KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen
Artikel 4 Waarde - Archeologie 5
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 6 Algemene Gebruiksregels
Artikel 7 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
Artikel 10 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doelstelling
1.2 Plangebied
1.3 Aanpak
1.4 Vigerend Bestemmingsplan
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie
2.1 Karakteristiek Van De Omgeving
2.2 Het Plangebied
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
Hoofdstuk 4 Beleidskader
4.1 Rijksbeleid
4.2 Provinciaal Beleid
4.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 5 Randvoorwaarden
5.1 Milieu
5.2 Water
5.3 Verkeer
5.4 Ecologie
5.5 Cultuurhistorie En Archeologie
5.6 Toetsing Aan De Wijzigingsbevoegdheid
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 7 Het Juridisch Plan
7.1 Algemeen
7.2 Toelichting Afzonderlijke Bestemmingen
Hoofdstuk 8 Overleg, Inspraak En Zienswijze
8.1 Algemeen
8.2 Overleg
8.3 Inspraak
8.4 Verslag Zienswijzen
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Zorghuis Tielsestraat 112 Kesteren

Bestemmingsplan - Gemeente Neder-Betuwe

Vastgesteld op 29-01-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan "Zorghuis Tielsestraat 112 Kesteren" met identificatienummer NL.IMRO.1740.wpKEtielsestr112-vst1 van de gemeente Neder-Betuwe.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij horende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 agrarische gebouwen

gebouwen ten dienste van een agrarische bedrijf, niet zijnde een bedrijfswoning.

1.6 bebouwd oppervlak

het totaal van de oppervlakken van bouwwerken voor zover deze een grotere bouwhoogte hebben dan 1,2 m.

1.7 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.8 bedrijfsbouwwerk c.q. bedrijfsgebouw

een bouwwerk c.q. een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.

1.9 bedrijfsmatige exploitatie

het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer en/of exploitatie, dat er toe leidt dat daadwerkelijk recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheden worden geboden.

1.10 bedrijfswoning

een woning, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de aard van de bedrijfsvoering noodzakelijk is.

1.11 bestaand

  1. a. bij bouwwerken: bouwwerken die op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerp van dit plan bestonden of in uitvoering waren, dan wel gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen;
  2. b. bij gebruik: gebruik dat op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan bestond.

1.12 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.13 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.14 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.15 bijgebouw

een gebouw, dat in bouwkundig en functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde perceel gelegen hoofdgebouw.

1.16 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.17 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.18 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.19 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

1.20 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.21 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.22 dagrecreatie

een vorm van recreatie dat niet langer duurt dan een dag en is gericht op verblijven, vermaken en beleving. Onder dagrecreatie wordt in deze niet verstaan lawaaisporten zoals motorcross.

1.23 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.24 extensief dagrecreatief medegebruik

een aan de bestemming ondergeschikt gebruik voor dagrecreatie gericht op het rustig beleven en gebruikmaken van aanwezige specifieke omgevingskwaliteiten in de vorm van wandelen, fietsen, varen, vissen e.d.

1.25 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.26 geluidzoneringsplichtige inrichting

een inrichting waarbij in een bestemmingsplan, op basis van de Wet geluidhinder en krachtens deze wet vastgestelde regels, rondom het terrein van vestiging een geluidzone moet worden vastgesteld.

1.27 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkste is.

1.28 hoofdwoonverblijf c.q. hoofdverblijf

een gebouw of een deel van een gebouw dat:

òf door eenzelfde persoon of huishouden gebruikt wordt als woonruimte voor permanente bewoning;

òf indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres is waar hij naar redelijke verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten,

met dien verstande dat van een gebruik als hoofdwoonverblijf voorts wordt geacht sprake te zijn wanneer buiten het zomerseizoen (dat loopt van 1 mei tot 1 oktober) in een kalenderjaar ter plaatse meer dan 70 maal nachtverblijf wordt gehouden en door betrokkene niet aannemelijk is of kan worden gemaakt, dat elders over een hoofdwoonverblijf kan worden beschikt.

1.29 hoveniersbedrijf

een niet-agrarisch, doch buitengebied gebonden bedrijf, gericht op:

a. het kweken van bloemen, planten en bomen;

b. de aanleg en het onderhoud van tuinen en andere groenvoorzieningen.

1.30 kas

een bouwwerk, bestaande uit onder meer een steunconstructie en een afdichting van glas, bedoeld om gewassen te beschermen tegen weersinvloeden.

1.31 kunstwerk

Een dragende bouwconstructie in weg, spoorlijn of watergang, waaronder begrepen zijn viaducten, bruggen, tunnels, duikers, alsmede hiermee vergelijkbare bouwwerken.

1.32 landschappelijke beplanting

opgaande, uit houtgewas bestaande beplanting, in hoofdzaak bestaande uit streek-eigen soorten, ter verfraaiing van het landschap en/of ter inpassing van hierin voor-komende bouwwerken en werken.

1.33 landschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke waarde bepaald wordt door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur.

1.34 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorziening en voor­zieningen ten behoeve van open­bare dienstverlening.

1.35 niet-grondgebonden agrarische productie

de agrarische productie, waarbij het voortbrengen van producten niet afhankelijk is van de bodem waarop de productie plaatsvindt, dan wel waarbij het voortbrengen van producten in hoofdzaak plaatsvindt in gebouwen.

1.36 niet-permanente kunststoftunnel of - overkapping

een kunststoftunnel of overkapping waarbij de afdichting of afdekking per jaar, gedurende de periode van 1 maart tot en met 30 november, niet langer dan 7 maanden is aangebracht.

1.37 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.38 overkapping

een bouwwerk, bestaande uit onder meer een steunconstructie en een afdekking van kunststoffolie, (gaas)doek, hagelnetten of dergelijke, bedoeld om gewassen te beschermen tegen weersinvloeden.

1.39 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.40 peil

  1. a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang van het perceel aan een weg grenst, mits het gebouw op een afstand van niet meer dan 12 m van die weg is gelegen: 35 cm boven de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang van het perceel;
  2. b. in andere gevallen bij gebouwen: de gemiddelde bestaande hoogte van het aan het gebouw grenzende terrein;
  3. c. voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde bestaande hoogte van het aan het bouwwerk grenzende terrein.

1.41 perceel

een aaneengesloten stuk grond met een bepaald doel of eigendom.

1.42 perceelsgrens

de scheiding tussen bouwpercelen, die niet aan éénzelfde eigenaar behoren dan wel niet door éénzelfde gebruiker worden benut.

1.43 permanente bewoning c.q. gebruik als hoofdwoonverblijf

gebruik van een woning, zomerhuis of andere woonruimte door eenzelfde persoon of eenzelfde huishouden op een wijze die ingevolge het bepaalde in de artikelen 24 t/m 31 van de Wet gemeentelijke basisadministratie noopt tot inschrijving in het bevolkingsregister van de gemeente Neder-Betuwe.

1.44 publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis

een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak publieksgericht zijn en waarvan de omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en derhalve in een (bedrijfs-)woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan.

1.45 recreatieve voorziening

een bedrijf of activiteit gericht op kleinschalige overnachtingsmogelijkheden en/of dagrecreatieve activiteiten, waaronder begrepen een Bed and breakfast, een pension, een kampeerboerderij, groepsaccommodaties, sportvelden en -accommodaties.

1.46 woning/wooneenheid

een complex van intern met elkaar in verbinden staande ruimten, in een (gedeelte van een) gebouw, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.47 woongebouw

een gebouw waarin meerdere wooneenheden zijn gevestigd.

1.48 woonunit

een bouwwerk, dat kan dienen voor bewoning, dat in zijn geheel of in gedeelten over de weg kan worden vervoerd en dat niet is of kan worden uitgerust om als aanhangwagen achter een motorvoertuig over de openbare weg te worden voortbewogen.

1.49 zorgwoning

Een gebouw of zelfstandig gedeelte van een gebouw, over het algemeen gelijkvloers en rolstoeltoegankelijk, voor de huisvesting van personen die niet zelfstandig kunnen wonen en hun verzorgers, gericht op het verlenen van zorg op afroep of 24 uurszorg.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 beschermingszones van hoogspanningsleidingen

vanuit de lijn door het hart van de hoogspanningsmasten.

2.2 de afstand van een gebouw tot de perceelgrens

het buitenwerks meten van de kortste afstand van een gevel van het gebouw tot de perceelsgrens

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 de dakhelling

de hoek die het dakvlak maakt ten opzichte van het horizontale vlak gerekend in graden.

2.5 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met dien verstande dat balkonhekken tot 1 m bij aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen hierbij niet worden meegerekend.

2.6 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.8 ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, zoals trappen, bordessen, funderingen, kelderingangen, overstekende daken, goten, luifels, balkons, balkonhekken, schoorstenen, liftopbouwen en andere ondergeschikte (dak)opbouwen, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Wonen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bewoning;
  2. b. bijbehorende voorzieningen;
  3. c. landschappelijke beplanting;

en waarbij:

  1. d. ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning' de functie van zorgwoning is toegestaan;

3.2 Bouwregels

Op de binnen deze bestemming bedoelde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. a. één woning per bestemmingsvlak dan wel, in geval reeds meerdere woningen aanwezig zijn, het bestaande aantal woningen;
  2. b. bijgebouwen ten behoeve van de woning, waarbij het totale aantal vrijstaande bijgebouwen per woning niet meer mag bedragen dan 2;
  3. c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming.

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.4 Specifieke gebruiksregels

Als gebruik in strijd met de bestemming "Wonen" wordt in ieder geval begrepen:

  1. a. een gebruik ten behoeve van bedrijfsactiviteiten, anders dan is toegestaan in lid 3.1 of waarvoor toepassing is gegeven overeenkomstig de algemene afwijkingsregels ten aanzien van “aan huis verbonden nevenactiviteiten en kantoor- en praktijkruimten”;
  2. b. opslag anders dan in bijgebouwen;
  3. c. detailhandel

Artikel 4 Waarde - Archeologie 5

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Waarde - Archeologie 5" aan­gewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en bescherming van waardevolle archeologische informatie in de bodem.

4.2 Bouwregels

Op de binnen deze bestemming bedoelde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht ten dienste van de in de bestemmingsomschrijving omschreven doeleinden, alsmede ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen, mits:

  1. a. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders; of
  2. b. gebouwen maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden opgericht; of
  3. c. het nieuw te bebouwen oppervlak niet groter is dan 2.000 m².

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.

4.4 Afwijken van de bouwregels

4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

4.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen teneinde de bestemming “Waarde - Archeologie 5” geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan, waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene Gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met de regels van dit bestemmingsplan wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of de opstallen ten behoeve van:

  1. a. zelfstandige bewoning en afhankelijke woonruimte, voor zover het betreft vrijstaande bijgebouwen;
  2. b. het gebruik van ruimten binnen een (bedrijfs-)woning en/of bijgebouwen voor de uitoefening van een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
  3. c. gebruik als seksinrichting en escortbedrijf;
  4. d. het gebruik ten behoeve van een geluidzoneringsplichtige inrichting.

Artikel 7 Algemene Aanduidingsregels

7.1 Vrijwaringszone - weg

Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels

8.1 Algemeen

Tot het verlenen van een omgevingsvergunning volgens het bepaalde in dit artikel wordt eerst overgegaan, indien hierdoor de functies en waarden die in het plan aan de desbetreffende en aan de omliggende gronden zijn toegekend, of de mogelijkheden tot het herstel of de ontwikkeling van deze waarden, niet blijvend onevenredig worden geschaad.

8.2 Aan huis verbonden nevenactiviteiten en kantoor- en praktijkruimten

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor een gebruik ten behoeve van aan huis verbonden nevenactiviteiten en kantoor- en praktijkruimten in een (bedrijfs-)woning, indien en voor zover:

  1. a. de desbetreffende (bedrijfs-)woning bewoond blijft;
  2. b. het vloeroppervlak van de gebouwen ten behoeve van het gebruik voor aan huis verbonden nevenactiviteiten en kantoor- en praktijkruimten niet meer bedraagt dan 50 m2;
  3. c. het onbebouwde gedeelte van het perceel niet wordt gebruikt voor de beoogde activiteit, met uitzondering van parkeervoorzieningen;
  4. d. de nevenactiviteit geen detailhandel betreft;
  5. e. de beoogde activiteit geen ontwikkeling tot gevolg heeft waarop de bestaande nutsvoorzieningen, wegen en parkeervoorzieningen niet zijn afgestemd;
  6. f. van tevoren in voldoende mate is verzekerd dat het beoogde gebruik geen ontoelaatbare invloed heeft op het woon- en leefmilieu in de omliggende woningen.

8.3 Bed & breakfast in een (bedrijfs-)woning en/of bijbehorend bijgebouw

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor de inrichting en het gebruik van een (bedrijfs-)woning en/of een bijbehorend bijgebouw ten behoeve van bed & breakfast, indien en voor zover:

  1. a. de (bedrijfs-)woning tevens bewoond blijft;
  2. b. van tevoren in voldoende mate is verzekerd dat de uiterlijke verschijningsvorm van de (bedrijfs-)woning en/of het bijgebouw niet wordt veranderd;
  3. c. totaal niet meer dan 50 m2 van de (bedrijfs-)woning en/of het bijgebouw wordt ingericht en gebruikt voor bed & breakfast;
  4. d. het beoogde gebruik geen ontwikkeling tot gevolg heeft waarop de bestaande parkeervoorzieningen niet zijn afgestemd;
  5. e. van tevoren in voldoende mate is verzekerd dat het beoogde gebruik geen ontoelaatbare invloed heeft op het woon- en leefmilieu van de omliggende woningen.

8.4 Nutsvoorzieningen

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor de bouw van kleine bouwwerken voor nutsvoorzieningen, indien en voor zover:

  1. a. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 25 m2;
  2. b. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 4 m.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  2. 2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van het eerste lid onder artikel 9.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  3. 3. Het eerste lid onder artikel 9.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

9.2 Overgangsrecht gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid onder artikel 9.2, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid onder artikel 9.2, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. 4. Het eerste lid onder artikel 9.2 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Zorghuis Tielsestraat 112 Kesteren.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doelstelling

De eigenaar van de woning aan de Tielsestraat 112 vangt in de eigen woning een aantal (vijf tot zeven) licht-verstandelijk gehandicapte kinderen met gedragsproblemen op. Hierbij gaat het niet om de eigen kinderen maar om kinderen met een zorgindicatie op basis van de AWBZ. De zorg die wordt verleend heeft een bedrijfsmatig karakter en vindt plaats onder de vlag van de vennootschap onder firma 'Driestroomhuis', waarbinnen de locatie Tielsestraat 112 de naam Sky4Kids draagt.

De Adviescommissie praktijktoepassing brandveiligheidsvoorschriften heeft, naar aanleiding van een verschil van inzicht tussen brandweer en eigenaar over de gebruiksfunctie van de locatie, geadviseerd dat de activiteiten aan de Tielsestraat 112 moeten worden beschouwd als een woonfunctie met zorg, specifiek een groepszorgwoning met 'zorg op afroep'.

De voornoemde activiteiten passen niet binnen de geldende bestemming 'Wonen'. Wijziging naar de bestemming 'Wonen' met de aanduiding 'zorgwoning' is daarom gewenst. Deze functiewijziging kan worden geëffectueerd door de wijzigingsbevoegdheid die in het ter plaatse geldende Bestemmingsplan Buitengebied Kesteren (artikel 39.8) is opgenomen. Voorliggend document is dit wijzigingsplan.

1.2 Plangebied

Het plangebied is gelegen in het buitengebied van Kesteren, op het kruispunt Tielsestraat-Markstraat, tussen de kernen van Kesteren en Opheusden.

Onderstaande afbeelding toont de ligging van het plangebied in de omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.wpKEtielsestr112-vst1_0002.png"
Luchtfoto van het plangebied (bron: Google Earth)

1.3 Aanpak

Met dit wijzigingsplan wordt de bestemming gewijzigd van 'Wonen' naar 'Wonen' met aanduiding 'zorgwoning'. In dit document wordt gemotiveerd waarom medewerking wordt verleend en waarom dat kan volgens de Wet ruimtelijke ordening (Wro). De nieuwe bestemming inclusief de nieuwe bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn vastgelegd in de regels en aangeduid op de verbeelding van dit wijzigingsplan.

1.4 Vigerend Bestemmingsplan

Het vigerend bestemmingsplan waarbinnen het plangebied ligt is het Bestemmingsplan Buitengebied Kesteren, vastgesteld d.d. 24 mei 2012. In dit bestemmingsplan heeft het perceel de bestemming 'Wonen'. Op het perceel geldt tevens de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' en is aan de wegzijde een "vrijwaringszone - weg" waarbinnen zonder omgevingsvergunning geen bebouwing mag worden opgericht.

In onderstaande afbeelding een uitsnede van het perceel Tielsestraat 112 uit het vigerende bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.wpKEtielsestr112-vst1_0003.png"

Plangebied in het Bestemmingsplan Buitengebied Kesteren

1.5 Leeswijzer

Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 de bestaande situatie beschreven. In hoofdstuk 3 komt het initiatief aan bod. In hoofdstuk 4 is een beschrijving van het relevante Rijks, provinciale, en gemeentelijke beleid opgenomen. In hoofdstuk 5 wordt het project inhoudelijk op haalbaarheid getoetst aan de hand van het geldende beleid en (milieu)wetgeving. Daarna komt, in hoofdstuk 6, de economische haalbaarheid van het plan aan bod. In hoofdstuk 7 wordt vervolgens een juridische planbeschrijving gegeven. Tot slot bevat hoofdstuk 8 de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan, waarbij de uitkomsten van de inspraak en overlegmomenten zijn opgenomen.

Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie

2.1 Karakteristiek Van De Omgeving

De Tielsestraat ter plaatse van het plangebied bestaat voornamelijk uit lintbebouwing van gemengde aard. In de omgeving zijn enkele agrarische bedrijven (met name boomkwekerijen), niet-agrarische bedrijven en burgerwoningen. Schuin achter het plangebied, aan de Markstraat, bevindt zich een begraafplaats.

2.2 Het Plangebied

Op het perceel Tielsestraat 112 staat een voormalige boerderij met enkele bijgebouwen. Het geheel is bestemd als burgerwoning.

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.wpKEtielsestr112-vst1_0004.png"

Zicht vanaf de Tielsestraat op het plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.wpKEtielsestr112-vst1_0005.png"

Zicht vanaf de Markstraat op voor- en zijgevel van het woonhuis

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

Het plan bestaat er uit om, in lijn met het reeds aanwezige gebruik, de opvang van licht-verstandelijk gehandicapte kinderen met gedragsproblemen correct te bestemmen. In het Sky4kids zorghuis vindt deze opvang plaats binnen de bestaande burgerwoning. Er vindt geen uitbreiding van de bestaande bebouwing plaats. Er vindt enkel een wijziging van het gebruik binnen de bestaande gebouwen plaats. Waar de locatie vooreerst tot 'Wonen' was bestemd wordt via voorliggend wijzigingsplan ook de functie van zorgwoning bestemd.

Hoofdstuk 4 Beleidskader

4.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte(SVIR) en

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft het kabinet een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. In de structuurvisie worden accenten geplaatst op het gebied van ruimtelijke ordening en bestuurlijke verantwoordelijkheden. Het betekent een decentralisatie van rijkstaken en bevoegdheden en actualisatie van het Nationaal Ruimtelijk Beleid.

Overheden, burgers en bedrijven krijgen de ruimte om oplossingen te creëren. Het Rijk gaat zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten zitten en richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de belangen voor Nederland als geheel.

Het rijk richt zich op bereikbaarheidsvraagstukken van nationale betekenis zoals (spoor) wegen, (buis) leidingen en mainports als Schiphol en de (zee)havens. Voorts richt het Rijk zich op (water) veiligheidsprojecten.

Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Dat houdt in dat eerst gekeken moet worden of er vraag is naar een nieuwe ontwikkeling. Als dat het geval is dient eerst gekeken te worden of deze in bestaand stedelijk gebied past. Pas als dat niet het geval is komt uitbreiding in beeld onder voorwaarde van zorgvuldige inpassing en optimale bereikbaarheid.

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.wpKEtielsestr112-vst1_0006.png"

Kaart nationale ruimtelijke hoofdstructuur (bron: Ministerie van Infrastructuur en Milieu)

De SVIR bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Ten aanzien daarvan is een borging door middel van normstelling, gebaseerd op de Wro, opgesteld. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken en geeft daarmee dwingende regels voor ruimtelijke ordening op provinciaal en lokaal niveau.

Planspecifiek

De SVIR richt zich op vraagstukken dat invloed heeft op het nationaal functioneren. Het betreft hier onder andere het infrastructuurnetwerk van wegen, spoor, buisleidingen en water. Het voorliggend initiatief is op een dusdanig laag abstractieniveau dat dit geen invloed heeft op het nationaal belang. Het Barro geeft geen regels voor het plangebied.

4.2 Provinciaal Beleid

Streekplan Gelderland (2005)

Het Streekplan Gelderland 2005 is door Provinciale Staten van Gelderland vastgesteld op 29 juni 2005. Een streekplan geeft de beleidskaders aan voor de ruimtelijke ontwikkelingen in de komende 10 jaar. Dit streekplan is er op gericht de verschillende functies in regionaal verband een zodanige plek te geven dat de ruimtelijke kwaliteiten worden versterkt en er zuinig en zorgvuldig met de ruimte wordt omgegaan. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 heeft het Streekplan Gelderland 2005 de status van een structuurvisie gekregen. Dat betekent dat de inhoud van het streekplan voor de provincie de basis blijft voor haar eigen optreden in de ruimtelijke ordening.

De hoofddoelstelling van het Gelders ruimtelijk beleid voor de periode 2005-2015 is om de ruimtebehoefte zorgvuldig in regionaal verband te accommoderen en te bevorderen dat publieke (rijk, provincie, gemeenten, waterschappen) en private partijen de benodigde ruimte vinden, op een wijze die meervoudig ruimtegebruik stimuleert, duurzaam is en de regionale verscheidenheid versterkt, gebruik makend van de aanwezige identiteiten en ruimtelijke kenmerken.

Ruimtelijke Verordening Gelderland

In december 2010 hebben Provinciale Staten van Gelderland de Ruimtelijke Verordening Gelderland (RVG) vastgesteld. Met de RVG stelt de provincie regels aan bestemmingsplannen van gemeenten. De regelingen in de RVG zijn gebaseerd op de provinciale structuurvisie (voorheen Streekplan Gelderland 2005), streekplanuitwerkingen en –herzieningen. De verordening is slechts een juridische vertaling van dit beleid, er is geen nieuw beleid aan toegevoegd. De onderwerpen die de provincie belangrijk vindt en waarvoor regels in de verordening zijn opgenomen, zijn onder andere verstedelijking, wonen, detailhandel, waardevol open gebied en het nationaal landschap.

Van belang is dat bestemmingsplannen waarbij een provinciaal belang in het geding is, dit provinciaal belang niet in strijd is met de voorziene ruimtelijke ontwikkeling.

Planspecifiek

Gezien de kleinschaligheid van het initiatief en het gegeven dat het plangebied in de bestaande situatie reeds een groen en net karakter heeft en de wijziging enkel betrekking op het gebruik binnen de bestaande woning zonder aanpassingen aan de buitenzijde, wordt het provinciaal belang niet geschaad en is de landschappelijke inpassing bovendien voldoende geregeld.

4.3 Gemeentelijk Beleid

Structuurvisie Neder-Betuwe

De structuurvisie geeft richting aan de gewenste ruimtelijke inrichting van een gebied waardoor voor een ieder in algemene zin duidelijk is of bepaalde initiatieven daarbinnen passen.

In de structuurvisie voor Neder-Betuwe wordt de ambitie beschreven voor de toekomst als de 'Green-Valley van Europa'. De vele boomkwekers en fruittelers in het gebied zijn van (inter)nationale betekenis. Naast het versterken van deze positie zet de gemeente in op recreatie waarbij de beleving van het landschap centraal staat. Hierbij horen ook mogelijkheden voor horeca en overnachtingen. Concreet geeft de structuurvisie aan dat het gaat om de beleving van het samenspel aan functies in het landelijk gebied. De recreant is niet meer alleen geïnteresseerd in vermaak, maar steeds meer in het functioneren van het gebied zelf, in zowel het heden als het verleden (cultuurhistorie).

Planspecifiek

Het initiatief geeft op zeer kleine schaal invulling aan een specifieke zorgbehoefte in de samenleving en past daarmee in het regionale beleid.

Hoofdstuk 5 Randvoorwaarden

De uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan (waaronder ook dit wijzigingsplan wordt begrepen) moet als gevolg van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) aangetoond worden (artikel 3.1 lid 3 van de Wro). Daaronder valt zowel de onderzoeksverplichting naar verschillende ruimtelijk relevante aspecten (geluid, bodem, ect.) als ook de economische uitvoerbaarheid van het plan.

5.1 Milieu

5.1.1 Geluid

De mate waarin het geluid, het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). De kern van de wet is dat geluidsgevoelige objecten worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving. In de Wgh worden de volgende objecten beschermd (artikel 1 Wgh):

  • woningen;
  • geluidsgevoelige terreinen (terreinen die behoren bij andere gezondheidszorggebouwen dan categorale en academische ziekenhuizen, verpleeghuizen, woonwagenstandplaatsen);
  • andere geluidsgevoelige gebouwen, waaronder onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen, andere gezondheidszorggebouwen dan ziekenhuizen en verpleeghuizen die zijn aangegeven in artikel 1.2 van het Besluit geluidhinder (Bgh):
    - verzorgingstehuizen;
    - psychiatrische inrichtingen;
    - medisch centra;
    - poliklinieken;
    - medische kleuterdagverblijven.


Het beschermen van deze geluidsgevoelige objecten gebeurd aan de hand van vastgestelde zoneringen. De belangrijkste geluidsbronnen die in de Wet geluidhinder worden geregeld zijn: industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai. Verder gaat deze wet onder meer ook in op geluidwerende voorzieningen en geluidbelastingkaarten en actieplannen.

Planspecifiek

Een akoestisch onderzoek wordt niet nodig geacht omdat in de bestaande situatie de woning reeds een geluidgevoelig object is.

Vanuit het aspect geluid is het wijzigingsplan uitvoerbaar.

5.1.2 Luchtkwaliteit

In het kader van het opstellen van een bestemmingsplan moeten er twee aspecten in beeld gebracht worden. Ten eerste of de luchtkwaliteit de nieuwe functie toelaat (de gevoeligheid van de bestemming) en ten tweede wat de bijdrage is van het plan aan die luchtkwaliteit.

Gevoelige bestemmingen

Op 16 januari 2009 is het Besluit gevoelige bestemmingen in werking getreden. Het Besluit gevoelige bestemmingen is gebaseerd op artikel 5.16a van de Wet milieubeheer. Met het Besluit wordt de vestiging van zogeheten 'gevoelige bestemmingen' in de nabijheid van provinciale- en rijkswegen beperkt. Dit heeft consequenties voor de ruimtelijke ordening.

Het Besluit is gericht op bescherming van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), in het bijzonder kinderen, ouderen en zieken. Indien een project betrekking heeft op een gevoelige bestemming en geheel of gedeeltelijk is gelegen op een afstand van 300 meter aan weerszijden van rijkswegen en 50 meter langs provinciale wegen (gemeten vanaf de rand van de weg) mag het totaal aantal mensen dat hoort bij een gevoelige bestemming niet toenemen als overschrijding van de grenswaarden voor PM10 of NO2 dreigt/plaatsvindt.

De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn aangemerkt als gevoelige bestemming:

  • scholen;
  • kinderdagverblijven;
  • verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen.

Het gaat hierbij niet om bestemmingen in de meest enge zin van het woord, maar om alle vergelijkbare functies, ongeacht de exacte aanduiding ervan in bestemmingsplannen en andere besluiten.

Bijdrage aan luchtkwaliteit

In de Wet Milieubeheer gaat paragraaf 5.2 over luchtkwaliteit. Deze paragraaf vervangt het Besluit Luchtkwaliteit 2005 en staat ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'. De Wet luchtkwaliteit introduceert het onderscheid tussen 'kleine' en 'grote' projecten. Kleine projecten dragen 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel 'in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat hierbij vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen).

Wat het begrip 'in betekenende mate' precies inhoudt, staat in de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM). Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'grote' projecten die jaarlijks meer dan 3 procent bijdragen aan de jaargemiddelde norm voor fijn stof en stikstofdioxide (1,2 microgram per m3) een 'betekenend' negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. 'Kleine' projecten die minder dan 3 procent bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing. Dat betekent bijvoorbeeld dat lokale overheden een woonwijk van minder dan 1.500 huizen niet hoeven te toetsen aan de normen voor luchtkwaliteit. Deze kwantitatieve vertaling naar verschillende functies is neergelegd in de Regeling 'niet in betekenende mate bijdragen'.

Planspecifiek

Het zorghuis is vergelijkbaar met de in de wet genoemde gebouwen en terreinen maar niet gelegen aan een provinciale- of rijksweg.

Wat betreft de bijdrage aan luchtkwaliteit is het initiatief van dusdanige geringe omvang dat het 'niet in betekende mate' bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

Vanuit het aspect luchtkwaliteit is het wijzigingsplan uitvoerbaar.

5.1.3 Bodem

In het kader van een bestemmingsplan dient aangetoond te worden dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming zijn met het beoogde gebruik. Dit is geregeld in de Wet Bodembescherming. De bodemkwaliteit kan namelijk van invloed zijn op de beoogde functie van het plangebied. Indien sprake is van een functiewijziging zal er in veel gevallen een bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd op de planlocatie. Middels dit onderzoek kan in beeld worden gebracht of de bodemkwaliteit en de beoogde functie van het plangebied bij elkaar passen.

Planspecifiek

Een verkennend bodemonderzoek wordt niet nodig geacht omdat in de bestaande situatie de woning reeds een object (burgerwoning) is waarin langer dan twee uur per dag mensen verblijven. Er wordt geen nieuwe bebouwing opgericht.

Vanuit het aspect bodem is het wijzigingsplan uitvoerbaar.

5.1.4 Milieuzonering

Het aspect bedrijven en milieuzonering gaat in op de invloed die bedrijven kunnen hebben op hun omgeving. Deze invloed is afhankelijk van de afstand tussen een gevoelige bestemming en de bedrijvigheid. Milieugevoelige bestemmingen zijn gebouwen en terreinen die naar hun aard bestemd zijn voor het verblijf van personen gedurende de dag of nacht of een gedeelte daarvan (bijvoorbeeld woningen). Daarnaast kunnen ook landelijke gebieden en/of andere landschappen belangrijk zijn bij een zonering tot andere, minder gevoelige, functies zoals bedrijven.
Bij een ruimtelijke ontwikkeling kan sprake zijn van al aanwezige bedrijvigheid en van nieuwe bedrijvigheid. Milieuzonering zorgt er voor dat nieuwe bedrijven een juiste plek in de nabijheid van de gevoelige functie krijgen en dat de (nieuwe) gevoelige functie op een verantwoorde afstand van bedrijven komen te staan. Doel hiervan is het waarborgen van de veiligheid en het garanderen van de continuïteit van de bedrijven als ook een goed klimaat voor de gevoelige functie.

Milieuzonering beperkt zich tot milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie zoals: geluid, geur, gevaar en stof. De mate waarin de milieuaspecten gelden en waaraan de milieucontour wordt vastgesteld, is voor elk type bedrijvigheid verschillend. De 'Vereniging van Nederlandse Gemeenten' (VNG) geeft sinds 1986 de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' uit. In deze publicatie is een lijst opgenomen, met daarin de minimale richtafstanden tussen een gevoelige bestemming en bedrijven. Indien van deze richtafstanden afgeweken wordt dient een nadere motivatie gegeven te worden waarom dat wordt gedaan.

Het belang van milieuzonering wordt steeds groter aangezien functiemenging steeds vaker voorkomt. Hierbij is het motto: 'scheiden waar het moet, mengen waar het kan'. Het scheiden van milieubelastende en milieugevoelige bestemmingen dient twee doelen:

  • het reeds in het ruimtelijk spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij gevoelige bestemmingen;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan de milieubelastende activiteiten (bijvoorbeeld bedrijven) zodat zij de activiteiten duurzaam, en binnen aanvaardbare voorwaarden, kunnen uitoefenen.

Planspecifiek

Milieucontouren

Het zorghuis vormt geen belemmering voor omliggende bedrijven. Het dichtstbijzijnde bedrijf is aan de overzijde van de Tielsestraat gelegen maar is vanuit het oogpunt van milieuzonering niet relevant omdat een andere burgerwoning dichterbij staat.

Geluid veroorzaakt door het zorghuis

De zorg die wordt verleend heeft een bedrijfsmatig karakter. Er worden kinderen verzorgd met een zorgindicatie op basis van de AWBZ. De bedrijfsmatige activiteiten vallen niet binnen de Staat van bedrijfsactiviteiten. In vergelijking tot bedrijven die wel mogelijk zouden zijn wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het woon- en leefmilieu van omliggende woningen. Er is weliswaar sprake van stemgeluid van de opgevangen kinderen. De dichtstbij gelegen woning ligt echter op ruim 100 meter aan de overzijde van de Tielsestraat, zodat hinder niet van toepassing kan zijn.

Vanuit het aspect milieuzonering is het wijzigingsplan uitvoerbaar.

5.1.5 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over de beheersing van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Die activiteiten kunnen bestaan uit het opslaan, verwerken of transporteren van gevaarlijke stoffen. Deze activiteiten kunnen een risico veroorzaken voor de leefomgeving. Daarnaast worden de risico's van het opstijgen en landen op vliegvelden ook onder het thema externe veiligheid gevangen. De risico's worden uitgedrukt in twee risicomaten; het plaatsgebonden (hierna: PR) en het groepsrisico (hierna: GR). Voor de beoordeling van een ruimtelijk plan moet voor externe veiligheid worden vastgesteld of dit plan is gelegen binnen het invloedsgebied van een inrichting die valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Daarnaast wordt gekeken of het plan ligt binnen het invloedsgebied van de transportroute (weg, spoor, water of buisleiding) waarover gevaarlijke stoffen (o.a. LPG en benzine) worden vervoerd.

Planspecifiek

Via de site Risicokaart.nl kan worden vastgesteld of er in de directe omgeving van het plangebied inrichtingen, buisleidingen en / of belangrijke transportroutes voor gevaarlijke stoffen aanwezig zijn die in het kader van de externe veiligheid van belang zijn. Bijgevoegd is een screenshot van de Risicokaart (plangebied met rood omcirkeld).

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.wpKEtielsestr112-vst1_0007.png"

Uitsnede Risicokaart met het plangebied rood omcirkeld

Uit de Risicokaart is op te maken dat het aspect externe veiligheid de uitvoering van dit wijzigingsplan niet in de weg staat. Dit geldt noch voor het plaatsgebonden risico noch voor het groepsrisico.

5.2 Water

Het aspect water is van groot belang binnen de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en wateroverlast (waaronder ook risico van overstromingen e.d.) voorkomen worden en de kwaliteit van het water hoog gehouden worden.
Op Rijksniveau en Europees niveau zijn de laatste jaren veel plannen en wetten gemaakt met betrekking tot water. De belangrijkste hiervan zijn het Waterbeleid voor de 21e eeuw, de Waterwet en het Nationaal Waterplan.

Waterbeleid voor de 21e eeuw

De Commissie Waterbeheer 21ste eeuw heeft in augustus 2000 advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in Nederland. De adviezen van de commissie staan in het rapport 'Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21ste eeuw' (WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21e eeuw worden twee principes (drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd:

  • vasthouden, bergen en afvoeren: dit houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Vervolgens wordt zo nodig het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren wordt het water afgevoerd.
  • schoonhouden, scheiden en zuiveren: hier gaat het erom dat het water zoveel mogelijk schoon wordt gehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste komt het zuiveren van verontreinigd water aan het bod.

Waterwet

De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Daarnaast levert de Waterwet een flinke bijdrage aan kabinetsdoelstellingen zoals vermindering van regels, vergunningstelsels en administratieve lasten. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de aloude vergunningstelsels, uit de, voorheen afzonderlijke waterbeheerwetten, zijn gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de watervergunning.

Nationaal Waterplan

Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan vastgesteld door het kabinet. Het Nationaal Waterplan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water en de diverse vormen van gebruik van water. Het geeft maatregelen die in de periode 2009-2015 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.

Watertoets

De 'watertoets' is een instrument dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze laat meewegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. Het is geen technische toets maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder met elkaar in gesprek brengt in een zo vroeg mogelijk stadium. In de waterparagraaf worden de watertoets en de uitkomsten van een eventueel overleg opgenomen. Doel daarvan is dat het bestemmingsplan vanuit het oogpunt van waterhuishouding uitvoerbaar wordt.

Planspecifiek

Voor dit plan is het beleid Waterschap Rivierenland van belang. Een separaat overleg wordt in dit geval niet nodig geacht omdat er qua waterhuishouding sprake is van een status quo omdat er in dit plan noch in nieuwe bebouwing noch in extra verharding wordt voorzien, en de regeling ook geen aanzienlijke nieuwe bebouwing toestaat.

5.3 Verkeer

Onderdeel van goede ruimtelijke ordening is het effect van een beoogd nieuw project op de verkeersstructuur.

Planspecifiek

Parkeren zal plaatsvinden op eigen terrein.

In het zorghuis worden vijf tot zeven kinderen verzorgd. De toename van het verkeer (door halen en brengen) in relatie tot de nu al aanwezige verkeersbewegingen aan de Tielsestraat 112 is verwaarloosbaar.

Evenals in het geldende bestemmingsplan Buitengebied Kesteren is de "vrijwaringszone - weg" opgenomen, waarbinnen zonder omgevingsvergunning geen bebouwing mag worden opgericht.

Vanuit het aspect verkeer is het wijzigingsplan uitvoerbaar.

5.4 Ecologie

Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Gebiedsbescherming kan volgen uit de aanwijzing van een gebied. Wat betreft soortenbescherming is de Flora- en faunawet van toepassing. Hier wordt onder andere de bescherming van plant- en diersoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Indien hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden aangevraagd.

Planspecifiek

Het plangebied ligt niet in en grenst niet aan een beschermd natuurgebied of de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Het project is niet in strijd met de natuurbeschermingswet en de EHS. Vanwege het feit dat het gaat om het toevoegen van een extra functie van bescheiden omvang aan (en binnen) een bestaande woning is er geen flora & fauna onderzoek nodig. Er is tevens geen ontheffing nodig van de Flora- en faunawet .

Vanuit het aspect ecologie is het wijzigingsplan uitvoerbaar.

5.5 Cultuurhistorie En Archeologie

In elk bestemmingsplan moet een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden wordt omgegaan. Denk aan aanwezige monumenten, historische gebieden, kenmerkende (straat)beelden en landschapselementen. Bij het maken van plannen kan ook (weer) rekening gehouden worden met al deze elementen die er vroeger wel waren maar nu niet meer. Een bijzonder onderdeel van cultuurhistorie is archeologie.

Planspecifiek

In het kader van de bestemmingswijziging zal er geen nieuwe bebouwing opgericht worden en vinden er geen bodemverstorende activiteiten plaats. Vanuit dit aspect is het wijzigingsplan daarom uitvoerbaar.

Evenals in het geldende bestemmingsplan Buitengebied Kesteren is de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 5 in dit wijzigingsplan opgenomen.

5.6 Toetsing Aan De Wijzigingsbevoegdheid

De wijzigingsbevoegdheid zoals die in artikel 39.8 van het Bestemmingsplan Buitengebied Kesteren is opgenomen luidt als volgt:

Hergebruik/functiewijziging ten behoeve van een niet-agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor hergebruik/functiewijziging van voormalige bedrijfsgebouwen ten behoeve van een ambachtelijk bedrijf, een kunstnijverheidsbedrijf, een bedrijf ten behoeve van de extensieve dag- of verblijfsrecreatie, kleinschalige horeca gerelateerd aan de recreatieve functie van het buitengebied, een opslagbedrijf of overige bedrijven als toegestaan volgens het gestelde in sub i van dit artikel, indien en voor zover:

  1. a. gebruik wordt gemaakt van de bestaande bedrijfsgebouwen;
  2. b. het legale bebouwing betreft die minstens 5 jaar rechtmatig is gebruikt;
  3. c. de oppervlakte voor de gewijzigde functie niet meer bedraagt dan
    500 m2, behoudens:
    1. 1. indien het betreft kleinschalige horeca, gerelateerd aan de recreatieve functie van het buitengebied, in welk geval het maximum 250 m2 bedraagt, of:
    2. 2. indien het betreft een opslagbedrijf, in welk geval het maximum oppervlak van 500 m2 mag worden verhoogd met 75% van het oppervlak van de te slopen bedrijfsgebouwen voor zover dit oppervlak meer bedraagt dan 500 m2;
  4. d. van tevoren in voldoende mate is verzekerd dat de aanwezige (voormalige) bedrijfsbebouwing, voor zover meer dan onder sub c is bedoeld, wordt afgebroken, behalve indien het bedrijfsbebouwing betreft welke als Rijks- of gemeentelijk monument is aangemerkt, dan wel voor de betreffende bebouwing in het plan de bestemming “Waarde - Cultuurhistorie karakteristiek” is opgenomen;
  5. e. van tevoren, op basis van een inrichtingsplan, in voldoende mate wordt verzekerd dat wordt voorzien in de ruimtelijke en/of landschappelijke inpassing ter plaatse;
  6. f. geen buitenopslag van goederen, materiaal of materieel is toegestaan;
  7. g. geen detailhandel is toegestaan tenzij de huidige functie reeds detailhandel betreft;
  8. h. van tevoren in voldoende mate is verzekerd dat geen sprake zal zijn van een zodanige toename van een publieks- en/of verkeersaantrekkende werking dat sprake zal zijn van een onevenredig nadelige invloed op het woon- en leefmilieu in de omliggende woningen;
  9. i. uitsluitend bedrijvigheid is toegestaan die behoort tot een van de categorieën die op de tot het plan behorende 'Staat van bedrijfsactiviteiten' zijn vermeld, alsmede bedrijven die niet onder de genoemde categorieën vallen, of voor de wijziging of aanpassing van een bedrijf dat daardoor niet meer onder de genoemde categorieën valt, indien en voor zover het betreffende bedrijf, in vergelijking tot bedrijven die wel mogelijk zouden zijn, niet in meerdere mate een blijvende onevenredige afbreuk doet aan het woon- en leefmilieu;
  10. j. het nieuwe bestemmingsvlak wordt afgestemd op de toegestane oppervlakte aan bedrijfsbebouwing;
  11. k. de wijziging geschiedt door het verwijderen van de bestaande bestemming en door het opnemen van de nieuwe bestemming(en) het verwijderde gedeelte volledig betreffende, waarbij het maximaal aantal m2 aan bedrijfsvloeroppervlakte en de categorie voor de functie van het toegestane bedrijf wordt aangegeven en, in voor zover nodig, het geven van regels;
  12. l. in het wijzigingsplan inzicht wordt gegeven in de uitkomsten van onderzoek naar bodemverontreiniging, flora en fauna en regenwaterretentie en is gebleken dat de betreffende belangen in voldoende mate zijn verzekerd en waarbij ten aanzien van de hemelwaterretentie uit een schriftelijke verklaring van het waterschap is gebleken dat zij geen overwegende bezwaren hebben.

Toetsing per voorwaarde

De toetsing aan de voorwaarden voor toepassing van de wijzigingsbevoegdheid, is hieronder per voorwaarde opgenomen. Conclusies zijn (voor zover reeds aan de orde gesteld) gebaseerd op de bevindingen in de eerdere paragrafen van dit hoofdstuk.

  1. a. gebruik wordt gemaakt van de bestaande bedrijfsgebouwen;

Er wordt enkel gebruik gemaakt van de bestaande gebouwen.

  1. b. het legale bebouwing betreft die minstens 5 jaar rechtmatig is gebruikt;

De bestaande bebouwing is reeds 5 jaar rechtmatig gebruikt.

  1. c. de oppervlakte voor de gewijzigde functie niet meer bedraagt dan
    500 m2, behoudens:
    1. 1. indien het betreft kleinschalige horeca, gerelateerd aan de recreatieve functie van het buitengebied, in welk geval het maximum 250 m2 bedraagt, of:
    2. 2. indien het betreft een opslagbedrijf, in welk geval het maximum oppervlak van 500 m2 mag worden verhoogd met 75% van het oppervlak van de te slopen bedrijfsgebouwen voor zover dit oppervlak meer bedraagt dan 500 m2;

De oppervlakte voor de gewijzigde functie overschrijdt het maximum aantal vierkante meters niet. De behoudens-bepaling is niet van toepassing.

  1. d. van tevoren in voldoende mate is verzekerd dat de aanwezige (voormalige) bedrijfsbebouwing, voor zover meer dan onder sub c is bedoeld, wordt afgebroken, behalve indien het bedrijfsbebouwing betreft welke als Rijks- of gemeentelijk monument is aangemerkt, dan wel voor de betreffende bebouwing in het plan de bestemming “Waarde - Cultuurhistorie karakteristiek” is opgenomen;

Deze voorwaarde is niet van toepassing omdat er niet meer bebouwing is dan onder c is aangegeven.

  1. e. van tevoren, op basis van een inrichtingsplan, in voldoende mate wordt verzekerd dat wordt voorzien in de ruimtelijke en/of landschappelijke inpassing ter plaatse;

Het plangebied heeft in de bestaande situatie reeds een groen en net karakter. De wijziging heeft enkel betrekking op het gebruik binnen de bestaande woning en er worden geen aanpassingen aan de buitenzijde aangebracht. Het aanzicht van de gebouwen en omliggende tuin verandert niet. De landschappelijke inpassing is hiermee voldoende geregeld.

  1. f. geen buitenopslag van goederen, materiaal of materieel is toegestaan;

Dit wordt in de regels van de gewijzigde bestemming opgenomen.

  1. g. geen detailhandel is toegestaan tenzij de huidige functie reeds detailhandel betreft;

Het initiatief heeft geen detailhandel als (neven)doelstelling. Dit wordt in de regels van de gewijzigde bestemming opgenomen. De huidige bestemming stond overigens ook geen detailhandel toe. In de huidige situatie was hiervan geen sprake.

  1. h. van tevoren in voldoende mate is verzekerd dat geen sprake zal zijn van een zodanige toename van een publieks- en/of verkeersaantrekkende werking dat sprake zal zijn van een onevenredig nadelige invloed op het woon- en leefmilieu in de omliggende woningen;

In het zorghuis worden vijf tot zeven kinderen verzorgd. De toename van het verkeer (door halen en brengen) in relatie tot de nu al aanwezige verkeersbewegingen aan de Tielsestraat 112 zal verwaarloosbaar zijn.

  1. i. uitsluitend bedrijvigheid is toegestaan die behoort tot een van de categorieën die op de tot het plan behorende 'Staat van bedrijfsactiviteiten' zijn vermeld, alsmede bedrijven die niet onder de genoemde categorieën vallen, of voor de wijziging of aanpassing van een bedrijf dat daardoor niet meer onder de genoemde categorieën valt, indien en voor zover het betreffende bedrijf, in vergelijking tot bedrijven die wel mogelijk zouden zijn, niet in meerdere mate een blijvende onevenredige afbreuk doet aan het woon- en leefmilieu;

De zorg die wordt verleend heeft een bedrijfsmatig karakter. Er worden kinderen verzorgd met een zorgindicatie op basis van de AWBZ. De bedrijsmatige activiteiten vallen niet binnen de Staat van bedrijfsactiviteiten. In vergelijking tot bedrijven die wel mogelijk zouden zijn wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het woon- en leefmilieu van omliggende woningen. Er is weliswaar sprake van stemgeluid door spelende kinderen. De dichtstbij gelegen woning ligt echter op ruim 100 meter aan de overzijde van de Tielsestraat, zodat ernstige hinder niet van toepassing kan zijn.

In de regels van dit wijzigingsplan is voorts opgenomen dat een bredere gebruiksfunctie dan die van zorghuis niet wordt toegestaan.

  1. j. het nieuwe bestemmingsvlak wordt afgestemd op de toegestane oppervlakte aan bedrijfsbebouwing;

In de regels van dit wijzigingsplan wordt geen uitbreiding van bebouwing toegestaan, met dien verstande dat wordt aangesloten op de bouwmogelijkheden die al in de geldende bestemming 'Wonen' waren opgenomen.

  1. k. de wijziging geschiedt door het verwijderen van de bestaande bestemming en door het opnemen van de nieuwe bestemming(en) het verwijderde gedeelte volledig betreffende, waarbij het maximaal aantal m2 aan bedrijfsvloeroppervlakte en de categorie voor de functie van het toegestane bedrijf wordt aangegeven en, in voor zover nodig, het geven van regels;

In de regels van dit wijzigingsplan wordt de bestemming 'Wonen' gewijzigd door opname van de aanduiding 'zorgwoning'. Er wordt in de bouwregels van de nieuwe bestemming niet meer uitbreiding van de bestaande bebouwing toegestaan dan in de huidige bestemming 'Wonen'. Door de opname van de aanduiding 'zorgwoning' wordt opgenomen dat een bredere gebruiksfunctie dan die van zorghuis niet wordt toegestaan.

  1. l. in het wijzigingsplan inzicht wordt gegeven in de uitkomsten van onderzoek naar bodemverontreiniging, flora en fauna en regenwaterretentie en is gebleken dat de betreffende belangen in voldoende mate zijn verzekerd en waarbij ten aanzien van de hemelwaterretentie uit een schriftelijke verklaring van het waterschap is gebleken dat zij geen overwegende bezwaren hebben.

Voor de genoemde aspecten wordt verwezen naar de eerdere paragrafen in dit hoofdstuk.

Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan. In principe dient bij vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Op basis van 'afdeling 6.4 grondexploitatie', artikel 6.12, lid 2 van de Wro kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:

  • het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is;
  • het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is;
  • het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is.

Planspecifiek

De gemeente Neder-Betuwe heeft ten behoeve van het project aan de Tielsestraat 112 met de initiatiefnemer een anterieure overeenkomst getekend, als bedoeld in artikel 6.24 Wet ruimtelijke ordening. Gelet op de aard van de ontwikkeling en de onderliggende plannen behoeft voor de financiële haalbaarheid van dit project niet te worden gevreesd: het project is financieel uitvoerbaar. De kosten zijn dankzij de anterieure overeenkomst anderszins verzekerd waardoor een exploitatieplan niet nodig is.

Hoofdstuk 7 Het Juridisch Plan

7.1 Algemeen

Voor het wijzigingsplan is gebruik gemaakt van de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingplannen 2008 (SVBP 2008).

Dit wijzigingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het wijzigingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de (dubbel)bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.

De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit wijzigingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het wijzigingsplan ten grondslag liggen. Ook is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het wijzigingsplan. Tot slot maakt een eventuele bijlage onlosmakelijk onderdeel uit van het wijzigingsplan.

7.2 Toelichting Afzonderlijke Bestemmingen

Voorliggend wijzigingsplan bevat de volgende bestemmingen:

  • "Wonen" waarmee de woonbestemming is vastgelegd;
  • "Waarde - Archeologie 5" waarmee de eventueel in de bodem aanwezige archeologische resten worden beschermd;

De noemenswaardige bijzonderheden van de bestemming "Wonen" zijn:

  • ter plaatse van de aanduiding "vrijwaringszone - weg" is een beschermingszone opgenomen gericht op het tegengaan van ontwikkelingen die een belemmering vormen voor het verkeer. Hiervoor is een omgevingsvergunning nodig.
  • door de aanduiding 'zorgwoning' worden de activiteiten van het Driestroomhuis binnen de bestemming toegestaan;

Met dit hoofdstuk is voldaan aan artikel 3.1.3 van het Bro.

Hoofdstuk 8 Overleg, Inspraak En Zienswijze

8.1 Algemeen

Bij de voorbereiding van een (voor)ontwerp bestemmingsplan (waaronder ook dit wijzigingsplan wordt begrepen) dient op grond van artikel 3.1.6 lid 1 Wro sub c overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro. Op basis van het eerste lid van dit artikel wordt overleg gevoerd met waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Voor wat kleinere plannen kan, in overleg, afgezien worden van dit overleg.

Een ontwerpbestemmingsplan (waaronder ook dit wijzigingsplan wordt begrepen) dient conform afdeling 3.4 Awb gedurende 6 weken ter inzage gelegd worden. Hierbij is er de mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen in te dienen op het plan Na vaststelling door de Raad wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het bestemmingsplan ligt na bekendmaking 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State. Het bestemmingsplan treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als er geen beroep is ingesteld. Is er wel beroep ingesteld dan treedt het bestemmingsplan ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

8.2 Overleg

Dit wijzigingsplan is in het kader van het wettelijk overleg niet toegezonden aan de VROM-inspectie en niet aan de provincie omdat geen sprake is van een bovenlokaal belang. De ingrepen zijn van een dusdanig kleine schaal dat dit geen bovenlokale nadelige effecten met zich meebrengt.

8.3 Inspraak

Omdat het plan voorziet in een ingreep die dusdanig klein van aard is, is er gekozen om het plan direct als ontwerp in procedure te brengen en geen inspraak te houden.

8.4 Verslag Zienswijzen

In deze paragraaf, of in een separate bijlage, worden te zijner tijd de zienswijzen op het ontwerpwijzigingsplan en de gemeentelijke reactie hierop opgenomen.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 staat van bedrijfsactiviteiten