aansluitend bij de vraag van ondernemingen. Deze locaties moeten goed bereikbaar zijn. Daarnaast worden locaties aangewezen voor milieuhinderlijke bedrijvigheid.
De landbouw moet in de provincie voldoende mogelijkheden hebben voor schaalvergroting en voor de productie van energie. Ook dit is een provinciaal belang.
De vrijetijdssector is van groot economisch belang voor de provincie Drenthe. De sector zorgt voor veel werkgelegenheid en heeft bovendien een positief effect op de leefbaarheid van het platteland. Daarom wordt geïnvesteerd in natuur, landschap en (recreatieve) infrastructuur, ondernemerschap en innovatie. Het verbeteren en vernieuwen van het bestaande aanbod van verblijfs- en dagrecreatie is een belangrijk aandachtspunt. Hierbij ligt de focus op kwaliteit boven kwantiteit.
Demografische ontwikkeling
Structurele bevolkingsdaling is voor de provincie Drenthe een relatief nieuw fenomeen. Dalende bevolkingsaantallen kunnen leiden tot ongewenste concurrentie om bewoners en bedrijven. Dit vraagt om nieuwe, bovenlokale visies op de ruimtelijke inrichting. De provincie ziet het als een bestuurlijke uitdaging om de demografische ontwikkeling samen met de gemeenten in goede banen te leiden. Het is dus een provinciaal belang om een adequate strategie te ontwikkelen voor krimpgebieden, met aandacht voor wonen, leefbaarheid, bereikbaarheid en arbeid.
Wonen
De provincie streeft naar aantrekkelijke, gevarieerde en leefbare woonmilieus die voorzien in de woonvraag. Het maken van bovenlokale afspraken hierover is van provinciaal belang. Gemeenten werken hun aandeel in het woonaanbod en de woonmilieus uit in de gemeentelijke structuurvisies of woonplannen. Zij houden daarbij rekening met de huidige kernenstructuur in de gemeente en de behoefte aan verschillende woonmilieus.
Steden en stedelijke netwerken
De stedelijke centra maken Drenthe voor haar inwoners en voor bezoekers extra aantrekkelijk. De provincie streeft naar steden met een onderscheidende identiteit, gebaseerd op historische kenmerken of gebiedskenmerken. Deze differentiatie is van provinciaal belang. Dat geldt ook voor ontwikkelingen die bijdragen aan het bruisende karakter van de steden.
Van provinciaal belang is dat de stedelijke netwerken 'robuust' zijn. De provincie streeft naar netwerken van steden die samenhangen, samenwerken en complementair zijn. Dit is nodig voor een toekomstbestendige ontwikkeling van mobiliteit, woon- en werklocaties, werkgelegenheid en voorzieningen.
Klimaatverandering
De provincie streeft naar een leefomgeving die de langetermijnveranderingen in het klimaat en weersextremen kan opvangen. Hiervoor is een klimaatbestendig watersysteem cruciaal. De beleidsverantwoordelijkheid voor de kwaliteit en kwantiteit van (grond)water ligt bij de provincie en is daarmee van provinciaal belang.
Mobiliteit en bereikbaarheid
Voor de ambities op het gebied van wonen, werken en recreëren moet de provincie veilig en goed te bereiken zijn, ook internationaal. De provincie wil voorwaarden creëren voor een duurzame en innovatieve ontwikkeling van de mobiliteit. De samenhang en de betrouwbaarheid van (inter)regionale netwerken voor auto, openbaar vervoer, fiets en goederen over weg, spoor en water zijn van provinciaal belang, evenals de verknoping met de (inter)nationale netwerken. Daarnaast is een hoogwaardige digitale bereikbaarheid van groot belang voor de sociaal-economische ontwikkeling van Drenthe.
Multifunctionaliteit
Op veel plekken in de provincie komen verschillende gebruiksfuncties samen. Een goede verweving van deze functies is van provinciaal belang. Het gaat de provincie hierbij om het verbinden van stad en land, het verweven van landbouw, natuur en water in het landelijk gebied en het benutten van de kernkwaliteiten voor de plattelandseconomie.
Cultuur en sport
De provincie streeft naar een bruisende provincie die uitdaagt tot bewegen en inspireert met culturele activiteiten. Sport- en cultuurparticipatie en de continuïteit in het voorzieningenniveau die hiervoor nodig is, zijn van provinciaal belang.
Conclusie
De voorliggende beheersverordening maakt geen nieuwe ruimtelijke ontwikkeling mogelijk. De bovengenoemde kernwaarde en beleidsthema van de provincie Drenthe vormen geen belemmering voor de uitvoering van de verordening.
2.2.2 Omgevingsverordening Drenthe
De provincie heeft de Omgevingsvisie (deels) doorvertaald naar een verordening voor zover het planologisch relevante aspecten betreft. De eerste Omgevingsverordening is op 9 maart 2012 door Provinciale Staten vastgesteld. Omdat de Omgevingsvisie in 2014 is geactualiseerd, was het ook noodzakelijk de Provinciale Omgevingsverordening te actualiseren. Op 23 september 2015 is de actualiseerde versie door Provinciale Staten vastgesteld. Daarna is de verordening op onderdelen aangepast. Bij de toetsing van onderhavige beheersverordening is gebruik gemaakt van de geconsolideerde versie van de Omgevingsverordening van 14 oktober 2016.
In de Omgevingsverordening is bepaald dat indien bij een ruimtelijk plan kernkwaliteiten betrokken zijn:
- in het ruimtelijk plan wordt uiteengezet dat met het desbetreffende plan wordt bijgedragen aan behoud en ontwikkeling van de bij het plan betrokken kernkwaliteiten conform het provinciaal beleid en de sturingsniveaus zoals die zijn verwoord in de Omgevingsvisie;
- het desbetreffende ruimtelijk plan geen nieuwe activiteiten mogelijk maakt dan wel wijziging van bestaande activiteiten mogelijk maakt die deze kernkwaliteiten significant aantasten.
Zoals hiervoor staat beschreven worden de kernkwaliteiten niet aangetast door het vastleggen van de bestaande situatie in de beheersverordening Zuidlaren: Westlaren, Kazerneterrein en Zuid-Es.
Ladder voor duurzame verstedelijking
In de Omgevingsverordening is het beheersgebied aangeduid als 'bestaand stedelijk gebied'. Artikel 3.15 van de Omgevingsverordening geeft aan, dat een ruimtelijk plan slechts in ruimte vragende ontwikkelingen voorziet op het gebied van woon-, werklocaties en infrastructuur, indien uit het desbetreffende ruimtelijk plan blijkt, dat dit op basis van de ladder voor duurzame verstedelijking gerechtvaardigd is. In de begripsbepalingen van de omgevingsverordening is aangegeven, dat onder de ladder voor duurzame verstedelijking het volgende wordt verstaan: een methode om te komen tot zorgvuldig ruimtegebruik bij het inpassen van ruimtebehoefte als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening. Zoals gemotiveerd in paragraaf 2.1 is de ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing op een beheersverordening.
2.2.3 Regiovisie Groningen-Assen 2030
De Regiovisie Groningen-Assen 2030 (juni 1999) geeft de langetermijnvisie op de ruimtelijke en economische ontwikkeling van de regio Groningen-Assen weer. Deze regio vervult een motorfunctie binnen het Noorden op het gebied van werkgelegenheid, onderwijs, woningbouw, voorzieningen, vervoersverbindingen en cultuur. In 2013 heeft de stuurgroep van de Regio Groningen - Assen de Actualisatie Regiovisie 'Veranderende context, blijvend perspectief' vastgesteld.
De Regiovisie is geen ruimtelijke plan in de zin van de Wet ruimtelijke ordening, maar een samenwerkingsprogramma van regionale overheden om te komen tot regionale ontwikkeling met behoud van aanwezige kwaliteiten. Het geeft een toekomstvisie in hoofdlijnen met een globaal programma en bevat en groot aantal opgaven die moeten worden uitgewerkt en gerealiseerd. De visie krijgt zijn neerslag in plannen van provincie, gemeenten en waterschappen.
De Regiovisie vormt de basis voor de uitwerking van opgaven en projecten door de provincies en de gemeenten. Bij projecten waarbij een nadrukkelijke regionale regie nodig is om tot ontwikkeling te komen zal de Regio de projectorganisatie verzorgen en financiële middelen beschikbaar stellen uit gezamenlijk te creëren fondsen.
Vanwege het programmatische karakter van de Regiovisie is er geen sprake van een doorwerking in deze beheersverordening.
2.3 Gemeente
2.3.1 Structuurplan gemeente Tynaarlo
In 2006 heeft de gemeente het Structuurplan gemeente Tynaarlo opgesteld. Het Structuurplan is kaderstellend en initiërend voor het ruimtelijk beleid. Tevens dient het als communicatiemiddel richting de bevolking inzake toekomstige veranderingen en koersbepaling.
In het kader van de Omgevingswet werkt de gemeente aan een nieuwe Omgevingsvisie. Binnen de beleidsterreinen wonen, archeologie, cultuurhistorie en economie zijn inmiddels afzonderlijke visies opgesteld.
De voorliggende beheersverordening maakt geen nieuwe ruimtelijke ontwikkeling mogelijk. Voorliggende beheersverordening is dan ook in overeenstemming met het structuurplan van de gemeente Tynaarlo.
2.3.2 Structuurvisie Wonen
Op 27 augustus 2013 is de Structuurvisie Wonen door de gemeenteraad van Tynaarlo vastgesteld. In deze structuurvisie wordt een beeld geschetst van de actuele woningmarktsituatie in onze gemeente en onze visie op het wonen tot 2020. Hoewel de marktomstandigheden door de financiële en economische situatie in de afgelopen jaren ingrijpend zijn veranderd, blijven de speerpunten van beleid actueel.
In de Structuurvisie Wonen is op basis van de verwachte demografische ontwikkelingen het woningbouwprogramma van Tynaarlo vastgesteld. Hierin wordt uitgegaan van maximaal 1966 woningen tot 2030. Deze aantallen zijn als volgt toebedeeld:
- Eelde-Paterswolde 367 woningen
- Vries 397 woningen
- Zuidlaren 473 woningen
- Eelderwolde/Ter Borch 576 woningen
- Kleine kernen 57 woningen
In de kleine kernen is incidentele woningbouw mogelijk op functieveranderingslocaties en in het kader van herstructurering (sloop/nieuwbouw).
Deze beheersverordening voorziet niet in nieuwe woningbouw. Het betreft het continueren van de geldende bestemmingsplanregelingen.
2.3.3 Structuurvisie Archeologie
In de Structuurvisie Archeologie, welke vastgesteld is op 28 mei 2013, is vastgelegd op welke wijze de gemeente Tynaarlo wil omgaan met het archeologisch erfgoed. De Structuurvisie Archeologie inventariseert de bekende en verwachte archeologische waarden en geeft invulling aan het ruimtelijke beleid. Het belangrijkste instrument daarbij zijn bestemmingsplannen en beheersverordeningen. In deze ruimtelijke plannen, zo ook deze beheersverordening, zijn te beschermen zones aangewezen en van op maat gesneden bestemmingsregels voorzien.
Op de archeologische beleidskaart is inzichtelijk gemaakt welke waarden waar aanwezig zijn. Een uitsnede van deze kaart en de legenda zijn hierna weergegeven.
Uit deze kaart blijkt dat in het beheersgebied diverse archeologische verwachtingen/waarden aanwezig zijn. Ter bescherming van deze archeologische waarden zijn in de regels behorende bij deze beheersverordening op basis van onderstaande waardenkaart de volgende archeologische dubbelbestemmingen opgenomen:
- Waarde – Archeologie 1, op de gronden die zijn aangeduid als Archeologische waarde en als begrenzing AMK-terreinen 50 m;
- Waarde – Archeologie 2, op de gronden die zijn aangeduid als dekzandkoppen binnen beekdal en vennetjes/laagten, als historische kern en als historische elementen inclusief WOII en historische kern;
- Waarde - Archeologische verwachting 1, op de gronden die zijn aangeduid als Es
- Waarde – Archeologische verwachting 2, op de gronden die zijn aangeduid als hoge tot middelhoge verwachting op basis van landschap.
- Waarde - Archeologisch rijksmonument, op de gronden die zijn aangeduid als beschermd monument.
Uitsnede archeologische beleidskaart
2.3.4 Structuurvisie Cultuurhistorie
De gemeente heeft ten behoeve van het aspect cultuurhistorie de Structuurvisie Cultuurhistorie 2014-2024 'Een juweel tussen twee provinciehoofdsteden' vastgesteld. Het doel van deze visie is het borgen van cultuurhistorisch erfgoed. De gemeente heeft het waarborgen van het erfgoed en de ruimtelijke identiteit van Tynaarlo samengevat in een centrale boodschap: de gemeente wil historische structuren en karakteristieken herkenbaar houden, de kwaliteit bewaken en de historische gelaagdheid in acht nemen.
Op de cultuurhistorische beleidswaardenkaart is inzichtelijk gemaakt welke waarden waar aanwezig zijn. In navolgende afbeelding is een uitsnede van deze kaart weergegeven.
Uitsnede Cultuurhistorische waardenkaart
(rood = hoge tot zeer hoge waarde, geel = laaggemiddelde tot hooggemiddelde waarde, groen = lage waarde
Deze beheersverordening maakt geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk. Het betreft het continueren van de geldende bestemmingsplanregelingen. De cultuurhistorische waarden (monumentale bomen en beeldbepalende bouwwerken) zijn in de beheersverordening nader beschermd middels een aanduiding met bijbehorende regels. Zo zijn beeldbepalende panden op de verbeelding aangeduid met een 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend'. Voor deze panden geldt, dat de bestaande verschijningsvorm in de zin van bouw-/goothoogte, dakhelling, dakvorm en situering van bouwwerken dient te worden gehandhaafd. Monumentale bomen zijn als zodanig aangeduid, waarbij het behoud van monumentale bomen wordt nagestreefd. De gronden die met een zeer hoge en hoge waarde zijn aangeduid hebben conform de structuurvisie de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie gekregen. In het plangebied komen geen rijksmonumenten voor. De twee aanwezige provinciale monumenten zijn wettelijk beschermd. Deze zijn aangeduid als 'specifieke bouwaanduiding - provinciaal monument'. Hierbij is bepaald dat het beschermingsregime van toepassing is dat is geregeld in de Monumentenwet 1988. Dit heeft een signaleringsfunctie. De gronden aangeduid als Es hebben de dubbelbestemming Waarde – Es gekregen. Tot slot zijn de gronden die zijn gelegen in het beschermd dorpsgezicht bestemd met de dubbelbestemming Waarde - Beschermd dorpsgezicht.
2.3.5 Bomenplan
De gemeente heeft het Bomenplan opgesteld. Daarin is ingegaan op de groenstructuren, monumentale bomen en 'lokale bomen' binnen het gemeentelijk groengebied. Het uitgangspunt voor het bomenbeleid is als volgt gedefinieerd:
'de gemeente Tynaarlo koestert haar groene karakter door beleid en beheer rond bomen af te stemmen op het landschappelijk, natuurlijk en historisch raamwerk, passend binnen de normen van de huidige tijd'.
Het Bomenplan doet aanbevelingen ter behoud en/of versterking van bestaand groen (zowel qua structuur als solitaire bomen).
Deze beheersverordening betreft het continueren van de geldende bestemmingsplanregelingen en doet geen afbreuk aan het gemeentelijk groengebied. Zoals in paragraaf 2.3.4 aangegeven zijn de monumentale bomen beschermd.
2.3.6 Bed and Breakfastbeleid
In april 2013 heeft de gemeenteraad een actualisatie van het bed and breakfastbeleid vastgesteld. De mogelijkheden ten aanzien van de vestiging en omvang van een bed and breakfast zijn verruimd. In hoofdlijnen komt het nieuwe beleid neer op de volgende uitgangspunten, die zijn meegenomen in de regels van deze beheersverordening.
Bij recht is een omvang van maximaal twee kamers en vier personen toegestaan (bij een woonbestemming en in het hoofdgebouw). Hierbij mag maximaal 30% van het bestaande oppervlak worden gebruikt, met een maximum van 45 m2.
Middels een binnenplanse afwijking kan een grotere omvang worden toestaan, namelijk maximaal vier kamers en acht personen. Ook de omvang wat betreft het bestaande vloeroppervlak kan door middel van afwijking worden vergroot tot maximaal 100 m2. In tegenstelling tot het vorige beleid kan een bed and breakfastaccommodatie nu ook in een vrijstaand bijgebouw worden toegestaan. Een keukenvoorziening zal niet worden toegestaan.
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
3.1 Bestaande Situatie
3.1.1 Kazerneterrein en Zuid-Es
Annerweg-Hogeweg
Structurerend hoofdelement van het plangebied vormt de Annerweg-Hogeweg. De Annerweg-Hogeweg verbindt over de rand van de Hondsrug de dorpskom van Zuidlaren met de zuidelijker gelegen nieuwbouw. Van oudsher rijgt de weg een reeks van nederzettingen op de hoger gelegen zandrug aaneen.
Evenwijdig aan de Annerweg-Hogeweg loopt oostelijk hiervan de Lageweg. Deze weg is gelegen aan het lager gelegen veenweidegebied.
De bebouwing, waarvan veel een beeldbepalende status heeft, is voornamelijk gelegen aan de westzijde van de Annerwerg-Hogeweg. Ter hoogte van het voormalige kazerneterrein is westelijk van de Annerweg de begraafplaats ‘De Waalakkers’ gelegen.
Kazerneterrein
Het Kazerneterrein ligt ingeklemd tussen de noord-zuid lopende Annerweg en Lageweg. Dit deelgebied wordt zevenmaal doorsneden door een open strook. Ieder van deze stroken is gericht op een bijzonder detail uit de omgeving of op de beleving van het landschap.
Deze stroken, ook wel vizieren genoemd, verschillen in richting en maat, hetgeen ook terugkomt in de inrichting van de profielen. De inrichting is afgestemd op de omgeving. De vizieren verdelen het Kazerneterrein in verschillende woongebieden. De zes woongebieden hebben ieder een eigen karakter, dat tot uitdrukking komt in de combinatie van functie, verkaveling en architectuur.
Zuid-Es
Hoewel de buitenste contouren en ontsluitingswegen van de woonwijk Zuid-Es de oorspronkelijke landschapsstructuren volgen, heeft de interne structuur geen relatie met de historie van landschap en bebouwing.
De woonwijk Zuid-Es is namelijk opgebouwd uit woonerven, bestaande uit vrijstaande, geschakelde en rijenwoningen.
3.1.2 Westlaren
De wijk Westlaren ligt in een landschap met een wisselend open en gesloten karakter. Westlaren kan worden getypeerd als een wegdorp met aan weerszijden gelegen bebouwing, met zowel woon- als bedrijfsfuncties, die als zodanig het aanzien van de wijk bepalen.
De kom van Westlaren is opgebouwd uit diverse elementen die een onderlinge samenhang vertonen en op die manier het herkenningspunt vormen.
De ruimtelijke structuur wordt gekenmerkt door de weg die Zuidlaren verbindt met Vries; de Verlengde Stationsweg. De bebouwing aan weerszijden kent een gemengd karakter. De entree van Zuidlaren vanaf de westkant en de rijksweg N34 wordt gevormd door een boscomplex, waarna de lintbebouwing een begeleiding van de weg vormt.
3.1.3 Zuidlaren Centrum
In onderhavige beheersverordening is een aantal percelen uit het gebied Zuidlaren Centrum gerepareerd. Hierbij gaat het om:
- het wijzigen van de bestemming op een drietal percelen (Stationsweg 68, 68A en 70). De percelen Stationsweg 68, 68A en 70 worden voorzien van een horeca-aanduiding tot en met categorie 2.
- de wereldwinkel (Middenstraat 1B) heeft op de verbeelding de bestemming 'Groen – Brink' en de functieaanduiding 'detailhandel'. Dit functieaanduiding komt echter niet terug in de bestemmingsplanregels. Dit is in deze beheersverordening hersteld, zodat nu formeel detailhandel is toegestaan;
- het verwijderen van de onterecht opgenomen aanduiding 'beeldbepalend' van het perceel Brink O.Z. 4.
- het toevoegen van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – provinciaal monument' op de percelen Brink O.Z. 2 en Schutsweg 1A.
- het toevoegen van de aanduiding 'zorgwoning' aan het perceel Ludinge 13. Met deze aanduiding wordt het bestaande woonzorgcomplex mogelijk gemaakt. De aanduiding 'dienstverlening; is toegevoegd om de aan de zorg gerelateerde gerelateerde kapper en schoonscheidsspecialiste toe te staan.
Deze percelen zijn in het vigerende bestemmingsplan verkeerd bestemd en worden in deze beheersverordening in overeenstemming gebracht met de feitelijke legale situatie.
3.2 Ontwikkelingen
Voorliggende beheersverordening legt grotendeels de bestaande bestemmingsplanregeling (incl. partiële herzieningen, wijzigings- en/of uitwerkingsplannen) en het bestaand gebruik vast. Kleinschalige ontwikkelingen die voortvloeien uit bestaand beleid (zoals bed and breakfast) zijn wel meegenomen in deze beheersverordening.
3.3 Juridische Vormgeving
Zoals in de inleiding is aangegeven, is ervoor gekozen om voor Westlaren en Kazerneterrein en Zuid-Es een beheersverordening op te stellen. Binnen het beheersgebied zijn alleen 'ontwikkelingen' meegenomen die deel uitmaken van de vigerende bestemmingsplannen (incl. partiële herzieningen, wijzigings- en uitwerkingsplannen) en verleende (omgevings)vergunningen.
Vergunningvrije bouwwerken en activiteiten die onder de 'Kruimellijst' (art. 4 bijlage II Bor) vallen, worden niet aangemerkt als ruimtelijke ontwikkelingen.
Nieuwe wet- en regelgeving, die verplicht in ieder ruimtelijke plan moet worden meegenomen, zijn vertaald in deze beheersverordening. Dit heeft betrekking op onder andere het archeologiebeleid.
Bij een beheersverordening moet het bestaande gebruik worden geregeld. In de Handreiking Beheersverordening van de Vereniging Nederlandse gemeenten (VNG) is onder meer aangegeven dat het begrip 'bestaand' op twee manieren kan worden gedefinieerd. Gebruik in 'enge zin' is het gebruik dat feitelijk bestaand is op het moment van het vaststellen van de beheersverordening. Dit geldt zowel voor het gebruik van gronden als van de aanwezige bouwwerken. Gebruik in 'ruime zin' gaat uit van het vigerende bestemmingsplan en van verleende omgevingsvergunningen voor planologisch afwijken. De VNG adviseert bij een keuze voor een beheersverordening uit te gaan van de 'ruime' definitie. Daarbij wordt als basis het vigerend bestemmingsplan gekozen. De gemeente Tynaarlo gaat hierin mee.
Juridische opzet
De Wro geeft niet aan uit welke elementen een beheersverordening is opgebouwd, c.q. waaruit deze bestaat. Deze beheersverordening bestaat uit:
- een verbeelding;
- regels;
- een toelichting.
In de verbeelding zijn de bestemmingen, aanduidingen en bouwvlakken opgenomen. De regels zijn als volgt opgebouwd:
- inleidende regels;
- bestemmingsregels;
- algemene regels
- overgangs- en slotregels.
3.3.1 Bestemmingen
De in deze beheersverordening voorkomende bestemmingen en bijbehorende regels zullen in deze paragraaf nader worden toegelicht.
Agrarisch
De voor agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor agrarische cultuurgrond. Het gaat hierbij hoofdzakelijk om onbebouwde agrarische grond. In de bestemming is houtteelt, boomteelt en/of fruitteelt in boomgaarden niet begrepen. Bestaande paden en wegen vallen wel onder deze bestemming. Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak.
Bedrijf
De voorkomende bedrijven zijn specifiek voor Bedrijf bestemd. Bedrijven tot en met categorie 2 van de bij de regels behorende Staat van Bedrijven zijn zonder meer toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' is een tankstation inclusief lpg toegestaan.
Centrum
Binnen de bestemming Centrum worden uitsluitend typische centrumfuncties toegestaan, zoals detailhandel, dienstverlenende bedrijven, maatschappelijke voorzieningen en bedrijven tot en met categorie 2 (die wat betreft geur, stof, geluid en gevaar toelaatbaar zijn naast woningen). Daarnaast is wonen toegestaan al dan niet in combinatie met aan huis verbonden beroepen en/of bed and breakfast.
Detailhandel
Voor de in het plangebied gelegen detailhandel (supermarkt Coop) zijn de vigerende regels in voorliggende beheersverordening overgenomen.
Groen
De groenvoorzieningen in het openbaar gebied zijn bestemd als Groen. Naast groenvoorzieningen, water, openbare nutsvoorzieningen en speelvoorzieningen zijn in de bestemming onder andere voorzieningen in de vorm van fiets- en voetpaden, oeverstroken, sierbestrating en overige verhardingen en dagrecreatief medegebruik begrepen. Binnen de bestemming is het bouwen van gebouwen niet toegestaan. Binnen de bestemming geldt aanvullend een bepaling ten aanzien van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. Voorzover de gronden zijn aangegeven met “bos” dient de bestaande beplanting zoveel mogelijk te worden gehandhaafd.
Groen - Brink
In deze bestemming uit het bestemmingsplan Zuidlaren Centrum is de aanduiding 'detailhandel' opgenomen. In het vastgestelde bestemmingsplan Zuidlaren Centrum was deze aanduiding wel opgenomen op de verbeelding, maar niet in de planregels. Deze omissie is in deze beheersverordening hersteld.
Maatschappelijk
Maatschappelijke functies zoals scholen en kerken zijn afzonderlijk bestemd. Aan het perceel Ludinge 13 is de bestemming Maatschappelijk in overeenstemming gebracht met de feitelijke situatie, waarbij een woonzorgcomplex aanwezig is en een tandarts en een schoonheidspecialist. Dit is met de aanduidingen 'zorgwoning' en 'dienstverlening' aangegeven op de verbeelding.
Maatschappelijk - Begraafplaats
De bestaande begraafplaats heeft een specifieke maatschappelijke bestemming gekregen waarbinnen uitsluitend gebouwen ten behoeve van beheer en onderhoud mogen worden opgericht.
Sport
Onder Sport vallen o.a. sportvoorzieningen, groenvoorzieningen en verkeer- en verblijfsvoorzieningen. Daar waar de aanduiding 'dagrecreatie' is opgenomen is ook dagrecreatie toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' mag in beperkte mate buiten het bouwvlak worden gebouwd. Tot slot is de bestaande zendmast met een aanduiding weergegeven.
Verkeer
De hoofdverkeersstructuur binnen het beheersgebied is bestemd als Verkeer. Binnen deze bestemming zijn onder andere wegen, groenvoorzieningen, bermstroken, beplanting en waterlopen toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'fietspad' is uitsluitend een fietspad toegestaan, waarbij de verhardingsbreedte niet meer dan 3,5 meter mag bedragen
Water
De waterstructuur binnen het beheersgebied is overeenkomstig de geldende situatie bestemd als Water.
Woongebied
De als Woongebied aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen en tuinen en erven en daarnaast voor onder andere verkeers- en verblijfsvoorzieningen, groenvoorzieningen, water en parkeervoorzieningen. Tevens zijn o.a. bestaande bedrijven, detailhandel, dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen binnen de bestemming toegestaan en daar waar voorkomend, veelal specifiek aangeduid in de verbeelding.
Op de verbeelding zijn in deze bestemming geen bouwvlakken opgenomen waarbinnen de gebouwen moeten worden opgericht. Daarvoor in de plaats is in de regels een zogenaamde verbale regeling opgenomen. Deze schrijft onder andere afstanden tot de voorgevelrooilijn en de zijdelingse perceelgrenzen voor.
Waarde - Archeologie (dubbelbestemming)
De Structuurvisie Archeologie is vertaald in de volgende dubbelbestemmingen:
Waarde - Cultuurhistorie
De dubbelbestemming Waarde-Cultuurhistorie is in het bestemmingsplan opgenomen voor het behoud van cultuurhistorische groenstructuren. Binnen de bestemming geldt aanvullend een bepaling ten aanzien van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. Essen zijn voorzien van de dubbelbestemming Waarde - Es. Gronden gelegen in het beschermd dorpsgezicht hebben de dubbelbestemming Waarde - Beschermd dorpsgezicht.
3.3.2 Algemene regels
In hoofdstuk 3 (Algemene regels) zijn regels opgenomen die gelden voor alle bestemmingen.
Anti-dubbeltelregel
Overeenkomstig het Besluit ruimtelijke ordening is de anti-dubbeltelregel opgenomen. Deze regel wordt opgenomen om bijvoorbeeld te voorkomen dat, wanneer volgens een beheersverordening bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel of een bepaalde oppervlakte van een bouwperceel mogen beslaan, het resterende onbebouwde terrein ook nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Algemene gebruiksregels
In de algemene gebruiksregels is beschreven welke vormen van gebruik in elk geval gelden als gebruik in strijd is met de bestemming.
Algemene aanduidingsregels
In hoofdstuk 3 zijn ook de regels voor de gebiedsaanduidingen opgenomen. Dit zijn regels voor gebiedsaanduidingen die in meerdere bestemmingen voorkomen.
Beeldbepalende bouwwerken
In de algemene aanduidingsregels is opgenomen dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend' het behoud van de bestaande verschijningsvorm van belang is. In beginsel zal de bestaande verschijningsvorm van het hoofdgebouw in de zin van hoogte, dakhelling en plaatsing op het bouwperceel moeten worden gehandhaafd. Eventueel kan hiervan via een omgevingsvergunning worden afgeweken indien het beeldbepalende karakter niet wordt aangetast.
Wat betreft aspecten als materiaal- en kleurgebruik wordt verwezen naar de welstandsnota van de gemeente Tynaarlo.
Monumentale boom
Provinciale en gemeentelijke monumentale bomen zijn binnen het plangebied specifiek aangeduid. Bijzondere bomen vinden hun voornaamste bescherming in de Algemene Plaatselijke Verordening. In de beheersverordening is een aanvullende regeling opgenomen, vanwege het cultuurhistorische belang van deze bomen. De monumentale bomen zijn met een aanduiding op de verbeelding aangegeven. In de regels is bepaald dat, daar waar de aanduiding 'monumentale boom' voorkomt, geen bouwwerken mogen worden gebouwd. Ter verdere bescherming van de bomen is een aantal werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden slechts toegestaan indien een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is verleend.
Provinciale monumenten
Provinciale monumenten zijn in de verbeelding aangeduid en hiervoor geldt het beschermingsregime, dat is geregeld in de Monumentenwet 1988.
Bos
Ter plaatse van de aanduiding 'bos' geldt het beschermingsniveau, dat is geregeld in de Wet natuurbescherming, Algemene Plaatselijke Verordening, Groene dorpenplan, Bomenstructuurplan en het Bosbeheerplan.
Algemene afwijkingsregels
In de algemene afwijkingsregels is geregeld dat onder voorwaarden specifiek gebruik of bouwen na verkrijgen van een omgevingsvergunning is toegestaan.
Overige regels
In de overige regels is opgenomen dat binnen het beheersgebied geen seksinrichtingen zijn toegestaan en parkeergelegenheid en los- en laadmogelijkheden aan regels zijn gebonden.
Overgangs- en slotregels
Hoofdstuk 4 bevat tot slot het overgangsrecht voor bouwwerken en het gebruik en de titel van de beheersverordening.
Hoofdstuk 4 Toets Aan Wet- En Regelgeving
Deze beheersverordening is conserverend van aard. Voor zover het ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maakt, gaat het om ontwikkelingen die ook al in de vigerende bestemmingsplannen zijn geregeld. Voor zover in de toekomst wel nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, zal daarvoor een afzonderlijke bestemmingsplanprocedure worden opgestart (inclusief onderzoeksverplichtingen).
Gelet op het conserverend karakter van deze beheersverordening is er geen aanleiding om te veronderstellen dat de uitvoering ervan leidt tot nadelige milieugevolgen. Onderzoek op dit punt kan dan ook achterwege blijven. Hieronder worden wel alle onderzoeksaspecten volledigheidshalve kort nagelopen.
4.1 Wet Geluidhinder
In het kader van de Wet geluidhinder bevinden zich langs alle wegen zones, met uitzondering van wegen waar een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt en wegen die zijn aangeduid als 'woonerf'. In geval van geluidgevoelige bebouwing binnen een zone dient akoestisch onderzoek plaats te vinden.
Behoudens situaties waarbij door burgemeester en wethouders een hogere waarde is vastgesteld, geldt voor woningen binnen een zone als hoogst toelaatbare geluidsbelasting van de gevel 48 dB (artikel 82, lid 1 van de Wet geluidhinder).
Deze beheersverordening is conserverend van aard en voorziet niet in nieuwe ontwikkelingen. Hierdoor behoeft de Wet geluidhinder geen bijzondere aandacht. Voor de volledigheid kan nog worden opgemerkt dat de overgrote meerderheid van de wegen in het plangebied een maximum snelheid van 30 km/uur kennen. Voor het overige is door middel van bouwgrenzen de bestaande positie van geluidgevoelige bebouwing tot zoneplichtige wegen vastgelegd.
4.2 Milieuzonering
Een 'goede ruimtelijke ordening' moet onvoorzienbare milieuhinder bij gevoelige functies (wonen) voorkomen. De Wet milieubeheer beoogt om milieuhinder ten gevolge van bedrijfsmatige activiteiten zo veel mogelijk te voorkomen/beperken.
Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende fysieke afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (bedrijven) en gevoelige functies wordt hinder zo veel mogelijk voorkomen. In de VNG publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering 2009'zijn bedrijfsmatige activiteiten ingedeeld in een aantal categorieën met bijbehorende minimaal gewenste afstanden tot gevoelige functies. De indeling van de activiteiten is gebaseerd op de standaard bedrijfsindeling (SBI) van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Per milieucategorie geldt een minimaal gewenste afstand, de richtafstand. Deze richtafstand geldt tussen enerzijds de grens van de bestemming die bedrijven (of andere milieubelastende functies) toelaat en anderzijds als uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan, de beheersverordening of via vergunning vrij bouwen mogelijk is.
Voorliggend plan is conserverend van aard en voorziet niet in nieuwe ontwikkelingen. Het plan kent geen milieutechnische belemmeringen.
4.3 Bodem
Bodemvervuiling kan een rol spelen bij de totstandkoming van nieuwe ontwikkelingen. De tijd dat elke vervuiling moest worden aangepakt, ligt achter ons. Belangrijkste criterium hierbij is of de vervuiling zodanig is dat er sprake is van risico's voor gezondheid of milieu. In de praktijk blijken er vrijwel nooit risico's te zijn voor de gezondheid van mensen. Milieurisico's (verspreiding en ecologie) komen wel voor, maar meestal gaat het erom dat eventuele vervuilingen afstemming vereisen met bepaalde ontwikkelingen.
Op dit moment is er sprake van een omslag van saneren naar beheren en behoeven alleen de zogeheten 'ernstige vervuilingen' in meer of mindere mate aangepakt te worden. De maatregelen worden daarbij afgestemd op de functie. Het nationale bodembeleid is geregeld in de Wet bodembescherming (Wbb). Het doel van de Wbb is om te voorkomen dat nieuwe gevallen van bodemverontreinigingen ontstaan. Voor bestaande bodemverontreinigingen is aangegeven in welke situaties (omvang en ernst van verontreiniging) en op welke termijn sanering moet plaatsvinden. Hierbij dient de bodemkwaliteit tenminste geschikt te worden gemaakt voor de functie die erop voorzien is, waarbij verspreiding van verontreiniging zoveel mogelijk wordt voorkomen.
Het beleid gaat uit van het principe dat de bodem geschikt dient te zijn voor de beoogde functie. De gewenste functie bepaalt als het ware de gewenste bodemkwaliteit.
Deze beheersverordening maakt ten opzichte van de vigerende (bestemmings)plannen die worden vervangen geen ontwikkelingen mogelijk die van invloed zijn op de bodemkwaliteit danwel die beperkt worden door de bodemkwaliteit.
Bij bouwaanvragen dient een verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd. Hiermee is de toets van de bodemkwaliteit geborgd in de omgevingsvergunningsprocedure.
4.4 Water
Bij elke beheersverordening dient onderzocht te worden of er ook waterbelangen in het geding zijn. De watertoets heeft tot doel om te komen tot een goed functionerend en beheersbaar ontwerp van de waterhuishouding en de riolering voor het plangebied, dat aansluit op het vigerende beleid van het rijk, de provincie, het waterschap en de gemeente. Hiertoe worden de randvoorwaarden en uitgangspunten voor het ontwerp vroegtijdig in het ruimtelijk planproces uitgewerkt en kunnen eventuele kansen of knelpunten in dit stadium worden gesignaleerd.
Deze beheersverordening is conserverend van aard. Grootschalige ontwikkelingen zijn op grond van deze beheersverordening niet mogelijk. In feite wordt slechts de bestaande situatie opnieuw vastgelegd, waardoor de gemeente weer de beschikking krijgt over een moderne planologische regeling. Er zal geen verandering optreden van de waterhuishouding of nieuwe verharding mogelijk gemaakt worden waarvoor mogelijk compenserende maatregelen genomen dienen te worden.
4.5 Luchtkwaliteit
Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing). Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit. Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm. In de AMvB-nibm is bepaald dat een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 ug/m3 NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.
Deze beheersverordening maakt ten opzichte van de vigerende (bestemmings)plannen die worden vervangen geen ontwikkelingen mogelijk die van invloed zijn op de luchtkwaliteit. Er is derhalve sprake van een 'NIBM'-situatie waardoor onderzoek achterwege kan blijven.
4.6 Ecologie
Ter bescherming van ecologische waarden dient bij ruimtelijke ingrepen een afweging te worden gemaakt in het kader van de Natuurnetwerk Nederland en de Wet natuurbescherming.
Het Natuurnetwerk Nederland (voorheen Ecologische hoofdstructuur) is een netwerk van gebieden in Nederland waar de natuur voorrang heeft. Het netwerk helpt voorkomen dat planten en dieren in geïsoleerde gebieden uitsterven en dat natuurgebieden hun waarde verliezen. Het beheersgebied ligt op ruime afstand van de Natuurnetwerk Nederland en andere beschermde natuurgebieden. Deze beheersverordening staat geen ontwikkelingen toe waarvoor onderzoek in het kader van de Wet natuurbescherming vereist is.
4.7 Externe Veiligheid
Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes. Op beide categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Het huidige beleid voor inrichtingen (bedrijven) is afkomstig uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), welke 27 oktober 2004 van kracht is geworden.
Voor het transport van gevaarlijke stoffen via het water, de weg en het spoor zijn de normen voor externe veiligheid (vanaf 1 april 2015) in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) vastgelegd. Voor het aantal transporten dat via een bepaalde route plaatsvindt, moeten de Basisnettabellen van de Regeling Basisnet worden aangehouden. Het Bevt stelt verder verplicht om bij onder andere het vaststellen van een bestemmingsplan rekening te houden met de externe veiligheidsaspecten.
Voor het transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen zijn de normen voor externe veiligheid in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) vastgelegd. De regels voor buisleidingen zijn op basis van het Bevb uitgewerkt in de Ministeriële regeling externe veiligheid buisleidingen. Het Bevb stelt verplicht om bij onder andere het vaststellen van een bestemmingsplan rekening te houden met de externe veiligheidsaspecten.
Binnen het beleidskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico (PR) geeft de kans, op een bepaalde plaats, om te overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. Binnen de 10-6 /jaarcontour (welke als wettelijke harde norm fungeert) mogen geen nieuwe kwetsbare objecten geprojecteerd worden. Het groepsrisico (GR) is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang. Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit.
De verantwoordingsplicht draait kort gezegd om de vraag in hoeverre risico's, als gevolg van een ruimtelijke ontwikkeling, worden geaccepteerd en indien noodzakelijk welke veiligheidsverhogende maatregelen daarmee gepaard gaan.
Binnen het plangebied is een risicovol object aanwezig namelijk een LPG-tankstation. Het LPG-tankstation Van Veldhuizen aan de Verlengde Stationsweg 28 is een bestaande inrichting. De inrichting valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en moet dus aan wettelijke eisen voldoen. Het LPG-tankstation heeft een afleverzuil, een reservoir en een vulpunt met elk een 10-6 risicocontour van respectievelijk 15 meter, 25 meter en 40 meter.
Binnen deze risicocontouren bevinden zich geen kwetsbare en conform het Bevi is er geen sprake van een knelpunt. De hoogte van het groepsrisico ten gevolge van het LPG-tankstation is niet eerder bepaald en dus onbekend. Gezien de hoeveelheid bebouwing binnen het invloedsgebied van het LPG-tankstation is het reëel te veronderstellen, dat het groepsrisico onder de oriënterende waarde(richtwaarde) ligt. In de tussenliggende tijd met de vaststelling van het huidige bestemmingsplan en komende vaststelling van de onderhavige beheersverordening is de situatie qua bebouwing en aantal mensen nagenoeg onveranderd gebleven. De conclusie kan dan worden getrokken dat de hoogte van het groepsrisico ongewijzigd blijft.
4.8 Archeologie En Cultuurhistorie
Archeologie
Door ondertekening van het verdrag van Malta (1992) heeft Nederland zich verplicht om bij ruimtelijke planvorming nadrukkelijk rekening te houden met het niet zichtbare deel van het cultuurhistorisch erfgoed, te weten de archeologische waarden. In de Erfgoedwet is geregeld hoe met archeologische vindplaatsen en zichtbare monumenten moet worden omgegaan. Het streven is om deze belangen tijdig bij de planvorming te betrekken.
In mei 2013 heeft de gemeenteraad de Structuurvisie Archeologie vastgesteld. De in het beheersgebied voorkomende archeologische waarden en verwachtingswaarden zijn in deze beheersverordening middels dubbelbestemmingen beschermd (zie ook paragraaf 2.3.3).
Cultuurhistorie
Op grond van artikel 3.6.1 Bro dient per 1 januari 2012 in de toelichting van een ruimtelijk plan een beschrijving te worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.
In 2.3.4 is de Structuurvisie Cultuurhistorie 2014-2024 'Een juweel tussen twee provinciehoofdsteden' van de gemeente behandeld. Daarin is verwoord welke cultuurhistorische waarden betrekking hebben op het beheersgebied en is verwoord op welke wijze deze waarden vertaald zijn naar de beheersverordening. Daarmee wordt voldaan aan artikel 3.6.1 van de Bro.
Hoofdstuk 5 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
De ontwerp beheersverordening heeft conform de inspraakverordening ter inzage gelegen voor de duur van zes weken. Er is één zienswijze en één overlegreactie ontvangen, die in de Reactienota beheersverordening Zuidlaren: Westlaren, Kazerneterrein en Zuid-Es zijn samengevat en van antwoord zijn voorzien. De zienswijze heeft geleid tot een aanpassing van de verordening. Daarnaast is er sprake van een aantal ambtshalve aanpassingen gedaan, die in de Reactienota zijn verwoord. Derhalve is de verordening gewijzigd vastgesteld door de gemeenteraad op 12 september 2017. De reactienota is als bijlage 1 bijgevoegd.