KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Buitenruimte
Artikel 4 Centrum
Artikel 5 Gemengd
Artikel 6 Maatschappelijk
Artikel 7 Water
Artikel 8 Wonen
Artikel 9 Leiding - Riool
Artikel 10 Waarde - Archeologie
Artikel 11 Waarde - Archeologische Verwachting 1
Artikel 12 Waarde - Archeologische Verwachting 2
Artikel 13 Waarde - Archeologische Verwachting 3
Artikel 14 Waterstaat - Waterkering
Artikel 15 Waterstaat - Waterlopen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 16 Anti-dubbeltelregel
Artikel 17 Algemene Bouwregels
Artikel 18 Algemene Gebruiksregels
Artikel 19 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 20 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 21 Algemene Wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 22 Overgangsrecht
Artikel 23 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Wat Is Een Bestemmingsplan?
1.2 Aanleiding En Doel Van Dit Bestemmingsplan
1.3 Participatietraject
1.4 Ligging En Begrenzing Van Het Plangebied
Hoofdstuk 2 Huidige Situatie En Beschrijving Plangebied
2.1 Ontstaansgeschiedenis
2.2 Ruimtelijke Structuur
2.3 Functionele Structuur
2.4 Openbaar Gebied En Infrastructuur
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Inleiding
3.2 Rijksbeleid
3.3 Provinciaal Beleid
3.4 Gemeentelijk Beleid
3.5 Archeologie En Cultuurhistorie
Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten
4.1 Inleiding
4.2 Bedrijven En Milieuzonering
4.3 Externe Veiligheid
4.4 Kabels En Leidingen
4.5 Flora En Fauna
4.6 Waterhuishouding
4.7 Milieu-effectrapportage
Hoofdstuk 5 Juridische Planopzet
5.1 Algemeen
5.2 De Opbouw Van Het Bestemmingsplan
5.3 Toelichting Op De Regels En Verbeelding
5.4 Resultaat Van De Participatie
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Financiële Uitvoerbaarheid
6.2 Handhaafbaarheid
Hoofdstuk 7 Procedure
7.1 Inleiding
7.2 Overleg
7.3 Inspraak
7.4 Ontwerpbestemmingsplan
7.5 Vaststelling Bestemmingsplan
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Herziening Driel

Bestemmingsplan - Gemeente Overbetuwe

Vastgesteld op 03-09-2024 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Herziening Driel met identificatienummer NL.IMRO.1734.0362DRIEdriel-VSG1 van de gemeente Overbetuwe;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;

1.3 aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

een beroeps- of bedrijfsactiviteit die op een kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend. Onder een aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteit wordt ook een Bed & Breakfast verstaan;

1.4 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwde ruimte, die daaraan ruimtelijk (door zijn constructie of afmetingen) ondergeschikt is, waarbij een aanbouw een zelfstandige ruimte is en een uitbouw een uitbreiding van een reeds bestaande ruimte van het hoofdgebouw is;

1.5 aaneengebouwde woning

een woning die onderdeel uitmaakt van minimaal drie aaneengebouwde woningen;

1.6 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.7 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.8 afhankelijke woonruimte

een bijgebouw bij een woning, waarin mantelzorg gehuisvest is;

1.9 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en studie van de in de bodem voorkomende overblijfselen uit oude tijden;

1.10 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.11 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, alsook ondergeschikte detailhandel ten dienste van het bedrijf. Aan huis gebonden beroeps- of zijn daaronder niet begrepen;

1.12 bedrijfswoning

een woning in of bij een bedrijfsgebouw of op een terrein, slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon die in het bedrijf werkzaam is;

1.13 begane grond

de bouwlaag van een gebouw, welke rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau;

1.14 bestaand

  • bij gebruik: legaal aanwezig op het moment van het van kracht worden van dit plan;
  • bij bouwwerken: legaal aanwezig op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, alsmede bouwwerken die op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan mogen worden gebouwd krachtens een daartoe verleende omgevingsvergunning;

1.15 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.16 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.17 bijgebouw

een vrijstaand gebouw, dat door zijn vorm, functie, situering en/of afmetingen ondergeschikt is aan het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

1.18 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.19 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.20 bouwlaag

een gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van een kelder en de ruimte(n) in de kap;

1.21 bouwmarkt

detailhandel met een al dan niet geheel overdekt verkoopvloeroppervlak waarop een volledig of nagenoeg volledig assortiment aan bouw- en doe-het-zelf producten uit voorraad worden aangeboden;

1.22 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.23 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.24 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijn toegelaten;

1.25 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.26 caravan

een ruimte, niet zijnde een gebouw (waaronder een stacaravan), in de vorm van een aanhangwagen, gefabriceerd, ingericht en bestemd voor het genieten van recreatief verblijf elders;

1.27 dak

de gesloten bovenbeëindiging van een gebouw;

1.28 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop en/of te huur aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.29 dienstverlening

dienstverlening door een bedrijf met uitsluitend of in hoofdzaak een verzorgende taak met een publieksgerichte functie zoals kapsalon, schoonheidssalon, autorijschool, uitzendbureau, reisbureau, bank, makelaarskantoor, fotoatelier (inclusief ontwikkelen), cateringbedrijf en naar aard en uitstraling overeenkomstige bedrijven;

1.30 dove gevel

een bouwkundige constructie die een ruimte in een gebouw scheidt van de buitenlucht, zonder te openen delen en met een in artikel 1 van de Wet geluidhinder bedoelde karakteristieke geluidwering, die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidbelasting van die constructie en 35 dB(A);

1.31 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

1.32 erfafscheiding

afscheidingen op de grens van percelen;

1.33 erker

een ruimte als uitbreiding van een ruimte of ander vertrek in een gebouw, die buiten de voor- of zijgevel van het hoofdgebouw uitsteekt en in open verbinding staat met het bedoelde vertrek, waarbij de buitenzijde wordt begrensd door kozijnen;

1.34 evenement

een georganiseerde gebeurtenis, (openlucht)manifestatie of themadag(en) in de vorm van een voor publiek bestemde uitvoering / verrichting van vermaak. Hierbij worden de volgende categorieën onderscheiden:

  • type 1: evenementen zonder geluid waarbij het aantal bezoekers per dag niet meer bedraagt dan of gelijk is aan 500 personen;
  • type 2: evenementen met geluid waarbij het aantal bezoekers per dag niet meer bedraagt dan of gelijk is aan 500 personen;
  • type 3: evenementen met of zonder geluid waarbij het aantal bezoekers per dag meer bedraagt dan 500 personen en niet meer bedraagt dan of gelijk is aan 3.000 personen;
  • type 4: evenementen met of zonder geluid waarbij het aantal bezoekers per dag meer bedraagt dan 3.000 personen en niet meer bedraagt dan of gelijk is aan 10.000 personen;

1.35 evenement met geluid

een evenement waarbij sprake is van versterkt geluid;

1.36 evenement zonder geluid

wen evenement waar alleen sprake is van onversterkt geluid;

1.37 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met (twee of meer) wanden omsloten ruimte vormt;

1.38 gestapelde woning

voven dan wel beneden en/of naast elkaar gesitueerde woningen waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau, gewaarborgd is;

1.39 hoofdgebouw

een gebouw, of gedeelte daarvan, dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt, exclusief aan- en uitbouwen;

1.40 horeca

een bedrijf, gericht op het verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bieden van nachtverblijf;

De horecabedrijven zijn in vier categorieën te onderscheiden:

  • horeca in categorie 0: ondergeschikte horeca, zoals in een dorpshuis;
  • horeca in categorie 1: vormen van horeca-activiteiten die qua exploitatievorm aansluiten bij winkelvoorzieningen, waar naast kleinere etenswaren in hoofdzaak alcoholvrije dranken worden verstrekt, zoals een lunchroom, broodjeszaak, ijssalon, cafetaria, snackbar, afhaalcentrum, automatiek;
  • horeca in categorie 2: vormen van horeca-activiteiten waar in hoofdzaak maaltijden, (alcoholische) dranken en/of logies worden verstrekt en waarvan de exploitatie doorgaans in de avonduren plaatsvindt, zoals een café, restaurant, hotel en pension;
  • horeca in categorie 3: vormen van horeca-activiteiten waarbij in hoofdzaak alcoholische drank wordt verstrekt en waarvan de exploitatie doorgaans in de avonduren plaatsvindt, een aantasting van het woon- en leefklimaat veroorzaakt en een grote druk op de openbare orde met zich meebrengt, zoals bar-dancings, discotheken, nachtclubs, alsmede horeca met zaalaccomodatie;

1.41 huishouden

een persoon of vaste groep personen die gezamenlijk en bestendig, voor onbepaalde tijd samenwonen;

1.42 inwoning

twee huishoudens die, in afwijking van het begrip woning, één woning bewonen met gemeenschappelijk gebruik van één of meerdere voorzieningen of (verblijfs)ruimten van die woning en waarbij de woning één hoofdtoegang behoudt en de voorzieningen c.q. (verblijfs)ruimten onderling vrij toegankelijk zijn;

1.43 kamerverhuur

het bedrijfsmatig verhuren of het aanbieden van kamers voor bewoning. Hieronder wordt niet verstaan de verhuur door particulieren van maximaal twee kamers in de door hen zelf bewoonde woning;

1.44 kantoor

een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi) overheidsinstellingen, het bankwezen en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen/ het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

1.45 kiosk

een gebouw van beperkte omvang en eenvoudige constructie dat bedoeld is om de verblijfsfunctie te veraangenamen door het ter plaatse aan passanten te koop aanbieden van producten zoals souvenirs, kranten, tijdschriften, versnaperingen, niet-alcoholische en licht alcoholische dranken alsmede rookwaren;

1.46 lawaaisporten

sportbeoefening die met veel lawaai gepaard gaat, zoals bijvoorbeeld motor- en autosport, karten, modelvoer- en vaartuigen;

1.47 luifel

afdak of overkapping aan of bij een gebouw, aan de openbare zijde, al of niet ondersteund;

1.48 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, medische, sociale en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en ondersteunende horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.49 mantelzorg

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

1.50 niet-zelfstandig kantoor

een onderdeel van een bedrijf, dat andere bedrijfsactiviteiten als inkomstenbron heeft en waarvoor het kantoor uitsluitend een ondersteunende functie heeft;

1.51 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen/installaties ten behoeve van gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen;

1.52 ondergeschikte bouwdelen

bouwdelen van beperkte afmetingen, die buiten het gebouw uitsteken, zoals schoorstenen, windvanen, dakoverstekken, balkons en liftschachten;

1.53 ondergeschikte detailhandel

detailhandel als activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de volgens het bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie. De detailhandelsactiviteit is van zulke beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang dat de functie waaraan zij wordt toegevoegd qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie duidelijk herkenbaar blijft;

1.54 ondergronds

onder peil;

1.55 onderkomens

voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonwagens, woonschepen, caravans, kampeerauto's, alsook tenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van recreatief buitenverblijf voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken;

1.56 ondersteunende horeca

een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is maar waar men ten behoeve van de hoofdfunctie gelegenheid biedt voor de consumptie van drank en etenswaren;

1.57 onversterkt geluid

geluid dat niet elektronisch wordt versterkt;

1.58 overkapping

bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een dak en maximaal één gesloten wand;

1.59 peil

  1. a. voor bebouwing in geaccidenteerd terrein voor zover de bebouwing met de gevel is gericht naar het openbare gebied waarop het bouwperceel ontsloten wordt (de dijk) en is gesitueerd op of binnen een afstand van 3 m uit de grens van het openbaar gebied: 35 cm boven de kruin van de dijk;
  2. b. voor overige bebouwing in geaccidenteerd terrein: de bestaande gemiddelde bouwhoogte van het terrein op het punt waar dit direct grenst aan de gevel welke is gericht naar het openbare gebied waarop het bouwperceel ontsloten wordt;
  3. c. voor gebouwen op een perceel in niet geaccidenteerd terrein, waarvan de hoofdtoegang aan een weg grenst, mits het gebouw op een afstand van niet meer dan 20 m van die weg is gelegen: 35 cm boven de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  4. d. voor overige bouwwerken: de gemiddelde hoogte van het aansluitend terrein;

1.60 publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak publieksaantrekkend zijn en waarvan de omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving, met behoud van de woonfunctie van de betreffende woning inclusief bijbehorende bouwwerken;

1.61 seksinrichting

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang als zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.62 sociale huurwoning

huurwoning met een aanvangshuurprijs onder de grens als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op huurtoeslag, waarbij de instandhouding voor de in de regionale huisvestingsverordening omschreven doelgroep voor ten minste tien jaar na ingebruikname is verzekerd;

1.63 sportvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van:

  • sporthallen;
  • tennisbanen;
  • sportscholen;
  • gymnastiekzalen;
  • fitnesscentra.

alsook ondersteunende horeca;

1.64 tuin

een stuk grond in particulier eigendom dat ten dienste staat van het woon- of werkgenot;

1.65 twee-aaneen gebouwde woning

een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van twee aaneengebouwde woningen;

1.66 verblijfsrecreatie

een vorm van recreatie die hoofdzakelijk is gericht op het verstrekken van nachtverblijf;

1.67 verdieping

de bouwlaag respectievelijk bouwlagen die boven de begane grond gelegen is/zijn;

1.68 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt;

1.69 voorste gebouw

het gebouw dat het dichtst bij de voorste bouwperceelsgrens is gelegen;

1.70 vrijstaande woning

een woning die hoogstens door middel van aan- en uitbouwen met een andere woning verbonden is en waarvan geen van de beide zijgevels van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelgrens staan;

1.71 woning

een complex van ruimten inclusief aan- en uitbouwen, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.72 zaalaccommodatie

een bedrijf dat als hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van gelegenheid tot het houden van bruiloften, feesten en partijen, alsmede tot het houden van congressen, conferenties en andere vergaderingen en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is;

1.73 zorgvoorzieningen met verblijf

maatschappelijke voorzieningen, waarbij sprake is van verblijf van personen gedurende een langere periode op een dag of meerdere aaneengesloten dagen, waaronder in ieder geval worden begrepen verslavingszorg, verzorgingshuizen, verpleeghuizen, verblijflocaties voor mensen met een beperking en 24-uurs zorg. Kinderovang, buitenschoolse opvang, dagopvang voor ouderen en dagbesteding worden hier nadrukkelijk niet onder verstaan.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel met uitzondering van dakkapellen en wolfseinden.

2.2 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.3 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van onderschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.5 Het bebouwingspercentage

De gezamenlijke oppervlakte van bouwwerken gelegen binnen een bepaald vlak gedeeld door de oppervlakte van dat vlak, uitgedrukt in procenten.

2.6 De horizontale diepte van een gebouw

De diepte, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd.

2.7 Ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1,5 m bedraagt.

2.8 Hart van de lijn

Bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de kaart en op schaal waarin het plan is vastgesteld.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Buitenruimte

3.1 Toegestane functies en gebruik

Functie(s) Nadere uitleg of voorwaarden Afwijken ten behoeve van
a. Wegen, straten, voet- en fietspaden
b. Verblijfsvoorzieningen Zoals pleinen
c. Parkeervoorzieningen
d. Groen
e. Water en waterhuishoudkundige voorzieningen
f. Tuinen
g. Nutsvoorzieningen
h. Garageboxen Alleen ter plaatse van de aanduiding 'garagebox'
i. Evenementen type 1, 2, 3 en 4 Zie artikel 18.2
j. Hondenuitlaatplaatsen Alleen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - hondenuitlaatplaats' Een hondenspeelplaats buiten de aanduiding 'specifieke vorm van groen - hondenuitlaatplaats', alleen als:

1. het woon- en leefmilieu van omwonenden niet onevenredig wordt aangetast.

3.2 Bijbehorende functies

De volgende bijbehorende functies en voorzieningen zijn toegestaan:

  1. a. geluidwerende voorzieningen;
  2. b. straatmeubilair;
  3. c. speelvoorzieningen;
  4. d. beeldende kunstwerken;
  5. e. bij de bestemming behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.3 Verboden gebruik

Functie(s) of gebruik Nadere uitleg of voorwaarden
a. Het gebruiken van gronden voor buitenopslag

3.4 Bouwen van gebouwen

Gebouwen zijn niet toegestaan, behalve garageboxen en nutsvoorzieningen. Hiervoor gelden de volgende bouwregels:

3.5 Bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Toegestane bouwwerken Max. bouwhoogte Afwijken mogelijk ten behoeve van:
Een hogere bouwhoogte, alleen als:
1. de stedenbouwkundige kwaliteit niet onevenredig wordt aangetast;
2. het woon- en leefmilieu van omwonenden niet onevenredig wordt aangetast;
3. de bouwhoogte niet meer is dan hieronder is aangegeven.
a. Erfafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel van een hoofdgebouw 1 m 2 m
b. Erfafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van een hoofdgebouw 2 m 3 m
c. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van verkeersgeleiding en wegverlichting buiten een tuin 10 m n.v.t.
d. (Licht)masten in een tuin 6 m n.v.t.
e. Bruggen 8 m n.v.t.
f. Overige bouwwerken in een tuin voor het (verlengde van) de voorgevel van een hoofdgebouw 2 m 3 m
g. Overige bouwwerken in een tuin achter het (verlengde van) de voorgevel van een hoofdgebouw 3 m 4 m
h. Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten een tuin 6 m n.v.t.

Artikel 4 Centrum

4.1 Toegestane functies en gebruik

Functie(s) Nadere uitleg of voorwaarden Afwijken mogelijk ten behoeve van:
a. Cultuur en ontspanning
b. Dienstverlening Alleen op de begane grond Dienstverlening op de verdieping
c. Detailhandel Alleen op de begane grond Detailhandel op de verdieping
d. Kantoren
e. Maatschappelijke voorzieningen Alleen op de begane grond.

Zorgvoorzieningen met verblijf zijn niet toegestaan, met uitzondering van bestaande voorzieningen.
Maatschappelijke voorzieningen op de verdieping
f. Wonen in woningen Maximaal het bestaande aantal woningen per bouwperceel is toegestaan. Herbouw is toegestaan.
g. Horeca - Alleen ondersteunende horeca en horecabedrijven uit categorie 1 en 2

- Alleen op de begane grond
h. Aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit Alleen als wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
1. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning (begane grond + verdiepingen) inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag worden gebruikt voor deze activiteit, tot maximaal 75 m².

2. degene die de activiteit uitvoert moet tevens de bewoner van de woning zijn.

3. de beroeps- of bedrijfsactiviteit leidt niet tot een onevenredige toename van de parkeerbehoefte.

4. er vindt geen detailhandel plaats, met uitzondering van ondergeschikte detailhandel als onderdeel van het aanwezige beroep of bedrijf aan huis.

5. elke bouwlaag van de woning behoudt de uitstraling van een woonhuis.
i. Evenementen type 1, 2, 3 en 4 Zie artikel 18.2

4.2 Bijbehorende functies

De volgende bijbehorende functies zijn toegestaan:

  1. a. verkeers- en parkeervoorzieningen;
  2. b. groen;
  3. c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. d. nutsvoorzieningen;
  5. e. tuinen en erven;
  6. f. bij de bestemming behorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.3 Verboden gebruik

Functie(s) of gebruik Nadere uitleg of voorwaarden Afwijken mogelijk ten behoeve van
a. Zelfstandige bewoning van bijgebouwen bij een (bedrijfs)woning
b. Standplaats voor onderkomens Tenzij maximaal één caravan of kampeerauto en/of tent gelijktijdig wordt geplaatst en deze niet wordt/worden gebruikt voor permanente bewoning
c. De uitoefening van een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis Publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis bij een woning.
Alleen als wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
1. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning (begane grond + verdiepingen) inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag worden gebruikt voor deze activiteit, tot maximaal 75 m².

2. degene die de activiteit uitvoert moet tevens de bewoner van de woning zijn.

3. de beroeps- of bedrijfsactiviteit leidt niet tot een onevenredige toename van de parkeerbehoefte.

4. er vindt geen detailhandel plaats, met uitzondering van ondergeschikte detailhandel als onderdeel van het aanwezige beroep of bedrijf aan huis.

5. elke bouwlaag van de woning behoudt de uitstraling van een woonhuis.
d. Het gebruik van gronden voor buitenopslag
e. Kamerverhuur

4.4 Bouwen van hoofdgebouwen

Bouwregel Afwijken mogelijk ten behoeve van:
a. Situering Binnen het bouwvlak
b. Bebouwings- percentage Het gehele bouwvlak mag worden bebouwd.
c. Goothoogte Maximaal de bestaande hoogte
d. Bouwhoogte Maximaal de bestaande hoogte

4.5 Bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Bouwregel
a. Situering Binnen het bouwvlak, of minimaal 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw
b. Oppervlakte Het gehele bouwvlak mag worden bebouwd. Buiten het bouwvlak maximaal 75 m²
c. Goothoogte Max. 3 m
d. Bouwhoogte Max. 5 m

4.6 Bouwen van nutsvoorzieningen

Bouwregel Afwijken mogelijk ten behoeve van
a. Bouwhoogte max. 3 m max. 5 m
b. Oppervlakte max. 15 m² max. 25 m²
Alleen als:
1. de verkeersveiligheid niet in het gedrang komt;
2. de afwijking niet leidt tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving

4.7 Bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Toegestane bouwwerken Max. bouwhoogte Afwijken ten behoeve van:
Een hogere bouwhoogte, alleen als:
1. de stedenbouwkundige kwaliteit niet onevenredig wordt aangetast;
2. het woon- en leefmilieu van omwonenden niet onevenredig wordt aangetast;
3. de bouwhoogte niet meer is dan hieronder is aangegeven.
a. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak 1 m 2 m
b. Erf- en terreinafscheidingen binnen het bouwvlak 2 m 3 m
c. Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak 3 m 6 m

4.8 Afwijken ten behoeve van een kiosk

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bovenstaande voor het bouwen van kiosken, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. a. goothoogte maximaal 2,5 m;
  2. b. bouwhoogte maximaal 3,5 m;
  3. c. oppervlakte maximaal 20 m² per gebouw;
  4. d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  5. e. de verkeersveiligheid mag niet in het gedrang komen.

Artikel 5 Gemengd

5.1 Toegestane functies en gebruik

Functie(s) Nadere uitleg of voorwaarden Afwijken ten behoeve van
a. Bedrijf Alleen bedrijven uit categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in Bijlage 1 van deze regels.

Alleen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - ambachtsbedrijf' is tevens een ambachtsbedrijf toegestaan.

Alleen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autobedrijf' is tevens een autobedrijf toegestaan.

Alleen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bouwmarkt' is tevens een bouwmarkt toegestaan.

Alleen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - installatiebedrijf' is tevens een installatiebedrijf toegestaan.

Alleen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - schoonmaakbedrijf' is tevens een schoonmaakbedrijf toegestaan.

Alleen ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling' is tevens een caravanstallingbedrijf toegestaan.

Alleen ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' is tevens een verkooppunt voor motorbrandstoffen, inclusief LPG toegestaan.
een bedrijf uit een hogere categorie of een bedrijf uit categorie 1 of 2 die niet voorkomt in Bijlage 1, alleen als:
1. het bedrijf qua aard en omvang en invloed op de omgeving gelijk te stellen is aan een bedrijf uit categorie 1 of 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in Bijlage 1 van deze regels, en

2. het bedrijf geen geluidszoneringsplichtig bedrijf is, en

3. er een advies van een deskundige is.
b. Maatschappelijke voorzieningen Zorgvoorzieningen met verblijf zijn niet toegestaan, met uitzondering van bestaande voorzieningen
c. Culturele voorzieningen
d. Detailhandel Alleen ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel'; of

Alleen ondergeschikte detailhandel in ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen.
e. Dienstverlening
f. Horeca in categorie 1 en 2 Alleen ter plaatse van de aanduiding 'horeca'
g. Horeca in categorie 3 Alleen ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 3'
h. Wonen in een woning Alleen op de verdieping.
Maximaal het bestaande aantal woningen per bouwperceel is toegestaan. Herbouw is toegestaan.
i. Wonen in een bedrijfswoning Alleen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'
j. Aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit bij de woning of bedrijfswoning Alleen als wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

1. de beroeps- of bedrijfsactiviteit qua aard, omvang en uitstraling past in een woonomgeving;

2. de woning in/op elke bouwlaag de uitstraling van een woonhuis behoudt;

3. de beroeps- of bedrijfsactiviteit niet leidt tot een onevenredige toename van de parkeerbehoefte;

4. er geen detailhandel plaatsvindt, met uitzondering van ondergeschikte detailhandel als onderdeel van het aanwezige beroep of bedrijf aan huis;

5. maximaal 50 % van het woonoppervlakte mag worden gebruikt voor het beroep of bedrijf aan huis.
k. Niet-zelfstandige kantoren
l. Groen
m. Water en waterhuishoudkundige voorzieningen
n. Evenementen type 1, 2, 3 en 4 Zie artikel 18.2

5.2 Bijbehorende functies

De volgende bijbehorende functies zijn toegestaan:

  1. a. verkeers- en parkeervoorzieningen;
  2. b. tuinen en erven;
  3. c. terrassen;
  4. d. nutsvoorzieningen;
  5. e. bij de bestemming behorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.3 Verboden gebruik

Functie(s) of gebruik Nadere uitleg of voorwaarden Afwijken mogelijk ten behoeve van
a. Het gebruiken van gronden voor buitenopslag
b. Zelfstandige bewoning van bijgebouwen bij een (bedrijfs)woning
c. Standplaats voor onderkomens Tenzij maximaal één caravan of kampeerauto en/of tent gelijktijdig wordt geplaatst en deze niet wordt/worden gebruikt voor permanente bewoning
d. Kamerverhuur

5.4 Bouwen van hoofdgebouwen

Bouwregel
a. Situering Binnen het bouwvlak
b. Bebouwings- percentage Het gehele bouwvlak mag worden bebouwd.
c. Goothoogte Maximaal de bestaande hoogte
d. Bouwhoogte Maximaal de bestaande hoogte

5.5 Bouwen van bedrijfswoningen

Bouwregel Afwijken mogelijk ten behoeve van:
a. Situering Binnen het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'
b. Aantal Maximaal één bedrijfswoning per aanduidingsvlak.
b. Inhoud Max. 600 m³
c. Goothoogte Max. 6 m
d. Bouwhoogte Max. 10 m

5.6 Bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Bouwregel
a. Situering Binnen het bouwvlak, of minimaal 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw
b. Oppervlakte 1. Het gehele bouwvlak mag worden bebouwd.

2. Buiten het bouwvlak maximaal 90 m²
c. Goothoogte Max. 3 m
d. Bouwhoogte Max. 5 m

5.7 Bouwen van nutsvoorzieningen

Bouwregel Afwijken mogelijk ten behoeve van:
a. Bouwhoogte max. 3 m max. 5 m
b. Oppervlakte max. 15 m² max. 25 m²
Alleen als:
1. de verkeersveiligheid niet in het gedrang komt;
2. de afwijking niet leidt tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving

5.8 Bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Toegestane bouwwerken Max. bouwhoogte Afwijken ten behoeve van:
Een hogere bouwhoogte, alleen als:
1. de stedenbouwkundige kwaliteit niet onevenredig wordt aangetast;
2. het woon- en leefmilieu van omwonenden niet onevenredig wordt aangetast;
3. de bouwhoogte niet meer is dan hieronder is aangegeven.
a. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak 1 m 2 m
b. Erf- en terreinafscheidingen binnen het bouwvlak 2 m 3 m
c. Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak 3 m 6 m

5.9 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor: Nadere voorwaarden:
a. het wijzigen van de bestemming 'Gemengd' in de bestemming 'Wonen' 1. het aantal woningen blijft gelijk aan het bestaande aantal bedrijfswoningen;

2. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden worden niet onevenredig geschaad. Dit betekent in ieder geval dat er geen onevenredige beperkingen in de gebruiksmogelijkheden voor de betreffende eigenaren en/of gebruikers mogen optreden;

3. parkeren moet plaatsvinden op eigen terrein, waarbij moet worden voldaan aan de parkeernormen, zoals opgenomen in de Nota Parkeernormen gemeente Overbetuwe 2016. Indien deze nota bij een aanvraag is gewijzigd, moet met de wijziging rekening worden gehouden;

4. er worden een bouwvlak en een aanduidingsvlak 'bijgebouwen' op maat opgenomen, waarbij overtollige bebouwing dient te worden gesloopt;

5. aangetoond dient te worden dat de bodemkwaliteit geschikt is voor het beoogde gebruik;

6. aangetoond dient te worden dat er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de woning(en).

Artikel 6 Maatschappelijk

6.1 Toegestane functies en gebruik

Functie(s) Nadere uitleg of voorwaarden
a. Maatschappelijke voorzieningen Zorgvoorzieningen met verblijf zijn niet toegestaan, met uitzondering van bestaande voorzieningen
b. Culturele voorzieningen
c. Begraafplaats Alleen ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats'
d. Wonen in een bedrijfswoning Alleen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'
e. Aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteit bij een bedrijfswoning Alleen als wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

1. de beroeps- of bedrijfsactiviteit qua aard, omvang en uitstraling past in een woonomgeving;

2. de woning in/op elke bouwlaag de uitstraling van een woonhuis behoudt;

3. de beroeps- of bedrijfsactiviteit niet leidt tot een onevenredige toename van de parkeerbehoefte;

4. er geen detailhandel plaatsvindt, met uitzondering van ondergeschikte detailhandel als onderdeel van het aanwezige beroep of bedrijf aan huis;

5. maximaal 50 % van het woonoppervlakte mag worden gebruikt voor het beroep of bedrijf aan huis.
f. Groen
g. Water en waterhuishoudkundige voorzieningen
h. Evenementen type 1, 2, 3 en 4 Zie artikel 18.2.

6.2 Bijbehorende functies

De volgende bijbehorende functies zijn toegestaan:

  1. a. tuinen bij een bedrijfswoning;
  2. b. ondersteunende horeca met bijbehorende terrassen;
  3. c. verkeers- en parkeervoorzieningen;
  4. d. nutsvoorzieningen;
  5. e. (beeldende) kunstwerken.

6.3 Verboden gebruik

Functie(s) of gebruik Nadere uitleg of voorwaarden Afwijken mogelijk ten behoeve van
a. Het gebruiken van gronden voor buitenopslag
b. Zelfstandige bewoning van bijgebouwen bij een (bedrijfs)woning
c. Standplaats voor onderkomens Tenzij maximaal één caravan of kampeerauto en/of tent gelijktijdig wordt geplaatst en deze niet wordt/worden gebruikt voor permanente bewoning
d. Kamerverhuur

6.4 Bouwen van hoofdgebouwen

Bouwregel Afwijken mogelijk ten behoeve van:
a. Situering Binnen het bouwvlak

Bedrijfwoning alleen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'
b. Bebouwings- percentage Het gehele bouwvlak mag worden bebouwd.

In afwijking van het bovenstaande, mag het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' tot maximaal het aangegeven percentage worden bebouwd.
c. Goothoogte Maximaal de bestaande hoogte.
d. Bouwhoogte Maximaal de bestaande hoogte.
e. Inhoud bedrijfswoning Maximaal 600 m³
f. Aantal Maximaal één bedrijfswoning per bouwperceel

6.5 Bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Bouwregel
a. Situering Binnen het bouwvlak, of minimaal 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw
b. Oppervlakte 1. Het gehele bouwvlak mag worden bebouwd.

2. In afwijking van het bovenstaande, mag het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' tot maximaal het aangegeven percentage worden bebouwd.

3. Buiten het bouwvlak maximaal 90 m²
c. Goothoogte Max. 3 m
d. Bouwhoogte Max. 5 m

6.6 Bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Toegestane bouwwerken Max. bouwhoogte Afwijken ten behoeve van:
Een hogere bouwhoogte, alleen als:
1. de stedenbouwkundige kwaliteit niet onevenredig wordt aangetast;
2. het woon- en leefmilieu van omwonenden niet onevenredig wordt aangetast;
3. de bouwhoogte niet meer is dan hieronder is aangegeven.
a. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak 1 m 2 m
b. Erfafscheidingen 2 m n.v.t.
c. Masten 6 m n.v.t.
d. Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak 4 m n.v.t.

Artikel 7 Water

7.1 Toegestane functies en gebruik

Functie(s) Nadere uitleg of voorwaarden
a. Water en waterhuishoudkundige voorzieningen
b. Waterstaatkundige kunstwerken, bruggen en andere waterstaatswerken
c. De aanleg, het behoud en de versterking van de natuurlijke en/of ecologische waarden
d. Extensieve dagrecreatie

7.2 Bijbehorende functies

De volgende bijbehorende functies en voorzieningen zijn toegestaan:

  1. a. bij de bestemming behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en duikers;
  2. b. groen;
  3. c. bermen;
  4. d. paden;
  5. e. (beeldende) kunstwerken.

7.3 Verboden gebruik

Functie(s) of gebruik Nadere uitleg of voorwaarden
a. Het gebruiken van gronden voor buitenopslag

7.4 Bouwen van gebouwen

Gebouwen zijn niet toegestaan.

7.5 Bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Toegestane bouwwerken Max. bouwhoogte
a. Bruggen 8 m
b. Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 4 m

Artikel 8 Wonen

8.1 Toegestane functies en gebruik

Functie(s) Nadere uitleg of voorwaarden Afwijken ten behoeve van
a. Wonen in een woning 1. Maximaal het bestaande aantal woningen per bouwvlak is toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is maximaal het aangegeven aantal woningen toegestaan.

2. Herbouw is toegestaan.

3. Inwoning is toegestaan.

4. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - sociale huur' zijn uitsluitend sociale huurwoningen toegestaan.
Het splitsen van een woning, alleen als wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

1. de te splitsen woning heeft een woonoppervlakte van ten minste 140 m²;

2. na splitsing heeft elke woning een woonoppervlakte van ten minste 50 m²;

3. parkeren moet plaatsvinden op eigen terrein, waarbij moet worden voldaan aan de parkeernormen, zoals opgenomen in de Nota Parkeernormen gemeente Overbetuwe 2016. Indien deze nota bij een aanvraag is gewijzigd, moet met de wijziging rekening worden gehouden;

4. het woon- en leefmilieu van omwonenden wordt niet onevenredig aangetast.
b. Aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteit Alleen als wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

1. de beroeps- of bedrijfsactiviteit qua aard, omvang en uitstraling past in een woonomgeving;

2. de woning in/op elke bouwlaag behoudt de uitstraling van een woonhuis;

3. de beroeps- of bedrijfsactiviteit leidt niet tot een onevenredige toename van de parkeerbehoefte;

4. er vindt geen detailhandel plaats, met uitzondering van ondergeschikte detailhandel als onderdeel van het aanwezige beroep of bedrijf aan huis;

5. maximaal 50% van het woonoppervlakte mag worden gebruikt voor het beroep of bedrijf aan huis.
c. Water en waterhuishoud- kundige voor- zieningen

8.2 Bijbehorende functies

De volgende bijbehorende functies zijn toegestaan:

  1. a. tuinen;
  2. b. parkeervoorzieningen;
  3. c. nutsvoorzieningen;
  4. d. groen;
  5. e. speelvoorzieningen.

8.3 Verboden gebruik

Functie(s) of gebruik Nadere uitleg of voorwaarden Afwijken mogelijk ten behoeve van
a. Het gebruiken van gronden voor buitenopslag
b. Zelfstandige bewoning van bijgebouwen bij een (bedrijfs)woning
c. Standplaats voor onderkomens Tenzij maximaal één caravan of kampeerauto en/of tent gelijktijdig wordt geplaatst en deze niet wordt/worden gebruikt voor permanente bewoning
d. Kamerverhuur

8.4 Bouwen van hoofdgebouwen

Bouwregel Afwijken mogelijk ten behoeve van:
a. Situering Binnen het bouwvlak Het bouwen van hoofdgebouwen buiten het bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
1. de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;

2. het woon- en leefmilieu van omwonenden wordt niet onevenredig aangetast;

3. de verkeersveiligheid wordt niet onevenredig aangetast;

4. de gebruikmogelijkheden van omliggende functies worden niet onevenredig beperkt;

5. op eigen terrein moet voldoende parkeergelegenheid aanwezig zijn, waarbij moet worden voldaan aan de parkeernormen, zoals opgenomen in de Nota Parkeernormen gemeente Overbetuwe 2016. Indien deze nota bij een aanvraag is gewijzigd, moet met de wijziging rekening worden gehouden;

6. de uitbreiding vindt plaats ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'.
b. Goothoogte Maximaal de bestaande hoogte. Het verhogen van de maximale goothoogte met maximaal 3 meter, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
1. de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;

2. het woon- en leefmilieu van omwonenden wordt niet onevenredig aangetast.
c. Bouwhoogte Maximaal de bestaande hoogte. Het verhogen van de maximale bouwhoogte met maximaal 3 meter, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
1. de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;

2. het woon- en leefmilieu van omwonenden wordt niet onevenredig aangetast.
d. Type woning Ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand': alleen vrijstaande woningen.

Ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen': alleen twee-aaneengebouwde woningen.

Ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd': alleen aaneengebouwde woningen.

Ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld': alleen gestapelde woningen.
e. Kap Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - kap' dienen de hoofdgebouwen met een kap te worden gerealiseerd.

8.5 Bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Bouwregel Afwijken mogelijk ten behoeve van:
a. Situering Binnen het bouwvlak of ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'
b. Oppervlakte Maximaal 50% van het erf, maar niet meer dan:
1. 90 m², voor zover het erf kleiner dan 200 m² is;
2. 120 m² voor zover het erf meer dan 200 m² en minder dan 500 m² is;
3. 150 m² voor zover het erf groter dan 500 m² is.
Een grotere gezamenlijke oppervlakte, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

1. de gezamenlijke oppervlakte bedraagt niet meer dan 130 m², voor zover het erf kleiner dan 500 m² is en niet meer dan 180 m², voor zover het erf 500 m² of groter is, met dien verstande dat het erf voor maximaal 50% is bebouwd;

2. de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;

3. het woon- en leefmilieu van omwonenden wordt niet onevenredig aangetast;

4. de gebruikmogelijkheden van omliggende functies worden niet onevenredig beperkt;

5. op eigen terrein moet voldoende parkeergelegenheid aanwezig zijn, waarbij moet worden voldaan aan de parkeernormen, zoals opgenomen in de Nota Parkeernormen gemeente Overbetuwe 2016. Indien deze nota bij een aanvraag is gewijzigd, moet met de wijziging rekening worden gehouden.
c. Goothoogte Maximaal 3,5 m
d. Bouwhoogte Maximaal 4,5 m Een hogere bouwhoogte, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

1. de bouwhoogte bedraagt maximaal 5 m;

2. de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;

3. het woon- en leefmilieu van omwonenden wordt niet onevenredig aangetast.

8.6 Bouwen van erkers

Bouwregel
a. Horizontale diepte Maximaal 1,5 m vanuit de gevel waaraan gebouwd wordt
b. Breedte Maximaal 60% van de breedte van de gevel waaraan gebouwd wordt
c. Bouwhoogte Maximaal 4 m.

8.7 Bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Toegestane bouwwerken Max. bouwhoogte Afwijken mogelijk ten behoeve van:
Een hogere bouwhoogte, alleen als:
1. de stedenbouwkundige kwaliteit niet onevenredig wordt aangetast;
2. het woon- en leefmilieu van omwonenden niet onevenredig wordt aangetast;
3. de bouwhoogte niet meer is dan hieronder is aangegeven.
a. Erfafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw 1 m 2 m
b. Erfafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw 2 m 3 m
c. Masten 6 m n.v.t.
d. Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw 2 m 3 m
d. Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw 3 m 4 m

8.8 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor: Nadere voorwaarden:
a. het toestaan van één extra woning, naast het conform lid 8.1 sub a toegestane aantal en het verwijderen van de aanduiding 'horeca' a. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsbevoegdheid';

b. De horecafunctie is beëindigd ten tijde van ingebruikname van de betreffende woning en deze blijft beëindigd;

c. er dient te worden voldaan aan het bepaalde in lid 18.3 (parkeernorm).

Artikel 9 Leiding - Riool

9.1 Toegestane functies en gebruik

Functie(s) Nadere uitleg of voorwaarden:
a. Een ondergrondse rioolpersleiding Alleen ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - riool'.
Als er strijd ontstaat tussen het belang van de aanwezige leiding en de andere daar voorkomende bestemmingen, dan gaan de regels van deze bestemming voor.
b. Het beheer en onderhoud van de rioolpersleiding Als er strijd ontstaat tussen het belang van de aanwezige leiding en de andere daar voorkomende bestemmingen, dan gaan de regels van deze bestemming voor.
c. De bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding. Als er strijd ontstaat tussen het belang van de aanwezige leiding en de andere daar voorkomende bestemmingen, dan gaan de regels van deze bestemming voor.

9.2 Bouwregels

Bouwregel Afwijken mogelijk ten behoeve van:
a. Toegestane bouwwerken Alleen bouwwerken voor de aanwezige leiding, met een bouwhoogte van maximaal 3 meter, mogen worden gebouwd, in afwijking van het bepaalde in de overige bestemming(en)
b. Toegestane bouwwerken t.b.v. de overige voorkomende bestemming(en) Bestaande bouwwerken mogen worden vervangen, vernieuwd of veranderd, mits:
1. de situering niet verandert;

2. de oppervlakte en bouwhoogte niet worden vergroot.
Nieuwe bouwwerken of uitbreiding van bestaande bouwwerken, alleen na voorafgaand schriftelijk advies van de leidingbeheerder en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de leiding.

9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Vergunningplichtige werkzaamheden Voorwaarden voor het verlenen van een omgevingsvergunning
a. Het aanbrengen en rooien van hoogopgaande en diepwortelende beplantingen en bomen. Alleen na voorafgaand schriftelijk advies van de leidingbeheerder en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de leiding.
b. Het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen. Idem
c. Het vergraven, afgraven, ophogen e.d. van gronden. Idem
d. Het permanent opslaan van goederen of het tijdelijk opslaan van brandbare goederen. Idem

9.4 Uitzonderingen vergunningplicht

De vergunningplicht van artikel 9.3 geldt niet voor: a. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;

b. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van de een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende omgevingsvergunning;

c. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die verband houden met de aanleg of instandhouding van de leiding.

Artikel 10 Waarde - Archeologie

10.1 Toegestane functies en gebruik

Functie(s) Nadere uitleg of voorwaarden Wijzigingsbevoegdheid
De gronden zijn mede bestemd voor behoud en bescherming van waardevolle archeologische informatie in de bodem. Als er strijd ontstaat tussen het belang van bescherming van waardevolle archeologische informatie in de bodem als bedoeld in dit artikel en de andere daar voorkomende bestemmingen, gaan de regels van deze bestemming voor. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

10.2 Bouwregels

Geen beperkingen als: het bouwwerkzaamheden betreft met een diepte van minder dan 30 cm onder het bestaande maaiveld;

of

het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid met uitzondering van nieuwe kelders.
In overige gevallen mag bouwen alleen als: Het bevoegd gezag een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 10.3 verleent voor het afwijken van dit bestemmingsplan.

10.3 Afwijken van de bouwregels

De vergunning wordt alleen verleend indien: a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

b. het overleggen van een rapport als bedoeld onder a. is niet nodig indien de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie, hetgeen is getoetst door een archeologisch deskundige, afdoende is vastgesteld.
Aan de vergunning kunnen de volgende voorschriften worden verbonden: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouwplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;

b. de verplichting tot het doen van opgravingen;

c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
Voordat de vergunning wordt verleend: wint het bevoegd gezag advies in van een archeologisch deskundige over de vraag of door het verlenen van de vergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Zonder vergunning is het verboden om: a. de bodem op te hogen met meer dan 2 m;
b. grondwerkzaamheden uit te voeren, waartoe worden gerekend woelen en diepploegen.
Geen vergunning is nodig als: het werkzaamheden betreft met een diepte van minder dan 30 cm onder het bestaande maaiveld;

of

de werkzaamheden in de bodem direct samenhangen met een verleende omgevingsvergunning op grond van het bepaalde in artikel 10.2 en 10.3.
De vergunning wordt alleen verleend als: a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

b. het overleggen van een rapport als bedoeld onder a. is niet nodig indien de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie, hetgeen is getoetst door een archeologisch deskundige, afdoende is vastgesteld.
Aan de vergunning kunnen de volgende voorschriften worden verbonden: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouwplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;

b. de verplichting tot het doen van opgravingen;

c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
Voordat de vergunning wordt verleend: wint het bevoegd gezag advies in van een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

Artikel 11 Waarde - Archeologische Verwachting 1

11.1 Toegestane functies en gebruik

Functie(s) Nadere uitleg of voorwaarden Wijzigingsbevoegdheid
De gronden zijn mede bestemd voor behoud en bescherming van te verwachten waardevolle archeologische informatie in de bodem. Als er strijd ontstaat tussen het belang van bescherming van waardevolle archeologische informatie in de bodem als bedoeld in dit artikel en de andere daar voorkomende bestemmingen, gaan de regels van deze bestemming voor. a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming 'Waarde -Archeologische verwachting 1' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming 'Waarde -Archeologische verwachting 1' om te zetten in de bestemming 'Waarde - Archeologie', als op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn.

11.2 Bouwregels

Geen beperkingen als: het bouwwerkzaamheden betreft met een diepte van minder dan 30 cm onder het bestaande maaiveld;

of

het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid met uitzondering van nieuwe kelders;

of

de nieuw te bebouwen oppervlakte niet groter is dan 50 m².
In overige gevallen mag bouwen alleen als: Het bevoegd gezag een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 11.3 verleent voor het afwijken van dit bestemmingsplan.

11.3 Afwijken van de bouwregels

De vergunning wordt alleen verleend indien: a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

b. het overleggen van een rapport als bedoeld onder a. is niet nodig indien de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie, hetgeen is getoetst door een archeologisch deskundige, afdoende is vastgesteld.
Aan de vergunning kunnen de volgende voorschriften worden verbonden: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouwplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;

b. de verplichting tot het doen van opgravingen;

c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
Voordat de vergunning wordt verleend: wint het bevoegd gezag advies in van een archeologisch deskundige over de vraag of door het verlenen van de vergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Zonder vergunning is het verboden om: a. de bodem op te hogen met meer dan 2 m;
b. grondwerkzaamheden uit te voeren, waartoe worden gerekend woelen en diepploegen.
Geen vergunning is nodig voor: als het werkzaamheden betreft met een diepte van minder dan 30 cm onder het bestaande maaiveld;

of

als de werkzaamheden in de bodem direct samenhangen met een verleende omgevingsvergunning op grond van het bepaalde in artikel 11.2 en 11.3;

of

de oppervlakte van de werkzaamheden in de bodem niet groter is dan 50 m².
De vergunning wordt alleen verleend als: a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

b. het overleggen van een rapport als bedoeld onder a. is niet nodig indien de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie, hetgeen is getoetst door een archeologisch deskundige, afdoende is vastgesteld.
Aan de vergunning kunnen de volgende voorschriften worden verbonden: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouwplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;

b. de verplichting tot het doen van opgravingen;

c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
Voordat de vergunning wordt verleend: wint het bevoegd gezag advies in van een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

Artikel 12 Waarde - Archeologische Verwachting 2

12.1 Toegestane functies en gebruik

Functie(s) Nadere uitleg of voorwaarden Wijzigingsbevoegdheid
De gronden zijn mede bestemd voor behoud en bescherming van te verwachten waardevolle archeologische informatie in de bodem. Als er strijd ontstaat tussen het belang van bescherming van waardevolle archeologische informatie in de bodem als bedoeld in dit artikel en de andere daar voorkomende bestemmingen, gaan de regels van deze bestemming voor. a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming 'Waarde -Archeologische verwachting 2' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming 'Waarde -Archeologische verwachting 2' om te zetten in de bestemming 'Waarde - Archeologie', als op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn.

12.2 Bouwregels

Geen beperkingen als: het bouwwerkzaamheden betreft met een diepte van minder dan 30 cm onder het bestaande maaiveld;

of

het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid met uitzondering van nieuwe kelders;

of

de nieuw te bebouwen oppervlakte niet groter is dan 200 m².
In overige gevallen mag bouwen alleen als: Het bevoegd gezag een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 12.3 verleent voor het afwijken van dit bestemmingsplan.

12.3 Afwijken van de bouwregels

De vergunning wordt alleen verleend indien: a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

b. het overleggen van een rapport als bedoeld onder a. is niet nodig indien de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie, hetgeen is getoetst door een archeologisch deskundige, afdoende is vastgesteld.
Aan de vergunning kunnen de volgende voorschriften worden verbonden: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouwplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;

b. de verplichting tot het doen van opgravingen;

c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
Voordat de vergunning wordt verleend: wint het bevoegd gezag advies in van een archeologisch deskundige over de vraag of door het verlenen van de vergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Zonder vergunning is het verboden om: a. de bodem op te hogen met meer dan 2 m;
b. grondwerkzaamheden uit te voeren, waartoe worden gerekend woelen en diepploegen.
Geen vergunning is nodig voor: als het werkzaamheden betreft met een diepte van minder dan 30 cm onder het bestaande maaiveld;

of

als de werkzaamheden in de bodem direct samenhangen met een verleende omgevingsvergunning op grond van het bepaalde in artikel 12.2 en 12.3;

of

de oppervlakte van de werkzaamheden in de bodem niet groter is dan 200 m².
De vergunning wordt alleen verleend als: a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

b. het overleggen van een rapport als bedoeld onder a. is niet nodig indien de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie, hetgeen is getoetst door een archeologisch deskundige, afdoende is vastgesteld.
Aan de vergunning kunnen de volgende voorschriften worden verbonden: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouwplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;

b. de verplichting tot het doen van opgravingen;

c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
Voordat de vergunning wordt verleend: wint het bevoegd gezag advies in van een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

Artikel 13 Waarde - Archeologische Verwachting 3

13.1 Toegestane functies en gebruik

Functie(s) Nadere uitleg of voorwaarden Wijzigingsbevoegdheid
De gronden zijn mede bestemd voor behoud en bescherming van te verwachten waardevolle archeologische informatie in de bodem. Als er strijd ontstaat tussen het belang van bescherming van waardevolle archeologische informatie in de bodem als bedoeld in dit artikel en de andere daar voorkomende bestemmingen, gaan de regels van deze bestemming voor. a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming 'Waarde -Archeologische verwachting 3' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming 'Waarde -Archeologische verwachting 3' om te zetten in de bestemming 'Waarde - Archeologie', als op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn.

13.2 Bouwregels

Geen beperkingen als: het bouwwerkzaamheden betreft met een diepte van minder dan 30 cm onder het bestaande maaiveld;

of

het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid met uitzondering van nieuwe kelders;

of

de nieuw te bebouwen oppervlakte niet groter is dan 1.000 m².
In overige gevallen mag bouwen alleen als: Het bevoegd gezag een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 13.3 verleent voor het afwijken van dit bestemmingsplan.

13.3 Afwijken van de bouwregels

De vergunning wordt alleen verleend indien: op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
Aan de vergunning kunnen de volgende voorschriften worden verbonden: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouwplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;

b. de verplichting tot het doen van opgravingen;

c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
Voordat de vergunning wordt verleend: wint het bevoegd gezag advies in van een archeologisch deskundige over de vraag of door het verlenen van de vergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Zonder vergunning is het verboden om: a. de bodem op te hogen met meer dan 2 m;
b. grondwerkzaamheden uit te voeren, waartoe worden gerekend woelen en diepploegen.
Geen vergunning is nodig voor: als het werkzaamheden betreft met een diepte van minder dan 30 cm onder het bestaande maaiveld;

of

als de werkzaamheden in de bodem direct samenhangen met een verleende omgevingsvergunning op grond van het bepaalde in artikel 13.2 en 13.3;

of

de oppervlakte van de werkzaamheden in de bodem niet groter is dan 1.000 m².
De vergunning wordt alleen verleend als: op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door het werk en/of de werkzaamheden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
Aan de vergunning kunnen de volgende voorschriften worden verbonden: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouwplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;

b. de verplichting tot het doen van opgravingen;

c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
Voordat de vergunning wordt verleend: wint het bevoegd gezag advies in van een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

Artikel 14 Waterstaat - Waterkering

14.1 Toegestane functies en gebruik

Functie(s) Nadere uitleg of voorwaarden
De gronden zijn mede bestemd voor de bescherming, het onderhoud en de verbetering van de waterkering, met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals duikers, keerwanden en merktekens. Als er strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming, het onderhoud en de verbetering van de waterkering, als bedoeld in dit artikel en de andere daar voorkomende bestemmingen, gaan de regels van deze bestemming voor.

14.2 Bouwregels

Bouwregel Afwijken mogelijk ten behoeve van:
a. Toegestane bouwwerken a. Alleen nieuwe bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming mogen worden gebouwd, in afwijking van het bepaalde in de overige bestemming(en).
b. De bouwhoogte van de onder a. bedoelde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 10 m.
b. Toegestane bouwwerken t.b.v. de overige voorkomende bestemming(en) Bestaande bouwwerken mogen worden vervangen, vernieuwd of veranderd, mits:
1. de situering niet verandert;

2. de oppervlakte en bouwhoogte niet worden vergroot.
Nieuwe bouwwerken of uitbreiding van bestaande bouwwerken, alleen na voorafgaand schriftelijk advies van de beheerder van de waterkering en mits door de betreffende bouwwerken dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid en/of de mogelijkheden tot beheer en onderhoud van de waterkering en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.

14.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Vergunningplichtige werkzaamheden Voorwaarden voor het verlenen van een omgevingsvergunning
a. Het verrichten van exploratieboringen of andere onderzoekingen naar bodemschatten, hieronder niet begrepen geohydrologisch onderzoek ten behoeve van de grondwaterwinning. Alleen na voorafgaand schriftelijk advies van de leidingbeheerder en mits door het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid en/of de mogelijkheden tot beheer en onderhoud van de waterkering en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.
b. Het aanbrengen van ondergrondse en/of bovengrondse opslag- en vloeistofreservoirs. Idem
c. Het onttrekken van grondwater en het slaan van bronnen, anders dan in het algemeen belang. Idem

14.4 Uitzonderingen vergunningplicht

De vergunningplicht van artikel 14.3 geldt niet voor: a. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;

b. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van de een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende omgevingsvergunning.

Artikel 15 Waterstaat - Waterlopen

15.1 Toegestane functies en gebruik

Functie(s) Nadere uitleg of voorwaarden
De gronden zijn mede bestemd voor het beheer en onderhoud van een waterloop. Als er strijd ontstaat tussen het belang van het beheer on onderhoud van de waterloop, zoals bedoeld in dit artikel, en de andere daar voorkomende bestemmingen, gaan de regels van deze bestemming voor.

15.2 Bouwregels

Bouwregel Afwijken mogelijk ten behoeve van:
a. Toegestane bouwwerken Alleen nieuwe bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming mogen worden gebouwd, in afwijking van het bepaalde in de overige bestemming(en).
b. Toegestane bouwwerken t.b.v. de overige voorkomende bestemming(en) Bestaande bouwwerken mogen worden vervangen, vernieuwd of veranderd, mits:
1. de situering niet verandert;

2. de oppervlakte en bouwhoogte niet worden vergroot.
Nieuwe bouwwerken of uitbreiding van bestaande bouwwerken, alleen na voorafgaand schriftelijk advies van de beheerder van de waterloop en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de waterloop en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.

15.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Vergunningplichtige werkzaamheden Voorwaarden voor het verlenen van een omgevingsvergunning
a. Het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeervoorzieningen en het aanbrengen van andere gesloten oppervlakteverhardingen. Alleen na voorafgaand schriftelijk advies van het Waterschap Rivierenland en mits door het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van en de veiligheidssituatie rond de betreffende waterlopen en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.
b. Het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van voorwerpen in de bodem. Idem
c. Het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse kabels of leidingen. Idem
d. Het wijzigen van het bestaande bodemniveau door ophogingen of afgravingen of het verrichten van andere graafwerkzaamheden. Idem
e. Het aanbrengen, vellen en/of rooien van bomen of beplantingen welke dieper wortelen dan 0,75 meter. Idem

15.4 Uitzonderingen vergunningplicht

De vergunningplicht van artikel 15.3 geldt niet voor: a. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;

b. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van de een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende omgevingsvergunning;

c. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;

d. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en het bodemgebruik;

e. normaal spitwerk tot een diepte van niet meer dan 0,3 meter.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 16 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 17 Algemene Bouwregels

17.1 Bestaande maten

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

17.2 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door: Nadere voorwaarden(n)
a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken de overschrijding van de bouwgrenzen bedraagt maximaal 2,5 meter
b. tot gebouwen behorende erkers en serres de overschrijding van de bouwgrenzen bedraagt maximaal 1,5 meter
c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen de overschrijding van de bouwgrenzen bedraagt maximaal 1,5 meter

17.3 Ondergronds bouwen

Toegestane bebouwing: Nadere voorwaarde(n) Afwijken mogelijk ten behoeve van:
ondergrondse gebouwen (kelders) daar waar bovengronds gebouwen aanwezig zijn Toegestaan tot maximaal één bouwlaag ondergronds
ondergrondse gebouwen (kelders) daar waar bovengronds geen gebouwen aanwezig zijn Toegestaan tot:
- maximaal één bouwlaag ondergronds;
- een oppervlakte van maximaal 25 m²;

Alleen als:
1. de ondergrondse ruimte vanuit de binnenzijde van de bebouwing, waaronder deze wordt gerealiseerd, toegankelijk is;
2. het peil rond de bebouwing niet kunstmatig wordt verhoogd.

17.4 Parkeernormen

  1. a. Een omgevingsvergunning voor het bouwen of uitbreiden van een gebouw en voor het gebruiken van gebouwen waar al dan niet een omgevingsvergunning voor nodig is, wordt slechts verleend, indien is aangetoond dat wordt of zal worden voldaan aan de parkeernormen, zoals neergelegd in de Nota Parkeernormen gemeente Overbetuwe 2016, aldus vastgesteld door de gemeenteraad van Overbetuwe op 6 december 2016 en met dien verstande dat, indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging;
  2. b. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder a, mits:
    1. 1. het voldoen aan deze bepaling door bijzondere omstandigheden op zwaarwegende bezwaren stuit; of
    2. 2. voor zover op andere wijze in de benodigde parkeergelegenheid wordt voorzien.

Artikel 18 Algemene Gebruiksregels

18.1 Verboden functies en gebruik

De volgende functies en het volgende gebruik zijn verboden binnen alle bestemmingen:

Functie(s) of gebruik Nadere uitleg of voorwaarden
a. Het gebruiken van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval Dit geldt niet voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud.
b. Het gebruiken van gronden als stalling- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen Dit geldt niet voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud.
c. Het gebruiken van gronden en/of bouwwerken voor een seksinrichting dan wel voor prostitutie
d. Het gebruiken van gronden en/of bouwwerken voor een coffeeshop
e. Het gebruiken van gronden en/of bouwwerken voor lawaaisporten

18.2 Evenementen

  1. a. Voor het gebruiken van de gronden voor evenementen in overeenstemming met de in Hoofdstuk 2 opgenomen bestemmingen, moet worden voldaan aan het bepaalde in onderstaande tabel:
    type evenement maximaal aantal evenementen per kalenderjaar maximale duur per evenement (exclusief op- en afbouw)
    1 geen maximum 3 aaneengesloten dagen
    2 25 3 aaneengesloten dagen
    3 10 3 aaneengesloten dagen
    4 5 3 aaneengesloten dagen
  2. b. in afwijking van bovenstaande tabel onder a. bedraagt de maximale duur voor:
    1. 1. het evenement 'kermis' maximaal 4 aaneengesloten dagen (exclusief op- en afbouw);
    2. 2. het evenement 'kersenfeesten' maximaal 7 aaneengesloten dagen (exclusief op- en afbouw);
  3. c. de op- en afbouw van bij het evenement behorende voorzieningen mag maximaal 3 dagen duren;
  4. d. evenementen van type 2, 3 en 4 moeten voldoen aan de geluidsnormen als opgenomen in onderstaande tabel:
    type evenement maximaal geluidniveau op de gevel van geluidgevoelige gebouwen (in dB(A)) maximaal geluidniveau laag frequent geluid op de gevel van geluidgevoelige gebouwen (in dB(C))
    1 80 93
    2 80 93
    3 80 93
    4 55 -
  5. e. in aanvulling op het bepaalde in bovenstaande tabel onder e. geldt dat het maximale geluidniveau ter plaatse van het evenement, niet meer mag bedragen dan 103 dB(A) en 116 dB(C) voor het laag frequent geluid;
  6. f. in afwijking van het bepaalde onder a. of b. kan middels een omgevingsvergunning worden afgeweken van het maximum aantal aaneengesloten dagen voor een evenement, mits:
    1. 1. de afwijking niet leidt tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat in de omgeving;
    2. 2. de afwijking niet leidt tot onevenredig nadelige gevolgen voor de verkeerssituatie, waaronder de bereikbaarheid van in de omgeving aanwezige functies.

18.3 Parkeren

  1. a. Het wijzigen van het gebruik van gronden en/of bebouwing is slechts toegestaan onder de voorwaarde dat wordt voldaan aan de parkeernormen, zoals neergelegd in de Nota Parkeernormen gemeente Overbetuwe 2016, aldus vastgesteld door de gemeenteraad van Overbetuwe op 6 december 2016 en met dien verstande dat, indien deze beleidsregels gedurende de planperiode en voor de betreffende gebruikswijziging worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging;
  2. b. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder a, mits:
    1. 1. het voldoen aan deze bepaling door bijzondere omstandigheden op zwaarwegende bezwaren stuit; of
    2. 2. voor zover op andere wijze in de benodigde parkeergelegenheid wordt voorzien.

Artikel 19 Algemene Aanduidingsregels

19.1 Milieuzone - Grondwaterbescherming

Toegestane functie(s) Nadere voorwaarden
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbescherming' zijn mede bestemd voor de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening. Vanwege het ter plaatse aanwezige grondwaterbeschermingsgebied, de boringsvrije zone en/of de KWO-vrije zone, gelden naast de regels van dit plan, de regels die zijn opgenomen in de Omgevingsverordening Gelderland.

Artikel 20 Algemene Afwijkingsregels

Afwijken met een omgevingsvergunning van het bepaalde in dit plan is mogelijk van: Nadere voorwaarden:
a. de in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlaktematen en percentages en afstandseisen, tot maximaal 10% van deze hoogten, maten, percentages en afstandseisen 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden worden niet onevenredig geschaad;

2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen worden niet onevenredig geschaad.
b. de regels voor het toestaan van het overschrijden van bouwgrenzen tot maximaal 2,5 m 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden worden niet onevenredig geschaad;

2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen worden niet onevenredig geschaad.

3. de overschrijding is noodzakelijk in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of bebouwing.
c. de regels voor het toestaan van bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een bouwhoogte van maximaal 10 m, of een zend-, ontvang- en/of sirenemast met een bouwhoogte van maximaal 40 m 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden worden niet onevenredig geschaad;

2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen worden niet onevenredig geschaad.
d. de regels voor het toestaan van niet voor bewoning bestemde gebouwen met een inhoud van maximaal 50 m³ en een bouwhoogte van maximaal 5 m, ten dienste van openbaar nut, zoals schakelhuisjes, wachthuisjes, tranformatorhuisjes, alsmede andere bouwwerken, zoals muurtjes, standbeelden en lichtmasten 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden worden niet onevenredig geschaad;

2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen worden niet onevenredig geschaad.

Artikel 21 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor: Nadere voorwaarden:
a. het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen 1. de bestemmingsgrenzen mogen met niet meer dan 5 m worden verschoven;

2.de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden worden niet onevenredig geschaad;

3. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen worden niet onevenredig geschaad.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 22 Overgangsrecht

22.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid sub a met maximaal 10%;
  3. c. dit lid sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

22.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid sub a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. dit lid sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 23 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Herziening Driel.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Wat Is Een Bestemmingsplan?

In een bestemmingsplan staat hoe je gronden en gebouwen mag gebruiken (bijvoorbeeld als woning, winkel of kapsalon). Ook staan de bouwmogelijkheden van gronden beschreven: waar mag je wat bouwen en hoe hoog? Een bestemmingsplan is bindend voor iedereen.

De gebruiksmogelijkheden worden aangegeven met een bestemming. Deze bestemming staat op de verbeelding. Wat mag binnen een bestemming vindt u terug in de regels. In Hoofdstuk 5 van deze toelichting leest u waarom bepaalde keuzes op de verbeelding en in de regels zijn gemaakt.

1.2 Aanleiding En Doel Van Dit Bestemmingsplan

In enkele kernen van de gemeente Overbetuwe, waaronder het zuidelijk deel van de kern van Driel, zijn momenteel beheersverordeningen van toepassing. Op basis van deze beheersverordeningen zijn verouderde bestemmingsplannen, die niet meer voldoen aan de huidige standaarden, niet meer actueel zijn en minder goed raadpleegbaar zijn, van toepassing. De gemeente wil voor deze kernen daarom een actueel bestemmingsplan opstellen, dat goed raadpleegbaar is en aansluit bij de huidige standaarden. Hierbij wordt de gehele bebouwde kom van Driel meegenomen, omdat ook in het gedeelte waar geen beheersverordening van toepassing is, een relatief oud bestemmingsplan van toepassing is en een integrale, actuele regeling voor de gehele kern wenselijk is.

Omdat de maatschappij, de economische omstandigheden en de politieke wensen na de inwerkingtreding van de oude bestemmingsplannen veranderden, is ervoor gekozen om een nieuwe planregeling op te stellen. Doel van deze nieuwe planregeling is een eenvoudig en makkelijk leesbaar bestemmingsplan dat meer flexibiliteit biedt dan de huidige planregeling. Deze regeling sluit ook aan bij de actuelere bestemmingsplannen, die in de overige kernen van Overbetuwe gelden. Door in elke kern een actueel bestemmingsplan te hebben, wordt bovendien de transitie naar de Omgevingswet vereenvoudigd.

Dit bestemmingsplan biedt een nieuw bouw- en gebruikskader voor de bebouwde kom van Driel. Voor de overige kernen met verouderde plannen (Randwijk, Valburg en Slijk-Ewijk) worden afzonderlijke bestemmingsplannen opgesteld.

1.3 Participatietraject

Normaal gesproken stelt een gemeente het bestemmingsplan op. Het voorontwerpbestemmingsplan (of als dit wordt overgeslagen: het ontwerpbestemmingsplan) is het eerste plan dat inwoners, ondernemers en overige belanghebbenden zien en waar zij op kunnen reageren.

Bij dit bestemmingsplan konden inwoners, ondernemers en overige belangstellenden via een digitaal platform meedenken en meepraten over de bouw- en gebruiksmogelijkheden van het nieuwe bestemmingsplan, zonder dat er al iets van het bestemmingsplan op papier stond.

Het proces is als volgt ingestoken. Aan de hand van vier thema's Wonen, Economie, Maatschappelijk en Buitenruimte werden de inwoners (online en offline) gevraagd om stellingen te bedenken die relevant zijn voor de kaders voor het op te stellen bestemmingsplan. Hierbij ging het platform open voor de eerste fase "Genereren". Door de inwoners te laten stemmen op de stellingen konden we erachter komen voor welke stellingen draagvlak is en voor welke stellingen niet. Vervolgens ging het platform open voor de tweede fase, "Beslissen".

Voordat het platform voor de tweede fase openging vond er een check door een werkgroep van de betreffende kern plaats op de stellingen en vond ook een ambtelijke en politieke check plaats op de stellingen.

Degenen die reageren, stemmen.

Als een meerderheid van 80% het eens is met een stelling, gaat deze mee in het voorstel naar de raad.

Als 50-80% het eens is met de stelling, wordt hier nogmaals over gediscussieerd in een aparte Discussiesessie en waar nodig geherformuleerd, voordat dit meegaat in het voorstel naar de raad.

Alle stellingen die onder de 50% scoren werden sowieso verworpen.

Dit traject vond plaats in het voorjaar van 2020. Er is eerst een stemronde gehouden over verschillende stellingen, die betrekking hebben op thema's als economie, buitenruimte en wonen (maart 2020). In verband met de ontwikkelingen rondom COVID-19 vond dit traject (overwegend) online plaats. Vervolgens is op 30 april 2020 een videosessie gehouden, waarin een aantal stellingen uitvoeriger is behandeld en een aantal nieuwe stellingen is toegevoegd.

In Hoofdstuk 5 van deze toelichting leest u hoe de resultaten van deze stelling zijn meegenomen in de regels van dit bestemmingsplan.

1.4 Ligging En Begrenzing Van Het Plangebied

Het plangebied van dit bestemmingsplan ziet op de gehele bebouwde kom van Driel. Driel ligt in het noordoosten van de gemeente Overbetuwe, nabij de wijk Schuytgraaf aan de rand van Arnhem en ten zuiden van de Neder-Rijn. Aan de overzijde van deze rivier liggen Doorwerth en Heveadorp, terwijl ongeveer 3 kilometer westelijk van Driel de kern Heteren ligt. Afbeelding 1.1 geeft de ligging van de kern in groter verband weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0362DRIEdriel-VSG1_0001.png"
Afbeelding 1.1: ligging Driel (bron: Google Maps)

Het plangebied beslaat de bebouwde kom van Driel in ruimtelijke zin. De buitenranden van het plangebied van dit bestemmingsplan komen één op één overeen met de begrenzing van het geldende kombestemmingsplan uit 2009 in het noordelijk deel en de geldende beheersverordening in het zuidelijk deel. Deze grenzen volgen in principe de bebouwde kom van Driel in ruimtelijke zin. Afbeelding 1.2 geeft de begrenzing van het plangebied indicatief aan. De exacte en juridisch bindende begrenzing volgt uit de verbeelding van het bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0362DRIEdriel-VSG1_0002.png"
Afbeelding 1.2: indicatieve begrenzing van het plangebied Driel (bron: Google Maps)

Hoofdstuk 2 Huidige Situatie En Beschrijving Plangebied

2.1 Ontstaansgeschiedenis

Het dorp Driel is ontstaan op de oeverwal ten zuiden van de Neder-Rijn. De eerste vormen van bebouwing in Driel dateren al uit de 13e eeuw. De Nederlands Hervormde Kerk stamt uit de 13e eeuw. De eerste bebouwing concentreerde zich ten zuiden van de Rijndijk aan de huidige Kerkstraat, Dorpsstraat, Molenstraat en Vogelenzangsestraat. Afbeelding 2.1 geeft de ruimtelijke ontwikkeling van Driel door de tijd heen weer in de afgelopen circa anderhalve eeuw. Hierop is te zien dat de ontwikkeling van Driel gestaag is verlopen. De oorspronkelijke lintbebouwing aan de eerder genoemde wegen is aan het eind van de 19e en de eerste helft van de 20e eeuw gaandeweg verdicht en her en der uitgebreid. Ten noorden van het dorp is de opkomst van enkele steenfabrieken aan de Neder-Rijn in die periode kenmerkend geweest. Later zijn deze weer verdwenen en is hier een kanaal met stuw aangelegd.

In de Tweede Wereldoolog speelde Driel een rol in de Slag om Arnhem in september 1944. Geallieerde troepen landden als onderdeel van Operatie Market Garden nabij Driel. De veldslag rondom Arnhem eiste ook zijn tol voor Driel. Veel huizen in Driel raakten (zwaar) beschadigd. De katholieke kerk werd verwoest en in 1951 herbouwd.

In de wederopbouwperiode na de Tweede Wereldoorlog is de lintstructuur veranderd in een blokgewijs stratenpatroon tussen de Rijndijk en de Molenstraat/Cremerstraat met de aanleg van enkele woonwijken. Pas aan het einde van de 20e eeuw en in de afgelopen twee decennia is het dorp verder uitgebreid in zuidelijke richting, ten westen van de Dorpsstraat. Relatief recent (rond 2010) heeft de grootschaliger uitbreiding met de wijk De Breekenhof plaatsgevonden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0362DRIEdriel-VSG1_0003.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0362DRIEdriel-VSG1_0004.png"
afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0362DRIEdriel-VSG1_0005.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0362DRIEdriel-VSG1_0006.png"
Afbeelding 2.1: ontwikkeling Driel (bron: topotijdreis.nl). Linksboven: 1880, rechtsboven: 1925, linksonder: 1970, rechtsonder: 2020.

2.2 Ruimtelijke Structuur

De hoofdontsluitingsstructuur van Driel wordt gevormd door de historische bebouwingslinten (Kerkstraat, Dorpsstraat, Molenstraat) enerzijds en veelal recenter aangelegde ‘ontsluitingslussen’ (Rijnstraat, Verlengde Rijnstraat, Hoenveldsestraat) rondom de bebouwde kom anderzijds. Kenmerkend voor Driel is de lange, historisch gegroeide lintenstructuur, die zoals in de voorgaande paragraaf is beschreven de basis is van de ontstaansgeschiedenis van het dorp. Over de gehele lengte van de Dorpsstraat en de Kerkstraat is deze lintbebouwing nog altijd terug te vinden. Aan de linten bevinden zich dan ook de meeste historische en karakteristieke gebouwen, zoals de Nederlandse Hervormde Kerk, enkele oude boerderijen en grote burgerwoningen (villa’s).

Het centrum van Driel is compact, maar kent een opvallende tweedeling. Het centrum wordt in twee delen gedeeld door de Casimirstraat, parallel aan de Kerkstraat. Rondom het centrum zijn in westelijke, oostelijke en zuidelijke richting recentere woongebieden ontstaan. Bij de dorpsranden ten oosten en ten westen van de kern van Driel is een aantal fruitboomgaarden aanwezig, die de groene overgang vormen van het dorp naar het landschap. Door deze boomgaarden is hier een geleidelijke overgang naar het buitengebied aanwezig. In het zuiden is deze geleidelijke overgang minder zichtbaar, al is de wijk De Breekenhof grotendeels ingepast met groen en water aan de randen. Het water aan de zuidoostkant van deze wijk vormt ook een ruimtelijke scheiding met de lintbebouwing aan de Dorpsstraat, die hierdoor nog herkenbaar is als ruimtelijke structuur.

In de afgelopen decennia is de nabijgelegen stad Arnhem sterk uitgebreid in zuidelijke richting. Vanuit de oostkant van Driep is de nieuwbouwwijk Schuytgraaf duidelijk waarneembaar. Tussen Driel en Schuytgraaf is nog een smalle groene, landschappelijke buffer aanwezig. De Vogelenzangsestraat vormt een verbinding met Schuytgraaf. Deze weg kent nog dre oorspronkelijke, kenmerkende ligging met enkele bochten, waardoor de oorspronkelijke ruimtelijke structuur ook hier niet geheel verloren is gegaan.

2.3 Functionele Structuur

De hoofdfunctie binnen de kern Driel is wonen. Het dorp heeft anno 2022 ruim 4.300 inwoners. De voorzieningen in Driel zijn over het algemeen beperkt tot het dagelijkse voorzieningenaanbod en het centrum is betrekkelijk kleinschalig en compact. Een aantal voorzieningen, zoals de supermarkt en een makelaarskantoor, is gevestigd aan het Polenplein en vooral gericht op het centrale lint aan de Kerkstraat. Het andere deel van het centrum bestaat uit voorzieningen zoals het Cunerahof, zalencentrum De Oldenburg en de school Het Drieluik aan het Hofplein. Verspreid aan het lint liggen nog diverse voorzieningen, bijvoorbeeld een bakker en enkele horecagelegenheden. Verder is er opvallend weinig bedrijvigheid in de kern van Driel aanwezig. Verspreid binnen de kern, hoofdzakelijk in de oudere bebouwingslinten zijn enkele bedrijven, zoals een garagebedrijf en caravanstallingbedrijf gevestigd. In het afgelopen decennium zijn ook enkele niet-woonfuncties verdwenen en door middel van een bestemmingswijziging getransformeerd tot nieuwe woonlocaties.

De functionele structuur van het dorp loopt op een aantal plekken geleidelijk over in het buitengebied. Zo zijn rondom het dorp sportvoorzieningen, bedrijven, woningen en enkele agrarische bedrijven gevestigd.

2.4 Openbaar Gebied En Infrastructuur

De Kerkstraat en de Dorpsstraat vormen van oudsher de centrale ontsluitingsas vanaf de Drielse Rijndijk in het noorden richting Elst in zuidelijke richting. Rondom de ontwikkeling van De Breekenhof en de aanleg van de Cora Baltussenallee (N837) ten zuiden van het dorp is een nieuwe noord-zuidverbinding aanleged met de Verlengde Rijnstraat. Door deze nieuwe infrastructuur wordt de kern enigszins ontlast van doorgaand verkeer. Vanaf de oorspronkelijke centrale as zijn in oostelijke en westelijke richting enkele grote ontsluitingslussen ontwikkeld.

Driel kent geen grootschalige groene structuren of parken. Wel valt op dat met name de recentere ontsluitingslussen, zoals de Broeksingel en woongebieden (met name De Breekenhof) met groen en water zijn omgeven. Opvallend zijn verder de, veelal verspreid liggende, groenelementen, variërend van overhoeken op de koppen van bouwblokken en onduidelijke groene ‘pleinen’ tot riante groenstroken of -singels parallel langs de ontsluiting. Opvallend in de structuur van Driel is een relatief grote open plek aan de zuidkant van de Molenstraat. Momenteel bevindt zich hier een weide.

Parkeren vindt zowel in de oudere als in de recentere (woon)gebieden binnen Driel grotendeels aan de weg plaats. In het centrum is op het Polenplein een gemeenschappelijke parkeervoorziening aanwezig. De bereikbaarheid met het openbaar vervoer in Driel is beperkt tot enkele busverbindingen. Wel ligt het NS-station Arnhem Zuid op fietsafstand van Driel.

Evenementen
In Driel vinden jaarlijks verschillende evenementen plaats in het openbaar gebied. Deze zijn deels ruimtelijk relevant en deels niet. In het bestemmingsplan is een algemene regeling opgenomen voor evenementen. Hierin is opgenomen welk type evenement is toegestaan, of versterkt geluid is toegestaan, hoe vaak en voor welke maximale duur een evenement is toegestaan en aan welke geluidseisen moet worden voldaan. Daarmee zijn ruimtelijk relevante criteria ter waarborging van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat aan de regeling verbonden. Binnen Driel zijn maximaal 25 evenementen van type 2 (kleinschalige evenementen met geluid), maximaal 10 evenementen van type 3 (evenementen met 500 - 3.000 bezoekers, al dan niet met geluid) en maximaal 5 evenementen van type 4 (relatief grote evenementen met meer dan 3.000 bezoekers, al dan niet met geluid) toegestaan. Voor de kermis en de Kersenfeesten geldt dat deze langer zijn toegestaan dan overige evenementen. Evenementen van type 1 (kleinschalig en zonder geluid) zijn onbeperkt toegestaan, omdat deze in principe niet ruimtelijk relevant zijn.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

Ruimtelijk beleid kent in grote lijn twee doelstellingen:

  • Het vormt een kader voor ruimtelijke ontwikkelingen; en/of
  • Het dient ter bescherming van aanwezige waarden.

Het bestemmingsplan Herziening Driel maakt geen (grote) ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk. Beleid gericht op ruimtelijke ontwikkelingen is daardoor niet of minder relevant. In dit hoofdstuk beschrijven we vooral het beleid dat gericht is op de bescherming van aanwezige waarden. Na de beschrijving zoomen we in op enkele specifieke beleidsonderwerpen.

3.2 Rijksbeleid

Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
In het kader van de invoering van de Omgevingswet, die op 1 januari 2024 in werking getreden is, heeft het Rijk de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) opgesteld. Op die manier wordt invulling gegeven aan de verplichting tot het opstellen van zo'n visie zoals die is vastgelegd in art. 3.1 lid 3 Ow. Tot de invoering van de Omgevingswet had dit document de status van structuurvisie in de zin van art. 2.3 Wro.

Inhoudelijk gezien bevat de NOVI een langetermijnvisie op de toekomstige ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De intentie van het Rijk is om met de NOVI een perspectief te bieden om grote maatschappelijke opgaven aan te pakken. Bij die opgaven kan worden gedacht grote en complexe opgaven met betrekking tot klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw.

Een centraal aspect van de NOVI is de focus op een nieuwe aanpak van vraagstukken in de fysieke leefomgeving. Werken op basis van integraliteit met betrekking tot verschillende vraagstukken in plaats van sectorale aanpakken voor individuele vraagstukken vormt de kern van deze nieuwe aanpak.

Het streven naar integraliteit dat onderdeel is van de NOVI valt samen in vier verschillende prioriteiten waartussen een onderscheid wordt gemaakt in de NOVI, te weten:

  • ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  • duurzaam economisch groeipotentieel;
  • sterke en gezonde steden en regio's;
  • toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

De nationale overheid richt zich in de NOVI op 21 verschillende nationale belangen.

Doorwerking in het bestemmingsplan
Het bestemmingsplan Herziening Driel maakt geen (grote) ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk. Gezien de aard van het plan spelen er in principe dus geen nationale belangen. De regio waartoe het plangebied (en de gemeente Overbetuwe als geheel) behoort, is aangewezen als één van de regio's binnen het Stedelijk netwerk Nederland (regio Arnhem-Nijmegen-FoodValley). Binnen deze regio's is de ambitie om tot en met 2040 gezamenlijk 900.000 extra woningen te realiseren. Het bieden van een leefomgeving van hoge kwaliteit staat daarbij voorop. Met dit bestemmingsplan worden geen directe mogelijkheden tot het realiseren van extra woningen geboden, maar is wel een regeling beoogd voor het beheer van de huidige situatie en het waarborgen van de woon- en leefkwaliteit.

Ladder voor duurzame verstedelijking
Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen, is per 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening. De ladder ziet op een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. De ladder is een motiveringsinstrument dat moet worden toegepast bij elk ruimtelijk besluit dat een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' mogelijk maakt. Wat onder een nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt verstaan, is in artikel 1.1.1 Bro bepaald: 'De ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'. Uit de jurisprudentie komt naar voren dat het wel een nieuwe stedelijke ontwikkeling van enige omvang moet zijn (ECLI:NL:RVS:2016:1503).

In een bestemmingsplan moet worden aangegeven dat de voorgenomen nieuwe stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte plus een motivering als de stedelijke ontwikkeling niet binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd.

Doorwerking in het bestemmingsplan
Dit bestemmingsplan gaat over het bestaande bebouwde gebied van Driel. Het plangebied bestaat geheel uit bestaand stedelijk gebied. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe grootschalige ontwikkelingen mogelijk, alleen functieverandering van bestaande stedelijke voorzieningen. Uit jurisprudentie op het gebied van de ladder volgt dat een functieverandering van een bestaande stedelijke voorziening niet gezien wordt als een nieuwe stedelijke ontwikkeling. De Ladder voor duurzame verstedelijking is daarom niet van toepassing op dit bestemmingsplan.

3.3 Provinciaal Beleid

Omgevingsvisie en Omgevingsverordening Gelderland
Het ruimtelijk beleid van de provincie Gelderland is vastgelegd in de Omgevingsvisie (vastgesteld door Provinciale Staten op 9 juli 2014) en de Omgevingsverordening (vastgesteld door Provinciale Staten op 24 september 2014). Beide zijn na vaststelling diverse malen gewijzigd en geactualiseerd.

De provincie kiest er in de Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:

  • een duurzame economische structuur(versterking);
  • het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.

Deze twee hoofddoelen benadrukken de rol en de kerntaken van de provincie als middenbestuur. Zij beïnvloeden elkaar. Economische structuurversterking vraagt om een aantrekkelijk vestigingsklimaat met een goede bereikbaarheid en voldoende vestigingsmogelijkheden. Dit betekent ook een aantrekkelijke woon- en leefomgeving met de unieke kwaliteiten van natuur, water en landschap in Gelderland. De provinciale hoofddoelen zijn uitgewerkt en vertaald in provinciale ambities, die moeten resulteren in een divers, dynamisch en mooi Gelderland.

De regels in de Omgevingsverordening vormen een juridisch bindende uitwerking van de Omgevingsvisie. Deze regels kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied, op delen of op gebiedsgerichte thema's. De regels in de verordening zijn gebaseerd op de provinciale omgevingsvisie en hebben de status van algemeen verbindende voorschriften.

Doorwerking in het bestemmingsplan
Het bestemmingsplan Herziening Driel maakt geen (grote) ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk. Gezien de aard van het plan spelen er in principe dus geen provinciale belangen. Binnen het plangebied liggen geen beschermde natuurgebieden en geen grondwaterbeschermingsgebieden. Ten zuidwesten van het plangebied ligt wel een grondwaterschermingsgebied. De daaromheen liggende boringsvrije zone, koude-warmte-opslagvrije zone en het intrekgebied reiken wel over (een gedeelte van) het plangebied. Voor deze gebieden stelt de Omgevingsverordening nadere regels, waarmee onder meer de winning van fossiele energie en het aanleggen van voorzieningen voor koude-warmteopslag verboden is. Het bestemmingsplan maakt geen activiteiten mogelijk, die in strijd zijn met de bepalingen uit de verordening. In de regels is een passende bescherming opgenomen, waarmee strijdigheid met de verordening wordt voorkomen. Hiertoe is in het bestemmingsplan een gebiedsaanduiding opgenomen met nadere regels.

3.4 Gemeentelijk Beleid

Op 1 oktober 2019 heeft de gemeenteraad van Overbetuwe de Omgevingsvisie Overbetuwe 2040 (hierna: Omgevingsvisie) vastgesteld. De Omgevingsvisie vormt het voornaamste ruimtelijke beleidskader van de gemeente Overbetuwe en geeft de integrale koers en ambities van de gemeente voor de fysieke leefomgeving voor de periode tot en met 2040 aan. De Omgevingsvisie is er primair op gericht om de kwaliteit van het leefmilieu te behouden en waar mogelijk te versterken. Samenwerking tussen verschillende partijen staat centraal en is noodzakelijk om deze doelen te bereiken. De visie is opgesteld vanuit een brede blik, waarbij ruimtelijke ordening, milieu, economie en bereikbaarheid met elkaar worden verbonden.

De gemeente onderscheidt een aantal kernwaarden die als vertrekpunt en inspiratiebron voor nieuwe ontwikkelingen dienen. Deze kernwaarden zijn ontstaan in het cultuurhistorisch gegroeide Betuwse rivierenlandschap. Kernwaarden zijn beschreven op het gebied van bodem en landschap, netwerk en infrastructuur en occupatie. De verschillende kernen in de gemeente kennen elk een eigen karakteristieke identiteit en waarden. Deze worden eveneens als leidraad voor nieuwe ontwikkelingen gehanteerd. Behoud van de karakteristiek en (specifieke) kwaliteiten van deze kernen en het buitengebied is een speerpunt in het beleid.

In de Omgevingsvisie wordt de focus gelegd op zes opgaven:

3.4.1 Omgevingsvisie Overbetuwe 2040

  • Vitaal buitengebied in beweging;
  • Innovatieruimte voor ondernemerschap;
  • Samen werken aan energietransitie;
  • Gevarieerde dorpse woonomgeving;
  • Netwerk verbonden met samenleving;
  • Voorzieningen geclusterd.

Per thema wordt de toekomstige ontwikkeling van de Overbetuwse leefomgeving beschreven.

Doorwerking in het bestemmingsplan
Dit bestemmingsplan biedt een actueel bouw- en gebruikskader voor de gronden binnen de bebouwde kom van Driel. Dit dorp kenmerkt zich volgens de Omgevingsvisie als een rustig (woon)dorp met passende voorzieningen, sociale cohesie en in een groene omgeving. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk en richt zich mede op het behoud van de bestaande waarden en kenmerken van het dorp.

De uitkomsten van het participatietraject (zie paragraaf 1.3) vormen de basis voor de bouw- en gebruiksmogelijkheden die dit bestemmingsplan biedt. Dit past bij de lijn die de gemeente met de Omgevingsvisie heeft ingezet om de samenwerking tussen betrokkenen te vergroten en inwoners mee te laten participeren in het ruimtelijk beleid. Beoogd is enerzijds om een kader te bieden dat voldoende waarborg biedt voor het behouden van bestaande waarden, bijvoorbeeld op het gebied van cultuurhistorie, archeologie en groen, maar ook om een gevarieerde dorpse leefomgeving te kunnen behouden. Anderzijds moeten de bouw- en gebruiksregels voor de eigenaren en gebruikers van de gronden niet onnodig star en knellend zijn. Hiermee sluit het bestemmingsplan aan bij de primaire doelstelling van de Omgevingsvisie, namelijk het behouden en waar mogelijk versterken van de kwaliteit van het leefmilieu. Door deels flexibelere regelingen, bijvoorbeeld door te werken met één flexibele bestemming voor het openbaar gebied, kunnen hiertoe waar nodig stappen worden gezet.

3.4.2 Nota Parkeernormen 2016

De gemeente Overbetuwe heeft haar parkeerbeleid vastgelegd in de Nota Parkeernormen Overbetuwe 2016 (hierna ook: de Nota). Uitgangspunt voor nieuwe ontwikkelingen is dat de parkeerbehoefte geheel op eigen terrein moet worden opgevangen. De Nota bevat parkeernormen voor verschillende categorieën van functies. De parkeernormen zijn gebaseerd op de kencijfers van het CROW, de specifieke stedelijkheidsgraad van Overbetuwe en het autobezit in Overbetuwe.

Voor het bepalen van de parkeernorm is ook de stedelijke zone (locatie van een bepaalde ontwikkeling of bestemming) van belang. Er wordt in Overbetuwe onderscheid gemaakt tussen het 'Centrum' (alleen in de kernen Elst en Zetten, dus niet in dit plangebied), de (rest van de) bebouwde kom en het buitengebied. Het plangebied van dit bestemmingsplan ziet uitsluitend op de bebouwde kom.

Tijdens de planperiode van het bestemmingsplan kan de gemeenteraad nieuwe parkeernormen vaststellen. Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening kunnen deze nieuwe normen de huidige normen vervangen. We spreken dan van dynamische normen. Eventuele nieuwe normen gelden alleen bij nieuwe aanvragen om omgevingsvergunningen en bij een functieverandering binnen de mogelijkheden van dit bestemmingsplan. Voor voortzetting van bestaand gebruik blijven de huidige normen gelden.

3.5 Archeologie En Cultuurhistorie

De gemeente Overbetuwe heeft voor haar gemeentelijk grondgebied een erfgoedplan en een archeologische beleidsadvieskaart gemaakt. Het erfgoedplan beoogt versterking van de plaats en betekenis van cultuurhistorie als factor in het ruimtelijk beleidsproces. Op de archeologische beleidskaart zijn de bekende archeologische vindplaatsen en de gebieden met een archeologische verwachtingswaarde als kader opgenomen. De verschillende zones uit de beleidsadvieskaart zijn in dit bestemmingsplan op de verbeelding en in de planregels vertaald door middel van dubbelbestemmingen. Daarmee vormen deze een juridisch kader in geval van eventuele ontwikkelingen, waarbij bouw- en/of grondwerkzaamheden plaatsvinden. Per bestemming is een drempelwaarde van toepassing. Wanneer binnen de drempelwaarde wordt gebleven, is een vergunning- en onderzoeksplicht niet aan de orde. In paragraaf 5.3 worden deze bestemmingen nader toegelicht. Op sommige plekken is eerder al archeologisch onderzoek uitgevoerd en is de grond 'vrijgegeven'. Hier is geen archeologische bestemming opgenomen.

Het bestemmingsplan biedt op deze manier een regeling voor de bescherming van het archeologisch erfgoed binnen het plangebied. Driel is tevens gelegen binnen de Romeinse limes, de grens van het Romeinse rijk met een opgezet netwerk van forten, kampen, wegen, etc. In de Romeinse tijd was er nabij Driel een Romeins castellum (fort). Met de ligging in de Romeinse limes is rekening gehouden bij het opstellen van de archeologische beleidskaart en daarmee de doorvertaling in dit bestemmingsplan.

Er liggen binnen het plangebied van dit bestemmingsplan diverse karakteristieke en dus cultuurhistorisch waardevolle gebouwen, waaronder een aantal monumenten. Voor monumenten geldt, naast de bouwregels van het bestemmingsplan, een afzonderlijk toetsingskader met een striktere vergunningplicht voor bouwwerkzaamheden. Het is niet nodig om de monumenten in dit bestemmingsplan afzonderlijk nog van een aanvullende bescherming te voorzien. Omdat er geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, worden er geen cultuurhistorische waarden door dit bestemmingsplan geschaad.

Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten

4.1 Inleiding

Naast ruimtelijk beleid spelen bij een bestemmingsplan ook milieuaspecten een rol. Sommige milieuaspecten spelen vooral bij een ruimtelijke ontwikkeling. Omdat dit bestemmingsplan geen (grote) ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maakt, worden die aspecten niet nader beschreven. Het gaat hier om de aspecten Bodem, Geluid (Wet geluidhinder), Geur, Luchtkwaliteit, Explosieven en Verkeer.

Deze milieu- en omgevingsaspecten kunnen wel een rol spelen bij de aanvraag en verlening van een omgevingsvergunning. Deze rol zal bij elke vergunning afzonderlijk beoordeeld moeten worden.

4.2 Bedrijven En Milieuzonering

Om te voorkomen dat de leefbaarheid en woonkwaliteit van onder andere woningen slechter wordt, wordt gebruik gemaakt van bepaalde richtafstanden ten opzichte van bedrijven en andere milieubelastende functies. Door deze afstanden aan te houden, wordt de overlast van bedrijfsactiviteiten zo laag mogelijk gehouden. aan de andere kant wordt voorkomen dat bedrijven en andere functies worden belemmerd in hun gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden. Dit principe van voldoende scheiding van functies wordt 'milieuzonering' genoemd. De richtafstanden komen uit de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG, 2009). Er wordt onderscheid gemaakt tussen het type bedrijvigheid en soort overlast (geluid, geur, stof en gevaar). Afwijken van de afstanden mag, maar alleen met een motivatie. In bepaalde gebieden is, vanwege het karakter van die gebieden, een minder grote richtafstand ten opzichte van een rustige woonomgeving nodig. In gemengde gebieden geldt een lagere richtafstand. Daarnaast kan voor bepaalde gebieden juist uitgegaan worden van functiemenging in plaats van functiescheiding. Dit om meervoudig ruimtegebruik en ruimtelijke kwaliteit te stimuleren.

Doorwerking in het bestemmingsplan
Binnen het plangebied van dit bestemmingsplan zijn zowel milieubelastende functies, zoals enkele niet-agrarische bedrijven, horecavoorzieningen en maatschappelijke functies, als gevoelige functies (met name woningen) aanwezig. Ook net buiten de kern zijn enkele milieubelastende functies, zoals (agrarische) bedrijvigheid en sportvoorzieningen, aanwezig.

Binnen het plangebied zijn geen gebieden met een grote mate van functiemenging, zoals centrumgebieden, aanwezig. Weliswaar zijn in het centrum, met name rondom het Polenplein, enkele voorzieningen gesitueerd, maar er is geen sprake van een dichtbebouwd en intensief gebruikt centrumgebied. Daarom wordt uitgegaan van het principe van functiescheiding, waarbij het centrumgebied wel als 'gemengd gebied' kan worden aangemerkt. Er zijn zowel in gemengd gebied als in de rustige woonwijken richtafstanden voor de vier ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar van toepassing. De richtafstanden zijn aangegeven in meters waarbij de grootste afstand tot een milieuaspect bepalend is voor de indeling in een milieucategorie.

Dit bestemmingsplan is opgesteld met als doel om de bestaande, legale situatie binnen de kern van Driel te bestemmen en daarvoor een actueel bouw- en gebruikskader te bieden. Er worden geen nieuwe bestemmingswijzigingen of -uitbreidingen mogelijk gemaakt. Dit betekent dat er met het oog op het aspect bedrijven en milieuzonering in principe geen relevante wijzigingen optreden.

Wanneer wordt gekeken naar de bestaande situatie en het woon- en leefklimaat in de kern, dan is het volgende van belang. Uit het bedrijvenbestand van de gemeente in combinatie met de huidige bestemmingen in en rondom het plangebied, blijkt dat het merendeel van de bedrijven en inrichtingen variëren behoort tot milieucategorie 1 of 2 (richtafstanden tot 30 meter). In een enkel geval is er sprake van milieucategorie 3.1 (richtafstand tot 50 meter, bijvoorbeeld voor een autobedrijf). Deze laatstgenoemde functies zijn specifiek bestemd in dit bestemmingsplan. Dit betekent dat omschakeling naar of nieuwvestiging van dergelijke bedrijven niet mogelijk is binnen de regels van dit bestemmingsplan.

Inrichtingen uit categorie 1 en 2 worden binnen een woonomgeving in zijn algemeenheid aanvaardbaar geacht, aangezien de hinder voor de omgeving minimaal is. Bovendien is er sprake van bestaande situaties, soms historisch gegroeid en soms door middel van nieuwe ontwikkelingen. In beide gevallen moeten de bestaande inrichting rekening houden met de in de omgeving aanwezige woningen. De aanwezige inrichtingen leiden naar verwachting daarom niet tot onacceptabele situaties binnen het plangebied. Omdat deze herziening van het bestemmingsplan geen wijzigingen in deze situaties met zich meebrengt, vormt het thema 'bedrijven en milieuzonering' geen belemmering.

4.3 Externe Veiligheid

Bij externe veiligheid gaat het om de gevaren die de directe omgeving loopt als er iets mis gaat tijdens de productie, het behandelen of het vervoer van gevaarlijke stoffen. Bij externe veiligheid worden twee soorten risico's benoemd:

  • Het Plaatsgebonden Risico (PR): is de kans per jaar dat een onbeschermd persoon komt te overlijden door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het PR is weer te geven met een contour rondom een activiteit;
  • Het Groepsrisico (GR): geeft de kans per jaar aan dat een groep personen tegelijk slachtoffer wordt van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico bestaat uit een invloedgebied waarbinnen het risico verantwoord moet worden.

Doorwerking in het bestemmingsplan
Inrichtingen
Binnen het plangebied zijn geen inrichtingen gevestigd, waarop het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van toepassing is. Ook in de directe omgeving van Driel zijn geen Bevi-inrichtingen gevestigd. Er reiken geen PR 10-6-risicocontouren en invloedsgebieden van inrichtingen over het plangebied.

Leidingen
Buisleidingen met een extern veiligheidsrisico liggen niet in (de omgeving van) het plangebied. Circa 875 meter ten zuiden en ruim 1.400 meter ten westen van het plangebied liggen gasleidingen. De plaatsgebonden risicocontouren en de invloedsgebieden van deze leidingen reiken niet over het plangebied.

Transportroutes gevaarlijke stoffen
In de directe omgeving van het plangebied lopen geen transportroutes voor gevaarlijke stoffen. De spoorweg Arnhem-Nijmegen ligt ongeveer 2 kilometer ten oosten van het plangebied en de A50 circa 3 kilometer westelijk. Het plangebied ligt alleen binnen het invloedsgebied van deze transportroutes. Gezien de grote afstand tot deze risicobron, heeft de wetgever aangegeven dat alleen een beperkte verwantwoording van het groepsrisico nodig is.

Beperkte verantwoording groepsrisico
Uit de voorgaande analyse blijkt dat het plangebied binnen het invloedsgebied van twee transportroutes voor gevaarlijke stoffen ligt. De afstand van het plangebied tot de transportroutes is echter zodanig, namelijk ruimschoots meer dan 200 meter, dat op basis van de wetgeving kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het groepsrisico. Hierbij behoeft alleen ingegaan te worden op de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.

Hierna vindt deze beperkte verantwoording van het groepsrisico plaats. De gemeente vindt het restrisico op basis van deze verantwoording acceptabel. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk en leidt daarmee niet direct tot een verandering van de hoogte van het groepsrisico.

Bestrijdbaarheid
Bij een calamiteit zet de brandweer zich in om effecten ten gevolge van het incident met toxische stoffen te beperken. Deze inzet vindt voornamelijk plaats bij de bron. De brandweer richt zich dan niet direct op het bestrijden van effecten in of nabij het plangebied. De mogelijkheden voor de bestrijding van een incident op de Betuweroute zijn voldoende. De situatie binnen het plangebied heeft geen gevolgen voor de bestrijdbaarheid ter plaatse van deze risicobronnen.

Zelfredzaamheid
Bij een calamiteit is het belangrijk dat de aanwezigen in het plangebied worden geïnformeerd hoe te handelen bij een incident. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde waarschuwings- en alarmeringspalen (WAS palen) of NL-alert. Bij een scenario waarin toxische stoffen vrijkomen, is het advies om te schuilen in een gebouw, waarvan ramen, deuren en ventilatie gesloten kunnen worden. De mogelijkheden voor zelfredzaamheid verschillen logischerwijs per gebouw en perceel binnen het plangebied, maar zijn over het algemeen voldoende. Omdat het plan geen verandering brengt in de hoogte van het groepsrisico of in de mogelijkheden voor zelfredzaamheid, bestaat er geen aanleiding om hiervoor in het kader van deze bestemmingsplanherziening nadere maatregelen te treffen.

Conclusie
Het plangebied ligt buiten de plaatsgebonden risicocontour 10-6 van inrichtingen, leidingen en transportroutes met een extern veiligheidsrisico. De plaatsgebonden risicocontour van de diverse risicobronnen vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

Ten aanzien van het groepsrisico ligt het plangebied in het invloedgebied van twee transportroutes. Op basis van de beperkte verantwoording groepsrisico (zie hierboven) kan worden geconcludeerd dat het nieuwe bestemmingsplan geen effect heeft op het groepsrisico. Ook de mogelijkheden voor rampenbestrijding en zelfredzaamheid veranderen niet. Daarmee is het aspect externe veiligheid geen belemmering voor het nieuwe bestemmingsplan.

4.4 Kabels En Leidingen

Werkzaamheden in de nabijheid van hoogspanningsmasten, kabels en bijvoorbeeld gasleidingen kunnen gevaar met zich meebrengen. Om dit gevaar te beperken, moet de leidingbeheerder aan geven onder welke voorwaarden de werkzaamheden veilig plaats kunnen vinden.

In het plangebied zijn geen planologisch relevante hoofdleidingen gelegen, die met een dubbelbestemming geborgd behoeven te worden.

4.5 Flora En Fauna

De bescherming van de natuur is sinds 1 januari 2017 vastgelegd in de Wet Natuurbescherming (Wnb). Deze heeft de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet vervangen. De Wnb geeft het wettelijke kader voor de bescherming van natuurgebieden en voor soortenbescherming. Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan moet worden onderzocht of de Wnb de uitvoering van het plan niet in de weg staat in verband met de bescherming van gebieden en dier- en plantsoorten. De provincies zijn het bevoegd gezag voor zowel de gebieds- als de soortenbescherming.

Gebiedsbescherming
In de Wnb is de bescherming opgenomen van Natura 2000-gebieden en het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan moet worden onderzocht of dit plan, afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten, significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied. Natura 2000-gebieden hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden en verstoring kunnen veroorzaken, moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats. Een ruimtelijk plan dat significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan alleen worden vastgesteld als uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Als deze zekerheid er niet is, kan het plan worden vastgesteld als wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

  • alternatieve oplossingen zijn niet voorhanden;
  • het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard; en
  • de noodzakelijke compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen: Ecologische Hoofdstructuur (EHS)) is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. Voor deze gebieden geldt een planologisch beschermingsregime. Het NNN is op provinciaal niveau uitgewerkt in het Gelders Natuurnetwerk (GNN) met de bijbehorende Groene Ontwikkelingszones (GO). Activiteiten in deze gebieden zijn alleen toegestaan als ze geen negatieve effecten hebben op de wezenlijke kenmerken of waarden of als deze kunnen worden tegengegaan met mitigerende maatregelen.

Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn en de verdragen van Bern en Bonn;
  • de bescherming van overige soorten.

Per beschermingsregime is aangegeven welke verboden er gelden en onder welke voorwaarden ontheffing of vrijstelling kan worden verleend door het bevoegd gezag.

Doorwerking in het bestemmingsplan
Dit bestemmingsplan maakt geen (grote) ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk, maar voorziet in een actuele regeling voor de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen de kern. Daarmee zijn er in principe geen werkzaamheden aan de orde, die tot overtreding van de Wnb kunnen leiden. Voor het uitvoeren van werkzaamheden binnen de regels van dit bestemmingsplan is altijd de zorgplicht van toepassing.

Het bestemmingsplangebied omvat geen beschermde natuurgebieden. Het plan leidt niet tot een toename van het verkeer of anderszins tot een toename van stikstofuitstoot. Daarmee zijn significant negatieve effecten op Natura 2000-gebieden ook uitgesloten.

Bij eventuele ruimtelijke ontwikkelingen met gebruikmaking van de flexibiliteitsbepalingen in dit bestemmingsplan (afwijkings- of wijzigingsbevoegdheden) zal altijd een toets ten aanzien van soorten- en gebiedsbescherming moeten plaatsvinden.

Het aspect flora en fauna zorgt niet voor belemmeringen.

4.6 Waterhuishouding

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6 lid 1 onder b) moet inzicht worden gegeven in de gevolgen voor de waterhuishouding die samenhangen met ruimtelijke ontwikkelingen die mogelijk worden gemaakt. Daarbij zijn beleidskaders op verschillende niveaus van belang:

  • Rijksbeleid: het Nationaal Water Programma (2022);
  • Provinciaal beleid: het Waterplan Gelderland en de Omgevingsverordening Gelderland;
  • Waterschapsbeleid: het Waterbeheerprogramma 2022-2027 en de Keur van waterschap Rivierenland;
  • Gemeentelijk beleid: het Waterplan van de gemeente Overbetuwe (2008).

Het beleid op deze niveaus gaat uit van het principe van hydrologisch neutraal ontwikkelen: bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten schoon hemelwater en afvalwater gescheiden worden verwerkt. Voor de afvoer van hemelwater geldt daarbij de voorkeursvolgorde: hergebruik, vasthouden/infiltreren, bergen, afvoeren naar sloten en rivieren, afvoeren naar het riool. Bij het toevoegen van verhard oppervlak (>500 m² in stedelijk gebied) geldt een compensatieverplichting.

Doorwerking in het bestemmingsplan
Het plan maakt geen (grote) ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk, maar biedt een actueel bouw- en gebruikskader voor het plangebied. De bestaande bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn daarbij in beginsel niet verruimd. Een compensatieverplichting is daarom op voorhand ook niet aan de orde. Bij het toestaan van ruimtelijke ontwikkelingen, bijvoorbeeld met toepassing van de afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden die in het plan zijn opgenomen, vormt het waterhuishoudingsaspect een onderdeel van de integrale beoordeling van een initiatief. Er kunnen nadere voorwaarden worden gesteld om het waterbelang voldoende veilig te stellen.

Het plan is verder faciliterend voor het realiseren van maatregelen, die de waterhuishoudkundige situatie binnen het plangebied kunnen verbeteren. Binnen alle bestemming zijn water en waterhuishoudkundige voorzieningen toegestaan. Dit maakt het mogelijk om zonder planologische procedure effectieve maatregelen te kunnen nemen.

In en rondom het plangebied zijn diverse oppervlaktewateren aanwezig. Binnen het plangebied liggen enkele A-watergangen aan de randen van de woonwijk De Breekenhof. De A-watergangen zijn in dit bestemmingsplan bestemd als 'Water'. Op de bijbehorende onderhoudsstroken is de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterlopen' opgenomen.

Door deze wijze van bestemmen is het behoud van de huidige functie van de watergangen met een beschermde status geborgd. Overige oppervlaktewateren zijn doorgaans binnen een andere bestemming opgenomen, omdat deze een mindere planologische bescherming behoeven. Bij ingrepen/wijzigingen aan deze wateren, zijn de bepalingen uit de Keur van het waterschap van toepassing.

Het noordelijk deel van het plangebied ligt binnen de beschermingszone van een waterkering. Dit betreft de Drielse Rijndijk. De beschermingszone is conform de begrenzing uit de legger van het waterschap door middel van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' bestemd. Binnen deze dubbelbestemming gelden beperkingen aan het bebouwen van de gronden en aan het uitvoeren van bepaalde werken en werkzaamheden. Hiermee is een passend kader voor de bescherming van de belangen van de waterkering geboden.

4.7 Milieu-effectrapportage

Bij het opstellen van een bestemmingsplan kan een m.e.r.-procedure of m.e.r-beoordeling noodzakelijk zijn. Dit hangt af van de vraag of het bestemmingsplan activiteiten mogelijk maakt, die zijn opgenomen in lijst C en D van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). Per 7 juli 2017 is een wijziging van het Besluit m.e.r. in werking getreden. Wanneer activiteiten zijn opgenomen in lijst C en D van het Besluit m.e.r., dan moet worden getoetst of er sprake is van nadelige milieugevolgen. Is dat het geval, dan moet een vormvrij m.e.r.-beoordelingsbesluit worden genomen.

Doorwerking in het bestemmingsplan
Dit bestemmingsplan heeft een conserverend karakter: het biedt een actueel kader van bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het plangebied, op basis van de bestaande (legale) situatie. Daarbij worden beperkte flexibele mogelijkheden geboden, zonder dat dit tot een wezenlijk ander gebruik of een toename van bebouwing leidt. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe activiteiten mogelijk die voorkomen in Bijlage C en D van het Besluit m.e.r. Vanwege de aard van het plan is er onder meer geen sprake van een stedelijk ontwikkelingsproject. Het plangebied ligt bovendien niet in een gevoelig gebied, omdat het ziet op de bestaande bebouwde kom. Er worden daarom geen m.e.r.(beoordelings-)plichtige activiteiten mogelijk gemaakt en ook de plaats van het plan geeft geen aanleiding tot het doorlopen van een m.e.r.(beoordelings)-procedure. Ten slotte is er geen passende beoordeling benodigd in het kader van het plan.

Een m.e.r.(beoordelings-)procedure in het kader van dit bestemmingsplan is samenvattend niet noodzakelijk en er hoeft geen m.e.r.-beoordelingsbesluit genomen te worden.

Hoofdstuk 5 Juridische Planopzet

5.1 Algemeen

Inleiding
Een bestemmingsplan is een juridisch plan, dat bindend is voor de burgers en voor de overheid. Het bestemmingsplan geeft de bestemmingen binnen het plangebied aan, met de daarbij behorende bouw- en gebruiksmogelijkheden. In dit hoofdstuk wordt de concrete vertaling van het beleidsgedeelte, het participatietraject en de milieu-hygiënische verantwoording van het plan (voorafgaande hoofdstukken) in het juridisch gedeelte van het bestemmingsplan (de verbeelding en regels) toegelicht.

Bouwplan
De bouwregels geven per bestemming aan of en zo ja, waar en onder welke voorwaarden er gebouwd mag worden. Voor de meeste bouwplannen is een omgevingsvergunning voor het bouwen nodig. In het Besluit omgevingsrecht (Bor) zijn (onder andere) regels voor vergunningsvrije bouwwerken opgenomen.
Als een aanvraag om omgevingsvergunning ingediend wordt, zijn in eerste instantie de bestemming met bijhorende regels van belang. Als het nieuwe en het beoogde gebruik past binnen de toegekende bestemming, dan kan de omgevingsvergunning worden verleend.

Daarnaast is ook de gemeentelijke Beleidsregel planologische afwijkingsmogelijkheden belangrijk. In deze beleidsregel staan de mogelijkheden om voor specifieke gevallen af te wijken van de bouwregels van het bestemmingsplan. In dat geval is tevens een vergunning nodig voor de activiteit 'planologisch afwijken' (handelen in strijd met het bestemmingsplan).

Gebruiken van de gronden en bebouwing
De gebruiksregels geven aan voor welke doeleinden de toegekende bestemming mag worden gebruikt. Hierbij is doorgaans een onderscheid in hoofdfuncties en ondergeschikte functies gemaakt. Soms zijn nadere voorwaarden opgenomen aan het gebruik.

Voor een gebruiksverandering is geen omgevingsvergunning benodigd, wanneer het beoogde gebruik past binnen de gebruiksregels van het bestemmingsplan. Wanneer dit niet past, is een omgevingsvergunning nodig om hiervan af te wijken. In sommige gevallen kan daarbij gebruik worden gemaakt van een bevoegdheid in de planregels (afwijkingsbevoegdheid). Ook in dit verband kunnen het Bor en/of de Beleidsregel planologische afwijkingsmogelijkheden van belang zijn.

5.2 De Opbouw Van Het Bestemmingsplan

Het bestemmingsplan is qua opbouw opgesteld volgens de wettelijke standaarden van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012). De SVBP 2012 schrijft een vaste hoofdstukindeling van de planregels voor.

5.3 Toelichting Op De Regels En Verbeelding

Op de verbeelding zijn de bestemmingen onderscheiden. De bestemmingen zijn afgeleid uit het gebruik (de aanwezige functies). De bestemmingen vormen het zogenaamde casco van het plan, waarvan in beginsel niet mag worden afgeweken.

Zoals eerder in deze toelichting aangegeven, is het doel van de gemeente een eenvoudig en makkelijk leesbaar bestemmingsplan dat ruimte biedt aan de gewenste mogelijkheden. Vanwege de eerste twee uitgangspunten is het aantal bestemmingen in dit plan zoveel mogelijk beperkt. Uitgangspunt is de bestaande, legale situatie, maar waar mogelijk zijn functies samengevoegd in een overkoepelende bestemming.

In elke bestemming wordt aangegeven welke functies zijn toegestaan, eventueel met extra regels, en wat er gebouwd mag worden. Hierbij is getracht om de regels zo overzichtelijk mogelijk weer te geven. Hiertoe zijn in veel gevallen tabellen gebruikt, waar in één oogopslag zichtbaar is wat er is toegestaan en eventueel met een afwijkings- of wijzigingsbevoegdheid kan worden toegestaan. Soms zijn nadere voorwaarden beschreven. Deze systematiek sluit aan op het bestemmingsplan 'Zetten-Hemmen' uit 2017, waarin met deze systematiek is geëxperimenteerd.

In het bestemmingsplan zijn de volgende bestemmingen opgenomen.

Buitenruimte (Artikel 3)
In de huidige situatie zijn hoofdfuncties als groen, water en verkeer specifiek bestemd. Dit beperkt de flexibiliteit, terwijl de bouw- en gebruiksmogelijkheden van deze bestemmingen voor een groot deel gelijk zijn. Zo zijn groen en water binnen vrijwel elke bestemming toegestaan en is het ook mogelijk om paden binnen een Groenbestemming aan te leggen. Daarom heeft de gemeente in het bestemmingsplan 'Zetten-Hemmen' voor een nieuwe bestemming 'Buitenruimte' gekozen. Deze keuze is positief ervaren en daarom ook gemaakt voor de bebouwde kom van Driel. Dit betekent dat het openbaar gebied binnen het plangebied vrijwel geheel is bestemd als 'Buitenruimte'. Een aantal bestaande watergangen heeft wel de bestemming 'Water' behouden (zie ook paragraaf 4.6). Onder de bestemming 'Buitenruimte' vallen dus de gronden met een openbaar karakter, zoals wegen, parken en parkeerplaatsen.

De kans dat zich ongewenste functieveranderingen voordoen wordt klein geacht. Door één bestemming te hanteren voor groen, verkeer en water vormt het bestemmingsplan geen belemmering voor een eventuele verbreding van wegen of voor het aanleggen van (vrijliggende) wandel- of fietspaden, etc.

Bijzonder binnen deze bestemming is de functie tuinen. Deze functie is opgenomen om te voorkomen dat bij de verkoop van reststroken door de gemeente aan inwoners de reststrook pas na een planologische procedure ook daadwerkelijk als tuin gebruikt kan worden. De bestemming faciliteert dus het verkopen van niet meer courante reststroken openbaar gebied of het doorvoeren van correcties in kadastrale begrenzingen.

Naast wegen, paden, groen en water zijn binnen de bestemming ook onder meer speelvoorzieningen, beeldende kunstwerken en evenementen (onder voorwaarden) toegestaan. Grote speelvoorzieningen en grote nutsvoorzieningen zijn specifiek aangeduid op de verbeelding van het bestemmingsplan.

Gebouwen zijn alleen in de vorm van nutsvoorzieningen toegestaan. Op een enkele plek zijn daarnaast garageboxen binnen de daarvoor opgenomen aanduiding toegestaan. Hoewel deze 'privé' eigendom (kunnen) zijn, zijn de boxen nadrukkelijk verbonden met de verkeer- en verblijfsvoorzieningen en daarom binnen deze bestemming opgenomen.

Voor bouwwerken, die geen gebouw zijn, gelden andere regels. Deze zijn wel toegestaan binnen de bestemming. Hiervoor zijn verschillende maximale bouwhoogten van toepassing, afhankelijk van het type bouwwerk.

Centrum (Artikel 4)
Het centrumgebied van Driel is compact en hoofdzakelijk gelegn rondom het Polenplein, aan weerszijden van de Kerkstraat. Binnen dit gebied is het wenselijk dat de bestaande panden, veelal ingevuld met wonen op de verdieping en centrumfuncties zoals detailhandel of dienstverlening op de begane grond, voor passende centrumdoeleinden kunnen worden gebruikt. Hiervoor zijn enigszins flexibele gebruiksmogelijkheden wenselijk. Het centrum kan hiermee ook een bepaalde dynamiek behouden. Daarom zijn de betreffende percelen, in lijn met het het geldende bestemmingsplan, bestemd als 'Centrum'. De gronden zijn bestemd voor onder meer detailhandel, dienstverlening, cultuur en ontspanning, maatschappelijke voorzieningen (uitgezonderd zorgfuncties met verblijf) en kantoren. Sommige functies zijn in principe alleen op de begane grond toegestaan, met een afwijkingsmogelijkheid om deze tevens op de verdieping toe te kunnen staan na vergunningverlening. Op de verdiepingen zijn (bestaande) woningen toegestaan.

Binnen de bestemming zijn bouwvlakken opgenomen, waarbinnen hoofdgebouwen moeten worden gebouwd. Dit mag volledig worden bebouwd. De goot- en bouwhoogte bedragen maximaal de bestaande hoogte. Bijbehorende bouwwerken mogen binnen en buiten het bouwvlak, in het achtererfgebied worden gebouwd. Hiervoor geldt een specifieke regeling. Ook voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is een specifieke regeling opgenomen.

Gemengd (Artikel 5)
Verspreid binnen het plangebied is een aantal niet-woonfuncties gevestigd. Het gaat daarbij om bijvoorbeeld niet-agrarische bedrijven (groter van omvang dan een bedrijf aan huis), horeca, dienstverlening of maatschappelijke voorzieningen. Eén van de doelen met dit bestemmingsplan voor de kern van Driel is om waar mogelijk meer flexibiliteit in het gebruik van panden met een niet-woonfunctie te bieden. Waar de huidige beheersverordening nog uitgaat van losse bestemmingen (zoals 'Bedrijf' of 'Dienstverlening') is ervoor gekozen om een 'verzamelbestemming' op te nemen in het nieuwe bestemmingsplan, de bestemming 'Gemengd'.

Binnen deze bestemming zijn de volgende functies toegestaan:

  • Bedrijven in milieucategorie 1 en 2 volgens de Staat van Bedrijfsactiviteiten in de bijlage bij de regels, die in zijn algemeenheid passen in een woonomgeving;
  • Maatschappelijke voorzieningen, uitgezonderd zorgfuncties met verblijf;
  • Culturele voorzieningen;
  • Dienstverlening.

Niet elke functie(verandering) is echter gewenst. Daarom zijn bestaande functies, die niet op elke plek wenselijk zijn, specifiek aangeduid op de verbeelding. Het gaat dan specifiek om bedrijven, die niet binnen milieucategorie 1 en 2 volgens de Staat van Bedrijfsactiviteiten in de bijlage bij de regels, passen, alsmede om horeca. Omschakeling naar een ander bedrijf in een hogere milieucategorie of omschakeling van bedrijfspand naar horeca is niet mogelijk. Andersom kan op dergelijke locaties wel worden omgeschakeld naar een beter in de woonomgeving passende functie uit de bovenstaande opsomming. Verder is ervoor gekozen om kantoren en sportvoorzieningen ook niet toe te staan binnen deze bestemming, omdat overprogrammering van kantoren moet worden voorkomen en sportvoorzieningen een wezenoijk ander ruimtelijk effect kunnen hebben dan de toegestane functies (bijvoorbeeld in verkeerskundig opzicht).

Binnen de bestemming is verder het bestaande aantal woningen toegestaan. Bedrijfswoningen zijn specifiek aangeduid. Bij een woning of bedrijfswoning is onder voorwaarden een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit toegestaan. Verder zijn voorzieningen, zoals groen, water, tuinen, erven en parkeervoorzieningen binnen de bestemming toegestaan.

Door middel van een wijzigingsbevoegdheid kan de bestemming worden gewijzigd in 'Wonen'. Het bestaande aantal woningen is dan het uitgangspunt.

Voor de bebouwingsmogelijkheden is de bestaande legale situatie als uitgangspunt genomen. Soms biedt het bouwvlak, waarbinnen de gebouwen moeten worden gebouwd, enige schuifruimte. Specifiek is aangegeven waar een bedrijfswoning aanwezig mag zijn. Soms is een maximum bebouwingspercentage van het bouwvlak aangegeven; zo niet, dan mag het volledig worden bebouwd. Bijbehorende bouwwerken mogen binnen en buiten het bouwvlak, in het achtererfgebied worden gebouwd. Hiervoor geldt een specifieke regeling. Ook voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is een specifieke regeling opgenomen.

Maatschappelijk (Artikel 6)
In het plangebied zijn enkele verschillende maatschappelijke functies aanwezig. Hier is de bestemming 'Maatschappelijk' opgenomen. Deze bestemming is functioneel relatief breed opgezet: er is een breed scala aan maatschappelijke voorzieningen volgens de in artikel 1 van de regels opgenomen begrippen toegestaan. Dit maakt het mogelijk om maatschappelijk vastgoed multifunctioneel te kunnen gebruiken. Zorgfuncties met verblijf zijn echter, uitgezonderd bestaande voorzieningen, niet toegestaan. De twee begraafplaatsen bij de kerken in het plangebied zijn specifiek aangeduid. Verder is aangegeven op welke plekken een bedrijfswoning is toegestaan. Binnen de bestemming zijn ook functies als water, groen en parkeren toegestaan.

Door middel van bouwvlakken is aangegeven waar hoofdgebouwen moeten worden gebouwd. In sommige gevallen geldt een maximum bebouwingspercentage binnen het bouwvlak en is het bouwvlak ruimer getrokken dan de feitelijk aanwezige bebouwing. Zodoende is het bestemmingsplan niet te beperkend. Voor bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn specifieke bouwregels opgenomen.

Water (Artikel 7)
Zoals eerder in paragraaf 4.6 al is toegelicht, zijn de bestaande A-watergangen aan de randen van de wijk De Breekenhof bestemd als 'Water'. Het is wenselijk om hier de bestaande hoofdfunctie voor water en waterhuishoudkundige doeleinden te behouden, waardoor tevens de doelstellingen van de keur van het waterschap kunnen worden bereikt. Het handhaven van voldoende oppervlaktewater voorkomt wateroverlast en draagt bij aan een klimaatadaptieve en prettige woonomgeving. De als 'Water' bestemde gronden zijn bestemd voor water en waterhuishoudkundige voorziening in brede zin, alsmede voor functies als groen, extensieve dagrecreatie en behoud/versterking van ecologische waarden.

Binnen de bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd, maar wel andere bouwwerken, die passen bij de doeleinden van de bestemming. Te denken valt aan bruggen, duikers, e.d.

Wonen (Artikel 8)
Wonen is de meest voorkomende functie binnen de bebouwde kom van Driel. Logischerwijs is een groot aantal percelen dus bestemd als 'Wonen'. Binnen deze bestemming zijn bestaande woningen toegestaan. Er is bewust gekozen voor 'bestaande' (legaal aanwezige, dan wel met een vergunning te bouwen) woningen. Het toevoegen van extra of nieuwe woningen, bijvoorbeeld door het opsplitsen van bestaande woningen, kan namelijk ruimtelijke impact hebben. Een toegespitste, specifieke en individuele beoordeling van een dergelijk ruimtelijk plan is gewenst. Omdat hiervoor een afwijkingsbevoegdheid is opgenomen, kan dit wel met een relatief korte procedure. In de volgende paragraaf wordt hierover ook een en ander toegelicht bij het participatietraject, waarin stellingen over dit onderwerp zijn geformuleerd (par. 5.4).

Een aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteit is onder voorwaarden toegestaan bij een woning. Er is voor gekozen om geen onderscheid te maken tussen een 'publieksaantrekkende' beroeps- of bedrijfsactiviteit en een 'niet-publieksaantrekkende' beroeps- of bedrijfsactiviteit'. Dit onderscheid is vertaald in de voorwaarden, zoals parkeerbehoefte en passendheid in een woonomgeving. Detailhandel is niet toegestaan. Alleen ondergeschikte detailhandel als onderdeel van de aanwezige beroep- of bedrijfsactiviteit is toegestaan. Bijvoorbeeld een fietsenmaker die ook een tweedehands fiets verkoopt of de kapster die ook haarlak aanbiedt. Een andere voorwaarde is dat de woning op elke bouwlaag de uitstraling van een woonhuis behoudt. Een volledige verdieping beroeps-/bedrijfsmatig gebruiken met een overeenkomstige uitstraling acht de gemeente in een woonomgeving niet gewenst. Daarvoor is een andere bestemming (zoals 'Bedrijf') aangewezen.

Een woning moet binnen het bouwvlak gesitueerd zijn of worden. Via afwijking is herbouw van de woning op een andere locatie dan het bouwvlak mogelijk. Het bouwvlak komt in de meeste gevallen overeen met de bestaande woning, maar soms is enige ruimte mogelijk. Het toegestane type woning is aangegeven op de verbeelding. Verder zijn de bestaande (eventueel vergunde) goot- en bouwhoogte als uitgangspunt genomen.

Er geldt een specifieke planregeling voor aan-, uit- en bijgebouwen. Deze mogen binnen het bouwvlak en binnen de zone 'bijgebouwen' worden gebouwd. Van de zone bijgebouwen mag maximaal 50% bebouwd worden. Deze zone ligt in principe vanaf 1 meter achter de voorgevel over het achtererfgebied. Verder zijn er eenduidige bepalingen over de maximale hoogten en oppervlakte opgenomen. De maximale oppervlakte hangt af van de grootte van het perceel.

Net als in de huidige bestemmingsplanregeling mag een woning aan de voorzijde 1,5 meter worden uitgebouwd. Naast de diepte van de uitbouw geldt er ook een breedte- en (bouw)hoogtemaat. De bouwhoogte van erfafscheidingen mag voor (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw 1 meter en daarachter 2 meter bedragen.

Dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie en Waarde - Archeologische verwachting 1 tot en met 3 (Artikel 10 t/m Artikel 13)
De gemeente Overbetuwe heeft voor haar gemeentelijk grondgebied een archeologische beleidsadvieskaart gemaakt (zie ook par. 3.5). Op de archeologische beleidskaart zijn de bekende archeologische vindplaatsen en de gebieden met een archeologische verwachtingswaarde als kader opgenomen. De verschillende zones uit de beleidsadvieskaart zijn in dit bestemmingsplan op de verbeelding en in de planregels vertaald door middel van dubbelbestemmingen. Daarmee vormen deze een juridisch kader in geval van eventuele ontwikkelingen, waarbij bouw- en/of grondwerkzaamheden plaatsvinden. Per bestemming is een drempelwaarde van toepassing. Hoe groter de archeologische (verwachtings)waarde van een gebied is, hoe kleiner de drempelwaarde, omdat de kans op archeologische vondsten groter is. Alleen als die drempelwaarden worden overschreden, is een onderzoeks- en vergunningplicht van toepassing. Bij herbouw of bij grondwerkzaamheden van zeer beperkte diepte is dan ook doorgaans geen onderzoek nodig. Ook kunnen er andere uitzonderingen van toepassing zijn; die zijn in de bestemmingen beschreven. De drempelwaarden zijn als volgt:

  • Waarde - Archeologie: werkzaamheden dieper dan 0,30 meter ten opzichte van het bestaande maaiveld;
  • Waarde - Archeologische verwachting 1: werkzaamheden met een omvang van 50 m² of meer én dieper dan 0,30 meter ten opzichte van het bestaande maaiveld;
  • Waarde - Archeologische verwachting 2: werkzaamheden met een omvang van 200 m² of meer én dieper dan 0,30 meter ten opzichte van het bestaande maaiveld;
  • Waarde - Archeologische verwachting 3: werkzaamheden met een omvang van 1.000 m² of meer én dieper dan 0,30 meter ten opzichte van het bestaande maaiveld.


Dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering (Artikel 14)
Het noordelijk deel van het plangebied ligt binnen de beschermingszone van een waterkering (de Drielse Rijndijk). De beschermingszone is conform de begrenzing uit de legger van het waterschap door middel van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' bestemd (zie ook par. 4.6). Het doel van de dubbelbestemming is het veiligstellen van het beheer, onderhoud en functioneren van de waterkering, die een groot maatschappelijk belang heeft. In de bouwregels is de voorrangsregel van deze bestemming ten opzichte van de andere bestemmingen opgenomen. Voor het bebouwen van de gronden overeenkomstig de andere bestemmingen, geldt daarom een vergunningplicht. De beheerder van de waterkering wordt daarbij om advies gevraagd.

Dubbelbestemming Waterstaat - Waterlopen (Artikel 15)
Rondom de A-watergangen in het plangebied (die zelf zijn bestemd als 'Water', zoals voorgaand al is toegelicht) is de onderhouds-/beschermingszone van 5 meter breed, die daarbij hoort, bestemd als 'Waterstaat - Waterlopen'. Binnen deze bestemming zijn, met het oog op de belangen van het functioneren en onderhouden van de A-wateren, beperkingen gesteld aan het bebouwen van de gronden. Ook is een omgevingsvergunningplicht van toepassing voor bepaalde categorieën van werkzaamheden.

5.4 Resultaat Van De Participatie

In paragraaf 1.3 van deze toelichting is al beschreven op welke manier inwoners van Driel zijn betrokken bij de actualisatie van het bestemmingsplan voor de kern. Meest concrete aspect hiervan waren diverse stellingen die zijn voorgelegd aan de betrokkenen. Hierna worden deze stellingen behandeld. Telkens wordt aangegeven of de stelling (in meerderheid) is aangenomen en op welke manier hiermee omgegaan is in de planregels van het bestemmingsplan.

Nr. Stelling Aange- nomen? Vertaling in bestemmingsplan
1 Ingrepen voor het verduurzamen van de woning aan de buitenkant moeten worden toegelaten Ja Dergelijke ingrepen vallen doorgaans onder de uitzonderingsregels voor ondergeschikte bouwdelen.
2 Particuliere windmolens mogen overal op of aan de woning worden geplaatst Nee Windmolens zijn niet mogelijk gemaakt in de planregels.
3 Er mogen geen coffeshops in de dorpskern komen Ja Dit is niet mogelijk gemaakt in de bestemmingsplanregels en aangemerkt als strijdig gebruik.
4 Er mogen geen seksinrichtingen in de dorpskern komen Ja Dit is aangemerkt als strijdig gebruik in de planregels.
5 Voor Driel moet de locatie Polenplein worden aangewezen als vaste standplaats Ja Er is vooralsnog geen vaste locatie aangewezen.
6 Terrassen bij horecagelegenheden mogen niet breder zijn dan de breedte van de voorgevel van het horecabedrijf. Ja Hiervoor is geen specifieke regeling opgenomen in het bestemmingsplan. Terrassen zijn alleen toegestaan aangrenzend aan (bestaande) horeca.
7 Terrassen bij horecagelegenheden mogen in de openbare ruimte worden geplaatst Ja Binnen de bestemming 'Buitenruimte' zijn terrassen aangrenzend aan (bestaande) horeca toegestaan.
8 De bouwhoogte van reclame-uitingen mag niet hoger zijn dan 1 meter Ja Dit is vergunningsvrij mogelijk op basis van het Besluit omgevingsrecht. een hogere hoogte is niet toegestaan.
9 Zonnepanelen mogen in de dorpskern op eigen grond geplaatst worden, maar niet zichtbaar vanaf de openbare weg Ja Zonnepanelen kunnen op (schuine) daken worden geplaatst binnen de opgenomen bouwregels. Op platte daken vallen deze soms onder de uitzonderingsregels voor ondergeschikte bouwdelen. In sommige gevallen zal een omgevingsvergunning moeten worden aangevraagd.
10 Uitsluitend op het Polenplein mogen buitenevenementen plaatsvinden Ja Binnen de bestemmingen 'Buitenruimte', 'Centrum' , 'Maatschappelijk' en 'Gemengd' zijn evenementen toegestaan. Er is voor gekozen om niet specifiek één locatie voor (buiten)evenementen aan te wijzen. In het bestemmingsplan zijn regels opgenomen voor verschillende typen evenementen. In paragraaf 2.4 is deze regeling toegelicht.
11 Overal in de dorpskern van Driel mogen buitenevenementen plaatsvinden Ja Zie voorgaande stelling.
12 In de openbare ruimte mag een omheinde hondenuitlaatplaats komen Ja Dit is mogelijk gemaakt met een binneplanse afwijkingsbevoegdheid binnen de bestemming 'Buitenruimte' en kan met een relatief eenvoudige procedure op een daavroor geschikte plek worden toegestaan. Bestaande hondenuitlaatplaats is met een aanduiding positief bestemd.
13 Bij bestaande wegen in de kern moeten, waar mogelijk, vrij liggende wandel- en/of fietspaden worden aangelegd Ja Het bestemmingsplan is hierin faciliterend: dit is mogelijk binnen de bestemming 'Buitenruimte', die in de openbare ruimt is opgenomen.
14 In een kerk moeten culturele functies, zoals (muziek)theaters, muziek- en dansscholen, creativiteitscentra, musea/exposities mogelijk zijn Ja De kerken hebben de bestemming 'Maatschappelijk' gekregen. Binnen deze bestemming zijn verschillende maatschappelijke functies toegestaan, namelijk educatieve, medische, sociale en levensbeschouwelijke voorzieningen, alsmede voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening.
15 In een schoolgebouw moeten culturele functies, zoals (muziek)theaters, muziek- en dansscholen, creativiteitscentra, musea/exposities mogelijk zijn Ja Schoolgebouwen hebben de bestemming 'Maatschappelijk'. Binnen deze bestemming zijn verschillende maatschappelijke functies toegestaan, namelijk educatieve, medische, sociale en levensbeschouwelijke voorzieningen, alsmede voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening.
16 In een kerk moet sociaal-maatschappelijke dienstverlening, zoals crisisopvang, dagbesteding en begeleid wonen mogelijk zijn Ja Zie stelling 14. Gevoelige functies, zoals begeleid wonen, zijn echter niet zonder meer mogelijk, omdat niet elke plek daarvoor geschikt is. Een nader afwegingsmoment is voor een dergelijke functie wenselijk.
17 Een gebouw dat geen woonbestemming heeft, kan omgevormd worden ten behoeve van het gebruik naar 1 woning Ja Onder de juiste voorwaarden kan dit worden toegestaan, maar een toets hieraan (regievoering) is wenselijk om belemmeringen en excessen te voorkomen. Binnen sommige bestemmingen zijn binnenplanse bevoegdheden opgenomen om de bestemming te kunnen wijzigen. In andere gevallen kan mogelijk de 'kruimelregeling' worden toegepast.
18 Een tussenwoning mag niet gesplitst worden Ja Dit is onder de juiste voorwaarden met toepassing van een afwijkingsbevoegdheid toegestaan, maar niet zonder meer mogelijk.
19 Een woning mag nooit gesplitst worden Ja Woningsplitsing is niet rechtstreeks toegestaan, maar het is met het oog op de grote behoefte aan woningen wenselijk om dit onder de juiste voorwaarden en op de juiste plek te kunnen toegestaan. Met een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid kan dit relatief eenvoudig worden toegestaan, mits passend.
20 Op locaties waar nu al woon- en/of bedrijfsgebouwen staan mag, na sloop van de bestaande bebouwing, ook een appartementencomplex worden gebouwd Ja Dit is om juridisch-planologische redenen niet zonder meer mogelijk. In het geval van een Bedrijfsbestemming zal hiervoor de bestemming moeten worden gewijzigd naar een Woonbestemming. Voor kleinschalige wijzigingen is hiervoor een wijzigingsbevoegdheden in de regels opgenomen. Als er al een bestaande Woonbestemming is, dan kan een appartementencomplex met een omgevingsvergunningprocedure onder voorwaarden worden toegestaan. Een procedure is nodig om te voorkomen dat er ongewenste effecten op het woon- en leefklimaat voor omwonenden onstaan (denk aan privacy en bezonning).
21 Elke woning mag gesplitst worden als:
1. het woonoppervlak van de bestaande woning minstens 140 m² is; en
2. het woonoppervlak van elke zelfstandige woning niet kleiner is dan 50 m²; en
3. men kan voorzien in parkeerruimte op eigen terrein
Ja Woningsplitsing is onder deze voorwaarden in het algemeen acceptabel te achten. Daarom is een afwijkingsbevoegdheid in de bestemming 'Wonen' opgenomen om woningspitsing onder de genoemde voorwaarden mogelijk te kunnen maken. Hiervoor is wel een omgevingsvergunning nodig, zodat hierop kan worden getoetst.
22 Om regeldruk te verlagen moet bij bestaande woningen de verplichting voor archeologisch onderzoek komen te vervallen Ja In de archeologische bestemmingen is een uitzondering op de vergunning- en onderzoeksplicht opgenomen voor bouwwerkzaamheden met een diepte van minder dan 30 cm onder het bestaande maaiveld en wanneer een bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid (uitgezonderd kelders). Hiermee is in veel gevallen geen onderzoeksplicht van toepassing en een balans tussen het archeologisch belang en voorkoming van onnodige regeldruk gevonden.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Financiële Uitvoerbaarheid

Dit bestemmingsplan gaat over het regelen van de bouw- en gebruiksmogelijkheden in een bestaande situatie (de kern Slijk-Ewijk). Er worden geen nieuwe bouwplannen mogelijk gemaakt, waarop en verplichting tot kostenverhaal van toepassing is. De gemeente hoeft dan ook geen kosten te maken voor het bouw- en woonrijp maken van gronden, het aanleggen van voorzieningen, of het doen van allerlei (milieu)onderzoeken. De enige kosten die de gemeente heeft gemaakt, zijn de kosten voor het opstellen van dit bestemmingsplan. Deze kosten worden betaald uit reserveringen uit de algemene middelen.

Dit bestemmingsplan is dan ook economisch uitvoerbaar.

6.2 Handhaafbaarheid

Tegen het overtreden van de regels die in dit bestemmingsplan zijn opgenomen kan de gemeente (bestuursrechtelijk) en de politie (strafrechtelijk) optreden. Een overtreding van dit bestemmingsplan is bijvoorbeeld het bouwen van bouwwerken op plaatsen waar dat niet is toegestaan en het gebruiken van gronden of bouwwerken voor functies (zoals wonen, detailhandel, horeca, e.d.) die niet zijn toestaan.

De regels in dit bestemmingsplan zijn voldoende duidelijk zodat de gemeente en/of de politie handhavend kunnen optreden als er sprake is van een overtreding.

Hoofdstuk 7 Procedure

7.1 Inleiding

De procedure voor het vaststellen van een bestemmingsplan is door de wetgever geregeld. Zo is geregeld dat tussen gemeente en verschillende instanties (zoals het waterschap en de provincie) overleg over het plan wordt gevoerd en dat een ontwerp van het bestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage wordt gelegd. Bestemmingsplannen die als hoofddoel het mogelijk maken van nieuwe ontwikkelingen hebben, worden daarnaast in de regel ook nog door de gemeente als voorontwerp ter inzage gelegd. Dit is echter geen verplichting op grond van de wet.

7.2 Overleg

De wet eist dat gemeenten bij de voorbereiding van bestemmingsplannen overleggen met het Rijk, de provincie en het waterschap. De gemeente heeft dit bestemmingsplan aan de genoemde partijen voorgelegd (zie paragraaf 7.4).

7.3 Inspraak

Omdat dit bestemmingsplan gaat over het regelen van de bouw- en gebruiksmogelijkheden in een bestaande situatie binnen de bebouwde kom en het dus geen ontwikkelingsgericht plan is, heeft de gemeente ervoor gekozen om het bestemmingsplan niet als voorontwerp ter inzage te leggen. Bovendien heeft er uitgebreide voorbereidingsprocedure (zie daarover paragraaf 1.3 en ook 5.4) plaatsgevonden, waarbij de wensen en meningen van betrokken inwoners, bedrijven en organisaties zijn betrokken.

Het bestemmingsplan is daarom direct als ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd.

7.4 Ontwerpbestemmingsplan

Op grond van artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening heeft het ontwerpbestemmingsplan zes weken ter inzage gelegen en was het digitaal te bekijken op de website www.ruimtelijkeplannen.nl. De ter visielegging van het ontwerpbestemmingsplan is openbaar bekend gemaakt door het plaatsen van een publicatie in Hét GemeenteNieuws en het Gemeenteblad.

Daarnaast is de publicatie van het ontwerpbestemmingsplan op grond van artikel 3.8 lid 1 sub b Wro toegestuurd aan de provincie Gelderland, het Waterschap Rivierenland en Alliander/Tennet.

Er zijn 2 zienswijzen ingediend tijdens de termijn van terinzagelegging. Deze zienswijzen zijn van een gemeentelijke reactie voorzien in het 'Rapport zienswijzen en ambtshalve wijzigingen ontwerpbestemmingsplan 'Herziening Driel'. Daarnaast zijn er enkele ambtshalve wijzigingen doorgevoerd.

7.5 Vaststelling Bestemmingsplan

Het bestemmingsplan is op 3 september 2024 door de gemeenteraad vastgesteld. Na vaststelling wordt het bestemmingsplan wederom gedurende zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten