Buitengebied, Wageningsestraat 63 en Fliertsestraat ongenummerd (nabij 2), Zetten
Bestemmingsplan - Gemeente Overbetuwe
Vastgesteld op 04-09-2018 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
Het bestemmingsplan Buitengebied, Wageningsestraat 63 en Fliertsestraat ongenummerd (nabij 2), Zetten met identificatienummer NL.IMRO.1734.0284BUITfliertsrt2-VSG1 van de gemeente Overbetuwe.
1.2 bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de daarbij behorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aan- en uitbouwen
een aan een hoofdgebouw gebouwde ruimte, die daaraan ruimtelijk (door zijn constructie of afmetingen) ondergeschikt is - maximaal bestaande uit één bouwlaag al dan niet met kap - met dien verstande dat een aanbouw een zelfstandige ruimte is en een uitbouw een uitbreiding van een reeds bestaande ruimte van het hoofdgebouw is;
1.4 aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit
een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten niet specifiek publieksgericht zijn, en dat op kleine schaal in de woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse;
1.5 aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.6 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.7 agrarisch bedrijf
een bedrijf, dat is gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden, fokken en/of africhten van dieren, inclusief pensionstallen als ondergeschikte nevenactiviteit;
1.8 archeologisch deskundige
de regionaal (beleids)archeoloog of een andere door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg;
1.9 archeologisch monument
een terrein dat op basis van de Monumentenwet 1988 dan wel de Erfgoedwet is aangewezen als beschermd archeologisch monument;
1.10 archeologisch onderzoek
onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling beschikkend over een door een erkende certificerende instelling afgegeven certificaat voor opgraven en werkend conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA) dan wel, na vaststelling ervan door de Minister van OCW, de normen zoals opgesteld door het Centraal College van Deskundigen Archeologie (CCvD);
1.11 archeologische verwachting
een toegekende hoge, middelmatige of lage archeologische verwachting in verband met de kennis en wetenschap van de in dat gebied te verwachten overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
1.12 archeologische waarde
een toegekende archeologische waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
1.13 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.14 bed & breakfast
een kleinschalige overnachtingaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en kortdurend verblijf in combinatie met het serveren van ontbijt;
1.15 bedrijf
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;
1.16 bedrijfsgebouw
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.17 bedrijfsmatig houden van dieren
het houden van dieren gericht op het voortbrengen van vlees, melk, eieren, wol en/of andere aanverwante producten.
1.18 bedrijfswoning
een woning die een functionele binding heeft met het ter plaatse gevestigde bedrijf, de instelling of de inrichting, ten behoeve van beheer van en/of toezicht op het bedrijf, de instelling of de inrichting;
1.19 begane grondvloer
de onderste bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een kelder;
1.20 bestaand
- a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat en is gebouwd krachtens een onherroepelijke omgevingsvergunning voor het bouwen, of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een onherroepelijke omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag vóór het tijdstip van terinzagelegging is ingediend;
- b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat en in overeenstemming is met het voorheen geldende planologische regime;
1.21 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.22 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.23 bijgebouw
een niet aan een hoofdgebouw verbonden gebouw, dat door zijn vorm, functie, situering en/of afmetingen ondergeschikt is aan dat op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;
1.24 boerderijterras
zie begrip kleinschalig boerderijterras;
1.25 boomteeltbedrijf
een agrarisch bedrijf waarbij hoofdzakelijk gebruik wordt gemaakt van open grond ten behoeve van het telen van houtgewassen, waaronder laan-, sier- en vruchtbomen;
1.26 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.27 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.28 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.29 bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel;
1.30 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.31 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.32 dagrecreatie
het totaal van mogelijkheden en voorzieningen om te recreëren op een bepaalde plaats zonder overnachtingsmogelijkheden;
1.33 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Horeca-activiteiten en detailhandel in volumineuze goederen zijn hieronder niet begrepen;
1.34 erf
het gedeelte van een bouwperceel gelegen buiten het, binnen het bouwperceel gelegen, bouwvlak.
1.35 evenement
een incidenteel plaatsvindende activiteit in de vorm van een voor publiek bestemde uitvoering/verrichting van vermaak op het gebied van sport, muziek of op sociaal-cultureel vlak;
1.36 extensieve dagrecreatie
recreatief medegebruik van gronden zoals wandelen, paardrijden, fietsen, varen, zwemmen en vissen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte;
1.37 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.38 gebruiken
gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;
1.39 groepsaccommodatie
een groepsverblijf met meer dan tien slaapplaatsen, niet zijnde mobiele kampeeronderkomens of stacaravans, in hoofdzaak bestemd voor en gebezigd door groepen als kort verblijf met een seizoensgebonden karakter;
1.40 grondgebonden agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf waarvan de bedrijfsvoering volledig of nagenoeg volledig is gericht op het gebruik maken van grond als productiemiddel ten behoeve van de teelt van gewassen of de weidegang van vee;
1.41 hobbymatig agrarisch grondgebruik
het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van dieren op niet bedrijfsmatige wijze. Onder hobbymatig agrarisch gebruik wordt niet verstaan een volkstuin;
1.42 hoofdgebouw
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.43 hoofdverblijf
- a. het adres waar betrokkene woont of, indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten;
- b. het adres waar, bij ontbreken van een adres als bedoeld onder a, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden tenminste twee derde van de tijd zal overnachten;
1.44 horeca
een bedrijf waar hoofdzakelijk dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin logies wordt verstrekt, zoals bijvoorbeeld een café, restaurant, hotel, pension, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
1.45 huishouden
een persoon die of groep personen die gezamenlijk, onbestendig voor onbepaalde tijd, een huishouding voert;
1.46 inrichtingsplan
een plan bij realisering van nieuwe bouw- en/of gebruiksmogelijkheden waarin de ruimtelijke (waaronder landschappelijke) inpassing hiervan in de bestaande situatie wordt beschreven;
1.47 kampeermiddel
tenten, tentwagens, kampeerauto's of toercaravans dan wel andere onderkomens of andere voertuigen of gedeelten daarvan, voor zover niet als bouwwerk aan te merken, die geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of ingericht dan wel worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf, niet zijnde een stacaravan, chalets of trekkershutten;
1.48 kampeerterrein
een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens de inrichting bestemd, om daarop een gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;
1.49 kas
een gebouw waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander licht doorlatend materiaal ten behoeve van het kweken van vruchten, bloemen en/of planten, zoals een schuurkas en een permanente boog-/ tunnelkas;
1.50 kelder
een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, beneden of tot ten hoogste 0,5 m boven de kruin van de weg, waaraan het bouwperceel is gelegen; bij bebouwing gelegen in geaccidenteerd terrein gelegen beneden peil;
1.51 kleinschalig boerderijterras
terras dat ondergeschikt is aan een andere, in de regels nader omschreven, (hoofd-)functie en dat tot doel heeft het verstrekken van kleine etenswaren en dranken. Feesten en partijen met commerciële doelstelling zijn niet toegestaan;
1.52 kleinschalig kampeerterrein
het houden van een kampeerterrein voor ten hoogste 25 kampeermiddelen, met dien verstande dat buiten de periode van 15 maart tot en met 31 oktober geen kampeermiddelen aanwezig mogen zijn;
1.53 landschappelijke waarden
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare -al dan niet begroeide- deel van het aardoppervlak, dat wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur;
1.54 lawaaisporten
sportbeoefening die met veel lawaai gepaard gaat zoals bijvoorbeeld motor- en autosport, karten, modelvoer- en vaartuigen;
1.55 maatvoeringsgrens
de grens van een maatvoeringsvlak;
1.56 maatvoeringsvlak
een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor bepaalde bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt;
1.57 medegebruik
gebruik dat niet direct gerelateerd is aan de bestemming, maar dat krachtens de regels tevens is toegestaan op de betrokken gronden;
1.58 nevenactiviteit
een activiteit ondergeschikt aan de hoofdactiviteit in zowel omvang (m2), omzet als de effecten op het woon- en leefklimaat;
1.59 niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering
de agrarische bedrijfsvoering die niet geheel of hoofdzakelijk van de open grond als agrarisch productiemiddel afhankelijk is, maar waarvan de productie geheel of overwegend in gebouwen en/of verharding plaatsvindt, zoals varkens-, kalver- of pluimveefokkerij, eendenmesterij of -fokkerij en champignonkwekerij;
1.60 normaal onderhoud, gebruik en beheer
werkzaamheden die ter plaatse regelmatig terugkeren, teneinde tot een goed beheer van de gronden te komen; hieronder vallen niet de incidentele ingrepen in bijvoorbeeld de cultuurtechnische situatie of werkzaamheden die een onherstelbare aantasting betekenen van de aan een gebied toegekende waarde;
1.61 nutsvoorziening
voorziening ten behoeve van algemeen nut in ruime zin, zoals: voorzieningen/installaties ten behoeve van gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.;
1.62 ondergeschikte bouwonderdelen
bouwonderdelen van beperkte afmetingen die buiten het gebouw uitsteken, zoals schoorstenen, windvanen en dakoverstekken;
1.63 ondergronds
onder peil;
1.64 overkapping
bouwwerken, geen gebouwen zijnde met één dakvlak en maximaal één gesloten wand;
1.65 paardenbak
een omheind terrein waarvan de natuurlijke bovenlaag is vervangen door zand of ander doorlatend materiaal ten behoeve van het africhten, trainen en berijden van paarden en pony's en het anderszins beoefenen van de paardensport;
1.66 peil
- a. voor gebouwen op een perceel in niet geaccidenteerd terrein, waarvan de hoofdtoegang aan een weg grenst, mits het gebouw op een afstand van niet meer dan 20 m van die weg is gelegen: 35 cm boven de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- b. voor overige bouwwerken: de gemiddelde bouwhoogte van het aansluitend terrein;
1.67 permanente bewoning
bewoning door een persoon of door groepen van personen van een voor recreatieve bewoning bedoelde ruimte/gebouw als hoofdverblijf c.q. vaste woon- of verblijfplaats. Van permanente bewoning is in ieder geval sprake in geval van 45 of meer aaneengesloten overnachtingen;
1.68 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.69 publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis
een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak publieksaantrekkend zijn en waarvan de omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en derhalve in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan;
1.70 recreatiewoning/-appartement
een (deel van een) gebouw dat naar de aard en inrichting uitsluitend is bedoeld voor niet permanente bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en of verblijfsrecreatie, niet zijnde een chalet;
1.71 recreatieve voorzieningen
faciliteiten ten behoeve van recreatief gebruik;
1.72 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.73 teeltondersteunende voorzieningen
voorzieningen, anders dan een kas, die door grondgebonden agrarische bedrijven toegepast worden om de teelt van fruit, bomen, groente of potplanten te bevorderen en te beschermen, daaronder begrepen pot- container- en gootteelt;
1.74 tijdelijk kamperen
het geven van gelegenheid tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen op eigen kampeerterrein voor organisaties met een doelstelling van sociale, sportieve, culturele, educatieve of wetenschappelijke aard;
1.75 tijdelijke huisvesting seizoensarbeiders
het huisvesten van werknemers die in een periode van grote arbeidsbehoefte gedurende maximaal 7,5 maanden op een agrarisch bedrijf werkzaam zijn om naar de aard kortdurend werk te verrichten;
1.76 tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen
teeltondersteunende voorzieningen welke buiten het teeltseizoen niet aanwezig zijn, met dien verstande dat de voorzieningen maximaal 7 maanden aanwezig mogen zijn;
1.77 tuinbouwbedrijf
een bedrijf dat uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd tot het telen van gewassen;
1.78 uitvoeren
uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;
1.79 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt;
1.80 voorgevelrooilijn
de bouwgrens, waarop de voorgevels van het hoofdgebouw zijn georiënteerd, alsmede het verlengde daarvan;
1.81 voorste gebouw
het gebouw dat het dichtst bij de weg is gelegen;
1.82 waterhuishoudkundige voorzieningen
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit;
1.83 woning
een complex van ruimten inclusief aan- en uitbouwen, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van onderschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.2 de diepte van een bouwwerk
de diepte van een bouwwerk wordt bepaald door het meten van de grootste afstand in meters tussen de buitenwerkse eindgevelvlakken;
2.3 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. Bij toepassing van het meten van de goothoogte van een bouwwerk worden wolfseinden en dakkapellen buiten beschouwing gelaten, behoudens dakkapellen waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de breedte van het betreffende dakvlak;
2.4 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.6 hart van de lijn
bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de kaart en op schaal waarin het plan is vastgesteld;
2.7 ondergeschikte bouwdelen
bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1,5 meter bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf, met dien verstande dat niet-grondgebonden agrarische bedrijven niet zijn toegestaan;
- b. het houden van dieren, uitsluitend op de begane grondvloer;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', maximaal één bedrijfswoning, waarbij inwoning is toegestaan in de bedrijfswoning;
- d. hobbymatig agrarisch grondgebruik;
- e. teeltondersteunende voorzieningen;
- f. extensieve dagrecreatie met bijbehorende wegen en paden;
- g. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
- h. evenementen als medegebruik gedurende maximaal 7 aaneengesloten dagen inclusief opbouw en afbraak van bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ontsluitingsvoorzieningen, parkeervoorzieningen binnen het bouwvlak, groenvoorzieningen, tuinen en erven.
3.2 Bouwregels
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 4 Verkeer
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen en straten, wandel- en fietspaden met een functie hoofdzakelijk gericht op
de afwikkeling van het doorgaande verkeer; - b. parkeer-, groen- en speelvoorzieningen;
- c. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
- d. evenementen als medegebruik gedurende maximaal 7 aaneengesloten dagen inclusief opbouw en afbraak van bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen.
4.2 Bouwregels
4.3 Afwijken van de bouwregels
Artikel 5 Water
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterhuishoudkundige doeleinden;
- b. waterberging en waterlopen;
- c. extensieve dagrecreatie;
- d. de aanleg, het behoud en de versterking van de natuurlijke en/of ecologische waarden in het algemeen en van een natuurvriendelijke oever ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - natuurvriendelijke oever' in het bijzonder;
met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers.
5.2 Bouwregels
Artikel 6 Wonen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen in woningen, waarbij inwoning is toegestaan;
- b. de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit alsmede het verlenen van zorg;
- c. tuinen en erven;
- d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. hobbymatig agrarisch grondgebruik;
een en ander met bijbehorende voorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.3 Specifieke gebruiksregels
6.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 7 Leiding - Hoogspanningsverbinding
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
- a. een bovengrondse hoogspanningsverbinding;
- b. het beheer en onderhoud van de verbinding;
- c. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding;
met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde.
7.2 Bouwregels
7.3 Afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 7.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits advies is verkregen van de leidingbeheerder.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 8 Waarde - Archeologische Verwachting 1
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische resten in de bodem.
8.2 Bouwregels
8.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken en de inrichting van gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 9 Waarde - Archeologische Verwachting 2
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische resten in de bodem.
9.2 Bouwregels
9.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken en de inrichting van gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 10 Waarde - Archeologische Verwachting 3
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische resten in de bodem.
10.2 Bouwregels
10.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken en de inrichting van gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.5 Wijzigingsbevoegdheid
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 11 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 12 Algemene Bouwregels
12.1 Bestaande maten
- a. In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
- b. Het bepaalde in lid a, met betrekking tot de bestaande oppervlakte is niet van toepassing in geval van gehele vernieuwing van bestaande bijgebouwen en overkappingen.
12.2 Bestaande afstanden
In die gevallen dat de bestaande afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen minder bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.
12.3 Ondergronds bouwen
Ondergrondse gebouwen (kelders) zijn uitsluitend toegestaan, daar waar bovengronds gebouwen aanwezig danwel toegestaan zijn overeenkomstig dit bestemmingsplan. Ondergrondse gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in één laag ondergronds.
12.4 Afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 12.3, teneinde ondergrondse gebouwen toe te staan daar waar bovengronds geen gebouwen zijn toegestaan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- a. de bebouwde oppervlakte van de ondergrondse gebouwen bedraagt niet meer dan 25 m², met dien verstande dat het bebouwingspercentage dan wel de maximaal toegestane oppervlakte met het meerekenen van de bebouwde oppervlakte van de ondergrondse gebouwen niet wordt overschreden. In afwijking van het bepaalde in Artikel 2 wordt als bebouwde oppervlakte van ondergrondse gebouwen de oppervlakte van de vloer gemeten, inclusief muren;
- b. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast, dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
- c. de omgevingsvergunning leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.
Artikel 13 Algemene Gebruiksregels
13.1 Strijdig gebruik
Onder gebruik in strijd met het plan wordt in elk geval verstaan:
- a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie;
- d. een gebruik van gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatie, anders dan de regels van de bestemmingen toestaan;
- e. een gebruik van bedrijfsgebouwen voor bewoning en/of het huisvesten van seizoensarbeiders, anders dan de regels van de bestemmingen toestaan.
Artikel 14 Algemene Aanduidingsregels
14.1 Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied
14.2 Overige zone - waardevol landschap
Artikel 15 Algemene Afwijkingsregels
15.1 Algemeen
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen met uitzondering van inhoudsmaat van woningen;
- b. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
- c. van de regels en de bouw toestaan van niet voor bewoning bestemde gebouwen met een inhoud van ten hoogste 50 m3 en een bouwhoogte van ten hoogste 3 m ten dienste van het openbaar nut, zoals schakelhuisjes, wachthuisjes, transformatorhuisjes, telefooncellen, alsmede andere bouwwerken, zoals muurtjes, standbeelden en lichtmasten; gasdrukmeetstations en verkooppunten voor motorbrandstoffen uitgezonderd;
- d. van de regels en de bouw toestaan van een schuilgelegenheid voor dieren met een oppervlakte van maximaal 15 m2 en een hoogte van maximaal 2,7 m, mits de perceelsgrootte minimaal 1 ha bedraagt en het perceel niet direct grenst aan het erf van een woning.
15.2 Inhoud (bedrijfs)woning
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van in het plan genoemde inhoudsmaten van (bedrijfs)woningen waarbij de inhoud maximaal 800 m³ mag bedragen.
15.3 Tijdelijk kamperen
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van in het plan genoemde gebruiksregels voor het toestaan van tijdelijk kamperen voor een maximale aaneengesloten duur van 10 dagen.
15.4 Voorwaarden
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 15.1, 15.2 en 15.3 kan slechts worden verleend, mits:
- a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
- b. het straat- en bebouwingsbeeld, de stedenbouwkundige kwaliteiten en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 16 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor:
- a. het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- 1. bestemmingsgrenzen mogen met niet meer dan 5 m worden verschoven;
- 2. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
- 3. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad;
- b. het toestaan van de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen met een bouwhoogte van ten hoogste 3,5 m en een inhoud van ten hoogste 75 m3 ten dienste van het openbare nut en overige openbare dienstverlening.
Artikel 17 Algemene Procedureregels
17.1 Wijziging
Ten aanzien van de in dit plan opgenomen wijzigingsbevoegdheden zal de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan moeten zijn gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden dat:
- a. bodemsanering niet noodzakelijk is dan wel vóór uitvoering van het wijzigingsplan zal plaatsvinden;
- b. met betrekking tot (spoor)wegverkeersgeluid een aanvaardbaar woonklimaat wordt gerealiseerd;
- c. met betrekking tot de luchtkwaliteit een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;
- d. met betrekking tot de externe veiligheid een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;
- e. beschermde planten- en diersoorten en biotopen niet onevenredig worden geschaad;
- f. het wijzigingsplan financieel uitvoerbaar is.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 18 Overgangsrecht
18.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig een omgevingsvergunning verlenen van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van het bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.
- c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
18.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 19 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied, Wageningsestraat 63 en Fliertsestraat ongenummerd (nabij 2), Zetten'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
De initiatiefnemer wil de agrarische bedrijfslocatie aan de Wageningsestraat 63 verlaten, de bedrijfsbebouwing grotendeels slopen en de agrarische bedrijfswoning behouden en omvormen naar een burgerwoning. Op de nabij gelegen locatie aan de Fliertsestraat (ten westen van nr. 2) wil de initiatiefnemer een nieuwe bedrijfswoning terugbouwen bij de daar aanwezige veldschuur. Deze locatie ligt bij de monumentale boerderij 'De Fliert'.
Om de ontwikkelingen op beide percelen mogelijk te maken, is een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk. Het gemeentelijk beleid biedt daarvoor mogelijkheden en de gemeente wil onder voorwaarden medewerking aan het initiatief verlenen. Dit bestemmingsplan, 'Buitengebied, Wageningsestraat 63 en Fliertsestraat ongenummerd (nabij 2), Zetten', stelt de kaders vast waarbinnen de bestemmingswijzigingen kunnen worden toegestaan.
1.2 Ligging En Beschrijving Plangebied
Het plangebied beslaat 2 locaties:
- Wageningsestraat 63;
- Fliertsestraat ongenummerd, ten westen van nr. 2.
De ligging van het plangebied is op afbeelding 1 aangegeven. De locatie Wageningsestraat 63 ligt aan de rand van de bebouwde kom van Zetten (zuidoostkant) en de locatie aan de Fliertsestraat ligt ongeveer 500 meter oostelijk van deze kern.
![]() |
Afbeelding 1: ligging van het plangebied, linker rode cirkel de locatie Wageningsestraat 63 en rechter rode vlak de locatie Fliertsestraat ongenummerd (bron: Bing Maps) |
De locatie Wageningsestraat 63 is een voormalige agrarische bedrijfslocatie aan de rand van de bebouwde kom van Zetten. Kadastraal is de planlocatie bekend als gemeente Valburg, sectie F, nummers 981 en 2445 (ged.). Ten noorden van de locatie is een lint met woonpercelen aan de westkant van de Wageningsestraat aanwezig (Wageningsestraat 65 t/m 79b). Aan de overige zijden wordt de planlocatie momenteel nog omgeven door agrarische gronden en door de Wageningsestraat, die met de Stationsstraat de hoofdverbinding tussen Zetten en de rijksweg A15 vormt. Ten noordwesten van de planlocatie is de woningbouwontwikkeling Zetten-Zuid beoogd. Voor deze ontwikkeling is momenteel een bestemmingsplanherziening in procedure. De gronden direct westelijk en zuidelijk van de planlocatie zullen goren worden ingericht. Aan de zuidkant van de planlocatie is ten slotte een hoogspanningsverbinding aanwezig.
![]() |
Afbeelding 2: weergave van de huidige situatie en begrenzing van de planlocatie Wageningsestraat 63 (bron: Bing Maps) |
De locatie Fliertsestraat ongenummerd ligt direct ten westen en ten noorden van de monumentale boerderij 'De Fliert' (Fliertsestraat 2). Kadastraal is de planlocatie bekend als gemeente Valburg, sectie G, nummer 2486. Het perceel is door de initiatiefnemer agrarisch in gebruik (fruitteelt en akkerbouw) en er is een veldschuur van ca. 220 m² aanwezig aan de voorzijde van het perceel. Het perceel ligt aan de doodlopende weg Fliertsestraat. De omliggende gronden zijn agrarisch in gebruik. Samen met de monumentale boerderij 'De Fliert', waar een houtbewerkingsbedrijf aanwezig is, ligt het zuidelijk deel van de planlocatie op een duidelijk herkenbare woerd.
![]() |
Afbeelding 3: weergave van de huidige situatie en begrenzing van de planlocatie Fliertsestraat ongenummerd (bron: Bing Maps). |
1.3 Huidig Bestemmingsplan
Op de locatie Wageningsestraat 63 geldt momenteel het bestemmingsplan 'Zetten-Hemmen', dat op 24 oktober 2017 door de gemeenteraad van Overbetuwe is vastgesteld. De planlocatie heeft de bestemming 'Agrarisch' met een bouwvlak. Verder gelden de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologische verwachting 2' (gehele perceel) en 'Leiding' (zuidelijk gedeelte). Laatstgenoemde bestemming betreft de belemmeringenstrook bij de hoogspanningsleiding, die aan de zuidkant van de planlocatie aanwezig is.
![]() |
Afbeelding 4: uitsnede huidig bestemmingsplan 'Zetten-Hemmen' ter plaatse van de locatie Wageningsestraat 63 |
Het gebruiken van de agrarische bedrijfswoning als burgerwoning is niet in overeenstemming met de bestemming 'Agrarisch'. In artikel 4.7 van het bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming onder voorwaarden te wijzigen naar 'Wonen'. Formeel wordt van deze bevoegdheid geen gebruik gemaakt, omdat een bestemmingsplanherziening benodigd is op de locatie aan de Fliertsestraat (zie hierna).
Locatie Fliertsestraat ongenummerd
Op deze locatie geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied Overbetuwe', dat is vastgesteld op 5 maart 2013. De planlocatie heeft vrijwel geheel de bestemming 'Agrarisch'. Aan de zuidoostkant is een kleine strook van het perceel bestemd als 'Bedrijf'. De toegangsweg tot het perceel is bestemd als 'Verkeer'. Er is een bouwvlak opgenomen binnen de agrarische bestemming, maar buiten de aanwezige veldschuur. Het bouwvlak heeft de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten'. Verder zijn de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologische verwachting 1' (zuidelijk deel) en 'Waarde - Archeologische verwachting 2' (middelste deel) en 'Waarde - Archeologische verwachting 3' (noordelijk dele van de planlocatie) opgenomen. Ook gelden de gebiedsaanduidingen 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' en 'waardevol landschap' op de planlocatie.
![]() |
Afbeelding 5: uitsnede huidig bestemmingsplan 'Buitengebied Overbetuwe' ter plaatse van de locatie Fliertsestraat ongenummerd |
De initatiefnemer wil op deze locatie een nieuwe bedrijfswoning oprichten. Vanwege de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' is dit niet mogelijk volgens het huidige bestemmingsplan. Daarnaast is de feitelijke en gewenste situatie niet geheel in overeenstemming met de planologische situatie. Immers is een klein gedeelte van het perceel bestemd als 'Bedrijf' (behorend bij het houtbewerkingsbedrijf Fliertsestraat 2) en is de bestaande veldschuur buiten het bouwvlak gelegen. Een herziening van het bestemmingsplan is op deze locatie dan ook noodzakelijk.
Om de ontwikkelingen op beide percelen mogelijk te maken, is een herziening van het bestemmingsplan nodig.
1.4 Leeswijzer
Deze toelichting is als volgt opgebouwd. Na dit inleidende hoofdstuk, worden in hoofdstukken 2 en 3 respectievelijk de bestaande en de toekomstige situatie in het plangebied beschreven. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op het voor dit bestemmingsplan van toepassing zijnde rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. In hoofdstuk 5 komen de relevante milieu- en omgevingsaspecten aan de orde. Daarmee wordt inzichtelijk gemaakt of de ontwikkeling in ruimtelijk en milieuhygiënisch opzicht aanvaardbaar en haalbaar is en voldoet aan het vereiste van een goede ruimtelijke ordening. In hoofdstuk 6 is de juridische planopzet beschreven en in hoofdstuk 7 is de financiële toelichting opgenomen.
Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie
2.1 Locatie Wageningsestraat 63
Op de locatie Wageningsestraat 63 was voorheen een agrarisch bedrijf aanwezig, maar daarvan is inmiddels al jaren geen sprake meer. De voormalige agrarische bedrijfsbebouwing bestaat uit één gebouw aan de noordzijde van het perceel (één bouwlaag met een kap), dat in het midden een hoger, dwars liggend gedeelte van twee bouwlagen met een kap heeft. Dit gebouw heeft een oppervlakte van ruim 600 m². Aan de voorzijde van het perceel is de voormalige agrarische bedrijfswoning aanwezig. De woning en het voormalige bedrijfsgebouw zijn via een gezamenlijke verharde in-/uitrit toegankelijk. Aan de voorzijde en aan de zuidkant zijn de gronden in gebruik als tuin bij de woning, met veel groen aan de straatkant. De omliggende gronden zijn agrarisch in gebruik.
![]() |
Afbeelding 6: huidige situatie locatie Wageningsestraat 63 (bron: Google Maps) |
2.2 Locatie Fliertsestraat Ongenummerd
De locatie aan de Fliertsestraat ongenummerd ligt direct ten westen van Fliertsestraat 2, waar de monumentale boerderij 'De Fliert' aanwezig is. De bebouwing bestaat naast de boerderij zelf uit twee kolossale, zeer herkenbare schuren. De boerderij staat op een woerd, die vanaf de Woersestraat ten zuiden en oosten van de locatie zeer goed zichtbaar is. De hoogstamboomgaard achter de boerderij draagt bij aan de herkenbaarheid en beleefbaarheid van de woerd. De planlocatie beslaat een gedeelte aan de zuidwestkant van deze boomgaard en de daarbij gerealiseerde veldschuur (ca. 220 m²). Aan de voorzijde van het perceel zijn groenvoorzieningen aanwezig. Direct ten westen en zuidwesten van de locatie is een watergang (Herveldsche Leigraaf) aanwezig.
![]() |
![]() |
Afbeelding 7: Boven, huidige situatie zuidelijk deel locatie Fliertsestraat ongenummerd (ten westen van nr. 2) (bron: Bing Maps). Onder: de monumentale boerderij 'De Fliert', direct nabij de projectlocatie (bron: Oostzee ontwerp & omgeving) |
Hoofdstuk 3 Toekomstige Situatie
3.1 Locatie Wageningsestraat 63
Hervatting van agrarische bedrijfsactiviteiten op deze locatie is niet aan de orde. De initiatiefnemer wil het huidige gebruik als woonperceel voortzetten. De woning blijft dus in gebruik als burgerwoning. Daarvoor is een bestemmingswijziging nodig. Het voorste, lagere gedeelte van de voormalige agrarische bedrijfsbebouwing blijft gehandhaafd. Het Verhoogde middengedeelte en de daar achter staande damwandloods worden gesloopt. Het achtererf, waar nu nog de bebouwing aanwezig is, zal worden gebruikt als tuin en/of weide bij de woning. Het zuidelijk gedeelte van de planlocatie blijft agrarisch in gebruik.
3.2 Locatie Fliertsestraat Ongenummerd
Op deze locatie blijft de bestaande veldschuur, die voor agrarische bedrijfsdoeleinden wordt gebruikt, behouden en wil de initiatiefnemer ten noordwesten daarvan één nieuwe bedrijfswoning realiseren. De overige gronden blijven in gebruik voor agrarische bedrijfsdoeleinden.
De bedrijfswoning is georiënteerd op de watergang Herveldsche Leigraaf en op het centrale erf. De indeling van het erf sluit aan bij de kenmerkende inrichting van boerenerven in het buitengebied. De bedrijfswoning heeft een goot- en bouwhoogte van maximaal 4 respectievelijk 9 meter en een inhoud van maximaal 600 m³. De bestaande inrit naar de veldschuur wordt naar het zuiden verschoven en biedt in de toekomstige situatie toegang tot het centrale erf. Parkeren vindt plaats op eigen terrein. De fruitboomgaard blijft toegankelijk via de bestaande toegang aan de noordoostkant van het perceel.
De woonkavel wordt landschappelijk ingepast door middel van de aanleg van een elzensingel aan de noordkant, die het erf duidelijk afscheidt van de boomgaard, de aanplant van solitaire bomen verspreid over het erf en de aanleg van een knip- en scheerheg aan de westkant van het perceel. De bestaande groenvoorziening aan de zuidkant (houtsingel met essen) blijft gehandhaafd. In afbeelding 8 is de toekomstige situatie weergegeven.
![]() |
Afbeelding 8: toekomstige erfinrichting locatie Fliertsestraat ongenummerd (bron: Oostzee ontwerp & advies) |
Hoofdstuk 4 Beleidskader
4.1 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte staan de plannen van de Rijksoverheid voor ruimte en mobiliteit. Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Om dit te bereiken laat het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan de decentrale overheden (provincie en gemeenten) en komt de gebruiker centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
Beoordeling en conclusie
Dit bestemmingsplan maakt het omzetten van een agrarische bedrijfswoning in een burgerwoning en de bouw van één nieuwe agrarische bedrijfswoning mogelijk. Deze ontwikkeling is, gezien de aard en omvang daarvan, een lokale ontwikkeling die geen relatie heeft met het ruimtelijke ordeningsbeleid op rijksniveau. Er zijn geen nationale belangen in het geding. Het initiatief conflicteert dan ook niet met het nationaal ruimtelijke ordeningsbeleid zoals vastgelegd in de SVIR.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geeft richtlijnen voor de inhoud van bestemmingsplannen, voor zover het gaat om ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang. De normering uit het Barro werkt zoveel mogelijk direct door op het niveau van de lokale besluitvorming. Bij besluitvorming over bestemmingsplannen moeten de regels van het Barro worden gerespecteerd.
Beoordeling en conclusie
Het initiatief is een lokale ontwikkeling. Er zijn geen nationale belangen in het geding. Dit initiatief conflicteert daarom niet met het nationaal ruimtelijk ordeningsbeleid. Het Barro heeft geen doorwerking naar dit bestemmingsplan.
Ladder voor duurzame verstedelijking
Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen, is per 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening. De ladder ziet op een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. De ladder is een verplicht motiveringsinstrument, dat moet worden toegepast bij elk ruimtelijk besluit dat een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' mogelijk maakt. Wat onder een nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt verstaan, is in artikel 1.1.1 Bro bepaald: “De ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.” Uit de jurisprudentie komt naar voren dat het wel een nieuwe stedelijke ontwikkeling van enige omvang moet zijn (ECLI:NL:RVS:2016:1503).
Per 1 juli 2017 is een gewijzigde Ladder in werking getreden. Hierin is de tekst van de Ladder teruggebracht naar de essentie, namelijk de noodzaak om aan te geven dat de voorgenomen nieuwe stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte plus een motivering als de stedelijke ontwikkeling niet binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd: “De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien” (artikel 3.1.6 lid 2 Bro).
Beoordeling en conclusie
Dit bestemmingsplan maakt het omzetten van een agrarische bedrijfswoning in een burgerwoning op de locatie Wageningsestraat 63 en de bouw van één nieuwe agrarische bedrijfswoning aan de Fliertsestraat mogelijk. Per saldo wordt er één extra woning mogelijk gemaakt. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, is daarbij geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. De totale hoeveelheid aan bebouwing neemt bovendien af door de sloop van de agrarische bedrijfsbebouwing op de locatie Wageningsestraat 63. De ontwikkelingen op beide locaties zijn daarom niet aan te merken als een stedelijke ontwikkeling zoals bedoeld in het Bro.
De Ladder voor duurzame verstedelijking is niet van toepassing op dit bestemmingsplan.
4.2 Provinciaal En Regionaal Beleid
Omgevingsvisie Gelderland
Provinciale Staten hebben op 9 juli 2014 de Omgevingsvisie Gelderland (hierna: de Omgevingsvisie) vastgesteld. Nadien zijn nog enkele actualisatieplannen vastgesteld, waarvan de meest recente op 28 juni 2017 is vastgesteld. De provincie kiest er in de Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:
- een duurzame economische structuur(versterking);
- het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.
Deze twee hoofddoelen benadrukken de rol en de kerntaken van de provincie als middenbestuur. Zij beïnvloeden elkaar. Economische structuurversterking vraagt om een aantrekkelijk vestigingsklimaat, een goede bereikbaarheid en voldoende vestigingsmogelijkheden. Dit betekent ook een aantrekkelijke woon- en leefomgeving met de unieke kwaliteiten van natuur, water en landschap in Gelderland. De provinciale hoofddoelen zijn uitgewerkt en vertaald in provinciale ambities, die moeten resulteren in een divers, dynamisch en mooi Gelderland.
Beoordeling en conclusie
De Omgevingsvisie is concreet uitgewerkt in de hierna beschreven Omgevingsverordening Gelderland. Deze bevat concrete regels, waaraan het bestemmingsplan wordt getoetst. De Omgevingsvisie zelf bevat geen aanduidingen, die voor dit bestemmingsplan van belang zijn. Het plan is dan ook in overeenstemming met de Omgevingsvisie.
Omgevingsverordening Gelderland
Provinciale Staten hebben de Omgevingsverordening Gelderland (hierna: de verordening of de Omgevingsverordening) vastgesteld op 24 september 2014. De verordening wordt regelmatig geactualiseerd. De meest recente actualisatie van de verordening dateert van 28 juni 2017.
De regels in de verordening kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied, op delen of op gebiedsgerichte thema's. Gemeenten moeten binnen een bepaalde termijn hun bestemmingsplan afstemmen op de in de verordening opgenomen regels. De regels in de verordening zijn gebaseerd op de provinciale omgevingsvisie en hebben de status van algemeen verbindende voorschriften.
Beoordeling
Dit bestemmingsplan maakt het omzetten van een agrarische bedrijfswoning in een burgerwoning, met sloop van de bestaande bedrijfsbebouwing, op de locatie Wageningsestraat 63 en de bouw van één nieuwe agrarische bedrijfswoning aan de Fliertsestraat mogelijk. Er wordt daarmee één extra woning toegevoegd.
De Omgevingsverordening bevat concrete regels met betrekking tot het thema wonen. Nieuwe woonlocaties zijn uitsluitend toegestaan wanneer dit past in het huidige door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma. Hetzelfde geldt voor de door Gedeputeerde Staten vastgestelde kwantitatieve opgave wonen voor de regio (artikel 2.2.1.1). De gemeente Overbetuwe heeft haar woningbouwprogramma, zowel kwalitatief als kwantitatief, vastgelegd in de Woonagenda 2020. In dit bestemmingsplan wordt één extra woning mogelijk gemaakt. Dit past binnen het woningbouwprogramma zoals vastgelegd is in de Woonagenda (zie ook paragraaf 4.3). De beoogde woningbouw past daarom binnen de kwalitatieve en kwantitatieve woningbouwopgave van de regio. In dit opzicht is het plan in overeenstemming met de Omgevingsverordening.
In het plangebied gelden volgens de Omgevingsverordening enkele specifieke aanduidingen:
- plussenbeleid (locatie Fliertsestraat ongenummerd);
- tijdelijk verbod uitbreiding, nieuwvestiging, hervestiging glastuinbouw (beide locaties);
- intrekgebied, KWO-vrije zone en boringsvrije zone (beide locaties);
Deze aanduidingen bevatten regels met betrekking tot het winnen van fossiele energie en glastuinbouw. Beide gebruiksvormen zijn met het toekomstige gebruik niet aan de orde. Het bestemmingsplan maakt ook geen handelingen of gebruik mogelijk, dat in strijd is met de regels voor de KWO-vrije en voringsvrije zone.
Op de locatie Fliertsestraat geldt het 'plussenbeleid'. Dit beleid is van toepassing op uitbreiding van niet-grondgebonden veehouderijbedrijven. Daarvan is op deze locatie geen sprake. Er is een grondgebonden agrarisch bedrijf aanwezig en het bestemmingsplan maakt uitsluitend grondgebonden agrarische bedrijfsvoering mogelijk. Het plussenbeleid is dus niet van toepassing.
Conclusie
Dit bestemmingsplan is in overeenstemming met de Omgevingsverordening Gelderland.
4.3 Gemeentelijk Beleid
Toekomstvisie 2020+ Overbetuwe verbindt..
Op 8 september 2009 heeft de gemeenteraad van de Overbetuwe de 'Toekomstvisie 2020, Overbetuwe verbindt..' (hierna: de Toekomstvisie+) vastgesteld. De Toekomstvisie+ van Overbetuwe is het kader voor de ontwikkeling van de gemeente Overbetuwe tot 2020. De visie geeft een richting voor de ruimtelijke, maatschappelijke en economische ontwikkeling. De Toekomstvisie+ omvat het gehele gemeentelijke beleidsterrein. Voor wat betreft de ruimtelijke onderdelen is de Toekomstvisie+ te zien als structuurvisie in de zin van artikel 2.1 Wro voor het grondgebied van de gemeente Overbetuwe. In de Toekomstvisie+ zijn de aspecten leefomgeving, vergrijzing, economische gesteldheid (werk en werkgelegenheid) en duurzaamheid opgenomen om een gewenste identiteit uiteen te zetten.
In de gemeente Overbetuwe zijn 11 kernen van verschillende grootte en met verschillende identiteiten aanwezig. Behoud van de karakteristiek en (specifieke) kwaliteiten van deze kernen is een speerpunt in het beleid.
Een andere belangrijke ontwikkeling is het kleiner worden van huishoudens. Hierdoor zijn, ook bij een gelijk blijvend aantal inwoners, meer woningen nodig en is dus meer ruimte nodig. Ook het toenemende belang van de kwaliteit van de woonomgeving leidt tot een grotere ruimtebehoefte voor wonen. Extra aandacht moet worden besteed aan kwaliteitsaspecten, zoals een attractief, gezond en veilig woonmilieu. Verder moet rekening worden gehouden met de sterker wordende wens om op een herkenbare en 'eigen' plek te wonen. Ten slotte leiden de ontwikkelingen op de woningmarkt tot extra aandacht voor levensloopbestendige woningen.
Beoordeling
Met dit bestemmingsplan wordt op de locatie Wageningsestraat 63, nabij de bebouwde kom van Zetten, een agrarisch bedrijf opgeheven en wordt de bedrijfswoning omgezet in een burgerwoning. De bestaande agrarische bedrijfsbebouwing wordt gesloopt. De toekomstige bestemming als woonperceel past in ruimtelijk-functioneel opzicht beter bij de omgeving, zeker met het oog op de beoogde ontwikkeling van het woongebied Zetten-Zuid. Daarmee draagt de ontwikkeling bij aan verbetering van de kwaliteit van de woonomgeving.
Op de locatie Fliertsestraat ongenummerd wordt één nieuwe agrarische bedrijfswoning bij een grondgebonden agrarisch bedrijf gerealiseerd. Deze locatie ligt in het stroomruggen- en oeverwallenlandschap, dat zich van oudsher kenmerkt door kleinschaligheid in de vorm van geclusterde bebouwing. Historische boerderijen, oude verbindingswegen tussen de kernen en de ligging van clusterbebouwing op ophogingen in het landschap zijn enkele landschapskenmerken, die in Overbetuwe veel voorkomen. De planlocatie aan de Fliersestraat ligt op een duidelijk herkenbare woerd met een historische beeldbepalende boerderij.
De bedrijfswoning wordt binnen de bestaande planologische bouwcontouren gerealiseerd en het perceel wordt landschappelijk ingepast. Hierdoor wordt de kleinschaligheid van de planlocatie, in samenhang met het perceel Fliertsestraat 2, versterkt en wordt het bebouwingscluster nog duidelijker herkenbaar in het landschap. De ontwikkeling past dan ook binnen de landschappelijk-stedenbouwkundige uitgangspunten van de Toekomstvisie+.
Conclusie
Dit bestemmingsplan past in de met de Toekomstvisie+ beoogde beleidslijn door een passende functie mogelijk te maken op beide locaties in het landelijk gebied. De beoogde locaties zijn geschikt om te wonen. Op de locatie Fliertsestraat ongenummerd wordt het perceel landschappelijk ingepast conform de uitgangspunten van de Toekomstvisie+ voor het stroomruggen- en oeverwallenlandschap.
Beleidsregel 'Functiewijziging en nieuwvestiging in het buitengebied'
De beleidsregel 'Functiewijziging en nieuwvestiging in het buitengebied' uit 2008 bestaat uit regels, een toelichting en een gebiedstypenkaart. De beleidsregel bevat het toetsingskader voor concrete verzoeken om functiewijzigingen in het buitengebied.
Beoordeling
Dit bestemmingsplan voorziet in een functiewijziging in het buitengebied: het omzetten van een agrarische bedrijfswoning in een burgerwoning, met sloop van de bestaande bedrijfsbebouwing, op de locatie Wageningsestraat 63 en de bouw van één nieuwe agrarische bedrijfswoning aan de Fliertsestraat. Het plangebied ligt in het gebiedstype agrarisch gebied. Artikel 7 van de beleidsregel bevat regels voor dit gebiedstype.
Op de locatie Wageningsestraat 63 wordt circa 450 m² agrarische bedrijfsgebouwen gesloopt. Op basis van artikel 7.1 kan in dat geval medewerking worden verleend aan het realiseren van één nieuwe woning in een bestaand of nieuw op te richten gebouw. De initiatiefnemer wil deze mogelijkheid niet benutten op de locatie Wageningsestraat 63, maar een bedrijfswoning oprichten bij diens agrarische bedrijfslocatie aan de Fliertsestraat. Uitgangspunt van de beleidsregel, is een reductie van de hoeveelheid bebouwing van ten minste 50%. Met inachtneming van de mogelijkheid om bijgebouwen bij de beide woningen in de toekomstige situatie te realiseren, is de reductie minder dan 50%. Daarom vindt tevens verevening op andere manieren plaats, namelijk door de aanleg van een natuurvriendelijke oever aan de Herveldsche Leigraaf aan de noordwestkant van de locatie Fliertsestraat ongenummerd (zie afbeelding 9) en door landschappelijke inpassing van deze planlocatie (zie nader paragraaf 3.2). Beide ontwikkelingen vinden plaats op het grondgebied van de initiatiefnemer. De aanleg van een natuurvriendelijke oever maakt, dat de ecologische potenties van de Herveldsche Leigraaf beter worden benut dan in de huidige situatie met een rechte loop en steile oevers. Op deze plek, over een lengte van circa 150 meter, gaat dit niet ten koste van de windsingel en de hoogstamfruitboomgaard. De wijze van uitvoering (verdiepte plas-dras oever) is in overleg met het waterschap tot stand gekomen.
![]() |
![]() |
Afbeelding 9: verevening door aanleg natuurvriendelijke oever aan de Herveldsche Leigraaf, onder: profiel A-A' (bron: Oostzee ontwerp & advies) |
De in de beleidsregel opgenomen maatvoeringseisen voor de woning en bijgebouwen, zijn in dit bestemmingsplan doorvertaald. Op beide planlocaties wordt gebruik gemaakt van de bestaande inrit, die op de locatie Fliertsestraat ongenummerd iets zuidelijk wordt verlegd.
Conclusie
Dit bestemmingsplan past in de met de beleidsregel 'Functiewijziging en nieuwvestiging in het buitengebied' beoogde doelstellingen. Aan de voorwaarden om medewerking te verlenen aan de realisatie van één nieuwe bedrijfswoning op de locatie Fliertsestraat ongenummerd wordt voldaan. Er wordt voorzien in voldoende verevening door de sloop van circa 450 m² agrarische bedrijfsbebouwing, de aanleg van een natuurvriendelijke oever en landschappelijke inpassing.
Landschapsontwikkelingsplan Overbetuwe (LOP)
In het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) uit 2009 zijn de (algemene) doelstellingen en gebiedsspecifieke opgaven voor Overbetuwe geformuleerd. De hoofddoelstelling betreft het ontwikkelen van een sterke samenhangende landschappelijke structuur met een eigen Betuwse identiteit, die tegenwicht biedt aan de verstedelijking en waarbij belangrijke landschappelijke waarden duurzaam in stand worden gehouden. Per deelgebied zijn daarnaast gebiedsspecifieke opgaven opgenomen.
Beoordeling
Dit bestemmingsplan voorziet in een ruimtelijke ontwikkeling in het buitengebied, namelijk het omzetten van een agrarische bedrijfswoning in een burgerwoning, met sloop van de bestaande bedrijfsbebouwing, op de locatie Wageningsestraat 63 en de bouw van één nieuwe agrarische bedrijfswoning aan de Fliertsestraat. Voor de locatie Fliertsestraat ongenummerd is het LOP daarom van belang.
De planlocatie ligt in het deelgebied 3 (Herveldsche Veld). In dit deelgebied wordt ingezet op onder meer de volgende relevante doelstellingen:
- aanleg natuurvriendelijke oevers Herveldsche Leigraaf;
- stimuleren erfbeplanting en aanleg poelen ten behoeve van versterking van het contrast tussen openheid en kleinschaligheid en benutten ecologische kansen;
- beleefbaar houden woerd rondom Fliertsestraat 2 door behoud openheid rondom de woerd.
Het initiatief draagt op verschillende manieren bij aan deze doelstellingen.
Er wordt een kleinschalig woonperceel ontwikkeld, waar de bedrijfswoning wordt gebouwd en de veldschuur behouden blijft. De bouwmogelijkheden worden ten opzichte van het huidige bestemmingsplan verkleind. Het perceel wordt landschappelijk ingepast, waardoor dit ruimtelijk en landschappelijk een eenheid vormt met het perceel Fliertsestraat 2. Door de aanplant van erfbeplanting wordt het contrast met het omliggende agrarisch gebied verhoogd. Dit verhoogt ook de beleefbaarheid en herkenbaarheid van de woerd. In afbeelding 10 zijn de concrete ingrepen en beplantingssoorten aangegeven.
![]() |
Afbeelding 10: beplantingsplan landschappelijke inpassing nieuwe bedrijfswoning aan de Fliertsestraat |
Daarnaast wordt compensatie in de vorm van natuurontwikkeling gerealiseerd door de Herveldse Leigraaf ten noorden van het perceel over een lengte van ongeveer 160 meter van een natuurvriendelijke oever te voorzien (plasdras-oever met diepe berm). Ook in dit opzicht wordt dan ook bijgedragen aan een doelstelling van het LOP.
Conclusie
Na realisatie van de beoogde ontwikkeling, inclusief landschappelijke inpassing en natuurontwikkeling, ontstaat een woonperceel dat past in de omgeving en bijdraagt aan meerdere doelstellingen van het LOP. Door de ontwikkeling wordt het contrast tussen de woerd en het omliggende grootschaliger agrarisch gebied versterkt en worden de ecologische potenties van de Herveldsche Leigraaf beter benut.
Woonagenda Overbetuwe 2020
In de Woonagenda 2020 verwoordt de gemeente Overbetuwe haar doelen en ambities op het gebied van wonen. Als basis voor deze woonagenda is een opgavennotitie opgesteld. Deze woningmarktanalyse geeft zicht op huidige en toekomstige kansen en knelpunten en is het startpunt voor de uitwerking van de woonagenda. De woonagenda bevat geen gedetailleerd uitvoeringsprogramma, maar de koers waarbinnen de komende jaren plannen voor kernen en locaties kunnen worden uitgewerkt. De ontwikkelingen, die de komende jaren afkomen op de gemeente (vergrijzing, gezinsverdunning), vragen om meer variatie in het woonaanbod. Over het algemeen zijn inwoners tevreden over hun woonsituatie. Niet voor iedereen is het echter even makkelijk om een woning naar wens te vinden. De gemeente wil over voldoende woningen met de juiste kwaliteit beschikken om huishoudens de gewenste stappen in hun wooncarrière te laten maken. Dat wil zeggen voor iedere stap in de levensloop een geschikt woonalternatief.
Accentpunten zijn:
- Aandacht voor urgente huisvestingsnood: inzetten op geschikte woningen voor bijzondere doelgroepen;
- Betaalbaarheid en beschikbaarheid: meer betaalbare huurwoningen beschikbaar;
- Wijs omgaan met de bestaande woningvoorraad: inzetten op verduurzaming;
- Een levensloopvriendelijke gemeente: langer thuis wonen en er op uit;
- Een gezonde woningmarkt in balans: prioriteren én versnellen van onze woningbouwplannen.
Het aantal huishoudens binnen de gemeente neemt in de periode 2015-2040 naar verwachting toe met ca. 2.250. Tot 2025 is een uitbreiding van de woningvoorraad met 1.400 woningen nodig voor het oplossen van bestaande tekorten en voor het opvangen van de autonome huishoudengroei.
Beoordeling
Het gemeentelijk beleid, zoals vastgelegd in de Woonagenda 2020, is gericht op kwaliteitsverbetering van de bestaande woningvoorraad en op mogelijkheden voor inbreiding en intensivering. In dit geval wordt er één extra woning mogelijk gemaakt. Dit betreft een bedrijfswoning bij een bestaand agrarisch bedrijf. De agrarisch activiteiten op de locatie Wageningsestraat 63, nabij de bebouwde kom van Zetten, worden daarentegen beëindigd. Op deze locatie wordt de bedrijfswoning omgezet naar een burgerwoning. Beide locaties zijn geschikte locaties om te wonen. Daarnaast past het plan ook in kwantitatief opzicht in het beleid. De woningbouwopgave in Overbetuwe wordt jaarlijks gemonitord. Met de ontwikkeling in het plangebied is daarbij rekening gehouden.
Conclusie
De ontwikkeling is in kwalitatieve en kwantitatieve zin in overeenstemming met de gemeentelijke Woonagenda 2020.
Hoofdstuk 5 Milieu- En Omgevingsaspecten
5.1 Milieueffectrapportage
Per 1 april 2011 is het Besluit m.e.r. gewijzigd. De belangrijkste aanleidingen hiervoor zijn de modernisering van de m.e.r. wetgeving in 2010 en de uitspraak van het Europese Hof van 15 oktober 2009. Uit deze uitspraak volgt dat de omvang van een project niet het enige criterium mag zijn om wel of geen m.e.r.(-beoordeling) uit te voeren. Ook als een project onder de drempelwaarde uit lijst D zit, kan een project belangrijke nadelige gevolgen hebben, als het bijvoorbeeld in of nabij een gevoelig natuurgebied ligt. Gemeenten en provincies moeten daarom vanaf 1 april 2011 ook bij kleine projecten, zoals het onderhavige, beoordelen of een m.e.r.(-beoordeling) nodig is.
Ook de Implementatiewet 'herziening m.e.r. richtlijn' heeft mogelijk gevolgen voor dit bestemmingsplan. Sinds 16 mei 2017 is deze wet in werking. De richtlijn wijzigt de procedure en de inhoud van het MER en de m.e.r.-beoordeling, maar ook de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Dit heeft gevolgen voor de inhoud en procedure van de ruimtelijke plannen. Voor activiteiten, die zijn opgenomen in onderdeel D van de Bijlage bij het Besluit m.e.r. en waarvan de omvang beneden de in kolom 2 genoemde drempel ligt, geldt een vormvrije m.e.r.-beoordeling.
Beoordeling en conclusie
Dit bestemmingsplan maakt het omzetten van een voormalige agrarische bedrijfswoning in een burgerwoning, met beëindiging van de agrarische bedrijfsactiviteiten, alsmede de bouw van een nieuwe bedrijfswoning op een andere locatie mogelijk. Deze ontwikkelingen worden niet genoemd in lijst D van het Besluit m.e.r. De ontwikkelingen in totaliteit zijn, gezien de aard van de wijziging en kleinschalige omvang van de ontwikkelingen (vermindering totale hoeveelheid bebouwing, beëindiging agrarisch bedrijf), geen stedelijk ontwikkelingsproject zoals bedoeld in het Besluit m.e.r.
Er is daarom geen sprake van een m.e.r.-plichtige activiteit in dit bestemmingsplan.
5.2 Geluid
Op basis van de Wet geluidhinder (artikel 77 Wgh) dient bij een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd als het plan mogelijkheden biedt voor:
- de toevoeging van een nieuwe woning of andere geluidsgevoelige functie binnen de zone van een weg;
- de aanleg van een nieuwe weg;
- de reconstructie van een bestaande weg.
De breedte van de zone van een weg is afhankelijk van het aantal rijstroken, het stedelijk gebied en de maximumsnelheid. Alle wegen hebben geluidzones, met uitzondering van wegen die in een als 'woonerf' aangeduid gebied liggen en wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt.
In de Wgh zijn grenswaarden opgenomen met betrekking tot de geluidbelasting op de gevels van woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen. De voorkeursgrenswaarde voor de geluidbelasting op de gevel is 48 dB en mag in principe niet worden overschreden. Onder bepaalde voorwaarden mag de geluidbelasting hoger zijn dan de voorkeursgrenswaarde. Hiervoor moet met een ontheffing een hogere waarde worden vastgesteld. De maximale ontheffingswaarde voor nieuwe woningen buiten de bebouwde kom is 53 dB.
Beoordeling
Dit bestemmingsplan voorziet in het omzetten van de agrarische bedrijfswoning Wageningsestraat 63 in een burgerwoning. Daarmee is geen sprake van nieuwe geluidsgevoelige objecten, omdat zowel een bedrijfswoning als een burgerwoning geluidsgevoelig is. Ook wijzigt de situering van de woning niet. De Wgh schrijft dan ook geen akoestisch onderzoek voor deze planlocatie voor.
Op de locatie Fliertsestraat ongenummerd wordt een nieuwe bedrijfswoning mogelijk gemaakt en is er sprake van een nieuw geluidsgevoelig object. De woning ligt binnen de geluidzone van de Fliertsestraat en de Woerdsestraat. De Fliertsestraat is een doodlopende weg, waarvan de planlocatie het laatste perceel vormt. Daarmee is de geluidhinder vanwege deze weg verwaarloosbaar. De Woersestraat is een smalle, lokale weg met een geringe verkeersintensiteit. De bedrijfswoning ligt op ongeveer 140 meter afstand van deze weg. Gezien de geringe verkeersintensiteit en de afstand tot de weg, kan op voorhand redelijkerwijs worden aangenomen, dat wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde en er sprake zal zijn van een aanvaardbaar akoestisch woonklimaat. Nader onderzoek wordt daarom niet noodzakelijk en niet zinvol geacht.
Conclusie
Op de locatie Wageningsestraat 63 wijzigt in akoestisch opzicht niets. Voor de nieuwe bedrijfswoning aan de Fliertsestraat is op voorhand een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in de woning in voldoende mate gegarandeerd. Akoestisch onderzoek is niet noodzakelijk.
5.3 Luchtkwaliteit
De hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen staan beschreven in de Wet milieubeheer (hierna: Wm). Hierin zijn grenswaarden opgenomen voor luchtvervuilende stoffen. Voor ruimtelijke projecten zijn fijn stof (PM10 en PM2,5) en stikstofdioxide (NO2) de belangrijkste stoffen.
Een project is toelaatbaar als aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
- het project leidt per saldo niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
- het project draagt alleen niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging;
- het project is opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een regionaal programma van maatregelen.
Om te bepalen of een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtkwaliteit is een algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate' (Besluit NIBM) en een ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) vastgesteld waarin de uitvoeringsregels zijn vastgelegd. Een project kan in twee situaties NIBM bijdragen aan de luchtkwaliteit:
- het project behoort tot de lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) die is opgenomen in de Regeling NIBM;
- het project heeft een toename van minder dan 3% van de jaargemiddelde concentratie NO2 en PM10 (1,2ìg/m3).
Beoordeling
Dit bestemmingsplan maakt het omzetten van een voormalige agrarische bedrijfswoning in een burgerwoning, met beëindiging van de agrarische bedrijfsactiviteiten, alsmede de bouw van een nieuwe bedrijfswoning op een andere locatie mogelijk. De ontwikkelingen vallen gezien hun aard, zonder meer onder de Regeling NIBM. Er wordt slechts één extra woning mogelijk gemaakt en bovendien wordt een agrarische bedrijfslocatie wegbestemd. Daarmee is zonder meer sprake van een ontwikkeling die niet in betekenende mate bijdraagt.
Conclusie
De luchtkwaliteit wordt met de ontwikkelingen in het plangebied niet in betekenende mate aangetast en een luchtkwaliteitsonderzoek is niet noodzakelijk. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
5.4 Bedrijven En Milieuzonering
Onder milieuzonering wordt verstaan het waar nodig zorgen voor een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds bedrijven of overige milieubelastende functies en anderzijds milieugevoelige functies, zoals woningen. Bij de planontwikkeling moet rekening worden gehouden met milieuzonering om de kwaliteit van het woon- en leefmilieu te handhaven en te bevorderen en daarnaast bedrijven voldoende zekerheid te bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitvoeren.
Bij de milieuzonering wordt gebruik gemaakt van de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) opgestelde publicatie 'Bedrijven en milieuzonering'. In de publicatie is een lijst opgenomen met bedrijfstypen. Voor de bedrijfstypen zijn indicatieve (richt)afstanden bepaald voor de milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De richtafstanden vormen een indicatie van de aanvaardbaarheid in de situatie dat gevoelige functies in de nabijheid van milieubelastende functies worden gesitueerd. Als bekend is welke activiteiten concreet worden beoogd of aanwezig zijn, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van de richtafstanden).
De richtafstanden zijn afgestemd op de omgevingskwaliteit, zoals die wordt nagestreefd in een rustige woonwijk of een vergelijkbaar omgevingstype. Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Binnen gemengde gebieden heeft men te maken met milieubelastende en milieugevoelige functies die op korte afstand van elkaar zijn gesitueerd. Direct naast woningen komen andere functies voor, zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. In gemengde gebieden kunnen de richtafstanden met één afstandsstap worden verlaagd.
Beoordeling
Op de locatie Wageningsestraat 63 wordt een agrarische bedrijfsfunctie (grondgebonden agrarisch bedrijf) wegbestemd. Er is geen sprake van een dusdanige mate van functiemenging in de omgeving, dat van 'gemengd gebied' kan worden gesproken. Binnen de richtafstand tot het agrarische bedrijf (50 meter) bevinden zich enkele bestaande woningen en een klein gedeelte van het te ontwikkelen woongebied Zetten-Zuid. Daarmee zorgt de ontwikkeling voor een afname van overlast voor de omgeving. Voor de woning Wageningsestraat 63 zelf, die in de huidige functie als bedrijfswoning reeds een gevoelige functie is, wijzigt er niets. Er treden geen belemmeringen op voor omliggende bedrijven ten gevolge van deze wijziging.
Op de locatie Fliertsestraat is al een agrarische bedrijfslocatie aanwezig. Dit wijzigt niet. Wel wordt ter plaatse een gevoelige functie, een bedrijfswoning, toegevoegd. De planlocatie kan, gezien de aard van de omgeving, als 'rustig buitengebied' worden aangemerkt. De reguliere richtafstanden zijn van toepassing. In de omgeving van de planlocatie is één bedrijfsfunctie aanwezig: het houtbewerkingsbedrijf/meubelmakerij met aan de Fliertsestraat 2 (60 m²). Dit bedrijfstype behoort in beginsel tot milieucategorie 3.1 (vervaardiging van overige artikelen van hout, b.o. < 200 m² (SBI-code 162-1)). Daarbij behoort een richtafstand van 50 meter.
De bedrijfswoning wordt op ruim 20 meter afstand van de rand van het bedrijfsperceel gerealiseerd en ligt daarmee binnen de richtafstand tot het bedrijf. Zoals in de inleiding van de paragraaf is aangegeven, zijn de richtafstanden echter indicatief en kan daarvan gemotiveerd worden afgeweken, mits bekend is welke activiteiten concreet aanwezig zijn. Er kan dan uitgegaan worden van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van de richtafstanden). De houtbewerkingsactiviteiten van het bedrijf vinden plaats binnen de bestaande monumentale bebouwing. Deze bebouwing is op ongeveer 45 meter afstand van de bedrijfswoning gesitueerd. Aangezien het monumentale, beeldbepalende bebouwing betreft en het ter plaatse geldende bestemmingsplan geen bouwmogelijkheden op (wezenlijk) kortere afstand tot de planlocatie biedt, kan redelijkerwijs worden uitgegaan van bestendiging van deze situatie. Op het perceel vinden geen zware activiteiten met een industrieel karakter plaats; het betreft een relatief kleinschalig en ambachtelijk bedrijf. Daarom valt er op basis van de huidige bedrijfsactiviteiten en de redelijkerwijs te verwachten activiteiten in de toekomst, geen onevenredige overlast vanwege het bedrijf te verwachten. Ook kan het bedrijf de huidige bedrijfsactiviteiten zonder belemmering voortzetten. Daarom is het in dit geval aanvaardbaar en verantwoord om de richtafstand los te laten en de bedrijfswoning op de beoogde locatie te realiseren. Er wordt voldoende afstand tot de bedrijfsbebouwing in acht genomen.
Conclusie
Vanuit het aspect bedrijven en milieuzonering is er op beide planlocaties geen sprake van belemmeringen. Op de locatie Wageningsestraat 63 leidt het wegbestemmen van een grondgebonden agrarisch bedrijf tot een verbetering van het woon- en leefklimaat voor de omgeving. Op de locatie Fliertsestraat ongenummerd kan gemotiveerd worden afgeweken van de richtafstand en wordt voldoende afstand tot het naastgelegen bedrijf aangehouden. Van belemmeringen over en weer is daardoor geen sprake.
5.5 Geurhinder
Voor veehouderijen is de regelgeving ten aanzien van het specifieke aspect geur vastgelegd in de Wet geurhinder en veehouderij (hierna: Wgv). Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moet worden gekeken naar de aanvaardbaarheid van deze plannen in verband met omliggende geurbronnen, de zogenaamde omgekeerde werking.
Beoordeling
Dit bestemmingsplan maakt op de locatie Wageningsestraat 63 een omzetting van een bedrijfswoning naar een burgerwoning mogelijk. Daarmee is en blijft er sprake van geurgevoelig object, waarmee omliggende veehouderijen rekening moeten houden. Het aspect geurhinder vormt in het kader van de Wgv dan ook geen belemmering of beperking op deze locatie.
Op de locatie Fliertsestraat ongenummerd wordt een nieuwe bedrijfswoning mogelijk gemaakt. Dit betreft een nieuw geurgevoelig object zoals bedoeld in de Wgv. In de omgeving van de planlocatie zijn geen veehouderijen aanwezig. Daarom is het uitgesloten, dat er vanuit het aspect geurhinder belemmeringen voor de ontwikkelingen optreden. Een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is voldoende gegarandeerd en er worden geen agrarische bedrijven onevenredig belemmerd.
Conclusie
Vanuit het aspect geurhinder zijn er geen belemmeringen voor de ontwikkelingen op beide planlocaties.
5.6 Bodem
De bodemkwaliteit vormt een belangrijk aspect bij bouwontwikkelingen. In het kader van functiewijziging en herinrichting vormt de bodemkwaliteit bij ontwikkeling van ruimtelijke functies een belangrijke afweging. De Bouwverordening bevat een verbod voor het bouwen van woningen op verontreinigde grond.
Beoordeling
Dit bestemmingsplan maakt de omzetting van de agrarische bedrijfswoning Wageningsestraat 63 naar een burgerwoning mogelijk. Zowel in de huidige situatie als in de toekomstige situatue is er daarmee sprake van een gevoelige functie, waarbij in de woning permanent personen verblijven. In die zin treden dan ook geen wijzigingen op in het gebruik van de woning en de direct omliggende gronden. Ook vinden er geen ingrepen in de bodem plaats, omdat gebruik wordt gemaakt van de bestaande woning. Een bodemonderzoek wordt daarom niet noodzakelijk geacht.
Op de locatie Fliertsestraat ongenummerd wordt een nieuwe bedrijfswoning mogelijk gemaakt. In de huidige situatie is er geen gevoelige functie aanweizg. Een bodemonderzoek is daarom noodzakelijk, voordat de bedrijfswoning wordt gebouwd. Op voorhand zijn er gezien het huidige gebruik van het perceel als boomgaard geen bodemverontreinigingen en daarmee geen belemmeringen voor het beoogde gebruik te verwachten. Redelijkerwijs kan worden verondersteld, dat de bodem geschikt is voor het toekomstige gebruik.
Conclusie
Het aspect bodemkwaliteit vormt geen belemmering in het kader van dit bestemmingsplan. Voordat de nieuwe bedrijfswoning op de locatie Fliertsestraat ongenummerd wordt gebouwd, zal een bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd.
5.7 Externe Veiligheid
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege handelingen met gevaarlijke stoffen. De handelingen kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de productie, als op het transport van gevaarlijke stoffen. Uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) vloeit de verplichting voort om in ruimtelijke plannen in te gaan op de veiligheidsrisico's in het plangebied ten gevolge van handelingen met gevaarlijke stoffen. Deze externe veiligheidsrisico's moeten worden beoordeeld voor twee risiconormen, te weten het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Voor beide risiconormen geldt dat hoe groter de afstand tussen planontwikkeling en risicobron is, des te kleiner zal de impact van het plan zijn op de hoogte van het risico.
Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico (PR) heeft tot doel om hetzelfde minimale beschermingsniveau te bieden voor iedere burger in Nederland. Het PR beschrijft de kans per jaar dat een onbeschermd individu komt te overlijden door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het PR wordt uitgedrukt in risicocontouren rondom de risicobron (bedrijf, weg, spoorlijn, etc.), waarbij de 10-6-contour (kans van 1 op 1 miljoen op overlijden) de maatgevende grenswaarde is.
Groepsrisico
Het groepsrisico (GR) is een afwegingsinstrument dat tot doel heeft een bewuste afweging te stimuleren over het risico op een ongeval met een groot aantal slachtoffers. Het GR beschrijft de kans dat een groep van 10 of meer personen gelijktijdig komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR geeft een indicatie van de maatschappelijke ontwrichting in geval van een ramp. Het GR wordt uitgedrukt in een grafiek, waarin de kans op overlijden van een bepaalde groep (bijvoorbeeld 10, 100 of 1.000 personen) wordt afgezet tegen de kans daarop. Voor het GR geldt een oriëntatiewaarde als ijkpunt in de verantwoording (géén norm).
Voor elke verandering van het GR (af- of toename) in het invloedsgebied moet verantwoording worden afgelegd over de wijze waarop de toelaatbaarheid van deze verandering in de besluitvorming is betrokken.
Samen met de hoogte van het GR moeten andere kwalitatieve aspecten worden meegenomen in de beoordeling van het GR. Onder deze aspecten vallen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. Onderdeel van deze verantwoording is overleg met (advies vragen aan) de regionale brandweer.
Beoordeling
Met behulp van de provinciale Risicokaart is beoordeeld, of in de omgeving van het plangebied risicovolle inrichtingen of transportroutes voor gevaarlijke stoffen aanwezig zijn. In afbeelding 7 is een uitsnede van de risicokaart opgenomen. De informatie van de risicokaart levert de volgende inzichten op.
![]() |
Afbeelding 11: uitsnede risicokaart, blauwe cirkel links de locatie Wageningsestraat 63 en blauwe cirkel rechts de locatie Fliertsestraat (bron: http://nederland.risicokaart.nl, raadpleging 17 januari 2018) |
Dit bestemmingsplan voorziet in het omzetten van de bedrijfswoning Wageningsestraat 63 naar een burgerwoning. Met deze ontwikkeling treden er met betrekking tot het aspect externe veiligheid geen relevante wijzigingen op. Er is en blijft sprake van een kwetsbaar object. De situering daarvan wijzigt niet. De ontwikkeling heeft geen invloed op de hoogte van het GR.
Op de locatie Fliertsestraat ongenummerd wordt een nieuwe bedrijfswoning toegestaan. Daarmee wordt een nieuw kwetsbaar object mogelijk gemaakt. Daarom is deze ontwikkeling vanuit externe veiligheidsoogpunt relevant.
Risicovolle inrichtingen
In de omgeving van de planlocatie zijn geen risicovolle inrichtingen aanwezig. De in afbeelding 11 zichtbare inrichtingen liggen op ten minste 900 meter afstand van de planlocatie. De locatie ligt daarmee buiten de risicocontour en het invloedsgebied van deze risicobronnen.
Buisleidingen
Ruim 1.100 meter ten noorden van de planlocatie ligt een gasleiding (N-574-10). Het plangebied ligt buiten de risicocontour en het invloedsgebied van de buisleiding. Ten aanzien van deze risicobron is er geen sprake van belemmeringen.
Transportroutes
De Betuweroute en de rijksweg A15 zijn transportroutes voor gevaarlijke stoffen. Beide liggen ongeveer 1 kilometer ten zuiden van de planlocatie. De projectlocatie ligt buiten de plaatsgebonden risicocontouren van deze transportroutes. Wel ligt het plangebied binnen het invloedsgebied van deze risicobronnen. Binnen het invloedsgebied wordt een nieuw kwetsbaar object mogelijk gemaakt. Omdat de afstand tussen de bedrijfswoning en de risicobron groter is dan 200 meter, hoeft het groepsrisico alleen beperkt verantwoord te worden. Hierdoor hoeft niet de hoogte van het groepsrisico in beeld gebracht te worden, maar enkel nog de aspecten zelfredzaamheid en beheersbaarheid (beperkte verantwoordingsplicht).
Verantwoording groepsrisico
De gemeente heeft bij het invullen van de beperkte verantwoordingsplicht een grote mate van beoordelingsvrijheid. Ten aanzien van de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid heeft de veiligheidsregio adviesrecht. Dit bestemmingsplan maakt de bouw van één extra bedrijfswoning mogelijk. Daarnaast wordt een agrarische bedrijfslocatie planologisch opgeheven. Tevens wordt een bestaande bedrijfswoning vervangen door een nieuwe woning. Door deze ontwikkelingen neemt het aantal personen in het plangebied minimaal toe. Gezien deze zeer beperkte toename en de afstand tot de risicobronnen, wordt geconcludeerd dat er voldoende afstand tussen de functies aanwezig is. De invloed op het GR zal minimaal zijn en de aanwezigen in het plangebied kunnen voldoende zelfredzaam worden geacht. Er zijn voldoende vluchtmogelijkheden. Ten aanzien van de bestrijdbaarheid in geval van een calamiteit bestaan geen belemmeringen. De gemeente acht het groepsrisico verantwoord en het restrisico wordt geaccepteerd.
Conclusie
Het plangebied ligt buiten de de PR 10-6-risicocontour van risicovolle inrichtingen, buisleidingen en transportroutes. Wel ligt het invloedsgebied van de rijksweg A15 en de Betuweroute over het plangebied. De ontwikkelingen in het plangebied hebben echter een minimale invloed op het groepsrisico. Dit is in deze paragraaf verantwoord. Het groepsrisico wordt verantwoord geacht. Het aspect externe veiligheid zorgt daarom niet voor belemmeringen bij de planontwikkeling.
5.8 Kabels En Leidingen
Het verrichten van werkzaamheden in de nabijheid van hoogspanningsmasten en -kabels en dergelijke kan gevaar met zich meebrengen. Om dit gevaar zoveel mogelijk te beperken, moet de leidingbeheerder aangeven onder welke voorwaarden de werkzaamheden veilig plaats kunnen vinden.
Beoordeling
Aan de zuidkant van de planlocatie Wageningsestraat 63 is een hoogspanningsverbinding aanwezig. De bijbehorende belemmeringenstrook reikt gedeeltelijk over de planlocatie. Binnen de belemmeringenstrook wordt geen nieuwe bebouwing opgericht. Ook zijn er geen werkzaamheden aan de orde, die gevaar ten aanzien van kabels en leidingen met zich mee kunnen brengen. De belemmeringenstrook wordt in het bestemmingsplan met een dubbelbestemming gehandhaafd. Bij de locatie Fliertsestraat ongenummerd zijn geen planologisch relevante kabels en leidingen aanwezig.
Conclusie
Dit aspect levert geen belemmeringen op voor de realisatie van het plan.
5.9 Waterparagraaf
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6 lid 1 onder b) moet inzicht worden gegeven in de gevolgen voor de waterhuishouding die samenhangen met de ruimtelijke ontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt. Daarbij zijn de hierna beschreven beleidsstukken van belang.
Rijksbeleid
Nationaal waterplan
In december 2015 heeft het kabinet het Nationaal Waterplan vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2016-2021 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water, en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiertoe worden genomen.
Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.
Provinciaal beleid
Provinciaal Waterplan
In het Waterplan Gelderland is het waterbeleid beschreven aan de hand van een aantal thema's, zoals landbouw, wateroverlast, watertekort, natte natuur, grondwaterbescherming en hoogwaterbescherming. Voor deze thema's is beschreven welke doelstellingen voor 2027 en 2015 er liggen. Daarbij is beschreven hoe de provincie voor de planperiode de uitvoering van acties ziet om die doelstellingen te bereiken. Bij sommige thema's gelden aanvullende waterdoelstellingen voor specifieke waterhuishoudkundige functies.
Waterschap Rivierenland
Waterbeheerplan 2016-2021
Dit plan, vastgesteld op 27 november 2015, gaat over het waterbeheer in het hele rivierengebied en het omvat alle watertaken van het waterschap: waterkwantiteit, waterkwaliteit, waterkering en waterketen. In het Waterbeheerplan staat wat Waterschap Rivierenland de komende periode gaat doen om inwoners van het rivierengebied veiligheid en voldoende schoon en mooi water in sloten en plassen te kunnen blijven bieden. Het plan is in samenwerking met onder meer de gemeente Overbetuwe opgesteld.
Keur Waterschap Rivierenland 2014
Voor waterhuishoudkundige ingrepen is de 'Keur Waterschap Rivierenland 2014' van toepassing. De Keur is een waterschapsverordening die gebods- en verbodsbepalingen bevat met betrekking tot ingrepen, die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. Zo is het onder andere verboden om handelingen te verrichten waardoor het onderhoud, aanvoer, afvoer en/of berging van water kan worden belemmerd, zonder een ontheffing van het Waterschap. De wateren en waterkeringen waarop de keur van toepassing is zijn vastgelegd in de legger wateren.
Realisatie van nieuwe bebouwing en/of verhard oppervlak moet hydrologisch neutraal worden uitgevoerd. Bij het toevoegen van bebouwing of verharding geldt een compensatieplicht. Er geldt een eenmalige vrijstelling van de compensatieplicht wanneer minder verharding dan 500 m² in stedelijk gebied of minder dan 1.500 m² in landelijk gebied wordt toegevoegd.
Gemeente Overbetuwe
Waterplan Overbetuwe
In 2008 stelde de gemeente Overbetuwe in samenwerking met het Waterschap Rivierenland het Waterplan Overbetuwe vast. Het waterbeheerplan van het waterschap is nadien geactualiseerd (zie hierboven), ook in samenwerking met onder meer de gemeente Overbetuwe. Beide plannen gelden naast elkaar.
In het Waterplan Overbetuwe wordt het beleidskader geschetst en worden concrete maatregelen voor het watersysteem uitgewerkt. Naast het waterplan wordt parallel een Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) opgesteld waarin de maatregelen voor de riolering (waterketen) worden uitgewerkt.
Met het opstellen van een waterplan wordt inzicht gegeven in de relevante wateropgaven voor de gemeente Overbetuwe, zoals:
- wateroverlast, het zoeken van oplossingen om wateroverlast tegen te gaan;
- waterkwaliteit, het onderzoeken van mogelijkheden voor het verbeteren van de waterkwaliteit;
- grondwater, het inventariseren van grondwateroverlast;
- beleving van water, burgers betrekken bij water;
- afspraken en taken van waterschap en gemeente.
Beoordeling (watertoets)
Op de locatie Wageningsestraat 63 wordt de bestaande agrarische bedrijfsbebouwing (ongeveer 600 m²) verwijderd. De bedrijfswoning blijft behouden en wordt omgezte naar een burgerwoning, met de mogelijkheid om bijgebouwen op te richten (maximaal 150 m²). De oppervlakte aan verharding zal op deze planlocatie dan ook significant afnemen. Daardoor is er sprake van een hydrologisch gunstige ontwikkeling.
Op de locatie Fliertsestraat ongenummerd wordt een nieuwe bedrijfswoning mogelijk gemaakt, naast de bestaande veldschuur. Planologisch neemt de oppervlakte aan verharding af, gezien de omvang van het bestaande bouwvlak. Feitelijk wordt er maximaal 267 m² extra bebouwing toegevoegd (woning 192 m² met maximaal 75 m² bijgebouwen). De drempel voor de compensatieplicht, zoals vastgelegd in de Keur Waterschap Rivierenland 2014, wordt daarmee niet overschreden. Er geldt een (eenmalige) vrijstelling van de compensatieplicht.
Het plan heeft geen negatieve invloed op oppervlaktewater of waterkeringen. Nabij de locatie Fliertsestraat ongenummerd is een watergang aanwezig (Herveldsche Leigraaf). De bedrijfswoning wordt buiten het onderhoudspad van de watergang gerealiseerd, waardoor de planontwikkeling geen negatieve effecten op de watergang heeft. In het kader van de vereiste verevening, wordt ten noorden van de planlocatie een gedeelte van de oostelijke oever van de watergang ingericht als natuurvriendelijke oever. Daarmee worden de ecologische potenties van de watergang verbeterd. Deze doelstelling komt ook terug in het LOP van de gemeente. De wijze van uitvoering (verdiepte plas-dras oever) is in overleg met het waterschap tot stand gekomen.
Conclusie
De ontwikkelingen waarin dit bestemmingsplan voorziet, leiden per saldo tot een afname van verhard oppervlak. Er treden geen negatieve effecten op de waterhuishouding, oppervlaktewater of de veiligheid van een waterkering op. Bij de uitwerking van het initiatief moeten schoon hemelwater en vuilwater gescheiden worden afgevoerd.
Gezien het bovenstaande heeft het plan geen negatieve gevolgen voor de waterhuishouding en vormt het aspect water dan ook geen belemmering in het kader van dit bestemmingsplan.
5.10 Flora En Fauna
De bescherming van de natuur is sinds 1 januari 2017 vastgelegd in de Wet Natuurbescherming (Wnb). Deze heeft de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet vervangen. De Wnb geeft het wettelijke kader voor de bescherming van natuurgebieden en voor soortenbescherming. Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan moet worden onderzocht of de Wnb ten aanzien van de bescherming van gebieden en dier- en plantensoorten de uitvoering van het plan niet in de weg staat. De provincies zijn het bevoegd gezag voor de ontheffingverlening met betrekking tot zowel de gebieds- als de soortenbescherming.
Gebiedsbescherming
In de Wnb is de bescherming opgenomen van Natura 2000-gebieden en het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan moet worden onderzocht of dit plan, afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten, significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied. Natura 2000-gebieden hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden en verstoring kunnen veroorzaken, moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats. Een ruimtelijk plan, dat significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan alleen worden vastgesteld, indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen, dat het plan de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Als deze zekerheid er niet is, kan het plan worden vastgesteld als wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:
- alternatieve oplossingen zijn niet voorhanden;
- het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard; en
- de noodzakelijke compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen: Ecologische Hoofdstructuur (EHS)) is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. Voor deze gebieden geldt een planologisch beschermingsregime. Het NNN is op provinciaal niveau uitgewerkt in het Gelders Natuurnetwerk (GNN) met de bijbehorende Groene Ontwikkelingszones (GO). Activiteiten in deze gebieden zijn alleen toegestaan als ze geen negatieve effecten hebben op de wezenlijke kenmerken of waarden of als deze kunnen worden tegengegaan met mitigerende maatregelen.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
- 1. soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
- 2. soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn en de verdragen van Bern en Bonn;
- 3. de bescherming van overige soorten.
Per beschermingsregime is aangegeven welke verboden er gelden en onder welke voorwaarden ontheffing of vrijstelling kan worden verleend door het bevoegd gezag.
Beoordeling
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt op ruime afstand van beschermde natuurgebieden. De planlocatie Wageningsestraat 63 ligt op ongeveer 3,8 kilometer afstand van het Natura 2000-gebied Rijntakken en de planlocatie Fliertsestraat ongenummerd op circa 3,2 kilometer afstand. Elementen van het GNN en de GO bevinden zich minimaal 1,2 kilometer van het plangebied.
Dit bestemmingsplan voorziet in het beëindigen van een agrarische bedrijfslocatie en het toevoegen van één nieuwe woning. Gezien de aard van de wijzigingen en de afstand tot beschermde natuurgebieden, kunnen negatieve effecten op de Natura 2000-gebieden en het GNN op voorhand worden uitgesloten. Instandhoudingsdoelstellingen komen niet in gevaar.
Vanuit het oogpunt van gebiedsbescherming bestaan er daarom geen belemmeringen voor de ontwikkelingen in het plangebied. Nader onderzoek naar de mogelijke effecten is niet nodig.
Soortenbescherming
Op de locatie Wageningsestraat wordt een agrarische bedrijfslocatie wegbestemd en wordt de bestemming gewijzigd naar 'Wonen' met behoud van de bestaande woning. De voormalige agrarische bedrijfsbebouwing wordt gedeeltelijk gesloopt. Omdat de werkzaamheden mogelijk gevolgen hebben voor beschermde soorten, is een quickscan flora en fauna voor deze planlocatie uitgevoerd (Bijlage 1). In deze quickscan is onderzocht, of er beschermde soorten op de planlocatie aanwezig of te verwachten zijn en welke mogelijke effecten de werkzaamheden op deze soorten hebben. Uit het onderzoek blijkt, dat in het plangebied geen geschikte biotopen voor planten, zoogdieren, vleermuizen, vissen, amfibieën en reptielen aanwezig zijn. Hoewel de bebouwing geschikt is als verblijfplaats voor steenmarters, is uitgesloten dat de planlocatie een vaste rust- of verblijfplaats vormt. Negatieve effecten op de genoemde soortgroepen zijn uitgesloten.
De open damwandloods, die zal worden gesloopt, is potentieel geschikt als broedplaats voor algemeen beschermde vogelsoorten. Er zijn ook diverse algemeen beschermde vogelsoorten waargenomen tijdens het veldbezoek. Deze vogelsoorten zijn buiten het broedseizoen niet beschermd. Als de sloop buiten het broedseizoen (globaal van half maart tot half augustus) plaatsvindt, zijn er geen negatieve effecten op deze soorten te verwachten.
In de voormalige agrarische bedrijfsbebouwing is een potentiële nestlocatie van een kerkuil aangetroffen en zijn meerdere verse braakballen en uitwerpselen aangetroffen. De kerkuil is een jaarrond beschermde soort. Andere jaarrond beschermde soorten zijn niet waargenomen. Nader onderzoek naar de mogelijke verblijfplaats van de kerkuil voorafgaand aan de sloop van de bebouwing, wordt geadviseerd. Indien dit noodzakelijk blijkt, zullen er maatregelen moeten worden getroffen om negatieve effecten voor de kerkuil te voorkomen. Op voorhand zijn daarvoor geen belemmeringen te verwachten. Met een voorwaardelijke verplichting is in de planregels geborgd dat dit nader onderzoek plaatsvindt en er eventueel noodzakelijke maatregelen worden getroffen voorafgaand aan de sloop.
Aan de Fliertsestraat wordt een nieuwe bedrijfswoning gerealiseerd binnen het bestaande agrarische bouwvlak. De gronden ter plaatse van de bedrijfswoning zijn momenteel in gebruik als fruitboomgaard van het agrarisch bedrijf. Gezien het huidige gebruik en de huidige inrichting, is het uitgesloten dat er beschermde soorten ter plaatse van de bedrijfswoning aanwezig zijn. Het realiseren van een agrarische bedrijfswoning heeft gezien de aard van het gebruik geen negatieve effecten op beschermde soorten. Negatieve effecten op beschermde soorten zijn daarom op voorhand uitgesloten.
Conclusie
Het aspect flora en fauna levert geen belemmering op voor de realisatie van het plan. Negatieve effecten op beschermde natuurgebieden of soorten zijn op voorhand redelijkerwijs uit te sluiten.
5.11 Archeologie En Cultuurhistorie
De bescherming van archeologisch en cultureel erfgoed in Nederland is vastgelegd in de Erfgoedwet, die op 1 juli 2016 in werking is getreden. De Erfgoedwet is in de plaats gekomen van zes wetten en regelingen op het gebied van cultureel erfgoed, waaronder de Monumentenwet 1988. Onderdelen van de Monumentenwet die van toepassing waren op de fysieke leefomgeving gaan naar de Omgevingswet die in 2019 van kracht wordt. Voor deze onderdelen is daartoe in de Erfgoedwet voor de periode 2016-2019 een overgangsregeling opgenomen. Op grond van artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel a Besluit ruimtelijke ordening moet in het plan rekening worden gehouden met cultuurhistorische waarden.
De gemeente Overbetuwe heeft voor haar gemeentelijk grondgebied een erfgoedplan en een archeologische beleidsadvieskaart gemaakt. Het erfgoedplan beoogt versterking van de plaats en betekenis van cultuurhistorie als factor in het ruimtelijk beleidsproces.
Beoordeling
In het plangebied zijn de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologische verwachting 1' (locatie Fliertsestraat ongenummerd, ter plaatse van een groot deel van de locatie) en 'Waarde - Archeologische verwachting 2' (noordwestelijk deel locatie Fliertsestraat ongenummerd en locatie Wageningsestraat 63 geheel) opgenomen. Voor bodemingrepen dieper dan 0,30 meter en met een oppervlakte van minimaal 50 m² respectievelijk 100 m² is volgens deze dubbelbestemmingen een archeologisch onderzoek noodzakelijk. Op de locatie Wageningsestraat zullen deze drempelwaarden niet worden overschreden. Met de bouw van de bedrijfswoning op de locatie Fliersestraat ongenummerd, worden de drempelwaarden voor archeologisch onderzoek wel overschreden. Een archeologisch onderzoek is dan ook noodzakelijk, voordat een omgevingsvergunning voor het bouwen van de bedrijfswoning kan worden verleend.
In dit bestemmingsplan worden de huidige archeologische dubbelbestemmingen overgenomen. Op deze wijze is de bescherming van archeologische waarden voor de toekomst gewaarborgd en is geborgd dat tijdig een archeologisch onderzoek plaatsvindt.
Conclusie
Het plangebied ligt in gebieden met archeologische verwachtingswaarden. Met het opnemen van archeologische dubbelbestemmingen in dit bestemmingsplan, wordt de bescherming van de archeologische waarden voor de toekomst gewaarborgd. Voordat bouwwerkzaamheden en/of andere grondingrepen worden verricht, moet een archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Dit zal voor de bouw van de bedrijfswoning het geval zijn.
5.12 Verkeer En Parkeren
Parkeren
De gemeente Overbetuwe heeft haar parkeerbeleid en -normen vastgelegd in de Nota Parkeernormen gemeente Overbetuwe 2016. Uitgangspunt is dat parkeren op eigen terrein plaatsvindt. Per woning zijn 2 parkeerplaatsen benodigd.
In dit geval voorziet het bestemmingsplan in het wijzigen van een agrarische bedrijfslocatie naar een woonperceel op de locatie Wageningsestraat 63. De parkeerdruk neemt hierdoor niet toe. Bij de woning is voldoende parkeergelegenheid aanwezig op de bestaande verharding. Deze blijft in stand. Aan de Fliertsestraat wordt een nieuwe bedrijfswoning mogelijk gemaakt. Parkeren dient op eigen terrein te worden voorzien. In het inrichtingsplan is daarmee rekening gehouden. Het parkeren vindt plaats op het centrale erf. Er is voldoende ruimte aanwezig om in de benodigde 2 parkeerplaatsen te voorzien.
In de planregels is opgenomen dat voldoende parkeergelegenheid bij de woning en bedrijfswoning aanwezig dient te zijn. Er zijn met betrekking tot het parkeren geen belemmeringen.
Verkeer
Voor het bepalen van de verkeersgeneratie, kan gebruik worden gemaakt van de kencijfers van CROW-publicatie 317 ('Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie'). Het wijzigen van een agrarische bedrijfswoning naar een burgerwoning, leidt niet tot een wijziging van het aantal verkeersbewegingen. Met het wegbestemmen van een agrarische bedrijfslocatie, neemt de verkeersgeneratie aan de Wageningsestraat 63 af. Gebruik wordt gemaakt van de bestaande in-/uitrit.
Op de locatie Fliertsestraat ongenummerd neemt de verkeersgeneratie door het toevoegen van een bedrijfswoning beperkt toe. Vanuit verkeerskundig oogpunt zijn er geen belemmeringen te verwachten om de verkeersbewegingen op te vangen. Het woonperceel ligt aan het einde van een doodlopende weg. De in-/uitrit wordt iets verschoven, maar dit heeft gezien de ligging aan het eind van de doodlopende weg geen effect op de verkeersafwikkeling. Op de omliggende infrastructuur heeft de ontwikkeling geen merkbaar effect op het aantal verkeersbewegingen. Er zijn ook geen wijzigingen met betrekking tot de verkeersafwikkeling nodig.
Hoofdstuk 6 Juridische Planopzet
6.1 Algemene Opzet
Inleiding
Dit hoofdstuk bevat de concrete vertaling van het beleidsgedeelte en de gewenste ontwikkelingen (voorafgaande hoofdstukken) in het juridisch gedeelte van het bestemmingsplan (de verbeelding en regels).
Het bestemmingsplan 'Buitengebied, Wageningsestraat 63 en Fliertsestraat ongenummerd (nabij 2), Zetten' bestaat uit de volgende onderdelen:
De toelichting
In de toelichting is de ontwikkeling beschreven en verantwoord, zowel op basis van het beleid als op basis van milieu-hygiënische aspecten, aangevuld met een toelichting op de juridische opzet en de uitvoerbaarheid van het plan.
De regels
De regels bevatten de bouw- en gebruiksregels binnen de verschillende bestemmingen en algemene regels die in het gehele plangebied gelden. Daarnaast zijn waar nodig afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden opgenomen, om het plan de benodigde flexibiliteit te geven.
De verbeelding
Op de verbeelding zijn de bestemmingen 'Agrarisch', 'Verkeer', 'Water', 'Wonen', 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' en 'Waarde - Archeologische verwachting 1, 2 en 3' opgenomen. Op beide locaties is een bouwvlak opgenomen. Ook zijn er enkele nadere aanduidingen opgenomen, die in de volgende paragraaf waar nodig worden toegelicht.
De opzet van het plan
Het bestemmingsplan is een juridisch plan, dat bindend is voor de inwoners en voor de overheid. Qua systematiek en inhoud is aangesloten bij de huidige bestemmingsplannen 'Buitengebied Overbetuwe' (locatie Fliertsestraat ongenummerd) en 'Zetten-Hemmen' (locatie Wageningsestraat 63). Gekozen is voor een concreet, gedetailleerd plan, omdat sprake is van concrete ontwikkelingen, waarbij het uit landschappelijk-stedenbouwkundig oogpunt gewenst is dat de bouw- en gebruiksmogelijkheden concreet orden vastgelegd. Dit betekent onder meer dat de bouwvlakken op maat zijn opgenomen. Het plan sluit daarnaast aan op de vereisten vanuit het LOP van Overbetuwe.
Bouwplan
Indien een aanvraag om omgevingsvergunning wordt ingediend, zijn in eerste instantie de bestemming met bijhorende regels van belang. Als het nieuwe en het beoogde gebruik past binnen de toegekende bestemming, dan kan de omgevingsvergunning worden verleend.
6.2 Toelichting Op De Verbeelding En Regels
Op de verbeelding zijn de bestemmingen onderscheiden. De bestemmingen zijn afgeleid uit het gebruik (de aanwezige functies). De bestemmingen vormen het zogenaamde casco van het plan, waarvan in beginsel niet mag worden afgeweken. Hierna worden de in het plan opgenomen bestemmingen nader toegelicht.
Agrarisch
Op het perceel Fliertsestraat ongenummerd blijft een agrarische bedrijfsbestemming liggen. Er is een bouwvlak opgenomen voor de nieuwe bedrijfswoning. De goot- en bouwhoogte bedragen maximaal 4 en 9 meter. Het bouwvlak heeft een omvang van 12 x 16 meter.
Het agrarisch bouwvlak wordt gehandhaafd rondom de bestaande veldschuur. Binnen dit bouwvlak is agrarische bedrijfsbebouwing toegestaan. De maatvoeringseisen sluiten aan op het huidige bestemmingsplan.
Op het perceelsgedeelte achter de voorgevel van het voorste gebouw (de veldschuur) is de aanduiding 'bijgebouwen' opgenomen. Uitsluitend binnen deze zone zijn aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij de bedrijfswoning toegestaan.
Verder zijn kleinschalige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.
De gronden met de bestemming 'Agrarisch' zijn onder meer bestemd voor de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf, hobbymatig agrarisch grondgebruik, één bedrijfswoning, extensieve dagrecreatie en bijbehorende voorzieningen waaronder tuin en erf bij de bedrijfswoning. Voor het agrarisch bedrijf blijven de gebruiksmogelijkheden daarmee gelijk aan de huidige bestemming.
Aan de bouw van de bedrijfswoning is een aantal voorwaardelijke verplichtingen gekoppeld:
- de agrarische bedrijfsbebouwing op de locatie Wageningsestraat 63 ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding dient te zijn gesloopt;
- de natuurvriendelijke oever aan de Herveldsche Leigraaf moet aangelegd zijn;
- binnen één jaar na realisatie van de woning, moet de landschappelijke inpassing volgens de uitgangspunten van het opgestelde inrichtingsplan gerealiseerd zijn.
Op deze manier is geborgd dat er voldoende verevening plaatsvindt.
Verkeer
Een gedeelte van de doodlopende Fliertsestraat is in het plangebied opgenomen en bestemd als 'Verkeer'. Deze weg vormt de toegang tot het agrarisch perceel en de beoogde bedrijfswoning en veldschuur op deze locatie. Binnen de bestemming zijn onder meer verharde en onverharde wegen en paden toegestaan. Binnen de bestemming zijn slechts beperkte bouwmogelijkheden voor bouwwerken en kleinschalige nutsvoorzieningen opgenomen.
Water
Ter plaatse van de Herveldsche Leigraaf en de verplicht te realiseren verbreding door middel van een natuurvriendelijke oever, is de bestemming 'Water' opgenomen. De plek van de natuurvriendelijke oever is specifiek aangeduid op de verbeelding. Binnen de bestemming zijn slechts beperkte bouwmogelijkheden voor bouwwerken opgenomen.
Wonen
Met dit bestemmingsplan wordt de agrarische bedrijfswoning Wageningsestraat 63 omgezet in een burgerwoning. Dit perceel wordt daarom bestemd als 'Wonen'. De gronden zijn bestemd voor wonen, al dan niet met een aan huis gebonden beroep onder voorwaarden, hobbymatig agrarisch grondgebruik en bijbehorende voorzieningen.
Er is een bouwvlak opgenomen ter plaatse van de bestaande woning. Het hoofdgebouw is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak. Buiten het bouwvlak zijn aan- en uitbouwen en bijgebouwen toegestaan achter de voorgevel van de woning. Hiervoor is de aanduiding 'bijgebouwen' opgenomen. De gezamenlijke oppervlakte bijgebouwen per bouwperceel is maximaal 90 m². De te slopen bebouwing is met een specifieke bouwaanduiding aangegeven op de verbeelding.
Leiding - Hoogspanningsverbinding
Vanwege de ligging van een hoogspanningsverbinding aan de zuidkant van de planlocatie Wageningsestraat 63, is de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' opgenomen. Met deze dubbelbestemming wordt gewaarborgd, dat geen werkzaamheden worden uitgevoerd binnen de belemmeringenstrook van de verbinding, die nadelige gevolgen op het functioneren en onderhouden van de verbinding kunnen hebben. Bij de voorgenomen planontwikkeling is daar overigens geen sprake van.
Waarde - Archeologische verwachting 1 en 2
In het plan zijn de archeologische dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologische verwachting 1 en 2' opgenomen, ten behoeve het behoud en de bescherming van archeologische waarden in en nabij het plangebied. Deze dubbelbestemmingen komen overeen met de archeologische beleidskaart van de gemeente en met de huidige bestemmingsplannen. Naast de betreffende dubbelbestemming hebben de betrokken gronden altijd nog een hoofdbestemming. De regels van de hoofdbestemming en de dubbelbestemming zijn beide van toepassing, maar bij strijd tussen deze bepalingen prevaleren de bepalingen van de dubbelbestemming. De reden hiervoor is dat de belangen van de dubbelbestemming zwaarder wegen dan die van de hoofdbestemming. De dubbelbestemming bevat een omgevingsvergunningplicht en plicht tot het doen van archeologisch onderzoek voor bodemingrepen dieper dan 0,3 meter onder het maaiveld, met een oppervlakte van meer dan 50 danwel 100 m², afhankelijk van de bestemming. Voordat een omgevingsvergunning voor het 'bouwen' wordt verleend waarbij deze waarde wordt overschreden, moet een archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
Algemene regels
Anti-dubbeltelregel
Deze regel is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Algemene bouwregels
In dit artikel is een regeling met betrekking tot ondergronds bouwen opgenomen. Dit is in beginsel uitsluitend toegestaan, daar waar bovengronds ook gebouwen zijn toegestaan. Tevens is een regeling opgenomen ten aanzien van bestaande afwijkende maatvoeringen, zoals hoogten en oppervlakten.
Algemene gebruiksregels
Dit artikel bevat de vormen van gebruik, die in ieder geval strijdig zijn met de regels van het bestemmingsplan.
Algemene aanduidingsregels
Op de verbeelding zijn op de planlocatie Fliertsestraat ongenummerd twee gebiedsaanduidingen opgenomen: 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' en 'overige zone - waardevol landschap'. De planlocatie maakt namelijk onderdeel uit van een grondwaterbeschermingsgebied en behoort tot een landschappelijk waardevol gebied. In de algemene aanduidingsregels zijn specifieke regels opgenomen ter bescherming en waarborging van deze belangen. Deze zijn van toepassing naast de opgenomen bestemmingen en prevaleren in geval van strijd met de hoofdbestemming.
Algemene afwijkingsregels
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan door middel van een omgevingsvergunning afgeweken kan worden van het bestemmingsplan. Het gaat hier onder meer om kleinschalige afwijkingen van de voorschreven maatvoering, overschrijdingen van de bouwgrenzen, de maximale inhoud van (bedrijfs)woningen, tijdelijk kamperen.
Algemene wijzigingsregels
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan door middel van een wijzigingsplan afgeweken kan worden van het bestemmingsplan. Dit betreft kleine wijzigingen van de bestemmingsgrenzen en het bouwen van kleine gebouwen voor openbare nutsvoorzieningen.
Algemene procedureregels
In dit artikel is de procedure in geval van toepassing van de in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheden beschreven.
Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht
Het voor alle bestemmingsplannen verplichte overgangsrecht is opgenomen. Bouwwerken welke op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaan (of waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is aangevraagd) mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. De overgangsbepaling houdt niet in dat het bestaand, illegaal opgerichte, bouwwerk legaal wordt, noch brengt het met zich mee dat voor een dergelijk bouwwerk alsnog een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen kan worden verleend. Burgemeester en wethouders kunnen in beginsel dus nog gewoon gebruik maken van hun handhavingbevoegdheid. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment van inwerkingtreding van het plan mag eveneens worden voortgezet.
Slotregel
Dit artikel geeft aan op welke manier de regels kunnen worden aangehaald.
Hoofdstuk 7 Financiële Toelichting
Kostenverhaal
Uitgangspunt voor de beoogde ontwikkelingen is dat deze voor de gemeente budgetneutraal worden ontwikkeld. Op grond van artikel 6.12 lid 1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de gemeenteraad van Overbetuwe verplicht om, als sprake is van een bouwplan, de gemeentelijke kosten te verhalen. De gemeentelijke kosten worden verhaald door middel van een anterieure overeenkomst, die met de initiatiefnemer is afgesloten. Het kostenverhaal is daarmee anderszins verzekerd. De kosten voor de herziening van het bestemmingsplan worden verhaald op basis van de gemeentelijke legesverordening.
Met de eigenaar van de gronden in het plangebied is een planschadeovereenkomst afgesloten. In deze overeenkomst zijn afspraken gemaakt over het verhaal van planschadekosten. Dit is daarin op afdoende wijze vastgelegd.
Financiële haalbaarheid
De initiatiefnemer beschikt over voldoende middelen om de voorgestane ontwikkelingen te kunnen realiseren. Er zijn geen onvoorziene hoge kosten te verwachten. Ook is er geen sprake van onzekere financiële bijdragen van anderen. De financieel-economische haalbaarheid is hiermee in voldoende mate aangetoond.
Hoofdstuk 8 Overleg En Inspraak
8.1 Inleiding
De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd voordat een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Bovendien kan het noodzakelijk zijn om belanghebbenden de gelegenheid te bieden om hun visie omtrent het plan te kunnen geven. Dit is afhankelijk van de inspraakverordening van de gemeente. Pas daarna kan de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan van start gaan.
8.2 Inspraak
De Wro zelf bevat geen bepalingen over inspraak. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken. Voor dit bestemmingsplan heeft, gezien de aard en kleinschalige omvang van de ontwikkelingen die met deze bestemmingsplanherziening mogelijk gemaakt zijn, geen inspraak plaatsgevonden.
8.3 Overleg
Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) geeft aan dat het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg pleegt met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen. Ook moet overleg worden gepleegd met die diensten van provincie en Rijk, die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen, welke in het plan in het geding zijn. Gezien de aard en omvang van de ontwikkelingen, heeft in dit geval geen vooroverleg plaatsgevonden.
8.4 Vaststellingsprocedure
De vaststellingsprocedure van het bestemmingsplan heeft plaatsgevonden volgens artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening. Het bestemmingsplan is in dit kader ter visie gelegd gedurende een periode van zes weken. Gedurende deze periode kon een ieder zijn zienswijzen kenbaar maken tegen het plan. Er zijn geen zienswijzen ingediend tegen het ontwerpbestemmingsplan. Wel zijn er ambtshalve enkele correcties in de regels en toelichting aangebracht. Er is een quickscan flora en fauna uitgevoerd, die als bijlage bij de toelichting is opgenomen. Ook is de voorwaardelijke verplichting in artikel 3.2.3 beter geformuleerd.
Het plan is vervolgens op 4 september 2018 gewijzigd vastgesteld door de gemeenteraad.
8.5 Beroep
Na vaststelling wordt het bestemmingsplan voor de tweede maal zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden tegen het vaststellingsbesluit beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Indien geen beroep wordt ingesteld, is het plan na deze beroepstermijn onherroepelijk en treedt het plan in werking.
Bijlage 1 Inrichtingsplan
Bijlage 2 Nota Parkeernormen Overbetuwe 2016
Bijlage 2 Nota Parkeernormen Overbetuwe 2016