Parapluregeling Archeologie
Bestemmingsplan - Gemeente Neder-Betuwe
Vastgesteld op 27-09-2018 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan 'Parapluregeling Archeologie' met identificatienummer NL.IMRO.1740.bpNBarcheologie-vst1 van de gemeente Neder-Betuwe;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 archeologische deskundige
een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige met een aantoonbare specifieke deskundigheid op het gebied van de archeologische monumentenzorg;
1.4 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en studie van de in de bodem voorkomende overblijfselen uit oude tijden;
Artikel 2 Van Toepassing Verklaring
De regels in dit bestemmingsplan gelden in aanvulling op de regels van alle bestemmingsplannen, uitwerkingsplannen, wijzigingsplannen en beheersverordeningen op het grondgebied van de gemeente Neder-Betuwe, zoals deze op [vaststellingsdatum parapluplan] onherroepelijk van kracht zijn, en laten de regels uit de voorgenoemde plannen ongewijzigd.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Waarde - Archeologie 1
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en bescherming van waardevolle archeologische informatie in de bodem.
3.2 Bouwregels
Op de binnen deze bestemming bedoelde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht ten dienste van de in de bestemmingsomschrijving omschreven doeleinden, alsmede ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen, mits:
- a. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders; of,
- b. gebouwen maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden opgericht; of,
- c. het nieuw te bebouwen oppervlak niet groter is dan 100 m²;
met dien verstande dat het bepaalde in a, b en c niet geldt voor zover het bouwen in de bodem betreft tot een diepte van 30 cm onder het bestaande maaiveld.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, na advies te hebben ingewonnen van een archeologisch deskundige, het plan zodanig te wijzigen dat de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' naar ligging wordt verschoven, naar omvang wordt verkleind of vergroot of in het voorkomende geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.
Artikel 4 Waarde - Archeologie 2
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en bescherming van waardevolle archeologische informatie in de bodem.
4.2 Bouwregels
Op de binnen deze bestemming bedoelde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht ten dienste van de in de bestemmingsomschrijving omschreven doeleinden, alsmede ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen, mits:
- a. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders; of,
- b. gebouwen maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden opgericht; of,
- c. het nieuw te bebouwen oppervlak niet groter is dan 1.000 m²;
met dien verstande dat het bepaalde in a, b en c niet geldt voor zover het bouwen in de bodem betreft tot een diepte van 30 cm onder het bestaande maaiveld.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, na advies te hebben ingewonnen van een archeologisch deskundige, het plan zodanig te wijzigen dat de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' naar ligging wordt verschoven, naar omvang wordt verkleind of vergroot of in het voorkomende geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.
Artikel 5 Waarde - Archeologie 3
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en bescherming van waardevolle archeologische informatie in de bodem.
5.2 Bouwregels
Op de binnen deze bestemming bedoelde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht ten dienste van de in de bestemmingsomschrijving omschreven doeleinden, alsmede ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen, mits:
- a. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders; of,
- b. gebouwen maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden opgericht; of,
- c. het nieuw te bebouwen oppervlak niet groter is dan 10.000 m²;
met dien verstande dat het bepaalde in a, b en c niet geldt voor zover het bouwen in de bodem betreft tot een diepte van 30 cm onder het bestaande maaiveld.
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, na advies te hebben ingewonnen van een archeologisch deskundige, het plan zodanig te wijzigen dat de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' naar ligging wordt verschoven, naar omvang wordt verkleind of vergroot of in het voorkomende geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.
Hoofdstuk 3 Overgangs- En Slotregels
Artikel 6 Overgangsrecht
6.1 Overgangsrecht bouwwerken
Artikel 7 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Parapluregeling Archeologie'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel Van Het Plan
In 2016 is het gemeentelijke archeologiebeleid van Neder-Betuwe geactualiseerd. De Nota Archeologiebeleid 2016 en de daarbij behorende archeologische beleidskaart - die de basis vormt voor het gemeentelijke archeologiebeleid - zijn op 14 april 2016 vastgesteld door de gemeenteraad van Neder-Betuwe. Thans bestaat de wens om het geactualiseerde archeologiebeleid te vertalen naar een paraplubestemmingsplan, waarbij de verschillende archeologische (verwachtings)waarden worden vertaald naar dubbelbestemmingen.
Een paraplubestemmingsplan biedt de mogelijkheid alle bestemmingsplannen binnen de gemeente in één keer te herzien voor één of meerdere aspecten. Met dit paraplubestemmingsplan wordt het geactualiseerde gemeentelijke archeologiebeleid in de geldende bestemmingsplannen ingepast.
1.2 Ligging Plangebied
Het voorliggende plangebied omvat het gehele grondgebied van de gemeente Neder-Betuwe. In afbeelding 1.1 is de globale begrenzing van het plangebied weergegeven.
Afbeelding 1.1: globale ligging en begrenzing plangebied
1.3 Geldende Plannen
Het voorliggende paraplubestemmingsplan is van toepassing op alle geldende bestemmingsplannen, uitwerkingsplannen en wijzigingsplannen in de gemeente Neder-Betuwe. In nieuwe bestemmingsplannen wordt het voorliggende paraplubestemmingsplan van toepassing verklaard.
1.4 Leeswijzer
Het bestemmingsplan bestaat uit meerdere onderdelen: een verbeelding waarop de (dubbel)bestemmingen in het plangebied zijn aangegeven en regels waarin de bepalingen voor de op de verbeelding vermelde (dubbel)bestemmingen zijn opgenomen. Het bestemmingsplan gaat vergezeld van een toelichting waarin de achtergronden van het bestemmingsplan zijn beschreven. De verbeelding vormt samen met de regels het juridische bindende deel van het bestemmingsplan. In de toelichting worden de keuzes die in het bestemmingsplan worden gemaakt nader gemotiveerd en verantwoord.
Deze toelichting bestaat uit vijf hoofdstukken. Na deze inleiding volgt hoofdstuk 2 met een beschrijving van het archeologiebeleid. In hoofdstuk 3 worden de juridische aspecten van dit plan beschreven. Hoofdstuk 4 bevat de beschrijving van de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid. In hoofdstuk 5 wordt de procedure beschreven.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Doel
De Nota Archeologiebeleid 2016 en de daarbij behorende archeologische beleidskaart - die de basis vormt voor het gemeentelijke archeologiebeleid - is op 14 april 2016 vastgesteld door de gemeenteraad van Neder-Betuwe. Het belangrijkste doel van de Nota Archeologiebeleid is het zelfstandig functioneren van de beleidskaart, op basis waarvan kan worden vastgesteld welk archeologisch beleid voor een locatie geldt. Middels het voorliggende bestemmingsplan worden de verschillende archeologische verwachtingswaarden voorzien van een juridisch-planologische bescherming.
2.2 Archeologische Beleidskaart
Bij het opstellen van de nieuwe archeologische waarden- en verwachtingskaart voor Neder-Betuwe is zowel rekening gehouden met een reële trefkans op het aantreffen van archeologische sporen als op het reëel ontbreken van de kans op het aantreffen van archeologische sporen in de bodem. Dat laatste is gebeurd door rekening te houden met publicaties waaruit duidelijk blijkt dat de bodem – soms tot een bepaalde diepte – geheel dan wel (deels) ernstig is verstoord. Doordat bij de inventarisatie van archeologische waarden en verwachtingen nu ook een inventarisatie heeft plaatsgevonden van de 'staat van de bodem' is het mogelijk, beter dan in het verleden, lokaal maatwerk te leveren. Op basis van de trefkans, de potentie/waarde van (mogelijke) archeologische vindplaats(en) en de staat van de bodem wordt de volgende clustering aangehouden:
- alle AMK (Archeologische Monumentenkaart) - terreinen, lokale en nationale vindplaatsen, oude woongronden en historische kernen (I);
- alle gronden met een hoge archeologische trefkans (bv. crevassen/rivierduinen, stroomgordels en stroomruggen) (II);
- alle gronden met een gemiddelde archeologische trefkans (III);
- alle gronden met een lage archeologische trefkans (IV);
- alle gronden met een verstoorde bodem als gevolg van laan- en fruitboomteelt (V).
Gelet op het voorgaande geldt voor Neder-Betuwe het volgende beschermingsregime:
Op grond van de bovengenoemde verwachtingswaarden worden in dit bestemmingsplan drie archeologische dubbelbestemmingen opgenomen. Voor de AMK-terreinen, historische kernen en bekende vindplaatsen (in rood) wordt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' opgenomen. Voor de verstoringsoppervlakte en -diepte is hier een lage vrijstellingsgrens gekozen: 100 m2 en 30 cm diep.
De gebieden met een hoge archeologische trefkans (in oranje) worden voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'. Voor deze gronden bedraagt de maximale verstoring 1.000 m2 en 30 cm diep.
De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' wordt toegekend aan gronden met een gemiddelde archeologische trefkans (in lichtbruin). Voor deze gronden bedraagt de maximale verstoring 10.000 m2 en 30 cm diep.
Voor de gronden met een lage archeologische trefkans (in groen) wordt geen archeologische dubbelbestemming opgenomen.
Naast de archeologische (verwachtings)waarden, zijn ook behoudenswaardige cultuurhistorische objecten aangeduid op de archeologische beleidskaart (in geel). Deze zijn echter (nog) niet voorzien van een juridisch-planologische bescherming, omdat de gemeente eerst een visie wil vormen op het behoud van cultuurhistorisch erfgoed. Hier wordt de komende tijd invulling aan gegeven.
Hoofdstuk 3 Juridische Planbeschrijving
3.1 Algemeen
Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en regels en is voorzien van een toelichting. De regels en verbeelding vormen het juridisch bindende deel, terwijl de toelichting geen juridische binding heeft, maar moet worden beschouwd als handvat voor de uitleg en de onderbouwing van de opgenomen bestemmingen. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De verbeelding heeft een rol voor toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de dubbelbestemmingen.
In deze paragraaf worden de systematiek van de regels en de wijze waarop de regels gehanteerd dienen te worden, uiteengezet. De regels van het plan bestaan uit drie hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsregels en de overgangs- en slotregels aan de orde komen.
Hieronder wordt de opbouw en dergelijke van de regels kort toegelicht.
3.2 Inleidende Regels
Begrippen
In deze bepaling zijn omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze worden opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Begripsbepalingen zijn alleen nodig voor begrippen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.
Van toepassing verklaring
In dit artikel wordt het voorliggende paraplubestemmingsplan van toepassing verklaard op alle geldende bestemmingsplannen. Tevens wordt aangegeven dat dit paraplubestemmingsplan uitsluitend voorziet in een aanvullende regeling en dat de bestemmingen uit de geldende bestemmingsplannen blijven gelden.
Overigens wordt in nieuwe bestemmingsplannen het voorliggende paraplubestemmingsplan eveneens van toepassing verklaard.
3.3 Bestemmingsregels
3.3.1 Opbouw bestemmingen
In de bestemmingsregels zijn de verschillende bestemmingen opgenomen. Deze zijn als volgt opgebouwd:
Bestemmingsomschrijving
Bevat de omschrijving van de doeleinden die met de (dubbel)bestemming aan de grond worden toegekend. De aard van de toegelaten inrichtingen van gronden (bouwwerken en werken, geen bouwwerken zijnde) vloeit dan voort uit de toegelaten functies.
Bouwregels
In de bouwregels is bepaald dat het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde uitsluitend is toegestaan indien voldaan wordt aan de vrijstellingsgrenzen. Deze vrijstellingsgrenzen verschillen per dubbelbestemming en zijn gekoppeld aan de verschillende verwachtingswaarden.
Afwijken van de bouwregels
In deze bepaling zijn afwijkingsbevoegdheden toegekend aan het bevoegd gezag ten aanzien van bepaalde bouwregels.
3.3.2 Bestemmingen
Het bestemmingsplan kent drie dubbelbestemmingen. Hieronder volgt in het kort een beschrijving van de bestemmingen.
Waarde - Archeologie 1, Waarde - Archeologie 2 en Waarde - Archeologie 3
De dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie’ is opgenomen ter bescherming van mogelijk in de bodem aanwezige archeologische waarden. Voor de verschillende archeologische (verwachtings)waarden zijn afzonderlijke bestemmingen opgenomen: Waarde - Archeologie 1 voor de AMK-terreinen, historische kernen en bekende vindplaatsen, Waarde - Archeologie 2 voor de gronden met een hoge archeologische trefkans en Waarde - Archeologie 3 voor de gronden met een gemiddelde archeologische trefkans. Voor een aantal werkzaamheden op of in deze gronden is een omgevingsvergunning (voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) vereist in het kader waarvan een afweging kan worden gemaakt tussen de activiteit en de te beschermen waarden. De voorwaarden voor wanneer een omgevingsvergunning is vereist is afhankelijk van de archeologische (verwachtings)waarden en gedifferentieerd in de verschillende dubbelbestemmingen.
De laanboomteelt heeft het bodemarchief in aanzienlijke mate verstoord. Derhalve zijn alle (voormalige) laanboomteeltpercelen voorzien van de gebiedsaanduiding 'overige zone - aangetast'. Voor de betreffende percelen kan redelijkerwijs worden uitgegaan van een gemiddelde bodemverstoring van 50 cm -mv. Bij alle andere gronden, niet zijnde aantoonbare laanboom- of fruitteeltpercelen, wordt een verstoringsdiepte van 30 cm –mv gehanteerd.
3.4 Overgangs- En Slotregels
Overgangsrecht
Bouwwerken welke op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaan (of waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is aangevraagd) mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bouwregels. De overgangsbepaling houdt niet in dat het bestaand, illegaal opgerichte, bouwwerk legaal wordt, noch brengt het met zich mee dat voor een dergelijk bouwwerk alsnog een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen kan worden verleend. Burgemeester en wethouders kunnen in beginsel dus nog gewoon gebruik maken van hun handhavingsbevoegdheid. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment van inwerkingtreding van het plan, mag eveneens worden voortgezet.
Slotregel
Dit artikel geeft aan op welke manier de regels kunnen worden aangehaald.
Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid
4.1 Economische Uitvoerbaarheid
4.1.1 Exploitatieverplichting
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in de plantoelichting van een bestemmingsplan minimaal inzicht te worden gegeven in de economische uitvoerbaarheid van het plan. Tevens bestaat op grond van de Wet ruimtelijke ordening de verplichting om, indien sprake is van ontwikkelingen waarvoor de gemeente redelijkerwijs kosten moet maken, bijvoorbeeld voor de aanleg van voorzieningen van openbaar nut, en de plankosten, deze moeten kunnen worden verhaald op de initiatiefnemer c.q. ontwikkelaar. Een en ander dient te worden vastgelegd in privaatrechtelijke overeenkomsten met iedere grondeigenaar. Als er met een grondeigenaar geen overeenkomst is gesloten en het kostenverhaal niet anderszins is verzekerd, dient een exploitatieplan te worden opgesteld welke tegelijkertijd met het bestemmingsplan moet worden vastgesteld.
4.1.2 Conclusie
Dit paraplubestemmingsplan voorziet in het juridisch-planologisch waarborgen van het gemeentelijke archeologiebeleid binnen een groot aantal bestemmingsplannen in de gemeente Neder-Betuwe. Aan dit plan zijn, behoudens de kosten van het opstellen van het plan, geen kosten verbonden voor de gemeente. Ook voorziet dit plan niet in een bouwplan, waardoor er geen exploitatieplanverplichting is. Gezien het voorgaande wordt het plan economisch uitvoerbaar geacht.
4.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
De Erfgoedwet verplicht gemeenten om de aanwezige archeologische waarden te beschermen. Het voorliggende parapluplan voorziet hierin en waarborgt de verschillende archeologische waarden in de gemeente Neder-Betuwe.
Hoofdstuk 5 Procedure
5.1 Ontwerpfase
Het ontwerpbestemmingsplan heeft gedurende zes weken ter inzage gelegen. Binnen deze termijn is een ieder in de gelegenheid gesteld schriftelijk en/of mondeling een zienswijze op het plan in te dienen.
Gedurende deze termijn zijn er geen zienswijzen ingediend.
5.2 Vaststellingsfase
Binnen twaalf weken na de termijn van terinzagelegging moet de gemeenteraad beslissen omtrent de vaststelling van het bestemmingsplan.
Tegen het besluit tot vaststelling staat, voor belanghebbenden, direct beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Direct na de beroepstermijn treedt, indien tijdens de beroepstermijn geen verzoek om voorlopige voorziening is ingediend, het plan in werking.