KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Bedrijf
Artikel 5 Dienstverlening
Artikel 6 Groen
Artikel 7 Horeca
Artikel 8 Kantoor
Artikel 9 Maatschappelijk
Artikel 10 Tuin
Artikel 11 Verkeer
Artikel 12 Verkeer - Verblijf
Artikel 13 Water
Artikel 14 Wonen
Artikel 15 Wonen - Uit Te Werken
Artikel 16 Waarde - Archeologische Verwachting 1 (Dubbelbestemming)
Artikel 17 Waarde - Archeologische Verwachting 2 (Dubbelbestemming)
Artikel 18 Waarde - Archeologische Verwachting 3 (Dubbelbestemming)
Artikel 19 Waarde - Archeologische Verwachting 4 (Dubbelbestemming)
Artikel 20 Waterstaat - Waterlopen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 21 Anti-dubbeltelregel
Artikel 22 Algemene Gebruiksregels
Artikel 23 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 24 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 25 Algemene Wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 26 Overgangsrecht
Artikel 27 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
1.4 Opzet Van Het Bestemmingsplan
Hoofdstuk 2 Beleidskaders
2.1 Inleiding
2.2 Rijksbeleid
2.3 Provinciaal Beleid
2.4 Regionaal Beleid
2.5 Gemeentelijk Beleid
2.6 Conclusie
Hoofdstuk 3 Milieu- En Omgevingsaspecten
3.1 Inleiding
3.2 Bodem
3.3 Geluid
3.4 Bedrijvigheid
3.5 Luchtkwaliteit
3.6 Externe Veiligheid
3.7 Water
3.8 Flora En Fauna
3.9 Archeologie En Cultuurhistorie
3.10 Verkeer En Parkeren
3.11 Handhaafbaarheid
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
4.1 Inleiding
4.2 Het Plangebied En De Nabije Omgeving
4.3 Bestemmingsplan
Hoofdstuk 5 Beschrijving Van De Bestemmingen
5.1 Algemeen
5.2 Bestemmingsplan
Hoofdstuk 6 Financiële Toelichting
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Parkeernormering
Bijlage 1 Inventarisatiekaart En De Inventarisatietabel

Veegplan, Andelst-Zetten

Bestemmingsplan - Gemeente Overbetuwe

Onherroepelijk op 18-10-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

plan:

het bestemmingsplan Veegplan, Andelst-Zetten van de gemeente Overbetuwe;

bestemmingsplan:

de geometrische bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1734.0148ZTTNvgplan2013-ONHE met bijbehorende regels en bijlagen;

verbeelding:

de verbeelding van het bestemmingsplan Veegplan, Andelst-Zetten, bestaande uit de bladen 1 tot en met blad 4;

aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

aan- of uitbouw:

een aan een hoofdgebouw gebouwde ruimte, die daaraan ruimtelijk (door zijn constructie of afmetingen) ondergeschikt is - maximaal bestaande uit één bouwlaag al dan niet met kap - met dien verstande dat een aanbouw een zelfstandige ruimte is en een uitbouw een uitbreiding van een reeds bestaande ruimte van het hoofdgebouw is;

aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit:

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten niet specifiek publiekgericht zijn, en dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse;

achtergevel:

de gevel van een gebouw, die is gesitueerd tegenover de voorgevel van het betreffende gebouw;

afhaalcentrum:

detailhandelsbedrijf in ter plaatse bereide etenswaren, zonder zitgelegenheid om de etenswaren te nuttigen;

afhankelijke woonruimte:

een bijgebouw bij een woning waarin mantelzorg gehuisvest is;

afrastering:

rasterwerk waarmee een deel van een perceel wordt omheind. Een afrastering is transparant en met palen in de grond verankerd. Deze palen worden onderling verbonden door draad of gaas;

afwijking van de bouwregels en/of van de gebruiksregels:
een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening;

agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van dieren;

Algemene wet bestuursrecht:

Wet van 4 juni 1992, Stb. 315, houdende algemene regels van bestuursrecht, zoals deze luidde op het moment van inwerkingtreding van het plan;

archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en studie van de in de bodem voorkomende overblijfselen uit oude tijden;

architectonische waarde:

de aan een gebouw toegekende waarde gekenmerkt door de opbouw en/of indeling van de buitengevel, de dakopbouw en het materiaal en/of kleurgebruik eventueel in samenhang met de omgeving;

bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

bedrijfsgebouw:

een niet voor bewoning bestemd gebouw of gedeelte van een gebouw, dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten;

bedrijfsvloeroppervlak (bvo):

de gezamenlijke vloeroppervlakte van verkoopruimten, magazijnen, werkplaats, opslagplaats, bergingen, kantoren en verblijfsruimten en de overige voor de bedrijfsuitoefening benodigde vloeroppervlakte;

bedrijfswoning:

een woning, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de aard van de bedrijfsvoering noodzakelijk is;

begane grondbouwlaag:

de onderste bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een kelder;

beperkt kwetsbaar object:

  1. a. verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare, dienst- en bedrijfswoningen van derden, sporthallen, zwembaden en speeltuinen;
  2. b. kantoorgebouwen, hotels en restaurants, winkels en bedrijfsgebouwen, voor zover zij niet onder de definitie voor kwetsbare objecten, onder c, vallen;
  3. c. sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet onder de definitie voor kwetsbare objecten, onder d, vallen;
  4. d. objecten die met de onder a en b genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn;
  5. e. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval;

bestaand:

  1. a. bij gebruik: aanwezig op het moment van het van kracht worden van het plan;
  2. b. bij bouwwerken: aanwezig op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan, en bouwwerken die op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan mogen worden gebouwd krachtens een daartoe verleende omgevingsvergunning voor het bouwen;

bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

bijgebouw:

een vrijstaand gebouw, dat door zijn situering en/of afmetingen ondergeschikt is aan dat op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

bouwlaag:

een gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van een kelder en de ruimte(n) in de kap;

bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandig, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

bouwwijze:

de wijze van bouwen van een hoofdgebouw, te weten rijenbouwwoning, meergezinswoning, vrijstaande, dubbele woning of patiowoning, waarbij:

  1. a. onder een rijwoning wordt verstaan een woning, die deel uitmaakt van een blok van meer dan twee woningen en/of andere functies, waarvan het hoofdgebouw aan het op het aangrenzende bouwperceel gelegen hoofdgebouw is gebouwd;
  2. b. onder een meergezinswoning wordt verstaan een gebouw, dat uit meerdere naast elkaar en/of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen (appartementen) bestaat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
  3. c. onder een vrijstaande woning wordt verstaan een woning, waarvan het hoofdgebouw niet aan een op een aangrenzend bouwperceel gelegen gebouw is aangebouwd;
  4. d. onder een dubbele woning wordt verstaan een woning, waarvan het hoofdgebouw deel uitmaakt van een blok van maximaal twee direct aaneengebouwde hoofdgebouwen (twee-onder-één-kap);
  5. e. onder een patiowoning wordt verstaan een woning, waarvan de woonruimten zijn gelegen om een onbebouwde onoverdekte ruimte.

café:

een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar-dancing, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteiten het verstrekken van kleinere etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid en/of de verhuur van zaaltjes voor feesten en partijen;

caravan:

een ruimte waar geen omgevingsvergunning voor het bouwen nodig is, niet zijnde een gebouw (waaronder een stacaravan), in de vorm van een aanhangwagen, gefabriceerd, ingericht en bestemd voor het genieten van recreatief verblijf elders;

cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of gebied heeft gemaakt;

detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit en waarbij een showroom en/of verkoopruimte ter plaatse aanwezig is; horeca-activiteiten en detailhandel in volumineuze goederen zijn hieronder niet begrepen;

detailhandel volumineuze goederen

goederen die vanwege hun omvang een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling, zoals goederen in bouw- en doe-het-zelf producten, automobielen, motorfietsen., boten, caravans, e.d.;

dienstverlening:

dienstverlening door een bedrijf met uitsluitend of in hoofdzaak een verzorgende taak met een publieksgerichte functie zoals wasserette, kapsalon, schoonheidssalon, autorijschool, videotheek, uitzendbureau, reisbureau, bank, postkantoor, telefoon-/telegraaf-/ telexdienst, makelaarskantoor, fotoatelier (inclusief ontwikkelen), kopieerservicebedrijf, schoenreparatiebedrijf, reparatiebedrijf voor muziekinstrumenten, cateringbedrijf, alsmede naar aard en uitstraling overeenkomstige bedrijven;

discotheek/bar-dancing:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse waarbij het doen beluisteren van muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormt;

erf:

het gedeelte van een bouwperceel gelegen buiten het, binnen het bouwperceel gelegen, bouwvlak;

evenement:

een georganiseerde gebeurtenis, (openlucht-)manifestatie, (thema-)dag of week;

geaccidenteerd terrein:

een perceel of een gedeelte van een perceel met een helling van tenminste 1:10 gemeten over een afstand van minimaal 5 m;

gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

grondgebonden agrarische activiteiten:

activiteiten ten behoeve van een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of in overwegende afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf;

groothandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;

hoofdgebouw:

een gedeelte van een gebouw, exclusief aan- en uitbouwen, dat door zijn situering en/of afmetingen als belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel is aan te merken;

hotel/motel:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse;

horecabedrijf:

een bedrijf, gericht op het verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bieden van nachtverblijf;

de horecabedrijven zijn in drie categorieën te onderscheiden:

  1. a. horecacategorie 1: vormen van horeca-activiteiten waar in hoofdzaak maaltijden, (alcoholische) dranken en/of logies worden verstrekt en waarvan de exploitatie doorgaans in de avonduren plaatsvindt, zoals een café, restaurant, hotel en pension;
  2. b. horecacategorie 2: vormen van horeca-activiteiten die qua exploitatievorm aansluiten bij winkelvoorzieningen, waar naast kleinere etenswaren in hoofdzaak alcoholvrije dranken worden verstrekt, en waarvan de exploitatie zowel overdag als in de avonduren plaatsvindt, zoals een lunchroom, broodjeszaak, ijssalon, cafetaria, snackbar, afhaalcentrum, automatiek;
  3. c. horecacategorie 3: vormen van horeca-activiteiten waarbij in hoofdzaak alcoholische drank wordt verstrekt en waarvan de exploitatie doorgaans in de avonduren plaatsvindt, een aantasting van het woon- en leefklimaat veroorzaakt en een grote druk op de openbare orde met zich meebrengt, zoals bar-dancings, discotheken, nachtclubs, alsmede horeca met zaalaccomodatie;

huishouden:

een persoon of vaste groep personen die gezamenlijk en bestendig, voor onbepaalde tijd samenwonen;

kamerverhuurbedrijf:

het geheel van onzelfstandige woonruimten die bedrijfsmatig wordt verhuurd aan derden. Hiervan is sprake als een substantieel inkomen wordt verworven met de bedrijfsmatige activiteit en minimaal 60% van de oppervlakte van het hoofdgebouw wordt benut ten behoeve van kamerverhuur;

kantoor:

een verblijfsruimte die door haar aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard zonder baliefunctie;

kap:

een geheel of gedeeltelijke niet horizontale dakconstructie gevormd door ten minste twee schuin hellende dakschilden met een helling van elk ten minste 15° en ten hoogste 75°;

kelder:

een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, beneden of tot ten hoogste 0,50 m boven de kruin van de weg, waaraan het bouwperceel is gelegen; bij "bebouwing in geaccidenteerd terrein" gelegen beneden peil;

kiosk:

een gebouw van beperkte omvang en eenvoudige constructie, dat bedoeld is om de verblijfsfunctie te veraangenamen door het ter plaatse aan passanten te koop aanbieden van producten zoals souvenirs, kranten, tijdschriften, versnaperingen, niet-alcoholische en licht alcoholische dranken alsmede rookwaren;

kwetsbaar object:

  1. a. woningen, niet zijnde woningen als bedoeld bij de definitie voor beperkt kwetsbare objecten, onder a;
  2. b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    1. 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    2. 2. scholen;
    3. 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  3. c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:
    1. 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m2 per object;
    2. 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m2 per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
  4. d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;

luifel:

afdak of overkapping aan of bij een gebouw, aan de openbare zijde, al of niet ondersteund;

maatschappelijk:

voorzieningen ten behoeve van, onderwijs en educatie;

mantelzorg:

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

medisch-therapeutische voorzieningen:

maatschappelijke voorzieningen gericht op het verlenen van medische en/of para-medische diensten;

niet-zelfstandig kantoor:

een onderdeel van een bedrijf, dat andere bedrijfsactiviteiten als inkomstenbron heeft en waarvoor het kantoor uitsluitend een ondersteunende functie heeft;

omgevingsvergunning:
een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden:

een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

ondergeschikte bouwdelen:

bouwdelen van beperkte afmetingen, die buiten het gebouw uitsteken, zoals schoorstenen, windvanen, dakoverstekken, balkons en liftschachten;

ondergronds:

onder peil;

onderkomens:

voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonwagens, woonschepen, caravans, kampeerauto's, alsook tenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van recreatief buitenverblijf voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken;

ondersteunende horeca:

een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is maar waar men ten behoeve van de hoofdfunctie een ruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren;

overbouwing:

een aan- of uitgebouwd bouwdeel, dat gelegen is op minimaal 2,5 m boven peil, dat geen grotere hoogte heeft dan het aangrenzende bouwdeel, dat uitsteekt ten opzichte van het eronder gelegen deel en dat geen rechtstreekse verbinding heeft met het aansluitend afgewerkte terrein;

overkapping:

bouwwerken, geen gebouwen zijnde met één dakvlak en met maximaal één gesloten van de constructie onderdeel uitmakende wand;

peil:

  1. a. voor bebouwing in geaccidenteerd terrein voor zover de bebouwing met de gevel is gericht naar het openbare gebied waarop het bouwperceel ontsloten wordt (de dijk) en is gesitueerd op of binnen een afstand van 3 m uit de grens met het openbare gebied: 35 cm boven de kruin van de dijk;
  2. b. voor overige bebouwing in geaccidenteerd terrein: de bestaande gemiddelde bouwhoogte van het terrein op het punt waar deze direct grenst aan de gevel welke is gericht naar het openbare gebied waarop het bouwperceel ontsloten wordt;
  3. c. voor gebouwen op een perceel in niet geaccidenteerd terrein, waarvan de hoofdtoegang aan een weg grenst, mits het gebouw op een afstand van niet meer dan 20 m van die weg is gelegen: 35 cm boven de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  4. d. in andere gevallen bij gebouwen op een perceel in niet geaccidenteerd terrein: de gemiddelde bouwhoogte van het terrein op het punt waar dit direct grenst aan de gevel die is gericht naar het openbare gebied waarop het bouwperceel ontsloten wordt;
  5. e. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde bouwhoogte van het aansluitende terrein;

pension:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies voor langere tijd met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan logerende gasten;

pergola:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestaande uit een open constructie van twee of meer palen, die onderling met elkaar verbonden zijn;

plat dak:

een dak met een dakhelling van minder dan 15°;

praktijkruimte:

een niet voor bewoning bestemd gebouw, dat uitsluitend dienstbaar is aan de uitoefening van een beroep, zoals accountant, advocaat, architect, arts of kunstenaar;

prostitué(e):

degene, die zich tegen vergoeding beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander;

prostitutie:

het zich tegen vergoeding beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander;

publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis:

een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak publieksaantrekkend zijn en waarvan de omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en derhalve in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan;

raamprostitutie:

een vorm van prostitutie waarbij de werving van klanten geschiedt door een prostitué(e) die door houding, gebaren, kleding of anderszins vanuit een gebouw de aandacht op zich vestigt en waarbij de seksuele handelingen in een voor publiek besloten ruimte plaatsvinden;

recreatieve voorziening:

een kleinschalige, niet-bedrijfsmatige voorziening ten behoeve van de woonfunctie met een dagrecreatief karakter, zoals zwembad, tennisbaan en golfafslagplaats;

seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang als zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

tent:

een in hoofdzaak uit textiel of uit andere daarmee vergelijkbare materialen vervaardigd onderkomen voor recreatief dag- en/of nachtverblijf, dat gemakkelijk is op te vouwen en in te pakken;

tribune:

een oplopende rij zitplaatsen voor het publiek, bijvoorbeeld bij sportvelden;

veehouderijbedrijf:

een agrarisch bedrijf of een deel daarvan dat wordt gebruikt voor veehouderij waar geen melkrundvee, schapen, paarden of dieren 'biologisch' worden gehouden en waar geen dieren worden gehouden uitsluitend of in hoofdzaak ten behoeve van natuurbeheer;

verblijfsdoeleinden:

gronden waarbij de nadruk ligt op het verblijf van personen in het openbaar gebied en die tevens een verkeersfunctie hebben

verdieping(en):

de bouwlaag respectievelijk bouwlagen die boven de begane grondbouwlaag gelegen is/zijn;

voorgevel:

de naar architectuur, indeling en/of uitstraling meest gezichtsbepalende gevel van een hoofdgebouw, gekeerd naar de weg of het openbaar gebied;

voorgevelrooilijn:

de begrenzing van het bouwvlak, waarop de voorgevels van het hoofdgebouw zijn georiënteerd, of, voor zover op de kaart een voorgevelrooilijn is aangeduid, de op de kaart aangeduide voorgevelrooilijn, alsmede het verlengde daarvan;

Wet geluidhinder:

Wet van 16 februari 1979, Stb. 99, houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan;

Wet milieubeheer:

Wet van 13 juni 1979, Stb. 442, houdende regelen met betrekking tot een aantal algemene onderwerpen op het gebied van de milieuhygiëne, zoals deze luidde op het
moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan;

Wet ruimtelijke ordening:

Wet van 20 oktober 2006, Stb. 2006, 566, houdende vaststelling van nieuwe regels omtrent de ruimtelijke ordening, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan;

woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden;

Woningwet:

Wet van 29 augustus 1991 , (Stb. 1991, nr. 439), tot herziening van de Woningwet, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan;

woon-/werkeenheid:

een ruimte, in en in combinatie met een woning, waarin een al dan niet publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis wordt uitgeoefend;

woonwagen:

een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;

zaalaccommodatie:

een bedrijf dat als hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van gelegenheid tot het houden van bruiloften, feesten en partijen, alsmede tot het houden van congressen, conferenties en andere vergaderingen en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is;

zijgevel:

een gevel van een gebouw, die niet een voorgevel of een achtergevel is.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

de afstand van een bouwwerk tot de (achter)perceelsgrens:

de afstand van een gebouw tot de (achter)perceelsgrens wordt bepaald door het buitenwerks meten van de kortste afstand van een gevel van het gebouw tot de (achter)perceelsgrens;

de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerks gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

het bebouwingspercentage:

een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage dat de grootte van een gedeelte van een bestemmingsvlak, gedeelte van een bouwvlak of een gedeelte van een erf aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd;

de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

de breedte van bouwpercelen:

de breedte van bouwpercelen wordt bepaald door het meten van de afstand in meters tussen de zijdelingse perceelsgrenzen, in de voorgevelrooilijn;

de breedte van een bouwwerk:

de breedte van bouwwerken wordt bepaald door het meten van de afstand in meters tussen de buitenwerkse eindgevelvlakken (indien geen sprake is van een rechthoekig gebouw: de gemiddelde breedte van het bouwwerk);

de diepte van een bouwwerk:

de diepte van een bouwwerk wordt bepaald door het meten van de grootste afstand in meters tussen de buitenwerkse eindgevelvlakken;

de horizontale diepte van een bouwwerk:

de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd;

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0148ZTTNvgplan2013-ONHE_0023.jpg"

de goothoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen).

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van grondgebonden agrarische activiteiten ten behoeve van grondgebonden agrarische veehouderijbedrijven;
  2. b. akkerbouw;
  3. c. (boom)kwekerijen;
  4. d. nutsvoorzieningen;
  5. e. evenementen;
  6. f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

een en ander met de bijbehorende voorzieningen.

3.2 bouwregels

3.3 afwijken van de bouwregels

3.4 specifieke gebruiksregels

3.5 wijzigingsbevoegdheid

Artikel 4 Bedrijf

4.1 bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven in de categorieën 1 t/m 2 uit de staat van bedrijfsactiviteiten als opgenomen in de bijlage 1, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduidingen als bedoeld onder b eveneens de daar genoemde bedrijvigheid is toegestaan;
  2. b. bedrijven ter plaatse van de aanduidingen:

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0148ZTTNvgplan2013-ONHE_0024.jpg"

  1. c. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  2. d. niet-zelfstandige kantoren;
  3. e. detailhandel;
  4. f. nutsvoorzieningen;
  5. g. parkeren;
  6. h. geluidswerende voorzieningen;
  7. i. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  8. j. evenementen;
  9. k. de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;

een en ander met de bijbehorende voorzieningen.

4.2 bouwregels

4.3 afwijken van de bouwregels

4.4 specifieke gebruiksregels

4.5 afwijken van de gebruiksregels

Artikel 5 Dienstverlening

5.1 bestemmingsomschrijving

De voor Dienstverlening aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. dienstverlening, met dien verstande dat deze functie alleen is toegestaan op de begane grond;
  2. b. bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', met dien verstande dat deze functie zowel op de begane grond als op de verdieping is toegestaan;
  3. c. nutsvoorzieningen;
  4. d. parkeervoorzieningen;
  5. e. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. f. de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;

een en ander met de daarbij behorende voorzieningen.

5.2 bouwregels

5.3 afwijken van de bouwregels

5.4 specifieke gebruiksregels

5.5 afwijken van de gebruiksregels

5.6 wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen met toepassing van artikel 3.6 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming Dienstverlening wijzigen in de bestemming Wonen, teneinde wonen tevens op de begane grond toe te staan. Hierbij wordt voldaan aan het volgende:

  1. a. het bepaalde in artikel 14 Wonen wordt in acht genomen;
  2. b. de uitvoerbaarheid moet worden aangetoond, zonodig door middel van onderzoek, in die zin dat:
      • de voorkeursgrenswaarde als bedoeld in de Wet geluidhinder, dan wel de door Burgemeester en Wethouders vóór de vaststelling van het plan verleende hogere grenswaarde, niet wordt overschreden;
      • de grenswaarden voor luchtkwaliteit in verband met het wegverkeer niet worden overschreden;
      • de bodem en het grondwater vrij zijn van verontreinigingen;
      • de watertoetsprocedure gevolgd wordt;
      • geen onaanvaardbare aantasting van beschermde plant- en diersoorten, als bedoeld in de Flora- en faunawet, plaatsvindt;
      • geen onaanvaardbare aantasting van aan de grond eigen zijnde archeologische waarden plaatsvindt;
      • voldoende parkeerplaatsen worden gerealiseerd waarbij moet worden voldaan aan de maximale parkeernorm als opgenomen in bijlage 2 bij deze regels;
      • de financiële haalbaarheid is gewaarborgd;
      • er geen belemmeringen zijn vanuit bedrijven- en milieuzonering;
      • de belangen van eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig mogen worden geschaad.

Artikel 6 Groen

6.1 bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorziening;
  2. b. speelvoorzieningen;
  3. c. voet- en fietspaden;
  4. d. beeldende kunstwerken;
  5. e. nutsvoorzieningen;
  6. f. geluidswerende voorzieningen;
  7. g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  8. h. evenementen;
  9. i. parkeer- en verkeersvoorzieningen;

een en ander met de bijbehorende voorzieningen.

6.2 bouwregels

6.3 afwijken van de bouwregels

6.4 specifieke gebruiksregels

6.5 afwijken van de gebruiksregels

6.6 wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen met toepassing van artikel 3.6 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming Groen wijzigen in de bestemming Tuin. Hierbij wordt voldaan aan het volgende:

  1. a. het bepaalde in artikel 10 wordt in acht genomen;
  2. b. de verkeersfunctie van de bestemming Verkeer - Verblijf moet in stand blijven
  3. c. de goede en veilige verkeersafwikkeling moet in stand blijven.

Artikel 7 Horeca

7.1 bestemmingsomschrijving

De voor Horeca aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. horecabedrijven in horecacategorie 1 en 2;
  2. b. wonen, met dien verstande dat deze functie uitsluitend op de verdieping is toegestaan;
  3. c. nutsvoorzieningen;
  4. d. parkeervoorzieningen;
  5. e. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. f. evenementen;
  7. g. de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;

een en ander met de daarbij behorende voorzieningen.

7.2 bouwregels

7.3 afwijken van de bouwregels

7.4 specifieke gebruiksregels

7.5 afwijken van de gebruiksregels

7.6 wijzigingsbevoegdheid

Artikel 8 Kantoor

8.1 bestemmingsomschrijving

De voor Kantoor aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kantoren;
  2. b. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  3. c. nutsvoorzieningen;
  4. d. parkeervoorzieningen;
  5. e. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. f. evenementen;
  7. g. de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;

één en ander met de bijbehorende voorzieningen zoals tuinen, erven, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, paden e.d.

8.2 bouwregels

8.3 afwijken van de bouwregels

8.4 specifieke gebruiksregels

8.5 afwijken van de gebruiksregels

8.6 wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen met toepassing van artikel 3.6 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming Kantoor wijzigen in de bestemming Wonen. Hierbij wordt voldaan aan het volgende:

  1. a. het bepaalde in artikel 14 Wonen wordt in acht genomen;
  2. b. de uitvoerbaarheid moet worden aangetoond, zonodig door middel van onderzoek, in die zin dat:
      • de voorkeursgrenswaarde als bedoeld in de Wet geluidhinder, dan wel de door Burgemeester en Wethouders vóór de vaststelling van het plan verleende hogere grenswaarde, niet wordt overschreden;
      • de grenswaarden voor luchtkwaliteit in verband met het wegverkeer niet worden overschreden;
      • de bodem en het grondwater vrij zijn van verontreinigingen;
      • de watertoetsprocedure gevolgd wordt;
      • geen onaanvaardbare aantasting van beschermde plant- en diersoorten, als bedoeld in de Flora en faunawet, plaatsvindt;
      • van aan de grond eigen zijnde archeologische waarden plaatsvindt;
      • voldoende parkeerplaatsen worden gerealiseerd waarbij moet worden voldaan aan de maximale parkeernorm als opgenomen in bijlage 2 bij deze regels;
      • de financiële haalbaarheid is gewaarborgd;
      • er geen belemmeringen zijn vanuit bedrijven- en milieuzonering;
      • de belangen van eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig mogen worden geschaad.

Artikel 9 Maatschappelijk

9.1 bestemmingsomschrijving

De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke doeleinden, uitsluitend voor zover het onderwijs- en/of andere educatieve voorzieningen betreft;
  2. b. nutsvoorzieningen;
  3. c. parkeervoorzieningen;
  4. d. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. e. evenementen;
  6. f. de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;

een en ander met de daarbij behorende voorzieningen.

9.2 bouwregels

9.3 afwijken van de bouwregels

9.4 specifieke gebruiksregels

Artikel 10 Tuin

10.1 bestemmingsomschrijving

De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen, met bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, één en ander met de bijbehorende voorzieningen.

10.2 bouwregels

10.3 afwijken van de bouwregels

Artikel 11 Verkeer

11.1 bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, straten en paden met een functie die voornamelijk gericht is op de afwikkeling van het doorgaande verkeer;
  2. b. voet- en rijwielpaden;
  3. c. parkeervoorzieningen;
  4. d. bermen en beplantingen;
  5. e. straatmeubilair;
  6. f. groen;
  7. g. nutsvoorzieningen;
  8. h. beeldende kunstwerken;
  9. i. geluidwerende voorzieningen;
  10. j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  11. k. evenementen;

één en ander met bijbehorende voorzieningen.

11.2 bouwregels

11.3 specifieke gebruiksregels

Artikel 12 Verkeer - Verblijf

12.1 bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer - Verblijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. (woon)straten, buurtwegen, fietspaden, tunnels, pleinen en troitoirs met een inrichting hoofdzakelijk gericht op bestemmingsverkeer en verblijfsfuncties;
  2. b. wandelgebieden, voet- en rijwielpaden;
  3. c. verblijfsvoorzieningen;
  4. d. parkeervoorzieningen;
  5. e. evenementen;
  6. f. de handel en verkoop van goederen aan particulieren in kramen en wagens, niet zijnde bouwwerken;
  7. g. groenvoorzieningen;
  8. h. straatmeubilair;
  9. i. speelvoorzieningen;
  10. j. beeldende kunstwerken;
  11. k. nutsvoorzieningen;
  12. l. geluidswerende voorzieningen;
  13. m. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

een en ander met bijbehorende voorzieningen.

12.2 bouwregels

12.3 afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 12.2.1 teneinde het oprichten van gebouwen ten behoeve van grotere nutsvoorzieningen toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. a. de bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m2;
  2. b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m;
  3. c. de omgevingsvergunning mag de verkeersveiligheid niet in gevaar brengen;
  4. d. de omgevingsvergunning leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.

12.4 specifieke gebruiksregels

12.5 afwijken van de gebruiksregels

12.6 wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen met toepassing van artikel 3.6 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming Verkeer -Verblijf wijzigen in de bestemming Tuin. Hierbij wordt voldaan aan het volgende:

  1. a. het bepaalde in artikel 10 wordt in acht genomen;
  2. b. de verkeersfunctie van de bestemming Verkeer - Verblijf moet in stand blijven
  3. c. de goede en veilige verkeersafwikkeling moet worden gewaarborgd;

Artikel 13 Water

13.1 bestemmingsomschrijving

De voor “Water” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. waterhuishoudkundige doeleinden;
  2. b. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer en waterberging;
  3. c. (natuurvriendelijke) oevers;
  4. d. waterstaatkundige kunstwerken, bruggen en andere waterstaatswerken;
  5. e. beeldende kunstwerken;
  6. f. oppervlaktewater, zoals vijvers;

een en ander met de bijbehorende voorzieningen zoals bermen, paden, beschoeiingen e.d.

13.2 bouwregels

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken geen gebouwen zijnde die ten dienste staan van deze bestemming met een bouwhoogte van maximaal 4 meter.

Artikel 14 Wonen

14.1 bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen in woningen ter plaatse van de aanduiding:afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0148ZTTNvgplan2013-ONHE_0025.png"
  2. b. een meubelmakerij, alsmede een bedrijf in de categorieën 1 t/m 2 uit de staat van bedrijfsactiviteiten ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf aan huis' met een maximaal bedrijfsvloeroppervlak van 200m2;
  3. c. nutsvoorzieningen;
  4. d. parkeervoorzieningen;
  5. e. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. f. evenementen;
  7. g. de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;

een en ander met de daarbij behorende voorzieningen zoals tuinen, achterpaden, ontsluitingswegen en erven.

14.2 bouwregels

14.3 afwijken van de bouwregels

14.4 specifieke gebruiksregels

14.5 afwijken van de gebruiksregels

14.6 wijzigingsbevoegdheid

Artikel 15 Wonen - Uit Te Werken

15.1 bestemmingsomschrijving

De voor Wonen - uit te werken aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen;
  2. b. aan huis verbonden beroepen;
  3. c. wegen, straten, wandel- en fietspaden;
  4. d. parkeer-, groen-, speel- en nutsvoorzieningen;
  5. e. waterlopen en voorzieningen voor de waterhuishouding;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, tuinen en erven.

15.2 uitwerkingsregels

15.3 bouwregels

15.4 nadere eisen

Bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid; en
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

15.5 afwijken van de regels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om in de uitwerking afwijkingsbevoegdheden op te nemen overeenkomstig de afwijkingsbevoegdheden als opgenomen in artikel 14 onder de bestemming Wonen.

15.6 wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om in de uitwerking een wijzigingsbevoegdheid overeenkomstig de wijzigingsbevoegdheden als opgenomen in artikel 14 onder de bestemming Wonen op te nemen.

15.7 Procedure en voorlopig bouwverbod

  1. a. Bevoegd gezag werkt de bestemming uit met het oog op de algehele inrichting van het gebied voor de in lid 15.1 genoemde doeleinden;
  2. b. Een gefaseerde uitwerking, waarbij een gedeelte van het uitwerkingsgebied wordt uitgewerkt, is daarbij mogelijk.
  3. c. Omtrent de vaststelling van het uitwerkingsplan wordt de procedure gevolgd als bedoeld in artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening.
  4. d. Zolang en voor zover het uitwerkingsplan niet in werking getreden is, mogen bouwwerken niet worden gebouwd.
  5. e. Het onder d. opgenomen voorlopige bouwverbod geldt niet voor het bouwrijp maken van de gronden.

Artikel 16 Waarde - Archeologische Verwachting 1 (Dubbelbestemming)

16.1 bestemmingsomschrijving

De voor “Waarde - Archeologische verwachting 1” aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen (artikel 3 tot en met 15), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische resten in de bodem.

16.2 bouwregels

16.3 nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken en de inrichting van gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

16.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

16.5 wijzigingsbevoegdheid

Artikel 17 Waarde - Archeologische Verwachting 2 (Dubbelbestemming)

17.1 bestemmingsomschrijving

De voor “Waarde - Archeologische verwachting 2” aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen (artikel 3 tot en met 15), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische resten in de bodem.

17.2 bouwregels

17.3 nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken en de inrichting van gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

17.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

17.5 wijzigingsbevoegdheid

Artikel 18 Waarde - Archeologische Verwachting 3 (Dubbelbestemming)

18.1 bestemmingsomschrijving

De voor “Waarde - Archeologische verwachting 3” aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen (artikel 3 tot en met 15), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische resten in de bodem.

18.2 bouwregels

18.3 nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken en de inrichting van gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

18.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

18.5 wijzigingsbevoegdheid

Artikel 19 Waarde - Archeologische Verwachting 4 (Dubbelbestemming)

19.1 bestemmingsomschrijving

De voor “Waarde - Archeologische verwachting 2” aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen (artikel 3 tot en met 15), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische resten in de bodem.

19.2 bouwregels

19.3 nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken en de inrichting van gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

19.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

19.5 wijzigingsbevoegdheid

Artikel 20 Waterstaat - Waterlopen

20.1 bestemmingsomschrijving

De voor Waterstaat - Waterlopen aangewezen gronden zijn mede bestemd voor aanleg en onderhoud van een watergang.

20.2 bouwregels

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, die ten dienste staan van deze bestemming.

20.3 afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 20.2 teneinde het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende hoofdbestemming toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de watergang geen bezwaar bestaat; dienaangaande wordt voor de verlening van de omgevingsvergunning voor het bouwen door het bevoegd gezag advies ingewonnen bij de betrokken beheerder van de watergang.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 21 Anti-dubbeltelregel

Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 22 Algemene Gebruiksregels

Onder gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in elk geval verstaan:

  1. a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  2. b. een gebruik van gronden als stalling- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  3. c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie.

Artikel 23 Algemene Aanduidingsregels

23.1 Wro-zone - afwijkingsgebied 1

23.2 Wro-zone - wijzigingsgebied 1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming van de gronden gelegen binnen aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied 1' te wijzigen in de bestemming 'Kantoor', met dien verstande dat:

  1. a. na gebruikmaking van deze bevoegdheid het bepaalde in artikel 8 van deze regels van toepassing zal zijn op de gronden die de bestemming 'Kantoor' hebben gekregen;
  2. b. het gebruik niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse waarbij voor de parkeersituatie geldt dat op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn, waarbij moet worden voldaan aan de maximale parkeernorm als opgenomen in bijlage 2 bij deze regels;
  3. c. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in een woonomgeving;

Artikel 24 Algemene Afwijkingsregels

24.1 maatvoering

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in het plan voor het afwijken van de voorgeschreven goothoogte, (bouw)hoogte, oppervlakte, inhoud en afstand van bouwwerken, dan wel een voorgeschreven bebouwingspercentage, eventueel met overschrijding van de bouwgrenzen, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10% van de in deze regels voorgeschreven afmetingen en afstanden.

24.2 bestemmingsgrenzen

Het bevoegd gezag is bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen om bij de uitvoering van het plan af te wijken van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein en er geen dringende reden zijn die zich tegen de afwijking verzetten, mits de afwijking niet meer dan 2,5 m bedraagt.

24.3 afwijking evenementen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken teneinde het tijdelijk gebruik van gronden voor langdurigere evenementen toe te kunnen staan. Hiertoe dient aan het volgende te worden voldaan:

  1. a. er dienen voldoende parkeerplaatsen al dan niet op eigen terrein beschikbaar te zijn waarbij moet worden voldaan aan de maximale parkeernorm als opgenomen in bijlage 2 bij deze regels;
  2. b. de aan te brengen voorzieningen dienen tijdelijk te zijn; dit betekent dat het houden van een evenement niet mag leiden tot onomkeerbare voorzieningen en/of ingrepen;
  3. c. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de binnen het gebied aanwezige waarden.

Artikel 25 Algemene Wijzigingsregels

25.1 Toekenning Waarde archeologie

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen teneinde aan gronden de dubbelbestemming Waarde - Archeologische verwachtingswaarde toe te kennen, indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.

25.2 Verwijderen Waarde Archeologie

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen teneinde de dubbelbestemming Waarde - Archeologie te verwijderen, indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 26 Overgangsrecht

26.1 overgangsrecht bouwwerken

26.2 overgangsrecht gebruik

Artikel 27 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Veegplan, Andelst-Zetten.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 11 juni 2013.

De voorzitter, De griffier,

……………… ………………

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op 1 januari 2001 is door samenvoeging van de gemeenten Elst, Valburg en Heteren de gemeente Overbetuwe ontstaan. De gemeente Overbetuwe heeft in 2004 besloten de verouderde bestemmingsplannen die voor haar grondgebied gelden te actualiseren om zo te kunnen voldoen aan de wettelijke actualiseringsverplichting. De gemeente Overbetuwe is gestart met het actualiseren en digitaliseren van de verouderde bestemmingsplannen voor de kernen, de bedrijfsgebieden en het buitengebied. Hiermee wordt een meer actuele planologische regeling voor het gemeentelijke grondgebied gerealiseerd van waaruit een beter beheer kan plaatsvinden. Eveneens wordt hiermee tegemoetgekomen aan de wettelijke verplichting, gebaseerd op artikel 3.1 lid 2 van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening.

Een groot deel van de bestemmingsplannen is inmiddels geactualiseerd, maar een inventarisatie heeft uitgewezen dat een aantal bestemmingsplannen qua planbegrenzing niet goed op elkaar aansluit. Er zijn hierdoor vier zogenaamde 'witte vlekken' ontstaan, waar ter plaatse nog een verouderd planologisch regime geldt. Het onderhavige bestemmingsplan “Veegplan Andelst-Zetten” is het geactualiseerde bestemmingsplan waarmee wordt beoogd de bestaande situatie ter plaatse van deze vier locaties in de kernen Andelst en Zetten adequaat vast te leggen.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied bestaat uit vier locaties binnen de bebouwde kom van Andelst en Zetten. Hierbij gaat het om de locaties:

  • Sint Walburg
  • Hoofdstraat 88 (Blokland/Kastanjehof)
  • Steenbeekstraat
  • St. Willibrordusstraat

In de navolgende afbeeldingen is de globale ligging en begrenzing van deze gebieden aangeduid met een geel kader. Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de verbeelding van voorliggend bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0148ZTTNvgplan2013-ONHE_0001.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0148ZTTNvgplan2013-ONHE_0002.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0148ZTTNvgplan2013-ONHE_0003.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0148ZTTNvgplan2013-ONHE_0004.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0148ZTTNvgplan2013-ONHE_0005.jpg"

1.3 Vigerende Bestemmingsplannen

Voorliggend plan herziet de bestemmingsplannen die van kracht zijn in het plangebied alsmede alle partiële herzieningen. Het betreffen de volgende bestemmingsplannen:

  • Herveld-Andelst 1984
  • Kom Zetten 1985
  • Andelst-Zetten 1992
  • Andelst-Zetten, Herziening 1994

1.4 Opzet Van Het Bestemmingsplan

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en deze toelichting. De toelichting is opgebouwd uit zeven hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 een samenvatting van de relevante beleidskaders op landelijk, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau gegeven. In hoofdstuk 3 volgt een beschrijving van relevante milieuaspecten, de waterhuishouding en archeologie & cultuurhistorie. Hoofdstuk 4 beschrijft de ontstaansgeschiedenis van het plangebied en vervolgens volgt de ruimtelijke beschrijving van het huidige plangebied. In afzonderlijke paragrafen worden de opzet van de bestemmingsplanregeling en de afwijkingen met de vigerende regeling uiteengezet. Hoofdstuk 5 geeft een toelichting op de opzet en inhoud van de regels en de verbeelding. In hoofdstuk 6 volgt een financieel-economische toelichting bij het voorliggende bestemmingsplan. Ten slotte komen in het zevende en laatste hoofdstuk de resultaten van inspraak en overleg aan de orde.

Hoofdstuk 2 Beleidskaders

2.1 Inleiding

Het voorliggend bestemmingsplan heeft primair een beheermatig karakter. Aangezien de beleidskaders met name gericht zijn op het sturen van ontwikkelingsgerichte ruimtelijke plannen zijn de samenvattingen van de hogere overheidsinstanties beperkt tot een inleiding en relevante beleidslijnen gericht op bestaande en te behouden bebouwde gebieden.

2.2 Rijksbeleid

2.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

De leidende gedachte in de SVIR is ruimte maken voor groei en beweging. De SVIR is de eerste rijksnota die de onderwerpen infrastructuur en ruimte integraal behandelt. In de SVIR richt het Rijk zich vooral op decentralisatie. De verantwoordelijkheid wordt verplaatst van rijksniveau naar provinciaal en gemeentelijk niveau.

In de SVIR is vastgelegd dat provincies en (samenwerkende) gemeenten verantwoordelijk zijn voor programmering van verstedelijking. (Samenwerkende) gemeenten zorgen voor (boven) lokale afstemming van woningbouwprogrammering die past binnen de provinciale kaders. Ook zijn de gemeenten verantwoordelijk voor de uitvoering van de woningbouwprogramma's.

De visie is vernieuwend in de zin dat ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur sterker dan voorheen met elkaar verbonden worden. De structuurvisie vervangt daarvoor de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de Mobiliteits Aanpak, de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving en de ruimtelijke doelen en uitspraken in de PKB Tweede structuurschema Militaire terreinen, de Agenda Landschap, de Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. De Structuurvisie Nationaal Waterplan blijft in zijn huidige vorm als uitwerking van de SVIR bestaan.

In de structuurvisie schetst het Rijk ambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028.

Dit bestemmingsplan heeft een conserverend karakter. De SVIR biedt geen concrete kaders voor het plan.

2.3 Provinciaal Beleid

2.3.1 Structuurvisie Gelderland 2005

Het plangebied valt op basis van het Streekplan Gelderland 2005 binnen het multifunctioneel gebied. Op de navolgende afbeelding is de ligging van de deelgebieden met een zwart kader aangeduid.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0148ZTTNvgplan2013-ONHE_0006.jpg"

Het multifunctioneel gebied beslaat het grootste deel van de provincie Gelderland en omvat de steden, dorpen en buurtschappen buiten de provinciaal ruimtelijke hoofdstructuur, waardevolle landschappen en het multifunctioneel platteland. Vitaliteit van de multifunctionele gebieden wordt bevorderd door planologische beleidsvrijheid voor samenwerkende gemeenten, onder andere gericht op vitale steden en dorpen. Elke regio heeft namelijk buiten een stedelijk netwerk of een regionaal centrum vele verspreid liggende steden, dorpen en buurtschappen die tezamen het voorzieningenniveau bepalen. In en bij deze bebouwde gebieden moet de regionale behoefte aan 'dorps' wonen geaccommodeerd kunnen worden, waarbij wordt gestimuleerd dat met dit ruimtelijke programma tegelijkertijd wordt geïnvesteerd in de ontwikkeling van de groene en recreatieve omgevingskwaliteit. Tevens moeten samenwerkende gemeenten zich richten op nieuwe economische dragers, waardoor werkgelegenheid buiten de landbouw wordt geboden. Deze nieuwe economische dragers kunnen vooral worden geaccommodeerd in en bij bestaande kernen en in vrijgekomen agrarische bebouwing.

Het plangebied omvat twee typen multifunctioneel gebied, namelijk 'bebouwd gebied 2000' en 'multifunctioneel platteland'. In het provinciaal planologisch beleid wordt op deze gebieden geen expliciete provinciale sturing gericht.

In het provinciaal beleid voor stedelijke ontwikkeling wordt onderscheid gemaakt tussen bestaand bebouwd gebied en stedelijke uitbreiding. Het accent van de Provinciale beleidsambities ligt op de vernieuwing en het beheer en onderhoud van bestaand bebouwd gebied. Hiervoor is het onder meer belangrijk dat het stedelijk grondgebruik wordt geïntensiveerd en geoptimaliseerd, waarbij het behoud van karakteristieke elementen en het zorgvuldig omgaan met open ruimten centraal staat.

EHS

In Gelderland is de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) aanwezig. Deze wordt versterkt en uitgebreid. Het betreft een samenhangend netwerk van kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden en natuurrijke cultuurlandschappen. Door de vergroting van natuurgebieden, de ontwikkeling van nieuwe natuurgebieden en de aanleg van ecologische verbindingszones ontstaat het beoogde samenhangende netwerk. Vergroting en verbinding zal bijdragen aan het oplossen van problemen op het vlak van verdroging, vermesting en versnippering. Het hoofddoel van het ruimtelijk beleid voor de EHS is het bijdragen aan een samenhangend netwerk van kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden en natuurrijke cultuurlandschappen door bescherming, instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige bijzondere ruimtelijke waarden en kenmerken. In de navolgende afbeelding is de ligging van de EHS ten opzichte van het plangebied weergegeven. De afstand tot de EHS bedraagt meer dan 2000 meter. Bij een dergelijke afstand zijn geen effecten meer vanuit het plangebied op de EHS te verwachten.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0148ZTTNvgplan2013-ONHE_0007.jpg"

2.3.2 Ruimtelijke Verordening Gelderland

Het streekplan Gelderland 2005 heeft op grond van het overgangsrecht de status gekregen van structuurvisie ingevolge artikel 2.2 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening. Daarnaast kunnen, indien provinciale of nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, bij of krachtens provinciale verordening respectievelijk bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld omtrent de inhoud en toelichting van bestemmingsplannen. De Ruimtelijke Verordening Gelderland voorziet hierin.

De verordening richt zich net zo breed als het streekplan op de fysieke leefomgeving in de provincie. De vigerende ruimtelijke structuurvisie hanteert als uitgangspunt dat nieuwe verstedelijking voor wonen en werken hoofdzakelijk plaatsvindt binnen het bestaand bebouwd gebied. De verordening legt dit beleid van bundeling en intensivering vast door hiervoor voorschriften op te nemen. Voorschriften ten aanzien van werken, zoals bedrijventerreinen of kantoorlocaties, zijn eerst bij de eerste herziening van de Ruimtelijke Verordening Gelderland, zoals deze op 27 juni 2012 door Gedeputeerde Staten is vastgesteld, overgenomen. Bij de afzonderlijke voorschriften uit de verordening is artikelsgewijs in een toelichting een korte duiding en verantwoording van het provinciaal belang opgenomen. Voorliggend bestemmingsplan staat geen nieuwe ontwikkelingen toe die vragen om een nadere afweging van provinciale belangen. Het bestemmingsplan is daarmee in lijn met de Ruimtelijke Verordening Gelderland.

2.4 Regionaal Beleid

2.4.1 Regionaal Plan 2005-2020, Stadsregio Arnhem-Nijmegen

Het 'Regionaal Plan 2005-2020' is in 2006 door de Stadsregio Arnhem-Nijmegen vastgesteld met als doel bewoners, bedrijven en bezoekers aan de regio te binden door het verbeteren van condities voor 'het goede leven': het bieden van mogelijkheden voor prettig wonen en succesvol werken in een mooi, aantrekkelijk landschap en waar men zich snel en comfortabel kan verplaatsen. Het Regionaal Plan zet hiervoor de hoofdlijnen uit.

Dorps wonen

Een voor het plangebied relevante doelstelling uit het Regionaal Plan is de ontwikkeling van de eigenheid en de identiteit van de dorpen. Door binnen deze dorpen mogelijkheden te creëren voor herinrichting van bestaande gebouwen, nieuwe functies toe te staan én kwalitatieve nieuwbouw te genereren, kan de identiteit van deze dorpen worden versterkt vanuit een duurzaam toekomstperspectief. Herstructurering en transformatie is noodzakelijk om in een aantrekkelijk dorpsklimaat te blijven voorzien en te zorgen voor sociaal-economische vitaliteit. Dat kan door te zorgen voor variatie in aanbod van woningen, voorzieningen en woonmilieus toegesneden op de woonwensen van de huidige en toekomstige inwoners. Het Regionaal Plan signaleert een grote vraag naar landelijke woonmilieus. Deze behoefte kan grotendeels worden opgevangen door inbreiding en uitbreiding van de dorpen. Ruimtelijke ontwikkelingen vormen wel een bedreiging voor de ruimtelijke verscheidenheid en identiteit van de dorpen. Bij uitbreidingsplannen worden karakteristieke, streekeigen dorpsstructuren maar zelden als drager of inspiratiebron gebruikt. De ruimtelijke verscheidenheid en identiteit van de regio dreigt hiermee verloren te gaan. Daarom dient met uiterste zorgvuldigheid om te worden gegaan met nieuwbouw in en uitbreiding van dorpen.

2.5 Gemeentelijk Beleid

2.5.1 Kadernota 'Visie op ruimte'

In 2004 is door de gemeente Overbetuwe de kadernota 'Visie op ruimte' opgesteld. Deze kadernota biedt een landschappelijk en stedenbouwkundig kader, de criteria die de geschiktheid en beperkingen van gebieden voor verschillende vormen van grondgebruik aangeven en een handleiding voor de toepassing van die criteria. Binnen de gemeente Overbetuwe zal, voordat uitbreiding voor woningbouw aan de orde komt, eerst gezocht worden naar mogelijkheden voor inbreiding binnen bestaande kernen. Hierbij wordt niet alleen gedacht aan een (her-)opvulling van onbebouwde plekken, maar moet vooral worden gedacht aan creatieve toepassingsmogelijkheden voor intensief, meervoudig en/of flexibel ruimtegebruik, geënt op de aard en de schaal van de kern. Op de navolgende afbeeldingen is de legenda en enkele fragmenten van de visiekaarten per kern opgenomen. De globale ligging van de deelgebieden is met een oranje kader aangeduid.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0148ZTTNvgplan2013-ONHE_0008.jpg"

2.5.2 Woonvisie 2004-2010 'Wonen van Andelst tot Zetten'

De Woonvisie is in 2003 opgesteld en beschrijft het woonbeleid van de gemeente Overbetuwe voor de periode 2004-2010 met een doorkijk naar 2015. Het woonbeleid omvat een breed spectrum van activiteiten, zoals de omvang en aard van de nieuwbouw, maatregelen om de bestaande woningvoorraad aan te passen aan toekomstige woonwensen, de zeggenschap van de bewoners over hun woning en woonomgeving, de woonruimteverdeling, het verkoopbeleid van woningcorporaties, wonen en zorg voor ouderen en mensen met een handicap en de leefbaarheid van dorpen en wijken. De woonvisie beoogt samenhang in deze verschillende activiteiten te brengen.

De gemeente Overbetuwe streeft naar een gedifferentieerd, levensloopbestendig, kwalitatief goed en betaalbaar woningaanbod, waardoor voor een ieder die een woning zoekt voldoende keuzevrijheid bestaat. Aangezien in de bestaande woningvoorraad sprake is van een ruim woningaanbod voor gezinshuishoudens, wil de gemeente in het nieuwbouwprogramma meer prioriteit geven aan het voorzien in de woningbehoefte van starters, een- en tweepersoonshuishoudens, ouderen en mensen met een handicap. Voor hen die dit nodig hebben, dient tevens voldoende aanbod aan zorg en dienstverlening aanwezig te zijn.

2.5.3 Toekomstvisie+ 2020, Overbetuwe verbindt...

Op 8 september 2009 heeft de raad van de gemeente Overbetuwe de toekomstvisie 2020, Overbetuwe verbindt... vastgesteld. De Toekomstvisie+ van Overbetuwe is het kader voor de ontwikkeling van de gemeente Overbetuwe tot 2020. De visie geeft een richting voor de ruimtelijke, maatschappelijke en economische ontwikkeling. De geschetste identiteit kan bijdragen aan het behouden en aantrekken van inwoners en bedrijven. De visie kan mensen inspireren en motiveren die werken aan stedenbouw, sport, ondernemerschap, onderwijs, openbare ruimte, welzijnswerk, et cetera. De visie is tenslotte ook een duidelijke positionering naar andere gemeenten en partners; het geeft Overbetuwe een eigen gezicht in de regio. De Toekomstvisie+ omvat het gehele gemeentelijke beleidsterrein. Voor wat betreft de ruimtelijke onderdelen is de Toekomstvisie+ te zien als structuurvisie in de zin van artikel 2.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) voor het grondgebied van de gemeente Overbetuwe. In de toekomstvisie zijn de aspecten leefomgeving, vergrijzing, economische gesteldheid (werk en werkgelegenheid) en duurzaamheid opgenomen om een gewenste identiteit uiteen te zetten. De opgave die is vastgelegd in de toekomstvisie is gebaseerd op een lagenbenadering. Aan deze hand van deze methodiek is aandacht voor de volgende doelstellingen:

  • Eigenheid en kenmerken landschap behouden en versterken;
  • Parels en panorama's behouden en versterken;
  • Zorgvuldige inpassing bij eventueel noodzakelijke dijkverleggingen;
  • Linge als drager van structuur;
  • Zichtbaar maken en versterken van cultuurhistorische elementen;
  • Verbeteren doorstroming verkeer;
  • Optimaliseren van het Rondje Overbetuwe;
  • Verbeteren en optimaliseren openbaar vervoernetwerk en verbeteren kwaliteit waternetwerken;
  • Uitbreiden recreatieve netwerken en snelfietsroute realiseren;
  • Groei passend bij het oostelijk en westelijk deel van de gemeente;
  • Kwaliteit van de kernen is uitgangspunt bij eventuele groei;
  • Waarborgen kwaliteit bedrijventerreinen;
  • Diversiteit in werkgelegenheid;
  • Voorzieningen bezien in clusters;
  • Duurzaamheid;
  • Verankeren kwaliteit samenleving;
  • Borgen van een sociaal netwerk en impuls leren en ontwikkelen;
  • Versterken ontmoeten en cultuur als bindende elementen.

De navolgende afbeelding bevat een fragment van de visiekaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0148ZTTNvgplan2013-ONHE_0009.jpg"

2.5.4 Beleidskaders op archeologisch gebied

Archeologisch beleid van de gemeente Overbetuwe, actualisatie van de archeologische kaarten

In opdracht van de gemeente Overbetuwe heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau van 15 mei tot en met 10 juni 2009 een actualisatie doorgevoerd van de archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente Overbetuwe. De actualisatie betreft het bijwerken van de archeologische beleidsadvieskaart uit 2004, alsmede de achterliggende databestanden met nieuwe/aanvullende archeologische en landschappelijke (geomorfologische) gegevens en inzichten. Daarnaast is de bestaande kaart opgeschaald naar kaartschaal 1:10.000 om op perceelsniveau verantwoorde uitspraken te kunnen doen over eventueel aanwezige bekende archeologische waarden en/of de archeologische verwachting en de daaruit volgende verplichtingen of adviezen.

Erfgoedplan - Sleutel tot de schatkist

In opdracht van de gemeente Overbetuwe heeft ADC Heritage in samenwerking met DLA+ landscape architects en RAAP Archeologisch Adviesbureau in 2004 een erfgoedplan, genaamd Sleutel tot de schatkist, vervaardigd ter ondersteuning van het gemeentelijk beleid. Het erfgoedplan beoogt versterking van de plaats en betekenis van cultuurhistorie als factor in het ruimtelijk beleidsproces. De gemeente Overbetuwe beschikt over tal van cultuurhistorische waarden van hoge kwaliteit. Het huidige beleid is gericht op behoud van die waarden. Cultuurhistorie is één van de afwegingsfactoren in het gemeentelijk ruimtelijk beleidsproces, naast factoren als ruimtelijke ordening, stedenbouw, milieu, water, welstand en financiën. De cultuurhistorische waarden omvatten de ruimtelijke kwaliteit van het rivierenlandschap met zijn oeverwallen en komgronden; de fraaie monumenten als boerderijen, kerken en huizen, het rijke bodemarchief en het archeologisch erfgoed.

Onderhavig bestemmingsplan is consoliderend van aard. Daardoor wordt de bodem niet op grote schaal geroerd. Om aantasting van archeologische waarden te voorkomen, is een aantal dubbelbestemmingen opgenomen. Ter plaatse van deze gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud en bescherming van waardevolle archeologische informatie in de bodem. In hoofdstuk 3.9 wordt nader ingegaan op deze dubbelbestemmingen.

Met behulp van het erfgoedplan en de Archeologische beleidsadvieskaart is aan een vaste aanpak en structuur voor het beheer en behoud van de archeologische waarden gewerkt. Onderhavig bestemmingsplan voldoet op het gebied van archeologie aan voorgaand beschreven beleidskaders.

Beeldbepalende panden

Binnen het plangebied zijn gebouwen aanwezig met een architectuurhistorische waarde of architectuurhistorische waarde en ensemblewaarde/historische waarde, die zijn aangewezen als beeldbepalende panden. Volgens de Monumentennota 2003 van de gemeente Overbetuwe zijn het bevorderen van het behoud van de aanwezige cultuurhistorische waarden en het stimuleren van het beheer van deze waarden belangrijke doelstellingen binnen de gemeentelijke beleidsvisie. De beeldbepalende panden zijn geïnventariseerd in het Monumenten Inventarisatie Project (MIP). In het plangebied betreft het de percelen Wageningsestraat 51, 53, 60, 62,en 72

Rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten

De Rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten zijn opgenomen in bijlage 3 van de welstandsnota Overbetuwe. In het plangebied betreft het de percelen Wageningsestraat 43, 45 en 58 en Stationsstraat 68.

2.5.5 Welstandsnota

Elke 2 jaar wordt een nieuwe welstandsnota vastgesteld door de gemeente Overbetuwe. De welstandsnota gaat over het duurzaam bevorderen van de kwaliteit van bebouwing en omgeving in de gemeente Overbetuwe. De welstandstoets is daarbij een belangrijk hulpmiddel. Door middel van welstandscriteria wordt zo concreet mogelijk aangegeven aan welke uitgangspunten de ontwerper van een bouwplan zich moet houden. Deze uitgangspunten zijn deels gelijk voor de hele gemeente en deels verschillend per deelgebied omdat ieder gebied zijn eigen kenmerken heeft. Bovendien zijn per gebied de welstandscriteria beschreven. In principe moet altijd worden voldaan aan de criteria in het hele gebied. Uitzonderingen blijven echter mogelijk. Voorwaarde is wel dat er een gegronde reden moet zijn om van de criteria af te wijken. Of een reden gegrond is of niet, is uiteindelijk ter beoordeling aan burgemeester en wethouders. Voor veel gebieden geldt dat nieuwe en eigentijdse ontwikkelingen mogelijk zijn. Een belangrijke voorwaarde is meestal dat ze niet mogen conflicteren met de directe omgeving. Met andere woorden er zal altijd rekening moeten worden gehouden met en respect moeten worden getoond voor de omgeving en de daarin te verwachten ontwikkelingen.

Plangebied

Voor de diverse welstandscriteria wordt verwezen naar de welstandsnota. Op onderstaande afbeelding is een uitsnede van de overzichtskaart van de deelgebieden uit de welstandsnota opgenomen. Het plangebied van de welstandsnota is onderverdeeld in typen gebieden ten behoeve van de gebiedsgerichte criteria.

Voor het lichtbruine deelgebieden gelden de gebiedsgerichte criteria 'Historische invalswegen'. Voor de gele deelgebieden gelden de gebiedsgerichte criteria 'Vooroorlogs tot jaren '50 wijken'. Voor de groene deelgebieden gelden de gebiedsgerichte criteria 'Woonwijken wederopbouw'. Voor het blauwe gebied geldt de gebiedsgerichte criteria 'Woonwijken zeventiger en tachtiger jaren'. Voor de bruine gebieden gelden de gebiedsgerichte criteria 'Recente uitbreidingen'. Voor de paarse gebieden gelden de gebiedsgerichte criteria 'bedrijventerreinen'. Het laatstgenoemde gebied, 'bedrijventerreinen, valt echter buiten onderhavig bestemmingsplan. Tot slot wordt gewezen op de 'bijzondere beoordeling' dat in de directe omgeving van monumenten rekening moet worden gehouden met de invloed van het bouwplan op het monument, het bouwplan moet harmoniëren met het monument. Concreet betekent dit dat het bouwplan geen groot contrast mag vormen met het monument en zo mogelijk kenmerken van het monument overneemt. Daarbij moet het bouwplan architectonische kwaliteit hebben en dus voldoen aan de criteria voor architectonische kwaliteit.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0148ZTTNvgplan2013-ONHE_0010.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0148ZTTNvgplan2013-ONHE_0011.jpg"

Beeldkwaliteitplannen

Voor sommige gebieden wordt verwezen naar een beeldkwaliteitplan (BKP). Als dit specifiek is vermeld komt het beeldkwaliteitplan in de plaats van de welstandsnota. Een beeldkwaliteitplan heeft deels een vergelijkbare functie als de welstandsnota, namelijk:

  • samenhang aanbrengen tussen de stedenbouwkundige en architectonische vormgeving;
  • toetsingscriteria geven bij de beoordeling van bouwaanvragen door de welstandscommissie.

Voor de gebieden waarvoor een beeldkwaliteitplan is vastgesteld, geldt dan ook het beeldkwaliteitplan in plaats van de welstandsnota. De beeldkwaliteitplannen vormen een integraal onderdeel van deze welstandsnota.

2.5.6 Beleidskader mantelzorg

Mantelzorgers zijn mensen die voor een lange periode voor een familielid of goede bekende zorgen zonder dat ze daarvoor betaald krijgen. Zonder mantelzorg zouden veel chronisch zieken, gehandicapten en ouderen niet in hun woning kunnen blijven wonen.

Het bestemmingsplan maakt het mogelijk af te wijken en een bijgebouw bij een woning te gebruiken als afhankelijke woonruimte, indien dit in het kader van mantelzorg noodzakelijk is. Bij de aanvraag om te mogen afwijken moet informatie worden verstrekt op basis waarvan burgemeester en wethouders op objectieve wijze kunnen vaststellen, dat sprake is van ondersteuning in het kader van mantelzorg. In de praktijk kan de afdeling Sociale Zaken van de gemeente Overbetuwe aangeven of de zorgbehoefte aanwezig is. De afwijkingsregels geven aan onder welke overige voorwaarden kan worden afgeweken. Bij beëindiging van de mantelzorg mag het bijgebouw dan niet meer geschikt zijn voor bewoning (dus ook niet voor niet-zelfstandige bewoning, dan wel recreatieve bewoning).

2.5.7 Prostitutiebeleid

De gemeente Overbetuwe heeft in 2002 de beleidsnota Prostitutiebeleid 2002 vastgesteld, teneinde de vestiging en exploitatie van seksinrichtingen in de gemeente te reguleren. Dit is het gevolg van het verdwijnen van het bordeelverbod uit het Wetboek van Strafrecht. In de beleidsnota heeft de gemeente zoekrichtingen en afwegingscriteria benoemd voor eventuele medewerking aan de vestiging van dergelijke inrichtingen. Doordat in het plangebied voornamelijk woonbestemmingen zijn gelegen is de vestiging van dergelijke inrichtingen niet wenselijk. In het plangebied is namelijk geen centrumgebied opgenomen.

2.6 Conclusie

Het bestemmingsplan “Veegplan, Andelst-Zetten” betreft een consoliderend bestemmingsplan met als planologisch doel het vastleggen van de bestaande situatie. Dit nieuwe bestemmingsplan zorgt daarnaast voor een heldere juridisch-planologische situatie. Voornoemd provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid is dan ook niet of nauwelijks van directe invloed op dit plan. Het plan is hiermee niet in strijd met rijks, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid. Nieuwe ontwikkelingen worden niet mogelijk gemaakt, waardoor de in de kadernota voorgestelde bufferzone gehandhaafd blijft.

Hoofdstuk 3 Milieu- En Omgevingsaspecten

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk komen alle relevante milieu- en omgevingsaspecten aan bod. Het betreffen hier de randvoorwaarden en beperkingen die voorkomen uit het beleid en wetgeving op het gebied van: bodem (Wet bodembescherming), geluid (Wet geluidhinder), bedrijvigheid (Wet milieubeheer), luchtkwaliteit (Wet luchtkwaliteit), externe veiligheid (Besluit risico's zware ongevallen (BRZO), Regeling externe veiligheid en inrichtingen (REVI), Besluit externe veiligheid en inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), Wet milieubeheer), water (Kaderrichtlijn water), flora en fauna (Flora- en faunawet), archeologie, cultuurhistorie en monumenten (Wet op de archeologische monumentenzorg en Monumentenwet 1988), verkeer en parkeren en handhaafbaarheid.

3.2 Bodem

Het bestemmingsplan staat geen nieuwe milieuhindergevoelige functies toe, maar legt voornamelijk de bestaande situatie vast. In het kader van dit bestemmingsplan is dan ook geen verkennend bodem- en grondwateronderzoek uitgevoerd. Bij eventuele bebouwingsuitbreidingen, welke binnen de beheerskaders van dit bestemmingsplan mogelijk zijn, wordt via de bouwverordening in het kader van de bouwvergunningverlening zorggedragen voor een goede bodemkwaliteit.

Op basis van informatie van de gemeente wordt het volgende geconcludeerd:

  • De locatie Hoofdstraat 88 in Zetten betreft een voormalig garagebedrijf. In dit deelgebied zijn bodemvervuilingen geconstateerd. De sanering is nog gaande. Nader onderzoek is voor dit deelgebied niet noodzakelijk.
  • De gronden ter plaatse van het perceel aan de Steenbeekstraat te Zetten zijn nagenoeg schoon. Nader onderzoek is voor dit deelgebied niet noodzakelijk.
  • Voor het deelgebied St. Walburg te Zetten (bedrijventerrein) is beperkte informatie beschikbaar. Binnen het deelgebied zijn vooralsnog geen bodemvervuilingen bekend en kan als 'onverdacht' worden aangemerkt. Als nieuwe ontwikkelingen ter plaatse van dit deelgebied plaatsvinden, dan dient een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd worden.
  • Het deelgebied aan de Willibrordusstraat te Herveld is geen bodeminformatie bekend. Vooralsnog wordt deze locatie als 'onverdacht' aangemerkt. Als nieuwe ontwikkelingen ter plaatse van dit deelgebied plaatsvinden, dan dient een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd worden.

Conclusie

Vooralsnog vormt het aspect bodem, vanwege het consoliderende karakter van voorliggend plan, geen belemmering voor de uitvoering van onderhavig bestemmingsplan.

3.3 Geluid

De mate waarin geluid, veroorzaakt door het wegverkeer en/of door inrichtingen, het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder. De wet stelt dat in principe de geluidsbelasting op de gevel van woningen niet hoger mag zijn dan de voorkeursgrenswaarde (48 dB), dan wel een nader bepaalde waarde (hogere grenswaarde). Aangezien het bestemmingsplan geen nieuwe geluidsgevoelige functies toelaat, is geen akoestisch onderzoek verricht.

In het geval van bestaande situaties waar geen nieuwe functies zijn voorzien, wordt de geluidsbelasting met betrekking tot de wettelijke normen voor binnenniveaus geregeld via het bouwbesluit. Indien derhalve een bestaande woning of een ander geluidsgevoelig object een uitbreiding wenst te realiseren, dan wordt via de bouwvergunningverlening in een aanvaardbaar binnenniveau van het geluid voorzien. Het milieuaspect geluid belemmert de uitvoering van het bestemmingsplan niet.

Conclusie

Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van voorliggend bestemmingsplan.

3.4 Bedrijvigheid

In dit bestemmingsplan is de bestaande situatie vastgelegd. Dit geldt ook voor de bestaande bedrijven. Deze zijn veelal gelegen in de directe nabijheid van woningen. Omdat in deze bestaande situatie de hinderafstanden, zoals genoemd in de VNG-brochure vaak niet worden gehaald, zijn de meeste bedrijven specifiek bestemd. De hinderuitstraling naar de omgeving is geregeld via het spoor van de milieuvergunning of de AMvB.

In en aan de randen van het plangebied zijn enkele agrarische en niet-agrarische bedrijven gevestigd. Op basis van hun bedrijfsactiviteiten kunnen de bedrijven overlast veroorzaken voor milieugevoelige functies zoals wonen.

3.4.1 Agrarische bedrijvigheid

Voor omliggende agrarische bedrijven is het agrarische bouwblok in combinatie met hun (toekomstige) veehouderijactiviteiten bepalend voor de afstand tot milieugevoelige functies, de zogenaamde stankcirkels. Afhankelijk van de aard en omvang van het agrarische bedrijf wordt de stankcirkel bepaald door een AmvB of indien voor bedrijfsvoering noodzakelijk, een milieuvergunning.

Het gemeentelijke uitgangspunt is dan ook dat het aantal gehinderden niet mag toenemen. Uitbreiding van bebouwing en/of uitbreiding van de bedrijfsactiviteiten kunnen hiertoe leiden, maar ook uitbreidingen aan woningen waardoor deze uitbreiding binnen de stankcirkel komt te liggen. Voor de betreffende agrarische bedrijven blijven de bestaande rechten gehandhaafd. Een uitbreiding van de bedrijfsactiviteiten is waarschijnlijk niet mogelijk, aangezien de feitelijke situatie dit niet (meer) toelaat. De woningen – welke reeds in de stankcirkel zijn gelegen – kunnen conform de bebouwingsregeling in de regels aan- en uitbouwen of bijgebouwen e.d. realiseren, daar het aantal gehinderden als gevolg van deze bouwactiviteiten niet zal toenemen.

3.4.2 Niet agrarische bedrijvigheid

Voor niet-agrarische bedrijven wordt voor de indicatieve beoordeling gebruik gemaakt van de Staat van bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' van de VNG (2009). Per milieuaspect (geur, stof, geluid, gevaar, lucht-, water- en bodemverontreiniging, verkeersaantrekkende werking en visuele hinder) is in deze brochure voor inrichtingen een afstand genoemd, welke tot de dichtstbijzijnde milieugevoelige bebouwing in beginsel in acht moet worden genomen. Zonering op basis van de VNG-methode gebeurt aan de hand van een categorie-indeling. Bedrijven zijn in categorieën ingedeeld, waarbij de categorie is gekoppeld aan een afstand die aangehouden dient te worden tot gevoelige functies. Bepalend is de afstand van het meest hinderlijke milieuaspect, hetgeen resulteert in de zogenaamde grootste afstand. De grootste afstand is de afstand, die tenminste in acht dient te worden genomen ten opzichte van een rustige woonwijk. Binnen de grootste afstanden dient te worden afgewogen in hoeverre de functies passend zijn ten opzichte van elkaar. Uit specifiek milieuonderzoek in het kader van het milieuvergunningtraject kan blijken dat de grootste afstand voor het betreffende bedrijf kleiner is dan op basis van de VNG-lijst is aangegeven, bijvoorbeeld door de omvang en/of aard van de activiteiten en/of technische vooruitgang.

Binnen een woonmilieu, zoals aanwezig in het plangebied, wordt – in aansluiting op het provinciale beleid – maximaal milieucategorie 2 aanvaardbaar geacht, omdat de bedrijven wat betreft milieuhinder moeten passen in een woonwijk. Voor bedrijven in milieucategorie 1 geldt een grootste afstand van 0 of 10 meter en voor bedrijven in milieucategorie 2 geldt een grootste afstand van 30 meter. In de bestemmingsplanregeling is aan de regels voor de bestemming 'Bedrijf' een Staat van bedrijfsactiviteiten gekoppeld, waarin de bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 zijn opgenomen. Dit biedt enige flexibiliteit binnen duidelijke milieukaders in het geval van een wijziging in bedrijfsaard, al dan niet als gevolg van eigendomsverandering. De Staat van de bedrijfsactiviteiten is toegevoegd als bijlage van de regels.

In het plangebied zijn in totaal vijf percelen bestemd als bedrijf. De bedrijfsactiviteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in een woonomgeving; in dit verband zijn alleen activiteiten toegestaan die vallen in categorie 1 en 2 van de staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage bij het plan). De maximaal toelaatbare milieuhinder wordt via het spoor van een milieuvergunning geregeld. Een aantal bedrijven passen wat betreft het gebruik niet binnen de milieucategorie1 en 2 van de staat van bedrijfsactiviteiten. Deze bedrijven zijn op de verbeelding nader aangeduid.

Uit de Staat van bedrijfsactiviteiten zijn logischerwijs water- en luchthavengebonden bedrijven geschrapt. Eveneens is 'verkooppunt motorbrandstoffen' (milieucategorie 2) uit de lijst geschrapt, daar de willekeurige vestiging van een dergelijk bedrijf kan leiden tot ongewenste gevolgen voor de verkeerstructuur en verkeersveiligheid in verblijfsgebieden. De lijst is verder toegespitst op een woonomgeving. Middels een afwijking van de gebruiksregels kunnen bedrijven met een gelijkwaardige milieubelasting of bedrijven van één milieucategorie hoger met een gelijkwaardige milieubelasting, welke niet in de Staat van bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, worden toegelaten.

3.4.3 Conclusie

De bestaande niet agrarische bedrijven in de kern behoren tot milieucategorieën 1 en 2 of zijn voor het door middel van een aanduiding op de verbeelding mogelijk gemaakt. De mate van hinder geproduceerd door deze bedrijven is vastgelegd in milieuvergunningen.

Aangezien de aard van de bedrijfsvoering van de omliggende agrarische bedrijven niet leidt tot een stankhinder in het plangebied, vormt het aspect agrarische bedrijvigheid geen beperking voor onderhavig bestemmingsplan. Het bestemmingsplan voorziet niet in de planologische mogelijkheid voor nieuwe bedrijven.

3.5 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de nieuwe Wet luchtkwaliteit in werking getreden. Deze wet vervangt het Besluit luchtkwaliteit uit 2005 en is een implementatie van de Europese kaderrichtlijn luchtkwaliteit en de vier dochterrichtlijnen waarin onder andere grenswaarden voor de luchtkwaliteit ter bescherming van mens en milieu zijn vastgesteld.

Nederland kan in 2010 niet overal voldoen aan de Europese grenswaarden voor fijn stof en stikstofdioxide, waardoor de realisatie van grote ruimtelijke ontwikkelingen onder druk staat. Het doel van de Wet luchtkwaliteit is het verbeteren van de luchtkwaliteit zodat in 2015 aan de Europese eisen wordt voldaan en huidige belemmeringen voor gewenste ontwikkelingen zoveel mogelijk worden weggenomen. De kern van de Wet is het 'Nationaal samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit' (NSL). Dit instrument wordt door de Rijksoverheid gecoördineerd en bevat de ruimtelijke ontwikkelingen die de luchtkwaliteit 'in betekenende mate' verslechteren en maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren.

De gemeente Overbetuwe heeft in juli 2006 een Rapportage Luchtkwaliteit 2005 voor de hele gemeente opgesteld conform het Besluit Luchtkwaliteit 2001. In het jaar 2005 worden de meeste luchtkwaliteitsnormen niet overschreden. Slechts ten aanzien van stikstofdioxide en fijn stof zijn overschrijdingen van de grenswaarden geconstateerd. Een doorrekening voor 2010 en 2015 laat zien dat de concentraties de luchtkwaliteitsnormen niet overschrijden. In de gemeente Overbetuwe zijn bovendien geen bedrijven aanwezig die een relevante bijdrage aan de concentraties leveren.

Conclusie

In het kader van dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen of uitbreidingen mogelijk gemaakt, die leiden tot een verbetering of verslechtering van de luchtkwaliteit. Het bestemmingsplan is beheersgericht en leidt hierdoor niet tot een wijziging in de verkeersaantrekkende werking. Om die reden is een onderzoek naar de luchtkwaliteit niet noodzakelijk.

3.6 Externe Veiligheid

Het aspect externe veiligheid betreft het risico op een ongeval waarbij een gevaarlijke stof aanwezig is. Deze gevaarlijke stoffen kennen twee verschillende bronnen. Dit zijn de stationaire bronnen, zoals een chemische fabriek of een lpg-tankstation, en de mobiele bronnen, zoals een tankwagen. Dergelijke bronnen zijn in onderstaand kaartje in paragraaf 3.6.1. in rood weergeven. Kwestbare objecten zijn in groen weergegeven.

3.6.1 Stationaire bronnen in het plangebied

Het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (Bevi) legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein. Bijvoorbeeld rondom chemische fabrieken en lpg-tankstations. Deze bedrijven verrichten soms risicovolle activiteiten dichtbij huizen, ziekenhuizen, scholen of winkels. Het besluit verplicht gemeenten en provincies wettelijk vanaf de inwerkingtreding van het besluit bij het verlenen van milieuvergunningen en het maken van bestemmingsplannen met externe veiligheid rekening te houden. Het besluit is - op enkele onderdelen na - op 27 oktober 2004 in werking getreden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0148ZTTNvgplan2013-ONHE_0012.jpg"

In of in de nabijheid van het plangebied zijn geen stationaire bronnen aanwezig. Een nadere toetsing kan derhalve achterwege blijven.

3.6.2 Mobiele bronnen

Het algemene beleid betreffende het transport van gevaarlijke stoffen is neergelegd in de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (Circulaire RNVGS), die een uitwerking vormt van de Nota Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Daarnaast geldt het Besluit transport externe veiligheid en de Wet vervoer gevaarlijke stoffen. De circulaire sluit aan bij het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (Bevi) voor wat betreft de normen voor het plaatsgebonden risico en groepsrisico. Daarnaast is aangegeven, hoe met het transport van gevaarlijke stoffen moet worden omgegaan. Het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev) is in concept gereed en de verwachting is dat in 2012 in werking zal treden. Met het Btev worden onder meer veiligheidszones en gebruiksruimten vastgesteld, die de overheden in hun ruimtelijke plannen moeten gaan opnemen. Tot de vaststelling blijft de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen van kracht.

Voor het transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen zijn de eisen opgenomen in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) opgenomen. Het Bevb is op 1 januari 2011 in werking getreden. De belangrijkste eisen aan bestemmingsplannen is ruimtelijke reservering voor plaatsgebonden risico en verantwoording van het groepsrisico. Daarnaast dient een ruimtelijke reservering voor de belemmeringenstrook met aanlegvergunningenstelsel plaats te vinden.

Wegverkeer

In de nabijheid van het plangebied is de A15 en de N836 gelegen. Uitsluitend de locatie Steenbeekstraat is gelegen binnen het invloedsgebied van de N836. Omdat binnen dit invloedsgebied geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten worden toegestaan neemt het groepsrisico ter plaatse niet toe. Een nadere verantwoording van het groepsrisico kan derhalve achterwege blijven. De overige locaties zijn niet gelegen binnen het invloedsgebied van de A15 en de N836

Buisleidingen

In en nabij het plangebied is geen hogedrukaardgasleiding gelegen. Het groepsrisico neemt hierdoor ter plaatse niet toe. Een nadere verantwoording van het groepsrisico kan derhalve achterwege blijven.

Vaarwater

Het plangebied is niet gelegen nabij een binnenvaartcorridor met toetsafstand. Een nadere beoordeling kan daarmee achterwege blijven.

Railverkeer

Het plangebied ligt ten noorden en zuiden van de spoorbaan Betuweroute. Het plangebied is niet gelegen binnen het invloedsgebied van deze spoorbaan. Een nadere verantwoording van het groepsrisico kan derhalve achterwege blijven.

3.6.3 Conclusie

Voorliggend plan heeft een beheersgericht karakter en maakt geen nieuwe bouwtitels nabij genoemde stationaire en mobiele bronnen mogelijk. Daarnaast worden ook geen nieuwe bronnen toegestaan. Geconcludeerd kan worden dat voorliggend plan aan de normen voor externe veiligheid voldoet. De uitvoering van het bestemmingsplan ondervindt geen belemmering van het aspect externe veiligheid.

3.7 Water

3.7.1 Rijksbeleid

Nationale Waterplan

Het Nationale waterplan is de opvolger van de 4e nota waterhuishouding en een rijksplan voor het waterbeleid in Nederland. Het waterplan is in december 2009 vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Hoog Nederland omvat grofweg de zandgronden van Drenthe, Overijssel, Gelderland, Utrecht, Noord-Brabant en Limburg. Hoog Nederland is grotendeels vrij afwaterend, dat wil zeggen dat het water onder vrij verval naar de rivieren en de zee stroomt. Het gebied bevat enkele scheepvaartkanalen die door het rijk worden beheerd en daarnaast vooral regionale wateren in beheer bij de waterschappen. Kenmerkend voor dit deelgebied is de directe samenhang tussen het grond- en oppervlaktewatersysteem en de van nature meanderende beken met aangrenzende beekdalgronden die incidenteel in tijden van extreem natte perioden op natuurlijke wijze kunnen overstromen. De belangrijkste wateropgaven voor hoog Nederland zijn watertekort, grondwater, wateroverlast en waterkwaliteit. Via een gebiedsgerichte aanpak, zoals het gebiedsproces voor de Reconstructie Zandgronden, wordt de uitvoering van de wateropgave gecombineerd met andere ruimtelijke opgaven in het gebied (landbouw, landschap, natuur, recreatie). Maatregelen bestaan onder andere uit het herstel van beekdalsystemen (inclusief acceptatie van natuurlijke overstromingen in de laagste delen van het beekdal), het vasthouden van water in het haarvatensysteem, de aanleg van nevengeulen en het tegengaan van erosie in hellende gebieden in combinatie met bodemverbetering. Door watergangen te verbreden en te verondiepen en de sponswerking van de watersystemen te herstellen, wordt water langer vastgehouden. Hierdoor worden de afvoerpieken verlaagd, treedt er minder snel wateroverlast op en nemen watertekorten af. Deze maatregelen dragen bij aan de verdrogingsbestrijding van de top-gebieden (verdroogde natuurgebieden). Ze worden uitgevoerd in samenhang met maatregelen voor de Kaderrichtlijn Water, de Natura 2000-gebieden en de realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur. Om de wateropgaven te realiseren werkt het rijk nauw samen met de regio's om op stroomgebiedniveau afspraken te maken met de buurlanden. Ook wordt gekeken hoe knelpunten kunnen worden opgelost als gevolg van de interactie tussen het hoofd- en regionaal watersysteem (bijvoorbeeld het samenvallen van piekafvoeren in Overijssel, Noord-Brabant en Limburg).

Voorliggend plan consolideert de bestaande situatie in het plangebied. Hiermee zijn geen waterbelangen gemoeid op rijksniveau. Hiermee is voorliggend plan in lijn met dit beleid.

3.7.2 Provinciaal beleid

Waterplan Gelderland 2010-2015

Het Waterplan Gelderland 2010-2015 is op 22 december 2009 in werking getreden. Het Waterplan krijgt op basis van de nieuwe Waterwet de status van structuurvisie. Hierin is beschreven welke instrumenten uit de Wet ruimtelijke ordening de provincie wil inzetten voor de realisatie van specifieke waterdoelen.

Het beleid uit WHP3 wordt grotendeels voortgezet. Het Waterplan is tegelijk opgesteld met de ontwerp water(beheer)plannen van het Rijk en de waterschappen. In het plan staan de doelen voor het waterbeheer, de maatregelen die daarvoor nodig zijn en wie ze gaat uitvoeren. Voor oppervlaktewaterkwaliteit, hoogwaterbescherming, regionale wateroverlast, watertekort en waterbodems gelden provinciebrede doelen. Voor een aantal functies, zoals landbouw, natte natuur, waterbergingsgebieden en grondwaterbeschermingsgebieden, zijn specifieke doelen geformuleerd.

Voorliggend plan heeft een consoliderend karakter. Derhalve is het bestemmingsplan in lijn met het provinciaal waterbeleid.

3.7.3 Beleid waterschap

Het beleid uit het Waterbeheerplan 2010-2015 van Waterschap Rivierenland is er op gericht schoon hemelwater niet af te voeren naar de riolering. In het kader van duurzaam waterbeheer is het gewenst om bij alle nieuwbouw maximale afkoppeling van het hemelwater toe te passen. Hierbij hanteert het waterschap de drietrapsstrategie vasthouden, bergen en afvoeren. Het schone hemelwater dient geïnfiltreerd te worden in de bodem of anders via een bodempassage afgevoerd te worden naar het oppervlaktewater.

Legger wateren

Een legger van het waterschap omvat het volgende; de afmetingen van de wateren, de afmetingen en constructie van stuwen, sluizen, duikers en gemalen (kunstwerken) en wie wat moet doen als het gaat om het onderhoud van het water. Waterschap Rivierenland is verantwoordelijk voor het waterbeheer in haar gebied. Om de relevante wateren goed te kunnen beheren, legt het waterschap essentiële informatie over wateren vast in de legger. Voor dit consoliderende plan zijn de A-watergangen van belang.

In en nabij het plangebied zijn enkele A-watergangen aanwezig. Deze watergangen worden beschermd via de Keur. Daarin zijn gebods- en verbodsbepalingen opgenomen die de aanleg en het onderhoud van de watergangen moeten waarborgen. De gronden vanaf de insteek van de watergang tot 4 meter daarnaast dienen vrij te worden gehouden van bebouwing en bouwwerken ter bescherming van het profiel en het onderhoud. In dit bestemmingsplan zijn de A- watergangen bestemd als “Water” en hebben eveneens de dubbelbestemming Waterstaat - Waterlopen. Daar waar watergangen zijn overkluist is alleen een dubbelbestemming opgenomen. Dit ten behoeve van de bescherming van het profiel en het onderhoud van de watergang (zie wijze van bestemmen).

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0148ZTTNvgplan2013-ONHE_0013.jpg"

3.7.4 Situatie plangebied

Het voorliggend bestemmingsplan heeft een conserverend karakter en legt de bestaande situatie vast. Voor water geldt dat de watergangen in het plangebied een waterbestemming hebben gekregen. Beleidsdoelstellingen ten aanzien van de waterkwantiteit en kwaliteit zijn binnen deze bestemming mogelijk. In dit bestemmingsplan wordt aan veel bestemmingen naast de waterbestemming onder de bestemmingsomschrijving ook water genoemd. Zo wordt het implementeren en uitvoeren van het waterbeleid binnen andersoortige bestemmingen ruim baan gegeven binnen dit bestemmingsplan. Daarmee zorgt water niet voor belemmeringen voor de uitvoerbaarheid van voorliggend bestemmingsplan.

3.7.5 Conclusie

Voorliggend bestemmingsplan heeft een conserverend karakter en legt de bestaande situatie vast. Voor water geldt dat de watergangen in het plangebied een waterbestemming hebben gekregen. Beleidsdoelstellingen ten aanzien van de waterkwantiteit en kwaliteit zijn binnen deze bestemming mogelijk.

3.8 Flora En Fauna

3.8.1 Gebiedsbescherming

Het hoofddoel van het ruimtelijk beleid voor de EHS is het bijdragen aan een samenhangend netwerk van kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden en natuurrijke cultuurlandschappen door bescherming, instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige bijzondere ruimtelijke waarden en kenmerken. De EHS is sterk ruimtelijk structurerend en bepalend voor de ruimtelijke kwaliteit op provinciaal niveau. Ze maakt daarom onderdeel uit van het groenblauwe raamwerk. Binnen de ecologische hoofdstructuur geldt tevens de “nee, tenzij”-benadering. Dit houdt in dat bestemmingswijziging niet mogelijk is als daarmee de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant worden aangetast, tenzij er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang. In het plangebied zijn geen gebieden aanwezig die behoren tot de EHS. Op de volgende pagina is een uitsnede van de atlas groen Gelderland opgenomen. Hierop zijn de kernkwaliteiten van de EHS weergegeven.

Ecologische verbindingszones zijn de verbindende "groene" schakels tussen de bestaande en nieuw te ontwikkelen natuurgebieden van de ecologische hoofdstructuur (EHS). Ecologische verbindingszones zijn er niet alleen voor de natuur, maar ook voor de mens. Zij dragen bij aan de aantrekkelijkheid van het agrarisch cultuurlandschap. Vaak wordt dan ook met de aanleg van een verbindingszone tegelijkertijd een wandel - of fietspad aangelegd. Daarmee nemen de recreatieve waarden en de toegankelijkheid van het buitengebied toe. Langs waterlopen bieden verbindingszones ruimte voor waterberging. Zo helpen zij om wateroverlast te voorkomen.

Het plangebied bevindt zich niet in of in de buurt van een speciale beschermingszone als bedoeld in de Vogel- en/of Habitatrichtlijn en maakt geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (op meer dan 2 kilometer afstand gelegen). Gebiedsbescherming is niet aan de orde.

3.8.2 Soortenbescherming

Wat betreft soortbescherming is de Flora- en faunawet van toepassing. Hierin wordt onder andere de bescherming van dier- en plantensoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Als hiervan sprake is, moet ontheffing worden aangevraagd.

3.8.3 Conclusie

Omdat in voorliggend plan geen sprake is van nieuwe ontwikkelingen en het bestaande groen ter plaatse niet wordt aangetast, kan er geen sprake zijn van negatieve effecten op eventueel voorkomende soorten. Noodzaak tot een nader ecologisch onderzoek is hier dan ook niet aan de orde. Ecologisch gezien zijn geen beperkingen voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

3.9 Archeologie En Cultuurhistorie

Bij ingrepen waarbij de ondergrond wordt geroerd, dient te worden aangetoond dat de eventueel aanwezige archeologische waarden niet worden aangetast. Archeologisch onderzoek zal moeten worden uitgevoerd indien sprake is van een hoge of middelhoge trefkans, of indien het plangebied niet is gekarteerd.

In artikel 5 van het Verdrag van Valletta (Malta) wordt gewezen op de noodzaak van een vroegtijdige interactie tussen plannenmakers en archeologen bij het voorbereiden en ontwikkelen van plannen. Alleen zo kan het gemeentelijk bodemarchief op een juiste wijze bij de belangenafweging worden meegenomen. De Archeologische beleidsadvieskaart dient als onderlegger voor deze interactie. Er gaat een signaalfunctie van uit en er wordt in het kort op aangegeven wat de te ondernemen stappen zijn.

Het plangebied is, op grond van de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden gelegen binnen een gebied met een verschillende archeologische verwachtingswaarden. Om de archeologische waarden ter plaatse van het plangebied te beschermen zijn de verwachtingswaarde vertaald naar een viertal dubbelbestemmingen. Hierbij gaat het om:

  • AWV categorie 3, rood = Waarde – Archeologische verwachting 1
  • AWV categorie 4, oranje = Waarde – Archeologische verwachting 2
  • AWV categorie 5, geel = Waarde – Archeologische verwachting 3
  • AWV categorie 6, licht groen = Waarde – Archeologische verwachting 4

Waarde - Archeologische verwachting 1 t/m 4 (dubbelbestemming)

De voor Waarde - Archeologische verwachting 1 tot en met 4 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen (artikel 3 tot en met 15), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische resten in de bodem. Deze gebieden worden eveneens beschermd door middel van een verplichting tot het overleggen van een archeologisch onderzoek bij bouwaanvragen en omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden.

De onderzoeksplicht geldt bij bouwaanvragen en andere werken waarvoor een omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden noodzakelijk is onder de bestemming:

  • Waarde - Archeologische verwachting 1 (zeer hoge verwachtingswaarde) vanaf 50 m2 en bij roering van de grond op een diepte groter dan 0,3 meter;
  • Waarde - Archeologische verwachting 2 (hoge verwachtingswaarde) vanaf 100 m2 en bij roering van de grond op een diepte groter dan 0,3 meter;
  • Waarde - Archeologische verwachting 3 (middelmatige verwachtingswaarde) vanaf 500 m2 en bij roering van de grond op een diepte groter dan 0,3 meter;
  • Waarde - Archeologische verwachting 4 (lage verwachtingswaarde) vanaf 2.500 m2 en bij roering van de grond op een diepte groter dan 0,3 meter.

Binnen de bestemmingen is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarbij deze dubbelbestemming kan worden toegevoegd of verwijderd. Dit kan blijken uit archeologisch onderzoek ter plaatse op basis waarvan inzichten gewijzigd kunnen zijn en een aanpassing van deze dubbelbestemming noodzakelijk kan zijn. Op de navolgende afbeeldingen is de archeologische verwachtingswaarde opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0148ZTTNvgplan2013-ONHE_0014.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0148ZTTNvgplan2013-ONHE_0015.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0148ZTTNvgplan2013-ONHE_0016.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0148ZTTNvgplan2013-ONHE_0017.jpg"

Beeldbepalende panden, Rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten

In het plangebied zijn meerdere beeldbepalende panden (MIP) gelegen. Deze panden worden beschermt middels de aanduiding bijgebouwen uitgesloten (-bg). In het plangebied liggen een aantal rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten.

Erfgoedplan - Sleutel tot de schatkist

Uit het Erfgoedplan van de gemeente Overbetuwe komt naar voren dat Herveld-Andelst bekend staat om de hoge archeologische waarden van het gebied. Het gaat hierbij met name om nederzettingen, grafvelden een mogelijke Romeinse weg en zelfs een heuse villa uit de Romeinse tijd. Ook andere tijdperken zijn hier vertegenwoordigd, waaronder de IJzertijd en Vroege Middeleeuwen. Ook hier zijn de kernen vrijwel geheel gelegen in de zone met een middelhoge en hoge archeologische verwachtingwaarde. Onderstaande kaart is een uitsnede van de Archeologische Beleidsadvieskaart.

Conclusie

Omdat voorliggend bestemmingsplan een conserverend karakter heeft en dus niet
wordt voorzien in ontwikkelingen waarvoor de grond wordt geroerd, is een archeologisch onderzoek niet noodzakelijk. Tevens is een conserverend bestemmingsplan in overeenstemming met het gemeentelijk beleid gericht op het behoud van cultuurhistorische waarden. Hiermee vormen archeologie en cultuurhistorie geen belemmeringen voor de uitvoerbaarheid van onderhavig bestemmingsplan.

3.10 Verkeer En Parkeren

De bestaande infrastructuur wordt in dit plan conform het huidige gebruik van de gronden bestemd. Wat betreft verkeer en parkeren doen zich geen problemen voor die voorliggend plan onuitvoerbaar maken.

3.11 Handhaafbaarheid

Het opstellen van één eenduidig bestemmingsplan met voor iedereen dezelfde (on)mogelijkheden maakt handhaving makkelijker; de rechtsgelijkheid is namelijk goed verzorgd op deze manier. De regels die voor het plangebied worden opgesteld zijn waar mogelijk flexibel en ruim en zijn waar nodig stringent en strak gesteld. In hoofdstuk 4 van deze toelichting is een nadere uitleg gegeven van de beheersregels en hoe deze geïnterpreteerd moeten worden.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Inleiding

Voorliggend bestemmingsplan heeft een beheersgericht karakter. In dit hoofdstuk wordt aangegeven hoe dit beheer er voor de diverse functies uitziet en wat de reden voor dit beheer is. Hiertoe worden in paragraaf 4.2. de ontstaansgeschiedenis en de ruimtelijke structuur van het plangebied toegelicht. In paragraaf 4.3 volgt de opzet van de bestemmingsplanregeling en worden de afwijkingen met de vigerende regelingen uiteengezet.

4.2 Het Plangebied En De Nabije Omgeving

De deelgebieden zijn gelegen in de dorpen Zetten en Herveld en zijn gelegen in de gemeente Overbetuwe. Deze jonge gemeente is ontstaan in 2001 door de samenvoeging van de gemeenten Elst, Heteren en Valburg. Een gemeente die zich uitstrekt langs de zuidelijke oever van de Neder-Rijn en de noordelijke oever van de Waal. Grote steden in de nabijheid zijn Arnhem en Nijmegen. De gemeente Overbetuwe maakt deel uit van de stadsregio Arnhem-Nijmegen. Andelst vormt een samengestelde kern, gelegen in het karakteristieke rivierenlandschap tussen de Waal en de Neder-Rijn. Een gebied dat een lange tijd een relatief geïsoleerde ligging kende door de aanwezigheid van natuurlijke barrières zoals de grote rivieren.

Zetten is naast Elst in feite het enige dorp in Overbetuwe waar sprake is van een centrum met een streekfunctie. Het centrum is meer dan alleen een verdichting langs de invalsweg, zoals in de overige dorpen. Het bebouwingsbeeld is kleinschalig en bestaat hoofdzakelijk uit vrijstaande panden. Enige grotere elementen zijn de bank en de supermarkt. Langs de invalsweg komt een combinatie van woningen en bedrijfspanden voor. De dorpen Andelst en Zetten hebben echter geen directe relatie met de rivier. De dorpen liggen relatief ver van de Waal af. De dorpen Andelst en Zetten zijn goed ontsloten op het Rijkswegennet. Ze hebben een directe aansluiting op het nationale wegennetwerk en bevinden zich nabij het station Zetten-Andelst.

4.3 Bestemmingsplan

Voorliggend plan is consoliderend van aard. Dit houdt in dat de bestaande situatie, ten tijde van het opstellen van het bestemmingsplan, wordt vastgelegd. Dit betekent echter niet dat de bestaande ruimtelijke situatie voor de komende tien jaar wordt bevroren. Binnen bestaande functies worden in meer of mindere mate mogelijkheden geboden voor veranderingen ten aanzien van het gebruik of de bebouwing. Onderstaand worden deze mogelijkheden per functie beschreven. In hoofdstuk 5, beschrijving van de bestemmingen, is vervolgens aangegeven hoe deze mogelijkheden in dit bestemmingsplan juridisch zijn vastgelegd.

Indien en voor zover zich binnen de planperiode van het bestemmingsplan “Veegplan, Andelst-Zetten” alsnog nieuwe ontwikkelingen aandienen, wordt op dat moment bezien of daarvoor een afzonderlijke herziening van het bestemmingsplan wordt gemaakt dan wel een omgevingsvergunning wordt verleend.

Wonen

De woonfunctie is een belangrijke functie in het plangebied. Het bestemmingsplan is erop gericht de bestaande woningen te behouden. Wijziging van de woonfunctie in een andere functie is daarom niet toegestaan. Als gevolg van het beheergerichte karakter van het bestemmingsplan, wordt evenmin rechtstreeks voorzien in toevoeging van nieuwe woningen. Wel mogen bestaande woningen worden uitgebreid of veranderd binnen stedenbouwkundig aanvaardbare grenzen.

Binnen het plangebied is onderscheid gemaakt in de bestemmingen “Wonen” en “Tuin”, waarbij de bestemming “Wonen” meer toestaat op het gebied van aan- en uitbouwen. De bestemming “Wonen” onderscheidt vrijstaande en dubbele woningen met respectievelijk één en twee bouwlagen. Voor wat betreft de bouwmogelijkheden is aangesloten bij de standaardregeling Bestemmingsplan gemeente Overbetuwe van juli 2007. De hoofdgebouwen zijn binnen een bouwvlak opgenomen en strak begrensd, zodat niet verdekt grote bouwmogelijkheden zijn ontstaan. Op het achtererf en binnen het bouwvlak is wel ruimte voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en carports.

Bij recht is een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit toegestaan, indien aan de gestelde voorwaarden in de regels (zie artikel 14.4 en 14.5) wordt voldaan. Dit omdat hiermee tegemoet wordt gekomen aan de wens van velen om ook thuis enige activiteiten/werkzaamheden te ontplooien. Daarnaast levert het toestaan hiervan in een woonwijk levendigheid op, hetgeen ten goede komt aan de leefbaarheid van de wijk. Het gebruik van een deel van de woning en/of de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis kan uitsluitend op basis van een afwijking mogelijk worden gemaakt.

Op grond van de regels kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen en een woon-/werkeenheid of een recreatieve voorziening toestaan, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Tevens is het mogelijk een omgevingsvergunning te verlenen en een bijgebouw te gebruiken als afhankelijke woonruimte, indien dit in het kader van mantelzorg noodzakelijk is.

De voor- en zijtuinen zijn zoveel mogelijk binnen de bestemming “Tuin” opgenomen. Dit is gedaan om te voorkomen dat voor- en zijerven worden bebouwd en daarmee het straatbeeld grote wijzigingen ondergaat.

Maatschappelijk

Maatschappelijke voorzieningen zijn van groot belang voor het dagelijkse functioneren en de leefbaarheid van een woonwijk. Binnen het plangebied liggen gronden met een maatschappelijke bestemming. De voorzieningen die binnen dit plangebied kunnen worden toegelaten zijn onder andere scholen, bejaardencentra, enkerken. Afhankelijk van de perceelsgrootte zijn in meer of mindere mate geringe uitbreidingen toegestaan. Gezien de nabijheid van woningen ten opzichte van de huidige maatschappelijke bestemming, is het niet mogelijk om op grote schaal uit te breiden.

Bedrijven, horeca en dienstverlening

Deze functies komen op enkele plaatsen in het plangebied voor en zijn van een passende bestemming voorzien. Binnen de bedrijfsbestemming zijn bedrijven van categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten toegestaan. Daarnaast zijn de bestaande bedrijven die op de verbeelding zijn aangeduid, in ieder geval toegestaan. Grote uitbreidingen binnen genoemde functies zijn in beginsel niet toelaatbaar en kunnen slechts worden gerealiseerd door gehele of gedeeltelijke verplaatsing van de activiteiten. Beperkte uitbreidingen in het kader van een gezonde bedrijfsvoering zijn wel mogelijk. Forsere veranderingen in bebouwing of gebruik zijn alleen na wijziging of afwijking van het bestemmingsplan mogelijk. De huidige situatie staat het niet toe dat bedrijven en horeca met een hogere milieucategorie (zie regels en wijze van bestemmen) worden uitgebreid of door middel van nieuwbouw gerealiseerd worden. Als bedrijven en horeca een hogere categorie willen aanvragen moet een wijzigingsprocedure worden doorlopen, onder de voorwaarde dat is aangetoond dat er geen tot minimaal negatieve effecten voor de omgeving zijn. Binnen de bestemmingen “Dienstverlening” en “Horeca” is het mogelijk de bestemming te wijzigen en ter plekke woningen te realiseren. Dit kan alleen op het moment dat de haalbaarheid is aangetoond door middel van diverse onderzoeken en een wijzigingsprocedure is doorlopen.

Groengebieden en agrarisch

Verspreid door het plangebied Sint Walburg bevinden zich kleinschalige openbare groenvoorzieningen. Deze groengebieden hebben de bestemming “Groen” gekregen, waarbinnen onder andere mogelijkheden bestaan voor speelvoorzieningen en paden. De bestaande agrarische percelen zijn met de bestemming “Agrarisch” vastgelegd.

Verkeer en water

De bestaande wegenstructuur en waterlopen zijn in het bestemmingsplan vastgelegd. Ten aanzien van de inrichting van wegen, voet- en fietspaden met bijbehorende bermen, snippergroen, uitritten en waterlopen biedt het bestemmingsplan een grote mate aan flexibiliteit. Wegen zijn inclusief genoemde bijbehorende voorzieningen globaal als “Verkeer” (hoofdontsluitingen) en “Verkeer - Verblijf” (secundaire wegen en verblijfsgebied) bestemd. Dit is gedaan om aan de praktijk van alle dag tegemoet te komen. De inrichting van de openbare ruimte wil namelijk nog wel eens veranderen. De loop van een wandelpad, de aanpassing van een bocht in een weg en het verleggen van een groenstrook zal binnen de plantermijn op meerdere locaties kunnen voorkomen. Dit plan voorziet in die aanpassingen.

De grotere groene gebieden, zoals een plantsoen, en grotere waterlopen zijn wel als “Groen” of “Water” bestemd. Zo wordt voldoende zekerheid geboden aan de omwonenden dat deze voorzieningen aanwezig blijven. De hoofdafvoerende watergangen hebben de bestemming “Water” gekregen. Zo garandeert het bestemmingsplan de huidige afwatering van het gebied.

Basisregels verbeelding

Als ondergrond voor de bestemmingsverbeelding is gebruikt gemaakt van de meest actuele GBKN. Doel van de ondergrond is om de gebruikers van het bestemmingsplan inzicht te geven in waar straten, percelen, gebouwen zich bevinden. Niet relevante informatie wordt niet getoond. De volgende zaken worden in ieder geval wel getoond: wegen, waterpartijen, bebouwing, straatnamen en huisnummers. De ondergrond wordt vanaf het moment van tervisielegging van het ontwerp bestemmingsplan niet meer gewijzigd.

Het renvooi/legenda wordt bij de analoge versie aan de rechterzijde op de verbeelding aangegeven. Het kleurvak bij de bestemmingen kent een afmeting van 1 bij 2 cm. In het vlak staat rechtsonder de relevante letter. Links van het kleurvlak staat de verwijzing naar de regels. De aanduidingsvlakken kennen een gelijke afmeting (1 bij 2 cm).

Onder de legenda staat de standaardtransfer van de gemeente Overbetuwe. Bij digitale weergave van de verbeelding dient de verbeelding altijd noord-zuid gericht te zijn en is derhalve geen noordpijl nodig.

In de SVBP 2008 wordt voor elke hoofdgroep een vaste kleur aanbevolen. Deze wordt hier 1:1 overgenomen. Men dient de kleuren aan te houden zoals die door de SVBP 2008 worden voorgeschreven. Dit geldt ook voor het aanbevolen kleurgebruik voor bouwvlakken.

De analoge verbeelding heeft een schaal van 1:1000. Afwijken kan indien de aard van het bestemmingsplan, de gewenste planologische regeling en/of de omvang van het plangebied hier om vragen.

Situering wonen en tuin

De situering van de hoofdgebouwen is vastgelegd in het bouwvlak, welke in beginsel strak om de hoofdbebouwing is getrokken. De overige (bij)gebouwen mogen zich bevinden buiten het bouwvlak van de bestemming “Wonen”. Voor de begrenzing gelden de volgende basisregels:

  1. 1. Vanaf de voorzijde van het perceel is de grens van de bestemming “Tuin” in beginsel gelegen op 3 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw. Op basis van de ruimtelijke beeldkwaliteit of de feitelijke situatie kunnen hierop uitzonderingen worden gemaakt. Indien zich in de feitelijke situatie reeds aan- of uitbouwen en/of bijgebouwen voor deze 3 meter lijn bevinden, is de grens hier strak omheen gelegd, waarna de 3 meter lijn weer wordt opgepakt. Aangetekend wordt wel dat vergunningvrije bouwwerken op 1 meter achter de voorgevel zijn toegestaan. Zie afbeelding op de volgende pagina.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0148ZTTNvgplan2013-ONHE_0018.jpg"

  1. 2. Indien tussen twee woningen met gelijke oriëntatie sprake is van een verspringende voorgevellijn, is de achterste voorgevel maatgevend voor de begrenzing van de bestemming “Tuin”. Hetgeen in de praktijk voor de voorste woning een afstand van bijvoorbeeld 5 meter tot de voorgevel kan betekenen als de voorgevel van deze woning 2 meter naar voren is gelegen. Indien dit leidt tot een onaanvaardbare inperking van het situeren “Wonen” bij de voorste woning, geldt als uitgangspunt voor de begrenzing dat deze parallel aan de openbare weg wordt gelegd op 3 meter achter de voorgevel van de voorste woning en verspringt op de kavelgrens.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0148ZTTNvgplan2013-ONHE_0019.jpg"

  1. 3. De bestemming “Wonen” (voor wat betreft het gedeelte buiten het bouwvlak) loopt in beginsel tot aan de zij- en achtererfgrens van de kavel. Indien de zij- of achtererfgrens aan een openbare ruimte grenst is de bestemming “Wonen” op 1 meter van de erfgrens gelegd (in de tussenliggende strook van 1 meter wordt de bestemming “Tuin” toegekend). In het geval van bestaande aan- en uitbouwen of bijgebouwen dichter dan 1 meter van de erfgrens met de openbare ruimte, is de grens van de bestemming “Wonen” strak om de bebouwing heen gelegd, waarna de 1 meter lijn weer wordt opgepakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0148ZTTNvgplan2013-ONHE_0020.jpg"

  1. 4. Bij hoeksituaties van halfopen bouwblokkenloopt in beginsel de begrenzing van de bestemming “Tuin”, voor het zijerf van de woning op de kopse kant gelijk aan de 3 meter lijn achter de voorgevel van de eerste woning van de lange kant. Indien dit leidt tot een onaanvaardbare inperking van de bestemming “Wonen” op de kopse kant, geldt het uitgangspunt : de begrenzing van de bestemming “Wonen” wordt in een evenwijdige lijn getrokken vanuit de zijgevel van het hoofdgebouw op de kopse kant.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0148ZTTNvgplan2013-ONHE_0021.jpg"

Indien de voorzijde van het ene perceel en achtererf van het aangrenzende perceel aan dezelfde zijde aan een openbare ruimte grenzen, wordt de bestemming “Wonen” op het achtererf bepaald door de 3 meter lijn vanuit de woning die met de voorzijde aan de openbare ruimte grenst. De zone loopt dan dus niet door tot 1 meter van de grens met de openbare ruimte zoals bedoeld in basisregel 3.

Binnen de bestemming “Wonen”, maar buiten het bouwvlak, is een uitbreiding van hoofdgebouwen toegestaan gekoppeld aan een afwijkingsprocedure. Kleine aanbouwen aan de voorzijde kennen een specifieke regeling (zie Standaardregeling Kern). Voor het afwijken van de basisregels bestaan 3 argumenten:

  • landschappelijk om de openheid te behouden;
  • historisch om de zichtlijnen te waarborgen;
  • privacy om een aanvaardbaar woonmilieu te garanderen, waarbij het gebruiksgenot en het beperken van inkijk centraal staan.

In verband met de vergelijkbaarheid van plannen is het wenselijk het gebruik van lettercodes waar mogelijk uniek te houden.

De volgende lettercodes worden toegepast:

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0148ZTTNvgplan2013-ONHE_0022.png"

Retrospectieve toets

De toets behelst een inventarisatie van alle illegale situaties. Vervolgens worden al deze situaties getoetst aan het beleidskader waar het nieuwe plan op is gebaseerd. Hieruit blijkt op een inzichtelijke en transparante wijze of de bestemmingsplanovertreding al of niet kan worden gelegaliseerd. Op de inventarisatiekaart en in de inventarisatietabel (beide opgenomen in de bijlage) is verder te zien op welke punten dit bestemmingsplan een andere bestemming(regeling) kent dan het voorgaande bestemmingsplan. De inventarisatiekaart heeft ten grondslag gelegen aan dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 5 Beschrijving Van De Bestemmingen

5.1 Algemeen

Wat is een bestemmingsplan?

Het gemeentelijke bestemmingsplan is een middel waarmee functies aan gronden worden toegekend. Het gaat dus om het toekennen van gebruiksmogelijkheden. Vanuit de Wet ruimtelijke ordening volgt een belangrijk principe: het gaat om toelatingsplanologie. Het wordt de grondgebruiker (eigenaar, huurder etc.) toegestaan om de functie die het bestemmingsplan geeft uit te oefenen. Dit houdt in dat:

  1. 1. de grondgebruiker niet kan worden verplicht om een in het bestemmingsplan aangewezen bestemming ook daadwerkelijk te realiseren, en
  2. 2. de grondgebruiker geen andere functie mag uitoefenen in strijd met de gegeven bestemming (de overgangsbepalingen zijn hierbij mede van belang).

Een afgeleide van de gebruiksregels in het bestemmingsplan zijn regels voor bebouwing (omgevingsvergunning voor het bouwen) en regels voor het verrichten van 'werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden' (omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden).

Een bestemmingsplan regelt derhalve:

  1. 1. het toegestane gebruik van gronden (en de bouwwerken en gebouwen);

en een bestemmingsplan kan daarbij regels geven voor:

  1. 2. het bebouwen van de gronden;
  2. 3. het verrichten van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden.

Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument voor het voeren van ruimtelijk beleid, maar het is zeker niet het enige instrument. Andere ruimtelijke wetten en regels zoals de Woningwet, de Monumentenwet 1988, de Algemeen Plaatselijk Verordening, de Wet milieubeheer en de bouwverordening zijn ook erg belangrijk voor het uitoefenen van ruimtelijke beleid.

Over bestemmen en aanduiden

Op de verbeelding wordt aangegeven welke bestemming gronden hebben. Dit gebeurt via een bestemmingsvlak. Voor het op de verbeelding aangegeven bestemmingsvlak gelden de gebruiksmogelijkheden zoals die in de regels zijn opgenomen. Die toegekende gebruiksmogelijkheden kunnen met behulp van een aanduiding nader worden ingevuld. Een aanduiding is een teken op de verbeelding. Dat teken kan bestaan uit een lijn, een figuur, of een lettercode etc. Via een aanduiding wordt in de regels 'iets' geregeld. Dat 'iets' kan betrekking hebben op extra mogelijkheden of extra beperkingen voor het gebruik en/of de bebouwing en/of het aanleggen van werken. Aanduidingen kunnen voorkomen in een bestemmingsvoorschrift, in meerdere bestemmingsregels en kunnen ook een eigen voorschrift hebben.

Hoofdstukopbouw van de regels

De regels zijn verdeeld over drie hoofdstukken:

  1. 1. Inleidende regels. In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de regels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de regels te waarborgen. Ook is bepaald de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels (artikel 2).
  2. 2. Bestemmingsregels. In dit tweede hoofdstuk zijn de bepalingen van de bestemmingen opgenomen. Dit gebeurt in alfabetische volgorde. Per bestemming is het toegestane gebruik geregeld en zijn bouwregels en gebruiksregels opgenomen. Als er dubbelbestemmingen zijn worden die ook in dit hoofdstuk opgenomen. Die komen, ook in alfabetische volgorde, achter de bestemmingsbepalingen.
    Ieder artikel kent een vaste opzet. Eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels en gebruiksregels opgenomen die specifieker ingaan op bijvoorbeeld de bouwhoogte, situering van gebouwen en de toegestane functies. Aansluitend volgen afwijkingsbevoegdheden met betrekking tot bouw- en/of gebruiksregels. In een enkel geval worden ruimere mogelijkheden geboden door het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid.
    Belangrijk om te vermelden is dat naast de bestemmingsbepalingen ook in andere artikelen relevante informatie staat die mede gelezen en geïnterpreteerd moeten worden. Alleen zo ontstaat een volledig beeld te verkrijgen van hetgeen is geregeld.
  3. 3. Algemene regels. In de laatste twee hoofdstukken zijn bepalingen opgenomen met een algemeen karakter. Deze bepalingen hebben betrekking op het gehele plan. Het betreffen achtereenvolgens algemene regels, zoals een antidubbelbepaling, gebruiksbepalingen en overgangs- en slotbepalingen.
  4. 4. Overgangs- en slotbepalingen. In het laatste hoofdstuk zijn respectievelijk het overgangsrecht en een slotregel opgenomen. Hoewel het hier in wezen ook algemene regels betreft, zijn deze vanwege hun meer bijzondere karakter in een apart hoofdstuk opgenomen.

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. Het doel van deze wet is om te komen tot een samenhangende beoordeling in één procedure van verschillende activiteiten die invloed hebben op de fysieke leefomgeving. De Wabo heeft tot gevolg dat verschillende vergunningen worden verleend in één besluit, de omgevingsvergunning. Ook vergunningen en ontheffingen op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) vallen onder de Wabo. Voor het bestemmingsplan heeft dit gevolgen voor de gebruikte terminologie. Termen als 'aanlegvergunning', 'sloopvergunning', 'ontheffing' en 'bouwvergunning' zijn vervangen door 'omgevingsvergunning ten behoeve van…'.

5.2 Bestemmingsplan

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld. Een toelichting op de bestemmingen is hieronder opgenomen.

De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

5.2.1 Bijzonderheden in dit bestemmingsplan

De regels in dit bestemmingsplan zijn opgezet aan de hand van hetgeen hierboven is beschreven. Tevens is aangesloten bij de meest actuele landelijke standaard voor de regels en de verbeelding, te weten de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2008.

Het doel van dit bestemmingsplan is het beheer van de bestaande ruimtelijke situatie in het plangebied met ruimte voor kleine ontwikkelingen (via wijzigingsbevoegdheden). Verwezen wordt kortheidshalve hier naar hoofdstuk 4 van deze toelichting voor een beschrijving van het plan.

5.2.2 Bestemmingen

Agrarisch

De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor de uitoefening van agrarische grondgebonden veehouderijbedrijven en kwekerijen alsmede akkerbouw. Tevens is onder voorwaarden een medegebruik van de gronden in de vorm van evenementen toegestaan. Voor gebouwen en bedrijfswoningen geldt dat deze niet worden toegelaten. Tevens is nog een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Op grond van deze wijzigingsbevoegdheid is het mogelijk om de gronden met een agrarische bestemming te wijzigen in de bestemming “Groen” of “Tuin”, indien er geen sprake meer is van een bedrijfsmatige uitoefening van agrarische activiteiten. Door het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid wordt bewerkstelligd dat de gronden een passende bestemming krijgen.

Bedrijf

De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor bedrijven als genoemd in de bij de planregels gevoegde Staat van bedrijfsactiviteiten. Daar waar bedrijven zijn gevestigd die niet in de Staat van bedrijfsactiviteiten staan vermeld wordt telkens met een aanduiding aangegeven op welke locatie welke vorm van bedrijf is toegestaan. Detailhandel is uitsluitend onder bepaalde voorwaarden toegestaan. Tevens zijn binnen deze bestemming bij de bedrijven behorende kantoren aanwezig. Daar waar dat op de verbeelding is aangegeven is ook een bedrijfswoning bij de bedrijven toegestaan. Voor gebouwen geldt dat deze worden gebouwd binnen het bouwvlak. De maatvoering is opgenomen op de verbeelding. De inhoud van de bedrijfswoning is in de regels gemaximeerd.

Dienstverlening

De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor dienstverlening op de begane grond. Middels een afwijking is dienstverlening ook op de verdieping toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning is zowel op de begane grond als op de verdieping een bedrijfswoning toegestaan. Binnen deze bestemming is tevens detailhandel toegestaan mits er een omgevingsvergunning is verleend. Tevens is het onder voorwaarden toegestaan om een deel van de woning te gebruiken voor een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit. In het artikel is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming dienstverlening te wijzigen in een woonbestemming indien de uitvoerbaarheid hiervan wordt aangetoond.

Groen

De gronden binnen de bestemming groen zijn bestemd voor onder andere groenstroken en speelvoorzieningen. Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen. Verder zijn alleen bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan.

Horeca

De gronden binnen de bestemming Horeca zijn bestemd voor horeca in de categorie 1 en 2 en wonen, met dien verstande dat wonen uitsluitend op de verdieping is toegestaan. Het bouwvlak mag voor 65% worden bebouwd. Tevens kan middels een wijzigingsbevoegdheid de bestemming horeca wijzigen in de bestemming Wonen.

Kantoor

De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor kantoren, met dien verstande dat deze functie ter plaatse van de aanduiding kantoor alleen is toegestaan op de begane grond. Ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning is zowel op de begane grond als op de verdieping een bedrijfswoning toegestaan. Voor gebouwen geldt dat deze worden gebouwd binnen het bouwvlak. De maatvoering is opgenomen op de verbeelding. De inhoud van de bedrijfswoning is in de regels gemaximeerd.

Maatschappelijk

De gronden binnen de bestemming maatschappelijk zijn bestemd voor maatschappelijke doeleinden. De maatschappelijke functie wordt beperkt tot onderwijs en educatieve doeleinden. Ter plaatse is geen bedrijfswoning toegelaten.

Voor gebouwen geldt dat deze worden gebouwd binnen het bouwvlak. De maatvoering is opgenomen op de verbeelding. Het bouwvlak mag voor 80% worden bebouwd.

Verkeer en Verkeer-Verblijf

De gronden binnen de bestemming Verkeer zijn bestemd voor wegen en straten en alle daarbij horende voorzieningen ten behoeve van de stroomfunctie (doorgaande weg). Binnen deze bestemming zijn uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan. De gronden binnen de bestemming Verkeer-Verblijf zijn bestemd voor de secundaire wegen en het verblijfsgebied.

Water

De bestemming Water heeft betrekking op water en bijbehorende oevers en voorzieningen. Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

Wonen en Tuin

De woonfunctie is een belangrijke functie in het plangebied. Het bestemmingsplan is erop gericht de bestaande woningen te behouden. Wijziging van de woonfunctie in een andere functie is daarom niet toegestaan. Als gevolg van het beheergerichte karakter van het bestemmingsplan wordt evenmin voorzien in toevoeging van nieuwe woningen. Wel mogen bestaande woningen worden uitgebreid of veranderd binnen stedenbouwkundig aanvaardbare grenzen. Dit geldt niet voor de MIP panden. De waarde van de gevel bepaalt hierin de mogelijkheid tot het toestaan van bijgebouwen. De beeldbepalende gevels zijn op de verbeelding dusdanig aangeduid dat aan deze gevels geen bijgebouwen mogen worden gerealiseerd.

Binnen het plangebied is onderscheid gemaakt in de bestemmingen wonen en tuin, waarbij de bestemming wonen meer toestaat op het gebied van aan- en uitbouwen. De bestemming wonen onderscheidt vrijstaande en dubbele woningen. Bij recht is een aan huis verbonden beroep of bedrijf toegestaan. Dit omdat hiermee tegemoet wordt gekomen aan de wens van velen om ook thuis enige activiteiten/-werkzaamheden te ontplooien. Daarnaast levert het toestaan hiervan in een woonwijk levendigheid op, hetgeen ten goede komt aan de leefbaarheid van de wijk. Op grond van de regels kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen en een woon-/werkeenheid of een recreatieve voorziening toestaan, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Tevens is het mogelijk een omgevingsvergunning te verlenen om toe te staan dat een bijgebouw wordt gebruikt als afhankelijk woonruimte, indien dit in het kader van mantelzorg noodzakelijk is.

De bestemming Tuin heeft betrekking op bij woningen gelegen (voor)tuinen. Binnen de bestemming mogen uitbouwen in de vorm van erkers worden gebouwd bij de binnen de bestemming Wonen gelegen hoofdgebouwen. Dit geldt ook hier niet voor de MIP panden. De waarde van de gevel bepaalt hierin de mogelijkheid tot het toestaan van bijgebouwen. De beeldbepalende gevels zijn op de verbeelding dusdanig aangeduid dat aan deze gevels geen bijgebouwen mogen worden gerealiseerd.

Wonen - Uit te werken

De voor 'Wonen – Uit te werken' gronden kunnen nader uitgewerkt worden in de bestemmingen 'Wonen'. Zolang en voor zover het uitwerkingsplan niet in werking getreden is, mogen bouwwerken niet worden gebouwd.

Burgemeester en wethouders werken de bestemming met inachtneming van de opgenomen voorwaarden uit. In de voorwaarden is onder andere opgenomen dat de regels met betrekking tot de in het bestemmingsplan opgenomen bestemming voor deze gronden overeenkomstig van toepassing zijn. Na uitwerking kunnen binnen de uit te werken bestemming maximaal 12 woningen gerealiseerd worden.

Verder is de procedure omtrent de uitwerking nader omschreven en is een voorlopig bouwverbod voor de gronden opgenomen.

5.2.3 Dubbelbestemmingen

Waarde - Archeologische verwachting 1 t/m 4

De voor Waarde - Archeologische verwachting 1 tot en met 4 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische resten in de bodem. Deze gebieden worden eveneens beschermd door middel van een verplichting tot het overleggen van een archeologisch onderzoek bij bouwaanvragen en omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden.

Waterstaat - Waterlopen

De dubbelbestemming Waterstaat - Waterlopen heeft betrekking op de bescherming van watergangen en hun oevers. Op deze gronden zijn uitsluitend bouwwerken toegestaan ten dienste van de dubbelbestemming. Het bevoegd gezag kan een afwijking van de bouwregels toestaan om te bouwen conform de onderliggende bestemming(en).

5.2.4 Algemene regels

Naast de bestemmingen bevat het plan een aantal algemene regels over bijvoorbeeld begrippen, de wijze van meten, algemene afwijkingen en overgangsrecht. Deze min of meer standaardregels in bestemmingsplannen worden hier verder niet toegelicht.

Hoofdstuk 6 Financiële Toelichting

Met voorliggend bestemmingsplan wordt de bestaande situatie vastgelegd. Daarom brengt de ontwikkeling van dit bestemmingsplan voor de gemeente alleen plankosten met zich mee. Hiervoor staan fondsen uit de algemene middelen ter beschikking. Eventuele toekomstige particuliere plannen komen geheel voor rekening van de initiatiefnemer. De economische uitvoerbaarheid wordt hiermee geacht voldoende te zijn aangetoond.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Parkeernormering

Bijlage 2 Parkeernormering

Bijlage 1 Inventarisatiekaart En De Inventarisatietabel

Bijlage 1 Inventarisatiekaart en de inventarisatietabel