KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden
Artikel 4 Tuin
Artikel 5 Wonen
Artikel 6 Waarde - Archeologie
Artikel 7 Waarde - Archeologische Verwachting 2
Artikel 8 Waterstaat - Beschermingszone Watergang
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Artikel 10 Algemene Bouwregels
Artikel 11 Algemene Gebruiksregels
Artikel 12 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 13 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 14 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 15 Algemene Procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 16 Overgangsrecht
Artikel 17 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging En Beschrijving Plangebied
1.3 Huidig Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie
Hoofdstuk 3 Toekomstige Situatie
Hoofdstuk 4 Beleidskader
4.1 Rijksbeleid
4.2 Provinciaal Beleid
4.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 5 Milieu- En Omgevingsaspecten
5.1 Milieueffectrapportage
5.2 Geluid
5.3 Luchtkwaliteit
5.4 Bedrijven En Milieuzonering
5.5 Geurhinder
5.6 Bodem
5.7 Externe Veiligheid
5.8 Kabels En Leidingen
5.9 Waterparagraaf
5.10 Flora En Fauna
5.11 Archeologie En Cultuurhistorie
5.12 Verkeer En Parkeren
Hoofdstuk 6 Juridische Planopzet
6.1 Algemene Opzet
6.2 Toelichting Op De Verbeelding En Regels
Hoofdstuk 7 Financiële Toelichting
Hoofdstuk 8 Overleg En Inspraak
8.1 Inleiding
8.2 Inspraak
8.3 Overleg
8.4 Vaststellingsprocedure
8.5 Beroep
Bijlage 1 Inrichtingsplan Stenenkamerstraat 45
Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 2 Onderzoek Driftblootstelling Bij Bespuiting Fruitboomgaard
Bijlage 3 Bodemonderzoek
Bijlage 4 Quickscan Flora En Fauna

Buitengebied, Stenenkamerstraat 45 en 51, Herveld (2019)

Bestemmingsplan - Gemeente Overbetuwe

Vastgesteld op 25-06-2019 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 Plan

Het bestemmingsplan 'Buitengebied, Stenenkamerstraat 45 en 51, Herveld (2019)' met identificatienummer NL.IMRO.1734.0307BUITstenkstr45-VSG1 van de gemeente Overbetuwe.

1.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde objecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 Aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

Een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten niet specifiek publiekgericht zijn, en dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse.

1.4 Aan- en uitbouw

Een aan een hoofdgebouw gebouwde ruimte, die daaraan ruimtelijk (door zijn constructie of afmetingen) ondergeschikt is - maximaal bestaande uit één bouwlaag al dan niet met kap - met dien verstande dat een aanbouw een zelfstandige ruimte is en een uitbouw een uitbreiding van een reeds bestaande ruimte van een hoofdgebouw is.

1.5 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 Aanduidingsgrens

Grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 Afwijken van de bouwregels en/of van de gebruiksregels

Een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening juncto artikel 2.12, onder 1, onder a, onder 1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.8 Agrarisch bedrijf

Een bedrijf, dat is gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden, fokken en/of africhten van dieren, inclusief pensionstallen als ondergeschikte nevenactiviteit.

1.9 Archeologisch deskundige

De regionaal (beleids)archeoloog of een andere door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg;

1.10 Archeologisch onderzoek

Onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling beschikkend over een door een erkende certificerende instelling afgegeven certificaat voor opgraven en werkend conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA) dan wel, na vaststelling ervan door de Minister van OCW, de normen zoals opgesteld door het Centraal College van Deskundigen Archeologie (CCvD);

1.11 Archeologische verwachting

Een toegekende hoge, middelmatige of lage archeologische verwachting in verband met de kennis en wetenschap van de in dat gebied te verwachten overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;

1.12 Archeologische waarde

Een toegekende archeologische waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;

1.13 Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.14 Bedrijf

Een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.

1.15 Bestaand

  1. a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat en is gebouwd krachtens een onherroepelijke omgevingsvergunning voor het bouwen, of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een onherroepelijke omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag vóór het tijdstip van terinzagelegging is ingediend;
  2. b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat en in overeenstemming is met het voorheen geldende planologische regime.

1.16 Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.17 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.18 Bijgebouw

Een niet aan een hoofdgebouw verbonden gebouw, dat door zijn vorm, functie, situering en/of afmetingen ondergeschikt is aan dat op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.19 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.20 Bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.21 Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.22 Bouwperceelsgrens

De grens van een bouwperceel.

1.23 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.24 Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.25 Detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Horeca-activiteiten en detailhandel in volumineuze goederen zijn hieronder niet begrepen.

1.26 Erf

Het gedeelte van een bouwperceel gelegen buiten het, binnen het bouwperceel gelegen, bouwvlak.

1.27 Evenement

Een incidenteel plaatsvindende activiteit in de vorm van een voor publiek bestemde uitvoering/verrichting van vermaak op het gebied van sport, muziek of op sociaal-cultureel vlak.

1.28 Extensieve dagrecreatie

Recreatief medegebruik van gronden zoals wandelen, paardrijden, fietsen, varen, zwemmen en vissen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte.

1.29 Gebouw

Elk bouwwerk, dat voor een mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden (twee of meer wanden die tot de constructie behoren) omsloten ruimte vormt.

1.30 Grondgebonden agrarisch bedrijf

Een agrarisch bedrijf waarvan de bedrijfsvoering volledig of nagenoeg volledig is gericht op het gebruik maken van grond als productiemiddel.

1.31 Hoofdgebouw

Een gedeelte van een gebouw, inclusief aan- en uitbouwen, datdoor zijn situering en/of afmetingen als belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel is aan te merken.

1.32 Huishouden

Een persoon die of groep personen die gezamenlijk, onbestendig voor onbepaalde tijd, een huishouding voert.

1.33 Inwoning

Twee huishoudens die, in afwijking van het begrip woning, één woning bewonen met gemeenschappelijk gebruik van één of meerdere voorzieningen of (verblijfs)ruimten van die woning en waarbij de woning één hoofdtoegang behoudt en de voorzieningen c.q. (verblijfs)ruimten onderling vrij toegankelijk zijn.

1.34 Kelder

Een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, beneden of tot ten hoogste 0,50 meter boven de kruin van de weg, waaraan het bouwperceel is gelegen.

1.35 Landschappelijke kwaliteiten/waarden

De aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare -al dan niet begroeide- deel van het aardoppervlak, dat wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur.

1.36 Landschaps-/inrichtingsplan

Een plan bij realisering van nieuwe bouw- en/of gebruiksmogelijkheden waarin de ruimtelijke (waaronder landschappelijke) inpassing hiervan in de bestaande situatie wordt beschreven.

1.37 Lawaaisporten

Sportbeoefening die met veel lawaai gepaard gaat zoals bijvoorbeeld motor- en autosport, karten, modelvoer- en vaartuigen.

1.38 Nevenactiviteit

Een activiteit ondergeschikt aan de hoofdactiviteit in zowel omvang (m²), omzet als de effecten op het woon- en leefklimaat.

1.39 Niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering

De agrarische bedrijfsvoering die niet geheel of hoofdzakelijk van de open grond als agrarisch productiemiddel afhankelijk is, maar waarvan de productie geheel of overwegend in gebouwen en/of verharding plaatsvindt, zoals varkens-, kalver- of pluimveefokkerij, eendenmesterij of -fokkerij en champignonkwekerij.

1.40 Normaal onderhoud, gebruik en beheer

Werkzaamheden die ter plaatse regelmatig terugkeren, teneinde tot een goed beheer van de gronden te komen; hieronder vallen niet de incidentele ingrepen in bijvoorbeeld de cultuurtechnische situatie of werkzaamheden die een onherstelbare aantasting betekenen van de aan een gebied toegekende waarde.

1.41 Nutsvoorziening

Voorziening ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen/installaties ten behoeve van gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.

1.42 Omgevingsvergunning

Een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.43 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening.

1.44 Ondergeschikte bouwdelen

Bouwdelen van beperkte afmetingen, die buiten het gebouw uitsteken, zoals schoorstenen, windvanen, dakoverstekken, balkons en liftschachten.

1.45 Ondergronds

Onder peil.

1.46 Overkapping

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een dak en maximaal één gesloten wand.

1.47 Peil

  1. a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang aan een weg grenst, mits het gebouw op een afstand van niet meer dan 20 m van die weg is gelegen: 35 cm boven de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. voor overige bouwwerken: de gemiddelde bouwhoogte van het aansluitend terrein.

1.48 Prostitutie

Het zich tegen vergoeding beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander.

1.49 Publiekgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis

Een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak publieksaantrekkend zijn en waarvan de omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en derhalve in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan.

1.50 Seksinrichting

Een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang als zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.51 Teeltondersteunende voorzieningen

Voorzieningen, anders dan een kas, die door grondgebonden agrarische bedrijven toegepast worden om de teelt van fruit, bomen, groente of potplanten te bevorderen en te beschermen, daaronder begrepen pot- container- en gootteelt.

1.52 Twee-aaneengebouwde woning

Een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van twee aaneengebouwde woningen.

1.53 Uitvoeren

Uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven.

1.54 Voorgevel

De naar de weg en/of fiets- en voetpad gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig dient te worden aangemerkt.

1.55 Waardevol landschap

Een gebied met bijzondere landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten.

1.56 Waterhuishoudkundige voorzieningen

Waterhuishoudkundige voorzieningen zijn voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit.

1.57 Woning

Een complex van ruimten inclusief aan- en uitbouwen, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met uitzondering van de goot van dakkapellen en wolfseinden.

2.2 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.3 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van onderschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.5 Ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1,5 meter bedraagt.

2.6 Hart van de lijn

Bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de kaart en op schaal waarin het plan is vastgesteld.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch Met Waarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf, met dien verstande dat het bedrijfsmatig houden van dieren niet is toegestaan;
  2. b. hobbymatig agrarisch grondgebruik;
  3. c. het behoud, de bescherming en het herstel van kleinschalige landschapselementen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - kleinschaligheid';
  4. d. extensieve dagrecreatie met bijbehorende wegen en paden;
  5. e. in- en uitritten ten behoeve van de bestemming 'Wonen';
  6. f. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voorzieningen, parkeervoorzieningen binnen het bouwvlak, groenvoorzieningen, tuinen en erven.

3.2 Bouwregels

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  2. b. parkeervoorzieningen ten dienste van het op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouw;
  3. c. groenvoorzieningen;

een en ander met de daarbij behorende voorzieningen.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend aan- en uitbouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. ten aanzien van aan- en uitbouwen gelden de volgende regels:
    1. 1. de horizontale diepte bedraagt maximaal 1,5 m;
    2. 2. de (horizontale) diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde gronden bedraagt minimaal 2,5 m;
    3. 3. voor zover de aan- of uitbouw wordt gebouwd tegen een gevel van het hoofdgebouw bedraagt de breedte maximaal 60% van de breedte van die gevel;
    4. 4. de bouwhoogte bedraagt maximaal 4 m;
    5. 5. de oppervlakte bedraagt maximaal 6 m2;
  3. c. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m;
  4. d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen in woningen, waarbij inwoning is toegestaan;
  2. b. aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  3. c. hobbymatig agrarisch grondgebruik;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, groenvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, tuinen en erven, in- en uitritten en parkeervoorzieningen.

5.2 Bouwregels

5.3 Specifieke gebruiksregels

5.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 6 Waarde - Archeologie

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud en bescherming van waardevolle archeologische informatie in de bodem.

6.2 Bouwregels

Uitsluitend mogen bouwwerken worden opgericht ten dienste van de in artikel 6.1 omschreven doeleinden, tenzij:

  1. a. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders; of
  2. b. ten behoeve van het realiseren van nieuwe bebouwing niet dieper dan 30 cm in de bodem wordt geroerd.

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn.

De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.

6.4 Afwijken van de bouwregels

6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

6.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het verwijderen van de bestemming 'Waarde - Archeologie', indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat dit mogelijk is.

Artikel 7 Waarde - Archeologische Verwachting 2

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische resten in de bodem.

7.2 Bouwregels

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken en de inrichting van gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

7.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 8 Waterstaat - Beschermingszone Watergang

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Beschermingszone watergang' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de aanleg en het onderhoud van een watergang.

8.2 Bouwregels

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, die ten dienste staan van deze bestemming.

8.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 8.2 teneinde het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende hoofdbestemming toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de watergang geen bezwaar bestaat;
  2. b. de onder a bedoelde omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend, nadat door het bevoegd gezag advies ingewonnen is bij de betrokken beheerder van de watergang.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene Bouwregels

10.1 Ondergronds bouwen

Ondergrondse gebouwen (kelders) zijn uitsluitend toegestaan, daar waar bovengronds gebouwen aanwezig danwel toegestaan zijn overeenkomstig dit bestemmingsplan, met dien verstande dat in geaccidenteerd terrein de ondergrondse bebouwing de bovengrondse bebouwing met een (horizontale) diepte van 3 meter mag overschrijden. Ondergrondse gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in één laag ondergronds.

Artikel 11 Algemene Gebruiksregels

11.1 Strijdig gebruik

Onder een met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan:

  1. a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  2. b. een gebruik van gronden als stalling- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  3. c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie.

Artikel 12 Algemene Aanduidingsregels

12.1 Vrijwaringszone - molenbiotoop De Vink

Artikel 13 Algemene Afwijkingsregels

13.1 Maatvoering

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het plan voor het afwijken van de voorgeschreven goothoogte, (bouw)hoogte, oppervlakte, inhoud en afstand van bouwwerken, dan wel een voorgeschreven bebouwingspercentage, eventueel met overschrijding van de bouwgrenzen, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10% van de in deze regels voorgeschreven afmetingen, percentages en afstanden.

13.2 Bouwgrenzen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het plan om bij de uitvoering van het plan af te wijken van bouwgrenzen en overige aanduidingsgrenzen in het horizontale vlak op de verbeelding, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein en er geen dringende reden zijn die zich tegen de afwijking verzetten, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven niet meer dan 2,5 m bedraagt.

13.3 Ondergronds bouwen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10.1, teneinde ondergrondse gebouwen toe te staan daar waar bovengronds geen gebouwen zijn toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende regels:

  1. a. het betreft geen bebouwing in geaccidenteerd terrein;
  2. b. de bebouwde oppervlakte van de ondergrondse gebouwen bedraagt niet meer dan 25 m², in afwijking van het bepaalde artikel 2, de oppervlakte van de vloer gemeten, inclusief muren;
  3. c. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  4. d. de afwijking leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.

Artikel 14 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:

  1. a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 2,5 m en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.
  2. b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 2,5 m en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

Artikel 15 Algemene Procedureregels

15.1 Afwijken

Bij een afwijking van het bestemmingsplan, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.

15.2 Wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht, van toepassing.

15.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 16 Overgangsrecht

16.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig een omgevingsvergunning verlenen van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van het bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.
  3. c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

16.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 17 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied, Stenenkamerstraat 45 en 51, Herveld (2019)'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op het perceel Stenenkamerstraat 51 te Herveld, gemeente Overbetuwe, was voorheen een kassencomplex van een glastuinbouwbedrijf aanwezig. De initiatiefnemer wilde de kassen slopen en op het nabijgelegen perceel Stenenkamerstraat 45 een nieuw woongebouw met twee woningen realiseren. De bestaande schuur nabij de kassen blijft gehandhaafd. Dit perceel zal voor grondgebonden agrarische activiteiten worden gebruikt.

Om dit initiatief mogelijk te maken, is op 4 december 2017 het bestemmingsplan 'Buitengebied, Stenenkamerstraat 45 en 51, Herveld' vastgesteld (NL.IMRO.1734.0199BUITstenenka45-VSG1). Dit plan is inmiddels onherroepelijk. De kassen zijn gesloopt. De initiatiefnemer wil de vorm en positionering van het woongebouw ten opzichte van het eerdere voornemen wijzigen. Het woongebouw komt daarmee gedeeltelijk buiten het bouwvlak te liggen. Ook wijzigt de vorm van het woonperceel gedeeltelijk. Daarom is een nieuwe herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk. Dit bestemmingsplan 'Buitengebied, Stenenkamerstraat 45 en 51, Herveld (2019)' voorziet in een nieuw planologisch-juridisch kader om de gewenste ontwikkeling mogelijk te maken.

1.2 Ligging En Beschrijving Plangebied

Het plangebied ligt in het buitengebied van de gemeente Overbetuwe, direct ten zuiden van de kern Herveld-Noord. Op afbeelding 1 is de ligging van het plangebied weergegeven. Het plangebied ligt aan de rand van het buitengebied en grenst aan de noordkant aan het recent ontwikkelde woongebied 't Hoge Veld. Aan de overige kanten wordt het plangebied omgeven door agrarische gronden en enkele woonpercelen aan de Stenenkamerstraat. Hier zijn onder meer boerderijen, boomgaarden en -kwekerijen, akkers en de watergang Herveldse Leigraaf aanwezig. Ten westen en zuiden van het plangebied zijn bebouwingslinten aan de Binnenstraat, Tielsestraat en Schoolstraat aanwezig. Deze vormen uitlopers van de kern Herveld-Andelst. Het plangebied ligt dan ook in een overgangsgebied tussen een agrarisch gebied en de bebouwde kom. In afbeelding 1 is de ligging van het plangebied zichtbaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0307BUITstenkstr45-VSG1_0001.png"
Afbeelding 1: ligging van het plangebied (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

1.3 Huidig Bestemmingsplan

In het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied, Stenenkamerstraat 45 en 51', dat op 4 december 2017 is vastgesteld. De begrenzing van het huidige bestemmingsplan komt overeen met het plangebied van dit bestemmingsplan en is op afbeelding 2 aangegeven.

Op het perceel Stenenkamerstraat 45 is de bestemming 'Wonen' opgenomen met een bouwvlak, waarbinnen maximaal 2 woningen toegestaan zijn. De rest van het perceel is, evenals het perceel Stenenkamerstraat 51, bestemd als 'Agrarisch met waarden'. Er is een bouwvlak opgenomen ter plaatse van de bestaande, te handhaven schuur. In het plangebied geldt verder een hoge archeologische (verwachtings)waarde volgens de gemeentelijke beleidskaart (zie ook paragraaf 5.11). Ten slotte ligt het plangebied grotendeels binnen de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop De Vink'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0307BUITstenkstr45-VSG1_0002.png"
Afbeelding 2: uitsnede huidig bestemmingsplan 'Buitengebied, Stenenkamerstraat 45 en 51, Herveld' (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)


De bouw van het woongebouw past niet binnen de bouwregels van het huidige bestemmingsplan, omdat het gebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt opgericht. Daarnaast is een gedeelte van de tuinen bij het woongebouw buiten de bestemming 'Wonen' voorzien. Daarom is een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk.

1.4 Leeswijzer

Deze toelichting is als volgt opgebouwd. Na dit inleidende hoofdstuk, worden in hoofdstukken 2 en 3 respectievelijk de bestaande en de toekomstige situatie in het plangebied beschreven. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op het voor dit bestemmingsplan van toepassing zijnde rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. In hoofdstuk 5 komen de relevante milieu- en omgevingsaspecten aan de orde. Daarmee wordt inzichtelijk gemaakt of de ontwikkeling in ruimtelijk en milieuhygiënisch opzicht aanvaardbaar en haalbaar is en voldoet aan het vereiste van een goede ruimtelijke ordening. In hoofdstuk 6 is de juridische planopzet beschreven en in hoofdstuk 7 is de financiële toelichting opgenomen. Hoofdstuk 8 gaat in op enkele procedurele aspecten, zoals overleg en inspraak.

Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie

Het plangebied bestaat uit de agrarische percelen Stenenkamerstraat 45 en 51 te Herveld. Kadastraal is het plangebied bekend als gemeente Valburg, sectie H, nrs. 243, 976, 1005 (ged.) en 1288.

Het perceel Stenenkamerstraat 45 is momenteel onbebouwd en agrarisch in gebruik. Aan de zuidoostelijke en oostelijke perceelsgrenzen zijn watergangen aanwezig. Aan de zuidwestkant is een verharde ontsluiting op de Stenenkamerstraat aanwezig.

Het perceel Stenenkamerstraat 51 was voorheen in gebruik als glastuinbouwbedrijf. Het voormalige kassencomplex met een oppervlakte van circa 5.600 m² is recent gesloopt. Ten zuiden van de gesloopt kassen is een schuur (cica 300 m²) aanwezig. De schuur is bereikbaar via een verharde oprit vanaf de Stenenkamerstraat. De omliggende gronden zijn agrarisch in gebruik (weiland en tuinbouw). Op de achterste perceelsgrens is een A-watergang aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0307BUITstenkstr45-VSG1_0003.png"
Afbeelding 3: luchtfoto van de bestaande situatie en begrenzing van het plangebied (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

Hoofdstuk 3 Toekomstige Situatie

Nadat de initiatiefnemer het glastuinbouwbedrijf aan de Stenenkamerstraat 51 heeft beëindigd en de kassen heeft gesloopt, wil deze op het voorste perceelsdeel van Stenenkamerstraat 45 een woonperceel met één T-vormig woongebouw met maximaal 2 woningen realiseren. Beide woningen krijgen een afzonderlijk, vrijstaand bijgebouw. De noordelijke woning wordt door middel van een nieuwe ontsluiting op de Stenenkamerstraat ontsloten. De zuidelijke woning wordt ontsloten op de bestaande verharding aan de zuidkant van het perceel. Het perceel Stenenkamerstraat 51 blijft agrarisch in gebruik, maar uitsluitend voor grondgebonden agrarische activiteiten. Ten behoeve van dit gebruik blijft de schuur gehandhaafd. Ook de bestaande ontsluiting blijft gehandhaafd. Afbeelding 4 geeft een indruk van de toekomstige situatie.

De voorgenomen ontwikkeling van een woongebouw met 2 woningen na sloop van de kassen, is op basis van het huidige bestemmingsplan al mogelijk. De nu beoogde erfindeling en de positionering en vorm van het woongebouw passen niet binnen het huidige bestemmingsplan, dat opgesteld is op basis van een eerder voornemen.

Een voorwaarde om medewerking aan het initiatief te kunnen verlenen, is dat het woonperceel landschappelijk wordt ingepast. Er is daarom een nieuw inrichtingsplan opgesteld met een beplantingslijst (zie Bijlage 1 bij de planregels), waarin de landschappelijke inpassing is beschreven en verantwoord. Zie ook afebeelding 4. Het inrichtingsplan sluit aan bij de doelstellingen voor landschappelijke kwaliteitsverbetering uit het gemeentelijk LOP. De inpassing bestaat onder meer uit 2 houtsingels, enkele solitaire boomgroepen en een kleinschalige hoogstamfruitboomgaard. Naast landschappelijke inpassing, wordt ook een ecologische verbeteringsmaatregel getroffen door een natuurvriendelijke oever te realiseren aan de Herveldse Leigraaf ter plaatse van beide percelen in het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0307BUITstenkstr45-VSG1_0004.png"
Afbeelding 4: toekomstige inrichting perceel Stenenkamerstraat 45 (bron: Burokris)

Hoofdstuk 4 Beleidskader

4.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte staan de plannen van de Rijksoverheid voor ruimte en mobiliteit. Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Om dit te bereiken, laat het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan de decentrale overheden (provincie en gemeenten) en komt de gebruiker centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Beoordeling en conclusie
Met dit bestemmingsplan worden uitsluitend de positionering van een al toegestaan woongebouw met twee wooneenheden en de vorm en inrichting van de omliggende tuin gewijzigd. Er worden geen nieuwe woningen toegestaan. Het gaat hier over een lokale ontwikkeling, die geen relatie met het ruimtelijke ordeningsbeleid op rijksniveau heeft. Er zijn geen nationale belangen in het geding. Het initiatief conflicteert niet met het nationaal ruimtelijke ordeningsbeleid, zoals vastgelegd in de SVIR.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geeft richtlijnen voor de inhoud van ruimtelijke plannen, voor zover het gaat om ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang. De normering uit het Barro werkt zoveel mogelijk direct door op het niveau van de lokale besluitvorming. Bij besluitvorming over ruimtelijke plannen moeten de regels van het Barro worden gerespecteerd.

Beoordeling en conclusie
Het initiatief is een lokale ontwikkeling. Er zijn geen nationale belangen in het geding. Het Barro heeft geen doorwerking naar dit plan.

Ladder voor duurzame verstedelijking
Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen, is per 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening. De ladder ziet op een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. De ladder is een motiveringsinstrument dat moet worden toegepast bij elk ruimtelijk besluit dat een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' mogelijk maakt. Wat onder een nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt verstaan, is in artikel 1.1.1 Bro bepaald: 'De ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.” Uit de jurisprudentie komt naar voren dat het wel een nieuwe stedelijke ontwikkeling van enige omvang moet zijn (ECLI:NL:RVS:2016:1503).

In een bestemmingsplan moet worden aangegeven dat de voorgenomen nieuwe stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte plus een motivering als de stedelijke ontwikkeling niet binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd: 'De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien”.

Beoordeling en conclusie
Met dit bestemmingsplan worden uitsluitend de positionering van een al toegestaan woongebouw met twee wooneenheden en de vorm en inrichting van de omliggende tuin gewijzigd. Er worden geen nieuwe woningen toegestaan. Ook is er geen sprake van een uitbreiding van het ruimtebeslag voor stedelijke functies. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk. De Ladder voor duurzame verstedelijking behoeft in het kader van dit bestemmingsplan daarom niet doorlopen te worden.

4.2 Provinciaal Beleid

Omgevingsvisie Gelderland
Provinciale Staten hebben op 9 juli 2014 de Omgevingsvisie Gelderland (hierna: de Omgevingsvisie) vastgesteld. Daarna zijn nog enkele actualisatieplannen vastgesteld. De meest recente actualisatie is op 19 december 2018 vastgesteld. De provincie kiest er in de Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:

  • een duurzame economische structuur(versterking);
  • het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.


Deze twee hoofddoelen benadrukken de rol en de kerntaken van de provincie als middenbestuur. Zij beïnvloeden elkaar. Economische structuurversterking vraagt om een aantrekkelijk vestigingsklimaat met een goede bereikbaarheid en voldoende vestigingsmogelijkheden. Dit betekent ook een aantrekkelijke woon- en leefomgeving met de unieke kwaliteiten van natuur, water en landschap in Gelderland. De provinciale hoofddoelen zijn uitgewerkt en vertaald in provinciale ambities, die moeten resulteren in een divers, dynamisch en mooi Gelderland.

Beoordeling en conclusie
De Omgevingsvisie is concreet uitgewerkt in de hierna beschreven Omgevingsverordening Gelderland. Deze verordening bevat concrete regels, waaraan het initiatief wordt getoetst. De Omgevingsvisie zelf bevat geen aanduidingen of regels, die voor dit bestemmingsplan van belang zijn. Het plan is dan ook in overeenstemming met de Omgevingsvisie.

Omgevingsverordening Gelderland
Provinciale Staten hebben de Omgevingsverordening Gelderland (hierna: de Omgevingsverordening of verordening) vastgesteld op 24 september 2014. De verordening wordt geregeld geactualiseerd. De meest recente actualisatie van de Omgevingsverordening dateert van 19 december 2018.

De regels in de verordening kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied, op delen of op gebiedsgerichte thema's. Gemeenten moeten binnen een bepaalde termijn hun bestemmingsplan afstemmen op de in de verordening opgenomen regels. De regels in de verordening zijn gebaseerd op de provinciale omgevingsvisie en hebben de status van algemeen verbindende voorschriften.

Beoordeling
Het plangebied ligt geheel of gedeeltelijk binnen de volgende aanduidingen:

  • tijdelijk verbod nieuwvestiging, uitbreiding en hervestiging glastuinbouw;
  • intrekgebied;
  • molenbiotopen.

Dit bestemmingsplan maakt de bouw van een nieuw woongebouw met 2 woningen op een onbebouwd agrarisch perceel mogelijk. Dit is op basis van het huidige bestemmingsplan al toegestaan. Alle voorheen aanwezige kassen en een schuur zijn gesloopt (circa 5.600 m²), maar de bestaande schuur mag worden gehandhaafd. De bovengenoemde aanduidingen met betrekking tot glastuinbouw en intrekgebieden vormen voor de ontwikkeling geen belemmering. Het plan maakt geen nieuwvestiging, uitbreiding of hervestiging van een glastuinbouwbedrijf mogelijk. Ook zijn er geen negatieve effecten op het intrekgebied vanwege de ontwikkeling, omdat er geen winning van fossiele energie mogelijk wordt gemaakt.

Het plangebied ligt aan de rand van de molenbiotoop De Vink. Deze heeft een straal van 400 meter rondom de molen. De molenbiotoop is in het huidige bestemmingsplan vertaald en wordt in dit bestemmingsplan eveneens opgenomen. De maximale bouwhoogte van het nieuwe woongebouw (10 meter) overschrijdt de maximaal toegestane hoogte binnen de molenbiotoop niet.

Thema 'wonen'
Vanwege de aard van de bestemming, is tevens het thema 'wonen' van belang. Nieuwe woonlocaties zijn uitsluitend toegestaan wanneer dit in het vigerende door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief/Kwantitatieve Woonprogramma past. Met dit bestemmingsplan worden geen extra woningen mogelijk gemaakt. Het huidige bestemmingsplan laat immers al twee woningen in het plangebied toe. Uitsluitend de situering daarvan wijzigt.

Conclusie
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Omgevingsverordening Gelderland.

4.3 Gemeentelijk Beleid

Toekomstvisie 2020+ Overbetuwe verbindt..
Op 8 september 2009 heeft de gemeenteraad van Overbetuwe de 'Toekomstvisie 2020, Overbetuwe verbindt..' (hierna: de Toekomstvisie+) vastgesteld. De Toekomstvisie+ van Overbetuwe is het kader voor de ontwikkeling van de gemeente Overbetuwe tot 2020. De visie geeft een richting voor de ruimtelijke, maatschappelijke en economische ontwikkeling. De Toekomstvisie+ omvat het gehele gemeentelijke beleidsterrein. Voor wat betreft de ruimtelijke onderdelen is de Toekomstvisie+ te zien als structuurvisie in de zin van artikel 2.1 Wro voor het grondgebied van de gemeente Overbetuwe. In de Toekomstvisie+ zijn de aspecten leefomgeving, vergrijzing, economische gesteldheid (werk en werkgelegenheid) en duurzaamheid opgenomen om een gewenste identiteit uiteen te zetten.
In de gemeente Overbetuwe zijn 11 kernen van verschillende grootte en met verschillende identiteiten aanwezig. Behoud van de karakteristiek en (specifieke) kwaliteiten van deze kernen is een speerpunt in het beleid. Een andere belangrijke ontwikkeling is het kleiner worden van huishoudens. Hierdoor zijn, ook bij een gelijk blijvend aantal inwoners, meer woningen nodig en is dus meer ruimte nodig.

Beoordeling
Een belangrijke opgave is het behoud en de versterking van de eigenheid en kenmerken van het landschap (opgave 1). Het plangebied ligt in het stroomruggen- en oeverwallenlandschap aan de rand van een gebied dat is aangewezen als cultuurhistorisch waardevol landschap. Het stroomruggen- en oeverwallenlandschap is verdicht en kleinschalig, met een afwisselend landgebruik in onregelmatige blokverkaveling. Kenmerkend is verder de veelheid aan landelijke wegen met clusters aan vrijstaande woningen en (voormalige) boerderijen. De oeverwallen zijn in de afgelopen 60 jaar grootschaliger en opener geworden. De kwaliteit van het karakteristieke landschap wordt hierdoor bedreigd. Belangrijk is dat de kleinschaligheid van het landschap behouden blijft. Ook de contrasten tussen de open agrarische landschappen en de verdichte bebouwingsclusters zoals buurtschappen, dienen behouden te blijven of te worden versterkt.

Met het huidige bestemmingsplan is een agrarisch bouwperceel met een bouwvlak van forse omvang verkleind. Daarnaast is er circa 5.600 m2 aan kassen gesloopt. Op een nabijgelegen perceel wordt een woongebouw met maximaal twee woningen en twee vrijstaande bijgebouwen gerealiseerd. De hoeveelheid bebouwing in het plangebied neemt per saldo in aanzienlijke mate af ten opzichte van de oude situatie en de nieuwe bebouwing wordt meer in de richting van de bebouwde kom en de Stenenkamerstraat gebouwd. Hierdoor ontstaat een duidelijker zichtbaar contrast tussen het cultuurhistorisch waardevolle gebied ten zuidoosten van Herveld enerzijds en de kern Herveld en het bebouwingslint aan de Stenenkamerstraat anderzijds. Het verwijderen van de kassen is uit landschappelijk oogpunt een aanzienlijke verbetering.

Er ontstaan met de wijzigingen op beide percelen in het plangebied kleinschalige percelen, die bijdragen aan het gewenste karakter van het stroomruggenlandschap. Dit is ook in de gewijzigde inrichting het geval. Het cultuurhistorisch waardevolle gebied wordt met deze kleinschalige percelen versterkt. Het woonperceel Stenenkamerstraat 45 wordt tevens landschappelijk ingepast (zie nader hoofdstuk 3). Daarbij worden kleinschalige landschapelementen zoals een houtsingel, solitaire bomen en kleine boomgroepen aangebracht. Het achterliggende agrarische perceel blijft open van karakter. De ontwikkeling draagt bij aan het behoud en de ontwikkeling van het karakteristieke kleinschalige landschap.

Gezien het voorgaande, draagt het plan bij aan één van de centrale opgaven van de Toekomstvisie+ en is het dan ook in overeenstemming met deze visie.

Conclusie
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Toekomstvisie+.

Landschapsontwikkelingsplan Overbetuwe (LOP)
In het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) uit 2009 zijn de (algemene) doelstellingen en gebiedsspecifieke opgaven voor Overbetuwe geformuleerd. De hoofddoelstelling betreft het ontwikkelen van een sterke samenhangende landschappelijke structuur met een eigen Betuwse identiteit, die tegenwicht biedt aan de verstedelijking en waarbij belangrijke landschappelijke waarden duurzaam in stand worden gehouden. Per deelgebied zijn daarnaast gebiedsspecifieke opgaven opgenomen.

Beoordeling
In het kader van de eerdere bestemmingswijziging van 'Agrarisch met waarden' naar 'Wonen' is als voorwaarde om medewerking te kunnen verlenen aan deze wijziging gesteld, dat een goede landschappelijke inpassing op basis van een inrichtingsplan, dat past in het LOP, plaatsvindt. Deze voorwaarde gaat vanzelfsprekend ook voor de huidige gewijzigde inrichting op.

Het plangebied ligt in deelgebied 4b: de Oeverwal Herveld-Andelst. In dit deelgebied wordt ingezet op onder meer:

  • behoud en versterking van de waardevolle gradiënten door stimulering van erfbeplanting. In de zone waartoe het plangebied behoort, wordt tevens ingezet op behoud van de ruimtelijke afwisseling en versterking van de kleinschaligheid van de lagere oeverwallen. Het plangebied ligt op een lagere stroomrug in het stroomruggenlandschap. Deze versterking kan plaatsvinden door stimulering van kleinschalige woningbouw en bedrijvigheid.
  • voorkomen dat Herveld Noord wordt verbonden met de N836.
  • versterken van het contrast tussen openheid en kleinschaligheid.
  • zichtlijnen tussen oever en kom behouden.
  • herkenbaar maken van cultuurhistorie door onder meer stimulering van aanplant van fruitbomen.
  • verhogen ecologische waarden.
  • verbeteren overgang tussen kern en platteland. Een geleidelijke overgang is het uitgangspunt. Kleinschalige ontwikkelingen en versterking van bestaande groenstructuren kunnen hieraan bijdragen.

Dit bestemmingsplan voorziet in de ontwikkeling van een kleinschalig woonperceel met één woongebouw op een agrarisch perceel, grenzend aan de kom Herveld Noord. Op het nabijgelegen perceel Stenenkamerstraat 51 is het agrarisch bouwperceel met kassen vrijwel geheel gesaneerd, met uitzondering van een schuur. Dit perceel wordt uitsluitend voor grondgebonden agrarische activiteiten worden gebruikt.

Met de ontwikkeling van een kleinschalig woonperceel en het verwijderen van 5.600 m² kassen, die niet passen in het landschap, wordt bijgedragen aan versterking van de kleinschaligheid in de zone aan de Stenenkamerstraat. Het achterliggende agrarische gebied daarentegen is opener en grootschaliger geworden door het verwijderen van de kassen. De toekomstige invulling zorgt ook voor een geleidelijker overgang tussen de kern Herveld Noord en het cultuurhistorisch waardevolle agrarisch gebied. Op beide percelen wordt een open zone behouden, waardoor enerzijds zicht ontstaat c.q. behouden blijft vanaf de Stenenkamerstraat richting het agrarisch gebied en anderzijds wordt voorkomen dat de zone ten oosten van de Stenenkamerstraat wordt dichtgebouwd. Hiermee draagt de ontwikkeling bij aan meerdere doelstellingen voor het gebied.

Er is een nieuw inrichtingsplan opgesteld, waarin onder meer rekening is gehouden met de hiervoor beschreven kenmerken en doelstellingen zoals beschreven in het LOP. Het inrichtingsplan, dat als Bijlage 1 bij de planregels is opgenomen, voorziet onder meer in enkele houtsingels, die de kleinschaligheid van het perceel versterken en ook de overgang naar het agrarisch gebied verbeteren. Ook worden aan de noordkant van het perceel enkele hoogstamfruitbomen geplant. Hiermee wordt ook gewaarborgd dat het nieuwe woonperceel niet 'vast' groeit aan de kern Herveld.

De beoogde erfinrichting past in de gewenste landschapsontwikkelingsrichting voor het gebied. Ten slotte wordt compensatie in de vorm van natuurontwikkeling gerealiseerd door de Herveldse Leigraaf, die aan de oostelijke perceelsgrenzen ligt, van een natuurvriendelijke oever te voorzien (plasdras-oever met diepe berm). De watergang wordt, inclusief onderhoudsstrook van 4 meter, overgedragen aan het Waterschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0307BUITstenkstr45-VSG1_0005.png"
Afbeelding 5: landschappelijke inrichting perceel Stenenkamerstraat 45 op basis van het LOP (Bron: Burokris)

Conclusie
Na realisatie van de beoogde ontwikkeling, inclusief landschappelijke inpassing en natuurontwikkeling, ontstaat een nieuw ensemble van bebouwing, erf en groen, dat passend is in de omgeving en bijdraagt aan meerdere doelstellingen van het LOP. Door de ontwikkeling wordt het contrast tussen de (uitlopers van) de kern Herveld en het cultuurhistorisch waardevolle agrarisch gebied versterkt en ontstaat een natuurlijker overgang tussen deze kern en het agrarisch gebied.

Hoofdstuk 5 Milieu- En Omgevingsaspecten

5.1 Milieueffectrapportage

Per 1 april 2011 is het Besluit m.e.r. gewijzigd. De belangrijkste aanleidingen hiervoor zijn de modernisering van de m.e.r. wetgeving in 2010 en de uitspraak van het Europese Hof van 15 oktober 2009. Uit deze uitspraak volgt dat de omvang van een project niet het enige criterium mag zijn om wel of geen m.e.r.(-beoordeling) uit te voeren. Ook als een project onder de drempelwaarde uit lijst D zit, kan een project belangrijke nadelige gevolgen hebben, als het bijvoorbeeld in of nabij een gevoelig natuurgebied ligt. Gemeenten en provincies moeten daarom vanaf 1 april 2011 ook bij kleine bouwprojecten, zoals het onderhavige, beoordelen of een m.e.r.(-beoordeling) nodig is.

Ook de Implementatiewet 'herziening m.e.r. richtlijn' is relevant. Sinds 16 mei 2017 is deze wet in werking. De richtlijn heeft de procedure en de inhoud van het MER en de m.e.r.-beoordeling, maar ook de vormvrije m.e.r.-beoordeling gewijzigd. Dit heeft gevolgen voor de inhoud en procedure van ruimtelijke plannen. Voor activiteiten, die zijn opgenomen in onderdeel D van de Bijlage bij het Besluit m.e.r. en waarvan de omvang beneden de in kolom 2 genoemde drempel ligt, geldt een vormvrije m.e.r.-beoordeling.

Beoordeling en conclusie
Met dit bestemmingsplan worden uitsluitend de positionering van een al toegestaan woongebouw met twee wooneenheden en de vorm en inrichting van de omliggende tuin gewijzigd. Er worden geen nieuwe functies mogelijk gemaakt en er is ook geen sprake van een uitbreiding van de bebouwingsmogelijkheden. De ontwikkeling behoort niet tot de in lijst D van het Besluit m.e.r. opgenomen categorieën. De ontwikkeling is ook niet aan te merken als een stedelijk ontwikkelingsproject, zoals bedoeld in het Besluit m.e.r..

Er is daarom geen sprake van een m.e.r.-plichtige activiteit in dit plan.

5.2 Geluid

Op basis van de Wet geluidhinder (artikel 77 Wgh) moet bij een plan een akoestisch onderzoek worden uitgevoerd als het plan mogelijkheden biedt voor:

  • de toevoeging van een nieuwe woning of andere geluidsgevoelige functie binnen de zone van een weg;
  • de aanleg van een nieuwe weg;
  • de reconstructie van een bestaande weg.

De breedte van de zone van een weg is afhankelijk van het aantal rijstroken, het stedelijk gebied en de maximumsnelheid. Alle wegen hebben geluidzones, met uitzondering van wegen die in een als 'woonerf' aangeduid gebied liggen en wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt.

Beoordeling
Met dit bestemmingsplan wordt een woongebouw verplaatst. Daarmee wordt geen nieuw geluidsgevoelig object mogelijk gemaakt. De verplaatsing kan in het kader van de Wgh toch relevant zijn, omdat de woning binnen de geluidzone van de Stenenkamerstraat ligt. Voor het plangebied is uitsluitend het wegverkeerslawaai relevant. Spoorwegen bevinden zich op grote afstand van het plangebied. Ook zijn er geen geluidgezoneerde bedrijven(terreinen) in de omgeving aanwezig.

Op grond van de Wgh geldt een voorkeursgrenswaarde voor de geluidbelasting op de gevels vanwege het wegverkeer van 48 dB (artikel 82 lid 1). Als de geluidbelasting hoger is, moet een nadere afweging plaatsvinden en kan een ontheffing voor een hogere geluidbelasting worden verleend (artikel 82 lid 2). De maximale ontheffingswaarde voor nieuwbouw buiten de bebouwde kom bedraagt 53 dB.

Uit het akoestisch onderzoek, dat bij de bestemmingswijziging is uitgevoerd (Bijlage 1) blijkt dat de geluidbelasting vanwege de Stenenkamerstraat op de gevels van het oorspronkelijk beoogde woongebouw maximaal 48 dB bedraagt. Het nieuwe woongebouw wordt op nagenoeg dezelfde afstand van de weg opgericht. Dit maakt dat de reultaten van het onderzoek representatief zijn voor de te verwachten geluidbelasting op het woongebouw.

Met een geluidbelasting van 48 dB wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van de Wgh en de bovengrens qua geluidbelasting volgens het gemeentelijk beleid. De ambitieklasse wordt daarentegen overschreden. Het treffen van bron- of overdrachtsmaatregelen om de geluidbelasting te verminderen is financieel en landschappelijk niet doelmatig c.q. acceptabel. Deze maatregelen kunnen redelijkerwijs niet worden getroffen. Het treffen van gevelmaatregelen om aan de maximale toegestane binnenwaarde volgens het Bouwbesluit (33 dB) te voldoen, is gezien de optredende geluidbelastingen niet nodig.

Conclusie
Vanuit akoestisch oogpunt zijn er geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling van een woongebouw met twee woningen aanwezig. In de woningen is een aanvaardbaar akoestisch klimaat voldoende gegarandeerd.

5.3 Luchtkwaliteit

De hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen zijn opgenomen in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5, titel 5.2 Wm). Hierin zijn grenswaarden opgenomen voor luchtvervuilende stoffen. Voor ruimtelijke projecten zijn fijn stof (PM10 en PM2,5) en stikstofdioxide (NO2) de belangrijkste stoffen.

Een project is toelaatbaar als aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • het project leidt per saldo niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • het project draagt alleen niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging;
  • het project is opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een regionaal programma van maatregelen.

Om te bepalen of een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtkwaliteit, is een algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate' (Besluit NIBM) en een ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) vastgesteld waarin de uitvoeringsregels zijn vastgelegd. Een project kan in twee situaties NIBM bijdragen aan de luchtkwaliteit:

  • het project behoort tot de lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) die is opgenomen in de Regeling NIBM;
  • het project heeft een toename van minder dan 3% van de jaargemiddelde concentratie NO2 en PM10 (1,2ìg/m3).

Beoordeling en conclusie
De ontwikkeling betreft het oprichten van een woongebouw met maximaal 2 wooneenheden op een andere plek dan al is toegestaan in het huidige bestemmingsplan en een wijziging van de erfinrichting. Ook het toevoegen van twee woningen valt overigens onder de in de regeling NIBM opgenomen lijst met categorieën van gevallen. Zeker is dus, dat het initiatief niet in betekende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Een luchtkwaliteitonderzoek is niet noodzakelijk. Het aspect luchtkwaliteit vormt dan ook geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

5.4 Bedrijven En Milieuzonering

Onder milieuzonering wordt verstaan het waar nodig zorgen voor een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds bedrijven of overige milieubelastende functies en anderzijds milieugevoelige functies, zoals woningen. Bij de planontwikkeling moet rekening worden gehouden met milieuzonering om de kwaliteit van het woon- en leefmilieu te handhaven en te bevorderen en daarnaast bedrijven voldoende zekerheid te bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitvoeren.

Bij de milieuzonering wordt gebruik gemaakt van de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) opgestelde publicatie 'Bedrijven en milieuzonering'. In de publicatie is een lijst opgenomen met bedrijfstypen. Voor de bedrijfstypen zijn indicatieve (richt)afstanden bepaald voor de milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De richtafstanden vormen een indicatie van de aanvaardbaarheid in de situatie dat gevoelige functies in de nabijheid van milieubelastende functies worden gesitueerd. Als bekend is welke activiteiten concreet worden beoogd of aanwezig zijn, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van de richtafstanden).

De richtafstanden zijn afgestemd op de omgevingskwaliteit, zoals die wordt nagestreefd in een rustige woonwijk of een vergelijkbaar omgevingstype. Een rustige woonwijk of een rustig buitengebied, is ingericht volgens het principe van functiescheiding.

Beoordeling
Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe gevoelige functies mogelijk. Het plan maakt op het perceel Stenenkamerstraat 51 een milieubelastende functie mogelijk, maar de toegestane milieucategorie wijzigt daarbij niet. Deze wijziging wordt vanuit het aspect bedrijven en milieuzonering dan ook niet nader getoetst. Wel wijzigt de situering van het woongebouw op het perceel Stenenkamerstraat 45. Die wijziging is in het kader van milieuzonering relevant. Het perceel behoort gezien de aard van de omgeving tot het gebiedstype 'rustig buitengebied'. Er zijn hoofdzakelijk woningen en agrarische gronden in de omgeving aanwezig. De reguliere richtafstanden zijn daarom van toepassing.

In de omgeving van het woongebouw bevindt zich één milieubelastende functie, namelijk het glastuinbouwbedrijf Stenenkamerstraat 47, dat ten zuiden van het beoogde woonperceel ligt. Ten aanzien van de bedrijfsgebouwen en kassen van glastuinbouwbedrijven geldt een richtafstand van 30 meter. Het woonperceel ligt op minimaal 30 meter afstand van de rand van het agrarisch bouwvlak, dat de uiterste situering van bedrijfsgebouwen en kassen vormt.

Er wordt voldaan aan de richtafstanden ten opzichte van milieubelastende functies.

Spuitzones
Ten aanzien van boom- en fruitteeltbedrijven is niet alleen de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van belang, maar ook spuitzones in verband met het gebruik van bestrijdingsmiddelen bij deze bedrijven. In het bestemmingsplan 'Buitengebied Overbetuwe' is opgenomen dat een afstand van 50 meter tussen gevoelige functies en (glas)tuinbouw, fruit- en boomteelt in acht moet worden genomen (artikel 3.4.1). Deze afstand wordt algemeen aanvaard. Het woonperceel Stenenkamerstraat 45 ligt binnen 50 meter van een glastuinbouwbedrijf Stenenkamerstraat 47 (namelijk ca. 30 meter). Van de afstand van 50 meter kan blijkens de jurisprudentie van de Afdeling echter gemotiveerd worden afgeweken. Uit een door de Universiteit van Wageningen uitgevoerd onderzoek (zie Bijlage 2 bij de toelichting), blijkt dat de spuitzone in een aantal gevallen kan worden verkleind. In het rapport is onder meer een aantal praktijksituaties weergegeven, waarin de benodigde minimale spuitzone is bepaald. In dit geval zijn de volgende zaken van belang bij het bepalen van de vereiste minimale spuitzone:

  • In het inrichtingsplan (Bijlage 1 bij de regels) zijn tussen het woonperceel en het glastuinbouwbedrijf een houtwal met boomvormers en een bomengroep voorzien. Deze landschapselementen moeten op basis van een in de planregels opgenomen voorwaardelijke verplichting worden aangelegd bij verwezenlijking van de woonbestemming.
  • Er is sloot aanwezig op de perceelsgrens tussen Stenenkamerstraat 45 en 47. Ten aanzien van watervoerende sloten is een teeltvrije zone van 9 meter bij standaardbespuiting en 3 meter bij driftarme bespuiting verplicht.
  • Het bedrijf aan de Stenenkamerstraat 47 maakt gebruik van driftarme technieken, zodat rekening moet worden gehouden met standaardbespuiting.

Uit het onderzoek van de Universiteit van Wageningen blijkt dat, wanneer een windhaag tussen de boomgaard en gevoelige functie aanwezig is én er een sloot om de boomgaard ligt, de spuitzone kan worden gereduceerd tot maximaal 20 meter in geval van standaard spuittechnieken. De spuitzone kan in dit geval dan ook worden verkleind tot 20 meter. Aan deze afstand wordt ruimschoots voldaan.

Conclusie
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor de voorgestane ontwikkeling van twee woningen in het plangebied. Omliggende functies worden niet belemmerd en is er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in het plangebied. Daarnaast is gebleken dat de spuitzone ten aanzien van het naastgelegen glastuinbouwbedrijf kan worden verkleind tot 20 meter en het woongebouw ruimschoots buiten deze zone wordt gebouwd.

5.5 Geurhinder

Voor veehouderijen is de regelgeving ten aanzien van het specifieke aspect geur vastgelegd in de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv). Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden gekeken naar de aanvaardbaarheid van deze plannen in verband met omliggende geurbronnen, de zogenaamde omgekeerde werking.

Beoordeling
Dit bestemmingsplan voorziet op het perceel Stenenkamerstraat 45 in het oprichten van een nieuw woongebouw binnen de bestaande woonbestemming. Er worden twee woningen in één woongebouw mogelijk gemaakt op een iets andere plek dan volgens de huidige bestemming is toegestaan. Daarmee wordt niet voorzien in een nieuw geurgevoelig object, maar wijzigt de situering van een geurgevoelig object. Ook dit kan relevant zijn voor omliggende veehouderijen.

In de omgeving van het plangebied zijn geen veehouderijen aanwezig. Het meest nabij gelegen veehouderijbedrijf ligt op ca. 550 meter ten zuidoosten van het plangebied. Er is dan ook geen sprake van belemmering van veehouderijen. Verder is het gezien de onderlinge afstand op voorhand aannemelijk dat er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat met betrekking tot geurhinder. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.

Conclusie
Er zijn vanuit het aspect geurhinder geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling.

5.6 Bodem

De bodemkwaliteit vormt een belangrijk aspect bij bouwontwikkelingen. In het kader van functiewijziging en herinrichting vormt de bodemkwaliteit bij ontwikkeling van ruimtelijke functies een belangrijke afweging. De Bouwverordening bevat een verbod voor het bouwen van woningen op verontreinigde grond.

Beoordeling
Dit bestemmingsplan maakt een nieuw woongebouw mogelijk aan de Stenenkamerstraat 45. Er is daarbij geen sprake van een functiewijziging, omdat het perceel al een woonbestemming heeft. Wel is van belang, dat de bodem geschikt moet zijn voor de beoogde functie. Uit een in mei 2017 uitgevoerd verkennend bodemonderzoek (Bijlage 3 bij de toelichting) blijkt dat er in de boven- en ondergrond geen verontreinigingen zijn geconstateerd. Het grondwater is licht verontreinigd met barium (> streefwaarde). De tussenwaarde wordt niet overschreden. Gezien de aard en de mate van verontreiniging, bestond er geen aanleiding voor een nader onderzoek.

De milieuhygiënische kwaliteit van de bodem vormt daarmee geen belemmering voor het toekomstige gebruik als woonperceel.


Conclusie
Wat betreft het aspect bodemkwaliteit zijn er geen belemmeringen voor het beoogde gebruik als woonperceel aanwezig. Nader onderzoek of het treffen van maatregelen is niet noodzakelijk.

5.7 Externe Veiligheid

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege handelingen met gevaarlijke stoffen. De handelingen kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de productie, als op het transport van gevaarlijke stoffen. Uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) vloeit de verplichting voort om in ruimtelijke plannen in te gaan op de veiligheidsrisico's in het plangebied ten gevolge van handelingen met gevaarlijke stoffen. Deze externe veiligheidsrisico's moeten worden beoordeeld voor twee risiconormen, te weten het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Voor beide risiconormen geldt dat hoe groter de afstand tussen planontwikkeling en risicobron is, des te kleiner zal de impact van het plan zijn op de hoogte van het risico.

Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico (PR) heeft tot doel om hetzelfde minimale beschermingsniveau te bieden voor iedere burger in Nederland. Het PR beschrijft de kans per jaar dat een onbeschermd individu komt te overlijden door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het PR wordt uitgedrukt in risicocontouren rondom de risicobron (bedrijf, weg, spoorlijn, etc.), waarbij de 10-6-contour (kans van 1 op 1 miljoen op overlijden) de maatgevende grenswaarde is.

Groepsrisico
Het groepsrisico (GR) is een afwegingsinstrument dat tot doel heeft een bewuste afweging te stimuleren over het risico op een ongeval met een groot aantal slachtoffers. Het GR beschrijft de kans dat een groep van 10 of meer personen gelijktijdig komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR geeft een indicatie van de maatschappelijke ontwrichting in geval van een ramp. Het GR wordt uitgedrukt in een grafiek, waarin de kans op overlijden van een bepaalde groep (bijvoorbeeld 10, 100 of 1.000 personen) wordt afgezet tegen de kans daarop. Voor het GR geldt een oriëntatiewaarde als ijkpunt in de verantwoording (géén norm).

Voor elke verandering van het GR (af- of toename) in het invloedsgebied moet verantwoording worden afgelegd over de wijze waarop de toelaatbaarheid van deze verandering in de besluitvorming is betrokken.

Samen met de hoogte van het GR moeten andere kwalitatieve aspecten worden meegenomen in de beoordeling van het GR. Onder deze aspecten vallen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. Onderdeel van deze verantwoording is overleg met (advies vragen aan) de regionale brandweer.

Beoordeling
Dit bestemmingsplan maakt een nieuw kwetsbaar object mogelijk, namelijk een nieuw op te richten woongebouw op het perceel Stenenkamerstraat 45. Hoewel ook het huidige bestemmingsplan dit mogelijk maakt, is uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening en omdat de situering wijzigt, beoordeeld of sprake is van activiteiten met gevaarlijke stoffen in de omgeving van het perceel Stenenkamerstraat 45, die mogelijk risico's zouden kunnen opleveren. Meer specifiek is gekeken naar de aanwezigheid van bedrijven die aangewezen zijn in het Bevi, waaronder LPG-tankstations, transportroutes over weg/spoor/water en buisleidingen. Hierbij is gebruik gemaakt van de risicokaart. In afbeelding 6 is een uitsnede van de risicokaart opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0307BUITstenkstr45-VSG1_0006.png"
Afbeelding 6: uitsnede risicokaart (bron: http://www.risicokaart.nl)


Risicovolle inrichtingen
Op de risicokaart is de inrichting Stenenkamerstraat 51 zichtbaar. Hier is momenteel een bovengrondse propaantank aanwezig. De PR 10-6-risicocontour van de bovengrondse tank is 20 meter. Het woongebouw wordt ruimschoots buiten de risicocontour gesitueerd, namelijk op circa 170 meter afstand. Het woongebouw is tevens buiten het invloedsgebied van de bovengrondse tank voorzien. De aanwezigheid van deze tank vormt dan ook geen belemmering voor het plan.

Circa 2.250 meter ten oosten van het plangebied is het containeruitwisselpunt Betuweroute (CUP) aanwezig. Het plangebied ligt buiten de PR 10-6-risicocontour van het CUP. Hetinvloedsgebied groepsrisico van het CUP bedraagt 3.000 meter en ligt dan ook over het plangebied. Binnen het invloedsgebied wordt een nieuw kwetsbaar object mogelijk gemaakt, maar er treedt geen verandering op in het groepsrisico. Immers mogen zowel in de bestaande als in de toekomstige situatie twee woningen worden opgericht. Volledigheidshalve wordt opgemerkt, dat er voldoende vluchtmogelijkheden zijn. Ten aanzien van de bestrijdbaarheid in geval van een calamiteit bestaan geen belemmeringen. Het woongebouw is via de Stenenkamerstraat bovendien voldoende bereikbaar voor hulpdiensten. Hierin treden geen wijzigingen op. Bluswatervoorzieningen zijn in beperkte mate aanwezig in de vorm van enkele watergangen in de directe omgeving van het plangebied, zoals op de perceelsgrens tussen Stenenkamerstraat 45 en 47.

Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling in het plangebied.

5.8 Kabels En Leidingen

Het verrichten van werkzaamheden in de nabijheid van hoogspanningsmasten en -kabels en dergelijke, kan gevaar met zich meebrengen. Om dit gevaar zoveel mogelijk te beperken moet de leidingbeheerder aangeven onder welke voorwaarden de werkzaamheden veilig plaats kunnen vinden.

Beoordeling en conclusie
In het plangebied zijn geen planologisch relevante kabels en leidingen aanwezig. Dit aspect levert dan ook geen belemmeringen op voor de realisatie van het plan.

5.9 Waterparagraaf

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6 lid 1 onder b) moet inzicht worden gegeven in de gevolgen voor de waterhuishouding die samenhangen met de ruimtelijke ontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt. Daarbij zijn de hierna beschreven beleidsstukken van belang.

Rijksbeleid
Nationaal waterplan
In december 2015 stelde het kabinet het Nationaal Waterplan vast. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2016-2021 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water, en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiertoe worden genomen.

Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.

Provinciaal beleid
Provinciaal Waterplan
In het Waterplan Gelderland is het waterbeleid beschreven aan de hand van een aantal thema's, zoals landbouw, wateroverlast, watertekort, natte natuur, grondwaterbescherming en hoogwaterbescherming. Voor deze thema's is beschreven welke doelstellingen voor 2027 en 2015 er liggen. Daarbij is beschreven hoe de provincie voor de planperiode de uitvoering van acties ziet om die doelstellingen te bereiken. Bij sommige thema's gelden aanvullende waterdoelstellingen voor specifieke waterhuishoudkundige functies.

Waterschap Rivierenland
Waterbeheerplan 2016-2021
Dit plan, vastgesteld op 27 november 2015, gaat over het waterbeheer in het hele rivierengebied en het omvat alle watertaken van het waterschap: waterkwantiteit, waterkwaliteit, waterkering en waterketen. In het Waterbeheerplan staat wat Waterschap Rivierenland de komende periode gaat doen om inwoners van het rivierengebied veiligheid en voldoende schoon en mooi water in sloten en plassen te kunnen blijven bieden. Het plan is in samenwerking met onder meer de gemeente Overbetuwe opgesteld.

Keur Waterschap Rivierenland 2014
Voor waterhuishoudkundige ingrepen is de 'Keur Waterschap Rivierenland 2014' van toepassing. De Keur is een waterschapsverordening die gebods- en verbodsbepalingen bevat met betrekking tot ingrepen, die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. Zo is het onder andere verboden om handelingen te verrichten waardoor het onderhoud, aanvoer, afvoer en/of berging van water kan worden belemmerd, zonder een ontheffing van het Waterschap. De wateren en waterkeringen waarop de keur van toepassing is, zijn vastgelegd in de legger wateren.

Realisatie van nieuwe bebouwing en/of verhard oppervlak moet hydrologisch neutraal worden uitgevoerd. Bij het toevoegen van bebouwing of verharding geldt een compensatieplicht. Er geldt een eenmalige vrijstelling van de compensatieplicht wanneer minder verharding dan 500 m² in stedelijk gebied of minder dan 1.500 m² in landelijk gebied wordt toegevoegd.

Gemeente Overbetuwe
Waterplan Overbetuwe
In 2008 stelde de gemeente Overbetuwe in samenwerking met het Waterschap Rivierenland het Waterplan Overbetuwe vast. Het waterbeheerplan van het waterschap is later geactualiseerd (zie hierboven), ook in samenwerking met onder meer de gemeente Overbetuwe. Beide plannen gelden naast elkaar.

In het Waterplan Overbetuwe wordt het beleidskader geschetst en worden concrete maatregelen voor het watersysteem uitgewerkt. Naast het waterplan wordt parallel een Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) opgesteld waarin de maatregelen voor de riolering (waterketen) worden uitgewerkt.

Met het opstellen van een waterplan wordt inzicht gegeven in de relevante wateropgaven voor de gemeente Overbetuwe, zoals:

  • wateroverlast, het zoeken van oplossingen om wateroverlast tegen te gaan;
  • waterkwaliteit, het onderzoeken van mogelijkheden voor het verbeteren van de waterkwaliteit;
  • grondwater, het inventariseren van grondwateroverlast;
  • beleving van water, burgers betrekken bij water;
  • afspraken en taken van waterschap en gemeente.


Beoordeling (watertoets)
Na de bestemmingsplanherziening in 2017, zijn aan de Stenenkamerstraat 51 circa 5.600 m² kassen gesloopt. Op het perceel Stenenkamerstraat 45 wordt een woongebouw voor 2 wooneenheden gerealiseerd, evenals 2 vrijstaande bijgebouwen. Dit is al toegestaan volgens het huidige bestemmingsplan, maar levert in feitelijk opzicht een toename van verhard oppervlak op. Met de realisatie van deze bebouwing en één verharde ontsluiting, wordt aanmerkelijk minder nieuw verhard oppervlak toegevoegd dan er in het kader van de bestemmingswijziging is verwijderd in het plangebied. Per saldo neemt de oppervlakte aan verhard oppervlak in het plangebied ten opzichte van de oorspronkelijke situatie aanmerkelijk af, waardoor er sprake is van een hydrologisch gunstige ontwikkeling. Ook wanneer de ontwikkeling op Stenenkamerstraat 45 afzonderlijk wordt bezien, dan bedraagt de toename aan verharding ruimschoots minder dan 1.500 m². Er is dan ook geen compensatie nodig. Bij de bouw van het nieuwe woongebouw mogen geen uitlogende bouwmaterialen worden gebruikt.

De planvorming heeft geen negatieve invloed op oppervlaktewater. De beide percelen worden omgeven door diverse watergangen. Aan de noordoostkant van de percelen is de A-watergang Herveldse Leigraaf aanwezig. Deze blijft behouden en zal worden voorzien van een natuurvriendelijke oever. Dit wordt met een voorwaardelijke verplichting in de planregels gewaarborgd. Ook de B-watergang op de perceelsgrens tussen Stenenkamerstraat 45 en 47 blijft intact. Er wordt geen bebouwing binnen de beschermingszones van de watergangen gerealiseerd (4 meter voor de A-watergang en 1 meter voor de B-watergang). De beschermingszones zijn op de verbeelding bij het bestemmingsplan voorzien van een dubbelbestemming, waarmee geborgd is dat er binnen deze zones niet mag worden gebouwd. De overige watergangen worden gecategoriseerd als C-watergangen zonder beschermingsstrook.

Conclusie
Waterhuishoudkundig zijn er geen bezwaren of voorwaarden verbonden aan dit bestemmingsplan. Het plan heeft een positief effect op de waterhuishouding.

5.10 Flora En Fauna

De bescherming van de natuur is sinds 1 januari 2017 vastgelegd in de Wet Natuurbescherming (Wnb). Deze heeft de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet vervangen. De Wnb geeft het wettelijke kader voor de bescherming van natuurgebieden en voor soortenbescherming. Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan moet worden onderzocht of de Wnb de uitvoering van het plan niet in de weg staat in verband met de bescherming van gebieden en dier- en plantsoorten. De provincies zijn het bevoegd gezag voor zowel de gebieds- als de soortenbescherming.

Gebiedsbescherming
In de Wnb is de bescherming opgenomen van Natura 2000-gebieden en het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan moet worden onderzocht of dit plan, afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten, significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied. Natura 2000-gebieden hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden en verstoring kunnen veroorzaken, moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats. Een ruimtelijk plan dat significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan alleen worden vastgesteld als uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Als deze zekerheid er niet is, kan het plan worden vastgesteld als wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

  • alternatieve oplossingen zijn niet voorhanden;
  • het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard; en
  • de noodzakelijke compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen: Ecologische Hoofdstructuur (EHS)) is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. Voor deze gebieden geldt een planologisch beschermingsregime. Het NNN is op provinciaal niveau uitgewerkt in het Gelders Natuurnetwerk (GNN) met de bijbehorende Groene Ontwikkelingszones (GO). Activiteiten in deze gebieden zijn alleen toegestaan als ze geen negatieve effecten hebben op de wezenlijke kenmerken of waarden of als deze kunnen worden tegengegaan met mitigerende maatregelen.

Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  1. 1. soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  2. 2. soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn en de verdragen van Bern en Bonn;
  3. 3. de bescherming van overige soorten.

Per beschermingsregime is aangegeven welke verboden er gelden en onder welke voorwaarden ontheffing of vrijstelling kan worden verleend door het bevoegd gezag.

Beoordeling
Op voorhand is niet uitgesloten dat de ingrepen, waarin dit bestemmingsplan voorziet op het perceel Stenenkamerstraat 45, tot overtreding van de Wnb leiden. Op het perceel Stenenkamerstraat 51 is geen sprake (meer) van ingrepen, die tot overteding van de Wnb kunnen leiden. Voor het perceel Stenenkamerstraat 45 is daarom een quickscan flora en fauna uitgevoerd (Bijlage 4 van de toelichting), waarin de effecten van de ingrepen op beschermde flora en fauna zijn onderzocht. Hierna worden de resultaten van de onderzoeken besproken.

Resultaten gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet in de buurt van een Natura 2000-gebied. Op ca. 1,6 kilometer ten zuiden van het plangebied ligt het Natura 2000-gebied Rijntakken. Overige gebieden bevinden zich op grotere afstand.

Het plangebied ligt ook buiten het NNN. Dit netwerk bevindt zich op minimaal 1,3 kilometer afstand van het plangebied. Gezien de aard van de wijzigingen op beide percelen en de afstand tot beschermde natuurgebieden, hoeft nadere toetsing naar de externe werking niet plaats te vinden. De wezenlijke kenmerken en waarden van de betreffende gebieden worden niet aangetast.

Wat betreft gebiedsbescherming zijn er dan ook geen belemmeringen voor het bestemmingsplan.

Resultaten soortenbescherming
Het realiseren van een nieuw woonperceel met bebouwing en landschappelijke inrichting, kan verstorende effecten hebben op beschermde soorten. Het beoogde woonperceel vormt een geschikt habitat voor algemene broedvogelsoorten, maar jaarrond beschermde vogelsoorten zijn niet te verwachten. Door werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren of voorafgaand aan de werkzaamheden een broedvogelcheck uit te voeren, kan overtreding van de Wnb worden voorkomen en is er geen sprake van belemmeringen.

Het perceel is tevens geschikt als foerageergebied voor vleermuizen, maar vormt geen essentieel foerageergebied. Verder is het plangebied geschikt als habitat voor grondgebonden zoogdieren en amfibieën. Ingrepen kunnen mogelijk een verstorend effect hebben op deze soorten, wat kan leiden tot overtreding van artikel 3.10 van de Wnb. Voor de te verwachten soorten geldt bij ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstelling. Wel is extra aandacht in het kader van de algemene zorgplicht noodzakelijk bij de uitvoering van het plan. Het verwijderen van materialen (zoals stenenstapels, takken en bladeren) die een schuilplaats kunnen bieden, dient buiten de voortplantingsperiode of winterrust plaats te vinden.

Met inachtneming van de voorgaande maatregelen, is het plan uitvoerbaar en zijn er op voorhand geen belemmeringen te verwachten met betrekking tot soortenbescherming.

Conclusie
Negatieve effecten op beschermde natuurgebieden zijn op voorhand uit te sluiten. Negatieve effecten op beschermde soorten zijn niet uitgesloten. Wanneer de verstorende werkzaamheden buiten het broedseizoen worden uitgevoerd of er vooraf een broedvogelcheck wordt uitgevoerd, is verstoring van broedvogels echter uitgesloten. Ten aanzien van amfibiën en grondgebonden zoogdieren is in het kader van de algemene zorgplicht specifieke aandacht vereist. Voor deze soorten geldt in het kader van de onderhavige bestemmingsplanprocedure een vrijstelling.

5.11 Archeologie En Cultuurhistorie

De bescherming van archeologisch en cultureel erfgoed in Nederland is vastgelegd in de Erfgoedwet, die op 1 juli 2016 in werking is getreden. Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening moet in het plan rekening worden gehouden met cultuurhistorische waarden.

De gemeente Overbetuwe heeft voor haar gemeentelijk grondgebied een erfgoedplan en een archeologische beleidsadvieskaart gemaakt. Het erfgoedplan beoogt versterking van de plaats en betekenis van cultuurhistorie als factor in het ruimtelijk beleidsproces.

Beoordeling en conclusie
Ter plaatse van het plangebied is volgens de archeologische beleidsadvieskaart grotendeels een hoge archeologische verwachtingswaarde aanwezig. Als er bodemingrepen dieper dan 0,30 meter en met een oppervlakte van minimaal 100 m² binnen deze gebieden plaatsvinden, moet volgens deze bestemming archeologisch onderzoek worden uitgevoerd. Op een gedeelte van het perceel Stenenkamerstraat 45 is een hoge archeologische waarde aanwezig. Binnen deze zone met hoge archeologische waarde worden een woongebouw en twee bijgebouwen gerealiseerd, waarbij de drempelwaarde voor archeologisch onderzoek (diepte werkzaamheden meer dan 0,30 meter) zal worden overschreden. Voordat een omgevingsvergunning voor het 'bouwen' wordt verleend, moet dan ook een verkennend archeologisch onderzoek worden uitgevoerd. In dit bestemmingsplan worden de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie' en 'Waarde - Archeologische verwachting 2' opgenomen overeenkomstig de archeologische beleidskaart, zodat eventueel aanwezige archeologische waarden adequaat worden beschermd en het tijdig uitvoeren van een onderzoek is gewaarborgd.

5.12 Verkeer En Parkeren

Parkeren
Ten behoeve van de twee woningen moeten op eigen terrein voldoende parkeerplaatsen aanwezig te zijn. Hierbij moet worden voldaan aan de Nota Parkeernormen Overbetuwe 2016. Dit betekent dat er minimaal 4 parkeerplaatsen benodigd zijn op het perceel Stenenkamerstraat 45. In de planregels wordt dit geborgd. Binnen het plangebied is voldoende ruimte voor de benodigde parkeerplaatsen aanwezig, zoals uit het inrichtingsplan blijkt. De parkeervoorzieningen worden gerealiseerd (aansluitend) op de erfontsluitingen. Op het perceel Stenenkamerstraat 51 blijft bij de schuur parkeerruimte aanwezig, ten zuiden van de schuur. De parkeerplaatsen binnen de agrarische bestemming moeten binnen het bouwvlak worden gerealiseerd. Op beide percelen is voldoende parkeergelegenheid aanwezig en is dit planologisch verzekerd.

Verkeer
De woningen worden ontsloten op de Stenenkamerstraat, één woning via een nieuwe direct ontsluiting en één via de bestaande ontsluiting aan de zuidkant van het perceel Stenenkamerstraat 45. Hierdoor blijft ook het achterliggende agrarisch perceel bereikbaar. Ook de ontsluiting van het perceel Stenenkamerstraat 51 blijft gehandhaafd.

De ontsluitingen liggen op voldoende onderlinge afstand, waardoor er geen belemmeringen wat betreft de verkeersafwikkeling te verwachten zijn. Het toevoegen van twee woningen leidt tot een zeer lichte toename van verkeersbewegingen richting het perceel Stenenkamerstraat 45. Deze toename is echter zo gering, dat dit niet zorgt voor belemmeringen en niet tot nauwelijks merkbaar is. In planologisch opzicht is er bovendien geen sprake van een toevoeging. Op het perceel Stenenkamerstraat 51 is de verkeersgeneratie ongewijzigd ten opzichte van de huidige bestemming.

Voor wat betreft de verkeersafwikkeling zijn er geen belemmeringen voor de toekomstige bestemmingen aanwezig.

Hoofdstuk 6 Juridische Planopzet

6.1 Algemene Opzet

Inleiding
Dit hoofdstuk bevat de concrete vertaling van het beleidsgedeelte (voorafgaande hoofdstukken) in het juridisch gedeelte van het bestemmingsplan (de verbeelding en regels).

Het bestemmingsplan 'Buitengebied, Stenenkamerstraat 45 en 51, Herveld (2019)' bestaat uit de volgende onderdelen:

De toelichting
In de toelichting is de ontwikkeling verantwoord, zowel op basis van het beleid, als op basis van milieu-hygiënische aspecten, aangevuld met een toelichting op de juridische opzet.

De bestemmingsregels
De bouw- en gebruiksregels binnen de verschillende bestemmingen. Daarnaast zijn waar nodig afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden opgenomen, om het plan de benodigde flexibiliteit te geven.


De verbeelding
Op de verbeelding zijn de bestemmingen 'Tuin', 'Wonen', 'Agrarisch met waarden', 'Waarde - Archeologie', 'Waarde - Archeologische verwachting 2' en 'Waterstaat - Beschermingszone watergang' opgenomen met de daarbij behorende aanduidingen en bouwvlakken. Waar nodig worden deze in paragraaf 6.2 nader toegelicht.

De opzet van het plan
Het bestemmingsplan is een juridisch plan, dat bindend is voor de burgers en voor de overheid. Qua systematiek is aangesloten bij het huidige bestemmingsplan 'Buitengebied, Stenenkamerstraat 45 en 51, Herveld', alsmede het bestemmingsplan 'Buitengebied Overbetuwe'.

Bouwplan
Als een aanvraag om omgevingsvergunning ingediend wordt, zijn in eerste instantie de bestemming met bijhorende regels van belang. Als het nieuwe en het beoogde gebruik past binnen de toegekende bestemming dan kan de omgevingsvergunning worden verleend.

6.2 Toelichting Op De Verbeelding En Regels

Op de verbeelding zijn de bestemmingen onderscheiden. De bestemmingen zijn afgeleid uit het gebruik (de aanwezige functies). De bestemmingen vormen het zogenaamde casco van het plan, waarvan in beginsel niet mag worden afgeweken.

Agrarisch met waarden
Een groot gedeelte van het plangebied behoudt de bestemming 'Agrarisch met waarden', namelijk het gehele perceel Stenenkamerstraat 51 en de gronden buiten het woonperceel Stenenkamerstraat 45. Het bouwvlak op perceel 51 is beperkt tot de bestaande schuur en de parkeerplaatsen. De functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - kleinschaligheid' blijft op beide percelen opgenomen.

De gronden met deze bestemming zijn met name bestemd voor grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, hobbymatig agrarisch grondgebruik, extensieve dagrecreatie, het behoud, de bescherming en het herstel van kleinschalige landschapselementen, alsmede voor water en waterhuishoudkundige voorzieningen. Een glastuinbouwbedrijf of ander niet-grondgebonden agrarisch bedrijf is niet (meer) toegestaan.

Omdat het bouwvlak strak begrensd is om de bestaande schuur, zijn de bouwmogelijkheden binnen deze bestemming zeer beperkt. De bestaande goot- en bouwhoogte mogen niet worden vergroot en ook uitbreiding van de bebouwing is door de begrenzing van het bouwvlak uitgesloten. Buiten het bouwvlak zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van maximaal 1 meter hoogte toegestaan.

Tuin en Wonen
Het beoogde woonperceel aan de voorzijde van Stenenkamerstraat 45 blijft bestemd als 'Wonen'. Er is binnen deze bestemming een bouwvlak opgenomen op basis van het inrichtingsplan, waarbij het bouwvlak iets ruimer is opgenomen om enige flexibiliteit in de situering van de woningen te kunnen bieden. De grenzen van de bestemming 'Wonen' wijzigen iets. Aan de noordkant van de woonkavel is de bestemming 'Tuin' opgenomen. Hier is geen bebouwing gewenst en deze bestemming komt het best overeen met het inrichtingsplan, waar een tuin en hoogstamfruitbomen beoogd zijn.

De als 'Wonen' bestemde gronden zijn bedoeld voor wonen, de uitoefening van een aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteit (onder voorwaarden) en hobbymatig agrarisch gebruik. Een en ander met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, groenvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, tuinen en erven.

In de gebruiksregels is de voorwaardelijke verplichting opgenomen dat de benodigde landschappelijke inrichting, zoals opgenomen in het inrichtingsplan, tijdig wordt gerealiseerd. De inpassing moet na realisatie in stand worden gehouden. Ook de aanleg en instandhouding van een natuurvriendelijke oever aan de A-watergang Herveldse Leigraaf is voorwaardelijk verplichting opgenomen.

De voor 'Tuin' bestemde gronden zijn bestemd voor tuinen en parkeervoorzieningen bij de woningen, alsmede voor groenvoorzieningen en bijbehorende voorzieningen.

Bouwen
Hoofdgebouwen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak van de bestemming 'Wonen' toegestaan. Binnen het bouwvlak zijn maximaal 2 woningen toegestaan, uitsluitend als twee-aaneengebouwde woningen. De maximale goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw bedragen respectievelijk 6 en 10 meter. De maximale inhoud is 600 m³ per woning. Voor de noordelijke woning is de oriëntatie op de gevellijn verplicht; deze is bij de noordelijke gevel opgenomen.

Bij de woningen zijn aan- en uitbouwen en bijgebouwen toegestaan. Voor de bijgebouwen zijn specifieke bouw- en aanduidingsvlakken opgenomen. Aan- en uitbouwen dienen 3 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gesitueerd. Per woning is maximaal 75 m² aan bijgebouwen toegestaan.

Waarde - Archeologie en Waarde - Archeologische verwachting 2
In het plan is de archeologische beleidskaart vertaald in twee dubbelbestemmingen, ten behoeve het behoud en de bescherming van archeologische waarden in of nabij het plangebied. Zie hierover ook paragraaf 5.11. Naast de betreffende dubbelbestemming hebben de betrokken gronden altijd nog de betreffende hoofdbestemming. De regels van de hoofdbestemming en de dubbelbestemming zijn beide van toepassing, maar bij strijd tussen deze bepalingen prevaleren de bepalingen van de dubbelbestemming. De reden hiervoor is dat de belangen van de dubbelbestemming zwaarder wegen dan die van de hoofdbestemming. De dubbelbestemmingen bevatten een omgevingsvergunningplicht en plicht tot het doen van archeologisch onderzoek voor bodemingrepen dieper dan 0,3 meter onder het maaiveld en, voor zover het de bestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 2' betreft, met een omvang groter dan 100 m². Voordat een omgevingsvergunning voor het 'bouwen' wordt verleend, zal een archeologisch onderzoek moeten worden uitgevoerd.

Waterstaat - Beschermingszone watergang
Aan de randen van het plangebied zijn een A- en een B-watergang aanwezig. Binnen de beschermingszone van deze watergangen, opgenomen in de Legger van het waterschap Rivierenland, mag in principe niet worden gebouwd. De beschermingszones zijn voorzien van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Beschermingszone watergang' om dit te waarborgen.

Algemene regels
Anti-dubbeltelregel
Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Algemene bouwregels
In dit artikel is een regeling voor het ondergronds bouwen opgenomen.

Algemene gebruiksregels
Deze bepaling bevat de vormen van gebruik, die in ieder geval strijdig zijn met de regels van het bestemmingsplan voor alle opgenomen bestemmingen.

Algemene aanduidingsregels
Het plangebied ligt gedeeltelijk binnen de molenbiotoop van De Vink. In het bestemmingsplan is ter waarborging van de belangen van de molen een gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop De Vink' opgenomen. Binnen deze aanduiding is een maximum gekoppeld aan de toegestane bouwhoogte van bouwwerken.

Algemene afwijkingsregels
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan door middel van een omgevingsvergunning afgeweken kan worden van het bestemmingsplan. Het gaat hierbij om de bevoegdheid om door middel van een omgevingsvergunning af te kunnen wijken van de regels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. De criteria, die bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven. Opgenomen zijn bevoegdheden voor kleine afwijkingen in maatvoeringen en bouwgrenzen en voor ondergronds bouwen.

Algemene wijzigingsregels
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan door middel van een wijzigingsplan afgeweken kan worden van het bestemmingsplan. Dit betreft kleine wijzigingen van de bestemmingsgrenzen.

Algemene procedureregels
In dit artikel is de procedure opgenomen in geval van toepassing van een in het plan opgenomen afwijkings- of wijzigingsbevoegdheid of bij een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werkzaamheden.

Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht
Het voor alle bestemmingsplannen verplichte overgangsrecht is opgenomen. Bouwwerken, welke op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaan (of waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is aangevraagd) mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. De overgangsbepaling houdt niet in dat het bestaand, illegaal opgerichte, bouwwerk legaal wordt, noch brengt het met zich mee dat voor een dergelijk bouwwerk alsnog een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen kan worden verleend. Burgemeester en wethouders kunnen in beginsel dus nog gewoon gebruik maken van hun handhavingsbevoegdheid. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment van inwerkingtreding van het plan, mag eveneens worden voortgezet.

Slotregel
Dit artikel geeft aan op welke manier de regels kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 7 Financiële Toelichting

Uitgangspunt voor de beoogde ontwikkelingen is dat deze voor de gemeente budgetneutraal worden ontwikkeld. Op grond van artikel 6.12 lid 1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de gemeenteraad van Overbetuwe verplicht om, als sprake is van een bouwplan, de gemeentelijke kosten te verhalen. Dit bestemmingsplan voorziet in een bouwplan.

De kosten worden verhaald middels een met de initiatiefnemer afgesloten anterieure overeenkomst. Met de ontwikkelende eigenaar van de gronden die binnen het plangebied gelegen, is tevens een planschadeovereenkomst gesloten. In deze overeenkomst zijn afspraken gemaakt over het verhaal van kosten, dit is daarin op afdoende wijze vastgelegd. Middels de afgesloten overeenkomst is het kostenverhaal voldoende verzekerd en is de financiële haalbaarheid in voldoende mate aangetoond.

Hoofdstuk 8 Overleg En Inspraak

8.1 Inleiding

De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd, voordat een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Bovendien kan het noodzakelijk zijn om belanghebbenden de gelegenheid te bieden om hun visie over het plan te kunnen geven. Dit is afhankelijk van de inspraakverordening van de gemeente. Pas daarna kan de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het plan van start gaan.

8.2 Inspraak

De Wro zelf bevat geen bepalingen over inspraak. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken. Voor dit bestemmingsplan heeft, gezien de aard en kleinschalige omvang van de wijziging, geen inspraak plaatsgevonden.

8.3 Overleg

Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) geeft aan dat het bestuursorgaan, dat belast is met de voorbereiding van een ruimtelijk plan, overleg pleegt met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen. Ook moet overleg worden gepleegd met die diensten van provincie en Rijk, die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of die belast zijn met de behartiging van belangen, welke in het plan in het geding zijn. Gezien de aard en omvang van de wijzing heeft in dit geval geen vooroverleg plaatsgevonden.

8.4 Vaststellingsprocedure

De vaststellingsprocedure van het bestemmingsplan heeft plaatsgevonden volgens artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening. Het bestemmingsplan is in dit kader gedurende zes weken vanaf 28 februari 2019 ter inzage gelegd. Gedurende deze periode kon een ieder zijn zienswijzen kenbaar maken tegen het plan. Er zijn geen zienswijzen ingediend.

Het plan is vervolgens op 26 juni 2019 ongewijzigd vastgesteld door de gemeenteraad van Overbetuwe.

8.5 Beroep

Na vaststelling wordt het bestemmingsplan voor de tweede maal zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden tegen het vaststellingsbesluit beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als geen beroep wordt ingesteld, is het plan na deze beroepstermijn onherroepelijk en treedt het plan in werking.

Bijlage 1 Inrichtingsplan Stenenkamerstraat 45

Bijlage 1 Inrichtingsplan Stenenkamerstraat 45

Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 1 Akoestisch onderzoek

Bijlage 2 Onderzoek Driftblootstelling Bij Bespuiting Fruitboomgaard

Bijlage 2 Onderzoek driftblootstelling bij bespuiting fruitboomgaard

Bijlage 3 Bodemonderzoek

Bijlage 3 Bodemonderzoek

Bijlage 4 Quickscan Flora En Fauna

Bijlage 4 Quickscan flora en fauna