Kamp Westerbork
Bestemmingsplan - Gemeente Midden-Drenthe
Vastgesteld op 30-10-2017 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Kamp Westerbork met identificatienummer NL.IMRO.1731.KampWesterbork-VST1 van de gemeente Midden-Drenthe;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en bijlagen;
1.3 verbeelding:
de verbeelding van het bestemmingsplan Kamp Westerbork, met het identificatienummer NL.IMRO.1731.KampWesterbork-VST1;
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 achtererf:
gedeelte van het erf dat achter de achtergevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan is gelegen;
1.7 archeologisch monument:
terreinen welke van algemeen belang zijn wegens daar aanwezige zaken die vanwege hun schoonheid of vanwege hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde worden beschermd op grond van de Erfgoedwet;
1.8 archeologisch waardevol gebied:
een gebied waarin zich voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen bevinden;
1.9 archeologische waarden:
voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen;
1.10 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.11 bestaande:
- 1. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een vergunning;
- 2. het onder 1 bedoelde geldt niet voorzover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan;
1.12 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.13 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.14 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.15 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.16 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.17 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.18 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.19 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.20 dagrecreatie:
het totaal van mogelijkheden en voorzieningen om te recreëren op een bepaalde plaats zonder overnachtingsmogelijkheden;
1.21 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.22 evenement:
elke voor publiek buiten de daartoe ingerichte inrichtingen toegankelijke festiviteit, grootschalige sportwedstrijd, auto- of motorcrosswedstrijd, optochten, georganiseerd vuurwerk en alle overige tot vermaak en recreatie bedoelde activiteiten op een locatie die vaker dan twee maal per jaar wordt gebruikt, met uitzondering van markten als bedoeld in de Gemeentewet, kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen en betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;
1.23 extensief dagrecreatief medegebruik:
een extensief dagrecreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, een vissteiger, een picknickplaats, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen medegebruik;
1.24 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.25 horecabedrijf:
een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;
1.26 monument
gedenkteken, opgericht ter herinnering aan een historische persoon of gebeurtenis;
1.27 overkapping:
een bouwwerk dat is voorzien van een plat dak, dan wel een kap en met maximaal één wand is uitgevoerd;
1.28 peil:
- a. bij ligging aan een verharde weg: de kruin van de weg;
- b. bij ligging aan een anderszins verhard terein: de bovenkant van dat terein;
- c. bij ligging anders dan een weg of verhard terrein: het maaiveld;
1.29 permanente bewoning:
bewoning van een ruimte als hoofdverblijf;
1.30 poer
Een ondersteuning bedoeld om de krachten uit een bouwwerk op of boven het maaiveld over te dragen op de ondergrond;
1.31 productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.32 stolp
transparante constructie met als doel de conservering en behoud van zichtbaarheid van de monumentale woning van de kampcommandant inclusief voorzieningen ten behoeve van bijeenkomsten (entree, ontvangstruimte, berging, toiletvoorzieningen en technische ruimte);
1.33 verblijfsrecreatie:
recreatief verblijf, waarbij wordt overnacht in kampeermiddelen, recreatiewoningen, appartementen en/of recreatieverblijven, waarbij hoofdverblijf elders wordt gehouden;
1.34 voormalig kampterrein
een terrein dat actief beheerd en onderhouden wordt vanuit de oorspronkelijke betekenis en gebruik van het terrein als herinnering aan de gebeurtenissen op de historische plek van het Kamp Westerbork. Op het terrein zijn diverse voor het publiek zichtbare historische bouwwerken (rijksmonumenten), belevingselementen en herinneringsobjecten/monumenten aanwezig of zullen conform het Masterplan 'Kamp Westerbork in ensemble' nog worden ontwikkeld, zoals onder andere:
- de woning van de kampcommandant (Rijksmonument);
- de SS-schuilbunker (Rijksmonument);
- de aardappelbewaarplaats (Rijksmonument);
- het Nationaal Monument Westerbork;
- de 102.000 stenen;
- de tekens van Westerbork;
- wachttorens;
- schietbanen met kogelvangers;
- barakken;
- centraal informatiepunt;
- markering Schattenberg;
- crematorium;
- poortgebouw.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.2 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.3 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, waarbij de goothoogte van een lessenaarsdak wordt bepaald vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel van de laagste kant van het dak of van de kap. De goothoogte van een lessenaarsdak wordt bepaald door de hoogte van de goot aan de lage zijde van het dak;
2.4 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.6 de oppervlakte van een overkapping:
tussen de buitenwerkse constructiedelen, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.7 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:
de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen;
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen, worden ondergeschikte bouwdelen als:
- 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten;
- 2. erkers die voldoen aan de bouwvoorschriften;
- 3. overstekende daken en/of luifels kleiner dan 0,50 meter;
- 4. balkons die minder dan 1,00 meter buiten de gevel steken;
buiten beschouwing gelaten.
Artikel 3 Toepassingsgebied
De artikelen 5 tot en met 8 van dit bestemmingsplan zijn tevens van toepassing op:
- Het bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Midden-Drenthe, vastgesteld door de gemeenteraad op 26 januari 2012;
- Het bestemmingsplan Correctieve Herziening Buitengebied van de gemeente Midden-Drenthe, vastgesteld door de gemeenteraad op 6 maart 2014.
Artikel 4 Relatie Met De Geldende Bestemmingsplannen
Voor zover niet anders bepaald in de artikelen 6 tot en met 9 blijven de regels en verbeeldingen behorende bij de in artikel 3 genoemde bestemmingsplannen onverminderd van kracht, met dien verstande dat:
- a. de verbeelding van dit plan een aanpassing is op de verbeeldingen van de in artikel 3 genoemde bestemmingsplannen voor die gronden waarvoor in dit plan een dubbelbestemming archeologie is opgenomen;
- b. de verbeelding van dit plan een aanpassing is op de verbeeldingen van de in artikel 3 genoemde bestemmingsplannen in die zin dat de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' en de aanduiding 'Vrijwaringszone - radiotelescoop' geheel worden vervangen.
- c. de verbeelding van dit plan een aanpassing is op de verbeeldingen van de in artikel 3 genoemde bestemmingsplannen in die zin dat de aanduiding 'Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' geheel wordt verwijderd.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 5 Maatschappelijk - Kamp Westerbork
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - Kamp Westerbork' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het voormalig kampterrein en alle daarvan nog resterende boven- en ondergrondse overblijfselen;
- b. de rijksmonumenten woning van de kampcommandant, de aardappelbewaarplaats en de SS-schuilbunker ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
- c. voormalig poortgebouw en verkeerskundige voorzieningen in de vorm van een keerlus ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - voormalig poortgebouw';
- d. voormalig crematorium ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - voormalig crematorium';
- e. natuur, bosbouw en houtproductie;
- f. extensief dagrecreatief medegebruik, met uitzondering van speeltuinen;
- g. openbare nutsvoorzieningen;
- h. waterhuishoudkundige doeleinden, waaronder waterberging;
- i. sloten, beken, poelen en daarmee gelijk te stellen water;
- j. voet- en fietspaden;
met de daarbij behorende:
- k. gebouwen, waaronder overkappingen en stolp;
- l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- m. monumenten en gedenktekens;
5.2 Bouwregels
- a. Binnen de bestemming mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten behoeve van het voormalig kampterrein.
- b. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
- 1. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen zal niet meer bedragen dan:
- voor zover het de bestaande gebouwen betreft: niet meer dan de bestaande oppervlakte;
- voor zover het nieuwe gebouwen en overkappingen betreft: maximaal 2.700 m2;
- 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan:
- voor zover het de bestaande gebouwen betreft: de bestaande bouwhoogte;
- voor zover het overige gebouwen en overkappingen betreft: 12 m
- 1. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen zal niet meer bedragen dan:
- c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
- 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
- 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 10 m.
5.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 6 Waarde - Archeologie 1
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden gerelateerd aan het voormalig kampterrein.
6.2 Bouwregels
In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, geldt dat op of in deze gronden geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden gebouwd.
6.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.2 en worden toegestaan dat gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
- b. De onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien:
- 1. de plaats waar de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd voldoende archeologisch is onderzocht door middel van een Inventarisierend Veldonderzoek (IVO);
- 2. voorafgaand aan het onderzoek een archeologisch programma van eisen ter goedkeuring is ingediend bij de gemeente;
- 3. bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed deskundig advies is ingewonnen over het onderzoek en programma van eisen;
- 4. vaststaat dat geen onevenredige afbreuk aan de archeologische en cultuurhistorische waarden wordt gedaan, dan wel dat afdoende maatregelen zijn getroffen tot behoud.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:
- 1. het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen, ontginnen en/of anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
- 2. het graven en/of baggeren van sloten, vaarten en andere watergangen;
- 3. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- 4. het aanplanten en/of het rooien van bomen en/of houtgewas.
- b. De onder a bedoelde vergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden:
- 1. die plaatsvinden in of op gronden waarvan op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er zich ter plekke geen archeologische waarden bevinden;
- 2. die reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
- 3. die het normale onderhoud betreffen;
- 4. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
- 5. die op archeologisch onderzoek zijn gericht.
- 6. die betrekking hebben op het vernieuwen van kabels en leidingen op dezelfde locatie binnen bestaande verstoringen.
- c. De onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien:
- 1. de plaats waar de werken en/of werkzaamheden zullen worden uitgevoerd voldoende archeologisch is onderzocht
- 2. voorafgaand aan het onderzoek een archeologisch programma van eisen ter goedkeuring is ingediend bij de gemeente;
- 3. bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed deskundig advies is ingewonnen over het onderzoek en programma van eisen;
- 4. vaststaat dat geen onevenredige afbreuk aan de archeologische en cultuurhistorische waarden wordt gedaan, dan wel dat afdoende maatregelen zijn getroffen tot behoud.
6.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' wordt verwijderd, mits na voldoende onderzoek van de vindplaats en het inwinnen van deskundig advies bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed blijkt dat voor de archeologisch waardevolle gebieden de waardebepalende elementen voldoende zijn veiliggesteld.
Artikel 7 Waarde - Archeologie 2
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden gerelateerd aan het voormalig kampterrein.
7.2 Bouwregels
- a. In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, geldt dat op of in deze gronden geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden gebouwd die groter zijn dan 30 m² en een grotere diepte hebben dan 30 cm beneden maaiveld.
- b. In plaats van de genoemde maatvoering "30 cm beneden maaiveld" in lid 7.2 sub a dient ter plaatse van de aanduiding 'maximale diepte (m)' gelezen te worden de diepte zoals is aangegeven.
7.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.2 sub a en worden toegestaan dat gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die groter zijn dan 30 m² en een grotere diepte hebben dan 30 cm beneden maaiveld.
- b. De onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien:
- 1. de plaats waar de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd voldoende archeologisch is onderzocht door middel van een Inventarisierend Veldonderzoek (IVO);
- 2. voorafgaand aan het onderzoek een archeologisch programma van eisen ter goedkeuring is ingediend bij de gemeente;
- 3. bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed deskundig advies is ingewonnen over het onderzoek en programma van eisen;
- 4. vaststaat dat geen onevenredige afbreuk aan de archeologische en cultuurhistorische waarden wordt gedaan, dan wel dat afdoende maatregelen zijn getroffen tot behoud.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden met een oppervlakte van meer dan 30 m² uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:
- 1. het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen, ontginnen en/of anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur dieper dan 30 cm beneden maaiveld;
- 2. het graven en/of baggeren van sloten, vaarten en andere watergangen dieper dan 30 cm beneden maaiveld ;
- 3. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dieper dan 30 cm beneden maaiveld en sleuven breder dan 50 cm;
- 4. het aanplanten en/of het rooien van bomen en/of houtgewas, waarbij stobben worden verwijderd dieper dan 30 cm beneden maaiveld en/of voorzover het gaat om planten waarvan zeker is dat bij de oogst van de plant, dan wel het verwijderen van de gehele plant, de bodem dieper dan 30 cm beneden maaiveld wordt geroerd;
- b. De onder a bedoelde vergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden:
- 1. die plaatsvinden in of op gronden waarvan op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er zich ter plekke geen archeologische waarden bevinden;
- 2. die reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
- 3. die het normale onderhoud betreffen;
- 4. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
- 5. die op archeologisch onderzoek zijn gericht;
- 6. die betrekking hebben op het graven en plaatsen van poeren of het vernieuwen van kabels en leidingen op dezelfde locatie binnen bestaande verstoringen.
- c. De onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien:
- 1. de plaats waar de werken en/of werkzaamheden zullen worden uitgevoerd voldoende archeologisch is onderzocht
- 2. voorafgaand aan het onderzoek een archeologisch programma van eisen ter goedkeuring is ingediend bij de gemeente;
- 3. bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed deskundig advies is ingewonnen over het onderzoek en programma van eisen;
- 4. vaststaat dat geen onevenredige afbreuk aan de archeologische en cultuurhistorische waarden wordt gedaan, dan wel dat afdoende maatregelen zijn getroffen tot behoud.
- d. In plaats van de genoemde maatvoering "30 cm beneden maaiveld" in lid 7.4 sub a dient ter plaatse van de aanduiding 'maximale diepte (m)' gelezen te worden de diepte zoals is aangegeven.
7.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' wordt verwijderd, mits na voldoende onderzoek van de vindplaats en het inwinnen van deskundig advies bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed blijkt dat voor de archeologisch waardevolle gebieden de waardebepalende elementen voldoende zijn veiliggesteld.
Artikel 8 Waarde - Archeologie 3
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van mogelijk te verwachten archeologische waarden gerelateerd aan het voormalig kampterrein.
8.2 Bouwregels
In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, gelt dat op of in deze gronden geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden gebouwd die groter zijn dan 100 m² en een grotere diepte hebben dan 30 cm beneden maaiveld.
8.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.2 en worden toegestaan dat gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die groter zijn dan 100 m² en een grotere diepte hebben dan 30 cm beneden maaiveld.
- b. De onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien:
- 1. de plaats waar de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd voldoende archeologisch is onderzocht door middel van een Inventarisierend Veldonderzoek (IVO);
- 2. voorafgaand aan het onderzoek een archeologisch programma van eisen ter goedkeuring is ingediend bij de gemeente;
- 3. bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed deskundig advies is ingewonnen over het onderzoek en programma van eisen;
- 4. vaststaat dat geen onevenredige afbreuk aan de archeologische en cultuurhistorische waarden wordt gedaan, dan wel dat afdoende maatregelen zijn getroffen tot behoud.
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden met een oppervlakte van meer dan 100 m² uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:
- 1. het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen, ontginnen en/of anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur dieper dan 30 cm beneden maaiveld;
- 2. het graven en/of baggeren van sloten, vaarten en andere watergangen dieper dan 30 cm beneden maaiveld ;
- 3. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dieper dan 30 cm beneden maaiveld en sleuven breder dan 50 cm;
- 4. het aanplanten en/of het rooien van bomen en/of houtgewas, waarbij stobben worden verwijderd dieper dan 30 cm beneden maaiveld en/of voorzover het gaat om planten waarvan zeker is dat bij de oogst van de plant, dan wel het verwijderen van de gehele plant, de bodem dieper dan 30 cm beneden maaiveld wordt geroerd;
- b. De onder a bedoelde vergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden:
- 1. die plaatsvinden in of op gronden waarvan op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er zich ter plekke geen archeologische waarden bevinden;
- 2. die reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
- 3. die het normale onderhoud betreffen;
- 4. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
- 5. die op archeologisch onderzoek zijn gericht;
- 6. die betrekking hebben op het graven en plaatsen van poeren of het vernieuwen van kabels en leidingen op dezelfde locatie binnen bestaande verstoringen.
- c. De onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien:
- 1. de plaats waar de werken en/of werkzaamheden zullen worden uitgevoerd voldoende archeologisch is onderzocht
- 2. voorafgaand aan het onderzoek een archeologisch programma van eisen ter goedkeuring is ingediend bij de gemeente;
- 3. bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed deskundig advies is ingewonnen over het onderzoek en programma van eisen;
- 4. vaststaat dat geen onevenredige afbreuk aan de archeologische en cultuurhistorische waarden wordt gedaan, dan wel dat afdoende maatregelen zijn getroffen tot behoud.
8.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' wordt verwijderd, mits na voldoende onderzoek van de vindplaats en het inwinnen van deskundig advies bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed blijkt dat voor de archeologisch waardevolle gebieden de waardebepalende elementen voldoende zijn veiliggesteld.
Artikel 9 Waarde - Archeologie 4
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van mogelijk te verwachten prehistorische archeologische waarden.
9.2 Bouwregels
In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, geldt dat op of in deze gronden geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden gebouwd die groter zijn dan 1.000 m² en een grotere diepte hebben dan 30 cm beneden maaiveld.
9.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.2 en worden toegestaan dat gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die groter zijn dan 1.000 m² en een grotere diepte hebben dan 30 cm beneden maaiveld.
- b. De onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien:
- 1. de plaats waar de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd voldoende archeologisch is onderzocht door middel van een Inventarisierend Veldonderzoek (IVO);
- 2. voorafgaand aan het onderzoek een archeologisch programma van eisen ter goedkeuring is ingediend bij de gemeente;
- 3. bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed deskundig advies is ingewonnen over het onderzoek en programma van eisen;
- 4. vaststaat dat geen onevenredige afbreuk aan de archeologische en cultuurhistorische waarden wordt gedaan, dan wel dat afdoende maatregelen zijn getroffen tot behoud.
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden met een oppervlakte van meer dan 1.000 m² uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:
- 1. het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen, ontginnen en/of anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur dieper dan 30 cm beneden maaiveld;
- 2. het graven en/of baggeren van sloten, vaarten en andere watergangen dieper dan 30 cm beneden maaiveld;
- 3. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dieper dan 30 cm beneden maaiveld ;
- 4. het aanplanten en/of het rooien van bomen en/of houtgewas, waarbij stobben worden verwijderd dieper dan 30 cm diepte beneden maaiveld en/of voorzover het gaat om planten waarvan zeker is dat bij de oogst van de plant, dan wel het verwijderen van de gehele plant, de bodem dieper dan 30 cm beneden maaiveld wordt geroerd;
- b. De onder a bedoelde vergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden:
- 1. die plaatsvinden in of op gronden waarvan op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er zich ter plekke geen archeologische waarden bevinden;
- 2. die reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
- 3. die het normale onderhoud betreffen;
- 4. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
- 5. die op archeologisch onderzoek zijn gericht;
- 6. die betrekking hebben op het graven en plaatsen van poeren of het vernieuwen van kabels en leidingen op dezelfde locatie binnen bestaande verstoringen.
- c. De onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien:
- 1. de plaats waar de werken en/of werkzaamheden zullen worden uitgevoerd voldoende archeologisch is onderzocht
- 2. voorafgaand aan het onderzoek een archeologisch programma van eisen ter goedkeuring is ingediend bij de gemeente;
- 3. bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed deskundig advies is ingewonnen over het onderzoek en programma van eisen;
- 4. vaststaat dat geen onevenredige afbreuk aan de archeologische en cultuurhistorische waarden wordt gedaan, dan wel dat afdoende maatregelen zijn getroffen tot behoud.
9.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' wordt verwijderd, mits na voldoende onderzoek van de vindplaats en het inwinnen van deskundig advies bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed blijkt dat voor de archeologisch waardevolle gebieden de waardebepalende elementen voldoende zijn veiliggesteld.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 10 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 11 Algemene Aanduidingsregels
11.1 Vrijwaringszone - radiotelescoop
Artikel 12 Overige Regels
12.1 Aanvullende werking welstandscriteria
De in het plan geboden ruimte ten aanzien van de situering en de maatvoering van bouwwerken kan nader worden ingevuld door de in de Woningwet bedoelde welstandscriteria.
12.2 Algemene toetsingscriteria afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden
Er wordt uitsluitend een omgevingsvergunning tot het afwijken van het bestemmingsplan verleend en er wordt uitsluitend overgegaan tot wijziging van het bestemmingsplan indien is aangetoond dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
- de milieusituatie (toetsing aan de Wet geurhinder), natuurlijke (Natura 2000 en EHS) en landschappelijke waarden (open gebieden, robuuste landbouwgebieden),
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het bebouwings- en landschapsbeeld;
- het zicht op karakteristieke gebouwen en bomen en aaneengesloten bebouwing;
- de verkeersveiligheid.
12.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- de milieusituatie;
- de landschappelijke waarden;
- de natuurlijke waarden;
- de geomorfologische waarden;
- de cultuurhistorische waarden;
- de archeologische waarden;
- het bebouwingsbeeld;
- de woonsituatie;
- de verkeersveiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, onder andere ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing en het zicht op de karakteristieke en monumentale bouwwerken ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- c. Lid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in lid a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Lid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 14 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Kamp Westerbork'.
Bijlage 1 Bodemonderzoeken
Bijlage 2 Beleidskaart Archeologie
Bijlage 2 Beleidskaart archeologie
Bijlage 3 Flora- En Faunaonderzoek
Bijlage 3 Flora- en faunaonderzoek