Bestemmingsplan Stortlocatie Attero
Bestemmingsplan - Gemeente Midden-Drenthe
Vastgesteld op 28-06-2012 - geheel onherroepelijk in werking
Bestanden
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1. Plan
Het bestemmingsplan ‘Stortlocatie Attero Noord bv’ van de gemeente Midden-Drenthe;
2. Bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1731.Attero-VST1 met de bijbehorende regels en bijlagen;
3. Aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
4. Aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
5. Bebouwing
Één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
6. Bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak;
7. Bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
8. Bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en vergroten van een standplaats;
9. Afvalverwerkingsbedrijf
Bedrijf met als hoofdactiviteit het verwerken van afval;
10. Dienstgebouwen
Gebouw waar werkzaamheden worden verricht ten dienste van de bedrijfsvoering;
11. Gasopwerkingsinstallatie
Bedrijf ten behoeve van de opwerking van gas;
12. Gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
13. Hoogtelijn
Lijn op de plankaart die punten met gelijke hoogte verbindt;
14. Indelingslijn
Een als zodanig op de plankaart aangegeven lijn ten behoeve van het indelen van een bouwvlak of bestemmingsvlak met het oog op een verschil in maatvoering en/of gebruik;
15. Kwetsbaar object
Een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht moet worden genomen;
16. Landschapswaarde
De cultuurhistorische en de visuele waarden van het landschap. Bij de afweging van het begrip “landschappelijke waarden” zal de landschaps- en beheersvisie uit het Landschapsbeleidsplan, zoals opgenomen in bijlage 5 van de toelichting, steeds onderdeel van het toetsingskader zijn;
17. Milieusituatie
De waarde van een gebied in milieuhygiënische zin die wordt bepaald door de mate van scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies, daarbij in het bijzonder gelet op het voorkómen dan wel beperken van hinder door geur, stof, geluid, gevaar, licht en/of trilling. Onderdeel van de afweging van het begrip “milieusituatie”zal ook de bodembescherming zijn;
18. Natuurlijke waarden
De abiotische biotische waarden van een gebied;
19. Peil
Het maaiveld weergegeven in +15 meter t.o.v. N.A.P.;
20. Stortterrein
Locatie voor tijdelijke of definitieve bovengrondse berging van afvalstoffen.
21. Tijdelijke berging van afvalstoffen
Afvalstoffen die vanwege hun aard en samenstelling niet definitief maar alleen tijdelijk opgeslagen worden op die delen van het stortterrein die voorzien zijn van een onderafdichting conform het Stortbesluit Bodembescherming
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
1.
De bouwhoogte van een bouwwerk
:Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen zoals schoorstenen, antennes, en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.
De goothoogte van een bouwwerk
:Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot cq de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
3.
De dakhelling
:Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak (voorzover in de regels een dakhelling is voorgeschreven, is dezen niet van toepassing op de horizontale gedeelten van afgeknotte daken, de bovenste dakvlakken van mansarde kappen en op dakvlakken welke niet evenwijdig aan de noklijn zijn gelegen);
4.
De oppervlakte van een bouwwerk
:Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, nederwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
5.
De inhoud van een bouwwerk
:Boven peil tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
6.
De afstand tot de grens van een bouwperceel
:De kortste afstand vanaf enig punt van een bouwwerk tot de grens van een bouwperceel
7.
De hoogte van het stortterrein
:De hoogte van het stortterrein is de bovenkant van het afgewerkte maaiveld binnen de grens van het stortterrein uitgedrukt in meters t.o.v. het peil. De hoogtelijnen geven de maximaal toegestane hoogte weer op de betreffende locatie na zetting. De vormgeving van het terrein en de daarmee vastgelegde maximaal toelaatbare hoogte worden bepaald door de lineaire verbinding tussen de hoogtelijnen en de taluds (hellingen) die daarmee ontstaan
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1. Bestemmingsomschrijving
De op de bestemmingskaart als bedrijf aangegeven gronden zijn bestemd voor:
a.
stortterrein;
b.
dienstgebouwen (kantine, kantoor en werkplaatsen) en andere bouwwerken;
c.
afvalverwerkingsbedrijf met daarbij behorende gasopwerkingsinstallatie;
d.
nutsvoorzieningen ten behoeve van afvalverwerkingsbedrijf;
met daarbij behorende
e.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
f.
groenvoorzieningen;
g.
recreatieve voorzieningen;
h.
parkeervoorzieningen en wegen.
3. 2. Bouwregels
3.2.1
De in 3.1 genoemde bouwwerken dienen te worden gebouwd met inachtneming van de volgende bouwregels:
a.
De oppervlakte van een gebouw mag maximaal 40 m2 bedragen;
b.
De goothoogte van de gebouwen mag maximaal 3.00 m bedragen;
c.
De hoogte van de andere bouwwerken mag maximaal 3.50 m bedragen;
d.
De afstand van de gebouwen tot de noordelijke, oostelijke en zuidelijke bestemmingsgrens dient minimaal 250 m te bedragen;
e.
De op de plankaart aangegeven storthoogten mogen niet worden overschreden;
f.
De hellingen van het stortterrein mogen aan de buitenzijde niet steiler zijn dan 1:3 terwijl aan de binnenzijde van het stortterrein een maximum helling van 1:2 toegestaan is;
g.
De in lid a, b, c en d genoemde maxima gelden niet voor bestaande bouwwerken.
3.2.2
Voor de gronden, aangewezen voor ‘specifieke vorm van bedrijf – gasinstallatie’ gelden de volgende bouwregels:
a.
De hoogte van de gebouwen mag maximaal 12 m bedragen;
b.
De hoogte van de andere bouwwerken mag maximaal 5 m bedragen;
c.
De afstand van de gebouwen tot de in lid 1 genoemde gasopwerkingsinstallatie dient minimaal 2 meter te bedragen conform ATEX rapport 18 juli 2006;
d.
De afstand van de bebouwing tot een bestemmingsgrens mag nergens minder dan 2,5 m bedragen met uitzondering van bestaande gebouwen.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Grond welke eenmaal in aanmerking is gekomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Uitsluiting Aanvullende Werking Bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9, lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
a.
Richtlijnen voor de verlening van een omgevingsvergunning waarmee afgeweken wordt van de stedenbouwkundige bepalingen;
b.
Anti-cumulatiebepaling;
c.
Bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer;
d.
Bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
e.
Ruimte tussen bouwwerken;
f.
Erf- en terreinafscheidingen;
g.
Bouwen nabij bovengrondse hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
h.
Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.
Artikel 6 Afstemming Welstandsnota
Voorzover de regels in het bestemmingsplan met betrekking tot:
a.
De voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte;
b.
De plaatsing op het bouwperceel;
Ruimte bieden voor verschillende mogelijkheden van het realiseren van gebouwen, is deze ruimte tevens bedoeld voor het kunnen stellen van voorwaarden op basis van de in artikel 12a van de Woningwet aangegeven welstandscriteria, mits:
- De goot- en bouwhoogte van gebouwen met niet meer dan 15% afwijken van de toegestane goot- en bouwhoogte;
Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels
7.1
Burgemeester en Wethouders kunnen met het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van:
a.
Het bepaalde in het plan voor het afwijken van de voorgeschreven maten ten aanzien van dakhellingen, hoogten, perceelsgrensafstanden en bebouwde oppervlakten met ten hoogste 10%;
b.
Het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of - intensiteit daartoe aanleiding geven;
c.
Het bepaalde in het plan en toestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
d.
Het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
- De inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 m³ bedraagt;
e.
Het bepaalde in het plan en toestaan dat antennemasten tot een bouwhoogte van 25 m worden gebouwd;
f.
Andere bouwwerken geen gebouw zijnde tot een bouwhoogte van 10 worden gebouwd.
7. 2
De onder 1 bedoelde afwijkingen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
- De gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken;
- De verkeersveiligheid.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 8 Overgangsregels
8.1 Overgangsregels ten aanzien van bouwwerken
In een bestemmingsplan worden de volgende regels van overgangsrecht t.a.v. bouwwerken opgenomen, met dien verstande dat het percentage genoemd in het tweede lid van die regeling later kan worden vastgesteld:
Overgangsrecht bouwwerken
1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;
2. Eenmalig kan met het verlenen van een omgevingsvergunning worden afgeweken van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldend plan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
8.2 Overgangsregels ten aanzien van het gebruik
Behoudens voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna beperkingen voortvloeien t.a.v. ten tijde van de inwerkingtreding van een bestemmingsplan bestaand gebruik, worden in een bestemmingsplan de volgende regels van overgangsrecht t.a.v. gebruik opgenomen:
Overgangsrecht gebruik:
1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
8.3 Uitzondering op het overgangsrecht
8.3.1. Lid 10.1 is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerp van dit plan, doch zijn gebouwd in strijd met het toen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
8.3.2. Lid 10.2 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregel van dat plan.
Artikel 9 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
‘Regels van het bestemmingsplan Stortlocatie Attero Noord bv, gemeente Midden-Drenthe’.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van ......
De voorzitter,De griffier,
…………………..……………………