Buitengebied Overbetuwe
Bestemmingsplan - Gemeente Overbetuwe
Vastgesteld op 05-03-2013 - deels onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplan Buitengebied Overbetuwe van de gemeente Overbetuwe;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1734.0007BUITbuitengebi-VSG1 met de bijbehorende regels en bijlagen;
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 aan- en uitbouwen
een aan een hoofdgebouw gebouwde ruimte, die daaraan ruimtelijk (door zijn constructie of afmetingen) ondergeschikt is - maximaal bestaande uit één bouwlaag al dan niet met kap - met dien verstande dat een aanbouw een zelfstandige ruimte is en een uitbouw een uitbreiding van een reeds bestaande ruimte van het hoofdgebouw is;
1.6 aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit
een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten niet specifiek publieksgericht zijn, en dat op kleine schaal in de woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse;
1.7 afhankelijke woonruimte
een bijgebouw bij een woning waarin mantelzorg gehuisvest is;
1.8 afwijken van de bouwregels en/of van de gebruiksregels
een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening juncto artikel 2.12, onder 1, onder a, onder 1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.9 agrarisch bedrijf
een bedrijf, dat is gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden, fokken en/of africhten van dieren, inclusief pensionstallen als ondergeschikte nevenactiviteit;
1.10 agrarisch verwant bedrijf
een bedrijf dat aan het agrarisch bedrijf of aan het buitengebied is gerelateerd, zoals hoveniersbedrijven, dierenklinieken, paardenpensions en producten en/of diensten levert aan particulieren of niet-agrarische bedrijven;
1.11 agrarisch hulpbedrijf
een niet- industrieel bedrijf dat is gericht op het leveren van dieren, goederen en diensten aan agrarische bedrijven dan wel op het verwerken of opslaan van dieren en goederen, die afkomstig zijn van agrarische bedrijven en bedrijven die gericht zijn op bosbouw en natuurbeheer;
1.12 archeologisch deskundige
de regionaal (beleids)archeoloog of een andere door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg;
1.13 archeologisch monument
een terrein dat op basis van de Monumentenwet 1988 is aangewezen als beschermd archeologisch monument;
1.14 archeologisch onderzoek
onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College van de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB), beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 MW en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;
1.15 archeologische verwachting
een toegekende hoge, middelmatige of lage archeologische verwachting in verband met de kennis en wetenschap van de in dat gebied te verwachten overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
1.16 archeologische waarde
een toegekende archeologische waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
1.17 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.18 bebouwingspercentage
een in dit plan aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in dit plan anders is bepaald;
1.19 bed & breakfast
een kleinschalige overnachtingaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en kortdurend verblijf in de bestaande bebouwing in combinatie met het serveren van ontbijt;
1.20 bedrijf
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;
1.21 bedrijfsgebouw
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.22 bedrijfsmatige exploitatie
het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer c.q. exploitatie, dat in de in de regels aangegeven recreatieverblijven daadwerkelijk recreatief verblijf plaatsvindt;
1.23 bedrijfswoning
een woning die een functionele binding heeft met het ter plaatse gevestigde bedrijf, de instelling of de inrichting, ten behoeve van beheer van en/of toezicht op het bedrijf, de instelling of de inrichting;
1.24 begane grondvloer
de onderste bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een kelder;
1.25 beperkt kwetsbaar object
- a. verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare, dienst- en bedrijfswoningen van derden, sporthallen, zwembaden en speeltuinen;
- b. kantoorgebouwen, hotels en restaurants, winkels en bedrijfsgebouwen, voor zover zij niet onder de definitie voor kwetsbare objecten, onder c, vallen;
- c. sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet onder de definitie voor kwetsbare objecten, onder d, vallen;
- d. objecten die met de onder a en b genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn;
- e. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval;
1.26 bestaand
- a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat en is gebouwd krachtens een onherroepelijke omgevingsvergunning voor het bouwen, of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een onherroepelijke omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag vóór het tijdstip van terinzagelegging is ingediend;
- b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat en in overeenstemming is met het voorheen geldende planologische regime;
1.27 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.28 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.29 bijgebouw
een niet aan een hoofdgebouw verbonden gebouw, dat door zijn vorm, functie, situering en/of afmetingen ondergeschikt is aan dat op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;
1.30 boerderijterras
zie begrip kleinschalig boerderijterras;
1.31 boomteeltbedrijf
een agrarisch bedrijf waarbij hoofdzakelijk gebruik wordt gemaakt van open grond ten behoeve van het telen van houtgewassen, waaronder laan-, sier- en vruchtbomen;
1.32 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.33 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.34 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.35 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel;
1.36 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.37 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.38 chalet
een demontabel recreatieverblijf van hout of kunststof zonder vaste verankering in de grond voor (nacht)verblijf en niet permanente bewoning;
1.39 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;
1.40 dagrecreatie
het totaal van mogelijkheden en voorzieningen om te recreëren op een bepaalde plaats zonder overnachtingsmogelijkheden;
1.41 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Horeca-activiteiten en detailhandel in volumineuze goederen zijn hieronder niet begrepen;
1.42 detailhandel in volumineuze goederen
detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto's, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair e.d.;
1.43 dienstverlening
het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden, met of zonder rechtstreeks contact met het publiek;
1.44 ecologische waarden
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de onderlinge betrekkingen tussen dieren en planten en de omgeving waarin zij leven;
1.45 educatieve voorzieningen
voorzieningen gericht op doeleinden van onderwijs;
1.46 EHS (Ecologische Hoofstructuur)
een samenhangend netwerk van kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden, natuurrijke cultuurlandschappen en verbindingszones, met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten;
1.47 erfgoedlogies
een (gedeelte van een) monumentaal gebouw met inpandige appartementen, voorzien van een keuken, slaapkamer(s), sanitaire en overige voorzieningen, en dat dient voor het bieden van recreatief nachtverblijf;
1.48 evenement
een incidenteel plaatsvindende activiteit in de vorm van een voor publiek bestemde uitvoering/ verrichting van vermaak op het gebied van sport, muziek of op sociaal-cultureel vlak;
1.49 extensieve dagrecreatie
recreatief medegebruik van gronden zoals wandelen, paardrijden, fietsen, varen, zwemmen en vissen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte;
1.50 geaccidenteerd terrein
een (gedeelte van een) bouwperceel met een helling van tenminste 1:10 gemeten over een afstand van 5 m;
1.51 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.52 gebruiken
gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;
1.53 geluidsgevoelige gebouwen
gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidsgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder, het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;
1.54 glasopstand
een (permanente) opstand van glas of kunststof;
1.55 glastuinbouwbedrijf
niet-grondgebonden agrarisch bedrijf dat geheel of gedeeltelijk is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen, waarbij de productie in kassen plaatsvindt;
1.56 groepsaccommodatie
een groepsverblijf met meer dan tien slaapplaatsen, niet zijnde mobiele kampeeronderkomens of stacaravans, in hoofdzaak bestemd voor en gebezigd door groepen als kort verblijf met een seizoensgebonden karakter;
1.57 grondgebonden agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf waarvan de bedrijfsvoering volledig of nagenoeg volledig is gericht op het gebruik maken van grond als productiemiddel ten behoeve van de teelt van gewassen of de weidegang van vee;
1.58 hobbymatig agrarisch grondgebruik
het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van dieren op niet bedrijfsmatige wijze. Onder hobbymatig agrarisch gebruik wordt niet verstaan een volkstuin;
1.59 hogere grenswaarde
een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;
1.60 hoofdgebouw
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
1.61 hoofdverblijf
- a. het adres waar betrokkene woont of, indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten;
- b. het adres waar, bij ontbreken van een adres als bedoeld onder a, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden tenminste twee derde van de tijd zal overnachten;
1.62 horeca
een bedrijf waar hoofdzakelijk dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin logies wordt verstrekt, zoals bijvoorbeeld een café, restaurant, hotel, pension, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
1.63 huishouden
een persoon die of groep personen die gezamenlijk, onbestendig voor onbepaalde tijd, een huishouding voert;
1.64 intensieve veehouderij
een agrarisch bedrijf of een deel daarvan waar ten minste 250 m2 aan bedrijfsvloeroppervlak aanwezig is dat gebruikt wordt als veehouderij volgens de Wet milieubeheer voor het houden van dieren, waarbij dit houden van dieren geheel of nagenoeg geheel plaatsvindt in bebouwing. Het biologisch houden van dieren en het houden van melkrundvee, schapen en paarden wordt niet aangemerkt als intensieve veehouderij;
1.65 inwoning
twee huishoudens die, in afwijking van het begrip woning, één woning bewonen met gemeenschappelijk gebruik van één of meerdere voorzieningen of (verblijfs)ruimten van die woning en waarbij de woning één hoofdtoegang behoudt en de voorzieningen c.q. (verblijfs)ruimten onderling vrij toegankelijk zijn;
1.66 kampeermiddel
tenten, tentwagens, kampeerauto's of toercaravans dan wel andere onderkomens of andere voertuigen of gedeelten daarvan, voor zover niet als bouwwerk aan te merken, die geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of ingericht dan wel worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf, niet zijnde een stacaravan, chalets of trekkershutten;
1.67 kampeerterrein
een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens de inrichting bestemd, om daarop een gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;
1.68 kantoor
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi) overheidsinstellingen, het bankwezen en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen/het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;
1.69 karakteristiek
gebouwen die staan op de lijst “gemeentelijk Monumenten Inventarisatie Programma” alsmede gebouwen met een voor Overbetuwe typische bouwstijl of bebouwing die deel uitmaakt van een beeldbepalend ensemble dan wel bebouwing die door de welstandscommissie als zodanig kan worden aangemerkt;
1.70 kas
een gebouw waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander licht doorlatend materiaal ten behoeve van het kweken van vruchten, bloemen en/of planten, zoals een schuurkas en een permanente boog-/ tunnelkas;
1.71 kelder
een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, beneden of tot ten hoogste 0,5 m boven de kruin van de weg, waaraan het bouwperceel is gelegen; bij bebouwing gelegen in geaccidenteerd terrein gelegen beneden peil;
1.72 kernkwaliteiten
de wezenlijke landschappelijke en ecologische kenmerken van een bepaald gebied, gelegen in de Ecologische Hoofdstructuur;
1.73 kleinschalig boerderijterras
terras dat ondergeschikt is aan een andere, in de regels nader omschreven, (hoofd-)functie en dat tot doel heeft het verstrekken van kleine etenswaren en dranken. Feesten en partijen met commerciële doelstelling zijn niet toegestaan;
1.74 kleinschalig kampeerterrein
het houden van een kampeerterrein voor ten hoogste 25 kampeermiddelen, met dien verstande dat buiten de periode van 15 maart tot en met 31 oktober geen kampeermiddelen aanwezig mogen zijn;
1.75 kwetsbaar object
- a. woningen, niet zijnde woningen als bedoeld bij de definitie voor beperkt kwetsbare objecten, onder a;
- b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
- 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
- 2. scholen;
- 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
- c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:
- 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m2 per object;
- 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m2 per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
- d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;
1.76 landschappelijke waarden
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare -al dan niet begroeide- deel van het aardoppervlak, dat wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur;
1.77 landschapsplan
een plan bij realisering van nieuwe bouw- en/of gebruiksmogelijkheden waarin de ruimtelijke (waaronder landschappelijke) inpassing hiervan in de bestaande situatie wordt beschreven;
1.78 lawaaisporten
sportbeoefening die met veel lawaai gepaard gaat zoals bijvoorbeeld motor- en autosport, karten, modelvoer- en vaartuigen;
1.79 lichte horeca
een bedrijf waar hoofdzakelijk overdag dranken en/of etenswaren worden verstrekt aan bezoekers van andere functies, met name functies als centrumvoorzieningen en dagrecreatie, zoals theehuisjes, ijssalons, croissanterieën, dagcafés, dagrestaurants en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven;
1.80 maatschappelijke voorzieningen
culturele, educatieve, medische, sociale en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.81 maatvoeringsgrens
de grens van een maatvoeringsvlak;
1.82 maatvoeringsvlak
een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor bepaalde bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt;
1.83 manege
een inrichting waar paarden worden gehouden en rijlessen worden gegeven;
1.84 mantelzorg
het bieden van aantoonbare tijdelijke zorg in een woning of in bij een woning behorende bijgebouwen aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.85 medegebruik
gebruik dat niet direct gerelateerd is aan de bestemming, maar dat krachtens de regels tevens is toegestaan op de betrokken gronden;
1.86 mobiele kiosk
een zelfstandig verplaatsbaar gebouw ten behoeve van detailhandel in dagbladen, bloemen, rookwaren e.d.;
1.87 natuurwaarden
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge ecologische samenhang;
1.88 nevenactiviteit
een activiteit ondergeschikt aan de hoofdactiviteit in zowel omvang (m2), omzet (€) als de effecten op het woon- en leefklimaat;
1.89 niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering
de agrarische bedrijfsvoering die niet geheel of hoofdzakelijk van de open grond als agrarisch productiemiddel afhankelijk is, maar waarvan de productie geheel of overwegend in gebouwen en/of verharding plaatsvindt, zoals varkens-, kalver- of pluimveefokkerij, eendenmesterij of -fokkerij en champignonkwekerij;
1.90 normaal onderhoud, gebruik en beheer
werkzaamheden die ter plaatse regelmatig terugkeren, teneinde tot een goed beheer van de gronden te komen; hieronder vallen niet de incidentele ingrepen in bijvoorbeeld de cultuurtechnische situatie of werkzaamheden die een onherstelbare aantasting betekenen van de aan een gebied toegekende waarde;
1.91 nutsvoorziening
voorziening ten behoeve van algemeen nut in ruime zin, zoals: voorzieningen/installaties ten behoeve van gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.;
1.92 omgevingscondities
de kwaliteiten van de omgeving voor zover deze van invloed zijn op kernkwaliteiten van een bepaald gebied, gelegen in de Ecologische Hoofdstructuur;
1.93 omgevingsvergunning
een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.94 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;
1.95 onderbouw
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven het peil is gelegen;
1.96 ondergeschikte bouwonderdelen
bouwonderdelen van beperkte afmetingen die buiten het gebouw uitsteken, zoals schoorstenen, windvanen en dakoverstekken;
1.97 ondergronds
onder peil;
1.98 ondersteunende horeca
horeca die ondergeschikt is en gerelateerd is aan een andere, nader in de regels omschreven (hoofd)functie en tot doel heeft het verstrekken van kleine etenswaren en niet- of zwak-alcoholische dranken;
1.99 open teeltondersteunende voorzieningen
teeltondersteunende voorzieningen welke niet voorzien zijn van voor- en/of zijwanden, met uitzondering van vogelgaas, en enkel bestaan uit een overkapping, zoals schaduw- en hagelnetten;
1.100 paardenbak
een omheind terrein waarvan de natuurlijke bovenlaag is vervangen door zand of ander doorlatend materiaal ten behoeve van het africhten, trainen en berijden van paarden en pony's en het anderszins beoefenen van de paardensport;
1.101 peil
- a. voor bebouwing in geaccidenteerd terrein voor zover de bebouwing met de gevel is gericht naar het openbare gebied waarop het bouwperceel ontsloten wordt (de dijk) en is gesitueerd op of binnen een afstand van 3 m uit de grens van het openbaar gebied: 35 cm boven de kruin van de dijk;
- b. voor overige bebouwing in geaccidenteerd terrein: de bestaande gemiddelde bouwhoogte van het terrein op het punt waar dit direct grenst aan de gevel welke is gericht naar het openbare gebied waarop het bouwperceel ontsloten wordt;
- c. voor gebouwen op een perceel in niet geaccidenteerd terrein, waarvan de hoofdtoegang aan een weg grenst, mits het gebouw op een afstand van niet meer dan 20 m van die weg is gelegen: 35 cm boven de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- d. voor overige bouwwerken: de gemiddelde bouwhoogte van het aansluitend terrein;
1.102 pensionstal
een bedrijf waarvan de activiteiten uitsluitend of in hoofdzaak bestaan uit het stallen van paarden van derden of het berijden ervan. Hieronder wordt verstaan de verhuur van stalling met accommodatie en/of weiland en het verzorgen van paarden. Onder pensionstal wordt geen manege verstaan;
1.103 permanente bewoning
bewoning door een persoon of door groepen van personen van een voor recreatieve bewoning bedoelde ruimte/gebouw als hoofdverblijf c.q. vaste woon- of verblijfplaats. Van permanente bewoning is in ieder geval sprake in geval van 45 of meer aaneengesloten overnachtingen;
1.104 pot-, container- en gootteelt
teelt van planten, spillen, bomen en dergelijk, niet in de vaste grond, maar in potten, zakken, airpotten en dergelijken boven de vaste grond;
1.105 proefboerderij
een agrarisch bedrijf dat gewasbestrijdingsmiddelen test;
1.106 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.107 publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis
een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak publieksaantrekkend zijn en waarvan de omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en derhalve in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan;
1.108 recreatiewoning
een (deel van een) gebouw dat naar de aard en inrichting uitsluitend is bedoeld voor niet permanente bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en of verblijfsrecreatie, niet zijnde een chalet;
1.109 recreatieve voorzieningen
faciliteiten ten behoeve van recreatief gebruik;
1.110 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.111 staat van Bedrijfsactiviteiten
een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;
1.112 stacaravan
een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen, dat mede gelet op de afmetingen, kennelijk niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen ook over grotere afstanden als een aanhangsel van een auto te worden voortbewogen;
1.113 teeltondersteunende voorzieningen
voorzieningen, anders dan een kas, die door grondgebonden agrarische bedrijven toegepast worden om de teelt van fruit, bomen, groente of potplanten te bevorderen en te beschermen, daaronder begrepen pot- container- en gootteelt;
1.114 tenthuisje
een recreatief nachtverblijf van een lichte constructie met lichte materialen waaronder tentdoek, voor (nacht)verblijf en niet permanente bewoning;
1.115 tijdelijk kamperen
het geven van gelegenheid tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen op eigen kampeerterrein voor organisaties met een doelstelling van sociale, sportieve, culturele, educatieve of wetenschappelijke aard;
1.116 tijdelijke huisvestiging seizoensarbeiders
het huisvesten van werknemers die in een periode van grote arbeidsbehoefte gedurende maximaal 7,5 maanden op een agrarisch bedrijf werkzaam zijn om naar de aard kortdurend werk te verrichten;
1.117 tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen
teeltondersteunende voorzieningen welke buiten het teeltseizoen niet aanwezig zijn, met dien verstande dat de voorzieningen maximaal 7 maanden aanwezig mogen zijn;
1.118 trekkershut
een recreatieverblijf van eenvoudige houtenconstructie en beperkte omvang, voor (nacht)verblijf en niet permanente bewoning door passanten;
1.119 tuinbouwbedrijf
een bedrijf dat uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd tot het telen van gewassen;
1.120 uitvoeren
uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;
1.121 verdieping(en)
de bouwlaag respectievelijk bouwlagen die boven de begane grondbouwlaag gelegen is/zijn;
1.122 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt;
1.123 volkstuin
een perceel grond dat zich niet in de onmiddellijke nabijheid van de woning van de gebruiker bevindt, waarop de gebruiker gewassen teelt voor eigen gebruik;
1.124 voorgevelrooilijn
de bouwgrens, waarop de voorgevels van het hoofdgebouw zijn georiënteerd, alsmede het verlengde daarvan;
1.125 voorste gebouw
het gebouw dat het dichtst bij de voorste bouwgrens is gelegen;
1.126 waardevol landschap
een gebied met bijzondere landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten;
1.127 woning
een complex van ruimten inclusief aan- en uitbouwen, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.128 woonboot
een vaartuig, daaronder begrepen een object te water, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.129 woonunit
een verplaatsbaar gebouw, bestaande uit één bouwlaag geschikt en ingericht ten dienste van het woon-, dag- of nachtverblijf van één of meer personen;
1.130 zorgboerderij
een zorgfunctie als hoofdtak waarbij de sociaal-medische opvang van personen, al dan niet in de vorm van het ter plaatse woonachtig zijn, gecombineerd wordt met agrarische activiteiten, in dié zin dat de personen behulpzaam zijn bij de agrarische of natuurbeherende activiteiten;
1.131 zware horeca
een bedrijf waar hoofdzakelijk in de avonduren en/of de vroege nacht dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, zoals een bar-dancing, discotheek of nachtclub, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. Bij toepassing van het meten van de goothoogte van een bouwwerk worden dakkapellen buiten beschouwing gelaten, behoudens dakkapellen waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de breedte van het betreffende dakvlak. De goothoogte wordt dan gemeten vanaf het peil tot aan de goot van de dakkapel;
de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
de afstand tot perceelsgrenzen
tussen de grenzen van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
bebouwingspercentage
de gezamenlijke oppervlakte van bouwwerken gelegen binnen een bepaald vlak gedeeld door de oppervlakte van dat vlak, uitgedrukt in procenten.
2.2
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1,5 m bedraagt.
2.3
Bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de kaart en op de schaal waarin het plan is vastgesteld.
2.4
Daar waar twee of meer bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken door middel van de aanduiding 'relatie' met elkaar zijn verbonden, gelden die bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken bij de toepassing van deze regels als één bestemmingsvlak respectievelijk één bouwvlak.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 bestemmingsomschrijving
3.2 bouwregels
3.3 afwijken van de bouwregels
3.4 specifieke gebruiksregels
3.5 afwijken van de gebruiksregels
3.6 wijzigingsbevoegdheid
Artikel 4 Agrarisch Met Waarden
4.1 bestemmingsomschrijving
De voor Agrarisch met waarden aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf, met dien verstande dat niet-grondgebonden agrarische bedrijven niet zijn toegestaan, met uitzondering van:
- 1. de intensieve veehouderijen ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij';
- 2. de glastuinbouwbedrijven ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw';
- 3. de overige bestaande niet-grondgebonden agrarische bedrijven;
- b. het houden van dieren uitsluitend op de begane grondvloer;
- c. hobbymatig agrarisch grondgebruik;
- d. de bestaande bedrijfswoning(en), waarbij inwoning is toegestaan in de bedrijfswoningen, met dien verstande dat:
- 1. waar dat is aangeduid een bedrijfswoning alleen is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
- 2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan;
- e. nevenactiviteiten, met dien verstande dat:
- 1. uitsluitend nevenactiviteiten zijn toegestaan zoals opgenomen in bijlage 6, 'Lijst van nevenactiviteiten' met inachtneming van de gebiedsaanduidingen zoals opgenomen in die bijlage;
- 2. maximaal 25% met een absoluut maximum van 350 m2 van de bestaande bebouwing mag worden gebruikt;
- 3. er geen detailhandel anders dan de verkoop van lokaal of streekeigen geproduceerde agrarische producten mag plaatsvinden;
- 4. parkeren op eigen erf dient plaats te vinden;
- 5. buitenopslag niet is toegestaan;
- f. het behoud en de bescherming van openheid ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - openheid';
- g. het behoud, de bescherming en het herstel van kleinschalige landschapselementen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - kleinschaligheid';
- h. het behoud en de bescherming van de zegen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - zegen';
- i. de bestaande paardenbakken binnen het bouwvlak of direct aansluitend aan het bouwvlak;
- j. de bestaande (verblijfs)recreatieve voorzieningen;
- k. teeltondersteunende voorzieningen, met uitzondering van gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - openheid';
- l. extensieve dagrecreatie met bijbehorende wegen en paden;
- m. een zend-/ontvangstinstallatie ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie';
- n. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
- o. de bestaande nutsvoorzieningen;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ontsluitingsvoorzieningen, parkeervoorzieningen binnen het bouwvlak, groenvoorzieningen, tuinen en erven.
4.2 bouwregels
4.3 afwijken van de bouwregels
4.4 specifieke gebruiksregels
4.5 afwijken van de gebruiksregels
4.6 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.7 wijzigingsbevoegdheid
Artikel 5 Agrarisch Met Waarden - Uiterwaarden
5.1 bestemmingsomschrijving
De voor Agrarisch met waarden - Uiterwaarden aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf, met dien verstande dat niet-grondgebonden agrarische bedrijven niet zijn toegestaan, met uitzondering van de bestaande intensieve veehouderijen ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij';
- b. het houden van dieren uitsluitend op de begane grondvloer;
- c. hobbymatig agrarisch grondgebruik;
- d. de bestaande bedrijfswoningen, waarbij inwoning is toegestaan in de bedrijfswoningen;
- e. nevenactiviteiten, met dien verstande dat:
- 1. uitsluitend nevenactiviteiten zijn toegestaan zoals opgenomen in bijlage 6, 'Lijst van nevenactiviteiten' met inachtneming van de gebiedsaanduidingen zoals opgenomen in die bijlage;
- 2. maximaal 25% met een absoluut maximum van 350 m2 van de bestaande bebouwing mag worden gebruikt;
- 3. er geen detailhandel anders dan de verkoop van lokaal of streekeigen geproduceerde agrarische producten mag plaatsvinden;
- 4. parkeren op eigen erf dient plaats te vinden;
- 5. buitenopslag niet is toegestaan;
- f. het behoud, de bescherming, het herstel en de ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden;
- g. de bestaande paardenbakken binnen het bouwvlak of direct aansluitend aan het bouwvlak;
- h. de bestaande (verblijfs)recreatieve voorzieningen;
- i. extensieve dagrecreatie met bijbehorende wegen en paden, met dien verstande dat extensieve dagrecreatie niet is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'recreatie uitgesloten';
- j. waterstaatkundige doeleinden, zoals de berging en afvoer van water, ijs en sediment;
- k. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
- l. de bestaande nutsvoorzieningen;
- m. een vogelkijkhut ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - vogelkijkhut';
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ontsluitingsvoorzieningen, parkeervoorzieningen binnen het bouwvlak, groenvoorzieningen, tuinen en erven.
5.2 bouwregels
5.3 specifieke gebruiksregels
5.4 afwijken van de gebruiksregels
5.5 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.6 wijzigingsbevoegdheid
Artikel 6 Bedrijf
6.1 bestemmingsomschrijving
De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven ter plaatse van de aanduidingen:
- 1. 'specifieke vorm van bedrijf - agrarisch hulpbedrijf': een agrarisch hulpbedrijf als bedoeld in bijlage 5 kolom “aard bedrijvigheid” en gevestigd op het adres zoals bedoeld in bijlage 5 kolom “Adres”;
- 2. 'specifieke vorm van bedrijf - agrarisch verwant bedrijf': een agrarisch verwant bedrijf als bedoeld in bijlage 5 kolom “aard bedrijvigheid” en gevestigd op het adres zoals bedoeld in bijlage 5 kolom “Adres”;
- 3. 'specifieke vorm van bedrijf - overige bedrijvigheid': een bedrijf als bedoeld in bijlage 5 kolom “aard bedrijvigheid” en gevestigd op het adres zoals bedoeld in bijlage 5 kolom “Adres”;
- 4. 'nutsvoorziening': een nutsvoorziening;
- b. de bestaande bedrijfswoning(en), waarbij inwoning is toegestaan in de bedrijfswoningen, met dien verstande dat:
- 1. waar dat is aangeduid een bedrijfswoning alleen is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
- 2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan;
- c. een zend-/ontvangstinstallatie ter plaatse van de 'zend-/ ontvangstinstallatie';
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.
6.2 bouwregels
6.3 afwijken van de bouwregels
6.4 specifieke gebruiksregels
Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt mede verstaan een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van:
- a. buitenopslag voor de voorgevel van het voorste gebouw;
- b. detailhandel;
- c. bedrijven als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht;
- d. bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen, met uitzondering van de bestaande verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg;
- e. vuurwerkbedrijven;
- f. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het Besluit m.e.r..
6.5 afwijken van de gebruiksregels
6.6 wijzigingsbevoegdheid
Artikel 7 Bedrijf - Uiterwaarden
7.1 bestemmingsomschrijving
De voor Bedrijf - Uiterwaarden aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een steenfabriek;
- b. kantoor en opslag ten behoeve van een veerdienst ter plaatse van de 'aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - veerdienst';
- c. een nutsvoorziening ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening';
- d. de bestaande bedrijfswoningen, waarbij inwoning is toegestaan in de bedrijfswoningen;
- e. een zend-/ontvangstinstallatie ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ ontvangstinstallatie';
- f. waterstaatkundige doeleinden, zoals de berging en afvoer van water, ijs en sediment;
- g. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, , tuinen en erven.
7.2 bouwregels
7.3 specifieke gebruiksregels
Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt mede verstaan een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van:
- a. buitenopslag voor de voorgevel van het voorste gebouw;
- b. bedrijven als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht;
- c. bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
- d. vuurwerkbedrijven;
- e. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het Besluit m.e.r.;
- f. detailhandel;
- g. buitenopslag;
- h. lawaaisporten.
7.4 afwijken van de gebruiksregels
7.5 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.6 wijzigingsbevoegdheid
Artikel 8 Bos
8.1 bestemmingsomschrijving
De voor Bos aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bos;
- b. extensieve dagrecreatie;
- c. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van algemene natuur- en landschapswaarden;
- d. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van natte natuur ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - natte natuur';
- e. een geluidswal met een minimale bouwhoogte van 4 m ter plaatse van de aanduiding 'geluidswal';
- f. parkeervoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
- g. paintball activiteiten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - paintball';
- h. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
- i. een zend-/ontvangstinstallatie ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ ontvangstinstallatie';
- j. speelvoorzieningen;
- k. educatieve voorzieningen;
- l. beeldende kunstwerken;
met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en verhardingen, parkeervoorzieningen.
8.2 bouwregels
8.3 specifieke gebruiksregels
Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt mede verstaan het verwijderen van diepwortelende beplantingen en het rooien en/of kappen van bos en van andere houtgewassen, met uitzondering van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen.
8.4 afwijken van de gebruiksregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 8.1 onder j voor het tijdelijk gebruik van gronden voor evenementen, mits:
- a. de duur van het evenement maximaal 14 aaneengesloten dagen inclusief opbouw en afbraak bedraagt;
- b. een evenement (inclusief opbouw) vindt pas plaats na het verstrijken van een aantal dagen na het voorgaande evenement (inclusief afbraak), waarbij het aantal verstreken dagen minimaal gelijk is aan de duur van het voorgaande evenement (inclusief opbouw en afbraak;
- c. het aantal evenementen maximaal 10 per kalenderjaar bedraagt;
- d. er voldoende parkeerplaatsen al dan niet op eigen terrein aanwezig zijn;
- e. de aan te brengen voorzieningen tijdelijk zijn wat inhoudt dat het houden van een evenement niet mag leiden tot onomkeerbare voorzieningen en/of ingrepen;
- f. in de nabijheid gelegen functies en waarden niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- g. de belangen van eigenaars en/of gebruikers van betrokken of nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad.
8.5 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 9 Cultuur En Ontspanning
9.1 bestemmingsomschrijving
De voor Cultuur en Ontspanning aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een creatief centrum in de vorm van trainingen en workshops, bronsgieterij, galerie, erfgoedlogies, lichte horeca en overige voorzieningen ten dienste van het creatief centrum ter plaatse van de aanduiding 'creativiteitscentrum', met dien verstande dat de omvang van de lichte horeca maximaal 50 m2 mag bedragen;
- b. een wooncomplex in de vorm van een bedrijfswoning, twee wooneenheden gericht op mantelzorg en ateliers ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
- c. een technische ruimte ten behoeve van de elektriciteits- en watervoorziening ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - technische ruimte';
- d. één beeldentuin met een omvang van maximaal 1.200 m2;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.
9.2 bouwregels
9.3 specifieke gebruiksregels
Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt mede verstaan het gebruik van erfgoedlogies voor permanente bewoning.
Artikel 10 Detailhandel
10.1 bestemmingsomschrijving
De voor Detailhandel aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel als bedoeld in bijlage 5 kolom “aard bedrijvigheid” en gevestigd op het adres zoals bedoeld in bijlage 5 kolom “Adres”;
- b. de bestaande bedrijfswoningen, waarbij inwoning is toegestaan in de bedrijfswoningen;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.
10.2 bouwregels
10.3 afwijken van de bouwregels
10.4 afwijken van de gebruiksregels
10.5 wijzigingsbevoegdheid
Artikel 11 Groen
11.1 bestemmingsomschrijving
De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
- b. extensieve dagrecreatie;
- c. paden, speelvoorzieningen;
- d. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
- e. een zend-/ontvangstinstallatie ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ ontvangstinstallatie';
- f. evenementen als medegebruik gedurende maximaal 7 aaneengesloten dagen inclusief opbouw en afbraak van bijbehorende voorzieningen;
- g. beeldende kunstwerken;
- h. gereguleerde overnachtingsplaats ten behoeve van kampeermiddelen voor een aaneengesloten duur van maximaal 3 maal 24 uur ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - overnachtingsplaats', met dien verstande dat buiten de periode van 15 maart tot en met 31 oktober geen kampeermiddelen aanwezig mogen zijn;
met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en verhardingen en met inachtneming van de keur van het waterschap.
11.2 bouwregels
11.3 afwijken van de gebruiksregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 11.1 onder f voor het tijdelijk gebruik van gronden voor evenementen, mits:
- a. de duur van het evenement maximaal 14 aaneengesloten dagen inclusief opbouw en afbraak bedraagt;
- b. een evenement (inclusief opbouw) vindt pas plaats na het verstrijken van een aantal dagen na het voorgaande evenement (inclusief afbraak), waarbij het aantal verstreken dagen minimaal gelijk is aan de duur van het voorgaande evenement (inclusief opbouw en afbraak;
- c. het aantal evenementen maximaal 10 per kalenderjaar bedraagt;
- d. er voldoende parkeerplaatsen al dan niet op eigen terrein aanwezig zijn;
- e. de aan te brengen voorzieningen tijdelijk zijn wat inhoudt dat het houden van een evenement niet mag leiden tot onomkeerbare voorzieningen en/of ingrepen;
- f. in de nabijheid gelegen functies en waarden niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- g. de belangen van eigenaars en/of gebruikers van betrokken of nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 12 Horeca
12.1 bestemmingsomschrijving
De voor Horeca aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. horeca als bedoeld in bijlage 5 kolom “aard bedrijvigheid” en gevestigd op het adres zoals bedoeld in bijlage 5 kolom “Adres”;
- b. de bestaande bedrijfswoningen, waarbij inwoning is toegestaan in de aanwezige bedrijfswoningen;
- c. dagrecreatie ter plaatse van de aanduiding 'dagrecreatie';
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.
12.2 bouwregels
12.3 afwijken van de bouwregels
12.4 afwijken van de gebruiksregels
Artikel 13 Horeca - Uiterwaarden
13.1 bestemmingsomschrijving
De voor Horeca - Uiterwaarden aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een restaurant ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - restaurant';
- b. een cafetaria ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - cafetaria';
- c. de bestaande bedrijfswoningen, waarbij inwoning is toegestaan in de aanwezige bedrijfswoningen;
- d. maximaal drie woningen in een bedrijfsgebouw ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
- e. waterstaatkundige doeleinden, zoals de berging en afvoer van water, ijs en sediment;
- f. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, tuinen en erven.
13.2 bouwregels
13.3 specifieke gebruiksregels
Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van lawaaisporten.
13.4 afwijken van de gebruiksregels
13.5 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 14 Kantoor
14.1 bestemmingsomschrijving
De voor Kantoor aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoren;
- b. een kinderopvang ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kinderopvang';
- c. de bestaande bedrijfswoningen, waarbij inwoning is toegestaan in de aanwezige bedrijfswoningen
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.
14.2 bouwregels
14.3 afwijken van de bouwregels
14.4 afwijken van de gebruiksregels
Artikel 15 Kantoor - Uiterwaarden
15.1 bestemmingsomschrijving
De voor Kantoor - Uiterwaarden aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoren;
- b. de bestaande bedrijfswoningen, waarbij inwoning is toegestaan in de aanwezige bedrijfswoningen;
- c. waterstaatkundige doeleinden, zoals de berging en afvoer van water, ijs en sediment;
- d. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, tuinen en erven.
15.2 bouwregels
15.3 specifieke gebruiksregels
Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van lawaaisporten.
15.4 afwijken van de gebruiksregels
15.5 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 16 Maatschappelijk
16.1 bestemmingsomschrijving
De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen als bedoeld in bijlage 5 kolom “aard bedrijvigheid” en gevestigd op het adres zoals bedoeld in bijlage 5 kolom “Adres”;
- b. de bestaande bedrijfswoningen, waarbij inwoning is toegestaan in de bedrijfswoningen;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.
16.2 bouwregels
16.3 afwijken van de bouwregels
16.4 afwijken van de gebruiksregels
Artikel 17 Natuur
17.1 bestemmingsomschrijving
De voor Natuur aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van landschappelijke, ecologische waarden en natuurwaarden;
- b. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
- c. extensieve dagrecreatie;
- d. een sluizencomplex ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - sluizencomplex'
met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden.
17.2 bouwregels
17.3 specifieke gebruiksregels
Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt mede verstaan het verwijderen, rooien en kappen van diepwortelende beplanting en andere houtachtige gewassen, met uitzondering van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen.
17.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 18 Recreatie
18.1 bestemmingsomschrijving
De voor Recreatie aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. recreatieve activiteiten ter plaatse van de aanduidingen:
- 1. 'specifieke vorm van recreatie - strandpark': een strandpark ten behoeve van dagrecreatie met daarbij behorende voorzieningen zoals stranden, lig- en speelweiden, natte en droge oeverstroken en paden;
- 2. 'volkstuin': volkstuinen;
- b. de bestaande bedrijfswoningen, waarbij inwoning is toegestaan in de bedrijfswoningen;
- c. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
- d. evenementen als medegebruik gedurende maximaal 7 aaneengesloten dagen inclusief opbouw en afbraak van bijbehorende voorzieningen;
- e. detailhandel in de vorm van kiosken, lichte horeca en sanitaire voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - strandpark';
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.
18.2 bouwregels
18.3 afwijken van de bouwregels
bouwhoogte bijgebouwen
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 18.2.4 onder c voor het verhogen van de bouwhoogte van bijgebouwen bij de bedrijfswoning, mits:
- a. de bouwhoogte maximaal 7 m bedraagt;
- b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de stedenbouwkundige en landschappelijke kwaliteiten van de omgeving.
18.4 afwijken van de gebruiksregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 18.1 onder c voor het tijdelijk gebruik van gronden voor evenementen, mits:
- a. de duur van het evenement maximaal 14 aaneengesloten dagen inclusief opbouw en afbraak bedraagt;
- b. een evenement (inclusief opbouw) vindt pas plaats na het verstrijken van een aantal dagen na het voorgaande evenement (inclusief afbraak), waarbij het aantal verstreken dagen minimaal gelijk is aan de duur van het voorgaande evenement (inclusief opbouw en afbraak;
- c. het aantal evenementen maximaal 10 per kalenderjaar bedraagt;
- d. er voldoende parkeerplaatsen al dan niet op eigen terrein aanwezig zijn;
- e. de aan te brengen voorzieningen tijdelijk zijn wat inhoudt dat het houden van een evenement niet mag leiden tot onomkeerbare voorzieningen en/of ingrepen;
- f. in de nabijheid gelegen functies en waarden niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- g. de belangen van eigenaars en/of gebruikers van betrokken of nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad.
18.5 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 19 Recreatie - Verblijf
19.1 bestemmingsomschrijving
De voor Recreatie - Verblijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. verblijfsrecreatie in de vorm van de bedrijfsmatige exploitatie van een recreatieterrein ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatiewoning 1' met maximaal 10 recreatiewoningen, maximaal 1 groepsaccommodatie, stacaravans, chalets en toeristische plaatsen voor toercaravans, vouwwagens, campers, tenten, huifkarren, trekkershutten, tenthuisjes, bed & breakfast en 2 bedrijfswoningen;
- b. verblijfsrecreatie in de vorm van de bedrijfsmatige exploitatie van een kampeerterrein ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kampeerterrein 1' met toeristische plaatsen voor toercaravans, vouwwagens, campers, tenten, huifkarren, trekkershutten en tenthuisjes, bed & breakfast en 1 bedrijfswoning;
- c. verblijfsrecreatie in de vorm van de bedrijfsmatige exploitatie van een kampeerterrein ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kampeerterrein 2' met toeristische plaatsen voor toercaravans, vouwwagens, campers, tenten, huifkarren, trekkershutten en tenthuisjes, bed & breakfast en 1 bedrijfswoning;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, detailhandel, ondersteunende horeca, sanitaire voorzieningen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.
19.2 bouwregels
19.3 afwijken van de bouwregels
19.4 specifieke gebruiksregels
Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt mede verstaan een gebruik van recreatiewoningen, stacaravans, chalets, tenthuisjes, trekkershutten en bed&breakfast-verblijven ten behoeve van permanente bewoning.
19.5 afwijken van de gebruiksregels
Artikel 20 Recreatie - Verblijf Uiterwaarden
20.1 bestemmingsomschrijving
De voor Recreatie - Verblijf uiterwaarden aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. verblijfsrecreatie in de vorm van de bedrijfsmatige exploitatie van ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatiewoning 1' voor een recreatieterrein met maximaal 3 recreatiewoningen en daarnaast toeristische plaatsen voor toercaravans, vouwwagens, campers, tenten, huifkarren, trekkershutten, tenthuisjes, stacaravans en chalets, bed & breakfast;
- b. verblijfsrecreatie in de vorm van de bedrijfsmatige exploitatie van ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatiewoning 2' voor een recreatieterrein met maximaal 3 recreatiewoningen en daarnaast toeristische plaatsen voor toercaravans, vouwwagens, campers, tenten, huifkarren, trekkershutten, tenthuisjes, stacaravans en chalets, bed & breakfast en 1 bedrijfswoning;
- c. waterstaatkundige doeleinden, zoals de berging en afvoer van water, ijs en sediment;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, detailhandel, ondersteunende horeca, sanitaire voorzieningen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.
20.2 bouwregels
20.3 specifieke gebruiksregels
Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan:
- a. een gebruik van recreatiewoningen, stacaravans, chalets, tenthuisjes, trekkershutten en bed&breakfast-verblijven ten behoeve van permanente bewoning;
- b. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van lawaaisporten.
20.4 afwijken van de gebruiksregels
20.5 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 21 Sport
21.1 bestemmingsomschrijving
De voor Sport aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. buitensportvoorzieningen;
- b. sportvelden;
- c. ondersteunende horeca;
- d. een manege uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'manege';
- e. een zwembad, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zwembad';
- f. evenementen als medegebruik gedurende maximaal 7 aaneengesloten dagen inclusief opbouw en afbraak van bijbehorende voorzieningen;
- g. een zend-/ ontvangstinstallatie ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ ontvangstinstallatie';
- h. een bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
- i. een groepsaccomodatie ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - groepsaccomodatie';
- j. nevenactiviteiten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'manege', met dien verstande dat:
- 1. uitsluitend nevenactiviteiten zijn toegestaan zoals opgenomen in bijlage 6, 'Lijst van nevenactiviteiten' met inachtneming van de gebiedsaanduidingen zoals opgenomen in die bijlage;
- 2. maximaal 25% met een absoluut maximum van 350 m2 van de bestaande bebouwing mag worden gebruikt;
- 3. er geen detailhandel anders dan de verkoop van lokaal of streekeigen geproduceerde agrarische producten mag plaatsvinden;
- 4. parkeren op eigen erf dient plaats te vinden;
- 5. buitenopslag niet is toegestaan;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, sanitaire voorzieningen, parkeervoorzieningen, fietsenstallingen, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.
21.2 bouwregels
21.3 afwijken van de bouwregels
bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor de sportbeoefening
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 21.2.3 onder c voor het verhogen van de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die direct verband houden met de sportbeoefening, mits:
- a. de bouwhoogte niet meer dan 16 m bedraagt;
- b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
- c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
21.4 specifieke gebruiksregels
Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt mede verstaan een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van sporten die veel omgevingslawaai tot gevolg hebben, zoals (model)vliegsport en motorcross.
21.5 afwijken van de gebruiksregels
Artikel 22 Sport - Golfterrein
22.1 bestemmingsomschrijving
De voor Sport - Golfterrein aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een terrein ten behoeve van de golfsport;
- b. detailhandel in ondergeschikte vorm in verband met toegestane functies;
- c. ondersteunende horeca;
- d. een vergadercentrum met een maximale oppervlakte van 1.800 m2;
- e. maximaal twee bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
- f. de bestaande tennisbaan;
- g. evenementen als medegebruik gedurende maximaal 7 aaneengesloten dagen inclusief opbouw en afbraak van bijbehorende voorzieningen;
- h. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van landschappelijke, ecologische waarden en natuurwaarden;
- i. groenvoorzieningen;
- j. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en parkeervoorzieningen, tuinen en erven.
22.2 bouwregels
22.3 specifieke gebruiksregels
Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt mede verstaan een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van het bieden van nachtverblijf anders dan de bedrijfswoningen.
22.4 afwijken van de gebruiksregels
22.5 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 23 Verkeer
23.1 bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen en straten, wandel- en fietspaden met een functie hoofdzakelijk gericht op
de afwikkeling van het doorgaande verkeer; - b. spoorwegen ter plaatse van de aanduiding 'spoorweg';
- c. het behoud van de landschappelijke waarde van onverharde wegen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - onverharde wegen';
- d. parkeer-, groen- en speelvoorzieningen;
- e. geluidwerende voorzieningen;
- f. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
- g. evenementen als medegebruik gedurende maximaal 7 aaneengesloten dagen inclusief opbouw en afbraak van bijbehorende voorzieningen;
- h. een zend-/ ontvangsinstallatie ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ ontvangstinstallatie';
- i. de handel en verkoop van goederen aan particulieren in kramen en wagens, niet zijnde bouwwerken;
met bijbehorende gebouwen, waaronder de bestaande nutsvoorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen.
23.2 bouwregels
23.3 afwijken van de bouwregels
hoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 23.2.2 voor de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van een doelmatig wegbeheer met een maximale bouwhoogte van 15 m.
23.4 afwijken van de gebruiksregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 23.1 onder g voor het tijdelijk gebruik van gronden voor langdurige evenementen, mits:
- a. de duur van het evenement maximaal 14 aaneengesloten dagen inclusief opbouw en afbraak bedraagt;
- b. een evenement (inclusief opbouw) vindt pas plaats na het verstrijken van een aantal dagen na het voorgaande evenement (inclusief afbraak), waarbij het aantal verstreken dagen minimaal gelijk is aan de duur van het voorgaande evenement (inclusief opbouw en afbraak;
- c. het aantal evenementen maximaal 10 per kalenderjaar bedraagt;
- d. er voldoende parkeerplaatsen al dan niet op eigen terrein aanwezig zijn;
- e. de aan te brengen voorzieningen tijdelijk zijn wat inhoudt dat het houden van een evenement niet mag leiden tot onomkeerbare voorzieningen en/of ingrepen;
- f. in de nabijheid gelegen functies en waarden niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- g. de belangen van eigenaars en/of gebruikers van betrokken of nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad.
23.5 wijzigingsbevoegdheid
verharden onverharde wegen
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het verharden van onverharde wegen, mits:
- a. de verharding geen onevenredige afbreuk doet aan de landschappelijke waarde van de onverharde weg;
- b. de noodzaak van de verharde weg is aangetoond;
- c. is aangetoond dat is voldaan aan het bepaalde in de Wet geluidhinder;
- d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
- e. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
Artikel 24 Verkeer - Spoor
24.1 bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer- Spoor aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. spoorwegen;
- b. een goederenspoorlijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - Betuweroute';
- c. parkeer- en groenvoorzieningen;
- d. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
met bijbehorende gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde en voorzieningen.
24.2 bouwregels
Artikel 25 Water
25.1 bestemmingsomschrijving
De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterhuishoudkundige doeleinden;
- b. waterberging en waterlopen;
- c. extensieve dagrecreatie;
- d. dagrecreatie ter plaatse van de aanduiding 'dagrecreatie';
- e. de aanleg, het behoud en de versterking van de natuurlijke en/of ecologische waarden;
- f. evenementen als medegebruik gedurende maximaal 7 aaneengesloten dagen inclusief opbouw en afbraak van bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers.
25.2 bouwregels
25.3 afwijken van de gebruiksregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 25.1 onder f voor het tijdelijk gebruik van gronden voor langdurige evenementen, mits:
- a. de duur van het evenement maximaal 14 aaneengesloten dagen inclusief opbouw en afbraak bedraagt;
- b. een evenement (inclusief opbouw) vindt pas plaats na het verstrijken van een aantal dagen na het voorgaande evenement (inclusief afbraak), waarbij het aantal verstreken dagen minimaal gelijk is aan de duur van het voorgaande evenement (inclusief opbouw en afbraak;
- c. het aantal evenementen maximaal 10 per kalenderjaar bedraagt;
- d. er voldoende parkeerplaatsen al dan niet op eigen terrein aanwezig zijn;
- e. de aan te brengen voorzieningen tijdelijk zijn wat inhoudt dat het houden van een evenement niet mag leiden tot onomkeerbare voorzieningen en/of ingrepen;
- f. in de nabijheid gelegen functies en waarden niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- g. de belangen van eigenaars en/of gebruikers van betrokken of nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 26 Water - Rivier
26.1 bestemmingsomschrijving
De voor Water - Rivier aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterstaatkundige doeleinden, zoals de berging en afvoer van water, ijs en sediment;
- b. water ten behoeve van scheep- en recreatievaart;
- c. behoud, bescherming, ontwikkeling en herstel van natuurwaarden;
met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers.
26.2 bouwregels
Artikel 27 Wonen
27.1 bestemmingsomschrijving
De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de bestaande woningen, waarbij inwoning is toegestaan;
- b. maximaal het aantal woningen ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
- c. aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, met dien verstande dat:
- 1. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning, inclusief aan-, uitbouwen en bijgebouwen, tot maximaal 75 m2 mag worden gebruikt voor de activiteit;
- 2. de activiteit qua aard en omvang past in de woonomgeving;
- 3. parkeren plaatsvindt op het eigen terrein;
- 4. degene die de activiteit in de woning, inclusief aan-, uitbouwen en bijgebouwen, uitoefent tevens de bewoner van de woning is;
- 5. er geen detailhandel anders dan de verkoop van lokaal of streekeigen geproduceerde agrarische producten mag plaatsvinden;
- d. nevenactiviteiten, met dien verstande dat:
- 1. uitsluitend nevenactiviteiten zijn toegestaan zoals opgenomen in bijlage 6, 'Lijst van nevenactiviteiten' met inachtneming van de gebiedsaanduidingen zoals opgenomen in die bijlage;
- 2. nevenactiviteiten zijn uitsluitend toegestaan in geval van een voormalig agrarisch bedrijf;
- 3. maximaal 25% met een absoluut maximum van 350 m2 van de bestaande bebouwing mag worden gebruikt;
- 4. degene die de activiteit uitoefent tevens de bewoner van de woning is;
- 5. er geen detailhandel anders dan de verkoop van lokaal of streekeigen geproduceerde agrarische producten mag plaatsvinden;
- 6. parkeren op eigen erf dient plaats te vinden;
- 7. buitenopslag niet is toegestaan;
- e. de bestaande publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
- f. de bestaande paardenbakken;
- g. de bestaande (verblijfs)recreatieve voorzieningen;
- h. hobbymatig agrarisch grondgebruik;
- i. wachtruimte station ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - station';
- j. logiesgebouw ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - logiesaccommodatie';
- k. kantoor en bedrijfsruimte ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
- l. opslag, niet zijnde buitenopslag, en atelier ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - opslag en atelier';
- m. agrarisch hulpbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - agrarisch hulpbedrijf';
- n. drukkerij ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - drukkerij';
- o. handelsonderneming/autoservice ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - handelsonderneming en autoservice´;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, groenvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, tuinen en erven.
27.2 bouwregels
27.3 afwijken van de bouwregels
27.4 afwijken van de gebruiksregels
27.5 wijzigingsbevoegdheid
Artikel 28 Wonen - Uiterwaarden
28.1 bestemmingsomschrijving
De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de bestaande woningen, waarbij inwoning is toegestaan;
- b. maximaal het aantal woningen ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
- c. aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, met dien verstande dat:
- 1. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning, inclusief aan-, uitbouwen en bijgebouwen, tot maximaal 75 m2 mag worden gebruikt voor de activiteit;
- 2. degene die de activiteit in de woning, inclusief aan-, uitbouwen en bijgebouwen, uitoefent tevens de bewoner van de woning is;
- 3. de activiteit qua aard en omvang past in de woonomgeving;
- 4. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de verkeers- en parkeersituatie ter plaatse;
- 5. er geen detailhandel anders dan de verkoop van lokaal of streekeigen geproduceerde producten mag plaatsvinden;
- d. de bestaande publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
- e. de bestaande paardenbakken;
- f. waterstaatkundige doeleinden, zoals de berging en afvoer van water, ijs en sediment;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven.
28.2 bouwregels
28.3 afwijken van de gebruiksregels
28.4 specifieke gebruiksregels
Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van lawaaisporten.
28.5 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
28.6 wijzigingsbevoegdheid
woningsplitsing
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het splitsen van woningen in twee woningen, mits:
- a. de gesplitste woningen een inhoud hebben van minimaal 400 m3;
- b. de oppervlakte of inhoud van de gesplitste woningen en de bijgebouwen niet wordt vergroot;
- c. in de nabijheid gelegen functies en waarden niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden geschaad;
- d. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 29 Wonen - Woonboot
29.1 bestemmingsomschrijving
De voor Wonen - Woonboot aangewezen gronden zijn bestemd voor het wonen in een woonboot.
29.2 bouwregels
De woonboot voldoet aan de volgende kenmerken:
- a. oppervlakte maximaal 80 m2;
- b. hoogte maximaal 3 m ten opzichte van het wateroppervlak.
Artikel 30 Leiding - Gas
30.1 bestemmingsomschrijving
De voor Leiding - Gas aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
- a. een ondergrondse gasleiding ter plaatse van de aanduiding:
- 1. hartlijn leiding - gas 1 met een doorsnede van 60,3 mm en een druk van 40 bar;
- 2. hartlijn leiding - gas 2 met een doorsnede van 114,3 mm en een druk van 40 bar;
- 3. hartlijn leiding - gas 3 met een doorsnede van 219,1 mm en een druk van 40 bar;
- 4. hartlijn leiding - gas 4 met een doorsnede van 323,9 mm en een druk van 40 bar;
- 5. hartlijn leiding - gas 5 met een doorsnede van 914 mm en een druk van 66,2 bar;
- 6. hartlijn leiding - gas 6 met een doorsnede van 1067 mm en een druk van 66,2 bar;
- 7. hartlijn leiding - gas 7 met een doorsnede van 1219 mm en een druk van 66,2 bar;
- 8. hartlijn leiding - gas 8 met een doorsnede van 1219 mm en een druk van 75,9 bar;
- b. het beheer en onderhoud van de leiding;
- c. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding;
met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
30.2 bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 29) mag binnen een afstand van:
- 4 m aan weerszijden van de hartlijn van de gasleiding als bedoel in artikel 30.1 onder a sub 1, 2, 3, en 4 en
- 5 m aan weerszijden van de hartlijn van de gasleiding als bedoeld in artikel 30.1 onder a sub 5, 6, 7 en 8
geen nieuwe bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken ten dienste van de bestemming.
30.3 afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 30.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits advies is verkregen van de leidingbeheerder.
30.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 31 Leiding - Hoogspanningsverbinding
31.1 bestemmingsomschrijving
De voor Leiding - Hoogspanningsverbinding aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
- a. een bovengrondse hoogspanningsverbinding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanningsverbinding';
- b. het beheer en onderhoud van de verbinding;
- c. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding;
met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde.
31.2 bouwregels
31.3 afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 31.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits advies is verkregen van de leidingbeheerder.
31.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 32 Leiding - Riool
32.1 bestemmingsomschrijving
De voor Leiding - Riool aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor:
- a. een ondergrondse rioolpersleiding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding- riool';
- b. het beheer en onderhoud van de leiding;
- c. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding;
met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
32.2 bouwregels
32.3 afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 32.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits advies is verkregen van de leidingbeheerder.
32.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 33 Waarde - Archeologie
33.1 bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen (artikel 3 tot en met 29), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van archeologische waarden in de bodem.
33.2 bouwregels
33.3 nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken en de inrichting van gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden in de grond (in situ) te behouden.
33.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
33.5 wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door het geheel of gedeeltelijk verwijderen van de bestemming Waarde - Archeologie, indien op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.
Artikel 34 Waarde - Archeologische Verwachting 1
34.1 bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologische verwachting 1 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen (artikel 3 tot en met 29), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische resten in de bodem.
34.2 bouwregels
34.3 nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken en de inrichting van gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
34.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
34.5 wijzigingsbevoegdheid
Artikel 35 Waarde - Archeologische Verwachting 2
35.1 bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologische verwachting 2 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen (artikel 3 tot en met 29), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische resten in de bodem.
35.2 bouwregels
35.3 nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken en de inrichting van gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
35.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
35.5 wijzigingsbevoegdheid
Artikel 36 Waarde - Archeologische Verwachting 3
36.1 bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologische verwachting 3 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen (artikel 3 tot en met 29), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische resten in de bodem.
36.2 bouwregels
36.3 nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken en de inrichting van gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
36.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
36.5 wijzigingsbevoegdheid
Artikel 37 Waarde - Archeologische Verwachting 4
37.1 bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologische verwachting 4 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen (artikel 3 tot en met 29), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische resten in de bodem.
37.2 bouwregels
37.3 nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken en de inrichting van gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
37.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
37.5 wijzigingsbevoegdheid
Artikel 38 Waarde - Ecologische Hoofdstructuur
38.1 Bestemmingsomschrijving
38.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen zijn teeltondersteunende voorzieningen niet toegestaan.
Artikel 39 Waarde - Landgoed
39.1 bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Landgoed aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
- a. de instandhouding en/of herontwikkeling van een landgoed als integrale beheerseenheid van de voorkomende uit cultuurhistorisch oogpunt waardevolle karakteristieke bebouwing, paden-, lanen- en groenstructuur en waterpartijen;
- b. de instandhouding alsmede ontwikkeling van de aldaar voorkomende danwel daaraan eigen landschaps- en natuurwaarden, waaronder begrepen geomorfologische, bodemkundige, landschapsvisuele, ecologische en biologische waarden.
39.2 bouwregels
In aanvulling op het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen (artikelen 3 tot en met 29) mogen tevens gebouwen, ten dienste van het beheer van het landgoed, niet zijnde bedrijfswoningen, worden opgericht, mits:
- a. gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen per bestemmingsvlak maximaal 100 m2 bedragen;
- b. goothoogte maximaal 3,5 m bedraagt;
- c. bouwhoogte maximaal 6 m bedraagt.
39.3 afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 39.2 onder a voor het vergroten van de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen ten dienste van het beheer, met dien verstande dat per 15 ha landgoed een aanvullende oppervlakte van 20 m2 is toegestaan tot een maximale gezamenlijke oppervlakte van bouwwerken van 400 m2.
39.4 specifieke gebruiksregels
Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt mede verstaan een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van:
- a. een stand- of ligplaats van kampeermiddelen, demontabele of verplaatsbare inrichtingen voor detailhandel in etenswaren en/of dranken en andere onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van gronden;
- b. sport-, wedstrijd-, speel- en parkeerterrein;
- c. opslag-, stort of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
- d. voor het beproeven van voertuigen, voor racen of crossen met motorvoertuigen of bromfietsen en voor het beoefenen van modelvliegsport;
- e. voor militaire oefeningen met rups- en andere zware voertuigen.
39.5 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
39.6 wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor wat betreft het onderling uitwisselen van de voorkomende bestemmingen binnen de bestemming Waarde - Landgoed met dien verstande dat de rangschikking als bedoeld in het Rangschikkingsbesluit Natuurschoonwet 1928 niet wordt aangetast, mits:
- a. in de nabijheid gelegen functies en waarden niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden geschaad;
- b. de belangen van eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 40 Waarde - Natuur
40.1 bestemmingsomschrijving
40.2 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 41 Waterstaat - Waterkering
41.1 bestemmingsomschrijving
De voor Waterstaat - Waterkering aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming, het onderhoud en de verbetering van de waterkering, met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals duikers, keerwanden en merktekens.
41.2 bouwregels
41.3 afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 41.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits advies is verkregen van de beheerder van de waterkering.
41.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 42 Waterstaat - Waterstaatkundige Functie
42.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waterstaat - Waterstaatkundige functie aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
- a. water, waterhuishoudkundige - en waterstaatsdoeleinden, en het beheer en onderhoud ervan;
- b. de afvoer en berging van water, ijs en sediment;
- c. de vergroting, de bescherming en het behoud van de beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit;
- d. de scheepvaart;
met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals duikers, keerwanden en merktekens.
42.2 Bouwregels
42.3 Specifieke gebruiksregels
Het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden op de in artikel 42.1 bedoelde gronden is, voor zover voor het uitvoeren van die werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden een vergunning krachtens de Waterwet is vereist, uitsluitend toegestaan na inwerkingtreding van die vergunning.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 43 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 44 Algemene Bouwregels
44.1 Bestaande maten
44.2 Bestaande afstanden
In die gevallen dat de bestaande afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen minder bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.
44.3 Ondergronds bouwen
Artikel 45 Algemene Gebruiksregels
Onder gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in elk geval verstaan:
- a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie;
- d. een gebruik van gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatie, anders dan de regels van de bestemmingen toestaan;
- e. een gebruik van bedrijfsgebouwen voor bewoning en/of het huisvesten van seizoensarbeiders, anders dan de regels van de bestemmingen toestaan.
Artikel 46 Algemene Aanduidingsregels
46.1 ehs
46.2 milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied
46.3 milieuzone - waterwingebied
46.4 veiligheidszone - lpg
46.5 vrijwaringszone - molenbiotoop De Vink
46.6 vrijwaringszone - molenbiotoop Nieuw Leven
46.7 vrijwaringszone - straalpad
46.8 vrijwaringszone - vaarweg
46.9 waardevol landschap
Artikel 47 Algemene Afwijkingsregels
47.1
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen met uitzondering van inhoudsmaat van woningen;
- b. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
- c. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;
- d. van de regels en de bouw toestaan van niet voor bewoning bestemde gebouwen met een inhoud van ten hoogste 50 m3 en een bouwhoogte van ten hoogste 3 m ten dienste van het openbaar nut, zoals schakelhuisjes, wachthuisjes, transformatorhuisjes, telefooncellen, alsmede andere bouwwerken, zoals muurtjes, standbeelden en lichtmasten; gasdrukmeetstations en verkooppunten voor motorbrandstoffen uitgezonderd;
- e. van de regels en de bouw toestaan van een schuilgelegenheid voor dieren met een oppervlakte van maximaal 15 m2 en een hoogte van maximaal 2,7 m, mits de perceelsgrootte minimaal 1 ha bedraagt en het perceel niet direct grenst aan het erf van een woning.
47.2
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van in het plan genoemde inhoudsmaten van (bedrijfs)woningen waarbij de inhoud maximaal 800 m3 mag bedragen.
47.3
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van in het plan genoemde gebruiksregels voor het toestaan van tijdelijk kamperen voor een maximale aaneengesloten duur van 10 dagen.
47.4
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 47.1, 47.2 en 47.3 kan slechts worden verleend, mits:
- a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
- b. het straat- en bebouwingsbeeld, de stedenbouwkundige kwaliteiten en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
- c. indien het een locatie in de uiterwaarden betreft, advies wordt ingewonnen van Rijkswaterstaat.
Artikel 48 Algemene Wijzigingsregels
48.1
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor:
- a. het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- 1. bestemmingsgrenzen mogen met niet meer dan 5 m worden verschoven;
- 2. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
- 3. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad;
- b. het toestaan van de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen met een bouwhoogte van ten hoogste 3,5 m en een inhoud van ten hoogste 75 m3 ten dienste van het openbare nut en overige openbare dienstverlening;
- c. de reconstructie van de binnen het plangebied gelegen wegen, met dien verstande dat de op de kaart gegeven bestemming Verkeer ter weerszijden van de weg met ten hoogste 25 m mag worden verbreed.
48.2
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het wijzigen van de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduidingen 'ehs natuur', 'ehs verweving' en 'ehs verbinding' in de bestemming Natuur, mits:
- a. in een inrichtings- en beheersvisie de ecologische verbindingszone is uitgewerkt;
- b. advies is verkregen van een onafhankelijke deskundige op het gebied van natuur en landschap;
- c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
- d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
Artikel 49 Algemene Procedureregels
49.1 wijziging
Ten aanzien van de in dit plan opgenomen wijzigingsbevoegdheden zal de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan moeten zijn gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden dat:
- a. bodemsanering niet noodzakelijk is dan wel vóór uitvoering van het wijzigingsplan zal plaatsvinden;
- b. met betrekking tot (spoor)wegverkeersgeluid een aanvaardbaar woonklimaat wordt gerealiseerd;
- c. met betrekking tot de luchtkwaliteit een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;
- d. met betrekking tot de externe veiligheid een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;
- e. beschermde planten- en diersoorten en biotopen niet onevenredig worden geschaad;
- f. het wijzigingsplan financieel uitvoerbaar is.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 50 Overgangsrecht
50.1 overgangsrecht bouwwerken
50.2 overgangsrecht gebruik
Artikel 51 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Buitengebied Overbetuwe.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 5 maart 2013.
De griffier, | De Voorzitter |
........................ | ........................... |
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
De gemeente Overbetuwe heeft besloten om de verouderde bestemmingsplannen voor het buitengebied te actualiseren. Sinds de herindeling van de gemeenten Elst, Heteren en Valburg heeft de gemeente Overbetuwe verschillende bestemmingsplannen voor haar grondgebied en bestaan er inhoudelijke verschillen in het ruimtelijk beleid. Door een nieuw bestemmingsplan op te stellen voor het buitengebied ontstaat eenheid in het beleid binnen de gemeentegrenzen.
Daarnaast biedt nieuw provinciaal en regionaal beleid de gemeente een toenemende mate van autonomie bij de uitwerking van het kaderstellend beleid. Dit uit zich bijvoorbeeld in mogelijkheden om eigen beleid te formuleren voor verbrede landbouw, nieuwe economische dragers en bewoning en bebouwing.
Ook de inwerkingtreding van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening brengt een verandering op gang. Het bestemmingsplan is volgens de nationale standaard opgesteld en is digitaal toegankelijk. De toegankelijkheid van het plan voor burgers wordt daarmee sterk vergroot, wat niet alleen om standaardisering vraagt, maar ook om een plan dat in begrijpelijke taal is geschreven.
Voorliggend bestemmingsplan Buitengebied Overbetuwe voorziet in de actualisatie aan het huidige beleid en voldoet aan het gestelde in de Wet ruimtelijke ordening.
1.2 Het Plangebied
Het plangebied bevat de gehele gemeente Overbetuwe, met uitzondering van het stedelijk gebied (inclusief de bedrijventerreinen) van de kernen Elst, Driel, Heteren, Zetten, Randwijk, Indoornik, Hemmen, Herveld-Noord, Herveld-Zuid, Valburg, Slijk-Ewijk, Oosterhout, Andelst en de plangebieden van het toekomstige Park Lingezegen en het Betuws bedrijvenpark/ De Danenberg bij Oosterhout. De exacte begrenzing komt tot uitdrukking op de verbeelding behorend bij dit bestemmingsplan Buitengebied Overbetuwe.
1.3 De Te Vervangen Bestemmingsplannen
Dit plan buitengebied vervangt drie integrale plannen van de voormalige gemeenten Elst, Heteren en Valburg die de huidige gemeente Overbetuwe vormen. Het betreft de zogenaamde moederplannen:
- Bestemmingsplan Buitengebied Heteren 1981, vastgesteld d.d. 14 december 1981 en goedgekeurd d.d. 15 april 1983;
- Bestemmingsplan Buitengebied dorp Elst, vastgesteld d.d. 20 augustus 1979 en goedgekeurd d.d. 9 oktober 1980 en;
- Bestemmingsplan Buitengebied Valburg 1998, herziening 2002, vastgesteld d.d. 25 juni 2002 en goedgekeurd d.d. 21 januari 2003.
Daarnaast zijn er diverse partiële herzieningen, wijzigingsplannen en vrijstellingen ex artikel 19 WRO opgesteld. Deze worden gezien het aantal niet apart benoemd, maar zijn wel verwerkt in voorliggend plan.
1.4 Leeswijzer
In de toelichting wordt het plangebied nader beschreven en worden de gemaakte keuzes, ten aanzien van het beleid, uitgewerkt. Hoofdstuk 2 geeft inzicht in de doelen en uitgangspunten die met dit plan worden nagestreefd. In de hoofdstukken 3, 4 en 5 wordt duidelijk gemaakt wat de waarden in het plangebied zijn en wat het beleid is met betrekking tot de verschillende functies die voorkomen in het plangebied. Hoofdstuk 6 behandelt de haalbaarheid (en daarmee uitvoerbaarheid) van het plan. Hoofdstuk 7 ten slotte geeft aan welke procedure is doorlopen en wat de resultaten daarvan zijn.
Hoofdstuk 2 Uitgangspunten Voor Dit Bestemmingsplan
2.1 Doelen Van Een Bestemmingsplan
Het bestemmingsplan Buitengebied Overbetuwe dient verschillende doelen.
Ten eerste biedt het bestemmingsplan rechtszekerheid. Eigenaren, gebruikers en belanghebbenden van gronden of gebouwen in het landelijk gebied krijgen zekerheid door de regels die in het bestemmingsplan staan. Deze zekerheid houdt verband met de geboden functies die op hun eigen terrein of in de omgeving van hun terreinen mogen worden gerealiseerd en de bebouwing die daar mag worden opgericht. Ten tweede biedt het bestemmingsplan inzicht in ontwikkelingsmogelijkheden die per functie worden geboden. Het gaat om uitbreiding van bebouwing, maar ook om het starten van nevenfuncties of het volledig veranderen van functies. Ten derde biedt het bestemmingsplan een bescherming van natuur- en landschapswaarden, archeologische en cultuurhistorische waarden, het woon- en leefmilieu, enzovoorts.
2.2 Uitgangspunten Voor Het Bestemmingsplan Buitengebied
Sinds de vaststelling van de voorgaande bestemmingsplannen zijn er verschillende nieuwe ontwikkelingen op het landelijk gebied afgekomen. Te denken valt aan de opkomst van het plattelandstoerisme, de opkomst van de boomkwekerijsector, de doorgaande herstructurering van de landbouw, de doorgaande schaalvergroting en verschraling van voorzieningen op het platteland en de leefbaarheid die onder druk staat. In dit bestemmingsplan is beleid opgenomen dat anticipeert op de bovengenoemde ontwikkelingen. Daarnaast geldt dat voor veel functies de huidige situatie is vastgelegd waardoor sprake is van een conserverend bestemmingsplan. Bij het opstellen van dit beleid is allereerst een Nota van Uitgangspunten gemaakt welke is besproken in de klankbordgroep en de raad(scommissie), alvorens regels op te stellen.
De algemene doelstelling voor het buitengebied is dat het in de eerste plaats voor agrarische activiteiten en landschaps- en natuurontwikkeling behouden moet worden. Het op peil houden (en verbeteren) van de leefbaarheid en de vitaliteit van het buitengebied horen daar ook bij.
Op de tweede plaats dienen bestaande waardevolle gebiedskenmerken behouden en waar mogelijk versterkt te worden. Verstening, door woningbouw of andere niet-agrarische bebouwing, kan bijvoorbeeld deze kenmerken aantasten.
2.3 Sturingsfilosofie
Omdat het buitengebied gekenmerkt wordt door bijzondere kwaliteit op het gebied van landschap, natuur, milieu en rust, is het beleid dat in dit bestemmingsplan is opgenomen gebaseerd op het zorgvuldigheidsprincipe. Dit houdt in dat gekozen is voor het bieden van ruime mogelijkheden zonder overbodige procedures voor activiteiten waarvan op voorhand duidelijk is dat zij geen schade kunnen berokkenen aan het woon- of leefmilieu, natuur of landschap e.d. Voor nieuwe activiteiten die een zeker risico vormen voor de in het gebied aanwezige waarden of voor belangen van derden wordt echter een grote mate van zorgvuldigheid in acht genomen. Er geldt een 'nee, tenzij' principe, dat inhoudt dat dergelijke activiteiten niet zonder meer zijn toegestaan, maar dat er een afwijking voor kan worden verleend. Voor verschillende nieuwe ontwikkelingen zijn in de regels afwijkingen opgenomen, waarbij per ontwikkeling is aangegeven welke voorwaarden gelden. De bevoegdheid tot het verlenen van een dergelijke afwijking ligt bij het bevoegd gezag. Het maximum dat in iedere afwijking is opgenomen vormt een begrenzing van de bevoegdheid. Bij beoordeling van een aanvraag om een afwijking wordt onderzoek verricht naar de waarden die op het betreffende perceel en haar omgeving voorkomen. Afhankelijk van deze waarden wordt bepaald in hoeverre de nieuwe ontwikkelingen worden toegestaan. Dit vormt maatwerk per locatie. Het bevoegd gezag hoeft daarom niet per definitie het maximale waartoe het bevoegd is ook daadwerkelijk toe te staan. Voor nieuwe activiteiten die een wezenlijke verandering vormen voor de situatie ter plekke is het college van burgemeester en wethouders bevoegd een wijzigingsplan op te stellen. Ook deze bevoegdheid is begrensd. Ook bij de toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid zal het college maatwerk leveren dat is toegesneden op de aard van de betreffende locatie.
Hoofdstuk 3 Toelichting Op Voorkomende Waarden
In dit hoofdstuk komen de feiten en visie op de gebiedsdragers en daarmee de voorkomende waarden aan bod. De laagdynamische functies landschap, natuur, cultuurhistorie en archeologie vormen het kader voor de ontwikkelingsmogelijkheden van de overige functies (als (niet)agrarische bedrijven, recreatie, e.d.). Deze gebiedsdragers blijven de basis vormen voor de ontwikkelingsmogelijkheden welke nader aan bod komen in hoofdstuk 5.
3.1 Landschap
3.1.1 Ontstaansgeschiedenis
Het landschap in het rivierengebied is ontstaan door de invloed en dynamiek van de rivieren de Rijn, Maas, Waal en Linge. Deze rivieren, en andere kleinere (nu verdwenen) rivieren stroomden vrijelijk door de Betuwe. De manier waarop zand en klei door het rivierwater werd afgezet, was bepalend voor de structuur van het gebied. In en nabij de rivierbeddingen bezonk het zwaardere, zandige materiaal, waardoor parallel aan de rivierlopen langgerekte, hogere, zandige oeverwallen ontstonden. Verder van de rivieren, in lager gelegen afvoerloze gebieden, waar het water na overstroming maanden kon blijven staan, bezonken de lichtere kleideeltjes. Hier ontstonden de zogenaamde komgronden (lager gelegen gebieden met zware, kleiige bodems).
In het onbedijkte landschap was menselijke bewoning en het landbouwkundig gebruik van de grond slechts in beperkte mate mogelijk. Alleen de hoger gelegen delen van de oeverwallen, een enkel rivierduin (donk) en afzonderlijke verhogingen (woerden) waren vrij van overstroming en geschikt voor bewoning en akkerbouw. De gronden direct langs de rivieren werden, zodra de situatie het toeliet, in gebruik genomen als weidegronden. De komgronden werden nauwelijks gebruikt en waren vrijwel ontoegankelijk. Er lagen dan ook geen wegen doorheen. In de winter stond het gebied onder water en in de zomer was het te drassig om te kunnen bewerken.
Reeds in de vroege Middeleeuwen (500-1000) zijn in de Betuwe de eerste, lage kaden opgeworpen om de verspreid liggende nederzettingen en het hierbij behorende akkerland te beschermen tegen wateroverlast. Met de grote ontginningen in de 11e, 12e en 13e eeuw, toen ook de lagere komgronden werden ontgonnen, werd het belang van een goede waterkering steeds groter.
Omstreeks 1200 kende vrijwel elke grote nederzetting zijn eigen kaden, wat heeft geleid tot de latere dorpspolders. De doorgaande bedijking werd aangelegd over de hoger gelegen delen van de oeverwallen. Door de aanleg van de dijken kwamen overstromingen weliswaar minder voor, maar nam door toenemende dijkdoorbraken de veiligheid niet toe. Het rivierwater kon, als gevolg van de bedijking, niet meer de breedte in, maar werd tussen de dijken, binnen de uiterwaarden, opgestuwd tot grotere hoogten dan voorheen. Daarnaast werden in de uiterwaarden voortaan al het zand en klei afgezet, waardoor deze gebieden snel hoger kwamen te liggen dan het binnendijkse land. IJsgang op de rivieren zorgde regelmatig voor het ontstaan van ijsdammen, waarbij het water stroomopwaarts van deze dammen werd opgestuwd. Op de plekken waar dijkdoorbraken plaatsvonden, ontstonden in veel gevallen ronde en ovaalvormige waterplassen: kolken, wielen of waaien genoemd. Deze wielen werden gevormd doordat het water over of door de dijk stroomde en een diep gat uitkolkte. Binnen de gemeente zijn wielen binnendijks en buitendijks gelegen.
De gevolgen van de dijkdoorbraken waren vaak rampzalig. Grote delen van de Betuwe stonden dan lange tijd onder water. Het water overstroomde nu ook de hoger gelegen delen van de oeverwallen waar het voor de bedijking nooit of zelden kwam. Veel boerderijen werden vervolgens op huisterpen (woerden) geplaatst. Daarnaast werden boerderijen verplaatst naar de dijken of nieuwgebouwd op de dijken. Hierdoor ontstonden de dijkdorpen waaronder Heteren.
Binnen de dijken bleven de rivieren meanderen. De rivierstroom kwam soms dichter bij de dijk te liggen, waardoor de dijk werd ondermijnd en het dijkdorp werd bedreigd. Op zo'n moment werden de dijk en het dijkdorp meer naar binnen verplaatst.
3.1.2 Landschapstypering
In de gemeente Overbetuwe is het huidige landschap in de loop van voorgaande eeuwen gevormd. Door verschillen in de ondergrond en de menselijke aanwezigheid zijn in het rivierengebied drie hoofdlandschapstypen ontstaan: de oeverwallen, de komgronden en de uiterwaarden. In het kader van het op te stellen Landschapsontwikkelingsplan is het buitengebied in beeld gebracht. Ten behoeve van het bestemmingsplan Buitengebied Overbetuwe wordt de globale landschapstypering aangehouden, waarbij aangegeven wordt waar welke waarden voorkomen. Deze landschapstypen en waarden zijn gebruikt ten behoeve van het toekennen van de gebiedsbestemmingen. Zij vormen daarmee het kader waarbinnen nieuwe ontwikkelingen plaats kunnen vinden.
Oeverwallen
De stroomruggen dragen de nederzettingen, akkers, heggen, houtwallen, boomgaarden die aan het landschap een besloten karakter hebben gegeven en ook nog geven. Hier en daar zijn boerderijen op terpjes gebouwd. Vlak achter de dijk liggen de van oorsprong hoger gelegen gebieden, de oeverwallen. Op deze oeverwallen vestigden zich de vroegste bewoners en ontstonden de eerste wegverbindingen. Door de verschillende vormen van grondgebruik is het landschap afwisselend en betrekkelijk besloten. Dit komt door de sterke aanwezigheid van bebouwing, erfbeplantingen en boomgaarden. Door ontwikkelingen in de moderne landbouw is het gebied meer open geworden. De karakteristieke beslotenheid en afwisseling zijn daarbij gedeeltelijk verloren gegaan.
Over de oeverwallen lopen veel landelijke wegen waaraan clusters van vrijstaande woningen en (voormalige) boerderijen liggen. De clusters hebben een kleinschalig karakter met een grote landelijke uitstraling. De gebouwen liggen soms op een oude ophoging, om ze te vrijwaren van overstromingen. Ze zijn vaak monumentaal of karakteristiek. De oude woonstraten leveren een belangrijke bijdrage aan de identiteit van de oeverwal.
De oeverwallen zijn uniek en bepalend geweest voor het menselijk gebruik van het gebied. Van oudsher zijn de oeverwallen geschikt voor bewoning en landbouw. Aan de spreiding van de kernen binnen de gemeente is dit nog steeds af te lezen.
De agrarische activiteiten en bewoning waren geconcentreerd op de oeverwallen en de woerden. Deze gronden waren geschikt voor bouwland, waaronder fruitteelt. De verkaveling is onregelmatig en ook de wegen en paden volgden de wisselende richtingen. Op de oeverwallen is een kleinschalig en besloten landschap aanwezig.
Kleinschalig landschap op de oeverwallen (links fruitbomen, rechts Homoet), bron SAB Arnhem BV
Komgronden
Achter de oeverwallen liggen de komgronden. Dit zijn grootschalige landbouwgebieden met een open karakter, bijvoorbeeld het Hollanderbroek. De boerderijen en woningen liggen op grote afstand van elkaar en ook de wegen liggen ver uiteen. Buiten de rijkswegen A15 en A50 en de provinciale weg N837 is hier alleen sprake van landbouwwegen (lokale ontsluitingswegen). Een uitgebreid stelsel van sloten, de zogenaamde zegen, maakt dit, van oorsprong lage en natte, gebied geschikt voor modern landbouwkundig gebruik. Door de steile oevers van de aanwezige watergangen zijn de natuurwaarden beperkt; waarbij de kwaliteit van het water veel goed maakt.
De komgronden waren van oudsher ongeschikt voor bewoning en intensief gebruik waardoor de komgronden in het verre verleden extensief werden gebruikt als hooi- en weiland. Het verkavelingspatroon was regelmatig en het landschap was open en grootschalig. Door de kommen liepen slechts enkele wegen en er werd niet gewoond. Pas na wereldoorlog II werden de komgronden intensiever gebruikt, doordat ruilverkavelingsplannen het gebied beter bruikbaar maakten en doordat ook de komgronden werden bemest. Door aanvullende technische oplossingen, was het mogelijk om ook deze komgronden te gebruiken voor intensiever gebruik voor de landbouw en voor bebouwing. Hierdoor zijn de komgronden in het verleden verdicht. Deze verdichting heeft op een aantal plekken vorm gekregen door de realisatie van woonwijken en bedrijventerreinen.
Open komgronden in het Hollanderbroek, bron SAB Arnhem BV
Uiterwaarden
De uiterwaarden vormen het buitendijkse land (buitendijks vanaf de bewoonde wereld gezien). De uiterwaarden worden begrensd door dijken en worden gekenmerkt door de openheid. Zomerkaden, oude strangen, wielen en steenfabrieken zijn karakteristiek voor dit open en (in de winter) onderlopende terrein. Hier vinden we de graslanden met een hoge natuurwaarde.
De dynamiek van de rivieren is nog steeds aanwezig in de uiterwaarden zodat deze in de winter overstromen. De uiterwaarden worden alleen in de zomer gebruikt als weiland.
Uiterwaarden Neder-Rijn bron SAB Arnhem BV
Uiterwaarden Waal bron SAB Arnhem BV
3.1.3 Uitgangspunten voor beleid
De landschappelijke kwaliteiten die in het buitengebied aanwezig zijn worden als volgt samengevat:
- kleinschaligheid op de oeverwallen waarbij landschapselementen en hoogteverschillen op een aantal plaatsen nog herkenbaar zijn;
- grootschalige openheid met name Hollanderbroek (open komgronden);
- oude ontwateringssysteem van Linge en zegen in open komgronden;
- openheid van de uiterwaarden langs de Waal en Neder-Rijn (met uitzondering van het gedeelte tussen Randwijk en Heteren).
Het beleid dat geldt voor deze landschappelijke kwaliteiten in het buitengebied is behouden, beschermen en ontwikkelen. Bij de komgronden gaat het gericht om het behouden en beschermen van de grootschalige openheid. Bij de oeverwallen gaat het gericht om het versterken van de kleinschaligheid door behoud, herstel en ontwikkeling van landschapselementen. Bij de uiterwaarden gaat het om het combineren van de functies landbouw en natuur en de ontwikkeling van natuur(lijke elementen).
3.2 Natuur
De voorkomende natuur komt tot uitdrukking in het veld en in diverse beleidsplannen en regelingen. Het betreft de begrenzing van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) inclusief natte natuur door de provincie, de gebieden welke zijn aangewezen in het kader van de Vogelrichtlijn, gebieden welke vallen onder de Natuurbeschermingswet en gebieden welke reeds als natuur zijn bestemd in de vigerende bestemmingsplannen.
De voorkomende natuurwaarden hangen nauw samen met de locatie waar de natuur zich bevindt. Zo is de natuur in de uiterwaarden gerelateerd aan de natte omstandigheden, evenals de natte natuur in het Hollanderbroek, waardoor deze gebieden ook watervogels aantrekken. De natuur rondom landgoederen wordt gekenmerkt door drogere omstandigheden, aangezien de landgoederen veelal op de oeverwallen voorkomen.
Natuurwaarden binnen de plangrenzen, bron SAB Arnhem BV
De Ecologische Hoofdstructuur laat duidelijk zien waar natuurwaarden (EHS-Natuur) voorkomen, of waar natuurwaarden verweven zijn met andere functies (EHS-Verweving). Deze zijn met name gelegen in de uiterwaarden van de grote rivieren Neder-Rijn en Waal en grotendeels aangemerkt als Vogelrichtlijngebieden.
Daarnaast zijn ecologische verbindingszones aangewezen (EVZ) waar natuur zich kan ontwikkelen zodat grotere natuurgebieden met elkaar worden verbonden. Deze EVZ is gelegen ten oosten van Driel en ten noorden van Elst. Deze verbindingszone loopt van de Waal richting de Neder-Rijn en vormt een verbinding tussen deze twee Vogelrichtlijngebieden.
3.2.1 Uitgangspunten voor beleid
Uitgangspunt is het handhaven, beschermen, herstellen en ontwikkelen van de aanwezige natuurwaarden in de EHS, Vogelrichtlijngebieden, de gebieden die vallen onder de Natuurbeschermingswet en bestaande natuur buiten deze regelingen of andere aangewezen gebieden.
3.3 Cultuurhistorie En Archeologie
3.3.1 Algemeen
De gemeente Overbetuwe beschikt over tal van cultuurhistorische waarden van hoge kwaliteit. De cultuurhistorische waarden omvatten de ruimtelijke kwaliteit van het rivierenlandschap met de oeverwallen en komgronden, de monumenten waaronder boerderijen, kerken en huizen én het rijke bodemarchief (het archeologische erfgoed).
Wat vandaag nog herinnert aan vroeger, zijn de overgebleven structuren en gebouwen in het landschap. Dit landschap heeft de afgelopen tienduizenden jaren voornamelijk zijn vorm gekregen door de natuurlijke invloeden van wind, water, flora en fauna.
In het rivierengebied brachten de rivieren een enorme dynamiek. Natte perioden wisselden droge perioden af. In de natte perioden overstroomden grote delen van het rivierengebied en werd het land voor langere tijd onbewoonbaar. De bewoners trokken weg op zoek naar een betere plek om te wonen. Archeologische vondsten wijzen uit dat verschillende plekken in de gemeente Overbetuwe onafgebroken bewoond zijn geweest, waaronder de omgeving van Herveld sinds de steentijd en Elst sinds de Romeinse tijd. Dit geeft aan dat deze gronden zeer goed geschikt waren voor menselijke occupatie.
In de Betuwe zijn diverse neolithische vondsten bekend. De inheemse bewoning voorafgaand aan de Romeinse occupatie is geconcentreerd in het gebied rond Herveld, alhoewel dan ook in de gehele Betuwe menselijke bewoning een zekere rol gaat spelen. Daarom wordt het gebied van de gemeente genoemd als herkomstgebied van de Bataven. Tijdens de Romeinse occupatie breidt de bewoning verder over de Betuwe uit en wordt het gebied rondom Elst sterk geromaniseerd. De Romeinen hebben intensief gebruik gemaakt van de bijzondere ligging van de rivierstromen en de oeverwallen in Overbetuwe. In die periode liepen de stroomgeulen nog langs de oeverwallen van Oosterhout-Elst-Driel en Herveld-Andelst-Zetten-Hemmen-Randwijk. Deze stroomgeulen vormden in de Romeinse tijd belangrijke verbindingen over het water van Nijmegen naar de noordelijke verdedigingslinie. Waarschijnlijk liepen er ook (onverharde) wegen over de oeverwallen langs deze stroomgeulen.
Na het terugtrekken van de Romeinse legers neemt het gebied rondom Herveld weer in betekenis toe, wat zo blijft in de Middeleeuwen. In deze periode vormden de oeverwallen de plek voor menselijke bewoning. De overige gebieden waren niet of nauwelijks toegankelijk.
De laatste tweeduizend jaar is het vooral de mens die het landschap naar haar hand heeft gezet en haar uiteindelijke vorm heeft gegeven. In de periode na WOII, van de wederopbouw tot nu, zijn de ontwikkelingen in een stroomversnelling gegaan. De sterke toename in de bevolkingsomvang, toegenomen mobiliteit, technische ontwikkelingen, etc. hebben het landschap in enkele generaties een heel ander aanzien gegeven.
3.3.2 Cultuurhistorische bebouwing
Binnen het plangebied komt diverse bebouwing voor welke vanuit cultuurhistorie interessant zijn. Het betreft onder andere de oude baksteenfabrieken, monumenten en de molens in Valburg en Herveld.
De baksteenfabricage, die vanouds op kleinschalige en ambachtelijke wijze werd bedreven, ontwikkelde zich in de 19e eeuw tot een grote, industriële bedrijfstak. Geschikte grondstof werd gevonden in de hoog opgeslibde uiterwaarden, die over grote oppervlakten werden afgeticheld. Steenovens en tichelgaten bepaalden omstreeks 1900 het beeld van vrijwel alle Betuwse uiterwaarden. Nog steeds vormen de schoorstenen opvallende en karakteristieke elementen in de uiterwaarden.
De voorkomende monumenten binnen de gemeente betreffen zowel Rijksmonumenten als gemeentelijke monumenten. Het betreft vooral religieuze gebouwen, boerderijen, tabaksschuren, koetshuizen en buitenplaatsen bij landgoederen, bouwwerken bij landgoederen, woonhuizen.
In Valburg is een molen gelegen: “Nieuw Leven”. De molen is in 1750 opgericht en betreft een zogenaamde standerdmolen (gesloten). De molen wordt vandaag de dag nog gebruikt voor het malen van koren. De molenbiotoop (100 en 400 m) van deze molen valt binnen het plangebied. Daarom wordt deze molen hier eveneens aangehaald. De molenbiotoop zorgt voor de bescherming van de windvang van de molen.
In Herveld is een molen gelegen: “De Vink”. De molen is in de 18e eeuw opgericht en betreft een zogenaamde standerdmolen (gesloten). Ook deze molen wordt vandaag de dag nog gebruikt voor het malen van koren. De molenbiotoop (100 en 400 m) van deze molen valt binnen het plangebied. Daarom wordt deze molen hier ook genoemd.
Cultuurhistorisch waardevolle elementen (links buitendijks gelegen kerktoren te Heteren, rechts molen Nieuw Leven te Valburg), bron SAB Arnhem BV
3.3.3 Archeologie
Naast gebouwde cultuurhistorische waarden zijn er ook in de bodem nog veel aanwijzingen uit het verleden aanwezig. Ook in beleidsmatige zin hebben de archeologische waarden de afgelopen jaren meer aandacht gekregen. Dit heeft onder andere geresulteerd in internationale verdragen over het behoud van het bodemarchief (Verdrag van Valletta) dat met de Wet op de archeologische monumentenzorg in de Nederlandse wetgeving is geïmplementeerd.
De archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente geeft inzicht in de bekende en te verwachten archeologische waarden binnen de gemeente.
De archeologische beleidsadvieskaart is gebaseerd op een verwachtingsmodel: de verspreiding van vindplaatsen, met name nederzettingsterreinen, is niet willekeurig, maar sterk gerelateerd aan de opbouw van het landschap. Aan de hand van een analyse van de bewoningsmogelijkheden van het landschap door de tijd, is een gemeentespecifiek verwachtingsmodel geformuleerd op grond waarvan een archeologische verwachtingskaart is vervaardigd: een kaart waarop de verwachte relatieve dichtheid aan archeologische resten vlakdekkend is weergegeven. Aan de basis van een archeologische verwachtingskaart (en direct hieraan gerelateerde beleidsadvieskaart) staat enerzijds een analyse van het paleolandschap en anderzijds de inventarisatie en analyse van bekende archeologische vindplaatsen. Beide componenten
geven inzicht in de archeologische potentie van het gemeentelijk gebied. Een derde component, de intactheid van het landschap, bepaalt uiteindelijk in hoeverre verwachte archeologische waarden nog aanwezig kunnen zijn.
Aan de te verwachten archeologische waarden is een advies gekoppeld voor het te voeren beleid. Het plangebied is in het vigerend gemeentelijk beleid reeds ingedeeld in zones met een lage, middelmatige of hoge archeologische verwachtingswaarde. Deze zones geven daarmee aan voor welk gebied welke waarde geldt en waar een strenger beschermingsregiem geldt. Daarmee is reeds inzichtelijk waar de waarden zich bevinden.
Binnen het plangebied zijn daarnaast diverse archeologische terreinen bekend die al dan niet een wettelijke bescherming genieten. Deze terreinen staan allemaal op zowel de gemeentelijke archeologische beleidskaart, als op de zogenaamde Archeologische Monumenten Kaart (AMK) van provincie en rijk. De bescherming van de bekende terreinen is geregeld via de regels ten aanzien van archeologie (zie paragraaf 5.3). De bescherming van de bekende terreinen is geregeld via de Monumentenwet 1988 met een eigen procedure. Deze beschermde terreinen zijn op de verbeelding opgenomen met de bestemming Waarde - Archeologie (artikel 33). Het betreft de volgende terreinen:
- monumentnummer 1092, terrein van zeer hoge archeologische waarde, bescherm; nederzetting; IJzertijd - Middeleeuwen;
- monumentnummer 1093, terrein van zeer hoge archeologische waarde, bescherm; nederzetting; IJzertijd - Middeleeuwen;
- monumentnummer 1094, terrein van zeer hoge archeologische waarde, bescherm; nederzetting; IJzertijd - Middeleeuwen;
- monumentnummer 1095, terrein van zeer hoge archeologische waarde, bescherm; nederzetting; IJzertijd - Middeleeuwen;
- monumentnummer 1096, terrein van zeer hoge archeologische waarde, bescherm; nederzetting; IJzertijd - Middeleeuwen;
- monumentnummer 1099, terrein van zeer hoge archeologische waarde, bescherm; nederzetting; IJzertijd - Middeleeuwen.
3.3.4 Uitgangspunten voor beleid
Cultuurhistorie
Vanuit het gemeentelijk beleid geldt als uitgangspunt het cultuurhistorisch erfgoed zien en beleven. Cultuurhistorie vormt namelijk educatieve en recreatieve waarden van het culturele erfgoed. De gebouwde cultuurhistorische waarden (monumenten) worden reeds beschermd via de Monumentenwet of de gemeentelijke Monumentenverordening. Daarom wordt er in dit bestemmingsplan geen aparte regeling voor deze bouwwerken opgenomen.
Archeologie
De bekende waarden voor archeologie en de gebieden met een bepaalde archeologische verwachtingswaarde worden in het bestemmingsplan op een passende manier beschermd. Bij de bekende waarden gaat het om bescherming hiervan en om aantasting te voorkomen. Bij de te verwachten waarden gaat het erom om de eventuele waarden te beschermen en vooraf na te gaan of eventuele waarden door bepaalde ontwikkelingen worden verstoord (verwezen wordt naar paragraaf 5.3).
Hoofdstuk 4 Algemeen Beleid
4.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt het beleid voor een aantal onderwerpen in het buitengebied van de gemeente Overbetuwe uiteengezet. De genoemde beleidsonderwerpen zijn ontwikkelingsgericht en doorkruizen het hele buitengebied (en daarmee vele functies). De voorschriften uit het bestemmingsplan Buitengebied Valburg 1998, herziening 2002 én het kaderstellend beleid (met name streekplan met uitwerkingen, waterbeleid en regionale en gemeentelijke deelnota's) zijn richtinggevend. Een samenvatting van het relevante beleid is opgenomen in de bijlage Beleidskader.
In het kaderstellend beleid staan doelstellingen steeds meer centraal en wordt de gebiedsgerichte beleidsuitwerking op het schaalniveau van de gemeente neergelegd. Eén van de centrale doelstellingen in het kaderstellend beleid betreft het behoud en de versterking van de omgevingskwaliteit. In het bestemmingsplan zijn uiteenlopende regelingen opgenomen die bijdragen aan het behoud van bijvoorbeeld natuurwaarden, cultuurhistorische waarden, de waterhuishouding, maar ook landschap in algemene zin. Er zijn ook regelingen opgenomen welke het plangebied verder kunnen ontwikkelen.
In de structuurvisie en ruimtelijke verordening van de provincie Gelderland (voorheen het Streekplan Gelderland 2005) zijn zoneringen opgenomen die richtinggevend zijn voor de ontwikkelingsruimte in het betreffende gebied. In het groenblauwe raamwerk wordt terughoudender met ontwikkelingen omgegaan (“Nee, tenzij” beleid) dan in het multifunctioneel gebied, waar een “Ja, mits” beleid geldt. Dit verschil in benadering komt terug in de bestemmingen en bijbehorende regels (zie hoofdstuk 5).
In de AmvB Ruimte, welke bekend staat als het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening, staan de nationale ruimtelijke belangen genoemd. Aangegeven is hoe hiermee om moet worden gegaan in de bestemmingsplannen. Dit is eveneens richtinggevend voor de inhoud van bestemmingsplannen.
4.2 Leefbaar Platteland
De vitaliteit en kwaliteit van het landelijk gebied staan onder druk. Het aantal agrarische bedrijven neemt af. Agrarische bedrijfsgebouwen komen leeg te staan. Bij de agrarische bedrijven die zich richten op de toekomst ligt de nadruk op specialisatie en groei. De schaalvergroting die dit in de grondgebonden landbouw met zich meebrengt, heeft geleid tot verschraling van de landschapsstructuur. De landbouw kan haar historische rol als drager en beheerder van de kwaliteiten van de groene ruimte steeds minder vervullen. Ook de kwaliteit van de natuur staat onder druk, mede als gevolg van versnippering van ecologische verbanden. De gebruiksintensiteit van het buitengebied in het algemeen en de toename van verkeersinfrastructuur hebben hieraan bijgedragen. Verder verdient de milieukwaliteit van bodem en water voortdurend aandacht. Het bestemmingsplan bevat daarom ontwikkelingsmogelijkheden voor nieuwe natuur (Ecologische Hoofdstructuur).
Daarnaast staat het buitengebied in de belangstelling bij de recreant. Ook is er sprake van een behoefte aan landelijke woonmilieus, ofwel wonen in het buitengebied. Dit alles kan vragen om een andere inrichting en gebruik van de gebouwen en gronden in het buitengebied. Het bestemmingsplan vormt het kader waarbinnen deze ontwikkelingen, in meer of mindere mate, plaats kunnen vinden. Ten aanzien van de landbouw kan dit enerzijds door ruimte te geven aan schaalvergroting en anderzijds ruimte te bieden aan nieuwe ontwikkelingen in vrijkomende (agrarische) bebouwing. Deze laatste opgave bestaat uit het toestaan van nieuwe gebruiksfuncties als wonen en bedrijvigheid in de genoemde vrijkomende bebouwing en in vrijkomende bedrijfsbebouwing welke niet direct een agrarische relatie hebben. Waar mogelijk kan dat in combinatie met de ontwikkeling van nieuwe natuur en landschap. Deze materie is in dit bestemmingsplan verwerkt, voor zover mogelijk, op grond van de vastgestelde Beleidsregel functieverandering en nieuwvestiging in het buitengebied gemeente Overbetuwe 2008.
De groei van agrarische bedrijven enerzijds en de vestiging van nieuwe functies zoals wonen, recreatie en kleinschalige bedrijvigheid is een ontwikkeling die een aantal jaren geleden is ingezet en zich voortzet. Om deze ontwikkelingen mogelijk te maken is een ontwikkelingsgericht beleid een vereiste. Daarbij wordt er naar gestreefd om naast nieuwe gebruiksmogelijkheden ook het landschap te versterken en de toegankelijkheid van het landschap voor de recreant te verbeteren. De ontwikkelingsmogelijkheden komen tot uitdrukking in verschillende bestemmingen en staan in hoofdstuk 5 beschreven.
Agrarische bedrijfsactiviteiten (links melkvee, rechts fruitteelt met ondersteunend glas)
Nevenactiviteiten (links verkoop ter plaatse geproduceerde producten, rechts paardenbak bij een burgerwoning), bron SAB Arnhem BV
Hoofdstuk 5 Toelichting Op De Regeling
In dit hoofdstuk wordt in paragraaf 5.2 per bestemming toegelicht en gemotiveerd welke regelingen er gelden. Allereerst wordt in paragraaf 5.1 aangegeven hoe het bestemmingsplan is opgebouwd en werkt.
5.1 Juridische Opzet Van Het Plan
5.1.1 Opbouw van het plan
Het bestemmingsplan omvat een verbeelding, regels en een toelichting. Verbeelding en regels vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen kunnen niet los van elkaar worden gezien en dienen te allen tijde in onderlinge samenhang te worden toegepast. De toelichting heeft geen eigen rechtskracht, maar vormt wel een belangrijk onderdeel van het plan.
5.1.2 De verbeelding
De analoge verbeelding bestaat uit 9 kaartbladen met een bijbehorende legenda. Op de verbeelding hebben alle binnen het plangebied gelegen gronden een bestemming gekregen. Als uitgangspunt geldt daarbij dat de bestemming overeenstemt met het bestaande gebruik van de betreffende gronden. Slechts wanneer aannemelijk is dat het bestaande gebruik binnen afzienbare termijn en in elk geval binnen de planperiode wordt beëindigd, kan van dat uitgangspunt zijn afgeweken.
Binnen de bestemmingen zijn op de verbeelding diverse aanduidingen aangegeven. Aanduidingen hebben slechts juridische betekenis voor zover deze daaraan in de regels is toegekend. Een aantal aanduidingen heeft geen enkele juridische betekenis en is uitsluitend op de verbeelding aangegeven ten behoeve van de leesbaarheid van de verbeelding (bijvoorbeeld topografische gegevens en de gemeentegrens) en worden daarom verklaringen genoemd. Eén verklaring is de bebouwing. Dit heeft dus geen juridische betekenis. Er kunnen dan ook geen rechten en/of plichten aan ontleend worden.
Naast bestemmingen en aanduidingen komen op de verbeelding zogenaamde zones voor. Deze zones zijn de gebiedsaanduidingen en dubbelbestemmingen en geven gebieden aan waarbinnen bijzondere beperkende en/of aanvullende regels gelden ten behoeve van de bescherming van een specifiek belang of een specifieke waarde (bijvoorbeeld een zone ter bescherming van een aardgasleiding of een dubbelbestemming ter bescherming van archeologische waarden). Zones vallen niet samen met bestemmingen, maar liggen over (een gedeelte van) één of meer bestemmingen heen.
5.1.3 De regels
5.2 Ontwikkelingsgericht Beleid
5.2.1 Nevenactiviteiten en functieverandering
Door de Stadsregio Arnhem - Nijmegen is de notitie 'Functieverandering buitengebied' vastgesteld. De gemeente Overbetuwe heeft eigen beleid voor 'Functieverandering en nieuwvestiging in het buitengebied' vastgesteld. Dit beleid heeft als doel vrijkomende bebouwing in het buitengebied her te kunnen gebruiken om hierdoor de ruimtelijke kwaliteit te verbeteren/op peil te houden. Voor een uitgebreidere beschrijving wordt verwezen naar de bijlage Beleidskader.
Functieverandering is alleen van toepassing op fysiek bestaande, legale vrijgekomen (en ook vrijkomende) gebouwen die gelegen zijn in het buitengebied. Door functieverandering van bestaande gebouwen kan tegemoet worden gekomen aan de aanwezige behoefte aan wonen en werken in het buitengebied, zonder daarvoor extra bouwlocaties toe te voegen. Hiervoor gelden wel een aantal voorwaarden. Deze staan opgenomen in de bijlage Beleidskader en zijn voor zover mogelijk opgenomen in de regels van dit bestemmingsplan.
Het beleid is van toepassing binnen de volgende gebiedsbestemmingen en wordt hieronder kort per gebiedsbestemming aangegeven.
Agrarisch en Agrarisch met waarden
Nevenactiviteiten
Nevenfuncties (waaronder dagrecreatie en zorg) worden toegestaan bij agrarische bedrijven in bestaande bedrijfsgebouwen. Welke nevenactiviteiten bij recht zijn toegestaan is opgenomen in bijlage 6 bij de regels. Bij recht is het mogelijk maximaal 25% van de bestaande bebouwing tot maximaal 350 m2 te gebruiken voor een nevenactiviteit. De bijbehorende voorwaarden staan in de regels van dit bestemmingsplan en een nadere toelichting staat in de beleidsregel Functieverandering.
Functieverandering naar wonen door sloop gebouwen en nieuwbouw
Bij bedrijfsbeëindiging van een (agrarisch) bedrijf waarbij sloop van alle opstallen (met uitzondering van de voormalige bedrijfswoning en karakteristieke opstallen) kan nieuwbouw ten behoeve van wonen plaatsvinden. De volgende bepalingen gelden:
Te slopen oppervlakte bedrijfsbebouwing | Aantal gebouwen en woningen |
750 m2 - 1500 m2 | - maximaal 2 woningen in één bestaand bedrijfsgebouw óf - maximaal 2 woningen in één nieuw woongebouw óf - maximaal 1 vrijstaande woning |
1500 m2 - 3000 m2 | - maximaal 3 woningen in één bestaand bedrijfsgebouw óf - 1 woning in één bestaand bedrijfsgebouw en maximaal 2 woningen in één nieuw woongebouw óf - maximaal 3 woningen in één nieuw woongebouw óf - maximaal 2 nieuwe vrijstaande woningen |
> 3000 m2 | - maatwerk wat niet in voorliggend generiek bestemmingsplan wordt geregeld |
Hierbij geldt als aanvullende voorwaarde dat de gezamenlijke oppervlakte van nieuwe woongebouwen en woningen maximaal 50% mag bedragen van de gesloopte oppervlakte van gebouwen.
Inhoud woningen
De nieuw te realiseren woningen hebben een minimale inhoudsmaat van 400 m3 en een maximale inhoudsmaat van 800 m3.
Bijgebouwen
Bijgebouwen (garage/ berging) bij de nieuw te realiseren woningen (dus niet de voormalige bedrijfswoning) mogen een oppervlakte krijgen van maximaal 90 m2 per woning. De nieuwe bijgebouwen moeten binnen 20 m vanaf de nieuwe woning worden opgericht, minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de woning. binnen het voormalige bouwvlak/bestemmingsvlak.
Daar waar meerdere nieuwe woningen worden opgericht worden de bijgebouwen voor de nieuwe woningen bij voorkeur in één gebouw ondergebracht.
Ten behoeve van de te handhaven voormalige bedrijfswoning mag één bijgebouw met een maximale oppervlakte van 150 m2 behouden blijven voor machineberging, als er minimaal 1 ha grond in eigendom is/blijft die onderhouden moet worden.
Het totaal bebouwd oppervlak mag echter nooit meer bedragen dan maximaal 50% van de gesloopte bebouwing.
Verkeer en parkeren
Ten behoeve van de verdere realisering van ruimtelijke kwaliteit geldt het principe dat de bestaande perceelsontsluiting gebruikt wordt en dient parkeren op eigen erf plaats te vinden. Er dient wel altijd sprake te zijn van maatwerk.
Functieverandering naar werken
Bij het beoordelen van hergebruik naar werkfuncties wordt gebruik gemaakt van een indicatieve bedrijvenlijst. Deze is opgenomen als bijlage in de regels van dit bestemmingsplan.
Via een wijziging is het mogelijk een functieverandering naar werken te realiseren. Maximaal 50% van de bestaande bebouwing tot maximaal 750 m2 mag worden gebruikt voor de nieuwe werkfunctie. De overige bebouwing dient gesloopt te worden. Daarbij dient verder voldaan te worden aan de voorwaarden zoals aangegeven in de regels van dit bestemmingsplan. Indien sprake is van een verblijfs- of dagrecreatieve of maatschappelijke functie (zorg) dan mag maximaal 50% van de bestaande bebouwing tot maximaal 500 m2 worden gebruikt voor de nieuwe werkfunctie. Ook hier geldt dat de overige bebouwing gesloopt dient te worden en dat verder voldaan wordt aan de voorwaarden zoals aangegeven in de regels van dit bestemmingsplan.
Functieverandering bij glastuinbouw
Bij de beëindiging van glastuinbouwbedrijven geldt een bijzondere en eigen regeling. Wanneer alle glasopstanden (dus alle kassen) worden gesloopt mag 100% van de resterende bedrijfsgebouwen zoals opslag-, sorteerruimtes, koelcellen, ketelhuizen e.d. worden hergebruikt voor wonen en/of werken. Wanneer alle glasopstallen (kassen en overige bedrijfsgebouwen) worden gesloopt gelden de volgende mogelijkheden voor herbouw.
Agrarisch met waarden - Uiterwaarden
Nevenactiviteiten
Wat in de uiterwaarden expliciet geldt is dat de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied niet mogen worden aangetast, tenzij er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van groot openbaar belang. Op grond daarvan worden de nevenfuncties die zijn opgenomen in bijlage 6 bij de regels bij recht toegestaan bij agrarische bedrijven in bestaande bedrijfsgebouwen. Bij recht is het mogelijk maximaal 25% van de bestaande bebouwing tot maximaal 350 m2 te gebruiken voor een nevenactiviteit.
Voor de bijbehorende voorwaarden wordt verwezen naar de regels van dit bestemmingsplan.
Functieverandering naar wonen door sloop gebouwen en nieuwbouw
Bij bedrijfsbeëindiging van een (agrarisch) bedrijf waarbij sloop van alle opstallen (met uitzondering van de voormalige bedrijfswoning en karakteristieke opstallen) plaatsvindt gelden de volgende bepalingen:
Te slopen oppervlakte bedrijfsbebouwing | Aantal gebouwen en woningen |
750 m2 - 1500 m2 | - maximaal 2 woningen in één bestaand bedrijfsgebouw of bijgebouw |
1500 m2 - 3000 m2 | - maximaal 3 woningen in één bestaand bedrijfsgebouw of bijgebouw |
> 3000 m2 | - maatwerk wat niet in voorliggend generiek bestemmingsplan wordt geregeld |
Inhoud woningen
De nieuw te realiseren woningen hebben een minimale inhoudsmaat van 400 m3 en een maximale inhoudsmaat van 800 m3.
Bijgebouwen
Bijgebouwen (garage/ berging) bij de nieuw te realiseren woningen (dus niet de voormalige bedrijfswoning) mogen een oppervlakte krijgen van maximaal 90 m2 per woning. De nieuwe bijgebouwen moeten binnen 20 m vanaf de nieuwe woning worden opgericht, minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel.
Daar waar meerdere woningen worden opgericht in bestaande gebouwen dienen de bijgebouwen voor de nieuwe woningen bij voorkeur in één gebouw te worden ondergebracht.
Ten behoeve van de te handhaven voormalige bedrijfswoning mag één bijgebouw met een maximale oppervlakte van 150 m2 behouden blijven voor machineberging, als er minimaal 1 ha grond in eigendom is/blijft wat onderhouden moet worden.
Het totaal bebouwd oppervlak mag echter nooit meer bedragen dan maximaal 50% van de gesloopte bebouwing.
Verkeer en parkeren
Ten behoeve van de verdere realisering van ruimtelijke kwaliteit geldt het principe dat de bestaande perceelsontsluiting gebruikt wordt en dient parkeren op eigen erf plaats te vinden. Er dient wel altijd sprake te zijn van maatwerk.
Functieverandering naar werken
Ook in de uiterwaarden is het mogelijk om functieverandering naar werken toe te passen. Hierbij geldt expliciet dat de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied niet worden aangetast, tenzij er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang. Verder mag de doorstroom van de rivier niet (verder) worden beperkt. Nieuwbouw is dan ook uitgesloten.
Bij het beoordelen van hergebruik naar werkfuncties wordt gebruik gemaakt van een indicatieve bedrijvenlijst. Deze is opgenomen in bijlage 1 van de regels van dit bestemmingsplan.
Via een wijziging is het mogelijk een functieverandering naar wonen en/of werken te realiseren. Maximaal 50% van de bestaande bebouwing tot maximaal 500 m2 mag worden gebruikt voor de nieuwe werkfunctie. De overige bebouwing dient gesloopt te worden. Indien sprake is van een verblijfs- of dagrecreatieve of maatschappelijke functie (zorg) dan mag eveneens maximaal 50% van de bestaande bebouwing tot maximaal 500 m2 worden gebruikt voor de nieuwe werkfunctie. Ook hier geldt dat de overige bebouwing gesloopt dient te worden en dat verder voldaan wordt aan de voorwaarden zoals aangegeven staan in de regels van dit bestemmingsplan.
5.2.2 Recreatieve nevenactiviteiten
Met het vervallen van de Wet op de Openluchtrecreatie (WOR) is de verantwoordelijkheid voor de invulling van het recreatiebeleid bij de gemeente komen te liggen. De gemeente heeft de beleidsnota Recreatie en de Nota Kampeerbeleid vastgesteld.
Recreatieve nevenactiviteiten kunnen zorgdragen voor de komst van recreanten en toeristen naar het buitengebied van Overbetuwe. Door verschillende vormen van verblijfsrecreatie en dagrecreatie toe te staan, kan het aanbod aan recreatieve nevenactiviteiten divers worden. Het bestemmingsplan kan hiervoor de ruimtelijke mogelijkheden bieden.
Recreatieve nevenactiviteiten zijn in het kader van de Wet geurhinder en veehouderij geen gevoelige activiteiten, mits geen sprake is van een geurgevoelig object/een gebouw (definitie, zoals opgenomen in art. 1 van Wgv). Als geen sprake is van een geurgevoelig object kunnen ze in principe overal worden toegestaan zonder de agrarische bedrijfsvoering op een agrarisch bouwvlak te hinderen. Dit geldt voor recreatieve nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven maar ook bij burgerwoningen.
Met een afwijking worden recreatieve nevenactiviteiten toegestaan bij agrarische bedrijven, omdat deze locaties veelal ruimte hebben op het agrarisch bouwvlak en er gebouwen aanwezig zijn waarbinnen de sanitaire voorzieningen kunnen worden opgericht. Daarnaast worden recreatieve nevenactiviteiten ook met een afwijking toegestaan bij burgerwoningen in het buitengebied, om hiermee ook de leefbaarheid van het buitengebied op peil te houden. Bij beide functies/in beide bestemmingen geldt de restrictie dat de activiteiten geen hinder mogen veroorzaken voor nabijgelegen functies en waarden. Onderscheid wordt gemaakt tussen recreatieve nevenactiviteiten welke binnen de bestaande bebouwing kunnen worden gerealiseerd en recreatieve nevenactiviteiten waarvoor ook buitenruimte wordt gebruikt.
Kleinschalig kamperen
Kleinschalig kamperen mag alleen worden toegestaan bij agrarische bedrijven en bij burgerwoningen als recreatieve nevenactiviteit. Echter, deze mogelijkheid wordt niet geboden aan agrarisch bedrijven welke zijn gelegen binnen de bestemmingen Agrarisch met waarden - Uiterwaarden en Agrarisch met waarden (waarde openheid). Het behoud van de waarden in deze twee gebiedsbestemmingen is belangrijk. Het toevoegen van kleinschalig kamperen is hier niet wenselijk.
De kampeermiddelen dienen op of aangrenzend aan het agrarisch bouwvlak geplaatst te worden, waarbij geen sprake mag zijn van stacaravans en/of trekkershutten. Maximaal 25 kampeermiddelen in de periode 15 maart - 31 oktober zijn per bouwvlak toegestaan. Buiten deze periode mogen geen kampeermiddelen op het terrein aanwezig zijn. Permanente bewoning wordt niet toegestaan (maximaal 45 aaneengesloten overnachtingen). Het sanitair ten behoeve van het kleinschalig kampeerterrein moet binnen bestaande bebouwing worden opgericht met een maximale oppervlakte van 50 m2. De landschappelijke inpassing van het terrein dient plaats te vinden met streekeigen beplanting van het erf. Hiervoor wordt verwezen naar het Landschapsontwikkelingsplan. Het parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden. Ten slotte mag er geen sprake zijn van onevenredige aantasting van belangen, functies en waarden in de omgeving.
Bed & breakfast
Bed& breakfastvoorzieningen kunnen gerealiseerd worden binnen de bestaande bebouwing binnen de agrarische- en woonbestemming. Door het beperken van de oppervlakte is de ruimtelijke uitstraling beperkt en kan daardoor bij agrarische bedrijven en bij burgerwoningen worden toegestaan. Er mag maximaal 120 m2 van de oppervlakte van de bestaande bebouwing gebruikt worden voor deze voorziening, waarbij geldt dat elk slaapverblijf maximaal 30 m2 bedraagt. Er mag maximaal 14 aaneengesloten overnacht worden. Het parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden. Er mogen geen aanvullende voorzieningen worden opgericht, zoals een speeltuin, stallingen of detailhandel. Ten slotte mag er geen sprake zijn van onevenredige aantasting van belangen, functies en waarden in de omgeving.
Recreatiewoningen/-appartementen
Recreatiewoningen/ -appartementen kunnen gerealiseerd worden binnen de bestaande bebouwing, binnen de agrarische- en de woonbestemming. Door het beperken van de oppervlakte is de ruimtelijke uitstraling beperkt, waardoor recreatiewoningen/ -appartementen bij agrarische bedrijven en bij burgerwoningen kunnen worden toegestaan. Er zijn maximaal drie recreatiewoningen/-appartementen toegestaan met een oppervlakte van maximaal 75 m2 per recreatiewoning/-appartement. Ook hier geldt dat permanente bewoning niet is toegestaan (maximaal 45 aaneengesloten overnachtingen). Het parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden. Ten slotte mag er geen sprake zijn van onevenredige aantasting van belangen, functies en waarden in de omgeving.
Groepsaccommodaties
Groepsaccommodaties betreffen voorzieningen waarbij relatief veel (meer dan 10) bezoekers getrokken kunnen worden. Daarom wordt deze voorziening alleen toegestaan binnen de bestaande bebouwing van een agrarisch bedrijf op een agrarisch bouwvlak. Hierbij geldt dat maximaal 350 m2 van de oppervlakte van de bestaande bebouwing gebruikt mag worden voor het inrichten van een groepsaccommodatie. Ook hier geldt dat permanente bewoning niet is toegestaan (maximaal 45 aaneengesloten overnachtingen). Het parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden. Ten slotte mag er geen sprake zijn van onevenredige aantasting van belangen, functies en waarden in de omgeving.
Kleinschalig boerderijterras
Een kleinschalig boerderijterras kan worden opgericht bij een agrarisch bedrijf, bij de bestaande bebouwing op een agrarisch bouwvlak. In zijn totaliteit mag maximaal 200 m2 worden gebruikt voor deze activiteit. Hiervan mag maximaal 50 m2 buitenruimte worden ingericht met zitjes en/of picknickbanken in de openlucht bij een boerderij waar passanten en/of bezoekers uit kunnen rusten. De binnenruimte is dan beperkt tot een maximale oppervlakte van 150 m2 van de bestaande bebouwing.
Er mag geen horecavoorzieningen ontstaan waarbij alcoholische dranken worden verstrekt en maaltijden worden verzorgd, zoals een café, restaurant en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven. Het betreft hier dus een kleinschalig terras voor het schenken van thee/koffie, frisdranken en het aanbieden van kleine versnaperingen als cake en gebak.
Stapeling afwijkingsmogelijkheden
Om te voorkomen dat door een stapeling van afwijkingsmogelijkheden intensieve recreatieve functies ontstaan die leiden tot een te grote druk op het landelijk gebied of leiden tot zelfstandige bedrijven wordt de mogelijkheid om afwijkingsmogelijkheden te combineren beperkt.
Bij een combinatie van twee of meer van de genoemde afwijkingsbevoegdheden voor recreatieve nevenactiviteiten geldt de laagste toegestane vloeroppervlakte als totale toegestane maximum.
5.2.3 Inwoning
Inwoning wordt gedefinieerd als het bewonen van één woning voor twee huishoudens met gemeenschappelijk gebruik van één of meerdere voorzieningen of (verblijfs)ruimten van die woning en waarbij de woning één hoofdtoegang behoudt en de voorzieningen c.q. (verblijfs)ruimten onderling vrij toegankelijk zijn.
In een groot aantal gevallen groeit deze vorm van bewoning uit tot een eigen vorm van bewoning waarbij beide wooneenheden elk hun eigen voorzieningen hebben. In principe wordt inwoning bij recht toegestaan binnen de bestemmingen waar volgens de regels woningen zijn toegestaan/ bestemd. Een gedeelte van de bestaande woning wordt ingericht voor een afzonderlijk huishouden, waarbij geldt dat er geen geheel zelfstandige tweede woning wordt gerealiseerd, ook niet op termijn. Nieuwbouw ten behoeve van inwoning wordt niet toegestaan. Er is dan ook geen tweede woning bestemd, of een aanduiding voor inwoning opgenomen.
5.2.4 Mantelzorg
Mantelzorg kan een oplossing zijn om ouderen en hulpbehoevenden langer in hun eigen omgeving te laten wonen en verblijven. Daarom heeft de gemeente Overbetuwe beleid opgesteld ten behoeve van mantelzorg. Dit beleid is in voorliggend bestemmingsplan opgenomen. Om mantelzorg mogelijk te kunnen maken is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen binnen de bestemmingen waar volgens de regels woningen zijn toegestaan/ bestemd. De omgevingsvergunning wordt verleend ten behoeve van degene die zorg behoeft. Bij mantelzorg dient altijd sprake te zijn van een afhankelijke woonruimte. Deze afhankelijke woonruimte mag maximaal 90 m2 bedragen en mag worden ingericht in een bijgebouw dat op geringe afstand is gelegen van het hoofdgebouw. Om de afhankelijke woonruimte voor mantelzorg in te kunnen richten, dient er aantoonbaar sprake te zijn van een tijdelijke zorgbehoefte. Dit kan bijvoorbeeld worden aangetoond door het overleggen van een medische indicatie. Nadat de zorgbehoefte of zorgrelatie is beëindigd vervalt de vergunning van de verleende afwijking en dient de ruimte binnen het bijgebouw in oude staat hersteld te worden.
5.2.5 Paardenbakken
De wens voor het oprichten van paardenbakken wordt steeds groter. Echter, paardenbakken leiden in de regel tot een schaalverkleining van het landschap. Deze schaalverkleining hangt veelal samen met het hekwerk dat rondom de bak wordt geplaatst en met de, in verhouding tot de akker- of weilandpercelen, kleine oppervlakte van dit type grondgebruik. Tevens draagt het recreatieve/hobbymatige karakter bij aan een (subjectieve) beleving dat het landschap onder druk van stedelijke invloeden staat. Dit wordt gezien als verrommeling van het landschap.
Om verrommeling tegen te gaan is de locatiekeuze van een paardenbak van groot belang. Vooral de aard en uitstraling van de activiteiten leiden ertoe dat een koppeling aan het (huis)perceel en aan bestaande bebouwing van groot belang is. Een bijzonder aandachtspunt voor de locatiekeuze is dat het zicht op het vrije veld niet belemmerd mag worden door (teveel) langs de weg gelegen paardenbakken. Bij bouwvlakken/ bestemmingsvlakken die aan de weg zijn gelegen geldt daarom in het algemeen dat de paardenbakken achter de bestaande bebouwing dienen te worden gerealiseerd. In uitzonderingsgevallen is niet zozeer het zicht loodrecht op de weg, maar evenwijdig aan de weg het meest bepalend voor de beleving van het agrarische landschap. In die gevallen verdient niet een plaatsing achter, maar naast de bestaande bebouwing de voorkeur.
achter bouwvlak
naast bouwvlak
Een landschappelijke inpassing in de vorm van hoogopgaande erfbeplanting is in zijn algemeenheid af te raden. Het landschappelijke effect van een paardenbak is niet te vergelijken met het effect van bebouwing. De extra beplanting zal de toename van de activiteiten eerder accentueren of uitvergroten dan verhullen. Wel is eventueel de inpassing door heggen of hagen mogelijk.
Om paardenbakken wel mogelijk te maken is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Paardenbakken worden mogelijk gemaakt op óf direct aansluitend aan agrarische bouwvlakken en op een bestemmingsvlak waar een woning op aanwezig mag zijn (volgens de regels). De maximale oppervlakte van de paardenbak bij een agrarische bedrijf bedraagt 1200 m2, de maximale oppervlakte van een paardenbak bij een woning bedraagt maximaal 800 m2. Er mogen geen lichtmasten bij de paardenbak worden opgericht. Omschakeling naar een manege is niet toegestaan.
5.2.6 Afwijkende nevenactiviteiten
Via een omgevingsvergunning kunnen ook nevenactiviteiten die niet zijn opgenomen in bijlage 6 (Lijst van nevenactiviteiten) van de regels worden toegestaan bij (agrarische) bedrijfs- en burgerwoningen in het buitengebied. Er mogen geen activiteiten plaatsvinden die vergunningplichtig zijn op grond van de Wet milieubeheer en er mag geen sprake zijn van onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige functies en waarden, of van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
Voor de nevenactiviteit mag maximaal 25% met een absoluut maximum van 350 m² van de bestaande bebouwing worden gebruikt. Er mag geen detailhandel plaatsvinden, behalve de verkoop van lokaal of streekeigen geproduceerde agrarische producten. Ook horeca en verblijfsrecreatie zijn uitgesloten, evenals buitenopslag. Het parkeren ten behoeve van de nevenactiviteit dient op eigen erf dient plaats te vinden.
5.3 Toelichting Op De Bestemmingen
In onderstaande subparagrafen staat de regeling/ het beleid zoals dat per bestemming geldt. Hierbij is rekening gehouden met het verwoorde provinciale, regionale en gemeentelijke beleid (zie bijlage Beleidskader).
5.3.1 Agrarische bestemmingen
Binnen de gemeente Overbetuwe is het agrarisch gebied in de vigerende bestemmingsplannen onderverdeeld in verschillende 'soorten' agrarisch gebied (al dan niet met landschappelijke waarden of natuurwaarden en al dan niet gekoppeld aan de uiterwaarden). Dit onderscheid houdt verband met de voorkomende landschaps- en natuurwaarden in de verschillende gebieden.
De toekenning van de gebiedsbestemming heeft plaatsgevonden aan de hand van de landschapsanalyse, de veldinventarisatie, de luchtfoto's, de begrenzingen van de structuurvisie en de verordening van de provincie Gelderland (gebaseerd op het streekplan Gelderland 2005 en de streekplanuitwerkingen) en de voorgaande bestemmingsplannen. Daarbij heeft afstemming plaatsgevonden met de gebiedsindeling van het Landschapsontwikkelingsplan.
De voorkomende waarden hebben betrekking op landschappelijke, natuurlijke en/of cultuurhistorische waarden als vastgelegd in de kaderstellende stukken (zie bijlage Beleidskader). Een nieuwe indeling wordt mede gebaseerd op een vereenvoudiging in regelgeving ten aanzien van het omgevingsvergunningstelsel. Hierdoor komen verschillen te vervallen en is het aantal gebiedsbestemmingen teruggebracht tot drie.
De gebiedsbestemmingen betreffen:
- Agrarisch;
- Agrarisch met waarden, waarbij aangegeven wordt binnen welk gebied welke waarde geldt/waarden gelden, te weten: openheid, landschapselementen (kleinschaligheid) en zegen;
- Agrarisch met waarden - Uiterwaarden.
De gebiedsbestemming Agrarisch met waarden is gelegen in de open komgronden en rondom de oeverwallen. De gebiedsbestemming Agrarisch met waarden - Uiterwaarden is toegekend aan gebieden in de uiterwaarden van de Neder-Rijn en Waal.
De overige agrarische gronden in het plangebied hebben de gebiedsbestemming Agrarisch toegekend gekregen.
Omgevingsvergunningenstelsel
Behoud en bescherming van de karakteristieke landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden is belangrijk om in het buitengebied te regelen. Zo blijft het landschap herkenbaar en behoudt het zijn eigen karakteristiek. Dit geldt dus alleen voor de agrarische bestemmingen waarbij daadwerkelijk een waarde is aangegeven.
De waarden zoals hiervoor aangegeven en voorkomen in de gebiedsbestemmingen worden in dit bestemmingsplan beschermd door middel van een omgevingsvergunningenstelsel voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, waarbij het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden gekoppeld wordt aan een omgevingsvergunning. Dit houdt in dat ingrepen die kunnen leiden tot aantasting van de gebiedskwaliteiten vooraf worden getoetst. Hiermee wordt vooraf een afweging gemaakt of de ingreep kan worden uitgevoerd met behoud van de aanwezige waarden.
Normaal onderhoud en beheer van gronden binnen een bepaalde gebiedsbestemming zijn uitgesloten van de verplichting om deze met een omgevingsvergunning uit te voeren. Dit geldt ook voor werkzaamheden die binnen het bouwvlak plaatsvinden.
Indien het een aanvraag om omgevingsvergunning betreft waarbij de waarde 'zegen' geldt, wordt de omgevingsvergunning niet eerder verleend nadat een advies is ontvangen van de waterbeheerder.
5.3.2 Agrarische bedrijven
Onder een agrarisch bedrijf wordt een bedrijf verstaan dat is gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden, fokken en/of africhten van dieren, inclusief pensionstallen als ondergeschikte nevenactiviteit.
Productiegerichte paardenhouderijen waar het fokken of africhten van paarden centraal staat vallen ook onder deze definitie. Gebruiksgerichte paardenhouderijen, waar het berijden van paarden centraal staat, maneges en zelfstandige pensionstallen vallen niet onder deze definitie. Dergelijke bedrijven kunnen daarom niet binnen een agrarische bestemming worden opgericht. Maneges krijgen een bestemming Sport, zelfstandige pensionstallen komen binnen het plangebied niet voor.
De agrarische sector is aan een forse schaalvergroting onderhevig. Enerzijds groeien veel bedrijven en anderzijds stoppen ook veel agrariërs hun bedrijfsvoering. Een aantal daarvan houdt voor de 'hobby' een deel van de agrarische activiteiten aan. In het kader van dit bestemmingsplan buitengebied is voor alle agrarische bedrijven:
- bepaald of het bedrijf nog redelijkerwijs als agrarisch kan worden bestemd, en zo ja;
- inzichtelijk gemaakt welke vorm en omvang het agrarische bouwvlak moeten krijgen.
Alle functionerende agrarische bedrijven hebben een agrarisch bouwvlak op maat toegekend gekregen. De vigerende bestemmingen worden ten aanzien van agrarische bedrijven aangehouden tenzij expliciet is aangetoond dat het feitelijk gebruik is gewijzigd.
Dit kan blijken doordat:
- de bestemming op een betreffende locatie is gewijzigd door middel van een wijzigingsplan of bestemmingsplanherziening;
- de milieuvergunning of milieumelding voor de agrarische bedrijfsactiviteiten is/wordt ingetrokken of ongedaan gemaakt;
- de eigenaar verzoekt de bestemming te wijzigen/herzien;
- er feitelijk een ander gebruik plaatsvindt wat positief bestemd kan worden (bijvoorbeeld dat er op een locatie wordt gewoond en dat hierdoor geen omliggende bedrijven worden gehinderd in de bedrijfsvoering).
In het buitengebied doen zich ook situaties voor waar op het perceel (nog) wel sprake is van agrarische activiteiten, maar deze gelet op de omvang, niet meer als bedrijfsmatig kunnen worden aangemerkt. In die situaties vormt wonen de hoofdfunctie en zijn de agrarische activiteiten een hobbymatige activiteit.
Om na te gaan of een bedrijf een reële omvang heeft voor de toekenning van een agrarisch bouwvlak kan gewerkt worden met de Nederlandse grootte eenheid (Nge) zoals aangegeven door het CBS (Centraal Bureau voor de Statistieken). Het aantal Nge dat op een bedrijf aanwezig is, kan aan de hand van het aantal en soort dieren of de te verbouwen oppervlakte gewas worden bepaald.
In principe is uitgegaan dat bij een omvang groter of gelijk aan 20 Nge, wanneer sprake is van een reëel agrarisch bedrijf, een agrarische bestemming toe te kennen.
Bij een omvang kleiner dan 20 Nge, wanneer geen sprake meer is van bedrijfsmatige activiteiten, is in principe een woonbestemming toegekend. Echter, op sommige plaatsen is maatwerk toegepast op basis van verkregen gegevens.
5.3.3 Bedrijf
Alle bestaande legale niet-agrarische bedrijven hebben een bedrijfsbestemming gekregen met een aanduiding voor het aangeven van het soort bedrijf. Onderscheid is gemaakt tussen agrarische hulpbedrijven (bijvoorbeeld bedrijven die gericht zijn op het leveren van dieren, goederen en diensten aan agrarische bedrijven, bosbouw- of natuurbeheerbedrijven), agrarisch verwante bedrijven (zoals hoveniers, dierenklinieken, verwerkingsbedrijven van landbouwproducten), nutsvoorzieningen en overige bedrijven (opslag, transportbedrijven, aannemers- en schildersbedrijven, e.d.). De maximaal toegestane oppervlakte bebouwing is vastgelegd (aangeven is wat bij recht mogelijk is en wat met een afwijking mogelijk is) en zijn aangegeven in een tabel. De afwijkingsmogelijkheden zijn gebaseerd op het regionale beleid (zie bijlage Beleidskader). Agrarische hulpbedrijven hebben een ruimere uitbreidingsmogelijkheid gekregen (15% bij recht en 25% met afwijking), aangezien dit gebiedsgebonden bedrijven zijn.
Binnen de bedrijfsbestemming zijn alleen de bestaande bedrijfswoningen toegestaan.
In de gebiedsvreemde bestemmingen van het plan, zoals de bestemming Bedrijf, is een regeling opgenomen in het geval dat er grotere gebouwen op een perceel aanwezig zijn dan zijn toegestaan krachtens de specifieke bouwregels binnen de betrokken bestemming. De grotere hoogte van deze gebouwen is in beginsel toegestaan op grond van de algemene bouwregels. Deze grotere hoogte geldt echter niet in geval van uitbreiding van het gebouw en geldt evenmin voor nieuwe gebouwen. In de bouwregels is opgenomen dat uitbreiding van een gebouw met inachtneming van de hogere hoogten bij recht is toegestaan. Dit is opgenomen om te voorkomen dat een dergelijk gebouw niet zou kunnen worden uitgebreid. Voor nieuwbouw geldt dat gebouwen ook mogen worden gebouwd tot de hogere hoogten van bestaande gebouwen. Dit is echter slechts toegestaan nadat een afweging is gemaakt of dit ter plaatse ruimtelijk aanvaardbaar wordt geacht. Om die reden is nieuwbouw slechts toegestaan na verlening van een omgevingsvergunning. Het toestaan van hogere gebouwen heeft overigens geen invloed op de maximale gezamenlijke oppervlakte van gebouwen of op andere maatvoeringseisen.
Voor het verlenen van een omgevingsvergunning ten behoeve van de bedrijfswoning moet de noodzakelijkheid van de aanwezigheid hiervan worden aangetoond. Van noodzaak voor een bedrijfswoning is in ieder geval sprake indien levende have aanwezig is op het bedrijf. Echter wanneer er reeds een bedrijfswoning aanwezig is, zal de noodzakelijkheid ook bij andere typen bedrijvigheid zijn aangetoond.
Wijziging van de bedrijfsactiviteiten
Het kan voorkomen dat op een bepaalde locatie het bestaande bedrijf stopt en dat op diezelfde locatie een ander soort bedrijf zich wil vestigen. Om dit mogelijk te maken is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor het veranderen van de bedrijfsactiviteiten. De nieuwe activiteit die kan worden toegestaan moet opgenomen zijn in de categorieën 1 of 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten dan wel een bedrijf dat voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk te stellen met een bedrijf zoals genoemd in de categorieën 1 of 2. De nieuwe activiteit mag niet leiden tot een vergroting van de verkeersaantrekkende werking en het parkeren moet op het betreffende perceel plaatsvinden. Daarnaast dient het perceel voorzien te zijn/ te worden van een streekeigen landschappelijke inpassing.
5.3.4 Bedrijf - Uiterwaarden
De bedrijvigheid in de uiterwaarden heeft een eigen bestemming gekregen in verband met de Beleidslijn grote rivieren. Binnen de beleidslijn gelden namelijk strikte regels voor uitbreiding van de bestaande oppervlakte bebouwing in relatie tot het waterbergend vermogen van de rivier en de uiterwaarden. In de tabel in de regels staat aangegeven om welke bedrijven het gaat. Het betreft in ieder geval de bestaande steenfabrieken.
In dit plan wordt niet voorzien in een uitbreiding van de oppervlakte bebouwing en/of omschakeling van de bedrijfsactiviteiten.
Op de terreinen van de steenfabrieken zijn twee gasontvangstations (nutsvoorzieningen) gelegen waarvoor aan te houden veiligheidsafstanden gelden en er dient rekening gehouden te worden met geluidsemissies. Aangezien deze stations zijn gelegen binnen de bedrijfsbestemming in de uiterwaarden is altijd een toets nodig bij ontwikkelingen.
5.3.5 Bos
De bestaande bosgebieden, welke ook onderdeel uit kunnen maken van de Ecologische Hoofdstructuur en/of Vogelrichtlijngebieden, met een oppervlakte van 5 are of groter zijn bestemd als Bos. Deze hebben een passende, beschermende regeling gekregen. Binnen de bestemming Bos is het niet toegestaan hoog opgaande beplanting te kappen of te rooien. Met een omgevingsvergunning kunnen, indien nodig, waterlopen worden aangelegd en kan oppervlakteverharding worden aangebracht.
Binnen de bestemming Bos is één terrein gelegen dat door de provincie is aangemerkt als natte natuur. Deze natte natuur is aangeduid binnen de bestemming en wordt beschermd. Binnen de bosbestemming is daarnaast een aanduiding opgenomen voor een geluidswal en zijn bijvoorbeeld speelvoorzieningen (tot max. 6 m) en beeldende kunstwerken (tot max. 5 m) toegestaan.
Met een afwijkingsbevoegdheid zijn onder voorwaarden maximaal 10 evenementen per jaar toegestaan. Het gaat om evenementen van maximaal 14 aaneengesloten dagen (inclusief opbouw en afbraak). Een volgend evenement mag pas plaatsvinden nadat een periode is verstreken die minimaal gelijk is aan de duur van het voorgaande evenement (inclusief opbouw en afbraak). Verder moeten er voldoende parkeerplaatsen aanwezig zijn en moeten aan te brengen voorzieningen tijdelijk zijn.
5.3.6 Cultuur en ontspanning
Het creatief centrum in Randwijk heeft de bestemming cultuur en ontspanning gekregen. De toegestane activiteiten en bouwmogelijkheden zijn overgenomen uit het recent vastgestelde bestemmingsplan voor deze locatie (bestemmingsplan Buitengebied, Bredeweg 69 te Randwijk).
Het betreft een locatie waar diverse activiteiten plaatsvinden zoals het maken van kunstvoorwerpen, een galerie, een beeldentuin, verhuur van atelierruimtes, geven van cursussen/ trainingen/ workshops, geven van advies, geven van creatieve therapie. Daarnaast komen er erfgoedlogies, twee mantelzorgwoningen en een restauratieve ruimte ter ondersteuning van de aanwezige functies. Parkeren geschied op eigen terrein.
Binnen de bestemming is aangegeven wat de gebruiks- en bouwmogelijkheden op de locatie zijn. Aangezien de bepalingen uit een recent opgesteld bestemmingsplan komen, bestaan er voor de planperiode geen uitbreidingsmogelijkheden.
5.3.7 Detailhandel
De detailhandelsbedrijven (dertien in totaal) binnen het plangebied hebben een eigen detailhandelsbestemming gekregen. Het betreft daarmee bedrijven die producten te koop aanbieden. Detailhandelsbedrijven zijn in die zin anders dan reguliere bedrijven, dat er meer verkeersaantrekkende werking is en ze daarmee een andere ruimtelijke impact hebben.
Binnen de bestemming is per adres aangegeven wat de bouwmogelijkheden op de locaties zijn. De uitbreidingsmogelijkheden zoals met een afwijking worden mogelijk gemaakt betreffen eenmalig 10% uitbreiding van de bestaande bebouwing.
In de gebiedsvreemde bestemmingen van het plan, zoals de bestemming Detailhandel, is een regeling opgenomen in het geval dat er grotere gebouwen op een perceel aanwezig zijn dan zijn toegestaan krachtens de specifieke bouwregels binnen de betrokken bestemming. De grotere hoogte van deze gebouwen is in beginsel toegestaan op grond van de algemene bouwregels. Deze grotere hoogte geldt echter niet in geval van uitbreiding van het gebouw en geldt evenmin voor nieuwe gebouwen. In de bouwregels is opgenomen dat uitbreiding van een gebouw met inachtneming van de hogere hoogten bij recht is toegestaan. Dit is opgenomen om te voorkomen dat een dergelijk gebouw niet zou kunnen worden uitgebreid. Voor nieuwbouw geldt dat gebouwen ook mogen worden gebouwd tot de hogere hoogten van bestaande gebouwen. Dit is echter slechts toegestaan nadat een afweging is gemaakt of dit ter plaatse ruimtelijk aanvaardbaar wordt geacht. Om die reden is nieuwbouw slechts toegestaan na verlening van een omgevingsvergunning. Het toestaan van hogere gebouwen heeft overigens geen invloed op de maximale gezamenlijke oppervlakte van gebouwen of op andere maatvoeringseisen.
Met een afwijkingsbevoegdheid kan onder voorwaarden een andere vorm van detailhandel worden toegestaan. Door middel van een wijzigingsbevoegdheid is een wijziging van de detailhandelsbestemming in de bestemming Wonen onder voorwaarden toegestaan.
5.3.8 Groen
De groenvoorzieningen binnen het plangebied (groen zonder bijzondere natuurwaarde) zijn bestemd als Groen. Het betreft bijvoorbeeld gronden gelegen langs wegen, watergangen e.d. Binnen de bestemming wordt extensieve dagrecreatie toegestaan.
5.3.9 Horeca
De horecagelegenheden binnen het plangebied hebben een eigen horecabestemming gekregen. Het gaat om bedrijven waar hoofdzakelijk dranken en etenswaren en/of logies worden verstrekt. Hierbij is zeker geen sprake van erotisch getinte vermaakfuncties. Horecabedrijven zijn in die zin anders dan reguliere bedrijven, dat er meer verkeersaantrekkende werking is en ze daarmee een andere ruimtelijke impact hebben.
Binnen de bestemming is per adres aangegeven wat de bouwmogelijkheden op de locaties zijn. De uitbreidingsmogelijkheden zoals met een afwijking worden mogelijk gemaakt betreffen eenmalig 10% uitbreiding van de bestaande bebouwing.
In de gebiedsvreemde bestemmingen van het plan, zoals de bestemming Horeca, is een regeling opgenomen in het geval dat er grotere gebouwen op een perceel aanwezig zijn dan zijn toegestaan krachtens de specifieke bouwregels binnen de betrokken bestemming. De grotere hoogte van deze gebouwen is in beginsel toegestaan op grond van de algemene bouwregels. Deze grotere hoogte geldt echter niet in geval van uitbreiding van het gebouw en geldt evenmin voor nieuwe gebouwen. In de bouwregels is opgenomen dat uitbreiding van een gebouw met inachtneming van de hogere hoogten bij recht is toegestaan. Dit is opgenomen om te voorkomen dat een dergelijk gebouw niet zou kunnen worden uitgebreid. Voor nieuwbouw geldt dat gebouwen ook mogen worden gebouwd tot de hogere hoogten van bestaande gebouwen. Dit is echter slechts toegestaan nadat een afweging is gemaakt of dit ter plaatse ruimtelijk aanvaardbaar wordt geacht. Om die reden is nieuwbouw slechts toegestaan na verlening van een omgevingsvergunning. Het toestaan van hogere gebouwen heeft overigens geen invloed op de maximale gezamenlijke oppervlakte van gebouwen of op andere maatvoeringseisen.
Het kan voorkomen dat een ander soort horeca op een bestaande locatie zich wil vestigen. Om hierin te voorzien is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om een andere vorm van horeca toe te staan. Hierbij geldt dat belangen van in de nabijheid gelegen functies en waarden niet mogen worden geschaad.
5.3.10 Horeca - Uiterwaarden
De bestaande horecabedrijven in de uiterwaarden hebben een eigen bestemming gekregen in verband met de Beleidslijn Grote rivieren. Binnen de beleidslijn gelden namelijk strikte regels voor uitbreiding van de bestaande oppervlakte bebouwing in relatie tot het waterbergend vermogen van de rivier en de uiterwaarden. Het gaat om een restaurant en een cafetaria, die beiden met een aanduiding op de verbeelding zijn weergegeven.
Een uitbreiding van de bebouwing is alleen mogelijk na overleg met Rijkswaterstaat en als hierdoor de waterberging niet wordt belemmerd. Daarom wordt in dit plan niet voorzien in een uitbreiding van de oppervlakte bebouwing en/of omschakeling van de horecaactiviteiten.
5.3.11 Kantoor
De bestaande kantoren binnen het plangebied hebben een eigen kantoorbestemming gekregen. Het betreft bedrijvigheid waar administratieve werkzaamheden of werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van instellingen en/of het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij afnemers niet of beperkt ter woord worden gestaan of geholpen. Een kantoor is in die zin anders dan reguliere bedrijven of detailhandelsbedrijven, dat er nagenoeg geen verkeersaantrekkende werking is (alleen van personeel) en het daarmee een geringe ruimtelijke impact heeft.
In de gebiedsvreemde bestemmingen van het plan, zoals de bestemming Kantoor, is een regeling opgenomen in het geval dat er grotere gebouwen op een perceel aanwezig zijn dan zijn toegestaan krachtens de specifieke bouwregels binnen de betrokken bestemming. De grotere hoogte van deze gebouwen is in beginsel toegestaan op grond van de algemene bouwregels. Deze grotere hoogte geldt echter niet in geval van uitbreiding van het gebouw en geldt evenmin voor nieuwe gebouwen. In de bouwregels is opgenomen dat uitbreiding van een gebouw met inachtneming van de hogere hoogten bij recht is toegestaan. Dit is opgenomen om te voorkomen dat een dergelijk gebouw niet zou kunnen worden uitgebreid. Voor nieuwbouw geldt dat gebouwen ook mogen worden gebouwd tot de hogere hoogten van bestaande gebouwen. Dit is echter slechts toegestaan nadat een afweging is gemaakt of dit ter plaatse ruimtelijk aanvaardbaar wordt geacht. Om die reden is nieuwbouw slechts toegestaan na verlening van een omgevingsvergunning. Het toestaan van hogere gebouwen heeft overigens geen invloed op de maximale gezamenlijke oppervlakte van gebouwen of op andere maatvoeringseisen.
Binnen de bestemming is aangegeven wat de bouwmogelijkheden op de locaties zijn. De uitbreidingsmogelijkheid zoals met een afwijking mogelijk wordt gemaakt betreft eenmalig 10% uitbreiding van de bestaande bebouwing.
5.3.12 Kantoor - Uiterwaarden
Het bestaande kantoor in de uiterwaarden is apart bestemd. Behalve voor kantoren en de bestaande bedrijfswoning zijn deze gronden bestemd voor waterstaatkundige doeleinden, zoals de berging en afvoer van water. Het is binnen deze bestemming niet toegestaan om een bestaand gebouw te herbouwen, verplaatsen of vervangen. Ter bescherming van de uiterwaarden is een omgevingsvergunningstelsel opgenomen.
5.3.13 Maatschappelijk
De bestaande maatschappelijke functies als begraafplaatsen, kerk, de speelweide bij dorpshuis, dierenasiel en/of dierenpensions zijn maatschappelijke functies. Het betreft daarmee culturele, educatieve, medische, sociale en levensbeschouwelijke voorzieningen.
Binnen de bestemming is per adres aangegeven wat de bouwmogelijkheden op de locaties zijn. De uitbreidingsmogelijkheden zoals met een afwijking worden mogelijk gemaakt betreffen eenmalig 10% uitbreiding van de bestaande bebouwing.
5.3.14 Natuur
De bestaande natuurgebieden, die ook deel uit kunnen maken van de Ecologische Hoofdstructuur en/of gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Natuurschoonwet, hebben een passende, beschermende regeling gekregen.
Binnen de bestemming Natuur is een verbodsbepaling opgenomen voor werken die samenhangen met aantasting van aanwezige elementen en waarden.
In de bestemming Natuur is het mogelijk observatieposten met een maximale oppervlakte van 6 m2 en een maximale bouwhoogte van 2 m op te richten.
5.3.15 Recreatie
De voorkomende dagrecreatieve functies (met een bestemming Recreatie) betreffen het strandpark Slijk-Ewijk (stranden en ligweiden) en drie terreinen met volkstuinen. De gebruiks- en bouwmogelijkheden zijn in de regels van dit plan duidelijk weergegeven. Maximaal 7 aaneengesloten dagen zijn evenementen (als medegebruik) toegestaan.
Naast deze bestemde dagrecreatieve terreinen worden fiets- en wandelpaden, water, e.d. ook gebruikt voor dagrecreatie. Deze hebben echter, zo nodig, een verkeersbestemming gekregen óf zijn mogelijk binnen de toegekende andere bestemmingen.
5.3.16 Recreatie - Verblijf
De reguliere verblijfsrecreatieterreinen (reguliere campings, kampeerboerderijen, e.d.) buiten de uiterwaarden zijn bestemd op grond van de bestaande situatie en de regeling sluit aan bij het recent vastgestelde kampeerbeleid. Deze terreinen hebben de bestemming Recreatie - Verblijf gekregen.
Het betreft de volgende terreinen:
- Camping de Tobbenhof te Elst;
- Recreatiecentrum Overbetuwe en chaletpark De Olmenhoeve te Heteren;
- Camping De Hooge Brug te Slijk-Ewijk.
In de regels bij dit plan zijn per camping de gebruiks- en bouwmogelijkheden weergegeven. In een toename van de oppervlakte wordt in dit (conserverende) bestemmingsplan niet voorzien. Uitbreiding vraagt om een specifieke ruimtelijke afweging waarbij onder andere ruimtelijke belangen van diverse andere functies zorgvuldig afgewogen dienen te worden. In de regels is expliciet aangegeven dat permanente bewoning niet is toegestaan.
5.3.17 Recreatie - Verblijf uiterwaarden
In de uiterwaarden van de Waal zijn eveneens reguliere verblijfsrecreatieterreinen gelegen. Het betreft de volgende terreinen:
- Camping De Grote Altena te Oosterhout;
- Camping De Steenoven te Slijk-Ewijk.
Deze twee campings hebben een eigen bestemming gekregen in verband met ligging in de uiterwaarden, waarbij rekening moet worden gehouden met de Beleidslijn grote rivieren. In de regels bij dit plan zijn per camping de gebruiks- en bouwmogelijkheden weergegeven. Een toename van de oppervlakte bebouwing is niet gewenst waardoor geen afwijkingsmogelijkheden zijn opgenomen. In de regels is expliciet aangegeven dat permanente bewoning niet is toegestaan. Ten behoeve van de bescherming van de belangen in de uiterwaarden is een omgevingsvergunningstelsel opgenomen voor het aanbrengen van oppervlakteverharding en het aanpassen van waterelementen.
5.3.18 Sport
Binnen de bestemming Sport zijn de volgende functies opgenomen: maneges, zwembad en de sportterreinen van diverse sportverenigingen (met ondersteunende horeca). Binnen deze bestemming zijn alle sportvoorzieningen algemeen mogelijk gemaakt. De manege en het zwembad zijn specifiek aangeduid, aangezien deze een anderbouwmogelijkheden soort uitstraling hebben dan de sportvelden. In de regels bij dit plan zijn de gebruiks- en weergegeven. Een geringe toename van de oppervlakte bebouwing is mogelijk binnen de grenzen van het bouwvlak. Er zijn afwijkingsbevoegdheden opgenomen voor het onder voorwaarden verhogen van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en voor het tijdelijk gebruik van de gronden voor langdurige evenementen.
5.3.19 Sport - Golfterrein
Het aanwezige golfterrein Welderen heeft een eigen bestemming gekregen vanwege de specifieke vorm van sport met de aanwezige overige voorzieningen als een vergadercentrum, ondergeschikte detailhandel, ondersteunende horeca, twee bedrijfswoningen en de bestaande tennisbaan. Aangezien Welderen een recent opgerichte voorziening is, zijn er voor de planperiode geen uitbreidingsmogelijkheden voor het golfterrein en de bijbehorende voorzieningen opgenomen. Ter bescherming van de aanwezige waarden is een omgevingsvergunningstelsel.
5.3.20 Verkeer
De wegen binnen het plangebied zijn allen bestemd als verkeer. Ook de wegbermen en naastgelegen waterlopen (geen A-watergangen zijnde) zijn hierin opgenomen. De breedte van de bestemming geeft aan welke soort weg binnen de bestemming op een bepaalde plek aanwezig mag zijn. De bestemming Verkeer ten behoeve van de rijkswegen A15 en A50 zijn breder dan de ontsluitingswegen van het buitengebied. De regeling voor de A50 gelegen binnen het plangebied is afgestemd op het Tracébesluit dat hiervoor is genomen.
De aanwezige onverharde wegen zijn binnen deze bestemming specifiek aangeduid om deze te beschermen.
5.3.21 Verkeer - Spoor
De bestaande spoorwegen zijn in het bestemmingsplan bestemd als Verkeer - Spoor. Ook de naastgelegen bermen en waterlopen (geen A-watergangen zijnde) zijn hierin opgenomen. De Betuweroute is specifiek aangeduid aangezien dit een goederenspoorlijn betreft en geen lijn voor vervoer van personen. Daar waar de spoorweg een weg kruist is de aanduiding 'spoorweg' opgenomen.
5.3.22 Water
De hoofdwatergangen in het plangebied van het bestemmingsplan Buitengebied Overbetuwe vallen onder het beheer van Waterschap Rivierenland. In de keur van het Waterschap zijn reeds vele regels over de omgang met water en waterlopen opgenomen. De keur blijft onverkort van kracht naast hetgeen in dit bestemmingsplan met betrekking tot water wordt vermeld.
Het watersysteem van het gebied is veiliggesteld door de A-watergangen en grotere oppervlaktewateren te bestemmen als Water. Voor het voorkomende Vogelrichtlijngebied (Natura 2000 gebied) is een specifieke dubbelbestemming Waarde - Natuur opgenomen voor het behoud, de bescherming en het herstel van leefgebieden voor vogels.
5.3.23 Water - Rivier
Binnen het plangebied zijn 2 grote rivieren met uiterwaarden gelegen, te weten de Neder-Rijn en de Waal. Deze rivieren zijn in beheer bij Rijkswaterstaat en vallen onder de Beleidslijn Grote rivieren (zie bijlage Beleidskader). Doel van de beleidslijn is om door het treffen van maatregelen meer ruimte te creëren voor de rivier, de duurzame bescherming van mens en dier tegen overstroming bij hoogwater en het beperken van materiële schade. De rivieren zijn bestemd als Water - Rivier. De bouwmogelijkheden (steenfabrieken en campings met een eigen bestemming) in de uiterwaarden zijn beperkt.
5.3.24 Wonen
Voor de regeling voor burgerwoningen in het buitengebied is in principe uitgegaan van één bestemming Wonen waarbinnen alle bestaande burgerwoningen vallen (met inbegrip van de voormalige noodwoningen). Woningen en de bijbehorende erfbebouwing mag worden gebruikt voor aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten. Voor zover de woningen voormalig agrarische bedrijven zijn, mogen de gebouwen tevens worden gebruikt voor nevenactiviteiten overeenkomstig de agarische bestemmingen.
De bestaande woningen staan met een bestemmingsvlak op de verbeelding aangegeven. Hierdoor is duidelijk welke gronden voor de woning met tuin en erf bedoeld zijn. Daarbinnen mogen de woning(en) en bijbehorende bijgebouwen gerealiseerd worden.
De bestaande woningen in het buitengebied zijn verschillend van grootte. Er zijn kleine en grotere woningen te onderscheiden.
In voorliggend plan is een categorisering aangegeven voor de woningen met een bestaande inhoud van minder dan 450 m3 welke mogen worden vergroot tot maximaal 450 m3. De maximale goothoogte wordt gesteld op 4 m en de maximale bouwhoogte op 8 m. De inhoudsmaat van woningen welke groter zijn dan 450 m3 mogen maximaal 600 m3 worden. De maximale goothoogte wordt bij deze woningen gesteld op 6 m en de maximale bouwhoogte op 10 m.
Echter, het komt ook voor dat er grotere woningen en/of reeds gesplitste woningen in het plangebied voorkomen. Hiervoor geldt dat woningen in voormalige boerderijen de inhoud van het totale hoofdgebouw mogen hebben. Voor reeds gesplitste woningen, welke in bijlage 2 van de regels staan opgenomen, geldt de bestaande inhoud. Voor de overige woningen geldt een maximale inhoudsmaat van 600 m3.
Bijgebouwen bij de woning mogen worden opgericht achter het verlengde van de voorgevel van de woning. De gezamenlijke oppervlakte mag maximaal 90 m2 bedragen. De goothoogte mag maximaal 3 m en de bouwhoogte mag maximaal 5 m bedragen. De afstand tussen hoofdgebouw en bijgebouwen bedraagt maximaal 20 m. De bijgebouwen worden gebouwd minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de woning.
Met gebruikmaking van een afwijkingsbevoegdheid is het mogelijk de maximale bouwhoogte van bijgebouwen te verhogen tot 7 m en de maximale oppervlakte tot 120 m2. Hierbij geldt dat het woon- en leefmilieu van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast en dat er geen onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige of landschappelijke kwaliteit in de omgeving optreedt.
In de algemene bepalingen van het bestemmingsplan is geregeld dat de bestaande grotere inhoud, hoogte en goothoogte gerespecteerd blijven.
Herbouw van de woning
Het kan voorkomen dat een woning gesloopt wordt en nieuw wordt opgebouwd waarbij de woning ook verplaatst wordt. Het betreft hier dus geen nieuwbouw van een extra woning. Ten behoeve van deze mogelijkheid is een afwijking opgenomen om de verplaatsing van de woning onder voorwaarden mogelijk te maken. Hierbij geldt dat de woning maximaal 10 m van de plek van de bestaande woning herbouwd mag worden en dat het woonklimaat aanvaardbaar blijft (in verband met geluid van verkeer over aangrenzende wegen). Ook hierbij geldt dat een woning welke momenteel kleiner is dan 450 m3 teruggebouwd mag worden tot een maximale inhoudsmaat van 450 m3. Een woning welke momenteel groter is dan 450 m3 mag worden teruggebouwd tot een maximale inhoudsmaat van 600 m3. Indien een woning reeds een grotere inhoud heeft dan 600 m3 mag de bestaande inhoud worden herbouwd.
Woningsplitsing
Om het onderhoud van relatief grote panden in het buitengebied te kunnen financieren is het soms gewenst het bestaande pand te splitsen zodat meerdere huishoudens het als woning kunnen gebruiken. Tevens wordt hiermee ruimte bespaard doordat elders geen nieuwe woningen te hoeven worden opgericht.
Om dit mogelijk te maken is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om woningsplitsing mogelijk te maken. De inhoud van de woningen die door splitsing ontstaan dient minimaal 400 m3 te bedragen om een gunstig leefklimaat te kunnen behouden. De woningsplitsing mag niet gepaard gaan met een vergroting van de woningen en of bijgebouwen. De te splitsen woning betreft namelijk al een relatief groot pand (minimaal 800 m3) met de nodige bijgebouwen. Een vergroting en daarmee verdere verstening van een locatie is niet wenselijk. Woningsplitsing mag geen beperking opleveren voor nabijgelegen functies, waarden en belangen (waaronder de belangen van agrarische bedrijven).
5.3.25 Wonen - Uiterwaarden
In de uiterwaarden zijn ook een aantal burgerwoningen gelegen. Deze zijn specifiek bestemd, waarbij de maximale oppervlakte strikt is aangegeven. Een uitbreiding van de oppervlakte bebouwing wordt niet toegestaan, aangezien hier rekening moet worden gehouden met de belangen van waterberging van de rivier en de uiterwaarden.
5.3.26 Wonen - Woonboot
In het plangebied is één woonboot gelegen aan de Veerweg 3 te Randwijk. Deze vorm van wonen heeft een eigen bestemming toegekend gekregen. In de regels staan de bouw- en gebruiksmogelijkheden.
5.3.27 Leiding - Gas
In het plangebied zijn aardgas(transport)leidingen aanwezig. Het betreft de volgende leidingen.
Naam leiding | Doorsnede in mm | Werkdruk in bar | Wanddikte in mm | ||
A-505-KR-138 | 914.0 | 66.2 | 12.86 | ||
A-505-KR-142 | 914.0 | 66.2 | 12.86 | ||
A-505-KR-145 | 914.0 | 66.2 | 12.86 | ||
A-507-KR-032 | 1067.0 | 66.2 | 14.29 | ||
A-507-KR-035 | 1067.0 | 66.2 | 14.29 | ||
A-507-KR-037 | 914.0 | 66.2 | 12.86 | ||
A-533-KR-038 | 1219.0 | 66.2 | 15.58 | ||
A-663-KR-046 | 1219.0 | 75.9 | 22,7 | ||
N-568-28-KR-001 | 60.3 | 40 | 3.91 | ||
N-568-30-KR-002 | 323.9 | 40.0 | 7.14 | ||
N-568-30-KR-012 | 323.9 | 40.0 | 7.14 | ||
N-568-32-KR-005 | 114.3 | 40.0 | 4.37 | ||
N-568-34-KR-002 | 323.9 | 40.0 | 7.14 | ||
N-574-10-KR-028 | 219.1 | 40.0 | 6.3 | ||
N-574-10-KR-031 | 219.1 | 40.0 | 6.3 | ||
N-574-10-KR-035 | 219.1 | 40.0 | 6.3 | ||
N-574-10-KR-038 | 219.1 | 40.0 | 6.3 |
Rondom aardgasleidingen is een zone gelegen waarbinnen geen nieuwe bouwwerken mogen worden opgericht. De leidingen en zones zijn opgenomen op de verbeelding en in de regels. Binnen de strook van 4 m ter weerszijden van een gasleiding met een maximale druk van 40 bar en binnen de strook van 5 m ter weerszijden van een gasleiding met een maximale druk van 66,2 bar mogen geen nieuwe bouwwerken worden opgericht. Met een afwijking kan hiervan worden afgeweken als hierover advies is verkregen van de leidingbeheerder. Het is aan de verzoeker om dit advies aan te vragen.
Bij gasleidingen is het noodzakelijk, in het kader van externe veiligheid, het groepsrisico en plaatsgebonden risico te verantwoorden.
Groepsrisico
In onderstaande tabel staat het groepsrisico per leiding aangegeven. De 1% letaliteitsgrens (9,8 kW/m2 contour) en 100% letaliteitsgrens (35 kW/m2 contour) zijn weergegeven. Aangezien het hier gaat om een conserverend plan, is er geen of nauwelijks sprake van een toename van het groepsrisico.
Naam leiding | Doorsnede in mm | Werkdruk in bar | 1% letaliteitsgrens in m | 100% letaliteitsgrens in m | |||
A-505 | 914.0 | 66.2 | 430 | 180 | |||
A-507 | 1067.0 | 66.2 | 490 | 190 | |||
A-507 | 1067.0 | 66.2 | 430 | 180 | |||
A-533 | 1219.0 | 66.2 | 540 | 210 | |||
A-663 | 1219.0 | 75.9 | 580 | 220 | |||
N-568-28 | 60.3 | 40 | 20 | 20 | |||
N-568-30 | 323.9 | 40.0 | 140 | 70 | |||
N-568-32 | 114.3 | 40.0 | 45 | 30 | |||
N-568-34 | 323.9 | 40.0 | 140 | 70 | |||
N-574-10 | 219.1 | 40.0 | 95 | 50 |
Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico is door de Gasunie indicatief berekend gezien de beperkte ontwikkeling. Uit de berekening blijkt dat de 10-6 contour ligt op 0 m van de leidingen. Hieruit blijkt tevens dat zich geen kwetsbare objecten bevinden (worden toegelaten) binnen deze contour. Het plaatsgebonden risico vormt geen belemmering voor de realisatie van het plan.
5.3.28 Leiding - Hoogspanningsverbinding
In het plangebied zijn diverse bovengrondse hoogspanningsleidingen aanwezig. Deze zijn op de verbeelding aangegeven. Aan weerszijden van de leiding is een leidingstrook gelegen waarbinnen beperkingen gelden ten aanzien van het bouwen en het gebruik.
Binnen het plangebied zijn verschillende hoogspanningsleidingen gelegen met een verschillend voltage. Er zijn leidingen van 50kV en leidingen van 150 kV. De aan te houden afstanden vanaf het hart van deze leidingen zijn aangegeven in de regels. Deze afstanden betreffen zakelijk rechtstroken waarbinnen geen hoge andere bouwwerken (geen gebouwen) mogen worden opgericht, tenzij de netbeheerder hier geen probleem mee heeft. Bij deze zakelijke rechtstroken geldt dat voor werkzaamheden die het normale grondgebruik te boven gaan schriftelijke toestemming noodzakelijk is van de netbeheerder.
De volgende bovengrondse hoogspanningsleidingen zijn in het plangebied aanwezig:
- 50 kV lijn Dodewaard - Wageningen. De zakelijk rechtstrook is 72 m (36 m aan weerszijden van het hart van de lijn);
- 150 kV lijn Nijmegen - Elst. De zakelijk rechtstrook is 72 m (36 m aan weerszijden van het hart van de lijn);
- 150 kV lijn Dodewaard - Ede. De zakelijk rechtstrook is 72 m (36 m aan weerszijden van het hart van de lijn);
- 150 kV lijn Nijmegen - Dodewaard. De zakelijk rechtstrook is 72 m (36 m aan weerszijden van het hart van de lijn);
- 380 kV lijn Dodewaard - Doetinchem. De zakelijk rechtstrook is 72 m (36 m aan weerszijden van het hart van de lijn).
5.3.29 Leiding - Riool
Door het plangebied lopen enkele ondergrondse rioolpersleidingen. Het merendeel van deze riolen ligt onder of direct naast wegen. De voorkomende ondergrondse rioolpersleidingen hebben een eigen dubbelbestemming gekregen. Er mag alleen ten behoeve van de bestemming worden gebouwd.
5.3.30 Waarde - Archeologie
In het bestemmingsplan zijn de gebieden met bekende archeologische waarde bestemd als Waarde - Archeologie. De gebieden worden beschermd door middel van een verplichting tot het overleggen van een archeologisch onderzoek bij bouwaanvragen en omgevingsvergunningen. Door middel van deze regeling wordt voorkomen dat zondermeer bekende waarden door bepaalde activiteiten verloren gaan.
Binnen de bestemming is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarbij deze dubbelbestemming kan worden toegevoegd of verwijderd. Dit kan blijken uit archeologisch onderzoek ter plaatse op basis waarvan inzichten gewijzigd kunnen zijn en een aanpassing van deze bestemming noodzakelijk kan zijn.
5.3.31 Waarde - Archeologische verwachting 1 tot en met 4
De gebieden met een zeer hoge, hoge, middelmatige en lage archeologische verwachtingswaarde zijn bestemd als Waarde - Archeologische verwachting 1 tot en met 4. Deze gebieden worden eveneens beschermd door middel van een verplichting tot het overleggen van een archeologisch onderzoek bij bouwaanvragen en omgevingsvergunningen1 . Het onderscheid tussen de gebieden wordt gemaakt in oppervlakten waar onderzoek noodzakelijk is. Het volgende geldt in de bestemming:
- Waarde - Archeologische verwachting 1 wat gebieden met een zeer hoge verwachtingswaarde betreft:
- onderzoeksplicht vanaf 50 m2 bij aanvragen om omgevingsvergunning en > 50 m2 en > 0,30 m diepte bij andere werken waarvoor een omgevingsvergunning noodzakelijk is; - Waarde - Archeologische verwachting 2 wat gebieden met een hoge verwachtingswaarde betreft:
- onderzoeksplicht vanaf 100 m2 bij aanvragen om omgevingsvergunning en > 100 m2 en > 0,30 m diepte bij andere werken waarvoor een omgevingsvergunning noodzakelijk is; - Waarde - Archeologische verwachting 3 wat gebieden met een middelmatige verwachtingswaarde betreft:
- onderzoeksplicht vanaf 500 m2 bij aanvragen om omgevingsvergunning en > 500 m2 en > 0,30 m diepte bij andere werken waarvoor een omgevingsvergunning noodzakelijk is; - Waarde - Archeologische verwachting 4 wat gebieden met een lage verwachtingswaarde betreft:
- onderzoeksplicht vanaf 2500 m2 bij aanvragen om omgevingsvergunning en > 2500 m2 en > 0,30 m diepte bij andere werken waarvoor een omgevingsvergunning noodzakelijk is;
Binnen de bestemmingen is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarbij deze dubbelbestemming kan worden toegevoegd of verwijderd. Dit kan blijken uit archeologisch onderzoek ter plaatse op basis waarvan inzichten gewijzigd kunnen zijn en een aanpassing van deze bestemming noodzakelijk kan zijn.
- 1. het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
5.3.32 Waarde - EHS
Deze bestemming is opgenomen ten behoeve van het ontwikkelen en in stand houden van natuur- en landschapswaarden. De regeling geldt voor één perceel in het bijzonder en is overgenomen uit het voorheen geldend bestemmingsplan.
5.3.33 Waarde - Landgoed
Binnen het plangebied liggen 3 landgoederen. Deze landgoederen vallen onder de Natuurschoonwet. Binnen de landgoederen komen de volgende bestemmingen voor: Agrarisch; Agrarisch met waarden; Bedrijf; Bos; Detailhandel; Horeca; Maatschappelijk; Natuur; Verkeer; Water; Wonen. Om de waarden van de landgoederen te beschermen hebben de landgoederen een dubbelbestemming Waarde - Landgoed gekregen.
Binnen deze bestemming geldt dat de instandhouding en ontwikkeling van voorkomende waarden, die kenmerkend zijn voor het betreffende landgoed, worden behouden en gestimuleerd.
Voor de bouwregels geldt dat er op de gronden binnen deze dubbelbestemming gebouwen ten dienste van het beheer van het landgoed met een maximale oppervlakte van 100 m2 mogen worden gebouwd. Deze gebouwen mogen geen bedrijfswoningen zijn. De gebouwen hebben een maximale goothoogte van 3,5 m en een maximale bouwhoogte van 6 m.
De voorkomende waarden binnen het betreffende landgoed worden beschermd door middel van een omgevingsvergunningstelsel.
Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het onder voorwaarden onderling uitwisselen van de voorkomende bestemmingen binnen de bestemming Waarde - Landgoed voor zover dat de rangschikking (opgenomen in het Rangschikkingsbesluit Natuurschoonwet 1928) niet aantast.
5.3.34 Waarde - Natuur
Binnen het plangebied zijn twee Natura 2000 gebieden gelegen (voorheen Vogelrichtlijngebieden) welke met een dubbelbestemming staan aangegeven als Waarde - Natuur. Binnen deze bestemming geldt dat de gronden eveneens bedoeld zijn ten behoeve van behoud, het herstel en/of ontwikkeling van de instandhoudingsdoelstelling van het Natura 2000 gebied.
Uiterwaarden Neder-Rijn
De instandhoudingsdoelstellingen voor het Natura2000 gebied Uiterwaarden Neder-Rijn houden verband met de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (de voormalige Habitatrichtlijn):
- rivieren met slikoevers met;
- laaggelegen schraal hooiland.
De instandhoudingsdoelstellingen voor het Natura2000 gebied Uiterwaarden Neder-Rijn houden verband met het behoud van de vogelstand (de voormalige Vogelrichtlijn): Kleine zwaan, Nonnetje, Porseleinhoen, Kwartelkoning, IJsvogel, Fuut, Aalscholver, Kolgans, Grauwe gans, Smient, Krakeend, Pijlstaart, Slobeend, Tafeleend, Kuifeend, Meerkoet, Kievit, Grutto, Wulp en Oeverzwaluw.
Uiterwaarden Waal
De instandhoudingsdoelstellingen voor het Natura2000 gebied Uiterwaarden Waal houden verband met de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (de voormalige Habitatrichtlijn):
- rivieren met slikoevers met vegetaties behorend;
- kalkminnend grasland op dorre zandbodem;
- laaggelegen schraal hooiland;
- bossen op alluviale grond;
- Zeeprik;
- Rivierprik;
- Elft;
- Zalm;
- Grote modderkruiper;
- Kamsalamander;
- Bever.
De instandhoudingsdoelstellingen voor het Natura2000 gebied Uiterwaarden Waal houden verband met het behoud van de vogelstand (de voormalige Vogelrichtlijn): Kleine zwaan, Brandgans, Nonnetje, Porseleinhoen, Kwartelkoning, Zwarte stern, Fuut, Aalscholver, Kolgans, Grauwe gans, Smient, Krakeend, Pijlstaart, Slobeend, Tafeleend, Kuifeend, Meerkoet, Kievit, Grutto en Wulp.
5.3.35 Waterstaat - Waterkering
De gronden welke binnen deze dubbelbestemming vallen, zijn mede bestemd voor de bescherming, het onderhoud en de verbetering van de waterkering. Het betreft daarmee gronden (de dijken) welke mede zorgen voor de veiligheid ten aanzien van het voorkomen van overstromingen achter de dijken. De bescherming van deze gronden is noodzakelijk en geschied door middel van het opnemen van deze dubbelbestemming. In principe mag er binnen deze dubbelbestemming alleen gebouwd worden ten behoeve van de dubbelbestemming. Met een afwijking is het mogelijk om ook ten behoeve van onderliggende bestemmingen te bouwen als advies is verkregen van de betreffende waterbeheerder. Dit geldt ook voor het uivoeren van andere-werken waarvoor op grond van de regels een omgevingsvergunning is vereist. Het is aan de verzoeker om dit advies aan te vragen.
5.3.36 Waterstaat - Waterstaatkundige functies
Voor de gronden binnen deze dubbelbestemming geldt dat bouwen (tot maximaal 12 m) alleen mogelijk zal zijn als ook een vergunning op grond van de Waterwet afgegeven kan worden. Dit doelt op het waterstaatsbelang dat geldt voor deze gronden.
5.3.37 Algemene aanduidingsregels
Hoofdstuk 6 Toets Haalbaarheid
Voorliggend bestemmingsplan is een plan waarmee geen grote ruimtelijke veranderingen mee worden beoogd te realiseren. Het accent ligt op behoud en ontwikkeling van hoofdzakelijk bestaande functies, op bestaande locaties. Er worden, bij recht, geen bedrijven of woningen toegestaan op locaties waar nu nog in het geheel geen bebouwing aanwezig is. Deze milieuparagraaf heeft daarom een beschouwend karakter, wat inhoudt dat er geen onderzoeken zijn verricht en dat de benoemde milieuthema's algemeen beschreven zijn.
Zodra ontwikkelingen via het toepassen van een afwijking- of wijzigingsbevoegheid worden mogelijk gemaakt, is het noodzakelijk dat deze ontwikkeling vanuit de milieutechnische kant onderzocht en onderbouwd wordt. Onderstaande beschreven thema's als geluid, lucht en bodem kunnen hierbij dienen als eerste aanzet.
6.1 Toets Milieuaspecten
Ten aanzien van de toets van de onderstaande milieuaspecten wordt aangehaakt op het Milieubeleidsplan Overbetuwe 2005-2008.
PlanMER
Omdat dit bestemmingsplan toekomstige m.e.r.-(beoordelings) plichtige activiteiten mogelijk maakt en omdat er een passende beoordeling inzake de Natuurbeschermingswet 1998 (Natura2000) aan de orde is, is voor dit bestemmingsplan een plan-m.e.r.-procedure doorlopen.
M.e.r. (-beoordelings) plicht
De Wet milieubeheer geeft aan dat voor een plan een plan-m.e.r.-procedure moet worden doorlopen indien (1) een plan een kader vormt voor toekomstige m.e.r.-(beoordelings) plichtige activiteiten of (2) er voor het plan een passende beoordeling moet worden opgesteld. In het Besluit m.e.r. 1994 is aangegeven, dat een besluit-m.e.r. moet worden opgesteld voor het "oprichten, wijzigen of uitbreiden van een inrichting met 85.000 plaatsen voor mesthoenders, 60.000 plaatsen voor hennen, 3.000 voor mestvarkens of 900 voor zeugen” (categorie C14). Indien er sprake is van het “oprichten, wijzigen of uitbreiden van een inrichting met 60.000 plaatsen voor mesthoenders, 45.000 plaatsen voor hennen, 2.200 voor mestvarkens of 350 voor zeugen”, dan is er sprake van een m.e.r.-beoordelingsplicht (categorie D14).
Gezien de afstand van het plangebied tot Natura 2000 gebieden zijn significante effecten, als gevolg van het bestemmingsplanbesluit, niet uit te sluiten.
Door bestaand beleid en regelgeving op het gebied van geur wordt de ruimte voor in te plaatsen of uit te breiden intensieve veehouderij beperkt. De ammoniakdepositie is een aandachtspunt voor zeer kwetsbare natuurgebieden (Wet ammoniak en veehouderij) en voor Natura2000-gebieden. Naast geur en ammoniak geldt ook voor fijn stof een beperking, namelijk de grenswaarde.
De scenario's kunnen effecten veroorzaken op verschillende thema's in het gebied, zoals natuur (door ammoniakdepositie), geur, landschap en cultuurhistorie, luchtkwaliteit en natuur. Van de scenario's zijn deze effecten beoordeeld en overzichtelijk weergegeven in onderstaande tabel. De voorgenomen ontwikkeling betreft het voorontwerpbestemmingsplan op basis waarvan inspraak mogelijk is geweest en wat de basis is geweest van het vooroverleg. Het alternatief is de reële ontwikkeling die verwacht wordt in de landbouw in het buitengebied.
Aspect (met criteria) | referentiesituatie | voorgenomen ontwikkeling | het alternatief | ||
Geur | 0 | - | 0 | ||
1. gemiddelde geurbelasting in plangebied | 0 | - | 0 | ||
Gezondheid | 0 | - | 0 | ||
1. infectieziekten | 0 | - | 0 | ||
landschap & cultuurhistorie | 0 | - | 0 | ||
1. gave gradiënten en ensembles van kom-oeverwal-uiterwaarden. | 0 | - | 0 | ||
2. waardevolle landschappelijke en cultuurhistorische parels | 0 | - | 0 | ||
3. plaatselijk nog aanwezige woerden | 0 | - | 0 | ||
4. aardkundige en cultuurhistorische waarden rivier en uiterwaarden | 0 | - | - | ||
5. dijken langs de grote rivieren | 0 | - | 0 | ||
6. verdedigingswerken | 0 | 0 | 0 | ||
Luchtkwaliteit | 0 | 0 | 0 | ||
1. in betekende mate toename concentratie stikstofdioxide (NO2) | 0 | 0 | 0 | ||
2. in betekende mate toename concentratie fijnstof (PM10) | 0 | 0 | 0 | ||
Natuur | 0 | - | 0 | ||
1. aantasting | 0 | - | 0 | ||
2. versnippering | 0 | - | 0 | ||
3. verstoring | 0 | 0 | 0 | ||
4. verzuring | 0 | - | 0 | ||
5. vermesting | 0 | - | 0 |
De beoordeling vindt plaats aan de hand van een vijfpunts-schaal.
-- | grote verslechtering |
- | aanmerkelijke verslechtering |
0 | geen noemenswaardige verbetering of verslechtering |
+ | aanmerkelijke verbetering |
++ | grote verbetering |
Alternatief 1 is negatief ten opzichte van de referentiesituatie en alternatief 2 is dat bijna niet. Het verschil zit er in dat bij alternatief 2 wordt aangesloten bij de verwachte autonome situatie. De kans dat bij alternatief 2 zich grote milieuproblemen voordoen door de autonome situatie niet geheel vast te leggen in het bestemmingsplan is klein. Dit heeft te maken met het feit dat de grootste milieuproblematiek ontstaat door toepassing te geven aan de in het bestemmingsplan opgenomen flexibiliteitsbepalingen (afwijking en wijziging). Het is een bevoegdheid van burgemeester en wethouders om medewerking te verlenen aan concrete verzoeken en zeker geen plicht. In de concrete gevallen zullen alle milieuaspecten opnieuw nader worden beschouwd en meegewogen worden in belangenafweging om tot een besluit te komen al dan niet medewerking te verlenen aan het verzoek tot afwijking of wijziging.
Conclusies en aanbevelingen uit de planMER
Bij het inventariseren van de gegevens ten behoeve van het opstarten van de plan-m.e.r. bleek dat de intensieve veehouderijen niet op de verbeelding als zodanig waren aangeduid. Dit komt de rechtszekerheid niet ten goede. Na afronding van het planMER is daar voldoende duidelijkheid over en zijn de intensieve veehouderijen voorzien van een aanduiding.
Verder bleek bij de uitwerking van het planMER dat het aantal dieren dat gehouden kan worden op een bouwvlak van minimaal 2 hectare onbedoeld kan worden vergroot door meerdere bouwlagen aan te brengen in de bedrijfsgebouwen ten behoeve van het houden van dieren. Deze mogelijkheid wordt door de gemeente niet als wenselijk beschouwd. Om die reden is besloten in het bestemmingsplan de huisvesting van dieren (eventueel gebruik makend van een volièresysteem) alleen op de begane grond toe te staan.
In de bestemming 'Agrarisch met waarden - Uiterwaarden' is een omgevingsvergunningenplicht opgenomen voor het egaliseren van gronden. Tevens is verduidelijkt dat boom- en fruitteelt in de uiterwaarden uitsluitend met een omgevingsvergunning is toegestaan.
Met betrekking tot de Natuurbeschermingswet 1998 en de invloed van dit bestemmingsplan op de verschillende Natura 2000-gebieden, is bij de agrarische bestemming een voorwaardelijke verplichting opgenomen. Dit betekent dat een omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen van bedrijfsgebouwen die bestemd zijn voor vee, pas verleend worden als gemotiveerd kan worden aangetoond dat geen significante negatieve effecten zullen optreden in een Natura 2000-gebied.
Voor de overige zaken die genoemd worden onder mogelijke mitigerende maatregelen maakt de gemeente een afweging tussen de mogelijke effecten en de economische belangen. De beperkte omvang en de tijdelijkheid van de effecten weegt niet op tegen de aantasting van economische belangen. Op deze onderdelen is het bestemmingsplan niet gewijzigd.
Naar aanleiding van het advies van Commissie voor de m.e.r. is het planMER op enkele onderdelen verduidelijkt in de Aanvulling planMER Bestemmingsplan Buitengebied Overbetuwe.
Bodem
Ten behoeve van dit bestemmingsplan is geen nader onderzoek naar de bodemgesteldheid gedaan (op grond van de Wet bodembescherming). In principe dient bij elke nieuwe ruimtelijke ontwikkeling te worden nagegaan of de bodem en het grondwater vrij zijn van verontreiniging en daarmee geschikt is voor de nieuwe functie. Zodra een ontwikkeling zich voordoet, welke met een afwijking of wijziging mogelijk kan worden gemaakt, wordt op dat moment het aspect bodem onderzocht aan de op dat moment geldende wet- en regelgeving en normen.
Luchtkwaliteit
De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet Milieubeheer hoofdstuk 5, titel 5.2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit waarin onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu. In Nederland zijn stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes als PM10 (fijn stof) de maatgevende stoffen waar de concentratieniveaus het dichts bij de grenswaarden liggen. Overschrijdingen van de grenswaarden komen, uitzonderlijke situaties daargelaten, bij andere stoffen niet voor.
Hoewel de luchtkwaliteit de afgelopen jaren flink is verbeterd, kan Nederland niet voldoen aan de luchtkwaliteitseisen die sinds 2010 van kracht zijn. De EU heeft Nederland derogatie (uitstel) verleend op grond van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Dit betreft een gemeenschappelijke aanpak van het Rijk en diversie regio's om samen te werken aan een schonere lucht waarbij ruimte wordt geboden aan noodzakelijke ruimtelijke ontwikkelingen. Projecten die in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging worden opgenomen in het NSL in de provincies c.q. regio's waar overschrijdingen plaatsvinden. Het maatregelenpakket in het NSL is hiermee in evenwicht en zodanig dat op termijn de luchtkwaliteit in heel Nederland onder de grenswaarden ligt. Projecten die 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan luchtverontreiniging hoeven niet langer individueel getoetst te worden aan de Europese grenswaarden aangezien deze niet leiden tot een significante verslechtering van de luchtkwaliteit. Deze grens is in de AMvB NIBM gelegd bij 3% van de grenswaarde van een stof: Voor NO2 en PM10 betekent dit dat aannemelijk moeten worden gemaakt dat het project tot maximaal 1,2 øg/m³ verslechtering leidt. Voor een aantal functies (o.a. woningen, kantoren, tuin- en akkerbouw) is dit gekwantificeerd in de ministeriële regeling NIBM.
Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wordt afgewogen of het aanvaardbaar is het project op deze plaats te realiseren. Hierbij kan de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol spelen, ook als het project 'niet in betekende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Er is sprake van een significante blootstellingsduur als de verblijfsduur die gemiddeld bij de functie te verwachten is significant is ten opzichte van een etmaal. Volgens de toelichting op de Regeling Beoordeling luchtkwaliteit is dit onder andere het geval is bij een woning, school of sportterrein.
Gevoelige bestemmingen als scholen, kinderdagverblijven, bejaarden- en zorgtehuizen genieten op grond van de gelijknamige 'AMvB gevoelige bestemmingen' extra bescherming: Substantiële uitbreiding of nieuwvestiging binnen 50 meter van een provinciale weg of 300 meter van een Rijksweg is alleen toegestaan aan de concentraties luchtvervuilende stoffen zich onder de grenswaarden bevinden.
Voorliggend bestemmingsplan maakt kleinschalige ontwikkelingen mogelijk die van invloed kunnen zijn op de concentraties stikstofdioxide en fijn stof. In het kader van het planMER is hier uitvoerig naar gekeken.
Stikstofdioxide
Uit een rekensessie met de NIBM-tool (versie mei 2010) blijkt dat er meer dan 1.500 lichte motorvoertuigen nodig zijn om de concentratie stikstofdioxide op 10 meter van de wegrand in betekende mate te laten toenemen. Het bestemmingsplan maakt geen grootschalige ontwikkelingen mogelijk dat de concentratie stikstofdioxide in betekende mate verhoogd.
De NIBM rekentool van het ministerie van VROM gaat uit van een worst-case situatie: bij de berekening van de concentratietoename zijn de kenmerken van het verkeer, de straat en de omgeving zo gekozen dat een situatie ontstaat met een maximale luchtverontreiniging.
Fijn stof
Ten behoeve van het planMER zijn rekensessies uitgevoerd met het rekenmodel ISL3a om de maximale invloed van het de mogelijkheden in het bestemmingsplan op de concentraties fijn stof, voor wat betreft de stalemissies, inzichtelijk te maken.
De maximale toename fijn stof door veehouderijen is 0,84 µg/m³ en twee overschrijdingsdagen. Zelfs met de worst-case emissie van 1.500 voertuigen op 10 meter van de weg, leidt bij maximalisatie van de mogelijkheden in het bestemmingsplan op de concentraties fijn stof niet in betekenende mate tot een verslechtering van de luchtkwaliteit.
De regeling Beoordeling luchtkwaliteit 2007 geeft aan dat er bij o.a. een woning sprake kan zijn van een significante blootstellingsduur. Het bestemmingsplan maakt het mogelijk dat er nieuwe locaties met een significante blootstellingsduur bijkomen.
Uit de berekeningen is op te maken dat op een locatie met significante blootstelling (woning) bij maximalisatie van het bestemmingsplan tussen 2011 en 2020 ten hoogste leidt tot een jaargemiddelde concentratie van 24 µg/m³ en 17 overschrijdingsdagen (inclusief zeezoutcorrectie). Dit is ruim onder de grenswaarden van respectievelijk 40 µg/m³ en 35 overschrijdingsdagen. De blootstelling aan luchtverontreiniging is hierdoor beperkt en leidt tot aanvaardbare gezondheidsrisico's.
Op basis van het voorgaande kan geconcludeerd worden dat zowel vanuit de Wet milieubeheer als vanuit een goede ruimtelijke ordening de luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor het onderhavige bestemmingsplan.
Zodra een ontwikkeling zich voordoet, welke met een afwijking of wijziging mogelijk kan worden gemaakt, wordt op dat moment het aspect luchtkwaliteit onderzocht aan de op dat moment geldende wet- en regelgeving en normen.
Geluid
Het aspect geluid vloeit voort uit de Wet geluidhinder en kan worden onderverdeeld in geluid afkomstig van wegverkeer, railverkeer en industrie. De Wet geluidhinder (Wgh) vormt het kader voor toetsing van initiatieven.
Gemeentelijk geluidbeleid
In het gemeentelijk geluidsbeleid wordt aandacht besteed aan de diverse deelgebieden en de daarbij gestelde geluidsambities. De gemeente is aan de hand van functioneel-ruimtelijke kenmerken onderverdeeld in gebieden daarbij is aangesloten bij de systematiek zoals die is weergegeven in de Welstandsnota en de Kadernota Visie op Ruimte, beiden uit 2004. Het functioneel-ruimtelijke gebruik van de betreffende gebieden is bepalend voor de indeling van de gebiedstypen. De functioneel-ruimtelijke kenmerken bieden een breed-gedragen handvat voor het onderscheiden en typeren van de verschillende gebieden en voor het benoemen van algemeen geformuleerde geluidskwaliteiten. De functies in een gebied bepalen immers welke kwaliteiten gewenst, maar ook mogelijk zijn.
Uiterwaarden
De uiterwaarden zijn uitloopgebieden voor diverse gebruikers. Vaak zijn passantenhavens, steenfabrieken en dergelijke in de uiterwaarden gerealiseerd. Voor het grootste deel is sprake van een rustig gebied, waar incidenteel als gevolg van diverse activiteiten wat lawaai kan ontstaan. Onder dit gebiedstype worden eveneens de vastgestelde vogelrichtlijngebieden (Natura 2000) verstaan. Deze gebieden hebben een speciale status. De typering kan verder uiteenlopen van natuurgebied met een hoge ecologische waarde zonder nevenfuncties tot minder robuustere natuurgebieden met een sterkere functiemenging met bijvoorbeeld recreatie en waterwinning. De milieukwaliteitwaarde is voornamelijk afhankelijk van de menselijke (mede)gebruiker met betrekking tot extensieve recreatie. De algemene kwalificatie voor de geluidsambitie in de uiterwaarden is “rustig” en in de vogelrichtlijngebieden “zeer rustig”. Vogelrichtlijngebieden zijn de rustigste gebieden van de gemeente. In deze gebieden, aan zowel de noord- als de zuidrand van de gemeente, wordt voornamelijk scheepvaartgeluid waargenomen. In de uiterwaarden en in de vogelrichtlijngebieden wordt niet de woonfunctie maar de (antropogene en ecologische) gebruiker van het gebied beschermd.
Buitengebied
Een kenmerk van dit gebied, die agrarische activiteiten als hoofdfunctie hebben, is de lage dichtheid en lage gebruiksintensiteit. In deze gebieden komt in enige mate menging met andere functies voor, zoals wonen en waterberging. De grondgebonden landbouw is dominant. Daarbij gaat het om akkerbouw, groenteteelt van de koude grond en veehouderij met beweiding. De hoofdfunctie landbouw stelt weinig specifieke eisen aan milieukwaliteiten. De algemene kwalificatie voor de geluidsambities in het buitengebied is “rustig”. Wanneer er voor de agrarische sector een drukke periode is, bijvoorbeeld oogstseizoen, dan kunnen ook hogere geluidsniveaus optreden, de geluidskwaliteit wordt dan ook beïnvloed door het wegverkeer.
Objecten voor verblijfsrecreatie (campings)
De gemeente Overbetuwe kiest ervoor om deze objecten bescherming te bieden. Het zijn bovenal functies waar mensen willen recreëren en verblijven en de behoefte aan rust te vervullen. De campings zijn voornamelijk in het buitengebied van de gemeente gesitueerd. Zoals eerder aangegeven vallen minicampings en kampeervoorzieningen bij de boer niet onder deze gebiedstypering en worden niet aanvullend beschermd.
De algemene kwalificatie voor de geluidsambities voor de objecten van verblijfsrecreatie is “rustig” voor zowel verkeerslawaai als voor het geluid van bedrijven.
Buitengebied/dagrecreatie
Een kenmerk van dit gebied, waaronder onder andere de landschapsparken Lingezeegen en Slijk-Ewijk vallen, is de lage dichtheid en lage gebruiksintensiteit. Bovenal wordt het een gebied waar mensen kunnen recreëren. Er zal dus veel aandacht gaan naar de verbindingen tussen de bebouwde omgeving en het park. Er komen ruim voldoende toegangswegen en -paden voor bezoekers, vooral voor fietsers en wandelaars. Naast de al genoemde recreatievormen is er ook ruimte voor buitensporten, evenementen, natuureducatie, openluchtfitness en horeca. Naast de recreatieve functie kent het gebied ook een zekere mate van functiemenging, zoals landbouw, natuur, wonen en waterberging. De grondgebonden landbouw is daarbij dominant. Daarbij gaat het om akkerbouw, groenteteelt van de koude grond en veehouderij met beweiding. De algemene kwalificatie voor de geluidsambities in dit deel van het buitengebied is “rustig” voor zowel verkeerslawaai als voor het geluid van bedrijven. Wanneer er voor de agrarische sector een drukke periode is, bijvoorbeeld oogstseizoen, dan kunnen ook hogere geluidniveaus optreden, de geluidskwaliteit wordt dan ook beïnvloed door het wegverkeer.
Lintbebouwing
De lintbebouwing is gelegen langs de van oudsher belangrijke wegen in het buitengebied. De bebouwing langs deze wegen bestaat veelal uit enkel een eerste lijnsbebouwing. Hieronder vallen buurtschappen en woonkernen in het buitengebied. Wonen is slechts een van de voorkomende functies, vaak zijn er bij de woningen kleinschalige bedrijven gelegen. De milieukwaliteitwaarde van de lintbebouwing is voornamelijk afhankelijk van de gevestigde bedrijven of de wegen waarlangs de lintbebouwing gesitueerd is. De algemene kwalificatie voor de geluidsambitie in de lintbebouwing is “redelijk rustig”. De enige weg door het gebied is meteen ook de drukste weg door het gebied. Omdat buiten de kernen vaak landbouwgebieden zijn gelegen, zal tijdens de oogstseizoenen meer zwaar verkeer door het gebied rijden. De drukke wegen in het gebied kunnen een belangrijke invloed hebben op de geluidniveaus van de lintbebouwing.
Wegverkeer en railverkeer
De hoogte van de maximaal toegestane gevelbelasting is onder andere afhankelijk van de geluidsbron (weg- of railverkeer) en de ligging van de geluidsgevoelige bebouwing (stedelijk of buitenstedelijk gebied). In de onderstaande tabel is de meest voorkomende maximaal toegestane gevelbelastingen uit de Wgh voor wegverkeer en uit het Besluit geluidhinder (BGH) voor railverkeer weergegeven ten aanzien van buitenstedelijk gebied:
wegverkeer | railverkeer | ||
voorkeurswaarde | 48 dB (art. 82) | 55 dB (art. 4.9 lid 1) | |
Maximale ontheffingswaarde voor buitenstedelijke locaties | 53 dB (art. 83 lid 1) | 68 dB (art. 4.10) | |
Maximale ontheffingswaarde voor binnenstedelijke locaties | 58 dB (art. 83 lid 5) | n.v.t. |
Gezien de voorkeurswaarde en de maximaal toelaatbare gevelbelasting kunnen drie situaties zich voordoen:
- 1. Een gevelbelasting lager dan de voorkeurswaarde. Met deze waarde wordt voor geluidsgevoelige bebouwing binnen de invloedssfeer van een geluidsbron (wegen, spoorweg enz.) een vrij goede woon-/leefsituatie gegarandeerd. Voor geluidsgevoelige bebouwing met een gevelbelasting lager dan de voorkeurswaarde zijn geen nadere acties nodig om deze te realiseren.
- 2. Een gevelbelasting tussen de voorkeursaarde en de maximaal toelaatbare gevelbelasting. Voor deze situatie dienen bij voorkeur maatregelen te worden getroffen om de gevelbelasting terug te brengen tot een waarde die lager is dan de voorkeurswaarde. Wanneer er overwegende bezwaren zijn vanuit een stedenbouwkundig, verkeerskundig, landschappelijk of financieel oogpunt dan kan voor de geluidsgevoelige bebouwing een hogere grenswaarde worden aangevraagd. De gemeente moet bij een Algemene Maatregel van Bestuur vaststellen in welke situaties een hogere grenswaarde kan worden verleend (gemeentelijk geluidsbeleid ten aanzien van het vaststellen van hogere grenswaarden).
- 3. Een gevelbelasting hoger dan de maximaal toelaatbare gevelbelasting. Voor een dergelijke situatie is de bouw van geluidsgevoelige bebouwing in principe niet mogelijk, tenzij er geluidsbeperkende maatregelen worden getroffen waardoor de gevelbelasting daalt tot een waarde lager dan de voorkeurswaarde of de maximaal toelaatbare gevelbelasting.
Wanneer de voorkeurswaarde uit de Wgh wordt overschreden dan kan ook de akoestische binnenwaarde worden overschreden. Volgens artikel 111a van de Wgh moet ten gevolge van wegverkeerslawaai een binnenwaarde van 33 dB bij een nieuwe woning worden gegarandeerd. Voor de akoestische binnenwaarde ten gevolge van wegverkeer mag de aftrek ex artikel 110g van de Wgh (een aftrek van 2 of 5 dB) niet worden toegepast. Mogelijk moeten voor de woningen met een hogere gevelbelasting dan de voorkeursgrenswaarde aanvullende isolerende voorzieningen worden getroffen om de akoestische binnenwaarde te halen.
Daarnaast liggen langs wegen en spoorlijnen zones. Binnen deze zones moet voor de realisatie van nieuwe geluidsgevoelige bebouwing akoestisch onderzoek worden uitgevoerd.
De wettelijke zone van een landelijke spoorweg is onder andere afhankelijk van het aantal bakken (wagon) dat per uur over de spoorlijn rijdt. Voor geluidsgevoelige bebouwing welke wordt gerealiseerd in de zone van landelijke spoorwegen moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd conform artikel 106 van de Wgh. De zone van een spoorlijn varieert tussen de 100 meter voor een rustige spoorlijn en 1.200 meter voor een zeer drukke spoorlijn, zoals de Betuwelijn. De zone wordt gemeten vanuit de buitenste spoorstaaf.
De zone van een weg is afhankelijk van het aantal rijstroken en het type gebied waarin de weg ligt. In onderstaande tabel zijn de zones weergegeven welke gelden in buitenstedelijk gebied, volgens artikel 74 lid 1 van de Wgh. De zone ligt aan weerszijden van de weg en is gemeten vanuit de wegas. In de zones is akoestisch onderzoek nodig naar de gevelbelasting ten gevolge van het wegverkeer op de betreffende weg.
buitenstedelijk gebied | binnenstedelijk gebied | ||
1 of 2 rijstroken | 250 meter | 200 m | |
3 of 4 rijstroken | 400 meter | 350 m | |
5 of meer rijstroken | 600 meter | 350 m |
In artikel 74 lid 2 van de Wgh wordt een uitzondering gemaakt voor wegen met een 30 km-regime en woonerven. Deze wegen hebben geen zone en zijn daarmee niet onderzoeksplichtig in het kader van de Wgh. Echter, in het kader van een goede ruimtelijke ordening dient in gevallen waarbij de etmaalintensiteit over de weg aanzienlijk is (> 2450 motorvoertuigen per etmaal) onderzoek naar de gevelbelasting en de benodigde gevelisolatie uitgevoerd te worden.
Industrielawaai
In de Wgh is bepaald dat rond industrieterreinen waarop bepaalde, krachtens de Wet milieubeheer, aangewezen inrichtingen zijn gevestigd of zich mogen vestigen (grote lawaaimakers), een geluidszone moet zijn vastgesteld. In artikel 2.1 derde lid van het Besluit omgevingsrecht (Bor) is vastgelegd welke inrichtingen als grote lawaaimaker moeten worden beschouwd. Buiten de geluidszone rondom een industrieterrein mag de gezamenlijke geluidbelasting van de op het industrieterrein gevestigde inrichtingen niet hoger zijn dan 50 dB(A) etmaalwaarde.
Met zonering wordt beoogd rechtszekerheid te bieden aan zowel lawaaimakers als aan woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen. Lawaaimakers kunnen aan de ene kant hun geluidproducerende activiteiten niet onbeperkt uitbreiden ter bescherming van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen (gezondheidsgebouwen, onderwijsgebouwen, binnen en buiten de zone. Aan de andere kant wordt, ter bescherming van hun akoestische ruimte, voorkomen dat woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen te veel oprukken naar de lawaaimakers toe. Een eenmaal vastgestelde zone kan worden gewijzigd. Een wijziging van een zone is echter niet toegestaan voor het gebied waar een hogere geluidsbelasting optreedt dan 50 dB(A) als gevolg van het gezoneerde industrieterrein. De wijziging moet tevens worden vastgelegd in het bestemmingsplan.
Indien zich binnen de geluidszone woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen bevinden, gelden daarvoor aparte regels. Voor woningen zijn deze regels te vinden in de Wgh zelf en voor andere geluidsgevoelige bestemmingen in het Besluit geluidhinder.
In voorliggend bestemmingsplan zijn geen geluidgezoneerde industrieterreinen gelegen.
Bij ontwikkelingen wordt getoetst aan de Wet geluidhinder en het gemeentelijk geluidbeleid.
Geur
De Wet geurhinder en veehouderij gaat in op de toegestane geurbelasting van veehouderijen op geurgevoelige objecten. Geurgevoelige objecten zijn objecten welke juridisch/ planologisch bestemd zijn voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of daarmee vergelijkbare wijze van gebruik worden gebruikt.
Buiten de bebouwde kom geldt dat een veehouderij geen grotere geurbelasting op geurgevoelige objecten mag hebben van 8 odourunits/ m3 lucht.
Daarnaast wordt aangegeven dat in bestaande situaties de afstand van de buitenzijde van een dierverblijf tot de buitenzijde van een geurgevoelig object buiten de bebouwde kom minimaal 25 m moet bedragen.
In nieuwe situaties welke door het toepassen van een afwijkingsbevoegdheid of wijzigingsbevoegdheid ontstaan, dient de afstand van de veehouderij tot nieuwe geurgevoelige objecten tenminste 50 m te bedragen.
In de huidige situatie vindt er geuruitstoot plaats door de thans aanwezige veehouderijen in het buitengebied. Geurgevoelige objecten in het buitengebied zijn onder anderen woningen behorende bij andere veehouderijen en burgerwoningen.
De in het plangebied aanwezige bedrijven hebben ieder een individuele geurmilieugebruiksruimte met een aantal geurgehinderden en de bijbehorende geurbelasting. Dit vloeit voort uit het in de huidige milieuvergunning opgenomen aantal dieren en toegestane stallen. Er wordt aangenomen dat de vergunde aantal dieren niet wordt overschreden. Mocht dat wel het geval zijn, dan zal de gemeente handhavend op de naleving van de huidige milieuvergunning moeten optreden.
In opdracht van de gemeente Overbetuwe is door Windmill (bijlage 4 van het PlanMER) een quickscan Wet geurhinder en veehouderij uitgevoerd. Het doel van deze quickscan was om de achtergrondconcentratie in de huidige situatie te bepalen en de maximale effecten van het voorontwerp bestemmingsplan te onderzoeken. Hiertoe is de huidige geursituatie en de maximaal mogelijke geursituatie op basis van het nieuwe voorontwerp bestemmingsplan in kaart gebracht.
Uit het onderzoek van Windmill blijkt dat een deel van de veehouderijen nu al zorgt voor een overschrijding van de geurbelasting op de omliggende geurgevoelige objecten (woningen). Deze veehouderijen zitten in de huidige situatie al op slot en hebben daardoor geen uitbreidingsruimte meer. In de onderstaande tabel2 zijn per type bedrijf weergegeven welke bedrijven op slot zitten.
Aantal bedrijven in Overbetuwe die op slot zitten, naar grootte in Nge
Zodra een ontwikkeling zich voordoet, welke met een afwijking of wijziging mogelijk kan worden gemaakt, wordt op dat moment het aspect geur onderzocht aan de op dat moment geldende wet- en regelgeving en normen.
Bedrijven en milieuzonering
Voorliggend plan biedt bij recht geen mogelijkheden om milieubelastende functies te realiseren welke van invloed kunnen zijn op gevoelige functies. Nieuwe ontwikkelingen in het buitengebied welke met een afwijkings- of wijzigingsbevoegdheid mogelijk worden gemaakt worden veelal getoetst aan de brochure Bedrijven en Milieuzonering van de VNG (uitgave 2009). Daarin zijn richtafstanden van milieubelastende functies ten opzichte van milieugevoelige functies opgenomen. Indien voldaan kan worden aan de gestelde richtafstanden, mag verondersteld worden dat de op te richten (hinderveroorzakende) functie geen belemmeringen en/of hinder geeft voor omliggende gevoelige functies als wonen.
Spuitzone boomkwekerijen en fruittelers
Een specifieke soort van bedrijvigheid waarbij milieuzonering aandacht verdient, en wat zeker onderwerp is in de gemeente Overbetuwe, zijn de spuitzones rond boomkwekerijen, boomgaarden, fruittelers en glastuinders (hobbymatig en professioneel).
Uit jurisprudentie blijkt dat een afstand van 30 - 50 meter de te hanteren afstand is voor een spuitzone voor de bescherming van het woon- en leefklimaat. Deze te hanteren maat is in de jurisprudentie als kennelijk niet onredelijk geacht. Wel is aangegeven dat van deze maat gemotiveerd afgeweken kan worden. In dit geval zijn de volgende argumenten van toepassing om van de afstandsmaat gemotiveerd af te wijken:
- een beperkt gebruik van bestrijdingsmiddelen wordt voorzien;
- er sprake is van woningbouw met een open bebouwing;
- door de beplanting aan de noord- en noordoostzijde is de boomkwekerij in de windluwe hoek gelegen;
- middelen die in de biologische teelt zijn toegestaan.
In het algemeen adviseert de provincie Gelderland het gebruik van aangrenzende agrarische gronden en woningbouw ruimtelijk te regelen waarbij men dus uitgaat van minimaal 50 m tussen tuinen en spuitzone. Uit jurisprudentie valt af te leiden dat de Raad van State, een afstand van 50 m, in verband met het gebruik van bestrijdingsmiddelen, aanvaardbaar acht. Daarnaast volgt dat in voorkomend geval nader onderzocht moet worden of er aanleiding is om van die norm af te wijken. Wordt er van die 50 m afgeweken, dan is het wel zaak om aan die keuze een goede onderbouwing ten grondslag te leggen, met name blijkend uit een onderzoeksrapport. Bij het bepalen van de afstand dient eveneens rekening te worden gehouden met hetgeen planologisch mogelijk is op de aangrenzende gronden. Een met de teler/kweker gesloten privaatrechtelijke overeenkomst, waarin deze zich verplicht om niet met bestrijdingsmiddelen te spuiten en/of een notarieel beding waarin staat dat een strook bomen met een breedte van 50 meter vanaf de plangrens moet worden gerooid, betekent volgens de Raad van State niet dat daarmee ook in planologische zin is uitgesloten dat op die percelen met bestrijdingsmiddelen kan worden gespoten. Ook het feit dat er binnen 50 meter al woningen staan, betekent niet dat bij de bouw van nieuwe gevoelige functies (bijvoorbeeld woningen) geen acht behoeft te worden geslagen op mogelijke bedreigingen van het toekomstige woon- en leefklimaat.
In de regels is binnen de agrarische bestemmingen opgenomen dat de uitoefening van (glas)tuinbouw, fruit- en boomteelt niet is toegestaan op een afstand van 50 m van bestemmingsvlakken welke gevoelig zijn voor bestrijdingsmiddelen. Dit zijn alle functies met uitzondering van de agrarische bedrijvigheid. Het doel hiervan is het beschermen van het woon- en leefklimaat van gevoelige functies, zoals tuinen bij woningen, buitenruimte van sportvelden e.d.
Bij nieuwe ontwikkelen dient altijd rekening te worden gehouden met deze minimale afstand van 50 m vanaf boomkwekerijen, boomgaarden, fruittelers en glastuinders (hobbymatig en professioneel) tot gevoelige bestemmingen. Dit geldt niet voor bestaande situaties. Via onderzoek kan aangetoond worden of een kleine afstand acceptabel is.
Externe veiligheid
Het aspect externe veiligheid heeft betrekking op de volgende aspecten: gasleidingen, hoogspanningsleidingen, Bevi-bedrijven en transport gevaarlijke stoffen over de weg. De aspecten gasleidingen en Bevi-bedrijven zijn reeds aan de orde gekomen in het vorige hoofdstuk (bij de bestemmingen en regelingen). Hier wordt niet verder op ingegaan.
Het aspect transport gevaarlijke stoffen over de weg wordt hier wel aangehaald, aangezien dit niet direct aan 1 bestemming kan worden gekoppeld.
De regelgeving voor externe veiligheid met betrekking tot transport van gevaarlijke stoffen is geregeld in de circulaire “Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen”. Deze circulaire kan worden gezien als voorloper van een eventuele wettelijke verankering van risiconormen. De circulaire in de plaats van de Nota risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen.
Bij de berekening van de risico's van transporten van gevaarlijke stoffen wordt onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en groepsgebonden risico (GR). De normen die hiervoor gelden hebben als doel een voldoende veiligheidsniveau te garanderen voor de burger als persoon of als deel van een groep.
Het PR is de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats langs een transportroute verblijft, komt te overlijden als gevolg van een incident met het vervoer van gevaarlijke stoffen. In nieuwe situaties bedraagt de grenswaarde
10-6. Het GR is de kans per jaar per kilometer transportroute dat een groep van tien of meer personen in de omgeving van de transportroute in één keer het dodelijk slachtoffer wordt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen op die transportroute. In dit risico wordt rekening gehouden met de aard en dichtheid van de bebouwing in de nabijheid van die route.
Door de provincie is het Basisnet Weg Gelderland vastgesteld. Hierbij wordt geconcludeerd dat er nu en in de toekomst geen knelpunten zijn te verwachten op de Gelderse rijkswegen. Enkel bij de A15 valt het plaatsgebonden risico buiten het asfalt maar daar zijn geen kwetsbare objecten gelegen. De A15 kent een veiligheidszone waarbinnen geen nieuwe kwetsbare objecten zijn toegestaan.
Algemeen geldt dat het plaatsgebonden risico langs wegen niet als probleem wordt gezien. Het groepsgebonden risico wordt alleen een probleem daar waar de gebruiksintensiteit van een gebied erg hoog is.
Binnen het plangebied zijn door de gemeente geen routes aangewezen als route voor vervoer van gevaarlijke stoffen. De snelwegen en spoorlijnen die in het plangebied liggen zijn wel aangewezen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Gezien het bovenstaande en gezien het feit dat geen ontwikkelingen in het plan plaatsvinden die de persoonsdichtheid langs de wegen en/of spoorlijnen sterk beïnvloeden, treden vanuit externe veiligheid geen belemmeringen op. Zodra er zich ontwikkelingen in de directe nabijheid van de route voor gevaarlijke stoffen voordoen, zal moeten worden bekeken wat het effect van de route voor gevaarlijke stoffen op de eventuele ontwikkeling zal kunnen zijn.
- 2. Het aantal bedrijven (getallen tussen haakjes) zijn in deze tabel hoger dan de aantallen in het geuron-derzoek van Windmill, dit komt omdat in deze tabel ook de veehouderijen zonder geuremissie (hoofd-zakelijk melkrundveehouderijen) zijn opgenomen.
6.2 Watertoets
Om te garanderen dat water voldoende aandacht krijgt bij het opstellen van ruimtelijke plannen is de zogenaamde 'watertoets' in het leven geroepen. Hiertoe hebben Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen de Bestuurlijke notitie Waterbeleid in de 21e eeuw en de Handreiking watertoets ondertekend. Doel van de watertoets is het vroegtijdig en expliciet betrekken van de waterbeheerders bij het planproces. Het resultaat hiervan wordt vastgelegd in de zogenaamde 'Waterparagraaf'.
Voorliggende waterparagraaf maakt verplicht onderdeel uit van het bestemmingsplan en bevat de resultaten van de watertoets. Daarnaast biedt de waterparagraaf inzicht in het overlegproces dat in het kader van de watertoets met de waterbeheerders is gevoerd.
De belangrijkste partners op het gebied van waterbeleid zijn op hoofdlijnen de Europese Unie en het Rijk en de provincie en meer specifiek Rijkswaterstaat, de waterschappen en gemeenten. Het Rijk geeft richting aan het beleid op hoofdlijnen, daarbij rekening houdend met de Europese 'Kaderrichtlijn Water'. Binnen deze kaders zorgen provincies, waterschappen en gemeenten voor een integraal waterbeheer waarbij belangen worden afgewogen.
Het Waterschap Rivierenland behartigd alle aspecten van het beheer van de regionale wateren. Een uitzondering betreft de grondwateraspecten, waarvoor de provincie als waterbeheerder geldt en Rijkswaterstaat die het beheer heeft over de rijksrivieren. Een korte beschrijving van het voor het bestemmingsplan meest relevante waterbeleid is opgenomen in het beleidskader. Het relevante waterbeleid is deels opgenomen in beleidsbijlage bij dit bestemmingsplan.
De gemeente acht een duurzaam en veilig watersysteem van belang. De gemeente heeft bij het opstellen van het bestemmingsplan afstemming gezocht met het Waterschap Rivierenland. De A-watergangen zijn rechtstreeks opgenomen met een bestemming Water op de verbeelding. Doel van de Keur is het veiligstellen van de waterstaatkundige en daaraan verbonden ecologische belangen. De Keur bevat daartoe geboden en verboden (met betrekking tot wateren) ter bescherming van de aan- en afvoer van water en het bergend vermogen van het waterhuishoudkundig systeem. De Keur bestaat uit drie gedeelten: een algemeen gedeelte, een gedeelte met betrekking tot wateren en een gedeelte met betrekking tot waterkeringen. Voor zaken die in de Keur zijn geregeld is in het bestemmingsplan geen regeling opgenomen. Dit zou immers resulteren in een dubbele regelgeving. Werkzaamheden die tot het normale onderhoud van watergangen behoren zijn vrij van een omgevingsvergunning.
De waterkeringen, met name langs de grote rivieren, zijn eveneens opgenomen met een dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering op de verbeelding. In de regels wordt aangegeven dat de gronden mede bestemd zijn voor de bescherming, het onderhoud en de verbetering van de waterkering. Het Waterschap is beheerder van de waterkeringen (rivierdijken) en zomerkades. De Waal en de Rijn zijn beide rijksrivieren welke beide een bestemming Water - Rivier hebben gekregen.
Aangezien het bestemmingsplan niet direct ontwikkelingen mogelijk maakt is het niet noodzakelijk om uitgebreider op het aspect water in te gaan. Zodra zich een ontwikkeling voordoet wordt op dat moment het aspect water verder onderzocht.
6.3 Toets Natuurbeschermingswet En Flora- En Faunawet
In het kader van gebiedsbescherming en soortenbescherming zoals geregeld in de Natuurbeschermingswet (waarin de Vogel- en Habitatrichtlijn zijn opgenomen) en de Flora- en faunawet dient bij ruimtelijke ingrepen te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op mogelijk aanwezige beschermde soorten. Het voorliggende plan is vooral gericht op het beheersmatig bestemmen van de huidige situatie, maar er worden ook kleinschalige ontwikkelingsmogelijkheden geboden. Zo kunnen agrarische bedrijven binnen hun bouwpercelen bebouwing oprichten en is natuurontwikkeling in bepaalde gebieden mogelijk. Deze ingrepen hebben mogelijk invloed op beschermde planten en dieren die ter plaatse voorkomen.
De ruimtelijke ingrepen die in dit bestemmingsplan buitengebied mogelijk worden gemaakt, hebben over het algemeen een beperkte schaal en zullen met name in het agrarisch gebied en bovendien op bestaande bouwpercelen plaatsvinden. Deze ingrepen zullen mogelijk plaatselijk leiden tot negatieve effecten op beschermde soorten, bijvoorbeeld door verontrusting van de soorten of het aantasten van holen of broedplaatsen. Indien dit het geval is zal hiervoor in het kader van de natuurwetgeving een ontheffing moeten worden aangevraagd. Een ontheffing wordt in de meeste gevallen verleend; voor veel soorten kan zelfs worden volstaan met een algemene vrijstelling. Er zijn daarom op voorhand geen aanwijzingen dat deze recente wetgeving zal leiden tot onoverkomelijke problemen bij de uitvoering van dit bestemmingsplan. Het kan echter voorkomen dat een bepaalde ingreep op basis van de natuurwetgeving niet kan worden uitgevoerd (omdat er alternatieven zijn die minder of geen schade aan beschermde flora en fauna aanbrengen) of dat verzachtende of compenserende (inrichtings)maatregelen moeten worden getroffen. Zodra een initiatief zich voordoet waaraan door middel van afwijking of wijziging medewerking verleend kan worden, wordt op dat moment het aspect soortenbescherming en gebiedsbescherming onderzocht aan de op dat moment geldende wet- en regelgeving.
6.4 Verkeer En Parkeren
De bestaande infrastructuur is in dit plan conform het huidige gebruik van de gronden bestemd. Voor het plangebied geldt dat het gebruik, nu en in de toekomst, niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse. Hierbij geldt dat voor de parkeersituatie op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn. Wat betreft verkeer en parkeren doen zich momenteel geen problemen voor die voorliggend plan onuitvoerbaar maken.
6.5 Defensie
Binnen het plangebied ligt een radarverstoringsgebied en invliegfunnel van het Ministerie van Defensie.
Het radarverstoringsgebied houdt verband met het verstoringsgebied dat rondom de radar te Volkel aanwezig is. Het verstoringsgebied reikt ca 28 km (15 Nautische mijl) rondom de radar. Het maaiveld ter plaatse van de radar is 20 m + NAP. Bouwwerken die hoger zijn dan deze hoogte + 45 m = 65 m +NAP moeten worden doorgerekend op hun verstoring op de radar. De doorrekening van de hoogte van een bouwwerk strekt verder dan alleen de hoogte van het bouwwerk zelf. De maaiveldhoogte van de locatie waar het bouwwerk komt te staan dient eveneens meegerekend te worden. Bouwwerken hoger dan 65 m boven NAP mogen alleen worden toegestaan onder de voorwaarde dat verstoring door de Koninklijke Luchtmacht en een deskundige worden doorgerekend. Bij verstoringen kleiner dan 10% is het toestaan van de ontwikkeling geen probleem. Bij verstoringen groter dan 10% wordt met de initiatiefnemer gekeken naar een oplossing waarbij de verstoring kan worden verminderd. Dit kan bijvoorbeeld door het opschuiven van het initiatief naar een andere locatie of een aanpassing van het ontwerp. Deze defensietoets moet tijdens het proces plaatsvinden.
De invliegfunnel behorend bij vliegveld Deelen geeft een beperking ten aanzien van hoogtes van obstakels. De aan te houden hoogtematen (boven NAP) staan aangegeven op een kaart. Hierbinnen mogen de obstakels niet hoger zijn dan de aangegeven hoogten. Het betreft hoogten van 198 m boven NAP. Het doel hiervan is het veilig afwikkelen van het vliegverkeer in de omgeving van dit luchtvaartterrein. Daarom gelden maximaal toelaatbare hoogtes voor objecten, antennemasten, windmolens en bomen. De vastgelegde maximaal toelaatbare hoogtes mogen niet worden overschreden.
In voorliggend bestemmingsplan worden geen mogelijkheden geboden voor hoge gebouwen en/of bouwwerken die een verstoring voor de radar te Volkel of het luchtvaartterrein te Deelen waardoor ten aanzien van deze aspecten geen belemmeringen ontstaan.
6.6 Economische Uitvoerbaarheid
Voorliggend bestemmingsplan is een plan dat met name is gericht op het beheer van de bestaande ruimtelijke situatie van het buitengebied van Overbetuwe.
Op grond van de Wro kan de gemeenteraad een exploitatieplan vaststellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Onder een bouwplan wordt in dit kader het volgende verstaan:
- de bouw van een of meer woningen;
- de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen;
- de uitbreiding van een gebouw met ten minste 1000 m² of met een of meer woningen;
- de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd;
- de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor detailhandel, dienstverlening, kantoor of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1000 m² bedraagt;
- de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1000 m².
De gemeenteraad kan echter ook besluiten om geen exploitatieplan vast te stellen als:
- het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins verzekerd is;
- het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld niet noodzakelijk is, en
- het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels niet noodzakelijk is.
Er worden met dit bestemmingsplan geen (grootschalige) ontwikkelingen in het landelijk gebied toegestaan waarvan de economische uitvoerbaarheid ter discussie zou kunnen staan. De mogelijkheden die het plan biedt ten aanzien van ontwikkelingen kunnen op particulier initiatief toegepast worden (met instemming van de gemeente).
Bij het oprichten van particuliere initiatieven binnen de bepalingen van het bestemmingsplan bestaan er geen kosten voor de gemeente. Via de legesverordening worden kosten reeds doorgerekend aan initiatiefnemers. Ook het aspect planschade wordt doorberekend aan initiatiefnemers. Van het stellen van nadere eisen, regels, e.d. is in dit plan geen sprake. Ook het aspect uitwerking of fasering is in dit plan niet aan de orde. Het opstellen van een exploitatieplan wordt dan ook niet noodzakelijk geacht en is achterwege gelaten.
6.7 Handhaafbaarheid
Het bestemmingsplan is bindend voor zowel de overheid als de burger. De primaire verantwoordelijkheid voor controle en handhaving van de regels in het bestemmingsplan ligt bij de gemeente. Het handhavingsbeleid van de gemeente Overbetuwe vormt de basis van de handhaving binnen de gemeentelijke grenzen. Handhaving kan worden omschreven als elke handeling die erop gericht is de naleving van regelgeving te bevorderen of een overtreding te beëindigen. Het doel van handhaving is om de bescherming van mens en omgeving te waarborgen tegen ongewenste activiteiten en overlast. In het kader van het bestemmingsplan heeft regelgeving met name betrekking op de Wet ruimtelijke ordening en de Woningwet. Bij overtreding van deze regels kan gedacht worden aan bouwen zonder vergunning, bouwen in afwijking van een verleende vergunning en het gebruik van gronden en opstallen in strijd met de gebruiksregels van het bestemmingsplan of een vrijstelling.
Uitvoering van bestemmingsplannen dient strikt te worden toegepast en gehandhaafd, omdat met het bestemmingsplan het waarborgen en verbeteren van het leefmilieu kan worden aangestuurd. Een recent bestemmingsplan met duidelijke en hanteerbare regels maakt handhaving eenvoudiger. Wat hierbij wel noodzakelijk is zijn eenduidige en eenvoudige bestemmingsplanbepalingen die goed werkbaar zijn. De doeleindenomschrijving is daarbij belangrijk. Een duidelijke uitleg in de toelichting van het bestemmingsplan van de voorkomende bestemmingen kan verwarring en interpretatieverschillen voorkomen.
De gemeente Overbetuwe heeft in 2004 eigen beleid ten aanzien van handhaving opgesteld. In de nota 'Handhavingsbeleid Ruimtelijke Regelgeving' is een kader vastgelegd over hoe de gemeente omgaat met de handhaving van de ruimtelijke regelgeving. De nota is op deze wijze een hulpmiddel voor de bescherming en bevordering van de kwaliteit van de gebouwde omgeving en openbare ruimte in de gemeente. Er zijn criteria en uitgangspunten voor handhavend optreden opgesteld waaraan een prioriteitsstelling is gekoppeld. In het kader van de Wabo zal het handhavingsbeleid geactualiseerd worden.
Hoofdstuk 7 Procedure
7.1 Proces En Communicatie
De eerste stap in het proces om te komen tot een nieuw bestemmingsplan voor het buitengebied was het opstellen van een startnota. Deze startnota is besproken in de klankbordgroep die speciaal is samengesteld voor het Landschapsontwikkelingsplan en het Bestemmingsplan Buitengebied en op een informatieavond voor raads- en commissieleden.
De startnota en de resultaten uit de besprekingen hebben geleid tot een Nota van Uitgangspunten. Ook deze nota is besproken in de klankbordgroep. Vervolgens is de Nota van Uitgangspunten ter instemming aangeboden aan de gemeenteraad. Zij hebben in augustus 2008 ingestemd met de nota.
De Nota van Uitgangspunten vormde de basis voor het op te stellen concept voorontwerpbestemmingsplan. Dit eerste concept is besproken in de ambtelijke projectgroep en wederom de klankbordgroep. Vanuit het eerste concept is een keuzenotitie opgesteld welke ter instemming is voorgelegd aan de raad. In de keuzenotitie worden de vijf belangrijkste inhoudelijke keuzes benoemd. In mei 2009 heeft de gemeenteraad ingestemd met de keuzenotitie.
De keuzenotitie, de opmerkingen van de klankbordgroep en de ambtelijke opmerkingen hebben geleid tot dit bestemmingsplan.
7.2 Inspraak
Het voorontwerpbestemmingsplan Buitengebied Overbetuwe heeft vanaf donderdag 21 januari 2010 voor een periode van zes weken ter inzage gelegen. Naast de algemene (en verplichte) publicatie in Hét Gemeente Nieuws van 20 januari 2010, heeft er op 13 januari 2010 een uitgebreid artikel in Hét Gemeente Nieuws gestaan met informatie over onder andere het hoe en het waarom van het bestemmingsplan.
Verder hebben alle bewoners van het plangebied begin januari 2010 een brief ontvangen waarin men werd uitgenodigd voor een inloopmiddag en -avond over het bestemmingsplan (in combinatie met het Landschapsontwikkelingsplan). Bij de brief was tevens een folder gevoegd met extra informatie. De inloopmiddag en -avond vond plaats op 19 januari 2010 in het Wapen van Valburg en is bezocht door ca 300 personen.
Gedurende de terinzagelegging van het voorontwerpbestemmingsplan bestond de mogelijkheid op het gemeentehuis voor persoonlijke uitleg en het stellen van vragen. Hiervan is door ca 56 personen (adressen) gebruik gemaakt.
Op 3 maart 2010 eindigde formeel de terinzagelegging van het voorontwerpbestemmingsplan. Er zijn 190 inspraakreacties ingediend. De samenvatting en beantwoording van deze reacties is opgenomen in de separate bijlage “Rapport inspraakreacties voorontwerpbestemmingsplan Buitengebied Overbetuwe”.
7.3 Vooroverleg
Half januari 2010 is het voorontwerpbestemmingsplan in het kader van artikel 3.1.1 Bro toegezonden aan de onderstaande overlegpartners:
- Ministerie van VROM;
- Ministerie van Economische Zaken;
- Ministerie van LNV;
- Ministerie van Verkeer en Waterstaat;
- Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed;
- Ministerie van Defensie;
- Dienst Landelijk Gebied;
- Staatsbosbeheer;
- Provincie Gelderland;
- Stadsregio Arnhem - Nijmegen;
- Waterschap Rivierenland;
- Gemeente Lingewaard;
- Gemeente Beuningen;
- Gemeente Renkum;
- Gemeente Nederbetuwe;
- Gemeente Arnhem;
- Gemeente Nijmegen;
- Gemeente Wageningen;
- Vitens;
- Tennet;
- Alliander;
- Gasunie;
- KPN;
- Prorail;
- NFO;
- LTO-Noord;
- Kamer van Koophandel;
- Uiterwaarde;
- Stichting Dorpsraad Driels Belang;
- Stichting Wijkplatform Elst-Noord;
- Stichting Wijkplatform Elst-Oost;
- Stichting Wijkplatform Elst-Zuid;
- Stichting Dorpsbelangen Herveld-Andelst;
- Stichting Dorpsraad Heteren;
- Vereniging Dorpsraad Oosterhout;
- Stichting Dorpsraad Randwijk;
- Stichting Dorpsraad Slijk-Ewijk/Loenen;
- Stichting Dorpsraad Valburg/Homoet;
- Stichting Dorpsraad Zetten/Hemmen.
Vijftien overlegpartners hebben een overlegreacties ingediend. Een aantal hiervan heeft aangegeven geen opmerkingen te hebben. De samenvatting en beantwoording van deze reacties is eveneens opgenomen in de separate bijlage “Rapport inspraakreacties, voorontwerpbestemmingsplan”.
7.4 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 5 januari 2012 gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn zijn er 148 zienswijzen ingediend. De beantwoording van de zienswijzen is te vinden in de bijlage behorende bij het raadsbesluit tot vaststelling van het bestemmingsplan.
Bijlage 1 Bedrijvigheid Bij Functieverandering Binnen Agrarische Bestemmingen
Bijlage 1 Bedrijvigheid bij functieverandering binnen agrarische bestemmingen
Bijlage 2 Adressen Gesplitste Woningen
Bijlage 2 Adressen gesplitste woningen
Bijlage 3 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 3 Staat van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 4 Oppervlakten Bebouwing Binnen Uiterwaarden
Bijlage 4 Oppervlakten bebouwing binnen uiterwaarden
Bijlage 5 Typen Bedrijvigheid
Bijlage 6 Lijst Van Nevenactiviteiten
Bijlage 6 Lijst van nevenactiviteiten