Hamsestraat 70, Opheusden
Bestemmingsplan - gemeente Neder-Betuwe
Vastgesteld op 09-11-2018 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
plan:
het bestemmingsplan 'Hamsestraat 70, Opheusden' met identificatienummer NL.IMRO.1740.bpOPHamsestr70-vst1 van de gemeente Neder-Betuwe;
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;
aan huis verbonden nevenactiviteiten:
consumentenverzorgende, dienstverlenende en ambachtelijke activiteiten, die in de tot een woning behorende gebouwen worden uitgeoefend, vrijwel uitsluitend door de bewoner(s) van de desbetreffende woning.
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
afhankelijke woonruimte:
een deel van de woning waarin een gedeelte van de huishouding uit oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;
agrarisch bedrijf:
activiteiten die zijn gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren.
agrarische gebouwen:
gebouwen ten dienste van een agrarische bedrijf, niet zijnde een dienstwoning.
agrarisch hulpgebouw:
een agrarisch bedrijfsgebouw dat is gesitueerd buiten een bouwvlak en dat bijvoorbeeld dient voor het melken van vee, voor de opslag van goederen en materieel en/of ter beschutting tegen weersinvloeden.
agrarisch verwant bedrijf:
een niet-agrarisch, doch aan de agrarische productie verwant bedrijf, niet zijnde een landbouwmechanisatiebedrijf, waaronder begrepen een agrarisch loonwerkbedrijf, een reparatie- en/of verhuurbedrijf van agrarische machines, een veehandelaarsbedrijf, een groothandel in agrarische gewassen, een fourageerbedrijf, een KI-station, een zorgboerderij en een dierenkliniek voor grootvee.
ambachtelijk bedrijf:
een niet-agrarisch bedrijf, gericht op het uitoefenen van een ambacht, zijnde het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen en het installeren van goederen.
bebouwd oppervlak:
het totaal van de oppervlakken van bouwwerken voor zover deze een grotere bouwhoogte hebben dan 1,2 m.
archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en studie van de in de bodem voorkomende overblijfselen uit oude tijden;
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
bebouwingspercentage:
het percentage van gronden, nader bepaald in de regels, dat ten hoogste mag worden bebouwd;
bedrijfsmatige exploitatie:
het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer en/of exploitatie, dat er toe leidt dat daadwerkelijk recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheden worden geboden.
bedrijfswoning:
een woning, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de aard van de bedrijfsvoering noodzakelijk is.
bestaand:
-
bij bouwwerken: bouwwerken die op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerp van dit plan bestonden of in uitvoering waren, danwel gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden krachtens een verleende bouwvergunning of omgevingsvergunning voor het bouwen;
-
bij gebruik: gebruik dat op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan bestond;
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
bevoegd gezag:
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;
bijgebouw:
een vrijstaand of aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw, dat door zijn situering en/of afmetingen ondergeschikt is aan dat op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en die vanuit het hoofdgebouw niet rechtstreeks toegankelijk is;
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd; zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van kelder (ruimte onder peil) en zolder (ruimten onder de kap);
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
buitengebied gebonden bedrijf:
een niet-agrarisch, doch aan het buitengebied gebonden bedrijf, waaronder begrepen een hoveniersbedrijf, een kennel, een manege/paardenstalling(verhuurbedrijf), een dierenpension/-asiel, een scouting- en een hondensportaccommodatie.
containerteelt:
het kweken van planten/bomen in potten op een gesloten bedondergrond of een open bedondergrond met drainage.
cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk, een werk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk, dat werk of dat gebied.
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit en waarbij een showroom en/of verkoopruimte ter plaatse aanwezig is; horeca-activiteiten zijn hieronder niet begrepen;
diepploegen
het omzetten van de grond, gemeten vanaf peil met een diepte van minimaal 0,80 m, ten behoeve van het agrarisch gebruik;
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
glastuinbouw:
een vorm van niet-grondgebonden agrarische productie, waarbij het voortbrengen van producten, door middel van het telen van gewassen, plaatsvindt in kassen en/of in permanente kunststoftunnels.
grondgebonden agrarische productie:
de agrarische productie, waarbij het voortbrengen van producten afhankelijk is van de groeikracht van de bodem waarop de productie plaatsvindt en waarbij het voortbrengen van producten in hoofdzaak plaatsvindt in de openlucht.
herplant van een houtopstand:
het opnieuw aanplanten van een houtopstand op een perceel waar reeds een houtopstand aanwezig was op een tijdstip gelegen maximaal 24 maanden vóór het tijdstip waarop de aanplant van de houtopstand is voltooid.
hoofdgebouw:
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
hoveniersbedrijf:
een niet-agrarisch, doch buitengebied gebonden bedrijf, gericht op:
a. het kweken van bloemen, planten en bomen;
b. de aanleg en het onderhoud van tuinen en andere groenvoorzieningen.
kampeerauto:
een gemotoriseerd voertuig waarin voorzieningen voor dag- en/of nachtverblijf zijn getroffen en dat als zodanig over de openbare weg kan en mag rijden.
kampeermiddel:
een tent, tentwagen, vouwwagen, kampeerauto, toercaravan of enig ander onderkomen ten behoeve van recreatief nachtverblijf, voor zover geen bouwwerk zijnde waarvoor op basis van de Woningwet en krachtens deze wet vastgestelde regels, een bouwvergunning is vereist.
kampeerterrein/kampeerplaats:
een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen, stacaravans en trekkershutten ten behoeve van recreatief nachtverblijf.
kantine:
een voorziening als ondergeschikte nevenfunctie aan de overige functies volgens de bestemming, waar enkel bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt.
kantoor- en praktijkruimte:
een ruimte waarvan de aard en indeling zijn afgestemd op de uitoefening van administratieve, (para)medische, sociaal-wetenschappelijke, juridische, therapeutische, kunstzinnige, ontwerptechnische en andere hiermede vergelijkbare beroepen, door de bewoner(s) van de desbetreffende woning
kap:
een geheel of gedeeltelijke niet horizontale dakconstructie gevormd door ten minste twee schuin hellende dakschilden met een helling van elk ten minste 15° en ten hoogste 75°;
kas:
een bouwwerk, bestaande uit onder meer een steunconstructie en een afdichting van glas, bedoeld om gewassen te beschermen tegen weersinvloeden.
kelder:
een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, beneden of tot ten hoogste 1 m boven de gemiddelde, bestaande hoogte van het aan het gebouw grenzende terrein;
kleinschalig kamperen:
een vorm van kamperen waarbij voor een korte periode en uitsluitend tussen 1 maart en 1 november, maximaal 25 kampeermiddelen mogen worden geplaatst.
kunststoftunnel:
een bouwwerk, bestaande uit onder meer een steunconstructie en een afdichting van kunststoffolie, bedoeld om gewassen te beschermen tegen weersinvloeden.
landschappelijke beplanting:
opgaande, uit houtgewas bestaande beplanting, in hoofdzaak bestaande uit streekeigen soorten, ter verfraaiing van het landschap en/of ter inpassing van hierin voorkomende bouwwerken en werken.
landschappelijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke waarde bepaald wordt door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur.
loonwerkbedrijf:
een niet-agrarisch, doch agrarisch verwant bedrijf, dat in opdracht van anderen werkzaamheden verricht, overwegend ten behoeve van de agrarische productie.
maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorziening en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening.
manege:
een niet-agrarisch, doch buitengebied gebonden bedrijf, gericht op:
a. het verschaffen van tijdelijk onderdak aan paarden en de bijbehorende verzorging;
b. het verschaffen van gelegenheid tot het onderrichten in en het uitoefenen van de paardensport;
c. het africhten van paarden.
mantelzorg:
het bieden van zorg aan huis aan iemand die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, buiten bedrijfsmatig of organisatorisch verband.
minicamping:
een terrein met daarbij behorende voorzieningen, zonder jaarstandplaatsen, ter beschikking gesteld voor het houden van maximaal 25 kampeermiddelen.
natuurwaarde:
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de hydrologie en door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk, als in onderlinge samenhang.
niet-grondgebonden agrarische productie:
de agrarische productie, waarbij het voortbrengen van producten niet afhankelijk is van de bodem waarop de productie plaatsvindt, dan wel waarbij het voortbrengen van producten in hoofdzaak plaatsvindt in gebouwen.
niet-permanente kunststoftunnel of - overkapping:
een kunststoftunnel of overkapping waarbij de afdichting of afdekking per jaar, gedurende de periode van 1 maart tot en met 30 november, niet langer dan 7 maanden is aangebracht.
opslagbedrijf:
bedrijf dat gericht is op het bewaren van goederen, waaronder agrarische producten, materialen en stoffen zonder dat ter plaatse sprake is van productie, verwerking, handel of soortgelijke activiteiten, zoals onder meer: caravanstallingen en meubelopslagbedrijven.
overig niet-agrarisch bedrijf:
een niet-agrarisch bedrijf, niet zijnde een agrarisch verwant bedrijf, een buitengebied gebonden bedrijf, een recreatieve voorziening, een horecabedrijf of een maatschappelijke voorziening.
overkapping:
een bouwwerk, bestaande uit onder meer een steunconstructie en een afdekking van kunststoffolie, (gaas)doek, hagelnetten of dergelijke, bedoeld om gewassen te beschermen tegen weersinvloeden.
peil:
-
voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang van het perceel aan een weg grenst, mits het gebouw op een afstand van niet meer dan 12 m van die weg is gelegen: 35 cm boven de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang van het perceel;
-
in andere gevallen bij gebouwen: de gemiddelde bestaande hoogte van het aan het gebouw grenzende terrein;
-
voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde bestaande hoogte van het aan het bouwwerk grenzende terrein;
permanente bewoning c.q. gebruik als hoofdwoonverblijf:
gebruik van een woning, zomerhuis of andere woonruimte door eenzelfde persoon of eenzelfde huishouden op een wijze die ingevolge het bepaalde in de artikelen 24 t/m 31 van de Wet gemeentelijke basisadministratie noopt tot inschrijving in het bevolkingsregister van de gemeente Neder-Betuwe.
plattelandswoning
een bedrijfswoning, behorend tot of voorheen behorend tot een agrarisch bedrijf, die niet meer wordt bewoond door (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is, en die voor de toepassing van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de daarop rustende bepalingen wordt beschouwd als onderdeel van dat agrarisch bedrijf. De woonfunctie behoort daarmee expliciet tot de betrokken gronden en opstallen;
productiebos:
een bos dat is aangeplant met als oogpunt de teelt van hout en dat binnen 40 jaar na aanplant wordt geveld of gerooid.
productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis:
een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak publieksgericht zijn en waarvan de omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en derhalve in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan.
recreatieve voorziening:
een bedrijf of activiteit gericht op kleinschalige overnachtingsmogelijkheden en/of dagrecreatieve activiteiten, waaronder begrepen een Bed and breakfast, een pension, een kampeerboerderij, groepsaccommodaties, sportvelden en -accommodaties.
recreatiewoning/recreatieverblijf:
een recreatief woonverblijf waarvan de gebruikers slechts tijdelijk gebruik maken en hun hoofdwoonverblijf elders hebben.
relatie:
een geometrisch bepaald figuur, waarmee wordt aangegeven dat de door dat figuur aangeduide geometrisch bepaalde planobjecten tezamen moeten worden beoordeeld ten gevolge van de regels van het plan.
seksinrichting:
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
stacaravan:
-
een aanhangwagen, zonder uitgebreide aanpassingen als één geheel verrijdbaar, die kan dienen als recreatief onderkomen, daaronder overnachting begrepen, met een lengte van meer dan 8 m en/of een breedte van meer dan 2,5 m, dan wel een ander, zonder uitgebreide aanpassingen als één geheel verrijdbaar, recreatief onderkomen , dat niet is of kan worden uitgerust om als aanhangwagen achter een motorvoertuig over de openbare weg te worden voortbewogen, of:
-
een recreatieverblijf, al dan niet in gedeelten verrijdbaar of verplaatsbaar, dat kan dienen als recreatief onderkomen, daaronder overnachting begrepen, met een lengte van meer dan 8 m en/of een breedte van meer dan 2,5 m, dan wel een ander, al dan niet in gedeelten verrijdbaar of verplaatsbaar, recreatief onderkomen, dat niet is of kan worden uitgerust om als aanhangwagen achter een motorvoertuig over de openbare weg te worden voortbewogen.
standplaats:
de vrije ruimte welke de recreant ter beschikking staat voor zijn verblijf op het recreatieterrein en het plaatsen van zijn kampeermiddel of voor het plaatsen van stacaravans en trekkershutten.
tent:
een in hoofdzaak van textiel of ander daarmee vergelijkbare materialen vervaardigd onderkomen voor dag- en/of nachtverblijf, dat gemakkelijk is op te bouwen en in te pakken.
toercaravan/vouwwagen/tentwagen:
een aanhangwagen die kan dienen als recreatief onderkomen, overnachting daaronder begrepen, welke is/kan worden uitgerust om als zodanig zelfstandig achter een gemotoriseerd voertuig over de openbare weg te worden voortbewogen.
trekkershut:
een hut van eenvoudige constructie en beperkte omvang die kan dienen als recreatief onderkomen, overnachting daaronder begrepen, ten behoeve van passanten.
tuincentrum:
een niet-agrarisch bedrijf, gericht op:
-
de detailhandel in bloemen, planten, bomen en andere tuinbenodigdheden al dan niet gecombineerd met:
-
de aanleg en het onderhoud van tuinen en andere groenvoorzieningen;
-
het kweken van bloemen, planten en bomen.
(Wind)molen:
een installatie die door middel van beweegbare wieken windkracht omzet in mechanische of elektrische energie.
wisselend gebruik:
het gebruik gedurende periodes korter dan één jaar door achtereenvolgende gebruikers met een verschillend hoofdwoonverblijf.
woning/wooneenheid:
een complex van intern met elkaar in verbinden staande ruimten, in een (gedeelte van een) gebouw, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
woonunit:
een bouwwerk, dat kan dienen voor bewoning, dat in zijn geheel of in gedeelten over de weg kan worden vervoerd en dat niet is of kan worden uitgerust om als aanhangwagen achter een motorvoertuig over de openbare weg te worden voortbewogen.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
De afstand van een gebouw tot de perceelsgrens:
de afstand van een gebouw tot de perceelsgrens wordt bepaald door het buitenwerks meten van de kortste afstand van een gevel van het gebouw tot de perceelsgrens;
De goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord of daarbij gelijk te stellen constructiedeel;
De inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
De bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
De oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.2 Bouwregels
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.4 Specifieke gebruiksregels
Als gebruik in strijd met de bestemming 'Agrarisch' wordt in ieder geval begrepen:
-
een gebruik als volkstuin;
-
een gebruik voor niet-grondgebonden agrarische productie in de vorm van teelt op trayvelden of op stellingen en/of containerteelt op lavas of beton, voor zover de oppervlakte daarvan meer bedraagt dan 1 ha en voor zover niet direct grenzend aan een bouwvlak;
-
een gebruik voor de verwerking van agrarische producten en productiegebonden detailhandel, voor zover dit gebruik meer bedraagt dan 100 m2;
-
de opslag van mest buiten de agrarische bouwpercelen;
-
de opslag van goederen en materieel in de openlucht en buiten de agrarische bouwpercelen, voorzover de oppervlakte van de opslag
-
meer bedraagt dan 200 m2 per perceel en/of de hoogte van de opslag meer bedraagt dan 2,5 m;
-
de opslag van goederen en materieel in de openlucht en op de agrarische bouwpercelen, voor zover de hoogte van de opslag meer bedraagt dan 4 m;
-
permanente bewoning in relatie tot de huisvesting van seizoenarbeiders.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 4 Water
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Water" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
waterpartijen, watergangen en andere voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
-
instandhouding, dan wel herstel en ontwikkeling, van de landschappelijke waarden en de natuurwaarden die eigen zijn aan waterpartijen, watergangen en bijbehorende oeverzones;
-
extensief dagrecreatief medegebruik.
4.2 Bouwregels
Artikel 5 Waarde - Archeologie 1
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde – Archeologie 1’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor behoud en bescherming van waardevolle archeologische informatie in de bodem
5.2 Bouwregels
Op de binnen deze bestemming bedoelde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht ten dienste van de in de bestemmingsomschrijving omschreven doeleinden, alsmede ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen, mits:
-
het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders; of
-
gebouwen maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden opgericht;
met dien verstande dat het bepaalde in a en b niet geldt voor zover het bouwen in de bodem betreft tot een diepte van 30 cm onder het bestaande maaiveld.
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn.
De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 6 Waarde - Archeologie 2
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde – Archeologie 2’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor behoud en bescherming van waardevolle archeologische informatie in de bodem
6.2 Bouwregels
Op de binnen deze bestemming bedoelde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht ten dienste van de in de bestemmingsomschrijving omschreven doeleinden, alsmede ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen, mits:
-
het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders; of:
-
gebouwen maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden opgericht; of
-
het nieuw te bebouwen oppervlak niet groter is dan 50 m²;
met dien verstande dat het bepaalde in a, b en c niet geldt voor zover het bouwen in de bodem betreft tot een diepte van 30 cm onder het bestaande maaiveld.
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn.
De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen teneinde de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Artikel 7 Waarde - Archeologie 3
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde – Archeologie 5’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor behoud en bescherming van waardevolle archeologische informatie in de bodem
7.2 Bouwregels
Op de binnen deze bestemming bedoelde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht ten dienste van de in de bestemmingsomschrijving omschreven doeleinden, alsmede ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen, mits:
-
het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders; of:
-
gebouwen maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden opgericht; of
-
het nieuw te bebouwen oppervlak niet groter is dan 100 m²;
met dien verstande dat het bepaalde in a, b en c niet geldt voor zover het bouwen in de bodem betreft tot een diepte van 30 cm onder het bestaande maaiveld.
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn.
De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.
7.4 Afwijken van de bouwregels
7.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen teneinde de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Artikel 8 Waarde - Archeologie 4
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde – Archeologie 4’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor behoud en bescherming van waardevolle archeologische informatie in de bodem
8.2 Bouwregels
Op de binnen deze bestemming bedoelde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht ten dienste van de in de bestemmingsomschrijving omschreven doeleinden, alsmede ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen, mits:
-
het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders; of:
-
gebouwen maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden opgericht; of
-
het nieuw te bebouwen oppervlak niet groter is dan 500 m²;
-
met dien verstande dat het bepaalde in a, b en c niet geldt voor zover het bouwen in de bodem betreft tot een diepte van 30 cm onder het bestaande maaiveld.
8.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn.
De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.
8.4 Afwijken van de bouwregels
8.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen teneinde de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Artikel 9 Waarde - Archeologie 5
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde – Archeologie 5’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor behoud en bescherming van waardevolle archeologische informatie in de bodem
9.2 Bouwregels
Uitsluitend mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht ten dienste van de in 9.1 omschreven doeleinden, alsmede ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen, mits:
-
het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders; of
-
gebouwen maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden opgericht; of
-
het nieuw te bebouwen oppervlak niet groter is dan 2.000 m2.
Met dien verstande dat het bepaalde in a, b en c niet geldt voor zover het bouwen in de bodem betreft tot een diepte van 30 cm onder het bestaande maaiveld.
9.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn.
De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.
9.4 Afwijken van de bouwregels
9.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen teneinde de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Artikel 10 Waterstaat - Beheerszone Watergang
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Waterstaat - Beheerszone watergang" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
-
bescherming, beheer en verbetering van watergangen;
-
voorzieningen voor de waterhuishouding.
10.2 Bouwregels
-
Op de binnen deze bestemming bedoelde gronden , met uitzondering van de gronden met de eveneens voor deze gronden aangegeven bestemming 'Water', mogen geen bouwwerken worden gebouwd.
-
Voor zover de gronden tevens zijn bestemd voor de eveneens voor deze gronden aangegeven bestemming 'Water', mogen op deze gronden bouwwerken worden gebouwd overeenkomstig de bepalingen van die bestemming.
10.3 Afwijken van de bouwregels
-
Tot het verlenen van een omgevingsvergunning wordt eerst overgegaan, indien hierdoor:
-
de functies en waarden die in het plan aan de desbetreffende en aan de omliggende gronden zijn toegekend, niet blijvend onevenredig worden geschaad;
-
en uit een schriftelijke verklaring van de betrokken waterbeheerder is gebleken dat hierdoor de waterstaatkundige belangen niet blijvend onevenredig worden geschaad.
-
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.2 voor de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming en voor de bouw van bouwwerken, indien en voor zover deze zijn toegestaan voor de in de bestemmingsomschrijving van dit artikel bedoelde, eveneens voor deze gronden aangegeven andere bestemmingen.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 11 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 12 Algemene Aanduidingsregels
12.1 Vrijwaringszone
Artikel 13 Algemene Gebruiksregels
13.1 wet Plattelandswoningen
Voor de agrarische bedrijfswoning(en) geldt het volgende:
-
Indien één bedrijfswoning aanwezig is dient deze bedrijfsmatig te worden gebruikt. Deze ene woning is géén plattelandswoning;
-
Indien meer dan één bedrijfswoning aanwezig is dient ten minste één van deze woningen als bedrijfswoning te worden gebruikt. De andere(n) mogen tevens als plattelandswoning worden gebruikt.
13.2 Strijdig gebruik
Tot een gebruik strijdig met de regels van dit bestemmingsplan wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of de opstallen ten behoeve van:
-
zelfstandige bewoning en afhankelijke woonruimte, voor zover het betreft vrijstaande bijgebouwen;
-
het gebruik van ruimten binnen een woning en/of bijgebouwen voor de uitoefening van een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
-
gebruik als seksinrichting en escortbedrijf;
-
het gebruik van gronden en opstallen voor de plaatsing van kampeermiddelen, waaronder mede wordt verstaan het recreatief nachtverblijf in de vorm van kleinschalig kamperen, tenzij toepassing is gegeven aan de algemene afwijkingsregels van dit plan ten aanzien van kleinschalig kamperen;
-
het gebruik ten behoeve van een geluidzoneringsplichtige inrichting.
Artikel 14 Algemene Afwijkingsregels
14.1 Algemeen
Tot het verlenen van een omgevingsvergunning volgens het bepaalde in dit artikel wordt eerst overgegaan, indien hierdoor de functies en waarden die in het plan aan de desbetreffende en aan de omliggende gronden zijn toegekend, of de mogelijkheden tot het herstel of de ontwikkeling van deze waarden, niet blijvend onevenredig worden geschaad.
14.2 Aan huis verbonden nevenactiviteiten en kantoor- en praktijkruimten
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor een gebruik ten behoeve van aan huis verbonden nevenactiviteiten en kantoor- en praktijkruimten, indien en voor zover:
-
de desbetreffende woning bewoond blijft;
-
het vloeroppervlak van de gebouwen ten behoeve van het gebruik voor aan huis verbonden nevenactiviteiten en kantoor- en praktijkruimten niet meer bedraagt dan 50 m2;
-
het onbebouwde gedeelte van het perceel niet wordt gebruikt voor de beoogde activiteit, met uitzondering van parkeervoorzieningen;
-
de nevenactiviteit geen detailhandel betreft;
-
de beoogde activiteit geen ontwikkeling tot gevolg heeft waarop de bestaande nutsvoorzieningen, wegen en parkeervoorzieningen niet zijn afgestemd;
-
van tevoren in voldoende mate is verzekerd dat het beoogde gebruik geen ontoelaatbare invloed heeft op het woon- en leefmilieu in de omliggende woningen.
14.3 Antennemasten
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor de bouw van antennemasten, indien en voor zover:
-
de antennemast wordt geplaatst binnen een afstand van 5 m van een bestaande woning;
-
de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 25 m.
14.4 Bed and breakfast
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor de inrichting en het gebruik van een woning en/of een bijbehorend bijgebouw ten behoeve van bed & breakfast, indien en voor zover:
-
de woning tevens bewoond blijft;
-
van tevoren in voldoende mate is verzekerd dat de uiterlijke verschijningsvorm van de woning en/of het bijgebouw niet wordt veranderd;
-
totaal niet meer dan 50 m2 van de woning en/of het bijgebouw wordt ingericht en gebruikt voor bed & breakfast;
-
het beoogde gebruik geen ontwikkeling tot gevolg heeft waarop de bestaande parkeervoorzieningen niet zijn afgestemd;
-
van tevoren in voldoende mate is verzekerd dat het beoogde gebruik geen ontoelaatbare invloed heeft op het woon- en leefmilieu van de omliggende woningen.
14.5 Kleine uitbouwen woningen
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor de bouw van kleine uitbouwen aan woningen, indien en voor zover:
-
de overschrijding van de lijn door de bestaande gevels van de woning niet meer bedraagt dan 2 m;
-
de oppervlakte van de uitbouw niet meer bedraagt dan 6 m2.
14.6 Kleinschalig kamperen
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor de aanleg en het gebruik van gronden als recreatief nachtverblijf in de vorm van kleinschalig kamperen, indien en voor zover:
-
het een nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf of bij een woning met een huiskavel van tenminste 1 ha betreft;
-
van tevoren in voldoende mate is verzekerd dat het beoogde gebruik geen ontoelaatbare invloed heeft op het woon- en leefmilieu van de omliggende woningen en/of agrarische en andere bedrijven;
-
het kleinschalig kamperen aansluitend aan de bijbehorende bestaande bebouwing dient plaats te vinden;
-
vvoorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid en deze geheel op eigen erf wordt gerealiseerd;
-
van tevoren, op basis van een inrichtingsplan, in voldoende mate wordt verzekerd dat wordt voorzien in de ruimtelijke en/of landschappelijke inpassing ter plaatse;
-
sanitaire voorzieningen binnen de bestaande (bedrijfs)bebouwing worden gerealiseerd of, indien dit niet mogelijk is, binnen maximaal één extra gebouw of uitbreiding van een bestaand gebouw, met geen groter oppervlak dan 30 m2, geen grotere goothoogte dan 3 m en geen grotere bouwhoogte dan 7 m.
14.7 Mantelzorg
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor de verbouw van een woning tot meer dan de toegestane inhoud, indien en voor zover:
-
de bouw noodzakelijk is om te voorzien in de behoefte aan een woonruimte voor inwonende personen;
-
de inwoning plaats vindt in het hoofdgebouw en/of de aanbouw op maxiaal 30% van de grondoppervlakte en uitsluitend op de begane grond;
-
de woning met maximaal 50 m2 extra wordt vergroot tot een absoluut maximum van 750 m3;
-
er sprake is van een gemeenschappelijke entree;
-
het nieuwe gedeelte voor inwoning technisch/functioneel eenvoudig weer bij de oorspronkelijke woning kan worden betrokken;
-
minimaal één directe verbinding tussen beide wooneenheden aanwezig is.
14.8 Nutsvoorzieningen
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor de bouw van kleine bouwwerken voor nutsvoorzieningen, indien en voor zover:
-
de oppervlakte niet meer bedraagt dan 25 m2;
-
de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 4 m.
Artikel 15 Algemene Wijzigingsregels
15.1 Algemeen
Het wijzigen van het plan volgens de bepalingen in dit artikel geschiedt met in achtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de wet ruimtelijke ordening, waarbij tevens in acht wordt genomen dat hierdoor:
-
het gestelde in de eventuele overigens voor de gronden opgenomen bestemmingen eveneens in acht wordt genomen;
-
de functies en waarden die in het plan aan de desbetreffende en aan de omliggende gronden zijn toegekend, of de mogelijkheden tot het herstel of de ontwikkeling van deze waarden, niet blijvend onevenredig worden geschaad.
15.2 Verschuiven bestemmingsgrenzen en of bouwgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten aanzien van het gehele plangebied, voor een verschuiving van bestemmingsgrenzen en/of bouwgrenzen, indien en voor zover:
-
de verschuiving noodzakelijk is voor een goede realisatie van het plan, voor een aanpassing aan de nader ingemeten situatie, of als gevolg van afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de werkelijke situatie;
-
de structurele opzet van het plan niet wordt aangetast;
-
de totale verdeling van de aangegeven bestemmingen met niet meer dan 10 % wordt gewijzigd;
-
de verschuiving niet meer bedraagt dan 20 m.
15.3 Vergroting en/of vormverandering agrarische bouwpercelen
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten aanzien van de gronden met de bestemmingen 'Agrarisch', voor de vergroting en/of vormverandering van een bouwvlak, met dien verstande dat:
-
het uit een nader onderzoek is gebleken dat de vergroting en/of vormverandering noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering;
-
de wijziging geschiedt door het verwijderen van het bestaande bouwvlak en door het aangeven van een nieuw bouwvlak;
-
het oppervlak van het nieuwe bouwvlak is afgestemd op de reële uitbreidingsbehoefte en niet meer bedraagt dan 1,5 ha;
-
de afstand tussen het nieuwe bouwvlak en de dichtstbijgelegen woning meer bedraagt dan 50 m, dan wel indien sprake is van een veehouderij waarop de Wet Geurhinder en veehouderij van toepassing is, de afstand tussen het nieuwe bouwvlak en de dichtst bijgelegen woning meer bedraagt dan de afstand die volgens de uitkomsten van een onderzoek daarnaar noodzakelijk is;
-
van tevoren, op basis van een inrichtingsplan, in voldoende mate wordt verzekerd dat wordt voorzien in de ruimtelijke en/of landschappelijke inpassing ter plaatse;
-
in het wijzigingsplan inzicht wordt gegeven in de uitkomsten van onderzoek naar bodemverontreiniging, archeologische waarden, flora en fauna en regenwaterretentie en waarbij is gebleken dat de betreffende belangen in voldoende mate zijn verzekerd en waarbij ten aanzien van de hemelwaterretentie uit een schriftelijke verklaring van het waterschap is gebleken dat zij geen overwegende bezwaren hebben.
15.4 Functiewijziging ten behoeve van een agrarisch bedrijf
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten aanzien van de gronden met de bestemmingen 'Bedrijf - Agrarisch verwant', 'Bedrijf - Buitengebied gebonden', 'Recreatie', 'Horeca', 'Wonen' en 'Bedrijf' voor het aanwijzen van een bouwvlak voor een agrarisch bedrijf ter plaatse van de bestaande bebouwing, indien en voor zover:
-
op basis van een advies van een onafhankelijk agrarisch deskundige is gebleken dat het bouwvlak noodzakelijk is voor de vestiging van een nieuw, volwaardig, in hoofdzaak op de grondgebonden agrarische productie gericht bedrijf;
-
de wijziging geschiedt door het aanwijzen van de desbetreffende gronden voor de agrarische bestemming die in het plan is toegekend aan de aangrenzende gronden en het aangeven van een bijbehorend bouwvlak, dat zich ook over de aangrenzende gronden mag uitstrekken;
-
de oppervlakte van het nieuwe bouwvlak niet meer bedraagt dan 1 ha;
-
van tevoren, op basis van een inrichtingsplan, in voldoende mate wordt verzekerd dat wordt voorzien in de ruimtelijke en/of landschappelijke inpassing ter plaatse;
-
in het wijzigingsplan inzicht wordt gegeven in de uitkomsten van onderzoek naar bodemverontreiniging, archeologische waarden, flora en fauna en regenwaterretentie en is gebleken dat de betreffende belangen in voldoende mate zijn verzekerd en waarbij ten aanzien van de hemelwaterretentie uit een schriftelijke verklaring van het waterschap is gebleken dat zij geen overwegende bezwaren hebben.
15.5 Afvoeren (agrarische) bedrijfsbestemming; functiewijziging ten behoeve van bewoning bij bedrijfsbeëindiging
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten aanzien van de gronden met de bestemmingen 'Agrarisch' voor zover dit een bouwvlak betreft voor de functiewijziging naar 'Wonen', indien en voor zover:
-
ter plaatse sprake is van een bestaande woning(en);
-
voor de woning(en) de bepalingen van toepassing zullen zijn zoals opgenomen in de bestemming 'Wonen' van dit plan;
-
de wijziging geschiedt door het verwijderen van de bestaande bestemming, tezamen met het gehele bouwvlak indien daar sprake van is, door het aangeven van de nieuwe bestemming 'Wonen' en, voor de overige binnen de bestaande bestemming opgenomen en niet voor 'Wonen' te bestemmen gronden, van een van de agrarische bestemmingen die reeds aan de om- of aanliggende gronden is opgenomen.
15.6 Niet-agrarische nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten aanzien van de gronden met de bestemmingen 'Agrarisch' voor zover dit een bouwvlak betreft voor het toestaan van een nevenactiviteit bij een functionerend agrarisch bedrijf, indien en voor zover:
-
in geval van een agrarisch verwante, buitengebied gebonden of recreatieve nevenactiviteit de oppervlakte niet meer bedraagt dan 350 m2;
-
in geval van een ambachtelijk bedrijf of detailhandel in streekeigen agrarische producten de oppervlakte niet meer bedraagt dan 100 m2;
-
de nevenactiviteit plaatsvindt in de bestaande bedrijfsbebouwing;
-
in geval van opslag dit plaatsvindt in maximaal 1 bestaand gebouw;
-
geen buitenopslag van goederen, materiaal of materieel is toegestaan;
-
geen sprake is van een onevenredige toename van een publieks- en/of verkeersaantrekkende werking;
-
in geval sprake is van een ambachtelijke nevenactiviteit, uitsluitend bedrijvigheid is toegestaan die behoort tot een van de categorieën 1 en 2, waaronder die bedrijven worden verstaan die op de tot het plan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten zijn vermeld;
-
de wijziging geschiedt door de gronden te voorzien van een aanduiding met betrekking tot de toegestane nevenactiviteit en voor zover nodig nadere regels worden opgenomen.
15.7 Hergebruik/functiewijziging ten behoeve van een agrarisch verwant of een buitengebied gebonden bedrijf
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten aanzien van de gronden met de bestemmingen 'Agrarisch' voor zover het een bouwvlak betreft, voor functiewijziging naar een (ander) agrarisch verwant bedrijf of een (ander) buitengebied gebonden bedrijf, indien en voor zover:
-
het bedrijf voorziet in een plaatsgebonden behoefte welke niet of niet doelmatig op een bedrijventerrein kan worden gevestigd;
-
gebruik wordt gemaakt van de bestaande bedrijfsgebouwen;
-
het legale bebouwing betreft die minstens 5 jaar rechtmatig is gebruikt;
-
de omvang van het nieuwe bestemmingsvlak wordt afgestemd op de nieuwe functie en de bestaande bebouwing;
-
de wijziging geschiedt door het verwijderen van de bestaande bestemming, door het, voor zover nodig opnemen van de nieuwe bestemming 'Bedrijf - Agrarisch verwant' of 'Bedrijf - Buitengebied gebonden' waarbij met een aanduiding de aard en functie van het toegestane bedrijf wordt aangegeven en door het, voor de overige binnen de bestaande bestemming opgenomen gronden, opnemen van een van de agrarische bestemmingen die reeds voor de om- of aanliggende gronden is opgenomen.
-
van tevoren, op basis van een inrichtingsplan, in voldoende mate wordt verzekerd dat wordt voorzien in de ruimtelijke en/of landschappelijke inpassing ter plaatse;
-
geen buitenopslag van goederen, materiaal of materieel wordt toegestaan;
-
geen detailhandel wordt toegestaan;
-
van tevoren in voldoende mate is verzekerd dat geen sprake zal zijn van een zodanige toename van een publieks- en/of verkeersaantrekkende werking dat sprake zal zijn van een onevenredig nadelige invloed op het woon- en leefmilieu in de omliggende woningen;
-
in het wijzigingsplan voor zover nodig nadere regels worden opgenomen.
-
in het wijzigingsplan inzicht wordt gegeven in de uitkomsten van onderzoek naar bodemverontreiniging, flora en fauna en regenwaterretentie en is gebleken dat de betreffende belangen in voldoende mate zijn verzekerd en waarbij ten aanzien van de hemelwaterretentie uit een schriftelijke verklaring van het waterschap is gebleken dat zij geen overwegende bezwaren hebben.
15.8 Hergebruik/functiewijziging ten behoeve van een niet-agrarisch bedrijf
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor hergebruik/functiewijziging van voormalige bedrijfsgebouwen ten behoeve van een ambachtelijk bedrijf, een kunstnijverheidsbedrijf, een bedrijf ten behoeve van de extensieve dag- of verblijfsrecreatie, kleinschalige horeca gerelateerd aan de recreatieve functie van het buitengebied, een opslagbedrijf of overige bedrijven als toegestaan volgens het gestelde in sub i van dit artikel, indien en voor zover:
-
gebruik wordt gemaakt van de bestaande bedrijfsgebouwen;
-
het legale bebouwing betreft die minstens 5 jaar rechtmatig is gebruikt;
-
de oppervlakte voor de gewijzigde functie niet meer bedraagt dan 500 m2, behoudens:
-
indien het betreft kleinschalige horeca, gerelateerd aan de recreatieve functie van het buitengebied, in welk geval het maximum 250 m2 bedraagt, of:
-
indien het betreft een opslagbedrijf, in welk geval het maximum oppervlak van 500 m2 mag worden verhoogd met 75% van het oppervlak van de te slopen bedrijfsgebouwen voor zover dit oppervlak meer bedraagt dan 500 m2;
-
van tevoren in voldoende mate is verzekerd dat de aanwezige (voormalige) bedrijfsbebouwing, voor zover meer dan onder sub c is bedoeld, wordt afgebroken, behalve indien het bedrijfsbebouwing betreft welke als Rijks- of gemeentelijk monument is aangemerkt, dan wel voor de betreffende bebouwing in het plan de bestemming “Waarde - Cultuurhistorie karakteristiek” is opgenomen;
-
van tevoren, op basis van een inrichtingsplan, in voldoende mate wordt verzekerd dat wordt voorzien in de ruimtelijke en/of landschappelijke inpassing ter plaatse;
-
geen buitenopslag van goederen, materiaal of materieel is toegestaan;
-
geen detailhandel is toegestaan tenzij de huidige functie reeds detailhandel betreft;
-
van tevoren in voldoende mate is verzekerd dat geen sprake zal zijn van een zodanige toename van een publieks- en/of verkeersaantrekkende werking dat sprake zal zijn van een onevenredig nadelige invloed op het woon- en leefmilieu in de omliggende woningen;
-
uitsluitend bedrijvigheid is toegestaan die behoort tot een van de categorieën die op de tot het plan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten zijn vermeld, alsmede bedrijven die niet onder de genoemde categorieën vallen, of voor de wijziging of aanpassing van een bedrijf dat daardoor niet meer onder de genoemde categorieën valt, indien en voor zover het betreffende bedrijf, in vergelijking tot bedrijven die wel mogelijk zouden zijn, niet in meerdere mate een blijvende onevenredige afbreuk doet aan het woon- en leefmilieu;
-
het nieuwe bestemmingsvlak wordt afgestemd op de toegestane oppervlakte aan bedrijfsbebouwing;
-
de wijziging geschiedt door het verwijderen van de bestaande bestemming en door het opnemen van de nieuwe bestemming(en) het verwijderde gedeelte volledig betreffende, waarbij het maximaal aantal m2 aan bedrijfsvloeroppervlakte en de categorie voor de functie van het toegestane bedrijf wordt aangegeven en, in voor zover nodig, het geven van regels;
-
in het wijzigingsplan inzicht wordt gegeven in de uitkomsten van onderzoek naar bodemverontreiniging, flora en fauna en regenwaterretentie en is gebleken dat de betreffende belangen in voldoende mate zijn verzekerd en waarbij ten aanzien van de hemelwaterretentie uit een schriftelijke verklaring van het waterschap is gebleken dat zij geen overwegende bezwaren hebben.
15.9 Functiewijziging naar wonen (na sloop) van voormalige bedrijfsgebouwen
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor de bouw van een woongebouw of woningen in geval van volledige bedrijfsbeëindiging van een agrarisch bedrijf, agrarisch verwant bedrijf, buitengebied gebonden bedrijf, niet-grondgebonden agrarisch bedrijf of niet-agrarisch bedrijf, in het geval sprake is van de aanwezigheid van (voormalige) bedrijfsgebouwen, indien en voor zover:
-
het geen bebouwing betreft welke als Rijks- of gemeentelijk monument is aangemerkt dan wel voor de betreffende bebouwing in het plan de bestemming “Waarde - Cultuurhistorie karakteristiek” is opgenomen;
-
het legale bebouwing betreft die minstens 5 jaar rechtmatig is gebruikt;
-
van tevoren in voldoende mate is verzekerd dat alle aanwezige (voormalige) bedrijfsbebouwing wordt gesloopt;
-
het plan er toe strekt te voorzien in de bouw van woningen of wooneenheden in één woongebouw, waarbij de volgende regels worden gehanteerd:
-
tenminste 500 m2 bedrijfsgebouwen wordt gesloopt;
-
indien tenminste 500 m2 en ten hoogste 1.000 m2 bedrijfsgebouwen wordt gesloopt, wordt de bouw van een woongebouw met een inhoud van maximaal 750 m3 toegestaan;
-
indien tenminste 1.000 m2 en ten hoogste 2.500 m2 bedrijfsgebouwen wordt gesloopt, wordt de bouw van een woongebouw met een inhoud van maximaal 1.200 m3 toegestaan;
-
indien tenminste 2.500 m2 bedrijfsgebouwen wordt gesloopt, wordt de bouw van een woongebouw met een inhoud van maximaal 1.600 m3 toegestaan;
-
in een woongebouw met een inhoud van meer dan 750 m3 worden tenminste 2 wooneenheden gerealiseerd; in een woongebouw met een inhoud van meer dan 900 m3 worden tenminste 3 wooneenheden gerealiseerd; in een woongebouw met een inhoud van 1.600 m3 worden tenminste 4 wooneenheden gerealiseerd; iedere wooneenheid dient een minimale inhoud te hebben van 300 m3;
-
de oppervlakte van het woongebouw mag niet meer bedragen dan 50% van de oppervlakte van de gesloopte bedrijfsgebouwen;
-
indien sprake is van een woongebouw met 2 wooneenheden mag ten hoogste één bijgebouw worden toegestaan met een maximale oppervlakte van 80 m2;
-
indien sprake is van een woongebouw met 3 wooneenheden mag ten hoogste één bijgebouw worden toegestaan met een maximale oppervlakte van 120 m2 of twee bijgebouwen met een maximale gezamenlijke oppervlakte van 110 m2;
-
indien sprake is van een woongebouw met 4 of meer wooneenheden mag ten hoogste één bijgebouw worden toegestaan met een maximale oppervlakte van 150 m2 of twee bijgebouwen met een maximale gezamenlijke oppervlakte van 140 m2;
-
het plan ertoe strekt te voorzien in de bouw van één of twee individuele woningen in plaats van het in sub c mogelijke woongebouw, worden de volgende regels gehanteerd:
-
op basis van een advies van een onafhankelijke stedebouwkundige of landschappelijk deskundige is gebleken dat de bouw van een woongebouw onevenredige afbreuk doet aan de ruimtelijke en/of landschappelijk waarden op de beoogde plaats van realiseren van het woongebouw, waarbij mede het belang wordt afgewogen van de bouw van de individuele woning(en) tegen het belang dat gediend is met de sloop van de bedrijfsgebouwen;
-
in plaats van het gestelde onder sub e1 kan ook sprake zijn van een onevenredige financiële of persoonlijke belemmering voor functieverandering, die het nodig maakt dat afgezien wordt van de eis van een woongebouw;
-
van de zijde van de provincie dient een verklaring van geen bezwaar te zijn afgegeven;
-
indien tenminste 1.000 m2 aan bedrijfsgebouwen wordt gesloopt is ten hoogste één individuele woning toegestaan met een inhoud van ten hoogste 750 m3;
-
indien tenminste 2.500 m2 aan bedrijfsgebouwen wordt gesloopt zijn ten hoogste twee individuele woningen toegestaan met een inhoud van ten hoogste 750 m3;
-
er woning ten hoogste één bijgebouw wordt toegestaan met een oppervlakte van ten hoogste 75 m2;
-
de nieuwbouw dient plaats te vinden in de directe nabijheid van het reeds aanwezige hoofdgebouw, waarvan kan worden afgeweken indien op basis van een advies van een onafhankelijke stedebouwkundige of landschappelijk deskundige is gebleken dat de bouw van (een) woning(en) in de directe nabijheid onevenredige afbreuk doet aan de ruimtelijke en/of landschappelijk waarden ter plaatse en dat nieuwbouw op een andere locatie vanuit het oogpunt van ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit de voorkeur verdient;
-
het gestelde onder sub d en sub e niet cumulatief wordt toegepast;
-
het gestelde in dit artikellid geldt ook indien sprake is van saldering van mogelijkheden op meerdere percelen, tot een maximum van 2 percelen, met dien verstande dat:
-
per perceel minimaal 250 m2 aan bedrijfsgebouwen moet worden gesloopt;
-
voor elk perceel geldt dat alle aanwezige bedrijfsbebouwing moet worden gesloopt;
-
de vervangende nieuwbouw dient gebouwd te worden op het perceel waar dat uit ruimtelijk oogpunt het meest wenselijk is;
-
in het wijzigingsplan inzicht wordt gegeven in de gewenste beeldkwaliteit van de nieuw te realiseren bebouwing, waaruit blijkt op welke wijze voorzien wordt in een zorgvuldige landschappelijke en stedebouwkundige inpassing in de omgeving en de daarmee samenhangende gewenste verschijningvorm van de bebouwing en waaruit tevens blijkt, in het geval de nieuw te realiseren bebouwing niet in de directe nabijheid van de te slopen bedrijfsgebouwen tot stand komt, waarom hieraan niet kan worden voldaan;
-
de beoogde woonfunctie geen ontwikkeling tot gevolg heeft waarop de bestaande nutsvoorzieningen, wegen en parkeervoorzieningen niet zijn afgestemd;
-
de bedrijfsontwikkeling van agrarische en/of andere bedrijven in de omgeving niet onevenredig wordt belemmerd;
-
de wijziging geschiedt door het voor zover nodig verwijderen van de bestaande bestemming en door het opnemen van de nieuwe bestemming(en), tenminste het verwijderde gedeelte volledig betreffende en, voor zover nodig, het geven van regels;
-
in het plan van wijziging inzicht wordt gegeven in de uitkomsten van onderzoek naar bodemverontreiniging, archeologische waarden, flora en fauna, geluidhinder ten gevolge van wegverkeer, hemelwaterretentie en financieel-economische uitvoerbaarheid en is gebleken dat de betreffende belangen in voldoende mate zijn verzekerd en waarbij ten aanzien van de hemelwaterretentie uit een schriftelijke verklaring van het waterschap is gebleken dat zij geen overwegende bezwaren hebben.
Artikel 16 Overige Regels
16.1 Parkeren
Bij de uitoefening van de bevoegdheid tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen of een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan geldt de regel, dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig is of wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden. Van voldoende parkeergelegenheid is sprake, indien wordt voldaan aan overeenkomstig de door burgemeester en wethouders vastgestelde beleidsregels met betrekking tot parkeren, zoals die gelden op het tijdstip van de indiening van de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen of wijziging gebruik.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 17 Overgangsrecht
17.1 Overgangsrecht bouwwerken
-
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
-
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
-
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %.
-
Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
17.2 Overgangsrecht gebruik
-
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
-
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
-
Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
-
Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 18 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Hamsestraat 70, Opheusden'